7/120, 9/110, 10/105, 14/85 7/170, 10/125, 14/115 BEDIENINGS EN ONDERHOUDSHANDBOEK Vertaling van de originele instructie
Deze handleiding bevat belangrijk veiligheidsinformatie en dient beschikbaar gesteld te worden aan personeel dat deze machine bedient en onderhoudt.
23116403_nl_E_12/11
7/120 9/110 10/105 14/85
SERIENR : 658500−679999
7/170 10/125 14/115
SERIENR : 702800−709999
De in deze handleiding vertegenwoordigde machinemodellen kunnen overal ter wereld op verschillende locaties gebruikt worden. Voor machines die naar grondgebieden van de Europese Unie verkocht en verzonden worden, wordt vereist dat het EC Keurmerk op de machine aangebracht wordt en dat zij aan verschillende EC Richtlijnen voldoen. In zulke gevallen is de ontwerpspecificatie van deze machine gecertificeerd als in overeenstemming met EC Richtlijnen zijnde. Eventuele modificatie aan enig onderdeel is ten strengste verboden met als resultaat dat de CE Certificatie en Keurmerk ongeldig verklaard worden. Een verklaring van deze conformiteit volgt:
VOORBEELD
VOORBEELD
1
INHOUD
2
VOORWOORD
3
GARANTIE
7
STICKERS
11
VEILIGHEID
14
ALGEMEEN INFORMATIE Afmetingen. Specifikaties.
19
BEDIENINGSINSTRUKTIES Bedrijfgereed maken. Voordat u begint. Starten. Stoppen. Noodstop. Herstarten. Kontrole tijdens bedrijf. Buitengebruikstelling.
26
MOTORHANDLEIDING
44
ONDERHOUD Normaal onderhoud. Smering. Snelheids− en drukregeling. Torsiewaarden.
57
SYSTEMEN IN DE MACHINE Elektrisch systeem. Leidingen en kontrolepaneel.
60
ONDERHOUDSGEREEDSCHAP
64
OPSPOREN VAN STORINGEN
67
OPTIES
70
ONDERDELEN BESTELLEN
AFKORTINGEN & SYMBOLEN #### Het
Serienummer wordt op aanvraag door bedrijf verstrekt.
−>#### Tot serienr. ####−> Vanaf serienr. * † AR HA
Niet geïllustreerd Extra Als vereist Machine voor hoge omgevingstemperaturen F.H.R.G. Onderstel vaste hoogte V.H.R.G. Onderstel variabele hoogte bg cs da de el en es et fi fr hu it lt lv mt nl no pl pt ro ru sk sl sv zh
1
Bulgaars Tsjechisch Deens Duits Grieks Engels Spaans Ests Fins Frans Hongaars Italiaans Litouws Lets Maltees Nederlands Noors Pools Portugees Roemeens Russisch Slowaaks Sloveens Zweeds Chinees
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
VORWOORD
Deze machine is ontworpen en geleverd uitsluitend voor gebruik in de hieronder gespecificeerde omstandigheden en toepassingen: . Compressie van normale omgevingslucht die geen bekende of waarneembare extra gassen, dampen of vaste deeltjes bevat. . Gebruik binnen het in de sectie ALGEMENE INFORMATIE van dit handboek aangegeven omgevingstemperatuurbereik.
De inhoud van dit handboek is te beschouwen als het exclusieve eigendom van het bedrijf en mag niet worden gereproduceerd ten behoeve van derden zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het bedrijf. Niets van de inhoud van dit handboek dient ter aanvulling op enige garantie of voorstelling van zaken, expliciet of impliciet, betreffende de hierin beschreven producten. Alle garanties, of andere bepalingen of verkoopvoorwaarden dienen in overeenstemming te zijn met de Standaardbepalingen en −verkoopvoorwaarden van het bedrijf die u op verzoek worden toegezonden.
MACHINES GEFABRICEERD IN NOORD−AMERIKA: Elektriciteitsproductie van 120 V (1 fase) en 60 hertz. MACHINES GEFABRICEERD IN Elektriciteitsproductie niet van toepassing.
Dit handboek bevat aanwijzingen en technische gegevens t.a.v. alle normale bedienings− en regelmatige onderhoudstaken door bedienings− en onderhoudspersoneel. Grote revisies vallen buiten bestek van dit handboek en hiervoor dient men een bevoegde serviceafdeling te raadplegen.
EUROPA:
Gebruik van de machine in een van de in tabel 1 vermelde situatietypen: a) is niet toegestaan b) kan de veiligheid van gebruikers en andere personen benadelen, en c) kan afbreuk doen aan eventuele vorderingen.
De ontwerp specificatie van deze machine is gecertificeerd als te voldoen aan EG richtlijnen. Als resultaat hiervan: TABEL 1
(a) zijn alle modificaties aan de machine ten strengste verboden en maken EG certificatie ongeldig.
Gebruik van de machine voor levering van perslucht voor: a) direct menselijk gebruik b) indirect menselijk gebruik zonder geschikte filtratie en zuiverheidscontroles.
(b) wordt een unieke specificatie voor USA/Canada gebruikt die speciaal op dat gebied afgestemd is.
Gebruik van de machine buiten het in de SECTIE ALGEMENE INFORMATIE van dit handboek gespecificeerde omgevingstemperatuurbereik.
Alle componenten, accessoires, leidingen en aansluitingen die aan het persluchtsysteem worden toegevoegd behoren: . van goede kwaliteit te zijn, gekocht te zijn van een fabrikant met en goede reputatie en waar nodig door het bedrijf goedgekeurd te zijn. . duidelijk geschikt te zijn voor een luchtdruk die minstens gelijk is aan de maximaal toelaatbare arbeidsdruk van de machine. . aangepast te zijn aan het smeermiddel en de koelvloeistof van de compressor. . vergezeld te gaan door instructies over veilige montage, werking en onderhoud.
Deze machine is niet bedoeld voor en mag niet gebruikt worden in een potentieel explosieve atmosfeer, m.i.v. situaties waar brandbare gassen of dampen aanwezig kunnen zijn. Gebruik van machine uitgerust met niet goedgekeurde componenten/ smeerstoffen/vloeistoffen. Gebruik van de machine met ontbrekende of defecte veiligheids− of bedieningsorganen.
Details over goedgekeurde uitrustingen zijn verkrijgbaar bij de serviceafdelingen van het bedrijf.
Gebruik van de machine voor opslag of transport van materialen binnen of op de omkasting, behalve in de gereedschapskist, is verboden.
Gebruik van andere reparatiedelen / smeermiddelen / vloeistoffen dan die welke onderdeel vormen van de lijst van goedgekeurde onderdelen, kan gevaarlijke situaties scheppen waarover het bedrijf geen controle heeft. Het bedrijf kan daarom niet verantwoordelijk gehouden worden voor apparatuur waarin niet−goedgekeurdeonderdelen geïnstalleerd zijn.
GENERATOR Gebruik van aggregaat voor voeding van belasting(en) hoger dan gespecificeerd. Gebruik van onveilige of onbruikbare electrische apparatuur aangesloten op het aggregaat.
Het bedrijf behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande mededeling wijzigingen en verbeteringen aan te brengen en zonder de verplichting deze wijzigingen dan wel verbeteringen aan te brengen in reeds verkochte producten.
Gebruik van electrische apparaten: a) met verkeerde spanning en/of frequentie b) met ingebouwde computer en/of soorgelijke electronica
Het bedoelde gebruik van de machine wordt hieronder kort beschreven en tevens voorbeelden van niet toegestaan gebruik, maar het bedrijf kan echter niet elke toepassing of werksituatie die zich kan voordoen, voorzien. IN GEVAL VAN TWIJFEL PERSONEEL RAADPLEGEN.
De firma aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor fouten in vertaling uit de oorspronkelijke Engelse versie van dit handboek.
TOEZICHTHOUDEND
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
© COPYRIGHT 2011 DOOSAN COMPANY
2
GARANTIE
D.
Het bedrijf garandeert, via haar dealers, dat elke door haar gefabriceerde machine en onder deze garantie aan de eerste gebruiker geleverde machine vrij is van gebreken in materiaal en afwerking voor een periode van drie (3) maanden vanaf eerste gebruik of zes (6) maanden vanaf datum van verzending naar eerste gebruiker, welke hiervan het eerste plaatsvindt.
2,5KVA t/m 8KVA − Twaalf (12) maanden vanaf verzending naar of na voltooiing van 2.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker, welke hiervan het eerste plaatsvindt.
Ten aanzien van onderstaande machinetypen, is de onderstaande garantieperiode van toepassing in plaats van de hierboven genoemde.
A.
Nakoelers − Negen (9) maanden vanaf datum van verzending naar of zes (6)maanden van eerste gebruik door de eerste gebruiker.
B.
Transportabele compressors, transportabele aggregaten − 9KVA t/m 550KVA, transportabele lichtmasten en luchtdrogers − Twaalf (12) maanden vanaf verzending naar of na voltooiing van 2.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker, welke hiervan het eerste plaatsvindt.
Transportabele lichtmast met wisselstroom aggregaat − Twaalf (12) maanden vanaf verzending naar of na voltooiing van 2.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker. Alleen lichtbron, vierentwintig (24) maanden vanaf verzending naar of na voltooiing van 4.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker.
F.
Platinum uitgebreide garantie voor aandrijfunit − Platinum garantie voor aandrijfunit is beschikbaar voor de volgende compressortypes.
In VS gefabriceerd Model P185WJD−T4I P185WYM−T4I C185WKUB−T2 P250WJD−T3 P260/HP220WYM−T3 C185SKUB−T2 C185WKUB−T4I
Voor elk onderdeel waarin tijdens de hierboven vermelde periode gebreken in materiaal of afwerking geconstateerd zijn, levert het bedrijf naar haar eigen exclusief goeddunken een nieuw of gerepareerd onderdeel. Arbeidskosten voor vervangen van het onderdeel zijn de verantwoordelijkheid van de eerste gebruiker.
C1.
E.
In Europa gefabriceerd 7/20−7/26E−7/31E−7/41−7/51−7/71−12/56−P65−P90 7/120−9/110−14/85−10/105−14/115−10/125−7/170−12/150
2,5 KVA t/m 8KVA − Twaalf (12) maanden vanaf verzending naar of na voltooiing van 2.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker, welke hiervan het eerste plaatsvindt.
C.
Wisselstroom aggregaat − 9KVA t/m 550KVA − Twaalf (12) maanden vanaf verzending naar of na voltooiing van 2.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker, welke hiervan het eerste plaatsvindt. Vierentwintig (24) maanden vanaf verzending naar of na voltooiing van 4.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker, welke hiervan het eerste plaatsvindt.
Serienummer** D75 D76 D80 D81 D82 E04 D95
P425−XP375−HP350−P600−HP450−VHP400 WIR (Alleen voor John Deere motoren
Compressorsecties van transportabele compressors − Vierentwintig (24) maanden vanaf verzending naar of na voltooiing van 4.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker, welke hiervan het eerste plaatsvindt. Voor compressorsecties houdt de garantie tegen gebreken tevens in vervanging van de volledige compressorsectie, op voorwaarde dat de oorspronkelijke compressorsectie geheel gemonteerd en met alle oorspronkelijke afdichtingen intact teruggezonden wordt.
1. De oorspronkelijke compressorsectie wordt geheel gemonteerd en ongeopend teruggezonden. 2. Continu gebruik van oorspronkelijke onderdelen, vloeistoffen, olie en filters.
Doosan
Onderhoud uitgevoerd door erkende en voor dit doel opgeleide servicetechnici op de voorgeschreven tijden. Alle door het bedrijf gewenste informatie ter bevestiging dat aan deze voorwaarden voldaan is, dient verstrekt te worden.
Compressorsecties van transportabele compressors met beperkt uitgebreide garantie − Zestig (60) maanden vanaf verzending naar of na voltooiing van 10.000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker, welke hiervan het eerste plaatsvindt. De uitgebreid garantie blijft beperkt tot gebreken in ontwerp of in materiaal of afwerking in rotors, huizen, lagers en tandwielen en op voorwaarde dat aan alle onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
G.
Bouwwerktuigen (alleen Portable Power Range) − Twaalf (12) maanden vanaf verzending naar eerste gebruiker. Voor elk onderdeel waarin tijdens de hierboven vermelde periode gebreken in materiaal of afwerking geconstateerd zijn, levert het bedrijf naar haar eigen exclusief goeddunken een nieuw of gerepareerd onderdeel. Arbeidskosten voor vervangen van het onderdeel zijn de verantwoordelijkheid van de eerste gebruiker.
H.
Reservedelen − Zes (6) maanden vanaf datum van verzending aan de eerste gebruiker.
De oorspronkelijke compressorsectie wordt geheel gemonteerd met alle afdichtingen intact teruggezonden. Continu gebruik van oorspronkelijke Doosan onderdelen, vloeistoffen, olie en filters. Onderhoud uitgevoerd door erkende en voor dit doel opgeleide servicetechnici op de voorgeschreven tijden.
3
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Voor elk onderdeel waarin tijdens de hierboven vermelde periode gebreken in materiaal of afwerking geconstateerd zijn, levert het bedrijf naar haar eigen exclusief goeddunken een nieuw of gerepareerd onderdeel. Zulke onderdelen worden tijdens normale werkuren op de vestiging van een erkende dealer voor het betreffende type werktuig of enige andere erkende onderneming gerepareerd of vervangen. Bij aanvraag hiervan moet gebruiker een bewijs van aankoop voorleggen.
Door het bedrijf geleverde, maar door derden gefabriceerde accessoires of apparatuur, m.i.v. maar niet beperkt tot, motoren, banden, accu’s, elektrische motor uitrusting, hydraulische transmissies, onderstellen, worden uitsluitend vergezeld door de garantie van de respectievelijke fabrikant, die het bedrijf rechtsgeldig aan de eerste gebruiker kan overdragen. DEZE GARANTIE TREEDT IN DE PLAATS VAN ALLE ANDERE GARANTIES (BEHALVE TEN AANZIEN VAN EIGENDOMSRECHT) UITDRUKKELIJK OF STILZWIJGEND, EN ER ZIJN GEEN GARANTIES VOOR VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
Bovenstaande garanties zijn niet van toepassing op storingen als gevolg van misbruik; verkeerd gebruik; verwaarlozing van reparaties, corrosie, erosie en normale slijtage, zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming op het product aangebrachte veranderingen of modificaties; of verzuim om de in de bediening en onderhoud publicaties voor het product aanbevolen bedrijfspraktijken en onderhoudsprocedures op te volgen.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
4
ALGEMENE GARANTIE−INFORMATIE OPMERKINGEN TRANSPORTAB ELE COMPRESSOR
2,5KVA − 8KVA GENERATORS
9KVA − 550KVA GENERATORS
LICHTMAST
PAKKET
12 MAANDEN / 2.000 UUR
DEKT BEDIENINGSORGANEN, SCHAKELAARS, PLAATMETAAL, RADIATOR, OLIEKOELER, KETEL, LEIDINGEN, ELECTRISCH CIRCUIT ENZ.
COMPRESSORSECTIE
24 MAANDEN / 4.000 UUR
60 MAANDEN / 1O.OOO UUR UITGEBREIDE BEPERKTE GARANTIE LEVERBAAR VOOR BELANGRIJKE COMPONENTEN. ZIE BEDIENINGSHANDLEIDING.
MOTOR
ZIE ONDER
PAKKET
12 MAANDEN / 2.000 UUR
HET BEDRIJF RAADPLEGEN VOOR GARANTIE (ALLEEN ONDERDELEN, GEEN ARBEIDSLOON).
WISSELSTROOM− DYNAMO
12 MAANDEN / 2.000 UUR
HET BEDRIJF RAADPLEGEN VOOR GARANTIE (ALLEEN ONDERDELEN, GEEN ARBEIDSLOON).
MOTOR
ZIE ONDER
PAKKET
12 MAANDEN / 2.000 UUR
DEKT BEDIENINGSORGANEN, SCHAKELAARS, PLAATMETAAL, ELECTRISCH CIRCUIT ENZ.
WISSELSTROOM− DYNAMO
24 MAANDEN / 4.000 UUR
HET BEDRIJF RAADPLEGEN VOOR GARANTIE.
MOTOR
ZIE ONDER
PAKKET
12 MAANDEN / 2.000 UUR
DEKT BEDIENINGSORGANEN, SCHAKELAARS, PLAATMETAAL, ELECTRISCH CIRCUIT ENZ.
WISSELSTROOM− DYNAMO
12 MAANDEN / 2.000 UUR
UITGEBREIDE GARANTIE VAN 24 MAANDEN / 4.000 UUR VOOR LICHTBRON UITGEBRACHT 8/16/99.
MOTOR
ZIE ONDER
MOTOREN MAANDEN
UREN
OPMERKINGEN
CATERPILLAR
12
ONBEPERKT
UITGEBREIDE GARANTIE BIJ AANKOOP LEVERBAAR VIA EIGEN ERKEND NETWERK VAN MOTORFABRIKANT.
CUMMINS
24
2,000
UITGEBREIDE GARANTIE BIJ AANKOOP LEVERBAAR VIA EIGEN ERKEND NETWERK VAN MOTORFABRIKANT.
JOHN DEERE (IN COMPRESSORS)
24
2,000
(IN GENERATORS)
24
2,000
24 MAANDEN / 4.000 UUR LEVERBAAR DOOR HET BEDRIJF BIJ GEBRUIK VAN OORSPRONKELIJKE DOOSAN ONDERDELEN EN OLIE OP VOORGESCHREVEN ONDERHOUDSBEURTEN. RAADPLEEG HET BEDRIJF.
KUBOTA (uitsluitend Noord Amerika)
24
2,000
UITGEBREIDE GARANTIE VAN 36 MAANDEN / 3.000 UUR OP BELANGRIJKE COMPONENTEN, ALLEEN ONDERDELEN, LEVERBAAR DOOR KUBOTA.
(West Europa en Oceanië)
24
2,000
GEEN UITGEBREIDE GARANTIE LEVERBAAR.
(Midden en Zuid Amerika, Azië, Nabije Oosten en Afrika)
12
1,000
GEEN UITGEBREIDE GARANTIE LEVERBAAR.
YANMAR
24
4,000
UITGEBREIDE GARANTIE VOOR PLATINUM AANDRIJFUNIT BESCHIKBAAR ONDER VOORWAARDEN (ZIE PAGINA 3).
5
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
ONDERDELEN
DOOSAN
MAANDEN
UREN
6
ONBEPERKT
OPMERKINGEN ONDERDELEN UITSTUITEND LEVERBAAR DOOR NETWERK VAN HET BEDRIJF.
COMPRESSORSECTIE RUIL
COMPRESSORSECTI E
MAANDEN
UREN
24
4,000
OPMERKINGEN 24 MAANDEN / 4.000 UUR LEVERBAAR DOOR NETWERK VAN HET BEDRIJF.
BOUWWERKTUIGEN
BOUWWERKTUIGEN
MAANDEN
UREN
12
N/A
OPMERKINGEN
Opm: Eigenlijke garantieperioden kunnen veranderen. Met elk nieuw product meegeleverd garantiebeleid van de fabrikant raadplegen.
Uitgebreide Beperkte Compressorsectie Garantie Alle machines hebben de standaard compressorsectie garantie − De eerste van 24 maanden vanaf verzending naar, of de accumulatie van 4000 bedrijfsuren door de eerste gebruiker De garantie tegen gebreken is m.i.v. vervanging van de gehele compressorsectie, mits de oorspronkelijke compressorsectie gemonteerd en ongeopend teruggezonden wordt. De facultatieve beperkte garantie is de eerste van 60 maanden vanaf verzending naar, of de accumulatie van 10.000 bedrijfsuren. De facultatieve garantie is beperkt tot gebreken in hoofddelen (rotors, huizen, tandwielen, lagers) en is automatisch beschikbaar wanneer aan de volgende drie voorwaarden voldaan wordt: 1. Oorspronkelijke compressorsectie wordt gemonteerd en ongeopend teruggezonden. 2. Overlegging van bewijs dat Doosan vloeistof en separators gebruikt werden. Voor de benodigde juiste vloeistoffen, filters en separator elementen, zie de bedienings− en onderhoudshandleiding. 3. Overlegging van bewijs dat periodieke onderhoudstijden aangehouden werden.
GARANTIE
TIJD
*KALE COMPRESSOR
** COMPRESSOR COMPONENTEN
STANDARD
2 JAAR/4.000 UUR
100% ONDERDELEN EN ARBEIDSLOON
100% ONDERDELEN EN ARBEIDSLOON
FACULTATIEF
5 JAAR/10.000 UUR
100% ONDERDELEN EN ARBEIDSLOON
0%
*KALE COMPRESSOR − heeft betrekking op hoofdcompressordelen (rotors, huizen, tandwielen en lagers) ** COMPRESSOR COMPONENTEN − heeft betrekking op hulpstukken voor de kale compressor (afdichtingen, pompen, afsluiters, pijpen, slangen, fittingen en filterhuis).
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
6
STICKERS Kijk uit naar dit soort tekens op in Europa gefabriceerde machines, zij duiden op potentiële gevaren voor uzelf en anderen. Lees ze zorgvuldig door en zorg dat u ze begrijpt. Neem waarschuwingen in acht en volg de aanwijzingen. Indien u iets niet begrijpt, dient u uw supervisor te informeren. GRAFISCHE VORM EN BETEKENIS VAN ISO SYMBOLEN
Verboden/Verplicht
Informatie/Aanwijzingen
Waarschuwing
WAARSCHUWING! − Elektrische schok risico.
WAARSCHUWING! − Luchtdruk componenten of systeem.
WAARSCHUWING! − Heet oppervlak.
WAARSCHUWING! − Druk controle.
WAARSCHUWING! − Bijtende vloeistof.
WAARSCHUWING! − Lucht/gas stroming of luchtuitlaat.
X,X
BAR
WAARSCHUWING! − Drukvat.
WAARSCHUWING! − Hete en schadelijke uitlaatgassen.
7
WAARSCHUWING! − Handhaaf de juiste bandenspanning. (Zie onder ALGEMEEN).
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
0_C
WAARSCHUWING! − Brandbare vloeistof1
WAARSCHUWING! − Raadpleeg het instructie− en handboek voordat u de dissel aanhaakt of gaat rijden.
WAARSCHUWING! − Raadpleeg het instructie− en onderhoudsboek bij het werken onder 0_C.
WAARSCHUWING! − Voer geen onderhoud uit totdat de elektrische voeding is afgesloten en de luchtdruk geheel afgeblazen is.
WAARSCHUWING! − Raadpleeg het instructie− en onderhoudsboek voordat u met het onderhoud aanvangt.
Adem de uitqaande lucht niet in.
Verwijder het handboek en de handboekhouder niet uit deze machine.
Nlet stapelen.
Niet met de machine draaien zonder de ventilatorkooi.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
8
Ga niet staan op de luchtafsluiter ol enig ander onderdeel waar druk op staat.
Werk niet terwijl de deuren of het omhulsel nog open zijn.
Gebruik geen heftruck aan deze zijde.
Toegestane snelheid niet overschrijden.
Geen open vuur
Zet de bedrijfsklep niet open voordat de luchtslang aangebracht is.
Gebruik heftruck alleen aan deze zijde.
Noodstop.
Trekstangpunt.
Hijspunt.
Aan (spanning).
Uit (spanning).
Lees het instructie− en onderhoudsboek voordat u gaat draaien of onderhoud gaat uitvoeren.
Gebruik de machinesteun, handrem en wielkeggen wanner u parkeert.
