Handleiding
A f s t u de e r pr o j e c t
Semester 7 en 8
Opleiding Voeding en Diëtetiek Studiejaar 2015-2016 Publicatiedatum: augustus 2015
Inhoudsopgave Inleiding ..............................................................................................................3 1. ALGEMENE ASPECTEN ....................................................................................5 1.1 Plaats in de opleiding ....................................................................................5 1.2 Doelstellingen afstudeerproject .....................................................................5 1.3 Typen afstudeerprojecten en werving opdrachten .........................................8 1.4 Bepaling van het niveau van de aanvragen afstudeerprojecten ....................9 1.5 Eisen aan het afstudeerproject ......................................................................9 1.6 Studiebelasting en studiepunten .................................................................10 2. BEGELEIDING ..................................................................................................11 2.1 Taken student .............................................................................................11 2.2 Taken docentbegeleider ..............................................................................12 2.3 Taken praktijkbegeleider .............................................................................13 3. VOORBEREIDINGSFASE .................................................................................14 3.1 Keuze en toewijzing afstudeerproject (planning) .........................................14 3.2 Toewijzing docentbegeleider .......................................................................15 3.3 Kennismakingsgesprek en afspraken met de opdrachtgever ......................15 3.4 Voorbereiding: programma Introductie afstudeerproject..............................16 4. UITVOERINGSFASE .........................................................................................17 4.1 Plan van aanpak .........................................................................................17 4.2 Uitvoering projectactiviteiten .......................................................................17 4.3 Functioneringsgesprek ................................................................................17 4.4 Rapportage .................................................................................................18 5. AFRONDINGSFASE: DE BEOORDELING ........................................................19 5.1 Beoordeling afstudeerproject: het eindcijfer ................................................19 5.2 Beoordelingscriteria ....................................................................................20 5.3 Beoordelaars ..............................................................................................25 5.4 De procedure en in te leveren producten ....................................................28 5.5 Aanvraag en organisatorische aspecten eindassessment ...........................28 5.6 Herkansing..................................................................................................28 6. REGELINGEN ...................................................................................................29 6.1 Vergoedingen en kosten .............................................................................29 6.2 Enquêtes ziekenhuizen ...............................................................................29 6.3 Auteursrechten............................................................................................29 6.4 Inzage en uitleen aan derden ......................................................................29 6.5 Afstudeerproject onder embargo .................................................................30 Bijlage 1. Formulier eigen werving afstudeeropdracht .......................................27 Bijlage 2. Overeenkomst afstudeerproject .........................................................29 Bijlage 3: Beroepsspecifieke competenties........................................................34 Bijlage 4: hbo-standaard (2009) ........................................................................38 Bijlage 5: Format plan van aanpak afstudeerproject ..........................................39 Bijlage 6: Structuur scriptie afstudeerproject ......................................................44 Bijlage 7 : Beoordelingsformulier: plan van aanpak afstudeerproject .................46 Bijlage 8: Beoordelingsformulier: scriptie afstudeerproject (AP) Voeding & Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam .......................................................48 Bijlage 9: Beoordelingsformulier: proces afstudeerproject .................................51 Bijlage 10: Beoordelingsformulier: Individueel eindassessment afstudeerproject ....................................................................................................................54 Opleiding Voeding & Diëtetiek ........................................................................... 57 Bijlage 11: Beoordelingsformulier voor praktijkbegeleider: Afstudeerproject ......57 Opleiding Voeding & Diëtetiek............................................................................ 58 Bijlage 12: Eindbeoordeling afstudeerproject .....................................................58
2
Inleiding Ter afronding van de Bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek werken studenten gedurende een half jaar (20 weken) aan een afstudeerproject. Deze handleiding is bestemd voor studenten en docentbegeleiders evenals opdrachtgevers en praktijkbegeleiders. De opdrachtgever kan zich met behulp van deze handleiding een beeld vormen van de wijze waarop de opleiding de afstudeerfase heeft ingericht en de werkwijze die de opleiding hanteert bij de begeleiding van het uitvoeren van het afstudeerproject. In deze handleiding zijn de regels en organisatie rond de uitvoering van het afstudeerproject weergegeven zoals die op dit moment gelden.
In hoofdstuk 1 worden de algemene aspecten van het afstudeerproject besproken. In hoofdstuk 2 tot en met 5 komen achtereenvolgens de begeleiding, de voorbereidingsfase, de uitvoeringsfase en de afrondingsfase aan bod. Hoofdstuk 6 gaat in op de regelgeving rond de afstudeerprojecten.
Wij hopen de gebruiker van deze handleiding met deze informatie voldoende zicht te geven in de opzet en uitvoering van de afstudeerperiode.
Amsterdam, augustus 2015 Hogeschool van Amsterdam Els Groenewoud coördinator Afstudeerprojecten Opleiding Voeding en Diëtetiek. Dr. Meurerlaan 8 1067 SM Amsterdam Telefoon: 020 -595 3532 E-mail:
[email protected]
3
4
1. ALGEMENE ASPECTEN
1.1
Plaats in de opleiding
Het afstudeerproject is onderdeel van de hoofdfase en vormt het sluitstuk van de opleiding Voeding en Diëtetiek. Studenten die in verband met de beperkte beschikbaarheid van stageplaatsen pas in semester 8 de vierdejaarsstage uitvoeren, kunnen toestemming krijgen van de afstudeercoördinator voor het uitvoeren van het afstudeerproject in semester 7.
De opleiding hanteert de volgende instapvoorwaarden voor het afstudeerproject: instapvoorwaarden: o Propedeuse en semester 3 behaald, o 45 punten uit semester 4 en 5 en het 2e jaars assessment behaald; Bij de toewijzing van een afstudeerproject worden de volgende criteria meegenomen: • motivatie, prestatie en niveau van de student passend bij het afstudeerproject; • eisen van de opdrachtgever; • keuze van afstudeerproject passend binnen de gekozen differentiatie en de mogelijkheid om binnen het project de eigen gekozen competenties te ontwikkelen.
1.2
Doelstellingen afstudeerproject
De uitvoering van het afstudeerproject vormt een belangrijk onderdeel van de hoofdfase van de opleiding Voeding en Diëtetiek. Door middel van een afstudeerproject kan de student zich profileren in een bepaald segment van het beroepenveld door de beroepscompetenties op het hoogste niveau van beginnend beroepsbeoefenaar te ontwikkelen. De algemene doelstelling van het afstudeerproject is dat de student zelfstandig, methodisch en systematisch een voor het domein Voeding en Voedsel relevant beroepsvraagstuk kan analyseren, onderzoeken en de uitkomsten daarvan kan presenteren en verantwoorden. De opleiding heeft de leerdoelen van het afstudeerproject afgeleid van de beroepscompetenties van de opleiding.
5
De leerdoelen zijn: De student: • • • • • • • • • • • • • • • • • •
kiest zelfstandig een onderwerp voor het afstudeerproject dat relevant is voor de uitvoering en/of de innovatie van het beroep diëtist en/of voedingskundige; levert vanuit theoretische begrippen een bijdrage aan de beroepsvorming; behandelt een opdracht vanuit meerdere disciplines en integreert verschillende visies (transfer en brede inzetbaarheid); verantwoordt het belang van het onderwerp voor de beroepspraktijk; maakt zelfstandig een plan van aanpak, stelt dit indien nodig bij en voert het plan uit; verantwoordt het eindproduct; verzamelt doelgericht relevante wetenschappelijke en internationaal georiënteerde literatuur over het onderwerp; analyseert, combineert en vergelijkt informatie uit verschillende bronnen en geeft dit in eigen woorden weer; kan de relevantie van theorieën, modellen en methodes voor de praktijk bepalen; voert praktijkgericht onderzoek uit en interpreteert de resultaten; kan duidelijk, logisch onderbouwd en goed leesbaar rapporteren; presenteert professioneel het afstudeerproject; kan de eigen deskundigheid effectief ter beschikking stellen aan een opdrachtgever; handelt respectvol en strategisch in relatie tot de opdrachtgever en de organisatie; maakt op een adequate wijze gebruik van de begeleiding; signaleert tijdig problemen in het eigen functioneren en maakt deze bespreekbaar; corrigeert op grond van feedback het eigen gedrag; geeft blijk van een visie op het eigen functioneren in het beroep.
1.2.1 Hbo-bachelor niveau en de hbo-standaard tijdens het afstudeerproject. De Dublin descriptoren zijn vijf internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties voor een hbo-bachelor opleiding die het hbo-niveau aangeven en gelden voor alle hbo-opleidingen. De Dublin Descriptoren zijn onderdeel van de beoordelingscriteria/accreditatie-eisen van de NVAO, de NederlandsVlaamse Accreditatieorganisatie. De vijf beschrijvingen richten zich op kennis en inzicht, toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden. De hbo-standaard (hbo-raad, 2009, bijlage 4) bevat de kern van het bachelor niveau en hierin zijn de Dublin-descriptoren en de criteria van het accreditatiekader verwerkt. De hbo-standaard dient ervoor zorg te dragen dat studenten: - een gedegen theoretische basis verkrijgen; - een onderzoekend vermogen verwerven; - over voldoende professioneel vakmanschap beschikken; - beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie ontwikkelen.
6
1.2.2 Beroepsspecifieke competenties Voeding en Diëtetiek De zeven beroepsspecifieke competenties Voeding en Diëtetiek; Advisering, Begeleiding, Rapportage, Marketing, Management en Onderzoek en Professionaliteit (bijlage 3), sluiten aan bij het Beroepsprofiel diëtist van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (2013) en de competentiegebiedend zoals benoemd in het Landelijk opleidingsprofiel opleidingen Voeding en Dietetiek (concept april 2015). De beroepsspecifieke competenties Voeding en Diëtetiek zijn tevens zo geformuleerd dat ze zijn afgedekt ten opzichte van de hbo-standaard. 1.2.3. Hbo-standaard en beroepscompetenties tijdens het afstudeerproject Binnen het afstudeerproject oefent de student verplicht de hbo-standaard en minimaal vier beroepsspecifieke competenties. Afhankelijk van zowel eigen doelen en profilering, als de mogelijkheden binnen het afstudeerproject kiest de student de competenties. De competenties Advisering, Rapportage, Management en Onderzoek zijn verplicht. Aan de andere competenties wordt gewerkt tijdens de vierdejaarsstage, zodat alle competenties zijn geborgd tijdens de afronding van de studie. De competenties moeten in deze laatste fase van de opleiding worden uitgevoerd op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De student legt dit vast door middel van SMART geformuleerde leerdoelen in zijn plan van aanpak en reflecteert hierop in een procesverslag. Aan welke competenties en met welke complexiteit de competenties worden geoefend, wordt afgesproken met de docentbegeleider en praktijkbegeleider. De competenties moeten in deze laatste fase van de opleiding worden uitgevoerd op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
7
1.3 Typen afstudeerprojecten en werving opdrachten
Type afstudeerproject Opdrachten kunnen in één van de volgende categorieën worden ingedeeld: 1. Afstudeerdifferentiatie Nutrition & Dietetics 2. Afstudeerdifferentiatie Nutrition & Health Promotion 3. Afstudeerdifferentiatie Nutrition & New Product Management
Werving afstudeerproject De studenten kunnen kiezen uit de volgende mogelijkheden: 1. een afstudeerproject in opdracht van een externe opdrachtgever: externe opdracht; 2. een afstudeerproject in opdracht van de opleiding: interne opdracht; 3. een afstudeerproject in opdracht van een zelf geworven organisatie of bedrijf.
In alle gevallen zal de opdracht getoetst worden door de afstudeercommissie om na te gaan of de opdracht voldoet aan de eisen die voor een afstudeerproject gelden (zie 1.4).
Ad 1: Externe opdracht De opleiding Voeding & Diëtetiek werft in de periode februari t/m mei van ieder studiejaar actief afstudeerprojecten. Voor de commerciële opdrachten bij bedrijven is de werving in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de student. Potentiële opdrachtgevers kunnen ook zelf de opleiding benaderen. Instellingen of organisaties op het gebied van de gezondheidszorg, voedingsonderzoek en levensmiddelenindustrie kunnen projectaanvragen indienen bij de coördinator Afstudeerprojecten of zich direct aanmelden via het stagesysteem Centuri (https://stagedbsv.hva.nl).
Ad 2: Interne opdracht Vanuit het lectoraat Gewichtsmanagement van de opleiding worden, al dan niet in samenwerking met andere instituten/opleidingen, vraagstellingen geformuleerd die door studenten als afstudeerproject kunnen worden uitgevoerd. Dit kunnen zowel praktisch gerichte projecten zijn, maar ook wetenschappelijke projecten passend binnen de onderzoekslijn van de opleiding. Bij deze interne opdrachten is de opleiding de opdrachtgever.
8
Ad3: Zelf geworven opdracht De studenten zoeken zelf een opdrachtgever. Er wordt een beroepsrelevante probleemstelling geformuleerd die voortkomt uit een knelpunt bij de opdrachtgever of eigen belangstelling. Studenten kunnen ook hulp krijgen bij het formuleren van de opdracht. Het formulier “eigen werving afstudeeropdracht” (zie bijlage 1) wordt ingeleverd bij de coördinator Afstudeerprojecten. De aanvraag wordt beoordeeld door de afstudeercommissie en pas na goedkeuring, mag de student de opdracht uitvoeren.
