32486
BELGISCH STAATSBLAD — 02.10.1998 — MONITEUR BELGE
12° De goedkeuring van, contracten met openbare nutsbedrijven voor de aansluiting van nieuwe installaties op het distributienet onder meer van elektrische energie, gas, water en telefoon, voor zover het bedrag niet groter is dan 7 miljoen frank. 13° Het nemen van de beslissingen betreffende de aankopen en de onteigeningen die vereist zijn voor uitvoering van de werken die voorkomen op het door de Minister goedgekeurd programma tot een bedrag van 30 miljoen frank. 14° Het nemen van de beslissingen betreffende de aankopen en de onteigeningen die vereist zijn voor de uitvoering van de werken die niet uitdrukkelijk opgenomen zijn in het door de Minister goedgekeurd programma tot een bedrag van 10 miljoen frank. 15° Het zich akkoord verklaren met de voorstellen tot vervroegde onteigening tot een bedrag van 10 miljoen frank voor zover aan punt 14° is voldaan. 16° De goedkeuring van de overeenkomsten tot regeling van de vergoedingen voor huurschade, na raadpleging van de gemachtigde van de bezettende diensten, tot een bedrag van 10 miljoen frank. 17° De goedkeuring van de uitgaven betreffende de betaling van verwijlintresten. 18° Het bepalen van het bedrag van de schadeloosstelling aan de architecten die ontlast worden van hun opdracht tot het maken van ontwerpen of studies betreffende uit te voeren werken. 19° De goedkeuring van de uitgaven die voortvloeien uit de door hem afgesloten huurcontracten voor roerende goederen. 20° De ondertekening voor akkoord, onder alle voorbehoud van aansprakelijkheid en zonder enige nadelige erkenning vanwege de Regie der Gebouwen, van de processen-verbaal van onderzoek door deskundigen inzake schade aangebracht aan roerende of onroerende goederen, eigendom van of beheerd door de Regie der Gebouwen. 21° De goedkeuring van de rekeningen van de Regie der Gebouwen. 22° De goedkeuring van de rekeningafleggingen van de buitengewone rekenplichtigen, omtrent de te hunner beschikking gestelde gelden, alsmede van de rekenplichtigen van materialen en materieel. 23° De ondertekening van de ordonnanties van betalingen. 24° Het aanvaarden van alle aan de Regie der Gebouwen betekende deurwaardersexploten. 25° De beslissing tot het vellen van bomen of het verlenen van machtiging aan derden om bomen te vellen op een domein beheerd door de Regie der Gebouwen. 26° Het — eventueel tot wederopzeggens en oogluikend — verlenen aan derden van alle vergunningen tot ingebruikneming, op enigerlei wijze, van het openbaar domein beheerd door de Regie der Gebouwen of van de toelating er allerhande werken op uit te voeren. 27° Het afsluiten van bijzondere overeenkomsten met andere publiekrechterlijke instellingen waarbij de Regie der Gebouwen sommige opdrachten aanvaardt in naam en voor rekening van die instellingen, voor zover deze bijzondere overeenkomsten passen in het kader van algemene samenwerkingsakkoorden afgesloten door de Staat. Mij bekend om gevoegd te worden bij mijn besluit van 17 augustus 1998. De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT
12° L’approbation de contrats avec des entreprises d’inte´reˆt public en vue du raccordement de nouvelles installations au re´seau de distribution, entre autres d’e´nergie e´lectrique, de gaz, d’eau et de te´le´phone, pour autant que le montant ne soit pas supe´rieur a` 7 millions de francs. 13° Les de´cisions relatives aux acquisitions et aux expropriations qui sont ne´cessaires a` l’exe´cution des travaux figurant au programme approuve´ par le Ministre, a` concurrence de 30 millions de francs. 14° Les de´cisions relatives aux acquisitions et aux expropriations qui sont ne´cessaires a` l’exe´cution des travaux qui ne sont pas pre´vus expresse´ment au programme approuve´ par le Ministre, a` concurrence d’un montant de 10 millions de francs. 15° L’accord sur les propositions d’expropriations anticipe´es, a` concurrence d’un montant de 10 millions de francs pour autant qu’on a satisfait au point 14°. 16° L’approbation des conventions re´glant les indemnite´s pour de´gaˆts locatifs, a` concurrence d’un montant de 10 millions de francs et apre`s consultation du fonctionnaire compe´tent des services occupants. 17° L’approbation des de´penses relatives au paiement des inte´reˆts de retard. 18° La fixation du montant du de´dommagement a` accorder aux architectes de´charge´s de leur mission d’e´laborer des projets ou des e´tudes relatifs a` des travaux a` exe´cuter. 