Compressor olievulling
Diesel brandstof Geen open vuur
Parkeerrem
Ruw bedrijf aanduiding. Bedrijf op natte locaties
XX km/h
9
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Eventueel gescheurde beschermkappen vervangen
Olie aftappunt
Brandstofpeil/locatie
Drukregeling
Laadtoestand accu
Te lage druk
Te hoge druk
Motorstoring
Te hoge temperatuur compressor
Compressorstoring
Oliedruk motor te laag
Temperatuur motor te hoog
Motorolie
Storing
GRATIS VEILIGHEIDSSTICKERS! Stickers kunnen gratis worden besteld. Het onderdeelnummer van de sticker staat onderaan de sticker en is ook vermeld in de onderdelenhandleiding van de compressor. De stickers kunnen worden besteld via Doosan Portable Power EMEA Aftermarket Department. Deze gratis bestelling moet alleen voor veiligheidsstickers zijn. Help om de productveiligheid te bevorderen! Zorg dat de stickers op de machines zijn aangebracht. Onleesbare stickers moeten worden vervangen.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
10
VEILIGHEID
Nooit unit inspecteren of onderhoud uitvoeren zonder de accukabels los te maken om starten te verhinderen. Nooit aardolieproducten (oplosmiddelen of brandstoffen) onder hoge druk gebruiken, daar deze de huid binnendringen en ernstige ziekte veroorzaken kunnen. Tijdens reinigen van unit met perslucht oogbescherming dragen om te voorkomen dat vuil de ogen verwondt.
WAARSCHUWING! ’WAARSCHUWING!’ vestigt de aandacht op instrukties die strikt opgevolgd dienen te worden om ernstige persoonlijke ongelukken te voorkomen die in het uiterste geval de dood tot gevolg kunnen hebben. VOORZICHTIG! ’VOORZICHTIG’ vestigt de aandacht op instrukties die strikt op gevolgd dienen te worden om schade aan het produkt en/of de omgeving te voorkomen.
Draaiende ventilatorschoepen kunnen ernstig letsel veroorzaken. Nooit laten werken zonder beschermkap. Aanraken van hete oppervlakken (motoruitlaatspruitstuk en leidingen, luchtketel en persluchtleidingen enz.) vermijden.
N.B. Een ’N.B.’ dient om aanvullende informatie te verstrekken.
Ether is een uitermate vluchtig en zeer brandbaar gas. Wanneer het als starthulpmiddel wordt gespecificeerd, dient u het spaarzaam te gebruiken. GEBRUIK GEEN ETHER ALS DE MACHINE GLOEIPLUGGEN OF INLAATVERWARMING HEEFT ALS STARTHULPMIDDEL, OM SCHADE AAN DE MOTOR TE VOORKOMEN.
Algemeen Nooit de unit bedienen zonder eerst alle veiligheidswaarschuwingen op te volgen en de met deze machine meegeleverde bediening en onderhoud handleiding zorgvuldig te lezen.
Unit nooit bedienen met beschermkappen, deksels of schermen verwijderd. Handen, haar, kleding, werktuigen, blaaspistool mondstukken uit nabijheid van bewegende delen houden.
Zorg ervoor dat degene die de machine bedient de tekststickers leest en ze ook begrijpt en het handboek raadpleegt voor gebruik van of onderhoud aan de machine.
Perslucht
Verzeker dat het bedienings− en onderhoudshandboek, en de handboekhouder niet permanent van de machine verwijderd worden.
Perslucht kan gevaarlijk zijn indien deze op onjuiste wijze wordt gebruikt. Voordat u werkzaamheden aan de compressor gaat uitvoeren, dient u zich ervan te verzekeren dat de compressor niet meer onder druk staat en niet per ongeluk kan worden gestart.
Zorg ervoor dat onderhoudspersoneel voldoende getraind en bevoegd is en onderhoudshandleidingen gelezen worden.
Verzekeren dat de machine op de nominale druk werkt en dat al het betreffende personeel van de nominale druk op de hoogte is.
Zorg ervoor dat bij een machine in bedrijf alle beschermkappen op hun plaats zitten en dat de overkapping/deuren geheel dicht zijn.
Alle op de machine geïnstalleerde of daarop aangesloten persluchtapparatuur, moet een veilige nominale werkdruk hebben die tenminste gelijk is aan de nominale werkdruk van de machine.
De specificatie van deze machine is zodanig dat hij niet geschikt is voor gebruik in ruimten waar gevaar voor brandbaar gas aanwezig is. Bij dergelijke toepassingen moeten alle plaatselijke voorschriften, praktijkcodes en werkplekregelementen opgevolgd worden. Om te verzekeren dat de machine op veilige en betrouwbare wijze werken kan, kan, afhankelijk van plaatselijke reglementen en de hoogte van betreffende gevaar, het gebruik van gasedetectoren, uitlaatvonkvangers en inlaatafsluiters nodig zijn.
Als meer dan één compressor op één gemeenschappelijk stroomafwaarts apparaat aangesloten is, moeten effectieve isolatie afsluiters aangebracht worden, waarbÿ de werkprocedures verhinderen moeten dat één machine niet per ongeluk door een andere onder druk/overdruk gezet kan worden.
Op alle bevestigingsmiddlen/−schroeven voor bevestiging van mechanische delen moet wekelijks een visuele controle uitgevoerd worden. Vooral met veiligheid verband houdende onderdelen zoals trekkoppeling, disselcomponenten, rijwielen en hijsbeugel dienen op totale veiligheid gecontroleerd te worden.
Perslucht mag nooit gebruikt worden voor directe toevoer aan enige vorm van ademhalingsapparatuur of −masker.
Eventuele losse, beschadigde of onbruikbare compotenten moeten onmiddellijk hersteld worden.
Perslucht kan ernstig letsel of de dood veroorzaken. Druk ontlasten alvorens vulpluggen/−doppen, fittingen of deksels te verwijderen.
Door deze machine afgegeven lucht kan koolmonoxide of andere verontreinigingen bevatten die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken. Deze lucht niet inademen.
Luchtdruk kan in luchtvoedingsleidingen opgesloten blijven hetgeen tot ernstig letsel of de dood leiden kan. Luchtvoedingsleidingenalvorens enig onderhoud uit te voeren altijd bij werktuig of ontluchtingsventiel afblazen.
De machine produceert luid lawaai wanneer de deuren open staan en de persluchtkraan afgeblazen wordt. Langdurige blootstelling aan lawaai kan gehoorverlies veroorzaken. Altijd oorbescherming dragen wanneer deuren open staan of persluchtkraan afgeblazen wordt.
De perslucht bevat een zeer laag percentage compressor−smeerolie en men dient zorg te dragen dat de stroomafwaartse apparatuur daarmee verenigbaar is.
11
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Als de perslucht uiteindelijk in een beperkte ruimte uitgelaten wordt, moet deze voldoende geventileerd worden.
Bij inademing van compressorsmeermiddel een arts raadplegen.
Bij gebruik van perslucht altijd passende persoonlijke veiligheidsuitrusting gebruiken.
Nooit vloeistoffen toedienen of braken opwekken als de patiënt bewusteloos is of convulsies heeft.
Alle aan druk blootgestelde onderdelen, speciaal slangen en hun koppelingen, moeten regelmatig geïnspecteerd worden, vrij van defecten zijn en volgens de aanwijzingen in de handleiding vervangen worden.
Veiligheidsgegevensbladen voor compressor− en motorsmeermiddelen moeten bij de respectievelijke leveranciers aangevraagd worden. Nooit de motor van deze machine binnen een gebouw zonder voldoende ventilatie laten draaien. Bij werken aan of nabij de machine, vermijden uitlaatdampen in te ademen.
Vermijd lichamelijk kontakt met perslucht. Kontroleer regelmatig of de veiligheidsklep op de afscheidertank naar behoren funktioneert.
Deze machine kan materialen zoals olie, dieselbrandstof, antivries, remvloeistof, olie−/luchtfilters en accu’s bevatten, die bij uitvoering van onderhoud− en servicetaken op veilige wijze afgevoerd moeten worden. Voor juiste afvoer van deze materialen de plaatselijke autoriteiten raadplegen.
Telkens wanneer de machine gestopt is, stroomt lucht van apparaten of systemen stroomafwaarts van de machine terug in het compressorsysteem, tenzij de persluchtkraan gesloten is. Bij de persluchtkraan een terugslagklep installeren om terugstromen te voorkomen bij onverwachte uitschakeling wanneer de persluchtkraan open staat.
Accu Accu’s bevatten zwavelzuur en kunnen gassen afgeven die corrosief en potentieel explosief zijn. Contact met huid, ogen en kleding vermijden. Bij eventueel contact, betreffende plaats onmiddellijk met water spoelen.
Ontkoppelde luchtslangen kunnen terugzwiepen en ernstig letsel of de dood veroorzaken. Op elke slang bij de bron of aftakleiding een veiligheid stromingsbeperker installeren conform OSHA Regulation 29CFR Section 1926.302(b).
NOOIT PROBEREN EEN MACHINE MET BEVROREN ACCU D.M.V. DOORVERBINDINGSKABELS TE STARTEN DAAR DIT EEN EXPLOSIE VEROORZAKEN KAN!
Nooit de unit gestopt laten staan met druk in het luchtketel−separator systeem.
Bij gebruik van kabelstart altijd de grootste voorzichtigheid in acht nemen. Voor kabelstart, einden van een startkabel op de positieve (+) klem van elke accu aansluiten. Eén einde van de andere kabel aansluiten op de negatieve (−) klem van de hulpstart accu en het andere einde op een massa aansluiting van de ontladen accu vandaan(om vonken te voorkomen in de nabijheid van eventueel aanwezige explosieve gassen). Na starten van de unit, kabels altijd in omgekeerde volgorde losmaken.
Materialen De volgende stoffen kunnen tijdens gebruik van de compressor vrijkomen: . stof afkomstig van de remvoering . uitlaatgassen van de motor VERMIJD INADEMING Zorg te allen tijde voor voldoende ventilatie voor het koelsysteem en de uitlaatgassen.
Radiator Hete motorkoelvloeistof en stoom kunnen letsel veroorzaken. Verzekeren dat de radiatorvuldop met de nodige zorg en voorzichtigheid afgenomen wordt.
De volgende stoffen die bij de produktie van deze machine zijn gebruikt, kunnen bij verkeerd gebruik schadelijk zijn voor de gezondheid: . . . . . . .
Nooit de drukdop van een HETE radiator afnemen. Radiator laten afkoelen alvorens dop af te nemen.
antivries smeermiddel voor de compressor smeermiddel voor de motor beschermend vet antiroest dieselolie elektrolyt in de akku
Transport Bij laden of transporteren van machines verzekeren dat de gespecificeerde hijs− en bevestigingspunten gebruikt worden.
ZORG ERVOOR DAT GEEN VAN DE VRIJKOMENDE GASSEN IN KONTAKT KOMT MET DE HUID OF DE LUCHTWEGEN
Bij laden of transporteren van machines verzekeren dat het sleepvoertuig, zijn grootte, gewicht, sleepkoppeling en electrische installatie alle geschikt zijn om veilig en stabiel slepen op snelheden tot het wettelijke maximum voor het land waar hij gesleept wordt, of zoals aangegeven voor het machinemodel indien lager dan het wettelijke maximum.
Als compressorsmeermiddel met ogen in aanraking komt, tenminste 5 minuten met water uitspoelen. Als compressorsmeermiddel met huid in aanraking komt, onmiddellijk afwassen.
Controleren dat het maximum aanhangergewicht niet het maximum brutogewicht van de machine overschrijdt (door het gewicht van de uitrusting te beperken), beperkt door het draagvermogen van het onderstel.
Bij inwendige opname van grote hoeveelheden compressorsmeermiddel een arts raadplegen. 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
12
Opm: Dienstgewicht (op kenplaat) geldt alleen voor basismachine en brandstof, onder uitsluiting van eventuele gemonteerde opties, werktuigen, apparatuur en extra materialen.
Veiligheidskettingen/−koppelingen en afstelling hiervan De wettelijke eisen voor gezamenlijk gebruk van de losbreekkabel en veiligheidskettingen zijn nog net door 71/320/EEG of UK voorschriften gedefinieerd. Daarom geven wij het volgende advies/aanwijzingen
Alvorens de machine te slepen, controleren dat: . . . . .
Wanneer alleen remmen gemonteerd zijn:
de banden en sleepkoppeling in bruikbare staat verkeren. de beschermkap vastzit alle hulpapparatuur veilig en vast opgeborgen is remmen en verlichting goed functioneren en aan de wegenverkeerswet voldoen losbreekkabels/veiligheidskettingen op trekkend voertuig aangesloten zijn
a) Controleren dat de losbreekkabel stevig op de handremhendel bevestigd is en tevens op een stevig punt van de trekker( b) Verzekeren dat de effectieve kabellengte zo kort mogelijk is, maar toch nog lang genoeg, zodat de aanhanger draaien kan zonder de handrem aan te trekken.
De machine moet in vlakke toestand worden gesleept (de maximum toelaatbare hoek van de trekstang bedraagt tussen 0_ en +5_ t.o.v. horizontaal) om de correcte wegligging, remwerking en verlichting in stand te houden. Dit kan worden gedaan door te zorgen voor een correcte keuze en afstelling van de sleephaak van het voertuig en (bij loopwerk met variabele hoogte) afstelling van strekstang.
Wanneer remmen en veiligheidskettingen gemonteerd zijn: a) Kettingen met een lus op de trekker bevestigen, onder gebruik van de aanhangerkoppeling op de trekker of een ander even sterk punt.
Ter verzekering van geheel efficient remmen, moet de voorste (sleepoog) sectie altijd horizontaal gezet worden.
(b) Verzekeren dat de effectieve lengte van de ketting zo kort mogelijk is, maar echter nog steeds normaal draaien van de aanhanger en effectieve werking van de losbreekkabel toestaat.
Bij afstellen van de hoogte van het verstelbare onderstel:
Wanneer alleen veiligheidskettingen gemonteerd zijn:
Controleren dat het vooreinde (sleepoog) waterpas staat. Bij hoger stellen van het sleepoog, eerst het achterste draaipunt en dan het voorste verstellen.
a) Kettingen met een lus op de trekker bevestigen, onder gebruik van de aanhangerkoppeling op de trekker of een ander even sterk punt.
Bij lager stellen van het sleepoog, eerst het voorste draaipunt en dan het achterste verstellen.
b) Bij afstellen van de veiligheidskettingen moet er voloende vrije lengte in de kettingen zijn om normaal draaien toe te staan, maar kort genoeg om te verhinderen dat de dissel de grond aanraakt wanneer de aanhanger ongewild van de trekker gescheiden wordt.
Na instellen, elke verbinding geheel met de hand aantrekken en dan verder naar de eerstvolgende pen. Pen terugzetten. Wanneer u de machine parkeert, dient u gebruik te maken van de handrem en eventueel ook van wielblokken (wanneer dat nodig blijkt). Controleren dat wielen, banden en disselkoppelingen veilig voor gebruik zijn en dat de dissel goed aangekoppeld is alvorens te gaan slepen.
13
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
7/120 9/110 10/105 14/85 P425AWIR XP375AWIR HP375AWIR VHP300AWIR
BOVENAANZICHT
ACHTERAANZICHT
VOORAANZICHT
ZIJAANZICHT GEFABRICEERD IN EUROPA
Alle afmetingen in inch (mm)
E Toegankelijke onderdelen: Vuldop radiator
A Toegangsklep instrumentenpaneel
F Luchtuitlaat pakket
B Luchtinlaat pakket
G Spoorbreedte
C Toegankelijke onderdelen: Scheidingselement & vuldop Oliefilter compressor Brandstoffilters Peilstok Vuldop motorolie Vuldop koelvloeistoffles
H Trekstang met instelbare hoogte minimaal 162 (4114) / maximaal 168 (4277) J Trekstang met instelbare hoogte minimaal 17 (420) / maximaal 35 (880)
D Toegankelijke onderdelen: Brandstofvuldop Motoroliefilter Brandstoffilter Luchtfilter motor en compressor
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
14
7/170 10/125 14/115 P600WIR HP450WIR VHP400WIR
BOVENAANZICHT
ACHTERAANZICHT
VOORAANZICHT
ZIJAANZICHT GEFABRICEERD IN EUROPA
Alle afmetingen in inch (mm)
E Toegankelijke onderdelen: Vuldop radiator
A Toegangsklep instrumentenpaneel
F Luchtuitlaat pakket
B Luchtinlaat pakket
G Spoorbreedte
C Toegankelijke onderdelen: Scheidingselement & vuldop Oliefilter compressor Brandstoffilters Peilstok Vuldop motorolie Vuldop koelvloeistoffles
H Trekstang met instelbare hoogte minimaal 162 (4114) / maximaal 168 (4277) J Trekstang met instelbare hoogte minimaal 17 (420) / maximaal 35 (880)
D Toegankelijke onderdelen: Brandstofvuldop Motoroliefilter Brandstoffilter Luchtfilter motor en compressor
15
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
COMPRESSOR
Max. drukverhouding (absoluut) (7/120) (P425WIR)
7, 9 : 1
Kapaciteit. (7/120) (P425WIR)
12,0 m3 min−1 (425 CFM)
Max. drukverhouding (absoluut) (9/110) (XP375WIR)
9, 6 : 1
Kapaciteit. (9/110) (XP375WIR)
10,5 m3 min−1 (375 CFM)
Max. drukverhouding (absoluut) (10/105) (HP375WIR)
11, 3 : 1
Kapaciteit. (10/105) (HP375WIR)
10,5 m3 min−1 (375 CFM)
Max. drukverhouding (absoluut) (14/85) (VHP300WIR)
14, 8 : 1
Kapaciteit. (14/85) (VHP300WIR)
8,5 m3 min−1 (300 CFM)
Max. drukverhouding (absoluut) (7/170) (P600WIR)
7, 9 : 1
Kapaciteit. (7/170) (P600WIR)
17,0 m3 min−1 (600 CFM)
Max. drukverhouding (absoluut) (10/125) (HP450WIR)
11, 3 : 1
Kapaciteit. (10/125) (HP450WIR)
12,8 m3 min−1 (450 CFM)
Max. drukverhouding (absoluut) (14/115) (VHP400WIR)
14, 8 : 1
Kapaciteit. (14/115) (VHP400WIR)
11,3 m3 min−1 (400 CFM)
Normale bedrijfsuitlaatdruk (7/120) (P425WIR)
7 bar (100 PSI)
Normale bedrijfsuitlaatdruk (9/110) (XP375WIR)
8,6 bar (125 PSI)
Normale bedrijfsuitlaatdruk (10/105) (HP375WIR)
10,3 bar (150 PSI)
Normale bedrijfsuitlaatdruk (14/85) (VHP300WIR)
14 bar (200 PSI)
Normale bedrijfsuitlaatdruk (7/170) (P600WIR)
Bedrijfs−omgevingstemperatuur Met geluidsisolatie −12_C TO +49_C (10_F TO 120_F) Maximum uitlaat− temperatuur
120_C (248_F)
Koelsysteem.
Olie−inspuiting
Oliekapaciteit.
36 liter ( 9.5 GAL)
Maximum oliesysteem−temperatuur
120_C (248_F)
7 bar (100 PSI)
Maximum oliesysteem−druk (7/120) (P425WIR)
8,6 bar (125 PSI)
Normale bedrijfsuitlaatdruk (10/125) (HP450WIR)
10,3 bar (150 PSI)
Maximum oliesysteem−druk (9/110) (XP375WIR)
10,3 bar (150 PSI)
Normale bedrijfsuitlaatdruk (14/115) (VHP400WIR)
14 bar (200 PSI)
Maximum oliesysteem−druk (10/105) (HP375WIR)
12,1 bar (175 PSI)
8,6 bar (125 PSI)
Maximum oliesysteem−druk (14/85) (VHP300WIR)
15,5 bar (225 PSI)
Max. toelaatbare druk (7/120) (P425WIR)
10,3 bar (150 PSI)
Maximum oliesysteem−druk (7/170) (P600WIR)
8,6 bar (125 PSI)
Max. toelaatbare druk (9/110) (XP375WIR)
12,1 bar (175 PSI)
Maximum oliesysteem−druk (10/125) (HP450WIR)
12,1 bar (175 PSI)
Max. toelaatbare druk (10/105) (HP375WIR)
15,5 bar (225 PSI)
Maximum oliesysteem−druk (14/115) (VHP400WIR)
15,5 bar (225 PSI)
Max. toelaatbare druk (14/85) (VHP300WIR) Max. toelaatbare druk (7/170) (P600WIR)
8,6 bar (125 PSI)
Max. toelaatbare druk (10/125) (HP450WIR)
12,1 bar (175 PSI)
Max. toelaatbare druk (14/115) (VHP400WIR)
15,5 bar (225 PSI)
Afstelling van de veiligheidsklep (7/120) (P425WIR)
10 bar (150 PSI)
Afstelling van de veiligheidsklep (9/110) (XP375WIR)
14 bar (200 PSI)
Afstelling van de veiligheidsklep (10/105) (HP375WIR)
14 bar (200 PSI)
Afstelling van de veiligheidsklep (14/85) (VHP300WIR)
17 bar ( 250 PSI)
Afstelling van de veiligheidsklep (7/170) (P600WIR)
10 bar (150 PSI)
Afstelling van de veiligheidsklep (10/125) (HP450WIR)
14 bar (200 PSI)
Afstelling van de veiligheidsklep (14/115) (VHP400WIR)
17 bar ( 250 PSI)
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
16
SMEEROLIE SPECIFICATIE (voor de gespecificeerde omgevingstemperaturen).
MOTOR 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
BOVEN –23_C Aanbevolen: PRO−TEC Goedgekeurd: SAE 10W, API CF−4/CG−4
Type/model.
PRO−TEC compressorvloeistof wordt op de fabriek aangebracht, voor gebruik bij alle omgevingstemperaturen boven –23_C OPM: Garantie kan uitsluitend verlengd worden door continu PRO−TEC te gebruiken met Doosan oliefilters en separators. Andere oliesoorten/vloeistoffen zijn niet verenigbaar met PRO−TEC. PRO−TEC mag niet met andere oliesoorten/vloeistoffen gemengd worden omdat het resulterende mengsel de compressor beschadigen kan. Voor het geval dat PRO−TEC niet verkrijgbaar is en/of de eindgebruiker een goedgekeurde ainglegrade motorolie moet gruiken, moet het gehele systeem m.i.v. de separator / luchtketel, koeler en leidingen doorgespoeld worden om de eerste vloeistofvulling te verwijderen, gevolgd door installeren van nieuwe Doosan oliefilters. Na uitvoering hiervan, worden de volgende oliesoorten/vloeistoffen goedgekeurd:
Aantal cilinders.
John Deere / 6068HF285 6
Oliekapaciteit.
22,1 liter (5.75 GAL)
Toerental bij vollast.
2200 rpm (RPM)
Toerental stationair.
1500 rpm (RPM)
Elektrisch systeem.
12V negatieve aarde
Beschikbaar vermogen bij 2200 rpm.
129 kW (173 HP)
Kapaciteit brandstoftank.
276 liter (73 GAL)
Olie specificatie
Zie motor sectie
Totale olievulling
20,0 liter(5.3 GAL)
INFORMATIE OVER LUCHTGELUID (CE−regio’s) − Het A−gewogen emissiegeluidsdrukniveau .
83 dB(A), onzekerheid 1 dB(A)
− Het A−gewogen emissiegeluidsvermogensniveau .
a) voor omgevingstemperaturen boven –23_C SAE 10W, API CF−4/CG−4
99 dB(A), onzekerheid 1 dB(A)
De bedrijfsomstandigheden van de machine voldoen aan ISO 3744:1995 en EN ISO 2151:2004
Veiligheidsgegevensbladen kunnen op verzoek worden verkregen van uw Doosan−dealer. Voor temperaturen buiten het omgevingsbereik, het bedrijf raadplegen.
gespecificeerde
LOOPWERK MET VASTE HOOGTE (uitsluitend Europees) versie met rem (7/120) ( 9/110), (10/105), (14/85)
MOTOR 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR) Type/model. Aantal cilinders.