1.4 Bepaling van het niveau van de aanvragen afstudeerprojecten De coördinator Afstudeerprojecten doet de eerste screening om te bepalen of de aanvragen voor een afstudeerproject van voldoende niveau is en studenten de beroepscompetenties op niveau “beginnend beroepsbeoefenaar” kunnen behalen. Hierna beoordeelt de afstudeercommissie de aanvragen aan de hand van de volgende criteria: 1. De beroepscompetenties Advisering, Rapportage, Management en Onderzoek en de hbostandaard kunnen op het hoogste niveau ontwikkeld worden. 2. Het (onderwerp van het) afstudeerproject is actueel en relevant/bruikbaar voor de beroepsuitvoering en – ontwikkeling. 3. Het onderwerp van het afstudeerproject bevat een onderzoekselement. 4. De opdracht heeft een dusdanige omvang dat deze in 20 weken door 2 studenten kan worden uitgevoerd en afgerond (zie 1.6 studiebelasting en studiepunten). Indien de opdracht wordt uitgevoerd door één student wordt de omvang hierop aangepast. 5.
1.5
Er is een praktijkbegeleider aanwezig op minimaal hbo-niveau.
Eisen aan het afstudeerproject
Naast de genoemde criteria in paragraaf 1.4 worden de volgende aanvullende eisen aan het afstudeerproject gesteld:
Werkwijze De studenten gaan projectmatig te werk. Aan de hand van de opdracht formuleren de studenten de doelstelling en probleemstelling en maken een plan van aanpak en leggen dit ter goedkeuring voor aan de docentbegeleider en de praktijkbegeleider. Na goedkeuring van het plan van aanpak door de examinator kunnen de studenten starten met de uitvoering van het project. De student werkt aan de door hem geformuleerde leerdoelen en legt het leerproces vast in een procesverslag. 9
Het eindproduct Het eindproduct bestaat uit een schriftelijk en mondeling deel.
Het schriftelijke deel bestaat uit: 1. een verantwoording in de vorm van een scriptie, dat wil zeggen een schriftelijke verslag met de in bijlage 6 geformuleerde opbouw en structuur; 2. indien van toepassing: een product dat toegepast kan worden in de beroepsuitoefening, zoals een advies, artikel, protocol (behandelingsprotocol of onderzoeksprotocol), receptuur, marketingplan, voorlichtingsmateriaal of de resultaten/conclusies van een onderzoek dat nog niet wordt toegepast maar wel innovatie initieert (het onderzoek kan zowel toegepast als theoretisch van aard zijn); 3. een procesverslag. De student schrijft een individueel procesverslag waarin duidelijk wordt hoe het afstudeerproject is verlopen, o.a.: wat ging naar tevredenheid, wat ging snel, wat was moeilijk, ging het volgens planning en hoe verliep de samenwerking met alle betrokkenen? Tevens reflecteert de student op de leerdoelen die in het plan van aanpak zijn opgesteld. De student koppelt het geleerde aan de beroepscompetenties 1, 3, 5 en 6.
Zie de beoordelingsformulieren in de bijlagen.
Het mondelinge deel Het mondelinge deel bestaat uit een individueel eindassessment. Dit kan plaatsvinden als het schriftelijke deel/de scriptie (met uitzondering van het procesverslag) met een voldoende is beoordeeld door de examinator, docentbegeleider en de praktijkbegeleider.
1.6
Studiebelasting en studiepunten
De studiebelasting en studiepunten zijn voor de verschillende onderdelen: 30 ECTS 1 De totale studiebelasting komt overeen met 20 werkweken.
1
ECTS: European Credit Transfer System 10
2. BEGELEIDING Elk afstudeerproject wordt begeleid door een docentbegeleider; deze heeft hiervoor 20 uur ter beschikking. Vanuit de opdrachtgever wordt het afstudeerproject begeleid door een praktijkbegeleider. De tijdsinvestering van de praktijkbegeleider is afhankelijk van de afspraken die hierover tussen de opdrachtgever en de studenten zijn gemaakt (zie 2.3).
2.1 Taken student De student is verantwoordelijk voor: • het zelfstandig aansturen en de voortgang van het project; • het tijdig rapporteren over de voortgang en het al dan niet tijdig behalen van de gestelde doelen; • het maken van afspraken met de docentbegeleider voor voortgangs-en functioneringsgesprekken; • het onderhouden van regelmatig contact met de docentbegeleider en praktijkbegeleider (volgens de afspraken die gemaakt zijn); • een zorgvuldige plan van aanpak, tijd- en procesbewaking, beheer en budget; • het tijdig aanleveren (volgens afspraak) van tussenproducten en eindproducten aan opdrachtgever en docentbegeleider; • het zorgvuldig aanleveren van de tussen- en eindproducten volgens de randvoorwaardelijke eisen en de productspecifieke eisen; • het informeren van de afstudeercoördinator over belangrijke voorvallen tijdens het project; • het inleveren van twee geprinte versies van de scriptie bij de docentbegeleider; • het inleveren van het getekende beoordelingsformulier van de opdrachtgever/praktijkbegeleider bij het stagebureau.
11
2.2
Taken docentbegeleider
De docentbegeleider begeleidt de inhoud en het proces van het afstudeerproject gedurende de gehele periode van het afstudeerproject. De docentbegeleider heeft de volgende taken: •
begeleidt de inhoud van het afstudeerproject en bewaakt het niveau van de beroepscompetenties. Gemiddeld vindt elke drie weken een voortganggesprek plaats op basis van de ingeleverde teksten. Feedback kan zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven.
•
begeleidt het proces tijdens de uitvoering van het afstudeerproject, d.w.z. evalueert regelmatig met de student het nakomen van afspraken, de deadlines, de onderlinge samenwerking tussen studenten, de onderlinge taakverdeling en de communicatie met de praktijkbegeleider. In week 7-10 vindt een individueel functioneringsgesprek plaats om te beoordelen of student een evenredige bijdrage levert aan het project en er niet meegelift wordt;
•
bemiddelt bij eventuele verschillen van inzicht tussen opdrachtgever en student;
•
beoordeelt het procesverslag en het functioneren van de student;
•
beoordeelt het product als tweede beoordelaar. Zowel de examinator als de docentbeoordeling dienen onafhankelijk van elkaar op een voldoende beoordeling (minimaal 5,5) uit te komen. In principe bepalen de twee beoordelaars ieder 50% van het cijfer. Indien het verschil in de onafhankelijke beoordeling van examinator en docentbegeleider 1,5 punt of meer is, of er een verschil is tussen een onvoldoende en voldoende, dan neemt de examinator contact op met coördinator Afstudeerprojecten. Zij schakelt een 3e beoordelaar in.
•
zorgt dat van iedere individuele student alle beoordelingsformulieren volledig zijn ingevuld en op juiste manier worden geadministreerd. Het eindbeoordelingsformulier wordt voorzien van een blauwe originele handtekening, waarvan één voor de student en één voor het archief.
2.2.1 Contacten tussen docentbegeleider en opdrachtgever/praktijkbegeleider Een belangrijke taak van de docentbegeleider is het onderhouden van contacten met de opdrachtgever/praktijkbegeleider. Dit betekent het volgende: •
De docentbegeleider bezoekt de opdrachtgevende instantie binnen drie à vier weken na de start van de afstudeerperiode samen met student(en). Het doel is om gezamenlijk met de student(en) en opdrachtgever tot overeenstemming te komen over: het plan van aanpak, de doelstelling en probleemstelling en de afbakening van het project en de eisen waaraan het eindproduct moet voldoen, evenals de wijze waarop het project wordt uitgevoerd en de beschikbare faciliteiten.
•
Halverwege het traject heeft de docentbegeleider telefonisch contact met praktijkbegeleider voor een tussentijdse evaluatie van de voortgang. Aan het eind van het project overlegt de docentbegeleider telefonisch met de opdrachtgever (of bezoekt de opdrachtgever indien hier aanwijsbare redenen voor zijn) over diens advies t.a.v. de eindbeoordeling van de student(en) voor de uitvoering van het afstudeerproject.
12
2.3
Taken praktijkbegeleider
De praktijkbegeleider heeft de volgende taken: • bewaakt namens de opdrachtgever de totstandkoming van het eindproduct; • komt met studenten en docentbegeleider aan het begin van de afstudeerperiode tot overeenstemming over doelstelling, probleemstelling, inhoud, afbakening en werkwijze; • komt met studenten en docentbegeleider tot overeenstemming over het plan van aanpak (3-4 weken na aanvang van het afstudeerproject); • introduceert studenten binnen de organisatie en is behulpzaam bij het leggen van contacten en het gebruikmaken van faciliteiten binnen de organisatie; • verstrekt informatie en waarborgt toegang tot de benodigde bestanden, interne rapporten, etc.; • heeft regelmatig (minimaal 1x per week in begin- en eindfase) contact met de studenten, zoals afgesproken bij de aanvang van de afstudeerstage en vastgelegd in het plan van aanpak; • evalueert het functioneren van de student binnen de organisatie (en legt dit vast op het formulier, zie bijlage. • beoordeelt het eindproduct op de gebruikswaarde voor de organisatie en gebruikt hiervoor het beoordelingsformulier. De praktijkbegeleider en student ondertekenen het formulier en de student levert het in bij de coördinator Afstudeerprojecten. Indien de praktijkbegeleider intensiever bij het afstudeerproject betrokken wil zijn, zal de tijdsinvestering groter worden. Dit wordt door de praktijkbegeleider besproken met studenten en docentbegeleider en vastgelegd in het plan van aanpak.
13
3. VOORBEREIDINGSFASE 3.1
Keuze en toewijzing afstudeerproject (planning)
In februari wordt aan studenten van het derde studiejaar informatie verstrekt over alle voorbereidende activiteiten met betrekking tot het afstudeerproject in het vierde studiejaar. Studenten worden op de hoogte gesteld van o.a. afstudeermogelijkheden, afstudeerperiodes, instapvoorwaarden en planning van de activiteiten in de voorbereidingsfase.
De door de opleiding geworven afstudeeropdrachten worden in het stagesysteem Centuri opgeslagen. In april en september wordt het aanbod aan afstudeeropdrachten dat op dat moment beschikbaar is officieel aangeboden aan de studenten. Ongeveer een week later dient de student die voldoet aan de instapvoorwaarden ( zie paragraaf 1.1) drie keuzes door te geven aan de coördinator Afstudeerprojecten. De voorkeur gaat uit naar opgave per twee studenten. Dat maakt matchen van studenten door de coördinator overbodig. Indien de student een eigen opdracht heeft geworven, dat dient deze per mail te worden doorgegeven. Alle opdrachten moeten eerst worden goedgekeurd door de coördinator Afstudeerprojecten en de afstudeercommissie.
Het spreekt voor zich dat de student bij het kiezen van een partner rekening houdt met de studieplanning van deze student. De coördinator Afstudeerprojecten en de stagecoördinator kunnen hierin adviseren.
Na overleg tussen de coördinator Afstudeerprojecten en de stagecoördinator, indien nodig na nader overleg met andere docenten, wordt een conceptindeling gemaakt en wordt deze gecommuniceerd via DLWO. Hierbij wordt rekening gehouden met de eisen van de opdrachtgever, de capaciteiten en de motivatie van de studenten. Studenten krijgen na de conceptindeling de mogelijkheid zich te beraden over de toegewezen opdracht en indien gewenst met een mogelijk alternatief voorstel te komen.
De planning voor stages en afstudeerprojecten is volledig op elkaar afgestemd en de exacte data worden gepubliceerd via de DLWO van de opleiding.
Studenten die in aanmerking komen voor een afstudeerproject waar een sollicitatieprocedure aan verbonden is, moeten direct na definitieve toewijzing solliciteren bij de opdrachtgever. In sommige gevallen kan de deadline voor sollicitaties van de opdrachtgever vallen voordat de definitieve indeling heeft plaatsgevonden. In dat geval wordt vooraf vastgesteld wie mag solliciteren en wordt dringend verzocht tijdig op deze opdracht te reageren.
14
3.2
Toewijzing docentbegeleider
De docentbegeleider wordt toegewezen op inhoudelijke gronden. Dit houdt in dat op basis van de projectbeschrijving de toewijzing plaatsvindt. Indien nodig, zal een inhoudsdeskundige gekoppeld worden aan een afstudeerproject.
3.3
Kennismakingsgesprek en afspraken met de opdrachtgever
Tot de voorbereidingsfase behoort het kennismakingsgesprek met de opdrachtgever. Indien nodig is de docentbegeleider bij dit gesprek aanwezig. Dit gesprek dient zo snel mogelijk na aanvang van de afstudeerperiode plaats te vinden.
Tijdens het gesprek worden afspraken gemaakt over:
•
de formulering van de vraagstelling en afbakening van de opdracht;
•
de begeleiding vanuit de opdrachtgever: beschikbaarheid praktijkbegeleider, frequentie begeleidingsgesprekken, inleveren conceptteksten;
•
de vergoeding van onkosten (bijv. reproductie- en portokosten);
•
het gebruik van materiaal en werkruimte (bijv. bibliotheek, computerfaciliteiten, fotokopieerapparaat);
•
het eigendoms- en auteursrecht;
•
eventueel embargo op inzage door derden en de duur van het embargo;
•
de eindbeoordeling van het afstudeerproject;
•
de werktijden;
•
vergoedingen, indien van toepassing;
•
verzekeringen en keuringen, indien van toepassing.
Bovenstaande punten worden vastgelegd in een overeenkomst (zie bijlage 2)
15
3.4 Voorbereiding: programma Introductie afstudeerproject In een aantal voorbereidingsbijeenkomsten wordt groepsgewijs aandacht besteed aan vaardigheden die de student nodig heeft bij het afstudeerproject. Hierbij komen het zoeken en vinden van (wetenschappelijke) literatuur ter onderbouwing van het product en het vertalen van wetenschappelijke naar praktisch toepasbare kennis aan de orde. Verder is het verwerken en rapporteren van onderzoeksresultaten een belangrijk onderdeel. De bijeenkomsten zijn in de periode van 20 weken als volgt ingeroosterd: Week 1 (de eerste 2 dagen ): •
een introductiecollege waarin alle onderdelen van het afstudeerproject worden doorgenomen;
•
een college over kritisch lezen van wetenschappelijke literatuur;
•
een opfriscursus over Pubmed en andere databanken;
•
een bijeenkomst voor het schrijven van de scriptie, een artikel, het gebruik van literatuur en literatuurverwijzingen (zie Taal-en schrijfwijzer).