19° L’approbation des de´penses de´coulant de contrats de location de biens mobiliers conclus par lui. 20° La signature pour accord, sous toutes re´serves de responsabilite´s et sans aucune reconnaissance pre´judiciable de la part de la Re´gie des Baˆtiments, des proce`s-verbaux d’expertise en matie`re de dommages cause´s aux biens mobiliers et immobiliers, proprie´te´ de ou ge´re´s par la Re´gie des Baˆtiments. 21° L’approbation des comptes de la Re´gie des Baˆtiments. 22° L’approbation des comptes rendus par les comptables extraordinaires des fonds mis a` leur disposition ainsi que de ceux rendus par les comptables de matie`res et de mate´riel. 23° La signature des ordonnances de paiements. 24° La signature, pour re´ception, des exploits d’huissiers signifie´s a` la Re´gie des Baˆtiments. 25° La de´cision de faire abattre des arbres ou d’autoriser des tiers a` abattre des arbres croissant sur le domaine ge´re´ par la Re´gie des Baˆtiments. 26° Accorder a` des tiers, e´ventuellement a` titre pre´caire et de tole´rance, toute autorisation d’occuper, a` un titre quelconque, le domaine public ge´re´ par la Re´gie des Baˆtiments ou d’y effectuer des travaux de toute nature. 27° La conclusion avec d’autres institutions de droit public de conventions particulie`res en vertu desquelles la Re´gie agira en nom et pour compte de ces institutions pour certaines missions, pour autant que ces conventions particulie`res s’inscrivent dans le cadre de conventions ge´ne´rales de coope´ration conclues par l’Etat. Vu pour eˆtre annexe a` mon arreˆte´ du 17 août 1998. Le Ministre de la Fonction publique, A. FLAHAUT
* MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID N. 98 — 2626 [S − C − 98/12677] 20 SEPTEMBER 1998. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 68 van 16 juni 1998 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de camerabewaking op de arbeidsplaats (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkoms-ten en de paritaire comite´s, inzonderheid op de artikelen 18 en 28; Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens;
MINISTERE DE L’EMPLOI ET DU TRAVAIL F. 98 — 2626 [S − C − 98/12677] 20 SEPTEMBRE 1998. — Arreˆte´ royal rendant obligatoire la convention collective de travail n° 68, conclue le 16 juin 1998 au sein du Conseil national du Travail, relative a` la protection de la vie prive´e des travailleurs a` l’e´gard de la surveillance par came´ras sur le lieu du travail (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment les articles 18 et 28 ; Vu la loi du 8 décembre 1992 relative a` la protection de la vie prive´e a` l’e´gard des traitements de donne´es a` caracte`re personnel;
BELGISCH STAATSBLAD — 02.10.1998 — MONITEUR BELGE
32487
Gelet op de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens; Gelet op de gedragscode inzake de bescherming van de persoonsgegevens van de werknemers aangenomen door de Raad van Bestuur van de IAO tijdens zijn 267ste zitting van november 1996; Gelet op het verzoek van de Nationale Arbeidsraad; Overwegende dat het noodzakelijk is, onverminderd de toepassing van de regels bedoeld in de voormelde wet van 8 december 1992, die betrekkingen hebben op camerabewaking, voor zover beelden met identificeerbare persoonsgegevens bewaard worden, een aantal specifieke waarborgen voor het gebruik van camerabewaking op de arbeidsplaats uit te werken; Overwegende dat het eveneens noodzakelijk is de specifieke rol van de ondernemingsraad te benadrukken, zoals ook is gebeurd in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 39 van 13 december 1983 betreffende de voorlichting en het overleg inzake de sociale gevolgen van de invoering van nieuwe technologie¨en; dat dit gebeurt, rekening houdend met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden; Overwegende dat rekening moet gehouden worden met een aantal specifieke informatie- en consultatieprocedures inzake de wijziging van het arbeidsreglement, zoals bepaald in de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen; Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Vu la directive 95/46/CE du Parlement europe´en et du Conseil du 24 octobre 1995 relative a` la protection des personnes physiques a` l’e´gard du traitement des donne´es a` caracte`re personnel et a` la libre circulation