John Deere / 4045HF285 4
Oliekapaciteit.
13.2 liter ( 3.5 GAL)
Toerental bij vollast.
2200 rpm(RPM)
Toerental stationair.
1500 rpm (RPM)
Elektrisch systeem.
12V negatieve aarde
219.5 liter ( 58 GAL)
Olie specificatie
Zie motor sectie
Totale olievulling
17 liter(4.5 GAL)
1935kg (4266Lbs)
Maximum gewicht
2200kg (4850Lbs)
Maximum horizontale sleepkracht
2009kg (4429Lbs)
Maximum vertikale koppelingbelasting (neusgewicht)
100kgf (220Lbs)
LOOPWERK MET VASTE HOOGTE (uitsluitend Europees) versie met rem (7/170), (10/125), (14/115) Transport−gewicht.
Beschikbaar vermogen bij 2200 rpm. 93 kW (125 HP) Kapaciteit brandstoftank.
Transport−gewicht.
17
2364kg (5200Lbs)
Maximum gewicht
2598kg (5715Lbs)
Maximum horizontale sleepkracht
2700kg (5940Lbs)
Maximum vertikale koppelingbelasting (neusgewicht)
150 kgf (330 Lbs)
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
LOOPWERK MET INSTELBARE HOOGTE (uitsluitend Europees) versie met rem (7/120) ( 9/110), (10/105), (14/85) Transport−gewicht.
1965kg (4331Lbs)
Maximum gewicht
2200kg (4850Lbs)
Maximum horizontale sleepkracht
2009kg (4429Lbs)
Maximum vertikale koppelingbelasting (neusgewicht)
100 kgf (220 Lbs)
ATTENTIE Deze procedure is kritiek voor de veiligheid. Aantrekkoppels na montage nogmaals controleren.
Machinesteun en koppeling monteren. Stutten verwijderen en machine waterpas stellen.
LOOPWERK MET INSTELBARE HOOGTE (uitsluitend Europees) versie met rem (7/170), (10/125), (14/115) Transport−gewicht.
2400kg (5280Lbs)
Maximum gewicht
2636kg (5800Lbs)
Maximum horizontale sleepkracht
2900kg (5940Lbs)
Maximum vertikale koppelingbelasting (neusgewicht)
150 kgf (330 Lbs)
WIELEN EN BANDEN (Europees) 10/105, 14/85
− 7/120,
Aantal wielen.
2 x 5.5
Type banden.
205/75 R16
Banden−spanning.
4.5 bar (65 psi)
WIELEN EN BANDEN (Europees) 14/115
− 7/170,
Voordat u de machine vervoert, dient u ervoor te zorgen dat de banden de juiste spanning hebben (zie onder ALGEMEEN) en dat de handrem naar behoren funktioneert (zie onder ONDERHOUD). Indien de machine is uitgerust met verlichting, dient u zich ervan te vergewissen dat deze goed funktioneert voordat u zich met de machine in het donker op de weg begeeft. Verzekeren dat alle transport− en emballagematerialen weggeworpen worden. Verzekeren dat bij heffen of transporteren van de machine altijd de juiste vorkhefsleuven of aangegeven hijs−/bevestigingspuntengebruikt worden.
9/110,
Bij kiezen van de werkplek voor de machine, verzekeren dat er voldoende ruimte rondom de machine vrijgelaten wordt voor ventilatie en uitlaatvereisten; hierbij de gespecificeerde minimum afstanden (tot wanden, vloeren enz.) onderhouden.
10/125,
Aantal wielen.
2 x 6.0
Type banden.
205/75 P17.5
Banden−spanning.
6.5 bar (94 psi)
Rond en boven de machine moet voldoende ruimte vrijgelaten worden om veilige toegang voor de gespecificeerde onderhoudstaken te kunnen uitvoeren. Verzekeren dat de machine veilig en op vaste grond geplaatst wordt. Elk risico van beweging moet door passende maatregelen voorkomen worden, speciaal om spanning op uitlaatpijpleidingente voorkomen.
Meer informatie kunt u op verzoek verkrijgen via de afdeling klantenservice van het bedrijf.
Accukables op de accu(s) aansluiten en zorgen dat zij stevig aangetrokken zijn. Negatieve kabel vóór positieve kabel aansluiten.
BEDRIJFGEREED MAKEN Voordat de machine in gebruik wordt genomen, is het belangrijk dat de instrukties onder VOORDAT U BEGINT strikt worden opgevolgd.
WAARSCHUWING: Alle op de machine geïnstalleerde of daarop aangesloten perslucht apparatuur moet een veilige nominale werkdruk hebben van minstens de nominale druk van de compressor, en materialen die verenigbaar zijn met het compressorsmeermiddel. (zie sectie ALGEMENE INFORMATIE).
Zorg ervoor dat degene die de machine bedient de tekststickers leest en ze ook begrijpt en het handboek raadpleegt voor gebruik van of onderhoud aan de machine. Men dient te verzekeren dat de plaats van de noodstop inrichting bekend is en duidelijk herkenbaar aangegeven is. Controleren dat hij juist functioneert en de bedieningswijze bekend is.
Onderstel dissel − Naar sommige gebieden worden de machines met de dissel verwijderd gezonden. Voor monteren worden 4 moeren/bouten gebruikt om de dissel aan de as te bevestigen en twee bouten om de dissel aan de voorzijde van de machine te bevestigen, met het zadel en afstandsblok. Voorzijde van machine ondersteunen, wielblokken aanbrengen om beweging van de machine te verhinderen en dissel vastmaken. Juiste aantrekkoppels vindt men in de tabel in het hoofdstuk ONDERHOUD. 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
WAARSCHUWING: Als meer dan één compressor op één gemeenschappelijk stroomafwaarts apparaat aangesloten is, moeteneffectieve isolatie afsluiters aangebracht worden waarbij de werkprocedures verhinderen moeten dat één machine niet per ongeluk door een andere onder druk/overdruk gezet kan worden.
ÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏ ÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏÏ WAARSCHUWING: Als uitlaatslangen een druk van meer dan 7bar verwerken moeten, wordt aanbevolen dat bevestigingsdraden gebruikt worden ter beveiliging van de slangen.
18
GEBRUIKSINSTRUCTIES
VOORDAT U BEGINT
5. Water van de brandstoffilter−waterafscheider aftappen en zorgen dat eventueel ontsnapte brandstof veilig opgevangen wordt.
1. Plaats de compressor horizontaal (waterpas). De compressor is zodanig ontworpen dat deze zowel in de lengte als in de breedte 15 graden mag overhellen. Hierbij is de motor en niet het compressorgedeelte de beperkende faktor.
6. Open de service−afsluiter. Zo zorgt u ervoor dat de compressor niet meer onder druk staat. Sluit de service−afsluiter.
Indien de compressor tijdens bedrijf schuin staat, dan is het belangrijk dat het oliepeil van de motor zich altijd ongeveer op het maximumniveau bevindt.
7. VOORZICHTIG! Zorg ervoor dat de overkapping/deuren tijdens bedrijf geheel gesloten zijn. Gebeurt dat niet, dan kan oververhitting ontstaan en komt er meer geluid vrij.
VOORZICHTIG! Zorg ervoor dat zowel de motor als de compressor niet met teveel olie wordt gevuld.
2. Kontroleer de motorsmeerolie overeenkomstig instrukties uit het Bedieningshandboek voor de Motor.
8. Kontroleer het niveau van de koelvloeistof in de radiator.
de
Kontroleer de luchtrestriktie−indikator(s). ONDERHOUD verderop in dit handboek.
3. Kontroleer het oliepeil van de compressor in het peilglas op de afscheidertank.
Zie
Bij starten van of werken met de machine in temperaturen beneden of in de omgeving van 0_C, controleren dat de werking van het regelsysteem, de afblaasklep, de veiligheidsklep en de motor niet gehinderd wordt door ijs of sneeuw, en dat de inlaat en uitlaatpijpen en −kanalen vrij van ijs of sneeuw zijn.
4. Kontroleer het dieseloliepeil. Het is een goede gewoonte de tank na iedere werkdag bij te vullen. Dit voorkomt kondensatie in de tank.
VOORZICHTIG: Gebruik uitsluitend gespecificeerde dieselbrandstof (zie hoofdstuk Motor voor details). VOORZICHTIG: Bij tanken: . motor uitschakelen. . niet roken. . eventueel open vuur doven. . brandstof niet in contact laten komen met hete oppervlakken. . persoonlijke veiligheidsuitrusting dragen.
19
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Bedieningspaneel
10
11
4
9
13
12 1
2
3
5
6 14
DIAGNOSTIEK/AUTOMATISCHE (STANDAARD)
7
UITSCHAKELING
8
7. Schakelaar onderhoudslucht – Na het opwarmen INDRUKKEN. Dit zorgt voor volledige luchtdruk naar de onderhoudsuitgang.
1. Compressorstoring – Moet onderzocht worden. Zie het diagnostische paneel van de Wedge voor meer gegevens.
8. Wacht met starten’−lampje.
2. Motorstoring – Moet onderzocht worden. Zie het diagnostische paneel van de Wedge voor meer gegevens.
OPTIONELE BEDIENINGSORGANEN
3. Urenteller – Houdt de bedrijfstijd bij ten behoeve van onderhoud.
9. Motortoerenteller – Geeft het motortoerental aan.
4. Drukmeter compressoruitvoer – Geeft de druk in de verzameltank aan in kPa (psi).
10.Thermometer uitvoerlucht – Geeft aan in F en C. Normaal bedrijfsbereik: 85 C/185 F tot 120 C/248 F .
5. Brandstofmeter – Geeft de hoeveelheid brandstof in de tank aan.
11.Drukmeter motorolie – Geeft oliedruk in de motor aan kPa (psi).
BEDIENINGSORGANEN (STANDAARD)
12.Thermometer motorkoelvloeistof – Geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan, met een normaal bedrijfsbereik van 82 C/180 F to 99 C/210 F.
6. Hoofdschakelaar – Zet naar “AAN” om voor het starten de systemen te activeren. Zet naar “UIT” om de motor af te zetten.
13.Spanningsmeter – Geeft de toestand van de accu aan. 14.Reserve
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
20
DIAGNOSTISCH DISPLAYSCHERM WEDGE.
6. Reserve
Het diagnostische displayscherm van de Wedge is als hierboven ingedeeld. Hier volgt een beschrijving van alle diagnostische indicators.
7. Brandstofpeil te laag: Storingsindicatielampje. Indiceert uitschakelen als gevolg van een te laag brandstofpeil. Lamp knippert als waarschuwing bij laag brandstofpeil.
1. Compressortemperatuur te hoog: Storingsindicatielampje. Indiceert uitschakelen als gevolg van een te hoge compressortemperatuur.
8. Storing in de compressor: Storingsindicatielampje. Indiceert uitschakelen als gevolg van storing in het compressorsysteem. Raadpleeg de lijst met storingscodes.
2. Reserve 3. Motoroliedruk te laag: Storingsindicatielampje. Indiceert uitschakelen als gevolg van een te lage motoroliedruk.
9. Accuspanning te laag: Alarmindicatielampje. Indiceert dat de accu of het laadsysteem onderhoud nodig heeft.
4. Verstopt luchtfilter: Alarmindicatielampje. Indiceert dat de luchtinlaatfilters van motor/compressor onderhoud nodig hebben.
10.Storing motor: Code voor motorstoring. Raadpleeg onderhoudskaart of motorhandleiding voor codes en onderhoudsvereisten.
5. Temperatuur motorkoelvloeistof te hoog: Storingsindicatielampje. Indiceert uitschakelen als gevolg van een te hoge koelmiddeltemperatuur in de motor.
11. Storingscode (4 cijfers): Storing in compressor of motor. Raadpleeg handleiding voor de lijst van codes en onderhoudsvereisten. 21
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Codes diagnostisch scherm Wedge
Als het
Als het
storingsindicatielampje brandt, raadpleeg dan de waarschuwings/uitschakelingslijst hier onder.
storingsindicatielampje brandt, raadpleeg dan de onder.
motordiagnostieklijst hier
WAARSCHUWINGS/UITSCHAKEL−TOESTANDEN Waarschuwing Toestand
Code
Lampje (knippert)
Uitschakeling Code
Lampje (brandt constant)
Vertragi ng (sec.)
Motortoerental < 900 TPM
1
Compressorstoring
30
Motortoerental > 2300 TPM
2
Compressorstoring
30
Motorstarttijd overschreden
3
Compressorstoring
0
32
Compressorstoring
10
Temp. scheidingstank > 119 gr. C (247. deg. F)
50
Compressorstoring
3
Machine−ID niet geldig
51
Compressorstoring
0
Temp. scheidingstank > (RT1) sensorstoring
53
Compressorstoring
10
Temperatuur inlaatspruitstuk > 82,2 gr. C (180 gr. F)
6
Compressorstoring
Motor reageert niet op de gashendel
10
Compressorstoring
Motor heeft zichzelf uitgeschakeld: reden onbekend
29
Compressorstoring
Uitlaat− temp. (RT2) sensorfout Druk scheidingstank (PT1) sensorfout
33
Compressorstoring
Reg.− systeemdruk (PT2) sensorfout
54
Compressorstoring
Probleem seriële comm.
70
Compressorstoring
Probleem CAN−bus
71
Compressorstoring
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
22
Waarschuwing Toestand
Code
Lampje (knippert)
Uitschakeling Code
Lampje (brandt constant)
Vertragi ng (sec.)
Brandstofpeil
3
Temperatuur motorkoelvloeistof >= 104 gr. C (230 gr. F)
Motortemp. te hoog
10
Uitvoertemp. te hoog (RT2 > 247 gr. F (119 gr. C)
Hoge temp. compressor
3
Functiegebonden lampjes: Brandstofpeil te laag
Brandstofpeil
Verstopping luchtfilter (optie)
Verontreinigd filter
Accuspanning te laag
Laadtoestand accu
Oliedruk motor < 18 PSI (120 kPa)
Oliedruk motor te laag
Temperatuur motorkoelvloeistof >= 102 gr. C (220 gr. F)f
Motortemp. te hoog
MOTORDIAGNOSTIEKCODE Lijst van diagnostische storingscodes (DSC’s) Weergegeven Code
Definitie
28
Fout ingangsspanning analoge regelaar (B)
29
Fout ingangsspanning analoge regelaar (A)
91
Fout ingangsspanning meerstandenregelaar
94
Probleem met brandstofdruk
100
Probleem met motoroliedruk
102
Probleem met turbobooster
105
Probleem met luchttemperatuur verdeelstuk
108
Probleem met meting van atmosferische druk
110
Probleem met koelvloeistoftemperatuur
157
Probleem met brandstofdruk
158
ECU geen stroom−fout
174
Probleem met brandstoftemperatuur
611
Probleem met bedrading injector
629
Elektronische regeleenheid defect
636
Fout nokkenasstandsensor van motor
637
Fout krukasstandsensor
1136
Temperatuur regeleenheid motor te hoog
1172
Probleem met turboinlaattemperatuur
1347
Probleem met injectiepomp
2630
Probleem met uitlaattemperatuur van intercooler
2790
Probleem met turbo−uitlaattemperatuur
23
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
STARTEN
NA OPWARMEN INDRUKKEN N.B.: Om de machine de gelegenheid te geven te starten met verlaagde druk, is een start−run knop op het instrumentenpaneel geplaatst die in verbinding staat met het regulatiesysteem. (De klep komt automatisch terug naar de start positie als de machine gestopt en de luchtdruk is afgeblazen).
WAARSCHUWING! Onder geen beding mag gebruik worden gemaakt van vluchtige vloeistoffen zoals ether om de compressor te starten.
Laat de motor op bedrijfstemperatuur komen en druk vervolgens op knop (7).
1
.
2
De machine kan nu zonder gevaar op vollast draaien.
DUBBELE DRUK INDIEN AANWEZIG Machines die werken boven 7 bar kunnen facultatief uitgerust worden met een dubbele druk schakelaar (B). Met deze scahkelaar kan tussen 7 bar en de nominale druk van de machine geschakeld worden; debiet blijft nominal constant.
3 Alle gebruikelijke startprocedures bedieningsschakelaar uitgevoerd.
worden
met
de
Starten en stoppen worden niet door de keuze beïnvloed en tijdens normal bedrijf kan de schakelaar veilig bediend worden. Men diet echter te zorgen dan stroomafwaarts anngesloten apparaten geschikt zijn voor de beschikbare druk.
. Draai de contactschakelaar naar stand 1. De motor− en compressorstoringslampjes lichten even op.
De manometer geeft aan welke stand gekozen is Wacht met starten’−lampje. . Draai de contactschakelaar naar stand 1 totdat het ‘Wacht met starten’−lampje (14) uit gaat.
STOPPEN
. . Draai de contactschakelaar naar de startpositie (3) (positie voor starten motor).
.
.
. Laat de compressor kort op nullast draaien zodat de motor kan afkoelen.
N.B.: Stand (2) wordt niet gebruikt op AWIR−modellen.
. Laat terugkomen naar stand (1) als de motor start. De motor draait nu met een gereduceerd toerental.
.
Bij temperaturen onder 0_C of als het moeilijk is voor het eerst te starten: Aansluitingkraan geheel openen zonder een slang aan te sluiten.
Sluit de service−afsluiter.
Draai de sleutelschakelaar in de 0−stand (uit−stand).
N.B.: Zo gauw als de motor stopt, zal de automatische afblaas alle druk afblazen uit het systeem.
Bovenstaande startvolgorde uitvoeren Als de automatische afblaasklep weigert te werken, moet de druk gelijkmatig ontlast worden m.b.v. de handbediende afblaasklep. Hierbij dient passende beveiligingsuitrusting gedragen te worden.
Zodra motor ongehinderd draait, servicekraan sluiten Nooit machine voor lange perioden laten draaien met servicekraan open.
VOORZICHTIG! Zorg ervoor dat de compressor nooit stationair draait terwijl het systeem nog onder druk staat.
Wachten tot machine bedrijfstemperatuur bereikt heeft. Op dit punt in het bedrijf van de machine is het veilig om de volle belasting op de motor aan te leggen.
NOODSTOP DRAAI DE SLEUTELSCHAKELAAR OP HET KONTROLEPANEEL IN DE 0−STAND (UIT−STAND) als de compressor in geval van nood moet worden uitgeschakeld.
OPM: Bij starten van motor met persluchtkraan open en wanneer lucht uit klep stroomt, altijd oorbeschermers dragen.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
24
HERSTARTEN NA EEN NOODSTOP
BUITENGEBRUIKSTELLING
Indien de machine is uitgeschakeld als gevolg van een storing, dan dient deze storing te worden opgespoord en verholpen voordat de machine opnieuw kan worden gestart.
Wanneer de machine permanent buiten gebruik gesteld of gedemonteerd gaat worden, is het van belang dat elke kans van gevaar of geëlimineerd of aan de gebruiker medegedeeld wordt. In het bijzonder:
Indien de machine is uitgeschakeld omdat zich een gevaarlijke situatie voordoet, dan dient u er zeker van te zijn dat de machine zonder gevaar kan funktioneren voordat de machine opnieuw kan worden gestart.
. Accu’s of onderdelen die asbest bevatten niet vernietigen zonder de materialen veilig te verpakken
Raadpleeg de instrukties onder VOORDAT U BEGINT en STARTEN alvorens de machine opnieuw te starten.
. Geen enkel drukvat wegwerpen zonder dit duidelijk te kenmerken met de betreffende kenplaat informatie of dit onbruikbaar te maken door boren van gaten of het in delen te snijden enz.
KONTROLE TIJDENS BEDRIJF
. Smeer− of koelmiddelen niet op open grond of in riolen gieten.
Indien een van de onderstaande omstandigheden zich voordoet, zal de machine afslaan. Deze omstandigheden zijn:
. Nooit een complete machine afvoeren zonder vergezeld te laten gaan door documentatie m.b.t. tot aanwijzingen voor zijn gebruik.
Raadpleeg de diagnostische schermcodes−tabel van de Wedge voor een lijst van uitschakeltoestanden. Voorzichtig: Om bij lage temperaturen te verzekeren dat voldoende olie naar de compressor stroomt, de uitlaatdruk nooit onder 3,5bar laten dalen.
25
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
MOTOR
Bio−diesel
Motorserienummerplaatje
Bio−diesel mag UITSLUITEND worden gebruikt als de eigenschappen van de bio−diesel voldoen aan de nieuwste editie van ASTM PS121, DIN 51606 of een daaraan gelijkwaardige specificatie.
Elke motor heeft een motorserienummer van 13 cijfers. Het motorserienummerplaatje bevindt zich rechts op het cilinderblok achter het brandstoffilter.
Het is gebleken dat bio−diesel het smerend vermogen van aardolie−diesel kan verbeteren bij een mengverhouding van maximaal 5%.
Brandstoffen, smeermiddelen en koelvloeistof
Bij gebruik van een mengsel met bio−diesel moet bij luchttemperaturen van −10_C (14_F) en lager het motoroliepeil dagelijks gecontroleerd worden. Als er brandstof in de olie belandt, dient het interval tussen twee olieverversingen ingekort te worden.
Diesel Neem contact op met uw plaatselijke brandstofleverancier voor informatie over de eigenschappen van de plaatselijk verkrijgbare diesel.
BELANGRIJK: Ruwe geperste plantaardige olie is in GEEN ENKELE concentratie aanvaardbaar voor gebruik als brandstof.
Dieselmengsels zijn over het algemeen aangepast aan de minimumtemperatuurvereisten van het gebied waar ze verkocht worden. Diesel die geclassificeerd is als EN 590 of ASTM D975 wordt aanbevolen.
Zulke olie verbrandt niet volledig en veroorzaakt motordefecten doordat er afzettingen achterblijven op de injectors en in de verbrandingskamer.
Vereiste brandstofeigenschappen
Hanteren en opslaan van bio−diesel
De brandstof moet in elk geval aan de volgende vereisten voldoen:
WAARSCHUWING: Spring voorzichtig met brandstof om. Vul de brandstoftank niet als de motor loopt.
Cetaangetal van ten minste 45. Een cetaangetal van meer dan 50 verdient de voorkeur, in het bijzonder voor temperaturen onder de −20_C (−4_F) of hoogten boven de 1500 m (5000 ft).
NIET ROKEN tijdens het vullen van de brandstoftank en tijdens onderhoud aan het brandstofsysteem. Vul de brandstoftank aan het eind van de werkdag om watercondensvorming en bevriezing bij koud weer te voorkomen.
Temperatuurgrens van de filtreerbaarheid (Cold Filter Plugging Point; CFPP) onder de verwachte minimumtemperatuur OF Troebelingspunt ten minste 5_C (9_F) onder de verwachte minimumtemperatuur.
Houd alle opslagcontainers zo vol mogelijk om condensvorming tot een minimum te beperken.
Smerend vermogen moet een minimum belastingsniveau van 3100 gram doorstaan zoals gemeten volgens ASTM D6078, of een maximale indrukkingsdiameter van 0,45 mm zoals gemeten volgens ASTM D6079.
Zorg dat alle brandstoftankdoppen en −deksels goed zijn aangebracht om te voorkomen dat er vocht binnendringt.
Zwavelgehalte:
Het kan dat het brandstoffilter vaker vervangen moet worden wegens voortijdig verstopt raken.
Controleer regelmatig het watergehalte van de brandstof.
• De kwaliteit van de diesel en het zwavelgehalte van de brandstof moeten voldoen aan alle geldende voorschriften voor het gebied waar de motor gebruikt wordt.
Controleer elke dag vóór het starten van de motor het motoroliepeil. Als het oliepeil gestegen is, kan dat erop wijzen dat er brandstof in de motorolie lekt.