Week 2: presenteren van de probleemstelling en plan van aanpak (1/2 dag).
Week 6 en 7: • opfriscursus SPSS (hele dag).
Week 10 (Terugkomdag): hoorcollege over het schrijven van De discussie; hoorcollege over het eindassessment;
16
4. UITVOERINGSFASE Indien de voorbereidingsfase met goed gevolg is doorlopen, wordt met de uitvoeringsfase begonnen. De uitvoeringsfase kan weer worden onderscheiden in het plan van aanpak, uitvoering projectactiviteiten en de rapportage. Tijdens de uitvoering van het project vindt regelmatig (gemiddeld elke drie weken) een voortgangsgesprek plaats. Tussen week 7 en 10 vindt een individueel functioneringsgesprek plaats.
4.1
Plan van aanpak
Tijdens de voorbereidingsfase zijn de randvoorwaarden geschapen om met het afstudeerproject te beginnen. De uitvoeringsfase kent echter ook een voorbereiding. Deze bestaat uit het maken van een plan van aanpak. Dit plan van aanpak moet binnen vijf weken worden afgerond. Bij het opstellen van het plan van aanpak wordt ondersteuning verleend door de docentbegeleider. Na een oriëntatie op het onderwerp en een eerste analyse van de vragen waarop het product antwoord zou moeten geven wordt het plan van aanpak gemaakt. Daarbij kan de student gebruikmaken het format in bijlage 5. Het plan van aanpak dient te worden goedgekeurd door de examinator, voordat met de uitvoering gestart kan worden.
4.2
Uitvoering projectactiviteiten
Na de goedkeuring van het plan van aanpak moet met een duidelijke actie gestart worden. Dat kan bijvoorbeeld het uitvoeren van een onderzoek zijn, literatuurstudie of het ontwikkelen van een protocol. Deze activiteiten staan beschreven in het plan van aanpak. Echter: voortschrijdend inzicht kan een bijstelling op onderdelen noodzakelijk maken.
4.3
Functioneringsgesprek
De voortgangsgesprekken vinden plaats per duo. Het functioneringsgesprek met de docentbegeleider vindt individueel plaats tussen week 7 en 10. Dit gesprek is bedoeld om te beoordelen hoe de student functioneert binnen het project en of de student individueel kan aantonen een evenredige bijdrage te leveren aan het project. De individuele student is verantwoordelijk voor de gezamenlijke tussen-en eindproducten. Meeliften is niet toegestaan. Indien blijkt dat de samenwerking niet goed verloopt of meeliften wordt vermoed en het functioneringsgesprek onvoldoende wordt beoordeeld, dan krijgt de student één waarschuwing en wordt de situatie besproken met de afstudeercommissie, wat kan leiden tot het splitsen van het duo. De onderwerpen die aan bod komen tijdens dit gesprek van 30 minuten zijn: samenwerking, taakverdeling, persoonlijke kwaliteiten, werken aan beroepscompetenties en inhoudelijke vragen over het project.
17
4.4
Rapportage
De rapportage omvat het maken van het schriftelijk deel van de eindproducten. Tijdens de productie vindt controle plaats aan de hand van kwaliteitscriteria. Een veel voorkomende valkuil is het uit het oog verliezen van de oorspronkelijke planning. Aangezien het eindproduct beoordeeld wordt, zal het duidelijk zijn dat op tijd gestart moet worden met een schriftelijke weergave van de werkzaamheden en de resultaten daarvan. Een goed plan van aanpak is een belangrijk hulpmiddel, evenals het goed bijhouden van de werkzaamheden, zodat niet onnodig veel tijd verloren gaat.
4.3.1 Hulp bij het schrijven van het eindproduct De student dient zelfstandig het eindproduct (de scriptie) te schrijven. Wat betreft taal dient de scriptie op niveau C1 van het Europees Referentiekader voor de Talen te zijn geschreven (zie Taal-en schrijfwijzer). Indien het schrijven van een gestructureerde en foutloze scriptie een probleem is, is aan te raden hierbij hulp te zoeken, bijvoorbeeld door een afspraak te maken met het Taalspreekuur van de HvA of externe taalhulp in te schakelen. De conceptscriptie wordt inhoudelijk beoordeeld als aan alle vorm- en taaleisen is voldaan. Deze eisen staan in de Taal-en schrijfwijzer en op de beoordelingsformulieren. Het inschakelen van externe hulp bij het tot stand komen van de inhoud van de scriptie, anders dan aangeboden door docentbegeleider en/of praktijkbegeleider, is verboden. Dergelijke hulp wordt aangemerkt als plagiaat en de bijbehorende sanctie staat vermeld in het fraudereglement van de HvA artikel 4, lid h.
18
5. AFRONDINGSFASE: DE BEOORDELING
5.1
Beoordeling afstudeerproject: het eindcijfer
Het eindcijfer komt tot stand door drie onderdelen binnen het afstudeerproject te beoordelen. Het eindcijfer wordt bepaald via een gewogen gemiddelde van drie producten. De weging van de scriptie, proces en eindassessment is 50%, 20% en 30%. De beoordeling van de scriptie wordt uitgevoerd door een onafhankelijke examinator en een tweede beoordelaar: de docentbegeleider. In principe bepalen de twee beoordelaars ieder 50% van het cijfer. Zowel de examinator als de docentbeoordeling dienen onafhankelijk van elkaar op een voldoende beoordeling (minimaal 5,5) uit te komen. Indien het verschil in de beoordeling van examinator en docentbegeleider 1,5 punt of meer is, of er een verschil is tussen een onvoldoende en voldoende, dan neemt de examinator contact op met coördinator Afstudeerprojecten. Zij schakelt een 3e examinator in. In dit geval bepalen de twee examinatoren ieder 50% van het eindcijfer. Het cijfer van het procesverslag wordt beoordeeld door de docentbegeleider. Het cijfer van de praktijkbegleider wordt hierin adviserend meegenomen. Het cijfer van het eindassessment wordt bepaald door zowel examinator als docentbegeleider.
De scriptie en mogelijke eindproducten worden per duo beoordeeld. De student wordt individueel beoordeeld op: • •
het procesverslag; waarin de student reflecteert op beroepsinhoudelijke kennis en vaardigheden gekoppeld aan leerdoelen en de beroepscompetenties; het eindassessment; waarin de student wordt getoetst op kennis over en inzicht in het onderwerp, visie op het beroep en verbale vaardigheden.
Onderdeel
Weging
Product: scriptie (en producten)
50%
Proces: (proces en procesverslag)
20%
Eindassessment
30%
Totaal eindcijfer
100%
Cijfer
ECTS= 30 ECTS
Alle drie subonderdelen (product, proces en eindassessment) dienen met minimaal het cijfer 5,5 te worden afgerond. Een eindassessment mag pas aangevraagd worden, als het product met een voldoende is beoordeeld 19
5.2
Beoordelingscriteria
De beoordelingscriteria voor de drie onderdelen van het afstudeerproject zijn gebaseerd op de beroepscompetenties van de opleiding Voeding en Diëtetiek en de hbo-standaard. die zijn vastgesteld en verbindend verklaard voor alle opleidingen van de HvA, in overeenstemming met het beoordelingskader van de NVAO. In alle beoordelingsformulieren is te zien welke hbo-standaard en welke beroepscompetenties worden afgedekt per criterium.
Beroepscompetenties Opleiding Voeding & Diëtetiek: 1 Advisering: analyseren van problemen vragen en behoeften op het gebied van voeding, doelen stellen gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en afstemming met stakeholders en daarover adviseren, rekening houdend met relevante randvoorwaarden. 2 Begeleiding: begeleiden van de uitvoering van adviezen gericht op problemen, vragen of behoeften op het gebied van voeding. 3 Rapportage: registreren, evalueren en rapporteren van resultaten en procedures of richtlijnen ontwikkelen ter optimalisering van effecten van voeding. 4 Marketing: analyseren van een vraag van een onderneming/organisatie naar producten en/of diensten, doelen stellen en een strategie formuleren en implementeren, rekening houdend met relevante randvoorwaarden. 5 Management: coördineren en aansturen van bedrijfsprocessen, gebaseerd op de strategie van de onderneming / organisatie / afdeling. Vaststellen strategie, beleid en planning van een organisatie. 6 Onderzoek: opzetten en uitvoeren van voedingsgerelateerd praktijkgericht onderzoek, verwerken van gegevens en rapporteren van resultaten. 7 Professionaliteit: De voedingskundige/diëtist werkt aan het verbeteren van het handelen en de deskundigheid van zichzelf en van samenwerkingspartners, waarmee wordt bijgedragen aan de profilering en professionalisering van het beroep.
Hbo-standaard I Een gedegen theoretische basis II Het onderzoekend vermogen III Professioneel vakmanschap IV Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie
20
5.2.1 Beoordeling product: scriptie en bijbehorende producten.
De 6 beoordelingscriteria van het product zijn: 1 Correct definiëring en consistentie uitwerking probleemstelling Formulering en uitwerking van de probleemstelling; de student is in staat de doelstelling (het antwoord op de vraag: wat wil ik met dit onderzoek bereiken?) van zijn opdracht te verwoorden. Daaruit voortvloeiend is een heldere probleemstelling geformuleerd. Deze probleemstelling (en deelvragen) worden systematisch uitgewerkt in de scriptie. 2 Verantwoording (onderzoeks)methode Bij het systematisch en methodisch uitwerken van een probleemstelling is het kiezen van de juiste methodiek een basisvoorwaarde. In de praktijk hebben opdrachtgevers de keuze van de methodiek al aangegeven, maar dient nog steeds op de verwoording en consistente toepassing van de methodiek te worden gelet. Keuzes zullen beargumenteerd moeten worden. 3 Juiste weergave resultaten De analyse van gegevens is correct uitgevoerd. De resultaten staan objectief, correct en overzichtelijk gepresenteerd. Figuren worden selectief ingezet voor het nadrukkelijk naar voren brengen van de belangrijkste en meest sprekende resultaten. 4 Juistheid opbouw en niveau van Discussie en Conclusie De resultaten worden correct geïnterpreteerd en vergeleken met literatuur. De conclusie geeft antwoord op de probleemstelling. Sterke en zwakke punten worden correct benoemd. Keuzes zullen beargumenteerd moeten worden. 5 Concrete aanbevelingen die voortkomen uit het onderzoek/de opdracht Aanbevelingen vloeien logisch voort uit de discussie en conclusie en zijn relevant en toepasbaar in de beroepspraktijk. Aanbevelingen dienen goed onderbouwd te zijn. Aanbevelingen kunnen opgenomen worden in de scriptie of in de vorm van een product, bijvoorbeeld: artikel, adviesrapport, protocol, lessenserie of marketingplan. 6 Niveau en actualiteit (Engelstalige) literatuur Het toepassen van kennis uit recente en relevante (wetenschappelijke) literatuur, vooral ook Engelstalige literatuur, bepaalt voor een belangrijk deel het niveau van het product.
Zie voor het beoordelingsformulier bijlage 8
21
5.2.2. Beoordeling proces
De beoordeling van het proces bestaat uit een schriftelijke rapportage in de vorm van een procesverslag (max 4 A4) en het persoonlijke functioneren tijdens de uitvoering van het afstudeerproject wordt beoordeeld.
De 2 beoordelingscriteria van het procesverslag zijn: 1 Het verloop van het afstudeerproject Er wordt beschreven hoe de uitvoering is verlopen, er is aandacht voor belemmerende en bevorderende factoren en de samenwerking met alle betrokkenen.
2. Reflectie op de eigen leerdoelen en reflectie op de beroepscompetenties 1, 3, 5 en 6 Er wordt gereflecteerd op alle leerdoelen die in het plan van aanpak staan beschreven. De kennis en vaardigheden die zijn opgedaan worden beschreven en gekoppeld aan de beroepscompetenties. Er wordt beargumenteerd in hoeverre de student de beroepscompetenties beheerst.
De 5 beoordelingscriteria van het procesuitvoering zijn: 1 Zelfstandig functioneren De student kan zelfstandig de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar uitvoeren. 2 Multidisciplinaire integratie De student kan kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden (van verschillende vakinhoudelijke disciplines) integreren vanuit het perspectief van het beroepsmatig handelen.
3 Creativiteit en complexiteit in handelen De student definieert en analyseert zelfstandig complexe probleemsituaties. De student is creatief in het hanteren van situaties uit de beroepspraktijk, waarbij het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop de standaardprocedures niet van toepassing zijn.
4 Sociaal-communicatieve bekwaamheid De student kan communiceren en samenwerken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving en voldoet aan de eisen die aan het participeren in een arbeidsorganisatie worden gesteld. 22
5. Verantwoordelijk voor sturing van en reflectie op procesvoortgang De student heeft inzicht in werkprocessen, begrijpt wat leiding geven wel en niet inhoudt en weet wat zijn eigen sterke en zwakke punten zijn op dit gebied.
Zie voor het beoordelingsformulier van het proces bijlage 9.
23
5.2.3. Het eindassessment Het eindassessment vindt plaats nadat het product met een voldoende is beoordeeld. Het eindassessment is individueel en zal 20 minuten duren. Bij het gesprek is een examinator en een tweede beoordelaar aanwezig. Incidenteel is er een extern adviseur uit het werkveld aanwezig. Hij/zij heeft een adviserende rol tijdens de beoordeling.
De 4 beoordelingscriteria van het eindassessment zijn: 1. Kennis over het onderwerp Tijdens het gesprek wordt gevraagd naar kennis en achtergronden over het onderwerp. Wat staat er precies in de scriptie?