de ces donne´es ; Vu le recueil de directives pratiques sur la protection des donne´es personnelles des travailleurs adopte´ par le Conseil d’administration de l’O.I.T. au cours de sa 267e session en novembre 1996; Vu la demande du Conseil national du Travail ; Conside´rant qu’il convient d’e´tablir un certain nombre de garanties spe´cifiques pour l’utilisation de la surveillance par came´ras sur le lieu de travail, sans pre´judice de l’application des re`gles vise´es dans la loi susmentionne´e du 8 de´cembre 1992, qui ont trait a` la surveillance par came´ras pour autant que des images comprenant des donne´es personnelles identifiables sont conserve´es ; Conside´rant qu’il convient e´galement d’insister sur la mission spe´cifique confe´re´e au conseil d’entreprise, comme pre´vu dans la convention collective de travail n° 39 du 13 de´cembre 1983 concernant l’information et la concertation sur les conse´quences sociales de l’introduction des nouvelles technologies ; compte tenu que ceci est re´gle´ par la convention collective de travail n° 9 du 9 mars 1972 coordonnant les accords nationaux et les conventions collectives de travail relatifs aux conseils d’entreprise conclus au sein du Conseil national du Travail; Conside´rant qu’il faut tenir compte d’un certain nombre de proce´dures d’information et de consultation spe´cifiques en matie`re de modification du re`glement de travail, tel que pre´vus dans la loi du 8 avril 1965 instituant les re`glements de travail ; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi et du Travail,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst nr. 68 van 16 juni 1998, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de camerabewaking op de arbeidsplaats. Art. 2. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Nous avons arreˆté et arreˆtons : Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail n° 68 du 16 juin 1998, reprise en annexe, conclue au sein du Conseil national du Travail, relative a` la protection de la vie prive´e des travailleurs a` l’e´gard de la surveillance par came´ras sur le lieu du travail. Art. 2. Notre Ministre de l’Emploi et du Travail est charge´ de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´.
Gegeven te Brussel, 20 september 1998.
Donne´ a` Bruxelles, le 20 septembre 1998.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Par le Roi : La Ministre de l’Emploi et du Travail, Mme M. SMET
Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 8 april 1965, Belgisch Staatsblad van 5 mei 1965. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 8 december 1992, Belgisch Staatsblad van 18 maart 1993. Koninklijk besluit van 12 september 1972, Belgisch Staatsblad van 25 november 1972. Koninklijk besluit van 25 januari 1984, Belgisch Staatsblad van 8 februari 1984. Richtlijn 95/46/CE, Publikatieblad van 23 november 1995.
Note (1) Re´fe´rences au Moniteur belge : Loi du 8 avril 1965, Moniteur belge du 5 mai 1965. Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969. Loi du 8 de´cembre 1992, Moniteur belge du 18 mars 1993. Arreˆte´ royal du 12 septembre 1972, Moniteur belge du 25 novembre 1972. Arreˆte´ royal du 25 janvier 1984, Moniteur belge du 8 fe´vrier 1984.
Bijlage Nationale Arbeidsraad Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 68 van 16 juni 1998 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de camerabewaking op de arbeidsplaats Geregistreerd op 13 juli 1998 onder het nr. 48678/CO/300 HOOFDSTUK I. — Draagwijdte Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers in de onderneming en de bescherming van hun waardigheid en de vrijwaring van het fundamenteel recht hierop te waarborgen door, rekening
Annexe Conseil national du Travail Convention collective de travail n° 68 conclue le 16 juin 1998 au sein du Conseil national du Travail, relative a` la protection de la vie prive´e des travailleurs a` l’e´gard de la surveillance par came´ras sur le lieu du travail. Enregistre´e le 13 juillet 1998 sous le n° 48678/CO/300. CHAPITRE Ier. — Porte´e Article 1er. La pre´sente convention collective de travail a pour but de garantir le respect de la vie prive´e des travailleurs dans l’entreprise et la protection de leur dignite´ ainsi que de pre´server le droit fondamental a` cet e´gard en de´finissant, compte tenu des ne´cessite´s d’un bon
Directive 95/46/CE, Journal officiel du 23 novembre 1995.