• Een zwavelgehalte van minder dan 0,05% (500 ppm) verdient de voorkeur.
Als brandstof voor langere tijd wordt opgeslagen of als er niet veel brandstof gebruikt wordt, voeg dan een brandstof−conditioner toe om de brandstof te stabiliseren en watercondensvorming te voorkomen. Raadpleeg uw brandstofleverancier voor advies.
• Als diesel met een zwavelgehalte van meer dan 0,05% (500 ppm) gebruikt wordt, kan het dat de carterolie vaker ververst moet worden. (Zie de aanbeveling voor dieselmotorolie.) • GEBRUIK GEEN diesel met een zwavelgehalte van meer dan 1,0%. BELANGRIJK: MENG GEEN afgewerkte motorolie of andere smeerolie met de diesel. 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
26
Opslag diesel
Behandel de brandstof met een brandstof−conditioner (’Winter’) tijdens het koude seizoen. Winter−formule is een mengsel van diesel−conditioner en anti−gel−additief.
WAARSCHUWING: Spring voorzichtig met brandstof om. Vul de brandstoftank niet als de motor loopt.
Dieselmotorolie
NIET ROKEN tijdens het vullen van de brandstoftank en tijdens onderhoud aan het brandstofsysteem.
Gebruik SAE15W−40−viscositeitsolie bij verwachting van temperaturen tussen de −12_C en de 40_C (10_F − 122_F) in de periode tot de volgende olieverversing.
Vul de brandstoftank aan het eind van de werkdag om watercondensatie en bevriezing bij koud weer te voorkomen.
De volgende olie verdient de voorkeur:
BELANGRIJK: Sla diesel NIET op in gegalvaniseerde containers. Diesel opgeslagen in gegalvaniseerde containers reageert met de zink−coating van de container, waarbij zinkvlokken gevormd worden. Als de brandstof water bevat, wordt daarnaast ook een zinkgelei gevormd. Door de gelei en de vlokken raken brandstoffilters snel verstopt en worden injectiemondstukken en de injectiepomp beschadigd.
• PRO−TEC Engine Fluid Een andere olie mag worden gebruikt, als die voldoet aan een of meer van de volgende vereisten: • API−service−classificatie CI−4 • API−service−classificatie CH−4 • ACEA−specificatie E3 • ACEA−specificatie E4 • ACEA−specificatie E5
GEBRUIK GEEN containers met messing−coating voor de opslag van brandstof. Messing is een legering van koper en zink.
Dieselmotorolie met multiviscositeit verdient de voorkeur. De kwaliteit van de diesel en het zwavelgehalte moeten voldoen aan alle geldende emissievoorschriften voor het gebied waar de motor gebruikt wordt.
Sla diesel op in containers van kunststof, aluminium of staal die speciaal gecoat zijn voor de opslag van diesel. Sla brandstof niet voor lange tijd op. Als brandstof vóór het gebruik langer dan een maand opgeslagen blijft, of als de brandstof in de motor of de opslagcontainer niet snel gebruikt wordt, voeg dan een brandstof−conditioner toe om de brandstof te stabiliseren en watercondensvorming te voorkomen.
Als diesel met een zwavelgehalte van meer dan 0,05% (500 ppm) wordt gebruikt, dient het interval tussen twee olieverversingen en filtervervangingen met 100 uur verminderd te worden. Als diesel met een zwavelgehalte van meer dan 0,5% (5000 ppm) gebruikt wordt, dient het service−interval met 50% verminderd te worden.
Het effect van koud weer op een dieselmotor beperken
Gebruik van diesel met een zwavelgehalte van meer dan 1,0% (10.000 ppm) is niet aan te bevelen.
Doosan−dieselmotoren zijn ontworpen voor een effectieve werking bij koud weer. Raadpleeg uw geautoriseerde motorleverancier of service−dealer voor nadere informatie en voor de beschikbaarheid van hulpmiddelen voor koud weer. Gebruik brandstof van Grade No. 1−D Als er temperaturen van onder de 5_C (40_F) voorkomen, kunt u voor koud weer het best brandstof van Grade No. 1−D gebruiken. Diesel−additief BELANGRIJK: Behandel de brandstof als de buitentemperatuur onder de 0_C (32_F) komt te liggen. Gebruik voor het beste resultaat nog onbehandelde brandstof. Volg alle aanbevelingen en aanwijzingen op het etiket.
27
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Dieselmotor−koelvloeistof
BELANGRIJK: Gebruik koelvloeistof−additieven uitsluitend voor het bijvullen van de koelvloeistof. Gebruik geen additief als het hele systeem wordt geleegd en opnieuw gevuld.
Het motorkoelsysteem wordt gevuld om het hele jaar bescherming te bieden tegen corrosie en tegen puntroestvorming in de cilindervoering, en vorstbescherming in de winter tot −37_C (−34_F).
Raadpleeg de leverancier van de koelvloeistof en volg de aanbevelingen van de fabrikant voor het gebruik van aanvullende koelvloeistof−additieven.
Ethyleenglycol−koelvloeistof met laag silicaatgehalte voor heavy−duty motoren kan gebruikt worden als hij aan een van de volgende specificaties voldoet:
Gebruik van niet−aanbevolen aanvullende koelvloeistof−additieven kan tot neerslaan van additief en geleivorming in de koelvloeistof leiden.
• ASTM D5345 (voorverdunde koelvloeistof) • ASTM D4985 (koelvloeistofconcentraat) in een mengsel van 40 tot 60% met water van goede kwaliteit.
Voeg de door de fabrikant aanbevolen concentratie aanvullend koelvloeistof−additief toe. Voeg NIET meer toe dan de aanbevolen hoeveelheid.
Aan koelvloeistoffen die aan deze specificaties voldoen, moeten koelvloeistof−additieven voor heavy−duty dieselmotoren worden toegevoegd, voor bescherming tegen corrosie en tegen erosie van en puntroestvorming in de cilindervoering.
Aftapintervallen koelvloeistof Tap de in de fabriek aangebrachte koelvloeistof af, spoel het koelsysteem door en vul het opnieuw na de eerste 3 jaar of 3000 uur gebruik. Hoe vaak de koelvloeistof vervolgens moet worden afgetapt, hangt af van de gebruikte kwaliteit. Tap na elk interval de koelvloeistof af, spoel het koelsysteem door en vul het met nieuwe koelvloeistof.
Een 50% mengsel van ethyleenglycol−motorkoelvloeistof en water geeft vorstbescherming tot −37_C (−34_F). Raadpleeg voor bescherming bij lagere temperaturen uw dealer voor advies. De waterkwaliteit is van belang voor de effectiviteit van het koelsysteem. Voor mengen met motorkoelvloeistofconcentraat op ethyleenglycolbasis wordt gedestilleerd of gedemineraliseerd water aanbevolen.
Chloriden
<40mg/L
Sulfaten
<100 mg/L
Totaal aan opgeloste vaste deeltjes
<340 mg/L
Totale hardheid
<170 mg/L
pH
5.5 to 9.0
Gebruik in warme klimaatsomstandigheden Doosan−motoren zijn ontworpen voor het gebruik van motorkoelvloeistoffen op glycolbasis. Gebruik altijd een van de aanbevolen motorkoelvloeistoffen op glycolbasis, zelfs als u werkt in een gebied waar vorstbescherming niet vereist is. BELANGRIJK: Water mag uitsluitend in noodomstandigheden als koelvloeistof gebruikt worden. Gebruik van water als koelvloeistof leidt tot schuimen, aluminium− en ijzercorrosie op hete oppervlakken, kalkneerslag en cavitatie, ook als er koelvloeistof−conditioners zijn toegevoegd.
BELANGRIJK: Gebruik geen koelsysteem−afdichtingsadditieven of antivries die afdichtingsadditieven bevat.
Zorg dat u het koelsysteem zo snel mogelijk leegt en weer vult met motorkoelvloeistof op glycolbasis. Inloop motor
Aanvullende koelvloeistof−additieven
De motor is gereed voor normaal gebruik. Maar extra zorg tijdens de eerste 100 gebruiksuren leidt tot betere motorprestaties op de lange duur en een langere levensduur van de motor. Gebruik de motor NIET langer dan 100 uur met inloopolie.
Het gehalte aan koelvloeistof−additieven neemt geleidelijk af tijdens het gebruik van de motor. Vul bij alle aanbevolen koelvloeistoffen de additieven vaker bij dan u de koelvloeistof ververst, namelijk om de 12 maanden.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
28
Intervaltabel voor smering en onderhoud N.B.: De onderstaande service−intervallen zijn voor industriële standaardmotoren. Zie voor details de hoofdstukken na deze tabellen. Item
Service−intervallen voor smering en onderhoud
Controle motorolie− en koelvloeistofpeil
Dagelijks
Controle brandstoffilter/waterglas
S
Controle stofafvoerklep luchtfilter & verstoppingsindicatie−meter a
S
Visuele inspectie rondom
S
500 uur/12 maanden
2000 uur/24 maanden
Naar vereist
S
Accu−onderhoud
S
Controle handmatige riemspanner en riemslijtage
S
Verversen motorolie en vervangen oliefilter
S
Carterontluchtingsbuis reinigen
S
Controle luchtinlaat−slangen, −aansluitingen & −systeem
S
Vervangen brandstoffilterelementen—Ontluchten brandstofsysteem
S
Controle riemspanner en riemsliijtage
S
Controle elektrische aardverbinding motor
S
Controle koelsysteem
S
Druktest koelsysteem
S
Doorspoelen koelsysteem
S
Testen thermostaten
S
Controle en afstellen klepspeling motor
S
Koelvloeistof toevoegen
S
Vervangen luchtfilterelementen
S
Vervangen poly−V−riem
S
A
Vervang het primaire luchtfilterelement als de verstoppingsindicator een vacuüm van 625 mm (25 in.) H2O aangeeft.
B
Ververs de olie en vervang het filter tijdens het inlopen van de motor voor het eerst na 100 uur gebruik.
C
Als u niet een van de aanbevolen olieën of PRO−TEC gebruikt, dienen de olie en het filter om de 250 uur ververst en vervangen te worden. Als u diesel met een zwavelgehalte van meer dan 0,05% gebruikt, wordt het verversings−/vervangingsinterval voor olie en filter ook bekort.
29
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Smering & onderhoud/dagelijks
4. Draai het filterelement met een geschikte filtersleutel los om het te verwijderen. Werp het oliefilterelement weg.
Dagelijkse controles vóór het starten Doe het volgende elke dag VOORDAT U DE MOTOR voor het eerst start: Controleer het motoroliepeil met de peilstok.
Belangrijk: De filtratie van de olie is van het grootste belang voor een goede smering. Vervang het filter altijd regelmatig.
BELANGRIJK: Voeg GEEN olie toe voordat het oliepeil zich ONDER de kruisjes op de peilstok bevindt.
5. Breng schone motorolie aan op de binnen− en buitenpakking en op de filterschroefdraad van het nieuwe filter.
BELANGRIJK: Vul NIET hoger dan de bovenste markering op de peilstok. Het oliepeil mag op elke hoogte tussen de kruisjes staan.
6. Veeg beide afdichtingsoppervlakken van de filterkop af met een schone doek. Controleer of de stofafdichting op zijn plaats zit en vervang hem als hij beschadigd is.
Verversen van de motorolie en vervangen van het oliefilter:
BELANGRIJK: Een filterelement bij het installeren uitsluitend MET DE HAND AANDRAAIEN. Een filtersleutel mag UITSLUITEND worden gebruikt voor VERWIJDERING.
Controleer de brandstoffilters op water en vuil. Als het filter is uitgerust met een kijkglas, leeg het dan zo nodig dagelijks op basis van een visuele inspectie.
7. Installeer het oliefilter en draai het met de hand aan tot het stevig tegen de stofafdichting aan zit. GEEF GEEN extra 3/4 tot 1−1/4 slag nadat de pakking contact maakt, zoals bij standaardfilters gewoon is.
BELANGRIJK: Tap het water af in een geschikte container en voer het op correcte wijze af. a) Draai de aftappluggen (A) onder aan de brandstoffilters of eventuele glazen twee of drie slagen los.
8. Haal de aftapplug aan tot het gespecificeerde moment.
b) Draai de ontluchtingsplug (B) op de brandstoffilterhouder twee volle slagen los en laat het water er onderuit weglopen tot er brandstof uit begint te komen.
Specificatie Oliecarter−aftapplugmet koperen ring— Aanhaalmoment 70 N•m (52 lb ft)
c) Als er brandstof uit begint te komen, draait u de aftappluggen stevig aan.
Oliecarter−aftapplug met O−ring— Aanhaalmoment 50 N•m (37 lb ft)
Na het aftappen van water uit de brandstoffilters moeten de filters worden voorgevuld door het brandstofsysteem volledig te ontluchten.
9. Vul het motorcarter met PRO−TEC Engine Fluid.
Motorolie verversen en het filter vervangen Uw motor is uitgerust met een speciaal oliefilter.
Zie voor het vaststellen van de juiste hoeveelheid olie voor uw motor OLIEVULVOLUME MOTORCARTER in het hoofdstuk Specificaties in deze handleiding.
N.B.: Ververs de olie en vervang het filter tijdens het inlopen van de motor voor het eerst na hoogstens 100 uur gebruik. Na het inlopen is het interval voor verversen van de olie en vervangen van het filter 500 uur of om de 12 maanden, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet.
BELANGRIJK: Gebruik direct na het verversen van de olie 30 seconden de startmotor zonder de motor te laten starten. Zo worden alle motoronderdelen goed gesmeerd voordat de motor start.
N.B.: Als u diesel met een zwavelgehalte van meer dan 0,05% (500 ppm) gebruikt, wordt het vervangingsinterval voor olie en filter bekort.
N.B.: De oliecapaciteit van het carter kan enigszins afwijken. Vul het carter ALTIJD tot tussen de kruisjes op de peilstok. NIET te ver vullen.
Verversen van de motorolie en vervangen van het oliefilter:
10. Start de motor en laat hem draaien om op eventuele lekkage te controleren.
1. Laat de motor ongeveer 5 minuten draaien om de olie op te warmen. Zet de motor af.
11. Zet de motor af en controleer na 10 minuten het oliepeil. Het oliepeil moet tussen de kruisjes op de peilstok staan.
2. Verwijder de aftapplug uit het oliecarter. 3. Tap de carterolie af terwijl de motor warm is.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
30
De carterontluchtingsbuis reinigen
Als het filter is uitgerust met een waterscheidingsglas (E), verwijder dan het filterelement van het scheidingsglas. Leeg en reinig het scheidingsglas. Drogen met perslucht. Installeer het glas op het nieuwe element. Draai het stevig aan.
Als de motor in stoffige omstandigheden gebruikt wordt, moet de buis vaker gereinigd worden. 1. Verwijder de ontluchtingsbuis van het carter en maak hem schoon.
8. Lijn de pennen van het filterelement uit met de gaten in de filtervoet.
2. Installeer de ontluchtingsbuis. Controleer of de O−ring goed past in het tuimelarmdeksel voor de elleboogadapter.
9. Installeer de borgring op de montagevoet, waarbij u erop let dat de stofafdichting op zijn plaats op de filtervoet zit. Draai de ring met de hand aan (ongeveer 1/3 slag) totdat hij in de aanslag ”klikt”. Draai de borgring NIET te strak aan.
Brandstoffilterelementen vervangen De motor is uitgerust met een primair brandstoffilter (of voorfilter) met waterglas en een eindfilter. Beide filters worden om de 500 uur vervangen.
N.B.: Een juiste installatie is bereikt als u een ”klik” hoort en de borgring los voelt komen. Het nieuwe element wordt geleverd met een stop waarmee het oude element kan worden afgedicht.
VOORZICHTIG: Ontsnappende vloeistof onder druk kan doordringen in de huid en ernstig letsel veroorzaken. Laat alle druk af voordat u brandstofleidingen of andere leidingen loskoppelt. Draai alle verbindingen aan voordat u druk toevoert. Houd de handen en het lichaam uit de buurt van gaatjes en injectiemondstukken waar vloeistof onder hoge druk uit komt. Gebruik een stukje karton of papier om naar lekken te zoeken. Gebruik niet uw hand.
10. Leg de watersensorbedrading weer aan (indien aanwezig). 11. Open de brandstofafsluitkraan en ontlucht het brandstofsysteem. De veerspanning van de riemspanner en de riemslijtage controleren (automatische spanner)
1. Draai de brandstofafsluitkraan dicht, als er een is.
Riemaandrijvingssystemen uitgerust met automatische (veer)riemspanners kunnen niet worden afgesteld of gerepareerd. De automatische riemspanner is zo ontworpen dat hij de riem gedurende zijn hele levensduur op de juiste spanning houdt. Als de spanveerspanning buiten de specificaties valt, vervangt u de spannerconstructie.
2. Reinig de brandstoffilters en het gebied eromheen grondig. 3. Koppel de watersensorbedrading los (indien aanwezig). 4. Draai de aftappluggen los en laat de brandstof in een geschikte container lopen.
Riemslijtage controleren
N.B.: Borgringen optillen tijdens het draaien helpt om voorbij de richtpennen te komen.
De riemspanner is ontworpen om binnen de armbewegingslimieten te werken die worden afgeperkt door de gegoten stops, als een riem van de juiste lengte op de juiste wijze is aangebracht.
5. Pak de borgring stevig vast en draai hem 1/4 slag linksom. Verwijder de ring samen met het filterelement. 6. Inspecteer de montagevoet van het filter op vuil. Reinig naar vereist.
Controleer op het oog de gegoten stops aan de riemspannerconstructie.
N.B.: De richtpennen op de brandstoffilterbussen moeten goed in lijn staan met de gaten in de montagevoet voor een goede installatie.
Als de spanner−stop op de zwenkarm de vaste stop raakt, controleert u de montagebeugels (alternator, riemspanner, spanpoelie enz.) en de lengte van de riem. Vervang zo nodig de riem.
7. Installeer de nieuwe filterelementen op hun montagevoet. Zorg dat de elementen in de goede richting staan en stevig op hun voetstuk staan. Het kan dat u de filters moet draaien voor een juiste uitlijning.
31
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
De spanveerspanning controleren
Het is van groot belang om het gehalte aan koelvloeistof−conditioner en het vriespunt op het juiste niveau te houden, ter bescherming tegen roest, puntroestvorming in de cilindervoering en bevriezing als gevolg van een verkeerd koelvloeistofmengsel.
Een riemspanningsmeter geeft de riemspanning niet correct aan bij gebruik van een automatische riemspanner. Meet de spanveerspanning met behulp van een momentsleutel. Volg de onderstaande procedure:
Meng NOOIT verschillende merken koelvloeistof−additief met elkaar.
1. Laat de spanning van de riem af door een breekijzer en mof op de spanarm te zetten. Neem de riem van de poelies af.
Vul het systeem bij volgens de aanwijzingen op het etiket van de koelvloeistof−conditioner.
2. Laat de spanning op de spanarm los en verwijder het breekijzer.
BELANGRIJK: Houd de koelvloeistof altijd op het juiste peil en in de juiste concentratie. Laat de motor NOOIT draaien zonder koelvloeistof, zelfs niet voor een paar minuten.
3. Merk de zwenkarm van de spanner zoals te zien in de afbeelding. 4. Meet 21 mm (0.83 in.) af en breng een markering aan op de montagevoet van de spanner.
Als de koelvloeistof vaak moet worden bijgevuld, moet de glycolconcentratie worden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat het juiste vriespunt wordt gehandhaafd. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de koelvloeistof/accutester.
5. Breng een momentsleutel aan, zodanig dat hij is uitgelijnd met de spillen van de poelie en de spanner. Draai de zwenkarm met behulp van de momentsleutel totdat de markeringen zijn uitgelijnd.
Voeg de door de fabrikant aanbevolen concentratie aanvullend koelvloeistof−additief toe. Voeg NIET meer toe dan de aanbevolen hoeveelheid.
6. Noteer de aflezing van de momentsleutel en vergelijk die met de onderstaande specificatie. Vervang zo nodig de spannerconstructie.
Gebruik van niet−aanbevolen aanvullende koelvloeistof−additieven kan tot neerslaan van additief en geleivorming in de koelvloeistof leiden.
Specificatie
Raadpleeg bij het gebruik van andere koelvloeistoffen de leverancier van de koelvloeistof en volg de aanbevelingen van de fabrikant voor het gebruik van aanvullende koelvloeistof−additieven.
Veerspanning—Moment18−22 N•m (13−16 lb ft)
N.B.: De kolombout van de riemspannerrol heeft een LINKSE schroefdraad.
Ventilator− en alternatorriemen vervangen Raadpleeg DE VEERSPANNING VAN DE RIEMSPANNER EN DE RIEMSLIJTAGE CONTROLEREN in het gedeelte 500 uur/12 maanden van ’Smering en onderhoud’ voor verdere informatie over de riemspanner.
Controleren elektrische aardverbindingen motor Houd alle aardverbindingen van de motor schoon en goed aangedraaid om elektrische vonkontladingen te voorkomen die tot schade aan elektrische componenten kunnen leiden.
1. Controleer de riemen op barsten, rafels en uitgerekte gedeelten. Vervang zo nodig.
De aanvullende koelvloeistof−additieven bijvullen tussen twee verversingen van de koelvloeistof
2. Laat voor het vervangen van de riem met automatische spanner de spanning van de riem af door een breekijzer en een mof op de spanarm zetten.
N.B.: Als het koelsysteem wordt gevuld met koelvloeistof zonder aanvullende koelvloeistof−additieven, moet de koelvloeistof eerst behandeld worden.
Laat voor het vervangen van de riem met de handmatige spanner de spanning af bij de riemspanner.
Het gehalte aan koelvloeistof−additieven neemt in de loop der tijd geleidelijk af tijdens het gebruik van de motor. De inhibitors moeten regelmatig worden bijgevuld. Het koelsysteem moet worden bijgevuld met extra aanvullende koelvloeistof−additieven die verkrijgbaar zijn in de vorm van vloeibare koelvloeistof−conditioner.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
3. Neem de poly−V−riem van de poelies af en werp hem weg. 4. Leg de nieuwe riem om. Zorg ervoor dat de riem goed in alle poeliegroeven valt. Raadpleeg de illustratie rechts om te zien hoe u de riem op uw machine omlegt.
32
5. Zet spanning op de riem met de spanner. Verwijder de mof.
2. Bedien de brandstofopvoerpomp−voorvulhendel of de voorvulknop op de brandstoffiltervoet (indien aanwezig).
6. Start de motor en controleer de uitlijning van de riem.
3. Als er geen luchtbellen meer in de uitstromende brandstof zitten, draait u de brandstofretourleiding weer aan volgens de specificaties. De voorvulhendel heeft een veer en springt zelf weer terug naar de normale stand.
Het brandstofsysteem ontluchten Ontlucht het brandstofsysteem (motoren met elektrische brandstofpompsystemen of een Stanadyne DE10−pomp). VOORZICHTIG: Ontsnappende vloeistof onder druk kan doordringen in de huid en ernstig letsel veroorzaken. Voorkom gevaar door alle druk af te laten voordat u hydraulische of andere leidingen loskoppelt. Draai alle verbindingen aan voordat u druk toevoert. Zoek naar lekken met een stuk karton. Bescherm de handen en het lichaam tegen vloeistof onder hoge druk.
Specificatie Brandstofinjectiepomp−retourleiding —Aanhaalmoment 27 N•m (20 lb−ft)
Via de injectiemondstukken
Elke keer nadat het brandstofsysteem geopend is geweest voor onderhoud (leidingen losgekoppeld of filters verwijderd) moet het systeem ontlucht worden.
BELANGRIJK: Gebruik om schade te voorkomen altijd een tweede sleutel bij het los− en aandraaien van brandstofleidingen bij mondstukken en/of de injectiepomp.