2. Inzicht in het onderwerp De student kan gemaakte keuzes, conclusie en aanbevelingen uitleggen, onderbouwen en hoofd- en bijzaken onderscheiden. Ofwel, waarom staat iets in de scriptie?
3. Visie Het hebben van een visie op het beroep en recente ontwikkelingen en trends met betrekking tot het onderwerp is belangrijk. De student kan dan ook enige afstand nemen van het onderwerp en er kritisch naar kijken. Een vraag kan bijvoorbeeld zijn wat de uitkomsten van het onderzoek kunnen betekenen voor de opdrachtgever en het werkveld.
4. Uitdrukkingsvaardigheid De student is in staat om een professioneel gesprek te voeren. Beoordelingsaspecten zijn: overtuigend redeneren, adequaat reageren en een actieve opstelling.
24
5.3
Beoordelaars
Bij de beoordeling van het afstudeerproject zijn de examinator, tweede beoordelaar, praktijkbegeleider en incidenteel een extern adviseur betrokken. Een derde beoordelaar en de afstudeercommissie zullen een rol spelen in geval van twijfel bij de beoordeling.
5.3.1 Taken en verantwoordelijkheden examinator: •
beoordeelt het plan van aanpak en geeft binnen een week go/ no- go beslissing, inclusief een onderbouwing aan de docentbegeleider bij een no-go beslissing;
•
is een onafhankelijke beoordelaar van de definitieve scriptie;
•
middelt zijn cijfer met het cijfer van de twee beoordelaar, maakt het definitieve beoordelingsformulier op, voorzien van toelichting en stuurt dit naar de student.
•
neemt het eindassessment af, samen met docentbegeleider en beoordeelt in overleg met de docentbegeleider het eindassessment;
•
heeft geen contact met student en praktijkbegeleider.
5.3.2 Taken en verantwoordelijkheden docentbegeleider • is tweede beoordelaar van de scriptie en dient het cijfer onafhankelijk van de examinator vast te stellen; • beoordeelt het proces van het afstudeerproject; • is tweede beoordelaar tijdens het eindassessment.
5.3.3 Beoordeling opdrachtgever/praktijkbegeleider De opdrachtgever/praktijkbegeleider vult het beoordelingsformulier in (bijlage 11) tijdens een afrondingsgesprek over het functioneren met de student. Zowel de praktijkbegeleider als de student dienen dit formulier te tekenen en dient door de student ingeleverd te worden bij de docentbegeleider en het stagebureau. De beoordeling van de opdrachtgever / praktijkbegeleider wordt als advies meegenomen bij de vaststelling van het cijfer voor de uitvoering van de afstudeeropdracht (procesbeoordeling). De docentbegeleider neemt contact op één week voordat het project eindigt om het functioneren/beoordelingsformulier te bespreken met de praktijkbegeleider. De opdrachtgever/praktijkbegeleider heeft dus een adviserende rol bij de totstandkoming van het eindcijfer voor het afstudeerproject. De verantwoordelijkheid voor de eindbeoordeling ligt bij de opleiding.
25
5.3.4 Taken externe adviseurs uit het werkveld De opleiding heeft een aantal externe adviseurs afkomstig uit het werkveld van de drie afstudeerdifferentiaties. Hun taak is om te beoordelen of de inhoud en het niveau van de afstudeerprojecten gerelateerd zijn aan de doelstellingen en criteria met betrekking tot de afstudeerprojecten zoals deze zijn beschreven in deze handleiding. De externe adviseurs zijn aanwezig bij minimaal 50% van de eindassessments en rapporteren de bevindingen en brengen advies uit aan de coördinator afstuderen. Deze bespreekt de adviezen in de vergadering van de commissie afstuderen. Een kopie van het advies wordt gestuurd naar de opleidingsmanager en de examencommissie van de opleiding.
De externe adviseur: •
vormt zich een oordeel over de inhoud en het niveau van (een steekproef uit) de schriftelijke verslagen van het afstudeerproject, aan de hand van het beoordelingsformulier;
•
vormt zich een oordeel over de inhoud en het niveau van (een steekproef uit) de eindassessment van de afstudeerprojecten, gerelateerd aan de doelstellingen en criteria m.b.t. de afstudeerprojecten;
•
woont eindassessments van afstudeerprojecten bij en wordt in de gelegenheid gesteld vragen te stellen aan studenten;
•
rapporteert schriftelijk zijn bevindingen aan de coördinator afstuderen en aan de examencommissie, met een kopie aan de opleidingsmanager;
•
adviseert op grond van zijn bevindingen de coördinator afstuderen over mogelijke verbeteracties;
•
is formeel geen beoordelaar;
•
verricht de werkzaamheden naar eigen inzicht in onderling overleg met de coördinator afstuderen.
26
5.3.5. Taken en verantwoordelijkheden afstudeercommissie De afstudeercommissie bestaat uit een groep docenten met expertise in onderzoek in een specifieke richting. Elke differentiatie (Diëtetiek, Health Promotion en New Product Management) is vertegenwoordigd door één docent. De afstudeercoördinator is de voorzitter. De leden van de afstudeercommissie hebben de volgende taken:
• beoordelen van het niveau van de aangeboden afstudeerprojecten en de projecten die zelf door studenten zijn geworven (zie paragraaf 1.4); • adviseren bij beoordelingsverschillen tussen examinator en docentbegeleider en inschakelen van een derde beoordelaar; • adviseren en indien nodig formeel beslissen bij probleemsituaties die kunnen ontstaan tijdens het afstudeerproject; • beoordelen van de scripties met een cijfer 8 of hoger, in het kader van nominaties voor de diverse scriptieprijzen.
27
5.4
De procedure en in te leveren producten
De drie schriftelijke producten (plan van aanpak, scriptie en procesverslag) dienen op vooraf vastgestelde momenten te worden ingeleverd. Vaste procedures en criteria vastgelegd in de beoordelingsformulieren voor elk onderdeel, worden gehanteerd bij de beoordeling van de producten om de objectiviteit van de beoordeling zo goed mogelijk te waarborgen. Eind week 5 levert de student het plan van aanpak in bij de examinator. Eind week 16 dient de conceptscriptie ingeleverd te zijn bij de docentbegeleider. De docentbegeleider zal zijn/haar laatste feedback geven. Eind week 18 dient de student de definitieve scriptie digitaal in te leveren bij de examinator, via Ephorus naar de afstudeercoördinator en een kopie naar de docentbegeleider. Eind week 19 wordt het procesverslag digitaal ingeleverd bij de docentbegeleider. Eind week 20 dienen twee geprinte versies van de scriptie in het bezit te zijn van de docentbegeleider. De hardcopy-exemplaren zijn voor de docentbegeleider en de examinator. Als de scriptie onder embargo is, moet dat duidelijk vermeld worden. Daarnaast overhandigt de student een exemplaar aan de opdrachtgever/praktijkbegeleider.
5.5
Aanvraag en organisatorische aspecten eindassessment
Het eindassessment kan worden aangevraagd als de scriptie met een voldoende is beoordeeld door de examinator. De aanvraag wordt door de student eind week 19 ingediend bij de coördinator Afstudeerprojecten. De gesprekken vinden plaats in week 21 en 22. Voor het eindassessment wordt 30 minuten per student ingeroosterd. Als richtlijn geldt 20 minuten gesprek /verdediging en 10 minuten voor overleg tussen de examinator en de docentbegeleider over de beoordeling. Daarna wordt de beoordeling aan de student meegedeeld.
5.6
Herkansing
Indien het afstudeerproject niet met een voldoende kan worden afgerond binnen 20 weken, dan is er de mogelijkheid om dit opnieuw in te leveren op de eerstvolgende deadline. Uiterlijk eind week 22 dient de verbeterde scriptie te worden ingeleverd bij de examinator. De beoordeling zal eind week 23 afgerond worden. Indien deze voldoende is, dan kan het eindassessment plaatsvinden in de herkansingsperiode. Voor studenten die gestart zijn in semester 7, wordt in overleg een assessment gepland. Voor studenten die gestart zijn in semester 8, is dat de eerste week van het volgend studiejaar. Er zijn twee herkansingsmogelijkheden per jaar. Indien de student ervoor kiest om het schriftelijk werk niet in te leveren op het daarvoor aangewezen moment, wordt dit gezien als een niet gebruikt toetsmoment en is hiermee één kans verkeken. Indien een afstudeerproject twee keer met een onvoldoende is beoordeeld, wordt het desbetreffende project en de prestatie van de student besproken in de afstudeercommissie. Per geval wordt bekeken of het project nog succesvol kan worden afgerond of dat er een nieuwe opdracht gekozen dient te worden. 28
6. 6.1
REGELINGEN Vergoedingen en kosten
Voor vergoedingen en gemaakte kosten voor het afstudeerproject bestaat geen regeling. Afspraken hierover worden in de overeenkomst afstudeerproject vastgelegd. Kosten voortvloeiend uit het uitvoeren van het afstudeerproject komen, voor zover zij niet vergoed worden door de opdrachtgever, voor rekening van de student.
6.2
Enquêtes ziekenhuizen
De Nationale Ziekenhuis Raad heeft besloten dat ziekenhuizen niet aan enquêtes van buiten mogen deelnemen. Een student kan alleen een enquête houden indien hij in opdracht werkt van het betreffende ziekenhuis en de opdrachtgever daartoe expliciet opdracht en toestemming heeft verleend. De student dient er ook rekening mee te houden dat wanneer het gaat om enquêtes en/of onderzoek met/bij patiënten, toestemming van de 'ethische commissie' noodzakelijk kan zijn.
6.3
Auteursrechten
Ten aanzien van auteursrechten en het omgaan met vertrouwelijke gegevens geldt dat: •
het afstudeerproject wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Hogeschool van Amsterdam;
•
het copyright berust bij de auteur, tenzij hier expliciete andere afspraken over zijn gemaakt en vastgelegd in de overeenkomst afstudeerproject;
•
zowel de Hogeschool van Amsterdam als de auteur verklaren, dat zij gegevens van derden die voor het afstudeerproject zijn gebruikt en die door derden als vertrouwelijk zijn aangemerkt, als zodanig zullen behandelen.
6.4
Inzage en uitleen aan derden
Afstudeerprojecten worden digitaal gepubliceerd op het intranet van de opleiding. Daarnaast worden scripties met een beoordeling van 7 of hoger digitaal gepubliceerd in de HBO Kennisbank en in de HvA Kennisbank. Belangstellenden van buiten kunnen contact opnemen met de auteurs van de scriptie. Voor contactinformatie over de auteurs kunnen zij contact opnemen met het stagebureau. Studenten die bezwaar hebben tegen inzage in hun scriptie door derden geven aan dat de scriptie wordt behandeld als ‘onder embargo’.
29
6.5
Afstudeerproject onder embargo
Afstudeerprojecten die worden uitgevoerd in opdracht van een bedrijf of instelling en die vertrouwelijk van aard zijn, zodanig dat de opdrachtgever geheimhouding eist, ondergaan een aparte procedure. Bij aanvang van het project wordt in de overeenkomst afstudeerproject de geheimhouding van de inhoud van het werkstuk vastgelegd. Aangegeven wordt of en wanneer het embargo vervalt. De student levert het verslag van het afstudeerproject in bij de coördinator Afstudeerprojecten onder duidelijke vermelding van "onder embargo" of "vertrouwelijk" op het voorblad van het document. Deze scripties worden niet opgenomen in de HBO Kennisbank en de HvA Kennisbank.
30
Bijlage 1. Formulier eigen werving afstudeeropdracht
Stagebureau Opleiding Voeding en Diëtetiek Dr. Meurerlaan 8 1067 SM Amsterdam Telefoon: 020 – 595 34 59 E-mail:
[email protected]
Contactpersoon: Els Groenewoud, coördinator Afstudeerprojecten Hogeschool van Amsterdam Opleiding Voeding en Diëtetiek 020595 3470 e-mail:
[email protected] aanwezig: maandag, dinsdag en donderdag
Omschrijving Afstudeeropdracht bij eigen werving (max 2 A4)
Datum:
Gegevens student Naam: Profiel: E-mail adres: Telefoonnummer:
Gegevens afstudeerbedrijf en opdrachtgever Afstudeerbedrijf : Naam opdrachtgever Adres:
Gegevens praktijkbegeleider: Naam: Telefoonnummer: E-mail adres: Functie en niveau:
Korte beschrijving van het type bedrijf inclusief omvang en afdeling waar de opdracht wordt uitgevoerd: 27
Beschrijving onderzoek
Aanleiding en relevantie van het onderzoek. Beschrijving van de achtergrond van waaruit de probleemstelling is gekozen en een omschrijving van de relevantie van het onderzoek (voor de organisatie) en daaruit voortvloeiend de doelstelling van het onderzoek. Beschrijving van de relatie van het onderzoek tot de branche.
Doelstelling van de opdracht. De student voert een onderzoek uit om bijvoorbeeld te kunnen toetsen, verkennen, beschrijven of om (de opdrachtgever) te kunnen adviseren.
Probleemstelling. Een probleemstelling bestaat uit één zin. In deze zin wordt een enkelvoudige vraag gesteld. De variabelen of begrippen uit de probleemstelling worden duidelijk gedefinieerd.
Eventueel deelvragen bij de probleemstelling ( om hoofdvraag uit te diepen en af te bakenen)
Methode onderzoek (globaal) Omschrijving van het type onderzoek dat de student gaat toepassen (kwantitatief/kwalitatief of beiden).