32488
BELGISCH STAATSBLAD — 02.10.1998 — MONITEUR BELGE
houdend met de behoeften van een goede werking van de onderneming, de doeleinden en voorwaarden te bepalen waaronder camerabewaking op de arbeidsplaats met of zonder bewaring van de beelden kan ingevoerd worden. Commentaar De onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst schrijft zich in in de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens voor wat de camerabewaking betreft die onder het toepassingsgebied van de wet ressorteert en waarborgt de toepassing ervan. Deze wet is van toepassing op camerabewaking van zodra de beelden niet alleen worden opgenomen en onmiddellijk weergegeven maar ook bewaard worden, zoals uiteengezet door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in haar advies nr. 14/95 van 7 juni 1995 betreffende de toepasselijkheid van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens op beeldopnamen en de gevolgen ervan. De principes van de genoemde wet van 8 december 1992, met name het finaliteitsprincipe, het proportionaliteitsprincipe en de informatieverplichting, worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst geconcretiseerd naar de arbeidsplaats toe. Aangezien deze principes beschouwd worden als waarborgen die essentieel kunnen geacht worden voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, voert deze overeenkomst ze ook in voor camerabewaking die op dit ogenblik niet onder het toepassingsgebied van de wet van 8 december 1992 ressorteert. Op deze wijze zet de overeenkomst de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens, naar het Belgisch recht om voor wat de camerabewaking op de arbeidsplaats betreft. Bovendien wil deze collectieve arbeidsovereenkomst rekening houden met de wettelijke en conventionele bepalingen inzake informatie en consultatie van de werknemersvertegenwoordigers. In deze context werd ervoor geopteerd om, waar dit voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer noodzakelijk geacht werd, in een aantal bijkomende waarborgen te voorzien die volledig kaderen in de voor de sociale verhoudingen gekenmerkte en algemeen aanvaarde procedures. HOOFDSTUK II. — Definitie Art. 2. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst dient onder camerabewaking te worden verstaan elk bewakingssysteem met e´e´n of meer camera’s dat ertoe strekt om bepaalde plaatsen of activiteiten op de arbeidsplaats te bewaken vanuit een punt dat zich geografisch op een afstand van die plaatsen of activiteiten bevindt met of zonder het oog op bewaring van de beeldgegevens die het inzamelt en overbrengt. HOOFDSTUK III. — Toepassingsmodaliteiten Afdeling I. — Algemene toepassingsmodaliteiten Art. 3. Camerabewaking op de arbeidsplaats met of zonder bewaring van de beeldgegevens is enkel toegelaten voor zover voldaan is aan de voorwaarden zoals bepaald in de artikelen 4 tot en met 11. Onderafdeling 1. — Finaliteits- en proportionaliteitsprincipe 1. Finaliteit Art. 4. § 1.Camerabewaking op de arbeidsplaats is enkel toegelaten voor het nastreven van e´e´n van de volgende doeleinden : 1° de veiligheid en gezondheid; 2° de bescherming van de goederen van de onderneming; 3° de controle van het productieproces. De controle van het productieproces kan betrekking hebben op zowel de machines als op de werknemers. Als de controle enkel betrekking heeft op de machines, beoogt zij de goede werking ervan na te gaan. Als de controle betrekking heeft op de werknemers, betreft zij de evaluatie en verbetering van de werkorganisatie; 4° de controle van de arbeid van de werknemer conform artikel 9, § 2. Het nastreven van dit doeleinde mag niet tot gevolg hebben dat beslissingen en beoordelingen door de werkgever enkel gebaseerd worden op gegevens die via camerabewaking verkregen werden. § 2. De werkgever dient het doeleinde van de camerabewaking duidelijk en expliciet te omschrijven. Commentaar : Deze collectieve arbeidsovereenkomst laat de mogelijkheid voor het gebruik van camera’s voor opleidingsdoeleinden onverlet aangezien dit geen bewaking betreft.
fonctionnement de l’entreprise, pour quelles finalite´s et a` quelles conditions la surveillance par came´ras sur le lieu de travail avec ou sans conservation des images peut eˆtre introduite. Commentaire La pre´sente convention collective de travail s’inscrit dans la loi du 8 décembre 1992 relative a` la protection de la vie prive´e a` l’e´gard des traitements de donne´es a` caracte`re personnel en ce qui concerne la surveillance par came´ras qui rele`ve du champ d’application de la loi et en garantit l’application. Cette loi s’applique a` la surveillance par came´ras a` partir du moment ou` les images sont non seulement enregistre´es et imme´diatement visionne´es mais aussi conserve´es comme l’explique la Commission de la