Het brandstofsysteem kan op verschillende plaatsen ontlucht worden. Kies de plaats die het best geschikt is bij uw gebruik van de motor/machine.
1. Draai met behulp van twee steeksleutels de brandstofleidingen bij de injectiemondstukken los.
1. Draai de ontluchtingsschroef op de brandstoffiltervoet met de hand twee volle slagen los.
2. Gebruik 15 seconden lang de startmotor (zonder de motor te starten) totdat er brandstof zonder belletjes uit de losse verbinding komt stromen. Haal de verbinding weer aan volgens de specificaties.
2. Bedien de brandstofopvoerpomp−voorvulhendel (B) of de voorvulknop op de brandstoffiltervoet (indien aanwezig). 3. Draai de ontluchtingsplug stevig aan. Ga door met voorvullen tot u geen pompwerking meer voelt.
Specificatie Brandstofinjectiemondstuk aanvoerleidingen —Aanhaalmoment 27 N•m (20 lb−ft)
4. Start de motor en controleer op lekkage. Als de motor niet wil starten, kan het dat het brandstofsysteem via de brandstofinjectiepomp of via de injectiemondstukken ontlucht moet worden, zoals hieronder uitgelegd.
3. Herhaal de procedure voor de overige injectiemondstukken (indien nodig) totdat alle lucht uit het brandstofsysteem is verwijderd.
Via de brandstofinjectiepomp
Als de motor nog niet start, neem dan contact op met uw geautoriseerde service−dealer of motorleverancier.
1. Draai de brandstofretourleiding los bij de brandstofinjectiepomp.
33
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Breng geen wijzigingen aan in het brandstofsysteem
S Beschouw de symptomen in het licht van uw kennis van de motor en de systemen.
BELANGRIJK: Modificatie of wijziging van de injectiepomp, de timing van de injectiepomp of de brandstofinjectors op een wijze die niet wordt aanbevolen door de fabrikant beëindigt de garantie−verplichting ten opzichte van de koper.
S Begin bij het stellen van een diagnose van het probleem met de eenvoudigste zaken. S Controleer alles twee keer voordat u iets uit elkaar haalt. S Stel de oorzaak vast en voer een nauwgezette reparatie uit.
Daarbij kunnen wijzigingen aan het brandstofsysteem die de aan emissie gerelateerde onderdelen van de motor raken boetes en andere straffen tot gevolg hebben onder de EPA−voorschriften of andere plaatselijke emissiewetgeving.
S Gebruik na de reparatie de motor enige tijd onder normale omstandigheden om er zeker van te zijn dat het probleem en de oorzaak ervan verholpen zijn. N.B.: De motoren die in deze handleiding besproken worden hebben elektronische regelsystemen die diagnostische probleemcodes afgeven om u op problemen te attenderen.
Probeer niet zelf onderhoud uit te voeren aan de injectiepomp of de brandstofinjectors. Daar is een speciale opleiding en speciaal gereedschap voor nodig. (Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer).
Voorzorgsmaatregelen voor het lassen op motoren uitgerust met een elektronische motorregeleenheid (Engine Control Unit; ECU)
Probleemoplossing Algemene probleemoplossingsinformatie
BELANGRIJK: Koppel ALTIJD de connectors van de elektronische regeleenheid (ECU) en de massaverbinding van het regelsysteem naar de machine los voordat u laswerkzaamheden uitvoert aan de motor of de machine. Sterke stroom of elektrostatische ontlading als gevolg van lassen kan blijvende schade aan elektronische componenten veroorzaken.
Het oplossen van motorproblemen kan moeilijk zijn. In dit hoofdstuk staat een lijst met motorproblemen die u kunt tegenkomen, met daarbij de mogelijke oorzaken en oplossingen. De geïllustreerde schema’s en probleemoplossingsinformatie zijn algemeen van aard. Neem contact op met uw motorleverancier of service−dealer als u twijfels heeft.
1. Verwijder de massaverbinding van het motorregelsysteem naar het machineframe.
Een betrouwbare procedure voor het oplossen van een motorprobleem is gebaseerd op het onderstaande elementaire diagnostische denkproces:
2. Koppel de connectors van de ECU los. 3. Sluit het lasapparaat aan vlakbij het laspunt en zorg ervoor dat noch de ECU, noch andere elektronische onderdelen zich in het aardepad van de stroom bevinden.
S Ken de motor en gerelateerde systemen S Onderzoek het probleem nauwgezet.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
34
Symptoom
Probleem
Oplossing
De startmotor werkt, maar de motor start niet
Onjuiste startprocedure.
Kijk na wat de juiste startprocedure is.
Geen brandstof.
Kijk na of er brandstof in de tank zit.
Uitlaat verstopt.
Controleer de uitlaat en verwijder de verstopping.
Brandstoffilter verstopt of vol water.
Vervang het brandstoffilter of tap het water af uit het filter.
Injectiepomp krijgt geen brandstof of Controleer de er zit lucht in het brandstofsysteem. brandstofdoorstroming bij de toevoerpomp of ontlucht het systeem. De motor start moeilijk of helemaal niet
De motor pingelt
Motor wordt onder belasting gestart. Koppel de aftakas los. Onjuiste startprocedure.
Corrigeer de startprocedure.
Geen brandstof.
Controleer de brandstoftank.
Lucht in brandstofleiding.
Ontlucht de brandstofleiding.
Koud weer.
Gebruik starthulpmiddelen voor koud weer.
Startmotor draait langzaam.
Zie ”Startmotor draait langzaam”.
Carterolie te zwaar.
Gebruik olie van de juiste viscositeit.
Onjuist type brandstof.
Raadpleeg uw brandstofleverancier; gebruik een type diesel dat geschikt is voor de werkomstandigheden.
Water, vuil of lucht in het brandstofsysteem.
Leeg het systeem, spoel het, vul het weer en ontlucht het.
Verstopt brandstoffilter.
Vervang het filterelement.
Vuile of defecte injectiemondstukken.
Laat een geautoriseerde service−dealer of de motorleverancier de injectors nakijken.
Probleem met het elektronisch brandstofsysteem, als er een is.
Neem contact op met uw leverancier of service−dealer.
Motoroliepeil te laag
Vul de olie in het motorcarter bij.
Temperatuur koelvloeistof te laag.
Verwijder en controleer de thermostaat.
Motor raakt oververhit.
Zie ”De motor raakt oververhit”.
Motor te koud.
Verkeerde of defecte thermostaat. Verwijder en controleer de thermostaat.
35
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Symptoom
Probleem
Oplossing
De motor loopt onregelmatig of hapert regelmatig
Temperatuur koelvloeistof te laag.
Verwijder en controleer de thermostaat.
Verstopt brandstoffilter.
Vervang het brandstoffilterelement.
Water, vuil of lucht in het brandstofsysteem.
Leeg het systeem, spoel het, vul het weer en ontlucht het. Vuile of defecte injectiemondstukken. Laat een geautoriseerde service−dealer de injectors nakijken.
Probleem met het elektronisch brandstofsysteem.
Neem contact op met uw leverancier of service−dealer.
Motortemperatuur onder Defecte thermostaat. normaal
Te laag vermogen
Verwijder en controleer de thermostaat.
Defecte temperatuurmeter of −zender.
Controleer de meter, zender en aansluitingen.
Motor overbelast.
Verminder de belasting.
Verstopping in de luchtinlaat.
Pleeg onderhoud aan het luchtfilter.
Verstopt brandstoffilter.
Vervang de filterelementen.
Onjuist type brandstof.
Gebruik de juiste brandstof.
Oververhitte motor.
Zie ”De motor raakt oververhit”.
Motortemperatuur onder normaal
Verwijder en controleer de thermostaat.
Onjuiste klepspeling.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Vuile of defecte injectiemondstukken.
Laat een geautoriseerde service−dealer de injectors nakijken.
Timing injectiepomp onjuist.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Probleem met het elektronisch brandstofsysteem.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Turbocharger werkt niet (alleen op motoren met turbocharger).
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Pakking uitlaatspruitstuk lek.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Defecte aneroïde−regelleiding.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Verstopte brandstofleiding.
Reinig of vervang de brandstofleiding.
Toerental snel stationair te laag.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
36
Symptoom
Probleem
Oplossing
Oliedruk te laag
Oliepeil te laag.
Vul de olie bij.
Onjuist type olie.
Tap de olie af en vul het carter met olie van de juiste viscositeit en kwaliteit.
Carterolie te licht.
Gebruik olie van de juiste viscositeit.
Olielekkage.
Controleer op lekken in leidingen, pakkingen en de aftapplug.
Verstopte carterontluchtingsbuis.
Reinig de ontluchtingsbuis.
Turbocharger defect.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Hoog olieverbruik
Er komt witte rook uit de Onjuist type brandstof. motor
Er komt zwarte of grijze rook uit de motoruitlaat
Gebruik de juiste brandstof.
Temperatuur motor te laag.
Laat de motor warmlopen tot de normale bedrijfstemperatuur.
Defecte thermostaat.
Verwijder en controleer de thermostaat.
Defecte injectiemondstukken.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Onjuist type brandstof.
Gebruik de juiste brandstof.
Verstopt of vuil luchtfilter.
Pleeg onderhoud aan het luchtfilter.
Motor overbelast.
Verminder de belasting.
Injectiemondstukken vuil.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Probleem met het elektronische brandstofsysteem.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
De turbocharger werkt niet.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
37
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Symptoom
Probleem
Oplossing
De motor raakt oververhit
Motor overbelast.
Verminder de belasting.
Koelvloeistofpeil te laag
Vul de radiator tot het juiste niveau, controleer de radiator en de slangen op losse verbindingen en lekken.
Defecte radiatordop.
Laat nakijken door een monteur.
Uitgerekte poly−V−riem of defecte riemspanner.
Controleer de automatische riemspanner en controleer of de riemen niet uitgerekt zijn. Vervang zo nodig.
Motoroliepeil te laag
Controleer het oliepeil. Voeg naar behoefte olie toe.
Het koelsysteem moet worden doorgespoeld.
Spoel het koelsysteem door.
Defecte thermostaat.
Verwijder en controleer de thermostaat.
Defecte temperatuurmeter of −zender.
Controleer de temperatuur van de koelvloeistof met een thermometer en vervang zo nodig.
Onjuiste brandstof−grade.
Gebruik brandstof met de juiste grade.
Onjuist type brandstof.
Gebruik het juiste type brandstof.
Verstopt of vuil luchtfilter.
Pleeg onderhoud aan het luchtfilter.
Motor overbelast.
Verminder de belasting.
Onjuiste klepspeling.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Injectiemondstukken vuil.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Probleem met het elektronische brandstofsysteem.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Turbocharger defect.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Temperatuur motor te laag.
Controleer de thermostaat.
Te hoog stroomverbruik door extra accessoires.
Verwijder accessoires of installeer een alternator met groter vermogen.
Motor draait te veel stationair.
Verhoog het motortoerental bij een groot stroomverbruik.
Hoog brandstofverbruik
Te lage spanning op het elektrisch systeem
Slecht elektrisch contact bij de accu, Inspecteer en reinig naar vereist. de aardingsband, de startmotor of de alternator. Accu defect.
Test de accu.
Alternator defect.
Test het laadsysteem.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
38
Symptoom
Probleem
Oplossing
De accu gebruikt te veel water
Accukast gebarsten.
Controleer op vocht en vervang zo nodig.
Accu defect.
Test de accu.
Laadsnelheid accu te hoog.
Test het laadsysteem.
Losse of gecorrodeerde verbindingen.
Reinig de verbindingen en draai ze aan.
Gesulfateerde of versleten accu’s.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Uitgerekte poly−V−riem of defecte riemspanner.
Stel de riemspanning bij of vervang de riemen.
Aftakas ingeschakeld.
Koppel de aftakas los.
Losse of gecorrodeerde verbindingen.
Reinig verbindingen en draai losse verbindingen aan.
Accu geeft te weinig spanning af.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Defect startcircuitrelais.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Zekering gesprongen.
Vervang de zekering.
Accu geeft te weinig stroom.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Carterolie te zwaar.
Gebruik olie van de juiste viscositeit.
Losse of gecorrodeerde verbindingen.
Reinig verbindingen en draai losse verbindingen aan.
Defecte accuverbinding.
Reinig de verbindingen en draai ze aan.
Gesulfateerde of versleten accu’s.
Neem contact op met uw geautoriseerde service−dealer.
Accu’s worden niet opgeladen
De startmotor start niet op
De startmotor draait te langzaam
Het hele elektrische systeem weigert
Weergave van diagnostische storingscodes (DSC’s) Opgeslagen en actieve diagnostische storingscodes worden weergegeven op het instrumentenpaneel volgens de J1939−norm als een code bestaande uit twee delen, zoals genoemd in de tabellen in het hoofdstuk met gebruiksinstructies. N.B.: Het elektronische instrumentenpaneel kan communicatieproblemen ondervinden met als gevolg foutcodes die worden weergegeven op het LCD−displayscherm.
EE—Error
ACP—Err
XXXXX—BO
Alle onderstaande foutcodes geven aan dat er een storing is in de communicatie met de ECU.
No Addr
No Data
ACP—Err
XXXXX—BR
BUS—EP
No Data
XXXXX—EP No Data
Neem contact op met uw service−dealer voor hulp bij het corrigeren van deze codes:
39
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
S Elektromagnetische interferentie (EMI) door een onjuist geïnstalleerde radiozender/ontvanger o.i.d. kan ertoe leiden dat er onjuiste signalen naar de ECU gestuurd worden.
Diagnostiek van intermitterende storingen (met elektronische regeling) Intermitterende storingen zijn problemen die na een tijdje ”vanzelf weer weggaan”. Een probleem zoals een elektrische aansluiting die zo nu en dan geen contact maakt kan de oorzaak zijn van een intermitterende storing. Andere intermitterende storingen kunnen zich voordoen bij bepaalde werkomstandigheden, bijvoorbeeld een zware belasting, langdurig stationair draaien enz. Let bij het diagnostiseren van intermitterende storingen speciaal op de toestand van de bedrading en de connectors, want die zijn de oorzaak van een groot gedeelte van alle intermitterende storingen. Controleer op losse, vuile en losgeraakte connectors. Inspecteer hoe de bedrading loopt en kijk of er misschien kortsluiting is door contact met uitwendige onderdelen (bijvoorbeeld schuren langs scherpe randen van plaatmetaal). Onderzoek de omgeving van de connectors en kijk of er draden zijn losgetrokken uit de connectors, of er aansluitingen verkeerd zitten, beschadigde connectors zijn of gecorrodeerde of beschadigde splitsen of aansluitklemmen. Zoek naar gebroken draden, beschadigde splitsen en kortsluitingen van draad naar draad. Gebruik uw eigen inzicht om te bepalen of een onderdeel vervangen moet worden.
Opslag Richtlijnen voor opslag van de motor 1. Motoren kunnen maximaal drie (3) maanden buiten worden opgeslagen zonder verdere preparatie INDIEN OVERDEKT MET EEN WATERDICHT DEKZEIL. 2. Motoren kunnen maximaal drie (3) maanden worden opgeslagen in een standaardcontainer voor scheepsvervoer zonder preparatie voor de lange termijn. 3. Motoren kunnen maximaal zes (6) maanden in een magazijn worden opgeslagen zonder preparatie voor de lange termijn. Motoren die langer dan zes (6) maanden worden opgeslagen MOETEN worden geprepareerd voor lange−termijnopslag. De motor prepareren voor lange−termijnopslag De onderstaande opslagpreparaties zijn geschikt voor lange−termijnopslag van maximaal één jaar. Daarna moet de motor worden gestart, warmlopen, en vervolgens opnieuw behandeld worden voor verdere opslag.
N.B.: De motorregeleenheid (ECU) is het onderdeel dat het MINST vaak hapert. Suggesties voor de diagnostiek van intermitterende storingen:
BELANGRIJK: Als uw motor langer dan zes (6) maanden niet gebruikt gaat worden, zorgen onderstaande aanbevelingen voor opslag en uit de opslag halen ervoor dat corrosie en verval tot een minimum beperkt blijven.
S Als het probleem niet voortdurend aanhoudt, probeer dan de werkomstandigheden te simuleren die aanwezig waren toen de diagnostische storingscode (DSC) voor het eerst werd weergegeven.
1. Ververs de motorolie en vervang het filter. Gebruikte olie geeft niet voldoende bescherming.
Door deze waarden te observeren kunt u gemakkelijker de werkomstandigheden vaststellen waarbij de storing zich voordeed.
2. Pleeg onderhoud aan het luchtfilter.
S Als u vermoedt dat een defecte verbinding of draad de oorzaak is van het intermitterende probleem: wis de DSC’s en controleer vervolgens de verbinding of draad door hem heen en weer te bewegen, waarbij u op de diagnostische meter kijkt of de storing zich weer voordoet.
3. Het koelsysteem hoeft niet te worden geleegd en doorgespoeld als de motor maar enkele maanden wordt opgeslagen. Voor opslagperioden van een jaar of langer is het echter aanbevolen om het koelsysteem te legen, door te spoelen en weer te vullen. Vullen met geschikte koelvloeistof.
Mogelijke oorzaken van intermitterende storingen:
4. Gebruik de startmotor om de motor een paar slagen te laten draaien (zonder hem te starten.
S Defecte verbinding tussen sensor en actuator−bedrading.
5. Verwijder desgewenst de poly−V−riem van de ventilator/alternator.
S Defect contact tussen aansluitklemmen in een connector.
6. Verwijder en reinig de accu’s. Sla ze koel en droog op en houd ze volledig opgeladen.
S Defecte verbinding tussen aansluitklem en draad.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
40
7. Ontkoppel de koppeling van een eventuele aandrijfas.
De motor uit de lange−termijnopslag halen Raadpleeg de betreffende hoofdstukken voor de onderstaande handelingen of laat uw geautoriseerde service−dealer of motorleverancier die handelingen uitvoeren waarmee u niet bekend bent.
8. Reinig de buitenkant van de motor met gedemineraliseerd water en werk gekraste en afgebladderde lakoppervlakken bij met lak van goede kwaliteit. 9. Smeer alle blootstaande (machinebewerkte) metalen oppervlakken in met vet of een corrosie−inhibitor als het niet mogelijk is om ze te lakken.
1. Verwijder alle dekzeilen van de motor. Open alle openingen van de motor en verwijder de afdekking van de elektrische systemen. 2. Haal de accu’s uit opslag. Installeer de accu’s (volledig geladen) en sluit de polen aan.
10. Dicht alle openingen van de motor af met plastic zakken en plakband.
3. Installeer de poly−V−riem van de ventilator/alternator als u die verwijderd heeft.
11. Sla de motor droog en beschut op. Als de motor buiten moet worden opgeslagen, dek hem dan af met waterdicht zeildoek of een ander geschikt beschermend materiaal en gebruik sterke watervaste tape.
4. Vul de brandstoftank. 5. Loop alle toepasselijke controles vóór het starten door. BELANGRIJK: Laat de startmotor NIET meer dan 30 seconden achter elkaar draaien. Laat de startmotor ten minste 2 minuten afkoelen voordat u het opnieuw probeert. 6. Gebruik 20 seconden lang de startmotor (zonder de motor te starten). Wacht 2 minuten en gebruik nog eens 20 seconden de startmotor om ervoor te zorgen dat de lageroppervlakken goed gesmeerd zijn. 7. Start de motor en laat hem een paar minuten laag−stationair en onbelast draaien. Laat voorzichtig warmlopen en controleer alle meters voordat u de motor belast. 8. Controleer de eerste dag van gebruik na opslag de hele motor op lekkage en controleer alle meters op een juiste werking.
41
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Specificaties Algemene motorspecificaties
Algemene motorspecificaties
ITEM
6068HF285
ITEM
4045HF285
Aantal cilinders
6
Aantal cilinders
4
Boring
106 mm (4.19 in.)
Boring
106 mm (4.19 in.)
Slaghoogte
127 mm (5.0 in.)
Slaghoogte
127 mm (5.0 in.)
Slagvolume
6.8 L (414 cu in.)
Slagvolume
4.5 L (276 cu in.)
Compressieverhouding
17.0:1
Compressieverhouding
17.0:1
Aanzuiging
turbocharger
Aanzuiging
turbocharger
Ontstekingsvolgorde motor
1−5−3−6−2−4
Ontstekingsvolgorde motor
1−3−4−2
Kleppen per cilinder
1 inlaat 1 uitlaat
Kleppen per cilinder
1 inlaat 1 uitlaat
Klepspeling (koud)
Klepspeling (koud)
Inlaat (controle)
0.31−0.38 mm (0.012−0.015 in)
Inlaat (controle)
0.31−0.38 mm (0.012−0.015 in)
Uitlaat (controle)
0.41−0.48 mm (0.016−0.019 in)
Uitlaat (controle)
0.41−0.48 mm (0.016−0.019 in)
Inlaat (afstellen)
0.36 mm (0.014 in.)
Inlaat (afstellen)
0.36 mm (0.014 in.)
Uitlaat (afstellen)
0.46 mm (0.018 in.)
Uitlaat (afstellen)
0.46 mm (0.018 in.)
Max. carterdruk
0.5 kPa (2 H2O)
Max. carterdruk
0.5 kPa (2 H2O)
Vibratiedemper, maximale radiale onrondheid
1.50 mm (0.060 in.)
Vibratiedemper, maximale radiale onrondheid
1.50 mm (0.060 in.)
Regulateur−bijregeling (industrieel)
7—10 %
Regulateur−bijregeling (industrieel)
7—10 %
Thermostaat begint te openen bij een temperatuur van
82_C (180_F)
Thermostaat begint te openen bij een temperatuur van
82_C (180_F)
Thermostaat volledig open bij een temperatuur van
94_ (202_F)
Thermostaat volledig open bij een temperatuur van
94_ (202_F)
Oliedruk bij nominaal toerental, volle belasting (± 15 psi)
345 kPa (50 psi)
Oliedruk bij nominaal toerental, volle belasting (± 15 psi)
345 kPa (50 psi)
Oliedruk bij laag−stationair (minimaal)
105 kPa (15 psi)
Oliedruk bij laag−stationair (minimaal)
105 kPa (15 psi)
Lengte
1123 mm (44.2 in.)
Lengte
860 mm (33.9 in.)
Breedte
657 mm (25.9 in.)
Breedte
612 mm (24.1 in.)
Hoogte
1036 mm (40.8 in.)
Hoogte
1039 mm (40.9 in.)
Gewicht
605 kg (1340 lb)
Gewicht
491 kg (1083 lb)
Vulvolume motoroliecarter
Vulvolume motoroliecarter
6IRF8AE Olie−inhoud carter 19,5 l (20.6 qt)
4IRD5AE Olie−inhoud carter 13.5 l (14.3 qt)
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
42
Smerings− en onderhoudsdossiers
De garanties in deze handleiding hebben uitsluitend betrekking op de onderdelen en componenten van uw motor die op emissies betrekking hebben.
Gebruik van de smerings− en onderhoudsdossiers Raadpleeg het betreffende hoofdstuk over smering en onderhoud voor de details van de onderhoudsprocedures.
Certificatie−etiket emissieregelingssysteem VOORZICHTIG: Wettelijke bepalingen met een zware strafmaat kunnen van toepassing zijn op door de gebruiker of verkoper aan de emissieregeling aangebrachte wijzigingen.
1. Houd bij hoeveel uur u de motor gebruikt heeft door regelmatig naar de urenteller te kijken.
De emissiegarantie geldt uitsluitend voor door John Deere op de markt gebrachte motoren die zijn gecertificeerd door de United States Environmental Protection Agency (EPA) en/of de California Air Resources Board (CARB); en worden gebruikt in de Verenigde Staten en Canada in mobiele toestellen (zelf−aangedreven of draagbaar/transporteerbaar) niet voor op de weg. De aanwezigheid van emissie−etiketten geeft aan dat de motor is gecertificeerd door de EPA en/of de CARB.