Tijdsplanning (globaal): Hierbij dien je je te realiseren dat het project uitvoerbaar dient te zijn in 20 weken. 28
Bijlage 2. Overeenkomst afstudeerproject
Stageovereenkomst 2 De ondergetekenden 1. Organisatie
:
Gevestigd te
:
Naam praktijkbegeleider : hierna te noemen de stageaanbieder, 2. Hogeschool van Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, het Domein Bewegen, Sport en Voeding, Dr. Meurerlaan 8, 1067 SM, in stand houdende de opleiding Voeding en Diëtetiek vertegenwoordigd door opleidingsmanager de heer drs. L. Munnikes, hierna te noemen de Hogeschool, en 3. Student : Adres
:
Woonplaats
:
hierna te noemen de stagiair(e),
Artikel 1 Looptijd 1. Bovengenoemde partijen komen overeen dat stagiair een stage loopt van ………… tot ………… (datum) gedurende ….. uren van de werkweek binnen de stageaanbieder, onder de condities genoemd in deze stageovereenkomst. 2. Deze stageovereenkomst eindigt van rechtswege op ………… (datum).
2
Daar waar het woord stage vermeld staat kan ook worden gelezen minor- of afstudeerproject. 29
Artikel 2 Omvang 1. De genoemde periode in artikel 1 maakt deel uit van het …... studiejaar van het curriculum van de opleiding Voeding en Diëtetiek. 2. De omvang van de stageperiode bedraagt in principe …... % van de in desbetreffende stageperiode werkbare dagen. Verzuim tijdens deze stageperiode moet een geldige reden hebben en mag niet meer bedragen dan 5% van het maximum aantal werkbare dagen.
Artikel 3 Begeleiding 1. De stageaanbieder wijst ……………………….…………………. aan als praktijkbegeleider. 2. De praktijkbegeleider is op grond van zijn functie en opleiding gekwalificeerd om de stagiair te begeleiden en dient ten minste te beschikken over een hbo-diploma. 3. De begeleiding vanuit de stageaanbieder bestaat uit: • minimaal vijf gesprekken tussen de praktijkbegeleider en de stagiair(e); • een tussentijds functioneringsgesprek met de praktijkbegeleider; • een eindbeoordelingsgesprek met de praktijkbegeleider; • andere vormen van begeleiding facultatief in te vullen inclusief aard en omvang van de begeleiding: ……………………………………………………………………………………………… 4. De Hogeschool wijst ……………………….…………………. aan als docentbegeleider. 5. De begeleiding vanuit de Hogeschool bestaat uit: • contact tussen de stagiair en de docentbegeleider voor, tijdens en na de werkperiode; • een tussentijdse beoordeling; • ….. voorbereidingsdag(en) en ….. terugkomdag(en); • een afsluiting van de stageperiode met een assessment / eindgesprek. 6. De docentbegeleider heeft ….. uur per stagiair voor dit traject gereserveerd. Als de situatie dat verlangt kan de stagiair tussentijds zelf extra begeleiding vragen van de docentbegeleider.
Artikel 4 Leerdoelen 1. De tijdens de uitvoering van de werkzaamheden te verwerven competenties staan vermeld in de handleiding van de betreffende stage. De bedoelde competenties worden op door de Hogeschool te bepalen data getoetst op basis van daartoe door de stagiair te verwerken opdrachten. 2. Tijdens de stage dienen de volgende doelstellingen gerealiseerd te worden:
3
•
het leren kennen van de stageaanbieder en de omgeving;
•
het verkrijgen van inzicht in het primaire proces van de stageaanbieder;
•
het verder ontwikkelen van sociale en communicatieve vaardigheden;
•
het zelfstandig toepassen van beroepsgerichte kennis en vaardigheden3;
•
het in de beroepspraktijk leren van vaardigheden en werkzaamheden5.
De doelstellingen die verworven moeten worden staan uitgeschreven in de handleiding van de betreffende stage. 30
Artikel 5 Werkzaamheden 1. De werkzaamheden bij de stageaanbieder hebben een functie in het kader van de beroepsvoorbereiding van de stagiair. 2. De precieze invulling van de werkzaamheden van de stagiair bij de stageaanbieder zal na overleg tussen partijen uiterlijk één week voor aanvang van de stageperiode vastgelegd zijn. 3. De stagiair krijgt van de stageaanbieder ….. uur per week de gelegenheid om te voldoen aan rapportageverplichtingen van de Hogeschool. 4. De stagiair krijgt van de stageaanbieder tijdens de stage ….. dagen de gelegenheid om onderwijs aan de Hogeschool te volgen in overeenstemming met het onderwijsrooster van de opleiding. 5. De tijden en dagen genoemd in lid 2 en 3 van dit artikel vallen binnen de werktijden en buiten de verplichte verlofdagen tijdens de stage.
Artikel 6 Werktijden en afwezigheid 1. Voor de stagiair gelden de bij de stageaanbieder gebruikelijke regels voor werktijden en ziekmeldingen. 2. De regels met betrekking tot de werktijden en afwezigheid zijn aan de stagiair bij het sluiten van de stageovereenkomst bekend gemaakt door de stageaanbieder. 3. De stagiair stelt ook de docentbegeleider in kennis van ziekte, (langdurige) afwezigheid en de terugkeer hiervan.
Artikel 7 Beoordeling 1. In de laatste week van de stageperiode vindt het beoordelingsgesprek plaats. 2. In het beoordelingsgesprek geeft de praktijkbegeleider een beoordeling van het functioneren van de stagiair aan de hand van een (evaluatie- en) beoordelingsformulier. 3. De docentbegeleider is verantwoordelijk voor de beoordeling van de stageopdracht(en) en het (de) reflectieverslag(en). 4. De verantwoordelijkheid voor de eindbeoordeling ligt bij de opleiding.
Artikel 8 Taken van de Hogeschool 1.
De Hogeschool heeft de stagiair van tevoren voorbereid op het doel van de stage en heeft de stagiair gewezen op de afspraken zoals in deze stageovereenkomst vervat.
2.
De Hogeschool voorziet de praktijkbegeleider voor aanvang van de stage, van de stagehandleiding waarin in ieder geval het onderwijsrooster en de leerdoelen van de stage is opgenomen.
Artikel 9 Vergoedingen Indien de stageaanbieder een regeling inzake stagevergoedingen kent dan ontvangt de stagiair van de stageaanbieder een vergoeding voor de werkzaamheden in het kader van de stage, ten bedrage van …….. euro bruto/netto per maand.
31
Artikel 10 Taken van de stageaanbieder 1. De stageaanbieder is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede voor het verrichten van arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de ingezette stagiair in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. 2. De stageaanbieder meldt de stagiair aan bij de hiervoor in aanmerking komende instanties op grond van wettelijke voorschriften.
Artikel 11 Vertrouwelijkheid 1. De stagiair is verplicht de binnen de stageaanbieder gegeven regels, voorschriften en aanwijzingen in acht te nemen in het belang van orde, veiligheid, gezondheid en vertrouwelijkheid. Dit geldt, voor zover van toepassing, ook voor schriftelijke opdrachten en stageverslagen. 2. De regels en voorschriften zijn aan de stagiair bij het sluiten van deze stageovereenkomst bekendgemaakt. 3. Het stageverslag wordt, voordat het naar de Hogeschool gaat, onderworpen aan de goedkeuring van de stageaanbieder. 4. Voor zover informatie, producten, opdrachten en verslagen nodig zijn voor de accreditatie van de opleiding zullen deze -ongeacht de door stageaanbieder gegeven regels, voorschriften en aanwijzingen- door de stageaanbieder aan de Hogeschool ter beschikking worden gesteld.
Artikel 12 Intellectueel eigendom 1.
Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, berust het auteursrecht op de resultaten van de stage bij de Hogeschool.
2.
De stageaanbieder is gerechtigd de resultaten van de stage voor intern gebruik aan te wenden.
Artikel 13 Aansprakelijkheid en verzekering 1.
Conform Nederlands recht (art. 7:658 lid 4 Burgerlijk Wetboek) is de stageaanbieder aansprakelijk voor letsel of schade, welke de stagiair mocht lijden tijdens de stage.
2.
De stageaanbieder zal aansprakelijk zijn voor de stagiair en eventuele fouten, ontstaan in de uitoefening van zijn stage en werkzaamheden, tenzij de schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de stagiair.
3.
De wettelijke aansprakelijkheid van de stagiair jegens de stageaanbieder is meeverzekerd onder de aansprakelijkheidsverzekering van de Hogeschool.
32
Artikel 14 Geschillen 1. Bij problemen tijdens de stageperiode richt de stagiair zich in de eerste plaats tot de praktijkbegeleider. 2. Is deze niet in staat het probleem op te lossen, dan kan het probleem vervolgens door de stagiair of door de praktijkbegeleider aan de docentbegeleider worden voorgelegd. 3. Indien zij gezamenlijk niet tot een oplossing kunnen komen, dan zal het probleem aan de stagecoördinator en/of de opleidingsmanager worden voorgelegd. In overleg dienen zij een oplossing voor het conflict te zoeken. Artikel 15 Ontbinding De stageovereenkomst kan worden ontbonden: 1.
indien de student de Hogeschool verlaat;
2.
indien, na het volgen van de procedure uit artikel 14, in redelijkheid niet van partijen verlangd kan worden dat de stageovereenkomst zal worden voorgezet.
Artikel 16 Slotbepalingen 1.
Deze overeenkomst wordt beheerst door Nederlands recht.
2.
Op deze stageovereenkomst is het Studentenstatuut van de Hogeschool van Amsterdam van toepassing.
3.
Op deze stageovereenkomst is de stagecode HBO van de vereniging van Hogescholen van toepassing.
Aldus overeengekomen en in drievoud opgemaakt,
Te ……………………. op ………… (datum)
i.o -------------------------------------------------
(naam praktijkbegeleider) Praktijkbegeleider
(naam stagiair(e)) (naam opleidingsmanager) Opleidingsmanager
-------------------------------------(naam stagiair(e))
33
Bijlage 3: Beroepsspecifieke competenties
De beroepsspecifieke competenties met de context van de drie differentiaties. Tijdens het afstudeerproject moeten vier van de zes competenties; advisering, rapportage, management en onderzoek met een voldoende worden afgerond. De andere competenties komen tijdens de 4e jaars stage aan bod.
1 Advisering De voedingskundige/diëtist analyseert problemen, vragen en behoeften op het gebied van voeding, stelt doelen gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en afstemming met stakeholders en adviseert, rekening houdend met relevante randvoorwaarden. Nutrition & Dietetics
Nutrition & Health Promotion Nutrition & New Product Management
Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige/diëtist analyseert problemen, vragen en behoeften op het gebied van voeding en stelt op basis daarvan een evidence based behandelplan of voorlichtingsplan op, in overeenstemming met andere disciplines en/of de medische behandeling. • De voedingskundige/diëtist stelt een (dieet)advies op maat op voor een cliënt of groep, passend binnen het behandelplan. Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige/diëtist analyseert voedingsproblemen, vragen en behoeften op het gebied van voeding en stelt op basis daarvan een evidence based behandelplan of voorlichtingsplan op in het kader van gezondheidsbevordering. Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige signaleert en analyseert behoeften aan nieuwe voedingsconcepten en adviseert de onderneming betreffende het proactief anticiperen hierop. • De voedingskundige analyseert problemen, vragen en behoeften op het gebied van voeding en geeft voedingskundige adviezen. • De voedingskundige stelt voedingskundige analyses op van producten en geeft verbeteringsmogelijkheden aan. • De voedingskundige analyseert op basis van consumenten- en marktonderzoek behoeften van doelgroepen op het gebied van de voeding. 2 Begeleiding De voedingskundige/diëtist begeleidt de uitvoering van adviezen gericht op problemen, vragen of behoeften op het gebied van voeding.
Nutrition &
Aandachtspunten/Handelingen:
Dietetics
Nutrition &
• De voedingskundige/ diëtist begeleidt de cliënt of groep bij de uitvoering van een voedings- of dieetadvies gericht op problemen, vragen en behoeften en stimuleert hierbij gedragsverandering. Aandachtspunten/Handelingen:
Health Promotion Nutrition &
• De voedingskundige/diëtist begeleidt de cliënten/groepen bij de uitvoering van adviezen op het gebied van gezondheidsbevordering. Aandachtspunten/Handelingen:
New Product Management
• De voedingskundige draagt zorg voor de uitvoering van een proactief beleid t.a.v. van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de voeding.
34
3 Rapportage De voedingskundige/diëtist registreert gegevens en resultaten, evalueert resultaten, rapporteert hierover intern of extern en ontwikkelt procedures of richtlijnen ter optimalisering van effecten van voeding. Nutrition &
Aandachtspunten/Handelingen:
Dietetics
• De voedingskundige/diëtist registreert gegevens en (behandel)resultaten, evalueert resultaten, stelt zo nodig het behandel- of voorlichtingsplan bij en rapporteert intern of extern. • De voedingskundige/diëtist ontwikkelt procedures of richtlijnen ter optimalisering van de (dieet)behandeling. Aandachtspunten/Handelingen:
Nutrition & Health Promotion
Nutrition & New Product Management
• De voedingskundige/diëtist evalueert op systematische wijze de effecten van behandelingen of (onderdelen van) gezondheidsbevorderingsprojecten, rapporteert en stelt indien nodig de plannen of projecten bij. • De voedingskundige/diëtist ontwikkelt procedures en richtlijnen ter optimalisering van behandelingen en projectactiviteiten. Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige registreert gegevens van markt-, retail- en consumentenonderzoek, evalueert de resultaten en rapporteert hierover intern. • De voedingskundige stelt productspecificaties op voor nieuwe producten, optimaliseert bestaande grondstof- en eindproductspecificaties en houdt deze up-to-date. 4 Marketing De voedingskundige/diëtist analyseert een vraag van een onderneming/organisatie naar producten en/of diensten, stelt doelen en formuleert een strategie en implementeert de strategie, rekening houdend met relevante randvoorwaarden.