protection de la vie prive´e dans son avis n° 14/95 du 7 juin 1995 concernant l’applicabilite´ de la loi du 8 de´cembre 1992 relative a` la protection de la vie prive´e a` l’e´gard des traitements de donne´es a` caracte`re personnel aux enregistrements d’images et leurs conse´quences. La pre´sente convention collective de travail concre´tise les principes consacre´s dans la loi pre´cite´e du 8 décembre 1992, notamment le principe de finalite´, le principe de proportionnalite´ et l’obligation d’information, par rapport au lieu de travail Etant donne´ que ces principes sont conside´re´s comme des garanties pouvant eˆtre juge´es essentielles pour la protection de la vie prive´e, la pre´sente convention les introduit e´galement pour les cas de surveillance par came´ras qui a` l’heure actuelle ne rele`vent pas du champ d’application de la loi du 8 décembre 1992. De cette manie`re, la convention transpose la directive 95/46/CE du Parlement europe´en et du Conseil du 24 octobre 1995 relative a` la protection des personnes physiques a` l’e´gard du traitement des donne´es a` caracte`re personnel et a` la libre circulation de ces donne´es, en droit belge pour ce qui concerne la surveillance par came´ras sur le lieu de travail. En outre, la pre´sente convention entend tenir compte des dispositions le´gales et conventionnelles en matie`re d’information et de consultation des repre´sentants des travailleurs. Dans ce contexte, l’option a e´te´ prise de pre´voir, lorsque cela a e´te´ juge´ indispensable pour la protection de la vie prive´e, un certain nombre de garanties supple´mentaires qui s’inscrivent dans le cadre des proce´dures ge´ne´ralement admises qui caracte´risent les relations sociales. CHAPITRE II. — De´finition Art. 2. Pour l’application de la pre´sente convention collective de travail, il y a lieu d’entendre par surveillance par came´ras, tout syste`me de surveillance comportant une ou plusieurs came´ras et visant a` surveiller certains endroits ou certaines activite´s sur le lieu de travail a` partir d’un point qui s’en trouve ge´ographiquement e´loigne´ dans le but ou non de conserver les images dont il assure la collecte et la transmission. CHAPITRE III. — Modalite´s d’application Section I. - Modalite´s ge´ne´rales d’application Art. 3. La surveillance par came´ras sur le lieu de travail avec ou sans conservation des images n’est autorise´e que pour autant qu’il soit satisfait aux conditions fixe´es aux articles 4 a` 11 inclus. Sous-section 1. — Principes de finalite´ et de proportionnalite´ 1. Finalite´ Art. 4. § 1er. La surveillance par came´ras sur le lieu de travail n’est autorise´e que lorsque l’une des finalite´s suivantes est poursuivie : 1° la se´curite´ et la sante´; 2° la protection des biens de l’entreprise; 3° le controˆle du processus de production. Le controˆle du processus de production peut porter tant sur les machines que sur les travailleurs. Si le controˆle porte uniquement sur les machines, il a pour but d’en ve´rifier le bon fonctionnement. Si le controˆle porte sur les travailleurs, il a pour but l’e´valuation et l’ame´lioration de l’organisation du travail. 4° le controˆle du travail du travailleur conforme´ment a` l’article 9, § 2. La poursuite de cette finalite´ ne peut avoir pour conse´quence que les de´cisions et e´valuations de l’employeur se fondent exclusivement sur les donne´es collecte´es par voie de surveillance par came´ras § 2.L’employeur doit de´finir clairement et de manie`re explicite la finalite´ de la surveillance par came´ras. Commentaire La pre´sente convention collective de travail laisse en l’e´tat la possibilite´ d’utiliser des came´ras a` des fins de formation e´tant donne´ qu’il ne s’agit pas de surveillance.
BELGISCH STAATSBLAD — 02.10.1998 — MONITEUR BELGE Er moet bovendien opgemerkt worden dat bij geheime camerabewaking de bepalingen van het strafwetboek gelden en dat deze vorm van bewaking enkel in overeenstemming met de voorschriften van het wetboek van strafvordering kan ingevoerd worden. Tenslotte beoogt artikel 4, § 1, 4° niet om de werknemer voortdurend in beeld te brengen. Art. 5. De camerabewaking is voortdurend als de camera of camera’s op permanente wijze functioneren. De camerabewaking is tijdelijk als de camera of camera’s hetzij tijdelijk hetzij vast geı¨nstalleerd zijn maar slechts gedurende e´e´n of meerdere perioden functioneren. Art. 6. § 1. Naar gelang het nagestreefde doeleinde is camerabewaking voortdurend of tijdelijk. § 2. Camerabewaking mag voortdurend of tijdelijk zijn indien e´e´n van de volgende doeleinden nagestreefd wordt : - de veiligheid en gezondheid; - de bescherming van de goederen van de onderneming; - de controle van het productieproces die enkel betrekking heeft op de machines. § 3. Camerabewaking mag