2. Kijk regelmatig na in uw dossier wanneer uw motor weer onderhoud nodig heeft. 3. VOER ALLE onderhoudspunten in een sectie van de intervaltabel uit. Schrijf het aantal uur (uit uw onderhoudsdossier) en de datum in de daarvoor bestemde ruimte. Zie voor een complete lijst van alle items die moeten worden uitgevoerd en de vereiste onderhoudsintervallen de tabel eerder in deze handleiding. Garantie emissiesysteem
De EPA− en CARB−garanties gelden uitsluitend voor nieuwe motoren die een certificatie−etiket op de motor hebben en worden verkocht in de hierboven genoemde geografische gebieden. De aanwezigheid van een EU−nummer in de derde regel van het etiket geeft aan dat de motor voor de landen van de Europese Unie is gecertificeerd volgens Richtlijn 97/68/EG. De emissiegarantie geldt niet voor de EU−landen.
Garantieverklaring m.b.t. EPA−emissieregeling in de V.S. Onderdelen en componenten die betrekking hebben op emissieregeling hebben een garantie voor de eerste vijf jaar of de eerste 3000 bedrijfsuren, afhankelijk van wat zich het eerst voordoet. Verder werd de motor die onder deze garantie valt ontworpen, gebouwd en uitgerust om ten tijde van de verkoop te voldoen aan alle emissienormen in de V.S. ten tijde van de fabricage, en is hij vrij van tekortkomingen in materiaal en vervaardiging die ertoe zouden leiden dat hij niet aan die normen blijft voldoen in de periode van vijf jaar of 3000 bedrijfsuren, afhankelijk van wat zich het eerst voldoet.
N.B.: De hp/kW−waarde op het motoremissiecertificatie−etiket geeft de bruto−motor−hp/kW aan, namelijk het vliegwielvermogen zonder ventilator. In de meeste gevallen is dat niet hetzelfde vermogen dat wordt geadverteerd als het vermogen van het voertuig.
43
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
ONDERHOUDSSCHEMA Eerste 500 mijl/850km
Dagelijks
Compressoroliepeil
C
Motoroliepeil
C
*Radiator koelmiddelpeil
C
Meters/verklikkers
C
*Luchtfilter verklikkers
C
Brandstoftank (vullen aan einde van dag)
C
*Brandstof/water separator Aftappen
C
Olie lekkage
C
Brandstof lekkage
C
Water uit brandstoffilters aftappen
D
Koelmiddel lekkage
C
Radiator vuldop
C
Wekelijks
Maandelijks
3mnd/ 250uur
D
Luchtfilter voorfilter stofbakjes
C
Ventilator/dynamo snaren
C
Accu/aansluitingen/electrolyt
C
Bandenspanning en loopvlak
C
*Wielmoeren
C
Slangen (olie, lucht, inlaat enz)
C
Automatische uitschakeling systeem
C
Luchtfilter systeem
C
Compressor oliekoeler Buiten
C
*Motor radiator/Oliekoeler iten
C C
Bevestigingsmiddelen, beschermkappen
R/WI
Luchtfilter elementen *Negeren indien niet van toepassing op deze bepaalde
D = Aftappen
machine.
G = Invetten
(1) of 3000mijl/5000km, welke het eerst plaatsvindt
R=Vervangen
(2) of zoals bepaaid door plaatselijke of landelijke voorschriften
T = Testen W I =Of eerder wanneer aangegeven
C = Controleren (eventueel bijstellen, reinigen of vervangen)
Voor nadere inlichtingen, betreffende secties van bediening
CBT =Controleren vóór slepen
handleiding raadplegen.
CR = Controleren en rapporteren
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
6mnd/ 500uur
44
Eerste 500 mijl / 850km
Dagelijks
Maandelijks
3mnd/ 250uur
6mnd/ 500uur
*Brandstof/water separator element
R
Compressor oliefilter element
R
Compressor olie
R
Motorolie verversen
R
Motoroliefiltr
R
12mnd/ 1000 uur
18mnd/ 1500 uur
R
*Waterpompvet *Wielen (lagers, afdichtingen enz.)
C
*Motorkoelmiddel
C
Brandstoffilter element
R
R
C
*Verstuivers controleren Uitschakelaar instellingen
T
Spoelleiding kaliberschijfje en bijbehorende
C
delen Olieseparator element
R
*Opvoerpomp filter reinigen
C
Koelmiddel verversen
R
*Klepspeling controleren
C
Lampen (zij, rem en richtingaanwijzers)
CBT
Koppeling oogbout
CBT
*Remmen
C
*Removerbrenging
C
C
Noodstop
T
Bevestigingsmiddelen
C G
Onderstelverbinding Veiligheidsklep
C
Onderstel bouten (1)
C
*Negeren indien niet van toepassing op deze bepaalde
D = Aftappen
machine.
G = Invetten
(1) of 3000mijl/5000km, welke het eerst plaatsvindt (2) of zoals bepaaid door plaatselijke of landelijke voorschriften
R=Vervangen
C = Controleren (eventueel bijstellen, reinigen of vervangen)
W I =Of eerder wanneer aangegeven
CBT =Controleren vóór slepen
Voor nadere inlichtingen, betreffende secties van bediening
CR = Controleren en rapporteren
handleiding raadplegen.
T = Testen
45
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Eerste 500 mijl / 850km
Dagelijks
Wekelijks
Maandelijks
3mnd/ 250uur
6mnd/ 500uur
Spoelleiding
C
Druksysteem
C
12mnd/ 1000 uur
Motor ontluchtingselement
C
Manometer
C
Drukregelaar
C CR
Separator tank (2) buiten
C
Smeertoestel (vullen)
2 jaar Veiligheldsklep
4 jaar
6 jaar
C
Slangen
R C
Separator tank (2) binnen
Als de automatische afblaasklep weigert te werken, moet de druk gelijkmatig ontlast worden m.b.v. de handbediende afblaasklep. Hierbij dient passende beveiligingsuitrusting gedragen te worden.
*Negeren indien niet van toepassing op deze bepaalde machine. (1) of 3000mijl/5000km, welke het eerst plaatsvindt (2) of zoals bepaaid door plaatselijke of landelijke voorschriften
Zorg ervoor dat onderhoudspersoneel voldoende getraind en bevoegd is en de onderhoudshandboeken gelezen heeft.
C = Controleren (eventueel bijstellen, reinigen of vervangen)
Alvorens te proberen enig onderhoudswerk uit te voeren, verzekeren dat:
CBT =Controleren vóór slepen CR = Controleren en rapporteren
. alle luchtdruk geheel ontlast en van het systeem geïsoleerd is. Als de automatische afblaasklep voor dit doel gebruikt wordt, voldoende tijd uittrekken om hem de bewerking te laten voltooien
D = Aftappen G = Invetten R=Vervangen
. de afvoerpijp / het verdeelstukgebied wordt ontlucht door de ontluchtingsklep te openen, terwijl uit de buurt van de luchtstroom moet worden gebleven.
T = Testen W I =Of eerder wanneer aangegeven Voor nadere inlichtingen, betreffende secties van bediening handleiding raadplegen.
MINIMUM DRUK VENTIEL – INDIEN AANWEZIG
NORMAAL ONDERHOUD
OPM: Na werking van het automatische afblaasventiel blijft er altijd druk achter in het deel van het systeem tussen het minimum druk ventiel en het ontlastventiel.
In dit gedeelte wordt beschreven welke onderdelen regelmatig moeten worden onderhouden of vervangen.
Deze druk moet voorzichtig ontlast worden; (a) Door eventueel stroomafwaartse apparatuur los te koppelen.
Op de SERVICE/ONDERHOUDSKAART staan de diverse onderdelen beschreven en wordt tevens aangegeven wanneer onderhoud dient plaats te vinden. Informatie over de oliekapaciteit enz. kunt u vinden in het onderdeel ALGEMEEN in dit handboek.
(b) Door ontlastventiel naar atmosfeer te openen (Eventueel oorbescherming dragen)
Zie het Bedieningshandboek voor de Motor voor specifikaties of speciale vereisten voor de motor wat betreft reparatie of (preventief) onderhoud.
. de machine niet per ongeluk of op enige andere wijze gestart kan worden, door aanbrengen van waarschuwingsborden en/of passende anti− start inrichtingen.
Perslucht kan gevaarlijk zijn indien deze op onjuiste wijze wordt gebruikt. Voordat u werkzaamheden aan de compressor gaat uitvoeren, dient u zich ervan te verzekeren dat de compressor niet meer onder druk staat en niet per ongeluk kan worden gestart.
.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
alle reststroombronnen (net en accu) geïsoleerd zijn.
Alvorens panelen te openen of te verwijderen om binnen een machine te werken, verzekeren dat:
46
. eenieder die de machine binnengaat zich bewust is van de lagere graad van beveiliging en de extra gevaren, waaronder hete oppervlakken en af en toe bewegende delen
VOORZICHTIG! Onder geen beding mag u elementen verwijderen en vervangen terwijl de machine nog in bedrijf is.
. de machine niet per ongeluk of op enige andere wijze gestart kan worden, door aanbrengen van waarschuwingsborden en/of passende anti− start inrichtingen.
TERUGVOERLEIDING De afzuigleiding loopt van de gecombineerde vernauwing leiding in de separator tank naar de vernauwingsfitting in het compressor.
Alvorens enig onderhoudswerk op een draaiende machine uit te voeren, verzekeren dat: . de uitgevoerde werkzaamheden beperkt blijven tot taken waarvoor de machine moet lopen
Kontroleer de terugslagklep op de vernauwing en de slangen bij elke onderhoudsbeurt. Doe dit ook als er sprake is van olie−overdracht in de luchtuitlaat.
. de uitgevoerde werkzaamheden waarbij de veiligheidsinrichtingenbuiten werking gesteld of verwijderd zijn, beperkt blijven tot zulke taken waarbij de veiligheidsinrichtingen buiten werking gesteld of verwijderd moeten zijn.
Het is een goede gewoonte om elke keer dat u het smeermiddel voor de compressor ververst, te kontroleren of de terugvoerleiding niet verstopt zit. Dit kan namelijk leiden tot olie−overdracht in de luchtuitlaat.
. alle aanwezige gevaren bekend zijn (bijv. onder druk staande delen, onder spanning staande delen, verwijderde panelen, deksels en beschermkappen, extreme temperaturen, in− of uitstromen van lucht, af en toe bewegende delen, uitlaat van veiligheidsklep enz.).
OLIEFILTER IN DE COMPRESSOR Zie de ONDERHOUDSKAART voor de aanbevolen tijdsperioden tussen onderhoudsbeurten. Verwijderen
.
passende persoonlijke bescherming gedragen wordt. WAARSCHUWING! Verwijder geen filters voordat u er zeker van bent dat de compressor is uitgeschakeld en niet meer onder druk staat (zie STOPPEN in het onderdeel BEDIENINGSINSTRUKTIES van dit handboek).
. loshangende kleding, sieraden, lang haar veilig gemaakt worden. . Waarschuwingsborden die aangeven dat Onderhoudswerk in uitvoering is op duidelijk zichtbare plaatsen aangebracht worden.
Reinig de buitenkant van de filterbehuizing en verwijder het filterelement door dit tegen de wijzers van de klok in los te draaien.
Na voltooien van onderhoudstaken en alvorens de machine weer in gebruik te stellen, verzekeren dat: .
de machine passend getest is
. alle beschermkappen aangebracht zijn
en
Kontroleren veiligheidsinrichtingen
.
alle panelen teruggezet, kap en deuren gesloten zijn
.
gevaarlijke materialen effectief verpakt en afgevoerd zijn.
Kontroleer het filterelement.
VOORZICHTIG! Indien er op het filterelement sporen zijn van aanslag of (schel)lak, dan duidt dit erop dat de smeer− en koelolie in de compressor oud is en meteen dient te worden ververst. Zie SMERING verderop in dit handboek.
AFSLAGBEVEILIGING Raadpleeg de diagnostische schermcodes−tabel van de Wedge voor een lijst van uitschakeltoestanden.
Opnieuw monteren Reinig het raakvlak van de filterpakking en monteer het nieuwe element door dit met de wijzers van de klok mee te draaien totdat de pakking kontakt maakt met de filterbehuizing. Draai het filter nog een halve tot driekwart slag verder.
Laag motorbrandstofpeil schakelaar Elke drie maanden de motorbrandstofpeil laag schakelaar circuit als volgt testen: .
Start de machine. VOORZICHTIG! Start de machine (zie VOORDAT U BEGINT en STARTEN in het onderdeel BEDIENINGSINSTRUKTIES van dit handboek) en kontroleer of er geen lekkages zijn voordat de machine weer in bedrijf wordt genomen.
N.B.: Druk niet de belastingsknop in.
.
Schakelaaraansluitingen losmaken, motor moet afslaan.
OLIE−AFSCHEIDERKORF VAN DE COMPRESSOR
.
Schakelaar weer aansluiten
Vooropgesteld dat de lucht− en oliefilterelementen regelmatig op de juiste wijze worden gereinigd of vervangen, is er voor de olie−afscheiderkorf doorgaans geen periodiek onderhoud vereist.
Elke twaalf maanden de motorbrandstofpeil laag schakelaar testen door de vlotter te verwijderen en met de hand te bedienen.
47
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Ingeval de afscheiderkorf toch moet worden vervangen, gaat u als volgt te werk:
OLIEKOELER EN RADIATOR Als er zich vet, olie en vuil ophoopt op de buitenkant van de oliekoeler en de radiator, dan gaat dit ten koste van de efficiëntie van beide elementen. Het is daarom aan te raden elke maand de buitenkant van de oliekoeler en de radiator schoon te maken met perslucht (indien mogelijk met een onbrandbaar schoonmaakmiddel). Na reiniging zijn de olie−, vet− en stofresten van de oliekoeler/radiator verdwenen, zodat het gehele koeloppervlak de hitte van de smeerolie/ koelvloeistof naar de luchtstroom kan overbrengen.
Verwijderen
WAARSCHUWING! Verwijder geen filters voordat u er zeker van bent dat de machine is uitgeschakeld en niet meer onder druk staat (zie STOPPEN in het onderdeel BEDIENINGSINSTRUKTIES van dit handboek).
WAARSCHUWING: Heet motorkoelmiddel en stoom kunnen letsel veroorzaken. Bij bijvullen van de radiator met koelmiddel of antivries−mengsel, motor tenminste één minuut vóór het openen van de radiatorvuldop stoppen. Hand met een doek beschermen en vuldop langzaam loszetten. Eventueel ontsnappende vloeistof met de doek opvangen. Vuldop pas afnemen wanneer alle overtollige vloeistof ontsnapt en het motorkoelsysteem geheel drukloos is.
Ontkoppel alle slangen en leidingen van het afsluitdeksel van de afscheidertank. Verwijder de afzuigleiding van het tankdeksel en verwijder vervolgens het deksel. Verwijder de afscheiderkorf. Kontroleren
Opnieuw monteren
WAARSCHUWING: Bij toevoegen of aftappen van antivries de door de leverancier van de antivries gegeven aanwijzingen opvolgen. Ter voorkoming van huid− en oogcontact met de antivries wordt aanbevolen persoonlijke veiligheidsuitrusting te dragen.
Alvorens weer te monteren, opening/afzuigleiding en filterpakking raakvlak grondig reinigen. Nieuw element installeren.
NAFILTER ELEMENTEN
Kontroleer het filterelement. Kontroleer alle slangen en leidingen en vervang ze indien nodig.
Het luchtfilter moet regelmatig geïnspecteerd (zie SERVICE/ONDERHOUD SCHEMA) en het element moet vervangen worden wanneer de pijl rood is of elke 6 maanden (welke hiervan het eerste plaatsvindt). De stofverzamelbak(ken) moeten dagelijks generinigd worden (of vaker onder stoffige bedrijfsmilieus) en mogen nooit meer dan half vol zijn.
WAARSCHUWING! Verwijder niet het nietje uit de afscheider, want deze dient als aarding om oplading door statische elektriciteit te verhinderen. Geen pakkingdichtmiddel gebruiken omdat dit electrische geleiding beïnvloedt.
Verwijderen VOORZICHTIG! Onder geen beding mag u elementen verwijderen en vervangen terwijl de compressor nog in bedrijf is.
Plaats het deksel van de afscheidertank terug. Zorg er hierbij voor dat de pakking niet wordt beschadigd en draai de schroeven van het deksel kruiselings vast. Neem hierbij de torsiewaarden in acht zoals die zijn aangegeven onder TORSIEWAARDEN verderop in dit handboek.
Reinig de buitenkant van de filterbehuizing en verwijder het filterelement door de moer los te draaien. Kontroleren
De adapter in de dekplaat in de verticale pijp van het filter zetten, alle slangen en pijpen weer op de separator tank dekplaat aansluiten.
Kontroleer het element op scheurtjes, gaatjes of elke andere vorm van beschadiging door het element tegen het licht te houden of door een lamp langs de binnenkant te halen.
Ververs de olie in de compressor (zie SMERING verderop in dit handboek).
Kontroleer de afdichtingsring achterop het element en vervang deze als er sprake is van beschadiging. Opnieuw monteren Plaats het nieuwe element in de filterbehuizing. Zorg er hierbij voor dat de afdichtingsring op de juiste wijze is bevestigd.
VOORZICHTIG! Start de machine (zie VOORDAT U BEGINT en STARTEN in het onderdeel BEDIENINGSINSTRUKTIES van dit handboek) en kontroleer of er geen lekkages zijn voordat de machine weer in bedrijf wordt genomen.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Zet de luchtrestriktie−indikator terug door het rubberen membraan in te drukken.
48
Monteer de onderdelen van het stofreservoir. Zorg ervoor dat deze onderdelen op de juiste wijze worden geplaatst.
ELEKTRISCH SYSTEEM
Zorg ervoor dat alle klemmen goed vastzitten voordat u de machine start.
WAARSCHUWING! Maak altijd de akkukabels los voordat u onderhoudswerkzaamheden gaat verrichten.
VENTILATIE
Kontroleer veiligheidsafslag− systeemschakelaars en de kontakten van de instrumentenpaneel relais op inbranding − maak schoon waar nodig.
Kontroleer altijd of de luchtuitlaten en −inlaten vrij zijn van vuil.
Kontroleer de mechanische werking van de onderdelen. Kontroleer of de elektrische klemmen op de schakelaars en relais goed vastzitten (losse bouten of schroeven kunnen oxydatie op kritieke plaatsen veroorzaken). Kontroleer de onderdelen en de bedrading op tekenen van oververhitting. Dit kan zich ondermeer uiten in de vorm van verkleuringen, verschroeide kabels, vervormde onderdelen, afgebladderde verf en een scherpe geur.
VOORZICHTIG! U mag de uit− en inlaten NOOIT reinigen door lucht naar binnen te blazen.
AKKU AANDRIJVING VAN DE KOELVENTILATOR
Houd de aansluitpunten van de akku en de bijbehorende kabelklemmen goed schoon en voorzie ze van een dun laagje smeervet om korrosie tegen te gaan.
Periodiek controleren dat de ventilator montagebouten in de ventilatornaaf zich niet losgewerkt hebben. Als het voor enige redden noodzakelijk wordt de ventilator uit de bouwen of de ventilatorbouten aan te trekken, een geode kwaliteit borgmiddel op de boutdraad aanbrengen en aantrekken tot de in de AANTREKKOPPEL TABLE verderop in deze sectie aangegeven waarde.
De akku moet zodanig zijn geplaatst dat deze niet kan verschuiven. DRUKSYSTEEM U dient elke 500 uur de buitenkant van het druksysteem van het compressorgedeelte tot aan de uitlaatklep(pen) aan een inspektie te onderwerpen, inklusief slangen, leidingen, fittingen en de afscheidertank. Daarbij dient u vooral te letten op zichtbare beschadigingen, buitensporige korrosie en slijtage (al dan niet door wrijving). Tevens dient u te kontroleren of alles goed vastzit. Onderdelen waarvan u niet zeker bent dat ze nog goed funktioneren, dient u te vervangen voordat de compressor weer in bedrijf wordt genomen.
Kontroleer regelmatig of de V−snaren slijtage vertonen en of ze nog de juiste spanning hebben. BRANDSTOFSYSTEEM De brandstoftank moet dagelijks of iedere 8 uur bijgevuld worden. Om condensatie in de brandstoftank tot een minimum te beperken is het aan te bevelen de machine na elke werkdag bij te vullen. Iedere zes maanden moet het vocht en vuil afgetapt worden.
BANDEN/BAND/BANDENSPANNING Zie onder ALGEMEEN in dit handboek.
BRANDSTOFFILTER WATERAFSCHEIDER De brandstoffilter waterafscheider bevat een filterelement dat periodiek vervangen moet worden (zie ONDERHOUDSSCHEMA)
ONDERSTEL/WIELEN Wanneer u de wielen heeft verwijderd en weer teruggezet, dient u de torsie van de wielmoeren na ongeveer 30 kilometer te kontroleren (zie onder TORSIEWAARDEN verderop in dit handboek).
PIJPEN TURBOLUCHTKOELER:– Alle slangen en klemmen op de ladingkoelleidingen inspecteren
Kriks mogen alleen maar onder de as geplaatst worden. Er dient regelmatig te worden gekontroleerd of de bouten waarmee het onderstel aan het chassis zit bevestigd, nog goed vastzitten (op de onderhoudskaart kunt u zien hoe vaak dit dient te gebeuren). Indien nodig, dienen ze daarbij te worden aangedraaid (zie onder TORSIEWAARDEN verderop in dit handboek).
Lekkage in het ladingkoelsysteem kan de motor beschadigen. SLANGEN Om ervoor te zorgen dat de motor zo efficiënt mogelijk blijft funktioneren, dienen alle onderdelen van het koelluchtinlaatsysteem regelmatig aan een inspektie te worden onderworpen.
REMMEN Removerbrenging controleren en bijstellen bij 500 mijl, (850Km) en dan bij 3000 mijl (5000Km) of 3 maanden (welke van de twee het eerst plaatsvindt) ter compensatie van eventuele rek in de afstelbare kabels.Wielremmen controleren en bijstellen ter compensatie van slijtage.
Kontroleer alle luchtleidingen naar het luchtfilter en alle flexibele slangen die worden gebruikt als lucht−, olie− of brandstofleiding. Doe dit op de tijdstippen zoals die staan aangegeven op de SERVICE/ ONDERHOUDSKAART. Kontroleer alle pijpleidingen regelmatig op scheurtjes, lekkages enz. en vervang ze onmiddellijk indien ze zijn beschadigd.
VOORZICHTIG! Wanneer u de wielen heeft verwijderd en weer teruggezet, dient u de torsie van de wielmoeren na ongeveer 30 kilometer te kontroleren (zie onder TORSIEWAARDEN verderop in dit handboek.
49
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Afstellen van het oploop remsysteem (KNOTT onderstel)
Attentie De drukveer [9] mag slechts licht voorgespannen worden en mag tijdens werking nooit het ashuis aanraken. Nooit de remmen afstellen bij de removerbrenging [7].
1: Voorbereiding Machine opkrikken.
2. Afstellen van remschoen
Handremhendel [1] loszetten. Trekstang [2] op oploop remsysteem geheel uittrekken.
12 Stelschroef 13 Kabelinvoer Sleutelwijdte van stelschroef [12] 1 Handrem hendel
Remgrootte 160x35 / 200x50 250x40 300x60
2 Trekstang en balg 3 Handrem hendel draaipunt
Sleutelwijdte SW 17 SW 19 SW 22
4 Transmissie hefboom 5 Remkabel
Stelschroef [12] rechtsom aantrekken tot wiel geblokkeerd wordt.