Nutrition &
Aandachtspunten/Handelingen:
Dietetics
• De voedingskundige/diëtist initieert, ontwikkelt en optimaliseert een (voedings)beleid op basis van analyse van een vraag van een onderneming of afdeling. • De voedingskundige/diëtist stelt een ondernemings- of afdelingsplan op met de strategie, strategische doelstellingen en de financiële onderbouwing. • De voedingskundige/diëtist profileert en positioneert de onderneming of afdeling. Aandachtspunten/Handelingen:
Nutrition & Health Promotion
Nutrition & New Product Management
• De voedingskundige/diëtist initieert en ontwikkelt gezondheidsbevorderingsprojecten op basis van analyses van vragen van ondernemingen, organisaties of overheid. • De voedingskundige/diëtist stelt een ondernemingsplan op met de strategie, strategische doelstellingen en de financiële onderbouwing. Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige analyseert op basis van de resultaten van consumenten- en marktonderzoek de (latente) vraag naar producten van consumenten en detaillisten. • De voedingskundige stelt marketingplannen voor de verschillende productgroepen, ontwikkelt accountplannen en coördineert de implementatie van de strategie en de accountplannen. • De voedingskundige stelt een ondernemingsplan op met de strategie, de strategische doelstellingen en de financiële onderbouwing.
35
5 Management
De voedingskundige/diëtist coördineert en stuurt bedrijfsprocessen aan gebaseerd op de strategie van de onderneming/organisatie/afdeling. Nutrition & Dietetics Nutrition & Health Promotion Nutrition & New Product Management
Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige/diëtist coördineert en stuurt een onderneming of afdeling aan, gebaseerd op de strategie en bewaakt dat de doelstellingen worden gerealiseerd. Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige/diëtist implementeert, stimuleert en coördineert de uitvoering van een interventie op het gebied van gezondheidsbevordering zodanig dat de doelstellingen die geformuleerd zijn in een strategisch plan worden gerealiseerd. Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige geeft leiding aan een multidisciplinair (innovatie)team. • De voedingskundige geeft leiding bij de introductie van nieuwe producten en processen. 6 Onderzoek
Nutrition & Dietetics
Nutrition & Health Promotion
Nutrition & New Product Management
De voedingskundige/diëtist zet voedingsgerelateerd praktijkgericht onderzoek op en voert uit, verwerkt gegevens en rapporteert resultaten. Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige/diëtist zet voedingsgerelateerd praktijkgericht onderzoek op, voert dit uit, verwerkt gegevens en rapporteert resultaten. • De voedingskundige/diëtist vertaalt uitkomsten van voedingsgerelateerd onderzoek naar richtlijnen of naar beleid van de afdeling of onderneming. Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige/diëtist voert onderzoek uit naar de effectiviteit van verschillende interventie-strategieën van interventies onder intermediaire doelgroepen en de uiteindelijke doelgroep. • De voedingskundige/diëtist voert onderzoek uit naar de wijze waarop participatie van de doelgroepen maximaal bevorderd wordt binnen interventies ter bevordering van de gezondheid. • De voedingskundige/diëtist stelt effectevaluaties en procesevaluaties op van gerealiseerde interventies, voert deze uit en rapporteert hierover. • De voedingskundige/diëtist rapporteert uitkomsten van effect- en procesevaluaties van interventies aan beleidsmedewerkers van provincie, gemeente of GGD en met intermediaire doelgroepen die bij de interventie betrokken zijn. Aandachtspunten/Handelingen: • De voedingskundige initieert, coördineert en voert markt-, consumenten- en retailonderzoeken uit en rapporteert de resultaten van deze onderzoeken. • De voedingskundige zet sensorische panels op en begeleidt deze, organiseert sensorische producttesten en doet van aanbevelingen op basis van deze testen.
36
7 Professionaliteit
De voedingskundige/diëtist werkt aan het verbeteren van het handelen en de deskundigheid van zichzelf en van samenwerkingspartners, waarmee wordt bijgedragen aan de profilering en professionalisering van het beroep.
Alle
Aandachtspunten/Handelingen:
differentiaties
De voedingskundige/diëtist handelt integer, waarbij rekening wordt gehouden met ethische aspecten en de vertrouwensrelatie die er bestaat met cliënten, klanten, andere zorgverleners en zakelijke partners. De voedingskundige/diëtist integreert nieuwe (inter-)nationale inzichten, werkwijzen, producten en diensten in de eigen werkzaamheden en communiceert hierover.
37
Bijlage 4: hbo-standaard (2009)
Algemene competenties voor de hbo-bachelor (hbo-standaard) De voedingskundige/diëtist presteert, dat wil zeggen is ‘productief’, in zijn beroepsmatig functioneren op algemeen hbo-niveau wat betreft kennis en inzicht, toepassing hiervan, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden.
Aandachtspunten/Handelingen: - Een gedegen theoretische basis
toont kennis en inzicht aan van het vakgebied
maakt gebruik van kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied
stelt argumentaties op en verdiept deze voor het oplossen van problemen in het vakgebied
- Onderzoekend vermogen
verzamelt en interpreteert relevante gegevens om een oordeel te vormen, waarbij relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten worden afgewogen
licht eigen mening en gemaakte keuzes toe, op basis van feitelijke argumenten
signaleert zelf knelpunten en draagt ideeën aan voor oplossingen en uitvoering
initieert het toepassen van nieuwe werkwijzen (methoden, procedures, interventies, evidence), producten of diensten
- Professioneel vakmanschap / Communicatie
brengt ideeën en oplossingen over op een publiek bestaande uit specialisten of niet specialisten
past adequate communicatievaardigheden toe, zowel mondeling als schriftelijk
is een vakkundig presentator die de boodschap boeiend en helder overbrengt op de doelgroep
overlegt – werkt samen
heeft oog voor professionalisering/kwaliteitsverbetering van de eigen beroepsuitoefening
- Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie
laat merken dat feedback wordt omgezet in concrete actie en ziet feedback als een kans om te leren
reflecteert kritisch op maatschappelijke ontwikkelingen t.a.v. voeding en voedsel en ethische vraagstukken
beschikt over culturele bagage
38
Bijlage 5: Format plan van aanpak afstudeerproject
Datum: Periode afstudeerproject: Titel (voorlopig) van het afstudeerproject: Naam student
Inhoudsopgave: 1. Gegevens studenten, afstudeerbedrijf, praktijkbegeleider en overig. 1.1. Gegevens student 1 Naam: Profiel: Adres: E-mail adres: Telefoonnummer: Gegevens student 2 Naam: Profiel: Adres: E-mail adres: Telefoonnummer: 1.2 Gegevens afstudeerbedrijf en opdrachtgever Afstudeerbedrijf: Naam opdrachtgever: Adres: 1.3 Gegevens praktijkbegeleider: Naam: Telefoonnummer: E-mail adres: Functie en afdeling: 1.4 Gegevens docentbegeleider Naam: Telefoonnummer: E-mail adres: 39
1.5 Gegevens externe samenwerkingspartners: Andere partners die mogelijk betrokken zijn bij het afstudeerproject Naam: Functie: E-mail adres: Telefoonnummer:
2. Achtergronden [Beschrijf hier de achtergrond van het bedrijf en beschrijf de aanleiding en oorzaak van het project. Geef aan wat reeds bekend is in de literatuur en wat niet.] 3. Probleemstelling [Probleemstelling = (hoofd)vraagstelling = onderzoeksvraag Beschrijf hier het probleem dat met het project moet worden opgelost. Formuleer een heldere vraag waarop je een antwoord geeft in de conclusie van het eindproduct. Gebruik als richtsnoer de volgende vragen: -
Wat is het feitelijk probleem? Of wat wordt een probleem als je niets zou doen?
-
Hoe ernstig is het?
-
Wie heeft er last van?
-
Welke feiten en onderzoeken kunnen aangehaald worden ter onderbouwing van het probleem?
-
Wat is de wenselijke situatie?
-
Welke aspecten dienen nog onderzocht en/of onderbouwd te worden?]
Deelproblemen [Deelproblemen= Deelvragen] De deelvragen maken duidelijk welke vragen er moeten worden beantwoord voordat er een antwoord gegeven kan worden op de hoofdvraagstelling. Ze geven meer inzicht in de benadering die wordt gekozen en bakenen het onderwerp af]
4. Doelstelling [Wat dient het effect van het project te zijn? Wat moet er merkbaar verbeterd zijn als het project is afgerond. Vaak zijn er ook andere factoren buiten het project die dat bepalen. Laat dat je er niet van weerhouden het effect te noemen, maar benoem ook de andere bepalende factoren. Voorbeelden van doelen: Adviezen voor invoering van protocol, een productconcept voor een nieuw/verbeterd levensmiddel, hogere klanttevredenheid, een effectmeting van een cursus en een kwaliteitshandboek. Beschrijf ook de maatschappelijke relevantie van het gewenste doel.
40
5. Resultaat [Beschrijf het eindpunt van het project. Wat is er ‘geleverd’ als het project ten einde is? Dat kan een fysiek eindpunt zijn, maar dat hoeft niet. Wanneer is het klaar? Formuleer dit eindresultaat zo ‘SMART’ mogelijk. ‘Een rapport’ zegt nog niets, ‘een systeem’ ook niet, want dan weet de ander niet wat hij krijgt. Voorbeelden waar je aan kunt denken zijn: -
drie beantwoorde onderzoeksvragen, namelijk
-
een genomen besluit over …
-
een handboek rondom processen x en y
-
een door meerdere partijen gedragen visie
-
een geïmplementeerde organisatieverandering
- Toets of het aannemelijk is dat resultaat ook daadwerkelijk zal bijdragen aan de doelstelling. Beschrijf daarnaast hoe dit eindpunt zich verhoudt tot de scriptie. Maak evt. een voorlopige inhoudsopgave.] 6. Methode en materialen Beschrijf hier de activiteiten en werkzaamheden. Welke literatuur ga je zoeken (trefwoorden) en in welke databanken? Welke (onderzoeks)methode hanteer je en waarom? Wat is de doelgroep (inclusie/exclusie) en welke wervingsprocedure gebruik je? Gaat het om kwantitatief en/of kwalitatief onderzoek, om beschrijvend of toetsend onderzoek, om observationeel of experimenteel onderzoek? Op welke manier ga je gegevens verzamelen (welke metingen, welke meetinstrument: een vragenlijst of interview)? Hoe ga je de gegevens analyseren (statistisch?) en hoe ga je deze rapporteren?
7. Planning [Breng het tijdspad in kaart met momenten (mijlpalen) waarop je tussenresultaten gaat leveren. Een mijlpaal is idealiter een zin met een voltooid deelwoord waaruit duidelijk wordt wat er geleverd wordt. Focus je op besluiten –wat-, niet op activiteiten –hoe-, die horen niet in een mijlpalenplan). Plan ook in wanneer het eindproduct en/of de scriptie klaar is en in hoeverre het eindproduct aan het eind van het project geïmplementeerd is.] Hierbij dien je je te realiseren dat het project uitvoerbaar dient te zijn in 20 weken. .NO WEEK GEREED
MIJLPALEN
1
4
Plan van aanpak goedgekeurd
2
…
etc.
3
..etc.
4 5 6
17
Concept scriptie
7
19
Definitieve scriptie
8
[VOEG NIEUWE RIJEN TOE VOOR MEER MIJLPALEN] 41
Optioneel [Beschrijf via welke activiteiten (hoe?) elke mijlpaal tot stand komt.]
MIJLPAAL
WERKWIJZE
1 [NEEM OVER UIT MIJLPALENPLAN] [VOEG MEER RIJEN TOE INDIEN NODIG] 2
3
4
5
8. Begroting van het project [Beschrijf hier personele kosten. Deze beschrijving bestaat vooral uit een beschrijving van wie, wat (activiteiten) en de hoeveel tijd die daarvoor nodig is. Docentbegeleider krijgt 20 uur. Maak tevens een kostenraming van de materiële kosten (verbruiksgoederen, kopieën verslag, kopieën vragenlijsten, vergoeding voor de proefpersonen die meewerkt aan het onderzoek, telefoon kosten, portokosten…etc.).] 9. Taakverdeling (indien 2 studenten op een project) [Beschrijf hier hoe je de taken denkt te verdelen (wie, wat gaat doen) en hoe je dit gaat aantonen (bijvoorbeeld logboek bijhouden. Maak een samenwerkingsovereenkomst.] 10. Kwaliteit [ Welke concrete maatregelen tref je om de kwaliteit van tussen- en eindproducten te borgen en welke eisen stel je aan de producten evenals het proces] 11. Begeleiding [Maak afspraken over hoe vaak je met de praktijkbegeleider, docentbegeleider en externe samenwerkingspartners afspreekt.] 42
12. Literatuurlijst [ Welke literatuur ga je gebruiken. Denk ook aan de juiste manier om bronnen te vermelden. Zie hiervoor intranet: https://edit-intra.dbsv.hva.nl/content/voeding/algemeen/bronverwijzingenopleidin/index.xml]
13. Persoonlijke leerdoelen [Formuleer je persoonlijke leerdoelen(SMART) aan de hand van de beroepscompetenties Advisering, Rapportage, Management en Onderzoek . Hoe ga je het eindniveau van de beroepscompetenties aantoonbaar maken? Hierop wordt geflecteerd in het procesverslag]
43
Bijlage 6: Structuur scriptie afstudeerproject
De scriptie wordt tweezijdig afgedrukt, waarbij de oneven pagina’s rechts staan. De maximum omvang van het verslag bedraagt 30 pagina’s exclusief bijlagen.
Voorkant •
Titel en ondertitel
•
Auteur(s)
•
Nummer afstudeerproject (toegewezen door coördinator Afstudeerprojecten bij aanvang project),
•
Naam bedrijf/instelling/instituut opdrachtgever (met logo)
•
Hogeschool van Amsterdam (met logo)
•
Bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek
Titelpagina (p. 1) •
Titel
•
Auteur(s) en adresgegevens
•
Nummer afstudeerproject ( staat in overzicht indelingen afstudeeropdrachten, op DLWO)
•
Namen (geen contactgegevens) opdrachtgever, praktijkbegeleider en docentbegeleider: officiële namen met evt. titels.
