27138_TB.fm Page 7 Monday, August 15, 2005 12:13 PM
Inhoud
Voorwoord 5 Inleiding 6 1
Bodem en grond 9 1.1 Grond, bodem en grondsoorten 9 1.2 Eigenschappen van grond 20 1.3 Problemen met de grond 23 1.4 Verbeteren van landbouwgronden 30 1.5 Transport van materialen 35
2
Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49
3
Het Lozingenbesluit 54 3.1 De betekenis van het Lozingenbesluit voor bedrijven 54 3.2 Regels Lozingenbesluit 55
4
Kwaliteitscriteria en keurmerken 63 4.1 Kwaliteit van het werk 63 4.2 Kwaliteit van het product 67 4.3 Het bevorderen van de interne kwaliteit 70
5
Precisielandbouw en DGPS 74 5.1 Wat is precisielandbouw? 74 5.2 GPS/DGPS 75 5.3 Toepassingen 78
Trefwoordenlijst 81
❑ INHOUD
7
27138_TB.fm Page 8 Monday, August 15, 2005 12:13 PM
8
❑ WETGEVING EN KWALITEIT OP HET AGRARISCH LOONBEDRIJF
27138_TB.fm Page 9 Monday, August 15, 2005 12:13 PM
1
Bodem en grond
Oriëntatie In ons land komen verschillende grondsoorten voor. Er is meer dan zand alleen. De grondsoort, maar ook de bodemeigenschappen hebben een grote invloed op de groei van de gewassen. Daarom is het van belang dat je de belangrijkste grondsoorten kunt herkennen en iets weet van hun belangrijkste eigenschappen.
1.1
Grond, bodem en grondsoorten
Grond bestaat uit water, lucht en gronddeeltjes. Als je weet wat gronddeeltjes zijn en welke gronddeeltjes er zijn, is het gemakkelijk om de grondsoorten in Nederland een naam te geven.
Bodem of grond? De begrippen bodem en grond worden vaak door elkaar gehaald. Toch zijn grond en bodem niet hetzelfde. Grond is het materiaal dat je aan het oppervlak van de aarde aantreft, anders gezegd de bestanddelen waarin de planten kunnen wortelen. Grond kun je in de hand houden. Grond kun je ook in een zakje doen en door een laboratorium laten onderzoeken. Je spreekt dan over een grondmonster en over een grondonderzoek. De bodem kun je niet in de hand houden. Onder de bodem wordt verstaan de rangschikking van het materiaal zoals die in de natuur voorkomt, dus de structuur en de opbouw van de bestanddelen. De bodem bestaat uit vaste delen, water en lucht. Tot de vaste delen behoren onder andere de verschillende gronddeeltjes, zoals klei of zand. Gronddeeltjes, water en lucht zijn alle drie nodig voor een goede plantengroei.
Ontstaan van de bodem De bodem is meestal opgebouwd uit verschillende grondlagen, horizonten. Deze gelaagdheid is veroorzaakt door verschillen in herkomst van het materiaal en/of door allerlei processen die in de bodem hebben plaatsgevonden en nog plaatsvinden. De bodem verandert voortdurend, ook al kun je dat niet altijd zien. De opbouw van de bodem, het bodemprofiel, kun je bekijken door een kuil te maken met een diepte van 1 à 1,5 meter. Het bovenste deel van het profiel heet bij grasland de zode. In de bovenste 10 centimeter zitten de meeste wortels. Bij bouwland wordt het gedeelte dat steeds wordt omgeploegd, de bovenste 25 à 30 centimeter, de bouwvoor genoemd. In de bovenste laag zit de meeste humus. Omdat humus donker van kleur is, is de bovenste laag meestal donkerder dan de onderliggende lagen.
❑ BODEM EN GROND
9
27138_TB.fm Page 10 Monday, August 15, 2005 12:13 PM
Fig. 1.1 Het bodemprofiel van een duinzandgrond met geringe wisseling in grondwaterstand
Ons land heeft in het verleden erg koude perioden gekend. Zo’n koude periode noem je een ijstijd. Tijdens een ijstijd lag de gemiddelde temperatuur veelal beneden het vriespunt gedurende een aantal jaren. Hierdoor ontstonden grote ijsmassa’s, gletsjers. Tijdens een van die ijstijden is veel gletsjerijs tot in ons land geschoven. Die ijsmassa schuift als een bulldozer zand en grind voor zich uit tot een stuwwal. In figuur 1.2 zie je hoe een stuwwal ontstaat. Fig. 1.2 Als gevolg van schuivend gletsjerijs ontstaat een stuwwal.
In ons land ligt een aantal stuwwallen. Voorbeelden van stuwwallen zijn de Hoge Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, de heuvels bij Nijmegen en Groesbeek, de Hondsrug en de heuvels van Salland.
10
❑ WETGEVING EN KWALITEIT OP HET AGRARISCH LOONBEDRIJF
27138_TB.fm Page 11 Monday, August 15, 2005 12:13 PM
Fig. 1.3 De plaats van zichtbare stuwwallen in Nederland
Onder het gletsjerijs ontstond vaak een keiharde leemlaag met veel stenen (keileem). In het ijs zat materiaal uit het noorden dat na het smelten van de gletsjers is achtergebleven (lagen van 10 - 80 centimeter). Beneden de ijsgrens vond afzetting van zand door de rivieren plaats. Tijdens de laatste ijstijd, ongeveer 30.000 jaar geleden, was ons land niet met gletsjerijs bedekt. De Noordzee stond toen droog. Er werd veel zand en löss door de wind ons land ingeblazen. Nederland raakte bedekt onder een deken van zand. Door de wind werd vrijwel overal in Nederland zand afgezet. In het westen werden op het zand weer andere lagen afgezet. In het oosten en zuiden van Nederland ligt dit zand, het zogenaamde dekzand, aan de oppervlakte. De lössdeeltjes werden, omdat ze kleiner en lichter zijn, door de wind verder meegevoerd dan de zanddeeltjes. Daarom vind je löss vooral in Limburg, Duitsland en verder landinwaarts. Na de ijstijden is het zeewaterniveau gaan stijgen. Onder invloed van de wind ontstonden de strandwallen of duinen. Bij hoog water stroomde het zeewater over die wallen heen. Achter de duinen kwam het water tot rust en kleideeltjes zakten in het water naar beneden. Zo werd er zeeklei afgezet. Door de vele overstromingen ontstond een dikke kleilaag, de oude zeeklei. Ook rivieren traden regelmatig buiten hun oevers. Er waren immers nog geen dijken. Zo is in de nabijheid van rivieren veel rivierklei afgezet. Daar waar het water van de
❑ GROND, BODEM EN GRONDSOORTEN
11