6 Losbreek kabel
Stelschroef [12] linksom loszetten (ong. ½ slag) tot wiel ongehinderd draaien kan.
Vereisten:
Zachte sleepgeluiden die geen invloed hebben op ongehinderd draaien van het wiel zijn toegestaan.
Tijdens de afstelling procedure altijd met de wielremmen beginnen. Wiel altijd in vooruitrijrichting draaien.
Deze afstelprocedure moet op beide wielen zoals beschreven uitgevoerd worden.
Controleren dat een M10 beveiligingsschroef op handrem draaipunt aangebracht is.
Wanneer de rem nauwkeurig afgesteld werd, is de bedieningsafstand ong. 5 à 8mm op de kabel [11].
De rembedieners mogen niet voorgespannen zijn – eventueel de removerbrenging [7] op de rem equalisatie inrichting [8] loszetten.
3: Afstellen van compensatie inrichting
Controleren dat de rembedieners en kabels [11] soepel werken.
Variabele hoogte modellen Een M10 beveiligingsschroef op het handrem draaipunt aanbrengen. Handremkabel [5] aan één einde losmaken. Removerbrenging [7] in de lengte voorafstellen (een weinig speling is toegestaan) en kabel [5] opnieuw inzetten, en zodanig afstellen dat er een weinig speling is. De M10 beveiligingsschroef uit het handrem draaipunt nemen. Alle modellen Handremhendel [1] aantrekken en controleren dat de equalisatieplaat [10] onder een rechte hoek met de trekrichting staat. Eventueel de stand van de equalisatieplaat [10] op de kabels [11] corrigeren. De drukveer [9] mag slechte een weinig voorgespannen zijn en mag bij bediening niet het ashuis aanraken.
7 Removerbrenging 8 Equalisatie inrichting 9 Drukveer
4: Afstellen van removerbrenging
10 Equalisatie plaat
Removerbrenging [7] in de lengte afstellen zonder voorspanning en zonder speling in de overbrenginghefboom [4].
11 Kabel 7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
50
Bijstellen van het (KNOTT onderstel)
Bijstellen Handremhendel [1] enige malen stevig aantrekken om de rem in te stellen.
oplooprem
systeem
Bijstellen van de wielremmen compenseert voor remvoering slijtage. De onder 2: Afstellen van remschoen beschreven procedure opvolgen.
Uitlijning van equalisatie inrichting [8] controleren; deze moet onder een rechte hoek met de trekrichting staan.
Speling in removerbrenging [7] controleren en eventueel bijstellen.
Speling in de removerbrenging [7] controleren. Eventueel de removerbrenging [7] opnieuw bijstellen zonder speling en zonder voorspanning.
Belangrijk De rembedieners en kabels [11] controleren. De rembedieners mogen niet voorgespannen zijn. Overmatige bediening van de handremhendel, mogelijk nodig als gevolg van versleten remvoeringen, mag nooit gecorrigeerd worden door bijstellen (inkorten) van de removerbrenging [7].
Er moet nog steeds een weinig speling in de kabel [5] zitten (alleen variabele hoogte). Stand van de handremhendel [1] controleren. Het begin van de weerstand moet ongeveer 10 à 15mm boven de horizontale stand merkbaar worden.
Bijstellen
Controleren dat de wielen ongehinderd kunnen draaien wanneer de handrem losgezet is.
Handremhendel [1] enige malen stevig aantrekken om de rem in te stellen. Instelling van rem equalisatie inrichting [8] controleren; deze moet onder een rechte hoek met de trekrichting staan. Speling in de removerbrenging [7] opnieuw controleren en verzekeren dat er geen speling in de removerbrenging zit en dat deze zonder voorspanning afgesteld is. Stand van de handremhendel [1], kabel (met weinig speling) en de drukveer [9] (slechts een weinig voorspanning) controleren. Het begin van de weerstand moet ongeveer 10 à 15mm boven de horizontale stand merkbaar worden.
Eindtest De bevestigingen op het transmissiesysteem (kabels, rem equalisatiesysteem en overbrenging) controleren. De handremkabel [5] op een weinig speling controleren en eventueel bijstellen (alleen variabele hoogte). Drukveer [9] op voorspanning controleren.
Eindtest
Proefrit
De bevestigingen op het transmissiesysteem (kabels, rem equalisatiesysteem en overbrenging) controleren.
Eventueel 2 à 3 remtesten uitvoeren.
Handrem aanleggen terwijl u de machine vooruit rolt. Extra verplaatsing van de handremhendel tot 2/3 van de normale afstand is toelaatbaar. Remtest
De handremkabel [5] op een weinig speling controleren en eventueel bijstellen (alleen variabele hoogte).
Speling in removerbrenging [7] controleren en eventueel de lengte van de removerbrenging [7] bijstellen tot er geen speling meer is.
Drukveer [9] op een weinig voorspanning controleren.
Handrem aanleggen terwijl u de machine vooruit rolt. Extra verplaatsing van de handremhendel tot 2/3 van de normale afstand is toelaatbaar.
SMERING Bij levering is de motor gevuld met voldoende motorolie voor een nominale werkperiode (voor nadere inlichtingen de motor sectie van deze handkeiding raadplegen). VOORZICHTIG! Kontroleer altijd eerst het oliepeil alvorens een nieuwe machine in gebruik te nemen. Indien het oliereservoir van de machine, om welke reden dan ook, is geledigd, dan dient het reservoir eerst te worden gevuld met nieuwe olie voordat de machine in bedrijf wordt genomen. MOTOR SMEEROLIE De motorolie moet op de door de motorfabrikant aangegeven tijden ververst worden. Zie motorsectie van deze handleiding. SPECIFIKATIE VAN DE MOTORSMEEROLIE Zie motorsectie van deze handleiding. OLIEFILTERELEMENT VAN DE MOTOR Het motorolie filterelement moet op de door de motorfabrikant aangegeven tijden vervangen worden. Zie motorsectie van deze handleiding.
51
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
SMEEROLIE VOOR DE COMPRESSOR
N.B.: Indien u de olie direkt aftapt nadat de compressor in bedrijf is geweest, is het meeste bezinksel nog niet neergeslagen en daardoor beter te verwijderen.
Op de ONDERHOUDSKAART in dit handboek kunt u zien wanneer de smeerolie dient te worden ververst.
VOORZICHTIG! Bepaalde oliemengsels zijn totaal ongeschikt voor deze compressor. Gebruik ervan resulteert in de vorming van aanslag of (schel)lak, die onoplosbaar kunnen zijn.
N.B.: Indien de compressor onder ongunstige omstandigheden werkt of als de compressor lang heeft stilgestaan, is vaker onderhoud vereist.
OPM: Voor alle omgevingstemperaturen boven –23_C altijd PRO−TEC olie specificeren.
WAARSCHUWING! Onder geen beding mag u de afvoerstoppen of de oliefilterstop van het smeer− en koelsysteem verwijderen zonder er eerst zeker van te zijn dat de compressor is uitgeschakeld en niet meer onder druk staat (zie STOPPEN onder BEDIENINGSINSTRUKTIES van dit handboek).
OLIEFILTERELEMENT VAN DE COMPRESSOR Zie de SERVICE/ONDERHOUDSKAART in dit handboek voor de tijdstippen waarop onderhoud dient te worden verricht.
Laat het afscheidersysteem, inklusief leidingen en oliekoeler, geheel leeglopen door de afvoerstoppen te verwijderen en de afgelopen olie in een geschikte kontainer op te vangen.
WIELLAGERS VAN HET ONDERSTEL Wiellagers dienen elke 6 maanden te worden ingevet. Het te gebruiken vet dient daarbij te voldoen aan specifikatie MIL−G−10924.
Plaats de stoppen weer in de juiste afvoer en zorg ervoor dat ze goed vastzitten.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
52
AFSTELLEN VAN DE DRUK− EN SNELHEIDSREGELING
Stel de onderhoudsklep buiten op de machine zo af dat bij volledig toerental de gespecificeerde druk geleverd wordt. Als bij de gespecificeerde druk het volledige toerental niet gehandhaafd blijft, draai dan de stelschroef rechtsom om de druk op te voeren. De afstelling is optimaal als het volledige toerental wordt bereikt bij de gespecificeerde druk.
Doorgaans behoeft de druk− en snelheidsregeling geen afstelling. Indien het toch voorkomt dat deze onderdelen niet meer korrekt zijn afgesteld, gaat u als volgt te werk: Zie bovenstaand schema.
Sluit de service−afsluiter. De motor gaat nu stationair draaien.
A: Stel schroef Start de machine (zie START INSTRUCTIES in het handboek).
53
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
TABEL 1 INCH−BEVESTIGINGSMATERIAAL NOMINAAL ONTWERPMOMENT 8AE J249 GRAAD 5 (MARKERING OP DE KOP)
8AE J249 GRAAD 8 (MARKERING OP DE KOP)
STANDAARD RECHTHOEKIG AANHAALPATROON
SCHROEFDR AADMAAT EN SPOED KOLOMSCH ROEF OF MOER
STANDAARD VIERKANT AANHAALPATROON (Nm.)
(FT−LBF)
(Nm.)
(FT−LBF)
1/4 − 20
11
8
16
12
5/16 − 18
24
17
33
25
3/8 − 16
42
31
59
44
7/16 − 14
67
49
95
70
1/2 − 13
102
75
144
106
9/16 − 12
148
109
208
154
5/8 − 11
203
150
287
212
3/4 − 10
361
266
509
376
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
STANDAARD ROND AANHAALPATROON
54
TABEL 2
METRISCH BEVESTIGINGSMATERIAAL NOMINAAL ONTWERPMOMENT EIGENSCHAPSKLA SSE 8.8 (MARKERING OP DE KOP)
EIGENSCHAPSKLA SSE 10.9 (MARKERING OP DE KOP)
EIGENSCHAPSKLA SSE 12.9 (MARKERING OP DE KOP)
STANDAARD RECHTHOEKIG AANHAALPATROON
SCHROEFD RAADMAAT EN SPOED KOLOMSCH ROEF OF MOER
STANDAARD VIERKANT AANHAALPATROON
(Nm.)
(FT−LBF)
(Nm.)
(FT−LBF)
(Nm.)
(FT−LBF)
M6 X 1.0
11
8
15
11
18
13
M8 X 1.25
26
19
36
27
43
31
M10 X 1.5
52
38
72
53
84
62
M12 X 1.75
91
67
126
93
147
109
M14 X 2
145
107
200
148
234
173
M16 X 2
226
166
313
231
365
270
M20 X 2.5
441
325
610
450
713
526
55
STANDAARD ROND AANHAALPATROON
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
COMPRESSOR SMERING
NOMINALE WERKDRUK
Aanbevolen smeermiddelen voor transporteerbare compressors
100 − 300 PSI 50_C
125_F
40_C
104_F
30_C
86_F
20_C
65_F
10_C
50_F
0_C
32_F
−10_C
14_F
Deze schema’s raadplegen voor vereiste juiste compressorvloeistof. Let wel dat keuze van vloeistof afhankelijk is van de ontwerp bedrijfstemperatuur van de machine en de tot de volgende olieverversing verwachte omgevingstemperatuur. Opm.: Vloeistoffen die als “voorkeur” aangeduid zijn moeten gebruikt worden voor verlengde garantie.
PRO−TEC
Compressor olie overdracht (olieverbruik) kan hoger zijn bij gebruik van andere dan aanbevolen vloeistoffen Ontwerp Omgevings− bedrijfstemperatu temperatuur ur
Specificatie
100 psi tot 300 psi
Voorkeur: PRO−TEC Alternatief SO Viscosity Grade 46 met anti−roest en anti−oxydatie middelen, bedoeld voor gebruik met luchtcompressors
350 psi
−10_F tot 125_F (−23_C tot 52_C)
−10_F tot 125_F (−23_C tot 52_C)
Geprefereerd: XHP 605 Alternatief: XHP 405 ISO−viscositeitsgraad 68 Groep 3 of 5 met roest− en oxidatieremmers ontworpen voor luchtcompressorservi ce.
−10_F tot 125_F (−23_C tot 52_C) 65_F tot 125_F (18_C to 52_C) −40_F tot 65_F (−40_C tot 18_C)
Voorkeur:
Doosan voorkeur vloeistoffen
−20_C Fabriek raadplegen
350 PSI
XHP605
XHP 1001
XHP405
10_F
−30_C
−10_F −22_F
−40_C
−40_F
Fabriek raadple
Geprefereerde Doosan−vloeistoffen − Gebruik van deze vloeistoffen met originele Doosan−filters kunnen de garantie van het schroefblok verlengen. Raadpleeg het hoofdstuk Garantie in de bedieningshandleiding voor details of neem contact op met uw Portable Power−vertegenwoordiger.
XHP 605 XHP1001
1 gal. (3.8 Liter)
5 gal. (19.0 Liter)
55 gal. (208.2Liter)
220 gal. (836 liter)
PRO−TEC
−
89292973
89292981
22082598
XHP 605
−
22252076
22252050
22252068
XHP 1001
−
35612738
35300516
−
XHP 405
−
22252126
22252100
22252118
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
56
SYSTEMEN IN DE COMPRESSOR
LEGENDA BAT
accu
PT2
druk−transducer, regelsysteem 0–100 PSIG
CO
RS232C comms.
PM
stekker, machine−identif.
ECON
motor−controller
R3
selectie stationair
IG
isochrone regulateur
RS
Relay–spst
RT1
thermistor, temperatuur scheidingstank –34 – 124_C (–30 – 255_F)
RT2
thermistor, uitvoertemperatuur schroefblok –34 – 124_C (–30 –255_F)
SI
invoer schakelaars
SM
startmotor
J50−G2 ‘Wacht met starten’−lampje J50−K3 inlaatverwarming P51
koelvloeistoftemp.
P52
injecteren
P53
krukas−sensor
P54
brandstoftemp.
P55
luchttemp. spruitstuk
SW1
reserve
P56
oliedruk
SW2
scrollen scherm
POUT1
contactschakelaar motor
SW3
uitschakeling te weinig brandstof
POUT2
solenoïde, starten/lopen
SW4
schakelaar, onderhoudslucht
POUT3
compressorstoringslampje
SW5
verst. luchtfilter (optie)
POUT4
motorstoringslampje
SW6
reserve
POUT5
startrelais
SW7
reserve
POUT6
reserve
SW8
schakelaar, starten
POUT7
urenteller
TE
excitatie transducer
POUT8
reserve
WCON
Wedge−controller
PT1
druk−transducer, scheidingstank 0–500 PSIG
57
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
INTERFACE WEDGE NAAR MOTOR CAN LO CAN H CANSHLD WEDGE− CONTROLLER
MOTOR− CONTROLLER CONTACTSCHAKELAAR BEREIK ANALOGE GASHENDEL = 1,40 V GELIJKSTROOM (1500 TPM) TOT 3,9 V GELIJKSTROOM (2200 TPM)
ANALOGE GASHENDEL
AFBEELDING 2−1
SCHEMA BEDRADINGSSYSTEEM
WEDGE− CONTROLLER
BEDRADING BEDIENINGSPANEEL
SCHAKELAARS BEDIENINGSPANEEL
24 V GELIJKSTROOM− VERWARMER
SOLENOÏDE− KLEPPEN
SNELHEID−SENSOR DIAGNOSTISCHE INTERFACE ECM MOTOR
URENTELLER
SCHAKELAAR BRANDSTOFPEIL
DRUK− TRANSDUCERS NOODSTOP SCHAKELAARS
METERS
TEMPERATUUR SENSORS START− EN LAADSYSTEEM ACCU
AFBEELDING 2−2
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
58
CAN−COMMUNICATIESCHEMA PJ1939 MOTOR−ECM
WEDGE− CONTROLLER
AFSLUITWEERS TAND
AFSLUITWEERS TAND
DIAGNOSTIEK− STEKKERBUS MOTOR AFBEELDING 2−3
59
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
ONDERHOUDSGEREEDSCHAP Elektronische systemen De volgende speciale gereedschappen worden aanbevolen voor het uitvoeren van de onderhoudsprocedures in deze handleiding. Het gereedschap kan worden aangeschaft bij Doosan, of u kunt gelijkwaardig materiaal van een ander merk gebruiken. Gereedschap
Beschrijving gereedschap
Fluke 87
Digitale multimeter voor het doormeten van elektrische circuits: volt, ohm, amp
54729660
Weather–Pack Terminal Removal Tool voor het repareren van Packard Electric Weather–Pack Connectors
54729678
Deutsch Terminal Removal Tool (blauw) voor het repareren van Deutsch−connectors
54729686
Deutsch Terminal Removal Tool (rood) voor het repareren van Deutsch−connectors
54729694
Deutsch Terminal Removal Tool (geel) voor het repareren van Deutsch−connectors
HDT−48−00
Deutsch Terminal Crimp Tool voor het dichtknijpen van Deutsch−connector−polen
DD
Deutsch Terminal Crimp Tool voor het dichtknijpen van Deutsch−connector−polen
54729710
Electrical Contact Cleaner voor het reinigen van elektrische contacten en connectors
54729728
PDA Service Tool op de Palm Pilot gebaseerd onderhoudsgereedschap, aan te sluiten op de Intellisys (SGP) Controller voor het laden van software en het ophalen van onderhoudsgegevens
22073886
Packard Crimp Tool voor het dichtknijpen van Packard−connector−polen
22073878
Thermistor Simulator Plug voor het testen van thermistor−circuits
54699616
Deutsch Terminal Removal Tool voor het repareren van Deutsch−connectors
54699657
Deutsch Terminal Removal Tool voor het repareren van Deutsch−connectors
54749643
Packard Metri–Pack Terminal Removal Tool voor het repareren van Metri–Pack−connectors
54749635
Connector Repair Kit voor het repareren van connectors
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
60
ONDERHOUDSGEREEDSCHAP Gereedschap nr.
Beschrijving gereedschap
Illustratie gereedschap
Fluke 87
Digitale multimeter Verkrijgbaar bij leveranciers van elektrische en elektronische onderdelen.
54729660
Weather–Pack−poolverwijdergereedschap
54699632
Deutsch−poolverwijdergereedschap (blauw)
54699640
Deutsch−poolverwijdergereedschap (rood)
54699624
Deutsch−poolverwijdergereedschap (geel)
DT−RT1
Knijptang voor het dichtknijpen van Deutsch−polen Verkrijgbaar bij: Ladd Industries (800–223–1236)
54729710
Elektrische contactreiniger
61
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
54729728
PDA Service Tool
54699616
Deutsch−poolverwijdergereedschap
22073886
Packard−knijptang
22073878
Thermistor−simulator
54749635
Connector−reparatiekit
54699657
Deutsch−poolverwijdergereedschap
54749643
Packard Metri–Pack−poolverwijdergereedschap
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
62
ELEKTRISCHE ONDERDELEN ONDERDEELNU MMERS
BESCHRIJVING
AANT. PER MACHINE
ONDERDEELNU MMERS
BESCHRIJVING
36920825
0–100 psi DRUK− TRANSDUCER
54765946
1
54731427
BRANDSTOFPEILZEND ER
1
0–500 psi DRUK− TRANSDUCER
1
22173579
WEDGE− CONTROLLER
1
36898922
THERMISTOR−SONDE
2
22199061
1
36840841
SOLENOÏDEKLEP
1*
W1 CHASSIS− BEDRADING
36853521
RELAIS STARTMOTOR EN INLAATVERWARMING
2
22179659
W1 SCHEMA CHASSISBEDRADING
36792083
1
NEGATIEVE ACCUKABEL
1
METAALSTRIP− ZEKERING 20 AMP
22071591
1
POSITIEVE ACCUKABEL
1
METAALSTRIP− ZEKERING 10 AMP
54475777
1
MOTORAARDINGBAND
1
DIAGNOSTISCHE SCHAKELAAR SWITCH
**
MACHINE ID−PLUG
1
35610856 35583582 35578194
AANT. PER MACHINE
N/A
*
Aantal is twee (2) per machine, uitsluitend op model P600WIR (7/170).
**
Onderdeelnummer 22201354 op modellen P425AWIR (7/120), XP375AWIR (9/110), HP375AWIR (10/105) en VHP300AWIR (14/85). Onderdeelnummer 22201362 op modellen P600WIR (7/170), HP450WIR (10/125) en VHP400WIR (14/115).
63
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
OPSPOREN VAN STORINGEN STORING
OORZAAK
OPLOSSING
Geen reactie van instrument− enbord bij instrument d i van sleutel draaien l l naar stand (I).
Accu’s niet aangesloten
Accu’s aansluiten
Zekering van startmotor doorgebrand.
Zekering vervangen.
De motor start niet.
De akku is bijna leeg.
Kontroleer de spanning van de V−snaar, de akku en de kabels.
Slechte aardverbinding
Kontrolleer de aardingskabels en maak ze indien nodig schoon.
Losse draad.
Bepaal waar de losse draad zich bevindt en herstel de verbinding.
De brandstof raakt op.
Kontroleer het brandstofniveau en de onderdelen van het brandstofsysteem. Vervang de brandstoffilter indien nodig.
Relais funktioneert niet goed.
Vervang het relais.
Stoprelais defect
Stoprelais controleren
Laag brandstofpeil
Brandstoftank vullen en brandstofsysteem eventueel ontluchten. (Zie SECTIE ONDERHOUD).
Het afslagbe− veiligings− systeem is in werking.
Kontroleer de schakelaars en kleppen van de afslagbeveiliging.
Elektrische storing.
Test de elektrische circuits.
Motoroliedruk laag
Oliepeil en oliefilter(s) controleren
Relais defect.
De relais controleren.
Contactslot defect.
Contactslot controleren.
Elektrische storing.
Test de elektrische circuits.
Lage oliedruk in de motor.
Kontroleer het oliepeil en de oliefilter(s).
Het afslagbe− veiligings− systeem is in werking.
Kontroleer de schakelaars en kleppen van de afslagbeveiliging.
De brandstof raakt op.
Kontroleer het brandstofniveau en de onderdelen van het brandstofsysteem. Vervang de brandstoffilter indien nodig.
Defekte schakelaar.
Test de schakelaars.
Hoge olie− temperatuur in de compressor.
Kontroleer het oliepeil in de compressor en de oliekoeler. Kontroleer de V−snaaraandrijving.
Water in brandstof− systeem.
Waterlozer controleren en eventueel reinigen
Relais defect.
Controleer de relais en vervang ze zo nodig.
Motor stopt tijdens bedrijf of start moeilijk
De motor start maar slaat af zodra de schakelaar in positie I wordt teruggezet.
De motor start maar blijft niet lopen of slaat vroegtijdig af.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
64
OPSPOREN VAN STORINGEN STORING
OORZAAK
OPLOSSING
Motor loopt warm.
Waterpeil laag
Waterpeil controleren en eventueel bijvullen.
Radiator verstopt
Nachine stoppen en koelribben met perslucht of stoom reinigen. Lagere druk gebruiken voor reinigen van ribben.
Minder koellucht uit ventilator.
Ventilator en snaren controleren. Controleren op eventuele belemmering in tunnel.
Thermostaat defect
Thermostaat controleren en eventueel vervangen.
Het toerental van de motor is te hoog.
Het gashendel is niet juist ingesteld.
Kontroleer de stand van het gashendel.
Het toerental van de motor is te laag. laag
Het gashendel is niet juist ingesteld.
Kontroleer de stand van het gashendel.
Het brandstoffilter is verstopt.
Kontroleer en vervang deze indien nodig.
Het luchtfilter is verstopt.
Kontroleer het luchtfilter en vervang deze indien nodig.
Onjuist ingesteld regulatie− systeem.
Regulatiesysteem opnieuw instellen. Zie onder SNELHEIDS− EN DRUKREGELING en ONDERHOUD in dit handboek.