Voorwoord/dankwoord (p. 2) De opdrachtgever en/of begeleiding wordt genoemd.
Samenvatting/abstract en trefwoorden (key words) (p. 3) Een samenvatting/abstract van 1/2 tot 1 pagina wordt afgesloten met maximaal 5 trefwoorden.
Inhoudsopgave (p. 5)
Inleiding/introductie (p. 7) •
Het kader. Wat is de aanleiding van het onderzoek, wat is de opdrachtomschrijving?
•
Wat is al bekend en wat nog niet?
•
Wat is de vraagstelling (eventueel deelvragen)?
•
Wat is het doel?
•
Je blikt vooruit op wat er gaat komen (hoofdstukken). 44
Materialen en methoden •
Beschrijving proefpersonen c.q. doelgroep.
•
Beschrijving van (of verwijzing naar) methoden en technieken.
Resultaten •
Duidelijke beschrijving van de belangrijkste resultaten; welke data zijn gevonden in het onderzoek of welke informatie moet in brochure worden opgenomen of welk advies is wenselijk?
•
Gebruik tabellen en figuren met een duidelijke toelichting (titel tabel boven, titel figuur onder). Tabellen en figuren moeten los van de tekst te lezen zijn c.q. een duidelijke verwijzing naar de tekst moet worden opgenomen.
Discussie •
Wat is het belangrijkste resultaat en wat concludeer je daaruit?
•
Wat zijn de onzekerheden in verband met de gekozen methoden en technieken, wat zijn de vooren nadelen?
•
Zijn er verschillen met vergelijkbare onderzoeken of producten en hoe zijn die verschillen te verklaren?
•
Welke verschillen zijn er t.o.v. de verwachtingen (bijv. enquêtevragen)?
Conclusies •
Welke conclusies kun je trekken uit het onderzoek?
•
Conclusies kort weergeven (richtlijn 1/2 A4, de discussie heeft al plaatsgevonden).
•
Hoe kunnen de conclusies in de beroepspraktijk worden gebruikt? Formuleer duidelijk aanbevelingen (verder onderzoek, implementatie) en/of adviezen (uitvoering).
Literatuurlijst/Referenties Zowel de lijst als verwijzingen in de tekst voldoen aan duidelijk erkende criteria. Bij de opleiding Voeding en Diëtetiek hanteren we de voorschriften van de Vancouver-groep. Zie de Taal-en schrijfwijzer (DLWO)
Bijlagen •
Nummer de bijlagen in volgorde van verwijzing in de tekst. In de inhoudsopgave is een lijst met bijlagen opgenomen.
•
Als bijlagen kunnen kopieën gebruikt worden die niet per se hetzelfde lettertype hebben als de hoofdtekst. Ze moeten echter minimaal goed leesbaar zijn.
•
De basisgegevens (zoals ze verzameld zijn, dus zonder berekening en/of de interpretatie van de student), maken deel uit van de bijlagen van het verslag. 45
Bijlage 7 : Beoordelingsformulier: plan van aanpak afstudeerproject Naam student(en) Titel en nummer AP Opdrachtgever Naam examinator Naam docentbegeleider Datum Criteria voor Plan van Aanpak
Voldaan
Score
Randvoorwaardel ijke eisen (weging 0%) Zie Taal-en schrijfwijzer (DLWO) en Handleiding Afstudeerproject
Op tijd ingeleverd (eind wk 4 dbg, eind wk 5 examinator) Het voorblad is conform Taal-en schrijfwijzer( V1) Het verslag bevat een correcte opbouw conform Taal en schrijfwijzer (V2) De taal is van voldoende niveau voor een 4e j. student
Voldaan/ Niet voldaan
(C2 niveau)
Onderdeel 1. Gegevens studenten, afstudeerorganisatie, praktijkbegeleider en overig De gegevens zijn kloppend en duidelijk 2. Aanleiding De aanleiding is omschreven Aangegeven is wat bekend is in de literatuur en wat niet 3. Probleemstelling Het probleem is duidelijk omschreven De probleemstelling is helder geformuleerd Deelvragen zijn helder geformuleerd en zijn ondersteunend aan de probleemstelling 4. Doelstelling Het doel van het project is beschreven, zowel van de scriptie als overkoepelend De maatschappelijke relevantie is beschreven 5. Resultaat Het eindresultaat is duidelijk omschreven 6. Methode en materialen Hoe literatuur gezocht gaat worden is omschreven (databanken, trefwoorden) De onderzoeksmethode is omschreven (design, metingen, instrumenten) De onderzoeksgroep en werving daarvan is omschreven Hoe gegevens geanalyseerd worden is omschreven 7.Planning De planning is duidelijk en gestructureerd De mijlpalen zijn duidelijk geformuleerd 8. Begroting Personele kosten en materiele kosten zijn omschreven
O/ V*
46
9. Taakverdeling (indien 2 studenten op een project) Wie wat gaat doen is omschreven en hoe dit aangetoond gaat worden 10. Kwaliteit Maatregelen om kwaliteit te borgen en eisen omtrent proces zijn beschreven 11. Begeleiding Afspraken voor begeleiding met praktijkbegeleider, docentbegeleider en externe samenwerkingspartners zijn omschreven 12. Literatuurlijst Bronvermelding volgens Vancouver-methode 13. Persoonlijke leerdoelen (per student beoordelen) De persoonlijke leerdoelen zijn geformuleerd aan de hand van 4 Beroepscompetenties ( De persoonlijke leerdoelen zijn SMART-geformuleerd Oordeel
1
2
GO/ NO GO ** * Max 3 onvoldoendes (de onderdelen 3, 4, 6, 7, 9 en 13 moeten geheel voldoende zijn) ** Indien NO GO: het PvA binnen 2 weken aanpassen en opnieuw inleveren
Toelichting op beoordeling (indien NO GO)
Naam en handtekening Examinator……………………………………………………………………………………………… ………………………………..................
47
Bijlage 8: Beoordelingsformulier: scriptie afstudeerproject (AP) Voeding & Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam Naam student: Titel en nummer AO Opdrachtgever Naam examinator: Naam docentbegeleider: Datum: Criterium
B
H
onvoldoende
voldoende
goed
Randvoorwaardelijke eisen (weging 0%) Zie ook Taal-en schrijfwijzer (DLWO) en Handleiding Afstudeerproject
3
I
Niet op tijd ingeleverd Leesbaarheid De afstudeeropdracht is een aaneenschakeling van stukken tekst, het geheel loopt niet. Een eigen schrijfstijl is niet herkenbaar. Er zijn veel grammaticale en spelfouten. De formulering is persoonlijk, subjectief, vaag en wijdlopig. Structuur De indeling in hoofdstukken, paragrafen en alinea’s is niet duidelijk van de probleemstelling afgeleid, De titel van de afstudeeropdracht dekt de lading niet en / of de kopjes van de paragrafen dekken de inhoud van de paragraaf niet. Lay-out De lay-out is rommelig. Beelden, tabellen en figuren ondersteunen de tekst en argumenten niet. Omvang De omvang is te ruim, er zijn herhalingen en niet relevante onderdelen opgenomen. De omvang overschrijdt de 35 pagina’s, exl bijlagen en literatuurlijst Samenvatting De samenvatting geeft niet duidelijk en bondig de inhoud van de scriptie weer. Bepaalde relevante onderdelen zijn niet opgenomen. De omvang overschrijdt de 500 woorden. Bronverwijzing De verwijzing naar bronnen is een aantal keren niet goed toegepast. Er staan bronnen in de literatuurlijst die niet in de tekst terug te vinden zijn. Elektronische bronnen zijn verkeerd verwezen en geciteerd.
Op tijd ingeleverd
Op tijd ingeleverd
Leesbaarheid De afstudeeropdracht leest redelijk vlot, er zijn weinig grammaticale en spelfouten. De formulering is bondig, hier en daar wat algemeen en niet overal even formeel. Het verhaal is een lopend geheel. Structuur De hoofdstukindeling is logisch afgeleid van de probleemstelling, maar de onderverdeling op lager niveau is voor verbetering vatbaar. De titels van de afstudeeropdracht, de hoofdstukken en paragrafen zijn niet altijd kernachtig geformuleerd en representatief voor de inhoud. Lay-out Er zijn kleine fouten in de lay-out, maar die beïnvloeden de leesbaarheid niet. Een enkele keer is het gebruik van beelden, tabellen en figuren niet functioneel. Omvang De omvang is passend en ligt rond de 30 pagina’s, exclusief bijlagen en literatuurlijst Samenvatting De samenvatting is over het algemeen bondig geformuleerd en passend bij de inhoud. Bronverwijzing In de verwijzing naar bronnen zijn een paar kleine fouten. Vancouver richtlijnen zijn consistent gebruikt. De meeste elektronische bronnen zijn correct verwezen en geciteerd.
Leesbaarheid De afstudeeropdracht is vlot leesbaar en in correct Nederlands of Engels geschreven: de formulering is bondig, concreet en formeel. De rode draad in het verhaal is duidelijk. Structuur De indeling in hoofdstukken, paragrafen en alinea’s is logisch afgeleid van de probleemstelling en duidelijk De titels van de afstudeeropdracht, de hoofdstukken en paragrafen zijn kernachtig geformuleerd en representatief voor het geheel. Ze kondigen de inhoud correct aan. Lay-out De lay-out is functioneel en professioneel. Gebruik van beelden, tabellen en figuren is functioneel en bijlagen worden benut waar nodig. Omvang De omvang is passend, kernachtig en efficiënt. De omvang is maximaal 30 exclusief bijlagen en literatuurlijst Samenvatting De samenvatting is kernachtig geformuleerd en representatief voor de inhoud. De omvang is maximaal 500 woorden. De samenvatting leest vlot en is in correct Nederlands of Engels geschreven. Bronverwijzing De verwijzing naar alle bronnen zijn correct volgens richtlijnen uit de Taal-en schrijfwijzer (afgeleid van Vancouver) uitgevoerd.
Score o/v/g
Criterium 1. correcte definiëring en consistente uitwerking probleemstelling
B 1 3 4 6
H I II
Cijfer 1,0- 5,0 Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan.
Cijfer 5,5-7,5 De probleemstelling (en deelvragen) worden systematisch uitgewerkt in 55-75% van de scriptie
Cijfer 8-10 De probleemstelling (en deelvragen) worden systematisch uitgewerkt in 80-100% van de scriptie.
1 3 6
II
Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan.
De gekozen methode sluit aan bij de probleemstelling en wordt inzichtelijk beargumenteerd. (De methode staat zodanig beschreven dat het onderzoek herhaalbaar is)
+ De gekozen methode is informatiever beschreven en wetenschappelijk onderbouwd.
1 3 6
I II
Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan.
De analyse van gegevens is correct uitgevoerd De resultaten staan objectief, correct en overzichtelijk beschreven/gepresenteerd (resultaten komen voort uit het onderzoek).Tabellen en figuren zijn conform regels.
+ De belangrijkste resultaten worden gescheiden van de minder belangrijke (bv in bijlage) in relatie tot de probleemstelling.
1 3 6
I II IV
Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan.
De resultaten worden correct geïnterpreteerd en vergeleken met de literatuur Conclusie geeft antwoord op de probleemstelling. Sterke en zwakke punt worden correct benoemd.
+ De helicopterview wordt toegepast, waarbij relevante ontwikkelingen in de beroepspraktijk en aanverwante domeinen zijn beschreven.
4 5
III
Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan.
Aanbevelingen vloeien logisch voort uit de discussie en conclusie.
+ De aanbevelingen zijn bruikbaar voor de organisatie en voor het gehele werkveld. + De aanbevelingen zijn creatief en innovatief + Er wordt een transfer gemaakt naar (ontwikkelingen in) andere werkvelden.
Toelichting
2. verantwoording (onderzoeks)methode
Toelichting
3. juiste weergave resultaten
Toelichting
4. juistheid, opbouw en niveau van discussie en conclusie
Toelichting
5. concrete aanbevelingen die voortkomen uit het onderzoek/opdracht (indien eindproduct in bijlage zit wel meerekenen) Toelichting
Cijfer
Criterium 6. niveau en actualiteit (Engelstalige) literatuur
B 7
H I II
Cijfer 1- 5,5 Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan
Cijfer 5,5-7,5 De student gebruikt wetenschappelijke literatuur die ingaat op recente ontwikkelingen en geeft dit in scriptie voldoende weer.
Cijfer 8-10 + De student laat zien literatuur op een hoger niveau te integreren in de scriptie
Toelichting
Eindcijfer
1+2+3+4+5+6/6 =
Naam en handtekening Examinator/ docentbegeleider *: …………………………………………………………………………………………………………………………………….