enkel tijdelijk zijn als e´e´n van de volgende doeleinden nagestreefd wordt : - de controle van het productieproces die betrekking heeft op de werknemers; - de controle van de arbeid van de werknemer. Commentaar : Voortdurende camerabewaking is enkel toegelaten met het oog op de veiligheid en gezondheid, met het oog op de bescherming van de goederen van de onderneming en met het oog op de controle van het productieproces, die enkel betrekking heeft op de machines. Dat wil zeggen dat voortdurende camerabewaking van de werknemer niet toegelaten is en voortdurende camerabewaking van machines enkel toegelaten is in de mate dat het niet de bedoeling is om de werknemer te viseren. Onder dezelfde voorwaarden is tijdelijke camerabewaking met het oog op de veiligheid en gezondheid, met het oog op de bescherming van de goederen van de onderneming en met het oog op de controle van het productieproces, die enkel betrekking heeft op de machines, toegelaten. 2. Proportionaliteit Art. 7. De werkgever mag de camerabewaking niet aanwenden op een wijze die onverenigbaar is met het uitdrukkelijk omschreven doeleinde. De camerabewaking dient, uitgaande van dit doeleinde, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn. Art. 8. In principe mag de camerabewaking geen inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer tot gevolg hebben. Als de camerabewaking wel een inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer tot gevolg heeft, moet de inmenging tot een minimum beperkt worden. Met het oog hierop moet de procedure bepaald in de artikelen 10 t.e.m. 11 nageleefd worden. Onderafdeling 2. — Procedurevoorwaarden 3. Informatie Art. 9. § 1.Voorafgaandelijk en bij het opstarten van de camerabewaking moet de werkgever de ondernemingsraad over alle aspecten van de camerabewaking informatie verschaffen, zoals bepaald in § 4 en overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad wordt deze informatie verschaft aan het comite´ voor preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis daarvan, aan de vakbondsafvaardiging van de onderneming of, bij ontstentenis daarvan, aan de werknemers. § 2. Wanneer de camerabewaking de controle van de arbeidsprestaties tot doel heeft, en meer bepaald de meting en de controle met het oog op het bepalen van het loon of implicaties heeft ten aanzien van de rechten en verplichtingen van het toezichthoudend personeel, verschaft de werkgever deze informatie in het kader van de procedure bepaald bij artikel 11 en verder van de wet van 8 april 1965 betreffende de arbeidsreglementen. § 3. Bij het opstarten van de camerabewaking moet de werkgever de betrokken werknemers informatie verschaffen over alle aspecten van de camerabewaking, zoals bepaald in § 4.
32489
Il y a lieu en outre de souligner qu’en cas de surveillance secre`te par came´ras, les dispositions du Code pe´nal s’appliquent et que cette forme de surveillance ne peut eˆtre introduite qu’en conformite´ avec les prescriptions du Code de proce´dure pe´nale. Enfin, l’article 4, § 1er, 4° n’a pas pour but de filmer en permanence le travailleur. Art. 5. La surveillance par came´ras est permanente lorsque la ou les came´ras fonctionnent en permanence. La surveillance par came´ras est temporaire lorsque la ou les came´ras sont installe´es soit a` titre temporaire soit de manie`re fixe mais ne fonctionnent que pendant une ou plusieurs pe´riodes. Art. 6. § 1er. Selon la finalite´ poursuivie, la surveillance par came´ras est permanente ou temporaire. § 2. La surveillance par came´ras peut eˆtre permanente ou temporaire lorsque l’une des finalite´s suivantes est poursuivie : - la se´curite´ et la sante´; - la protection des biens de l’entreprise; - le controˆle du processus de production qui porte uniquement sur les machines. § 3. La surveillance par came´ras ne peut eˆtre que temporaire lorsque l’une des finalite´s suivantes est poursuivie : - le controˆle du processus de production qui porte sur les travailleurs; - le controˆle du travail du travailleur. Commentaire La surveillance par came´ras permanente n’est autorise´e qu’en vue de la se´curite´ et de la sante´, de la protection des biens de l’entreprise et du controˆle du processus de production qui porte uniquement sur les machines. Cela signifie que la surveillance par came´ras permanente du travailleur n’est pas autorise´e et que la surveillance par came´ras permanente des machines n’est autorise´e que dans la mesure ou` le but n’est pas de viser le travailleur. La surveillance temporaire en vue de la se´curite´ et de la sante´, de la protection des biens de l’entreprise et du controˆle du processus de production qui porte uniquement sur les machines est autorise´e dans les meˆmes conditions. 