Vroegtijdig ontlasten.
Kontroleer het regelsysteem.
Teveel trillingen.
Het toerental van de motor is te laag.
Zie ”Het toerental van de motor is te laag”.
De olie− afdichtings− ring lekt.
Onjuist gemonteerde afdichtingsring
Vervang de olie−afdichtingsring.
Zie ook het Bedieningshandboek voor de Motor.
De luchtuitlaat− kapaciteit is te laag. laag
Het toerental van de motor is te laag.
Zie “Motortoerental te laag”
Het luchtfilter is verstopt.
Kontroleer de luchtrestriktie−indikators en vervang de elementen indien nodig.
Er ontsnapt perslucht.
Kontroleer op lekkage.
Onjuist ingesteld regulatie− systeem.
Regulatiesysteem opnieuw instellen. Zie onder SNELHEIDS− EN DRUKREGELING en ONDERHOUD in dit handboek.
65
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
OPSPOREN VAN STORINGEN STORING
OORZAAK
OPLOSSING
De compressor raakt oververhit.
Laag oliepeil.
Vul het oliereservoir bij en kontroleer deze op lekkage.
De oliekoeler is vuil of zit verstopt.
Reinig de koelribben van de oliekoeler.
Slechte oliekwaliteit.
Gebruik door Doosan aanbevolen olie.
De afblaasklep is defekt.
Kontroleer de werking van het element en vervang dit indien nodig.
De ventilatielucht wordt opnieuw gecirculeerd.
Verplaats de compressor om te voorkomen dat de ventilatielucht opnieuw cirkuleert.
Minder koellucht uit ventilator.
Ventilator en snaren controleren. Controleren op eventuele belemmeringen binnen ventilatortunnel.
De terugvoer− leiding zit verstopt.
Kontroleer de terugvoerleiding, de afzuigleiding en de vernauwing op het compressorgedeelte. Maak ze schoon of vervang ze.
De afscheider− korf is lek.
Vervang de afscheiderkorf.
De druk in het systeem is te laag.
Kontroleer de minimumdrukklep of de geluidsdemper.
De bedrijfsdruk is te hoog.
Zie SNELHEIDS− EN DRUKREGELING onder ONDERHOUD in dit handboek.
Foutieve aanstelling van de regulateur.
Stel de regelklep bij.
Defekte regelklep.
Kontroleer de regelklep en vervang deze indien nodig.
Inlaatklep omjuist afgesteld.
Zie SNELHEIDS− EN DRUKREGELING onder ONDERHOUD in dit handboek.
Losse leiding/slang aansluitingen.
Alle leiding/slang aansluitingen controleren.
Veiligheidsklep defect.
Ontlastdruk controleren. Eventueel defecte veiligheidsklep vervangen. NOOIT PROBEREN DEZE TE REPAREREN!
Onjuiste stopprocedure gebruikt.
Altijd juiste stopprocedure toepassen. Uitlaatklep sluiten en machine stationair laten draaien alvorens te stoppen.
Inlaatklep defect.
Juiste werking van inlaatklep(pen) controleren.
Machine loopt bij starten op tot volle druk.
Defecte belastingklep
Klep vervangen
Machine weigert op te laden bij indrukken van knop van inlaatklep.
Defecte belastingklep
Klep vervangen
Schakelaar defect
Controleer de schakelaar
Losse leiding/slang aansluitingen.
Alle leiding/slang aansluitingen controleren.
Er bevindt zich teveel olie in de uitlaatlucht.
De veiligheids klep treedt in werking.
De olie wordt in het luchtfilter terugge− stuwd.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
66
EXTRA’S OPTIES − Smeerinrichting
ALVORENS TE STARTEN Kontroleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. ONDERHOUD
(voor in Noord−Amerika gefabriceerde machines)
Kontroleer het smeeroliepeil en vul indien nodig olie bij.
OPSPOREN VAN STORINGEN VEILIGHEID
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat u de afsluitdop van de smeerinrichting goed vastdraait nadat u olie heeft bijgevuld.
STORING
OORZAAK
OPLOSSING
De olie stroomt niet door.
Onjuiste verbinding.
Draai de nylon slang om en bevestig deze op nieuw.
OPTIES – Dubbele druk WAARSCHUWING! Onder geen beding mag u smeerolie bijvullen en onderhoud verrichten aan de smeerinrichting zonder er eerst zeker van te zijn dat de compressor is uitgeschakeld en niet meer onder druk staat (zie STOPPEN onder BEDIENINGSINSTRUKTIES van dit handboek).
VEILIGHEID WAARSCHUWING: Pneumatische apparaten die nu of misschien in de toekomst op de machine worden aangesloten, moeten geschikt zijn voor gebruik met ten minste de hoge gespecificeerde druk.
VOORZICHTIG! Als de nylon slangen naar de smeerinrichting zijn losgekoppeld, dient u ervoor te zorgen dat elke slang weer op de oorspronkelijke plaats wordt vastgekoppeld.
BEDIENINGSINSTRUKTIES INDIENSTSTELLING Controleren dat de schakelaar en magneetklep juist werken.
ALGEMEEN INFORMATIE
Schakelhendel omhoog: lage druk geselecteerd
Oliekapaciteit: 1 QT−optie –0,95 liter (1 qt) 2 QT−optie –1,9 liter (2 qt)
Schakelhendel naar rechts: hoge druk geselecteerd OPSTARTEN EN GEBRUIK Zet de klephendel in de stand voor hoge druk (hendel naar rechts) en start de machine op de gewone wijze op.
Specifikatie van de olie: Zie het Bedieningshandboek. BEDIENINGSINSTRUKTIES
Als een lage druk vereist is, draai de hendel dan naar de omhoogstand.
BEDRIJFGEREED MAKEN Kontroleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.
Naar behoefte tussen hogere en lagere druk heen en weer schakelen.
67
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
EXTRA’S OPTIES – IQ−SYSTEEM
GEBRUIKSINSTRUCTIES Opstarten en gebruik:
VEILIGHEID
Stel met behulp van de omleidklep het gewenste luchttype in en start de machine op de gewone wijze.
VOORZICHTIG: Het compressorregulatiesysteem is afgesteld om de gereguleerde druk bij de scheidingstank op één peil te houden. Stel de regulatie NIET bij om de volle regulatiedruk bij de onderhoudsluchtklep te krijgen wanneer het IQ−systeem is geactiveerd. Dit zal resulteren in werking op te hoog vermogen, met als gevolg oververhitting en een verkorte levensduur van zowel de motor als het schroefblok.
Met de omleidklep kunt u naar wens heen en weer schakelen tussen standaardlucht en IQ−lucht. NAAR DE NAKOELER
standaard gebruik
VOORZICHTIG: Filterelementen met overmatige restrictie kunnen een toename in de hoeveelheid water en olie, meegevoerd in de lucht, veroorzaken, hetgeen verderop schade aan aparatuur kan veroorzaken. De normale onderhoudsintervallenmogen niet worden overschreden.
VANAF DE FILTERS
ONDERHOUDSLUC HT
VOORZICHTIG: Als het doorlopen van het condensaat belemmerd wordt, lopen de houders over. Als de houders overlopen, kan overmatig condensaat in de luchtstroom terechtkomen en beschadigingen in apparatuur verderop veroorzaken. VOORZICHTIG: Verwijder niet van beide filters tegelijk de u−bout. Als u beide u−bouten gelijktijdig verwijdert, komt de nakoeler onder overmatige spanning te staan.
NAAR DE NAKOELER VANAF DE FILTERS
KENNISGEVING: Niet gebruiken bij temperaturen lager dan 2°C (35°F), behalve als de IQ−optie voor lage omgevingstemperaturen is aangebracht.
standaard gebruik
ONDERHOUDSLU CHT
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
68
EXTRA’S ONDERHOUD
Filtervervanging.
Dagelijks onderhoud:
S Verwijder alle bedrading en slangen aangesloten op de drainagepunten aan de onderkant van de filterbehuizingen. Inspecteer de fittingen en slangen op verstoppingen. Reinig indien nodig.
Controleer bij volle belasting (maximale levering van compressielucht) of de filterrestrictie−indicators van het IQ−systeem geen overmatige restrictie aangeven.
S Draai de behuizing los met behulp van een kettingsleutel of dergelijk gereedschap. De behuizing moet na het losdraaien verder met de hand worden verwijderd, waarbij u op moet passen dat u de behuizing niet op de vloerplaat laat vallen.
Restrictie−indicators voor primaire en secundaire filters bevinden zich op de filterkoppen. Achter de filtermontagebeugel kan een automatische restrictie−indicator worden aangebracht die de compressor automatisch af laat slaan als de restrictie aanbevolen waarden overschrijdt.
S Laat de behuizing op de vloerplaat zakken. Verwijder en vervang het filterelement, waarbij u zorg draagt niet de buitenste laag te beschadigen.
Wekelijks onderhoud: S Controleer of de pijpen vanaf de waterscheider en filters naar het uitlaatsysteem niet verstopt zitten.
S Breng een kleine hoeveelheid vaseline of een ander niet−synthetisch vet aan op de O−ring van het element om het monteren in de filterkop te vergemakkelijken.
Jaarlijks onderhoud:
S Installeer de behuizing weer, maar draai hem niet te strak aan.
Het normale onderhoudsinterval voor de primaire en secundaire IQ−systeemfilters is één jaar, of eerder als de druk te ver terugloopt.
S Herhaal de bovenstaande procedure voor het andere filterelement.
Restrictie−indicators voor de filters zijn op de filterkoppen gemonteerd. Achter de filters kan een automatische restrictie−indicator worden aangebracht die de compressor automatisch af laat slaan als de restrictie aanbevolen waarden overschrijdt.
S Sluit alle bedrading en slangen naar de drainagepunten aan de onderkant van de filterbehuizingen weer aan.
69
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
ALGEMEEN
De onderdeelbeschrijvingen volgen de ‘naam eerst’−methode, d.w.z. dat de naam of handelsnaam van het artikel altijd het eerste onderdeel van de beschrijving vormt. De naam wordt meestal gevolgd door een nadere bepaling van één woord. De nadere bepaling wordt soms gevolgd door woorden of afkorting zoals bovenste, onderste, binnenste, buitenste, voorste, achterste, rechts, links enz., indien dat nodig is.
Deze publicatie, die een onderdelenlijst met illustraties bevat, is bedoeld als hulpmiddel bij het vinden van de onderdelen die nodig kunnen zijn bij het onderhoud van de machine. Alle compressoronderdelen genoemd in de onderdelenlijst worden met dezelfde nauwkeurigheid gefabriceerd als de oorspronkelijke apparatuur. Sta voor de beste bescherming altijd op het gebruik van originele onderdelen van Doosan.
Als er verwezen wordt naar de achterkant, de voorkant of een van de zijkanten van de machine, beschouw dan altijd het uiteinde met de trekstang als de voorkant. De rechter− en linkerkant zijn die kanten wanneer u vanaf de achterkant van de machine richting de trekstang (voorkant) kijkt.
KENNISGEVING Doosan kan geen aansprakelijkheid aanvaarden voor letsel of schade die het directe gevolg is van het gebruik van niet−goedgekeurde reparatie−onderdelen. Onderhoudsfaciliteiten en onderdelen van Doosan Infracore zijn overal ter wereld beschikbaar. Er zijn bevoegde distributeurs of verkoopfilialen in de belangrijkste steden van vele landen.
VERBINDINGSMATERIAAL− BEVESTIGINGEN Er is zijn zowel SAE/inch als ISO/metrische verbindingsmateriaal bevestigingen gebruikt bij het ontwerp en de constructie van deze machines. Bij het uit elkaar halen en in elkaar zetten van onderdelen moet de uiterste voorzichtigheid betracht worden om het beschadigen van schroefdraden door het gebruik van het verkeerde verbindingsmateriaal te voorkomen. Voor een juiste toepassing en het vinden van de juiste vervangingsonderdelen wordt van al het standaardverbindingsmateriaal het onderdeelnummer, de maat en een omschrijving gegeven. Dit stelt de klant in staat om het verbindingsmateriaal ter plekke aan te schaffen, zodat hij het niet bij de fabriek hoeft te bestellen. Deze onderdelen zijn opgenomen in tabellen, te vinden na de onderdelenillustraties. Een verbindingsstuk waarvan niet zowel het onderdeelnummer en de maat genoemd is, is een speciaal gefabriceerd onderdeel dat moet worden besteld op onderdeelnummer om het juiste vervangingsonderdeel te verkrijgen.
Het kan dat speciale te bestellen onderdelen niet zijn opgenomen in de handleiding. Neem contact op met het Parts Department van Doosan onder vermelding van het serienummer van de machine voor hulp met deze speciale onderdelen.
BESCHRIJVING In de geïllustreerde onderdelenlijst staan de verschillende constructies, sub−constructies en gedetailleerde onderdelen waar deze specifieke machine uit bestaat. De standaardmodellen en de populairste extra opties worden zo behandeld. In een reeks illustraties wordt elk onderdeel afzonderlijk afgebeeld, en ook zijn plaats ten opzichte van de andere onderdelen van de constructie. Het onderdeelnummer, de beschrijving van het onderdeel en het aantal onderdelen dat benodigd is, zijn aangegeven op elke afbeelding of op de aangrenzende pagina. De aangegeven hoeveelheid is het aantal onderdelen dat gebruikt wordt in één constructie, en hoeft niet hetzelfde te zijn als het totale aantal onderdelen in de machine. Als er geen hoeveelheid is aangegeven, moet u er van uitgaan dat de hoeveelheid één is.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
MARKERINGEN EN STICKERS
KENNISGEVING
70
HET GEBRUIK VAN DE ONDERDELENLIJST
Niet over veiligheidswaarschuwingen en instructieve stickers heen lakken. Als veiligheidswaarschuwingsstickers onleesbaar worden, bestel dan onmiddellijk nieuwe bij de fabriek. Onderdeelnummers van individuele stickers en de plaatsen waar zij worden aangebracht staan opgesomd in de Onderdelenlijst. Ze blijven verkrijgbaar zo lang een bepaald model nog in productie is. Daarna blijven onderhoudssets van stickers voor de buitenkant van de machine en veiligheidswaarschuwingsstickers met betrekking tot nog in productie zijnde machines verkrijgbaar. Neem contact op met de Product Support Group in Mocksville voor informatie over uw benodigdheden en de verkrijgbaarheid ervan.
71
a.
Sla de onderdelenlijst open.
b.
Zoek het gebied of het systeem van de compressor op waar het gewenste onderdeel in voorkomt en zoek het paginanummer van de illustratie op.
c.
Zoek op het oog het gewenste onderdeel op in de illustratie en noteer het onderdeelnummer en de beschrijving.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
HOE U BESTELLINGEN DOET
Belasting: Belastingen of andere overheidsheffingen die nu of in de toekomst worden geheven op de productie, de verkoop, het gebruik of de verzending van bestelde of verkochte materialen en apparatuur zijn niet inbegrepen in de prijzen van de Company en zullen aan de koper worden berekend en door de koper worden betaald.
Het naar wens afhandelen van een bestelling van onderdelen door een koper is sterk afhankelijk van het juiste gebruik van alle beschikbare gegevens. Als u uw dichtstbijzijnde verkoopfiliaal, onafhankelijke verkoper of geautoriseerde leverancier voorziet van alle gegevens, stelt u hem in staat om uw bestelling correct uit te
Bezorgingstermijnen worden verlengd wegens vertragingen als gevolg van overmacht als gevolg van natuurgebeuren, handelingen gepleegd door de koper, overheidshandelen, brand, overstromingen, stakingen, oproer, oorlog, embargo’s, schaarste aan transportmogelijkheden, vertraging of verzaken door de verkopers van de Company, en alle andere oorzaken die redelijkerwijze buiten de macht van de Company vallen.
Volg ter voorkoming van alle vermijdbare vergissingen de onderstaande aanwijzingen bij het bestellen van vervangingsonderdelen: a.
Vermeld altijd het modelnummer van de machine, zoals aangegeven op de algemene gegevenssticker die op de machine is aangebracht.
b.
Vermeld altijd het serienummer van de machine. DIT IS BELANGRIJK. Het serienummer van de machine is in een plaatje gestanst dat op de machine is bevestigd. (Het serienummer van de machine is ook permanent in het metaal van de zijrail van het frame gestanst.)
c.
Vermeld altijd het publicatienummer van de onderdelenlijst.
d.
Vermeld altijd onderdelen.
e.
Vermeld altijd het onderdeelnummer en de beschrijving van het onderdeel zoals vermeld op de illustratie in de onderdelenlijst.
het
aantal
Indien de koper bijzondere verzendingsopdrachten geeft, zoals het exclusieve gebruik van verzendingsfaciliteiten, waaronder luchttransport als een prijsopgave voor gewoon transport gedaan is en voordat de wijziging op de leveringsopdracht door de Company kan zijn ontvangen, dan komen de extra kosten voor rekening van de koper. Garantie: De Company garandeert dat de onderdelen door haar gefabriceerd zullen voldoen aan de specificaties en vrij zullen zijn van defecten in materiaal en vervaardiging. De aansprakelijkheid van de Company is onder deze voorwaarden beperkt tot de reparatie of vervanging van onderdelen die ten tijde van de verzending defect waren, onder de voorwaarde dat de koper de Company op de hoogte dient te stellen van het defect zodra hij het ontdekt, en in geen geval later dan drie (3) maanden na de verzendingsdatum van het onderdeel door de Company. De enige uitzondering op de voorgaande bepaling is de uitgebreide garantie met betrekking tot het speciale schroefblok−vervangingsprogramma.
benodigde
In het geval dat u onderdelen voor inspectie of reparatie retourneert aan uw dichtstbijzijnde verkoopfiliaal, een autonome verkoper of een geautoriseerde leverancier, is het van groot belang om het serienummer van de machine waar de onderdelen uit verwijderd zijn te vermelden.
ALGEMENE VOORWAARDEN BIJ HET BESTELLEN VAN ONDERDELEN
Reparaties en vervangingen worden door de Company uitgevoerd op de plaats van verzending (franco aan boord). De Company is niet aansprakelijk voor de kosten van transport, verwijdering en installatie.
Aanvaarding: Aanvaarding van een aanbod is nadrukkelijk beperkt tot de precieze bepalingen in dit schrijven. In het geval dat een bestelformu Doosan per wordt gebruikt voor het aanvaarden van een aanbod, geldt uitdrukkelijk en wordt uitdrukkelijk overeengekomen dat de algemene voorwaarden vermeld op dat bestelformulier slechts dan van toepassing zijn als Doosan Company (“de Company”) daar uitdrukkelijk schriftelijk mee heeft ingestemd. De Company is niet gehouden aan aanvullende of in tegenspraak zijnde bepalingen, behalve als zij daar uitdrukkelijk schriftelijk mee heeft ingestemd.
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Garanties die gelden voor materiaal en apparatuur geleverd door de Company maar geheel zijn vervaardigd door derden, zijn beperkt tot de garanties die door de fabrikant aan de Company worden gegeven, in zoverre als die garanties overdraagbaar zijn aan de koper.
72
SCHROEFBLOK− VERVANGINGSPROGRAMMA
Levering. Leveringstermijnen zijn bij benadering. De Company zal zich naar beste kunnen inspannen om te verzenden binnen de gespecificeerde termijnen; de Company is echter niet aansprakelijk voor vertragingen in of niet doorgaan van de geschatte leverings− of verzendingstermijn van materiaal en apparatuur of voor schade als gevolg hiervan geleden.
Doosan biedt een schroefblok− vervangingsprogramma aan ten behoeve van de gebruikers van mobiele compressors. In het schroefblok−vervangingsprogramma wordt de inruilprijs bepaald door de ouderdom en de toestand van het schroefblok.
De Company geeft voor het overige geen enkele garantie en maakt geen enkele claim, uitdrukkelijk dan wel impliciet, behalve die van overdracht van het eigendom, en alle impliciete garanties, waaronder een garantie van verkoopbaarheid of geschiktheid voor een bepaald doel, worden hierbij afgewezen.
Uw dichtstbijzijnde verkoopfiliaal, autonome verkoper of geautoriseerde leverancier moet eerst contact opnemen met het Parts Service Department van de fabriek waar uw mobiele luchtcompressor vervaardigd is voor een schroefblok−vervangingsnummer. Het schroefblok moet worden gelabeld met dit toegewezen nummer en gefrankeerd naar de fabriek worden gezonden. Het schroefblok moet intact zijn, zonder missende onderdelen, anders kan de vervangingsovereenkomst geannuleerd worden. De garantie op een vervangingsschroefblok of een door de fabriek gereviseerd schroefblok is 365 dagen. Schroefblokken die in verband met een GARANTIECLAIM naar de fabriek worden geretourneerd moeten door de Customer Service Department verwerkt worden. Bij retournering zonder een bijgaand Warranty MRR (materiaalretourneringsverzoek) Number wordt de garantieclaim niet in behandeling genomen.
Beperking van aansprakelijkheid: Het verhaal van de koper is beperkt tot wat in dit document genoemd is, en de totale aansprakelijkheid van de Company met betrekking tot deze levering, of die nu gebaseerd is op verbintenissenrecht, garanties, nalatigheid, schadevergoeding, risico− aansprakelijkheid of een andere grond, is beperkt tot de koopprijs van het onderdeel waarop die aansprakelijkheid gebaseerd is. De Company is in geen geval aansprakelijk tegenover de koper, rechtsopvolger of enige andere vruchtgebruiker van deze levering voor een vergoeding wegens gevolg−, bijkomende, indirecte of bijzondere schade of een door de civiele rechter wegens ernstige schuld opgelegde vergoeding die het gevolg is van deze leveringsopdracht of een inbreuk daarop, of als gevolg van een defect in of haperen of niet functioneren van de hieronder genoemde onderdelen, of de eis tot schadevergoeding nu gebaseerd is op genotsderving, verlies van winst of omzet, rente, verlies van goodwill, werkonderbreking, beschadiging van andere zaken, verlies als gevolg van onderbroken of afgebroken functioneren, verhoogde bedrijfskosten of op claims door klanten van de koper vanwege niet−geleverde diensten, of dat verlies of die schade nu wel of niet zijn grond vindt in het verbintenissenrecht, garantierecht, nalatigheid, schadevergoedingsrecht, risico−aansprakelijkheid of iets anders.
73
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
Neem voor onderdelen, service en informatie met betrekking tot uw plaatselijke leverancier in de V.S., Zuid−Amerika of Azië en de Pacific contact op met: Vestiging: Doosan International USA, Inc
Fax:
1293 Glenway Drive
336–751–4325 (Latijns−Amerika)
Statesville
336–751–4325 (Azië/Pacifisch gebied)
336–751–1579 (VS & Canada)
North Carolina 28625−9218
Telefoon: 800–633–5206 (VS & Canada) 305–222–0835 (Latijns−Amerika) 65–860–6863 (Azië/Pacifisch gebied)
Openingstijden: maandag – vrijdag 8.00 uur tot 17.30 uur (EST) Neem voor informatie over het bestellen van onderdelen of over uw plaatselijke leverancier (Europa, Midden−Oosten, Afrika) contact op met:
Vestiging: Doosan Portable Power EMEA Aftermarket ESA Dréve Richelle 167 B−1410 Waterloo, Belgium Telefoon: Fax:
+32 (2) 404 0811
+32 (2) 371 6915
Neem voor informatie over service contact op met −
[email protected]
Neem voor informatie over onderdelen contact op met −
[email protected]
Kantooruren: maandag − vrijdag 8.30 uur tot 17.15 uur (GMT)
7/120 (P425WIR), 9/110 (XP375WIR), 10/105 (HP375WIR), 14/85 (VHP300WIR), 7/170 (P600WIR), 10/125 (HP450WIR), 14/115 (VHP400WIR)
74