NB* = weghalen wat niet van toepassing is. Beroepscompetenties Opleiding Voeding & Diëtetiek (B) 1.Advisering: Analyseren van problemen vragen en behoeften op het gebied van voeding, doelen stellen gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en afstemming met stakeholders en daarover adviseren, rekening houdend met relevante randvoorwaarden. 2.Begeleiding: Begeleiden van de uitvoering van adviezen gericht op problemen, vragen of behoeften op het gebied van voeding. 3. Rapportage: Registreren, evalueren en rapporteren van resultaten en procedures of richtlijnen ontwikkelen ter optimalisering van effecten van voeding 4. Marketing: Analyseren van een vraag van een onderneming/organisatie naar producten en/of diensten, doelen stellen en een strategie formuleren en implementeren, rekening houdend met relevante randvoorwaarden. 5.Management Coördineren en aansturen van bedrijfsprocessen, gebaseerd op de strategie van de onderneming / organisatie / afdeling. Vaststellen strategie, beleid en planning van een organisatie. 6.Onderzoek: Opzetten en uitvoeren van voeding gerelateerd praktijkgericht onderzoek, verwerken van gegevens en rapporteren van resultaten. 7. Professionalisering: Integer handelen, rekening houden met vertrouwensrelatie en ethische aspecten. Integreren nieuwe inzichten, werkwijzen, producten en diensten in de eigen werkzaamheden en communiceert hierover. Hbo-standaard (H) I Een gedegen theoretische basis II Het onderzoekend vermogen III Professioneel vakmanschap IV Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie
Cijfer
Bijlage 9: Beoordelingsformulier: proces afstudeerproject
Naam student: Titel en nummer AP Opdrachtgever Naam docentbegeleider Datum: Criterium voor procesverslag
B
H
Niet voldaan
Randvoorwaardelijke eisen (weging 0%) Zie Taal-en schrijfwijzer (DLWO) en Handleiding Afstudeerproject
3
I
Is niet op tijd ingeleverd ( uiterlijk wk ..) Het voorblad is niet conform Taal-en schrijfwijzer( V1) Het verslag bevat geen correcte opbouw conform Taal en schrijfwijzer (v2) De taal is van onvoldoende niveau voor een 4e jaars student ( geen C2 niveau
Voldaan / Niet voldaan
Cijfer
Criterium 1. Het verloop van het afstudeerproject
2. Reflectie op de eigen leerdoelen en reflectie op de beroepscompetenties 1,3,5 en 6
5
III
Onvoldoende (1- 5,0) Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan
7
II
Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan
Voldaan Op tijd ingeleverd (uiterlijk wk….) Omvang: 3-4 A 4 Het voorblad is conform Taal-en schrijfwijzer( V1) Het verslag bevat een correcte opbouw conform Taal en schrijfwijzer (v2) De taal is van voldoende niveau voor een 4e jaars student ( C2 niveau) Voldoende ( 5,5 – 7,5) Goed ( 8,0- 10,0) Er wordt beschreven hoe de uitvoering is Er wordt kernachtig beschreven hoe de uitvoering van verlopen, er is aandacht voor belemmerende het project is verlopen, er is ruim aandacht voor en bevorderende factoren en de belemmerende en bevorderende factoren en de samenwerking met alle betrokkenen. samenwerking met alle betrokkenen. Er wordt op alle leerdoelen die in het pva zijn Er wordt op alle leerdoelen kritisch en diepgaand opgesteld gereflecteerd. De kennis en gereflecteerd. De kennis en vaardigheden die zijn vaardigheden die zijn opgedaan worden opgedaan worden beschreven en gekoppeld aan de beschreven en gekoppeld aan de beroepscompetenties. Er wordt beargumenteert in beroepscompetenties. Er wordt hoeverre je de beroepscompetenties beheerst vanuit beargumenteert in hoeverre je de meerdere bronnen, ervaringen en contexten beroepscompetenties beheerst. (bewijsvoering)
Score
Eindcijfer Procesverslag (1+2/2 )= (weging 30%) Toelichting (indien van toepassing)
51
Procesbeoordeling tijdens uitvoering afstudeeropdracht 1 Zelfstandig functioneren
B
H
Onvoldoende (5 of lager)
Voldoende ( 6 of 7)
Goed ( 8,9,10)
5
III
Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan
2. Multidisciplinaire integratie
1 6
IV
Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan
Heeft in de meeste gevallen zelfstandig taken uitgevoerd als beginnend beroepsbeoefenaar. Proces en product worden beide minimaal voldoende beoordeeld door opdrachtgever Heeft regelmatig laten zien integratie van kennis, inzichten, houding en vaardigheden vanuit verschillende disciplines te kunnen toepassen binnen de opdracht. Pakt feedback van opdrachtgever/docent in meeste gevallen op en verwerkt dit.
3. Creativiteit, complexiteit en probleemgericht werken
1
II III
Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan
4. Sociaalcommunicatieve bekwaamheid
1 4
III
Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan
Heeft in alle gevallen zelfstandig taken uitgevoerd als beginnend beroepsbeoefenaar . Proces en product worden beide minimaal goed beoordeeld door opdrachtgever Heeft aangetoond integratie van kennis, inzichten, houding en vaardigheden vanuit verschillende disciplines te kunnen toepassen binnen de opdracht. Weegt kritisch de feedback van opdrachtgever/docent voordat het verwerkt wordt. Uit de aanpak van de AO/probleem blijkt dat nieuwe ideeën/ producten zijn ontwikkeld. Kan vraagstukken waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven oplossen volgens een standaard procedure. Drukt zich zowel mondeling als schriftelijk op een professionele manier uit. Is in staat om te communiceren en samen te werken met anderen in een multiculturele/internationale omgeving en voldoet aan de eisen die participeren in een organisatie stelt.
5. Verantwoordelijkheid voorsturing van-, reflectie op procesvoortgang
5 7
II III
Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan
Eindcijfer Procesuitvoering (weging 70%) (1+2+3+4+5/5)= Totaal eindcijfer Proces
Uit de aanpak van de AO/probleem blijkt dat bestaande producten/diensten zijn gebruikt. Kan vraagstukken waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven oplossen volgens een standaard procedure. Drukt zich zowel mondeling als schriftelijk op redelijk professionele manier uit. Is in staat redelijk om te communiceren en samen te werken met anderen in een multiculturele/internationale omgeving en voldoet redelijk aan de eisen die participeren in een organisatie stelt. Neemt regelmatig verantwoordelijkheid voor zijn werkzaamheden en handelt hiernaar, blijft redelijk binnen de planning en stuurt regelmatig bij indien nodig.
Score
Neemt zelf initiatief voor het plannen van afspraken tbv voortgang, neemt verantwoordelijkheid voor zijn werkzaamheden handelt hiernaar en blijft redelijk binnen de planning en stuurt direct bij indien nodig.
Cijfer Procesverslag x 0,3 + Cijfer Procesbeoordeling uitvoering x 0,7 / 10 =
Toelichting (indien van toepassing)
Naam & handtekening docentbegeleider: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. 52
B= Beroepscompetenties Opleiding Voeding & Dietetiek: Beroepscompetenties(beroepsbekwaam) 1 Advisering Analyseren van problemen vragen en behoeften op het gebied van voeding, doelen stellen gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en afstemming met stakeholders en daarover adviseren, rekening houdend met relevante randvoorwaarden.
2 Begeleiding Begeleiden van de uitvoering van adviezen gericht op problemen, vragen of behoeften op het gebied van voeding.
3 Rapportage Registreren, evalueren en rapporteren van resultaten en procedures of richtlijnen ontwikkelen ter optimalisering van effecten van voeding.
4 Marketing Analyseren van een vraag van een onderneming/organisatie naar producten en/of diensten, doelen stellen en een strategie formuleren en implementeren, rekening houdend met relevante randvoorwaarden.
5 Management Coördineren en aansturen van bedrijfsprocessen, gebaseerd op de strategie van de onderneming / organisatie / afdeling. Vaststellen strategie, beleid en planning van een organisatie.
6 Onderzoek Opzetten en uitvoeren van voedingsgerelateerd praktijkgericht onderzoek, verwerken van gegevens en rapporteren van resultaten.
7 Professionalisering Integer handelen, rekening houden met vertrouwensrelatie en ethische aspecten. Integreren nieuwe inzichten, werkwijzen, producten en diensten in de eigen werkzaamheden en communiceert hierover.
H = hbo-standaard I Een gedegen theoretische basis II III IV
Het onderzoekend vermogen Professioneel vakmanschap Beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie
53
Bijlage 10: Beoordelingsformulier: Individueel eindassessment afstudeerproject Naam student: Titel en nummer AP Opdrachtgever Naam examinator Naam docentbegeleider Datum: Aanwezigheid extern adviseur
Nee / Ja, namelijk:
Onderwerp 1. KENNIS over het onderwerp Feitenkennis, kennis van methoden, herinnering leerstof, etc.
B* 1 6
H* I
1 6
I II
Onvoldoende (Cijfer 1 - 5,0) Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan.
Ofwel: WAT staat er in de scriptie?
Voldoende (Cijfer 5,5 - 7,5) De student kan inhoudelijke vragen over de scriptie voldoende beantwoorden. Hij/zij weet wat er in de scriptie staat en beheerst (gerelateerde) vakkennis voldoende.
Goed (Cijfer 8 - 10) De student kan inhoudelijke vragen over de scriptie adequaat beantwoorden. Hij/zij weet wat er in de scriptie staat en beheerst (gerelateerde) vakkennis goed tot uitstekend.
weging 2
De student kan gemaakte keuzes benoemen, maar niet altijd even sterk onderbouwen/motiveren. Hoofd- en bijzaken worden redelijk gescheiden, verbanden tussen onderdelen uit de scriptie worden niet altijd even goed gezien.
De student kan gemaakte keuzes en aanbevelingen goed onderbouwen/motiveren; legt verbanden tussen onderdelen uit de scriptie, weet hoofd- en bijzaken goed te scheiden.
4
cijfer
Toelichting ad 1.
2. INZICHT in het onderwerp Onderbouwen van gemaakte keuzes/aanbevelingen; leggen van verbanden tussen onderdelen uit de scriptie, begrijpen/verklaren resultaten, onderscheiden hoofd- en bijzaken. Ofwel: WAAROM staat iets in de scriptie (en waarom niet)?
Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan. De student kan gemaakte keuzes niet onderbouwen, kan geen verbanden leggen tussen verschillende onderdelen uit de scriptie, weet hoofd- en bijzaken slecht te scheiden en kan niet toelichten op welke wijze gevonden resultaten kunnen worden toegepast.
Toelichting ad 2
54
Onderwerp 3. VISIE op het beroep Etaleren “helicopterview”, visie op het beroep en recente ontwikkelingen t.a.v. het onderwerp.
B* 1 7
H* III IV
Onvoldoende (Cijfer 1 - 5,0) Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan
Ofwel: WAARTOE leidt de scriptie?
Voldoende (Cijfer 5,5 - 7,5) De toegevoegde waarde van de afstudeeropdracht ten behoeve van het werkveld en de maatschappelijke relevantie worden globaal aangekaart. De interpretatie van gevonden resultaten blijft beperkt tot voornamelijk eigen onderwerp en probleemstelling.
Goed (Cijfer 8,0 – 10,0) De toegevoegde waarde van de afstudeeropdracht ten behoeve van het werkveld en de maatschappelijke relevantie zijn weloverwogen en worden to-the-point toegelicht.
weging 2
cijfer
De student staat duidelijk boven de stof, kan de gevonden resultaten in een breder kader plaatsen en heeft een goed onderbouwde mening over toepassingen in het werkveld.
Toelichting ad 3.
4. UITDRUKKINGSVAARDIGHEID Overtuigend redeneren, adequaat reageren, zich actief opstellen. Ofwel: HOE brengt de kandidaat zijn/haar betoog?
4
III
Als niet aan de criteria voor voldoende is voldaan. De formulering is persoonlijk, subjectief, vaag en wijdlopig. Er wordt geen antwoord gegeven op de vragen. Argumenten zijn niet steekhoudend. Er wordt geen initiatief getoond in het gesprek.
De formulering is bondig, hier en daar wat algemeen en niet overal even professioneel (formeel). Er wordt redelijk vlot geantwoord op vragen, maar niet altijd even kernachtig. Hoofd- en bijzaken worden redelijk gescheiden. Antwoorden zijn redelijk onderbouwd. Reflectie mag kritischer.
De student formuleert kernachtig, concreet en professioneel (formeel); geeft to-thepoint antwoord op vragen, weet hoofd- en bijzaken goed te scheiden.
2
Antwoorden zijn goed onderbouwd en er wordt kritisch gereflecteerd. Student toont initiatief in het gesprek.
Toelichting ad 4.
CIJFER eindassessment ( 0,2 x1+0,4 x2 + 0,2 x3+ 0,2 x4)= B*= Beroepscompetenties. H = hbo-standaard ( zie handleiding afstuderen) Naam & handtekening examinator:
Naam & handtekening docentbegeleider:
Naam & handtekening extern adviseur:
55
Opleiding Voeding & Diëtetiek Bijlage 11: Beoordelingsformulier voor praktijkbegeleider: Afstudeerproject Individueel in te vullen Naam student Titel en nummer AO Opdrachtgever Naam examinator Naam docentbegeleider Datum
Toelichting cijfer: Onvoldoende = 5 of lager, Voldoende = 6 of 7, Goed = 8, Zeer goed = 9 of 10 Onderwerpen: 1. Hoe beoordeelt u het zelfstandig functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar van de student?
Cijfer
2. Hoe beoordeelt u de samenwerking en de communicatie met de student? 3. Hoe beoordeelt u de scriptie en indien van toepassing het eindproduct dat is opgeleverd? 4. Hoe beoordeelt u de bruikbaarheid van de aanbevelingen voor uw organisatie/branche/werkveld? 5. Heeft u nog andere punten die u van belang acht bij de beoordeling? Zoals: ……………………………………………………………………………………………………… Eindcijfer: (1 + 2+ 3 + 4 / 4) =
Eventuele toelichting (op één van bovengenoemde criteria)
Naam en handtekening praktijkbegeleider: Naam en handtekening student:
57
Opleiding Voeding & Diëtetiek
Bijlage 12: Eindbeoordeling afstudeerproject
Naam student: Titel en nummer project Opdrachtgever(organisatie) Naam praktijkbegeleider Naam examinator: Naam docentbegeleider: Datum:
SIS Code Afstudeerproject: Onderdeel*
Weging
Product: Scriptie
5
Proces
2
Eindassessment
3
Cijfer
Totaal eindcijfer: ( 0,5 x cijfer scriptie+0,2 x cijfer proces+ 0,3 x cijfer eindassessment) = *Alle drie de onderdelen dienen minimaal een 5,5 of hoger te zijn.
Naam & handtekening Examinator
Naam & handtekening Docentbegeleider:
58