2. Proportionnalite´ Art. 7. L’employeur ne peut utiliser la surveillance par came´ras d’une manie`re incompatible avec la finalite´ expresse´ment de´crite. La surveillance par came´ras doit eˆtre ade´quate, pertinente et non excessive au regard de cette finalite´. Art. 8. Par principe, la surveillance par came´ras ne peut entraıˆner une inge´rence dans la vie prive´e du travailleur. Si toutefois la surveillance par came´ras entraıˆne une inge´rence dans la vie prive´e du travailleur, cette inge´rence doit eˆtre re´duite a` un minimum. A cet effet, il y a lieu de respecter la proce´dure fixe´e aux articles 10 et 11. Sous-section 2. — Conditions de proce´dure 3. Information Art. 9. § 1er. Pre´alablement et lors de la mise en oeuvre de la surveillance par came´ras, l’employeur doit informer le conseil d’entreprise sur tous les aspects de la surveillance par came´ras vise´s au § 4, conforme´ment aux dispositions de la convention collective de travail n° 9 du 9 mars 1972 coordonnant les accords nationaux et les conventions collectives de travail relatifs aux conseils d’entreprise. A de´faut de conseil d’entreprise, cette information est fournie au comite´ pour la pre´vention et la protection au travail ou, a` de´faut d’un tel comite´, a` la de´le´gation syndicale ou, a` de´faut, aux travailleurs. § 2. Lorsque la surveillance par came´ras a pour objet le controˆle des prestations de travail, et plus particulie`rement le mesurage et le controˆle en vue de de´terminer la re´mune´ration ou a des implications sur les droits et obligations du personnel de surveillance, l’employeur fournit cette information dans le cadre de la proce´dure fixe´e a` l’article 11 et suivants de la loi du 8 avril 1965 instituant les re`glements de travail. § 3. Lors de la mise en oeuvre de la surveillance par came´ras, l’employeur doit informer les travailleurs concerne´s sur tous les aspects de la surveillance par came´ras vise´s au § 4.
32490
BELGISCH STAATSBLAD — 02.10.1998 — MONITEUR BELGE
§ 4. De informatie die krachtens dit artikel moet verschaft worden, heeft betrekking op minstens de volgende aspecten van de camerabewaking : - het nagestreefde doeleinde; - het feit of de beeldgegevens al dan niet bewaard worden; - het aantal en de plaatsing van de camera(’s); - de betrokken periode of perioden gedurende dewelke de camera(‘s) functioneert (functioneren). Commentaar De bij dit artikel bedoelde informering heeft tot doel om de transparantie met betrekking tot de camerabewaking te vergroten en een dialoog mogelijk te maken en zodoende de invoering ervan in een klimaat van vertrouwen te laten plaats hebben. In het in § 2 bedoelde specifieke geval van meting en controle met het oog op het bepalen van het loon of van implicaties ten aanzien van de rechten en verplichtingen van het toezichthoudend personeel, gelden krachtens de wet van 8 april 1965 betreffende de arbeidsreglementen specifieke regels. De werknemer kan meer bepaald op elk ogenblik en zonder tussenpersoon - onverminderd het recht op bijstand van zijn vakbondsafgevaardigde - inzage nemen van het arbeidsreglement en de wijzigingen eraan. De werkgever geeft hem hier bovendien een afschrift van. 4. Consultatie Art. 10. § 1. Als naar aanleiding van de informatie bedoeld bij artikel 9 blijkt dat de camerabewaking implicaties voor de persoonlijke levenssfeer van e´e´n of meerdere werknemers kan hebben, wijdt de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, het comite´ voor preventie en bescherming op het werk, een onderzoek aan de maatregelen die dienen genomen te worden om de inmenging in de persoonlijke levenssfeer tot een minimum te beperken zoals voorgeschreven in artikel 8. § 2. Indien de camerabewaking ingevoerd wordt met het oog op e´e´n van de doelstellingen vermeld in artikel 6, § 3 en bij ontstentenis van een ondernemingsraad of een comite´ voor preventie en bescherming op het werk, wordt het onderzoek bedoeld in de vorige paragraaf in samenspraak tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging uitgevoerd. Art. 11. De ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, het comite´ voor preventie en bescherming op het werk moet bovendien regelmatig de gehanteerde bewakingssystemen evalueren en voorstellen doen met het oog op herziening in functie van de technologische ontwikkelingen. Afdeling II. — Specifieke toepassingsmodaliteiten Art. 12. Onverminderd de bepalingen van afdeling I, dient camerabewaking met bewaring van de beeldgegevens bovendien te voldoen aan de artikelen 13 en 14. Art. 13. § 1. De werkgever moet de verkregen beelden te goeder trouw en in overeenstemming met het eraan gegeven doeleinde verwerken. § 2. Indien de verkregen beelden gebruikt worden voor andere doeleinden dan deze waarvoor de camerabewaking ingevoerd werd, dan moet de werkgever ervoor zorgen dat dit gebruik verenigbaar is met het oorspronkelijke doeleinde en dat alle maatregelen genomen worden om, gelet op de context, interpretatiefouten te vermijden. Art. 14. De werknemers kunnen op elk moment beroep doen op de bepalingen van de artikelen 10, 12 en 13 van de wet van 8 december 1992. Zij hebben bij de uitoefening van deze rechten, recht op bijstand van hun vakbondsafgevaardigde. HOOFDSTUK IV. — Slotbepalingen Art. 15. Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan op verzoek van de meest gerede ondertekenende partij worden herzien of opgezegd, met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden. De organisatie die het initiatief tot herziening of opzegging neemt, moet de redenen ervan aangeven en amendementsvoorstellen indienen; de andere organisaties verbinden er zich toe deze binnen een maand na ontvangst ervan in de Nationale Arbeidsraad te bespreken. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 september 1998. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
§ 4. L’information a` fournir en vertu du pre´sent article porte au moins sur les aspects suivants de la surveillance par came´ras : - a finalite´ poursuivie; - le fait que des images sont ou non conserve´es; - le nombre de came´ras et l’emplacement de la ou des came´ras; - la ou les pe´riodes concerne´es pendant lesquelles la ou les came´ras fonctionnent. Commentaire L’information vise´e au pre´sent article a pour but d’accroıˆtre la transparence en matie`re de surveillance par came´ras et de permettre un dialogue afin que l’introduction de cette surveillance puisse se faire dans un climat de confiance. Dans le cas spe´cifique vise´ au § 2, qui concerne le mesurage et le controˆle en vue de de´terminer la re´mune´ration ou les implications sur les droits et obligations du personnel de surveillance, des re`gles spe´cifiques s’appliquent en vertu de la loi du 8 avril 1965 instituant les re`glements de travail. Le travailleur peut notamment prendre connaissance en permanence et sans interme´diaire - sans pre´judice du droit a` l’assistance de son de´le´gue´ syndical - du re`glement de travail et de ses modifications. L’employeur lui en remet, en outre, une copie. 4. Consultation Art. 10. § 1er. Si, a` l’occasion de l’information vise´e a` l’article 9, il apparaıˆt que la surveillance par came´ras peut avoir des implications sur la vie prive´e d’un ou de plusieurs travailleurs, le conseil d’entreprise ou, a` de´faut, le comite´ pour la pre´vention et la protection au travail examine les mesures qu’il y a lieu de prendre pour re´duire l’inge´rence dans la vie prive´e a` un minimum, comme prescrit a` l’article 8. § 2. Si la surveillance par came´ras est introduite pour l’une des finalite´s cite´es a` l’article 6, § 3 et a` de´faut de conseil d’entreprise ou de comite´ pour la pre´vention et la protection au travail, l’examen vise´ au paragraphe pre´ce´dent est effectue´ d’un commun accord entre l’employeur et la de´le´gation syndicale. Art. 11. Le conseil d’entreprise ou, a` de´faut, le comite´ pour la pre´vention et la protection au travail doit en outre e´valuer re´gulie`rement les syste`mes de surveillance utilise´s et faire des propositions en vue de les revoir en fonction des de´veloppements technologiques. Section II. — Modalite´s spe´cifiques d’application Art. 12. Sans pre´judice des dispositions de la section I, la surveillance par came´ras avec conservation des images doit en outre satisfaire aux articles 13 et 14. Art. 13. § 1er. L’employeur doit traiter les images collecte´es de bonne foi et en conformite´ avec la finalite´ de´crite. § 2. Si les images collecte´es sont utilise´es a` des finalite´s autres que celle pour laquelle la surveillance par came´ras a e´te´ introduite, l’employeur doit s’assurer que cet usage est compatible avec la finalite´ initiale et prendre toutes les mesures pour e´viter, vu le contexte, les erreurs d’interpre´tation. Art. 14. Les travailleurs peuvent a` tout moment invoquer les dispositions des articles 10, 12 et 13 de la loi du 8 décembre 1992. Pour exercer ces droits, ils ont le droit de se faire assister par leur de´le´gue´ syndical. CHAPITRE IV. — Dispositions finales Art. 15. La pre´sente convention est conclue pour une dure´e inde´termine´e. Elle pourra eˆtre re´vise´e ou de´nonce´e a` la demande de la partie signataire la plus diligente, moyennant un pre´avis de six mois. L’organisation qui prend l’initiative de la re´vision ou de la de´nonciation doit en indiquer les motifs et de´poser des propositions d’amendement. Les autres organisations s’engagent a` les discuter au sein du Conseil national du Travail, dans le de´lai d’un mois de leur re´ception. Vu pour eˆtre annexe´ a` l’arreˆte´ royal du 20 septembre 1998. La Ministre de l’Emploi et du Travail, Mme M. SMET