Treinen door Hugo Klein Haneveld
Inleiding Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik modeltreinen heb en ik hou van treinen. Ik wist al veel over treinen maar ik wil er nog meer over weten. Ik vind het zeker een leuk onderwerp om over te vertellen.
Inhoud 1. Geschiedenis 2. Soorten treinen 3. Personeel 4. Spoorwegstations en seinhuisjes 5. Grote treinongelukken 6. Modeltreinen 7. Nawoord en bronvermelding
Geschiedenis Het idee van de spoorweg komt uit een steenkolenmijn. Men ontdekten dat met karretjes op rails spullen makkelijker te verplaatsen waren dan alles zelf op te tillen. Later kwam het idee om ook buiten de mijnen rails aan te leggen. De karren werden eerst door paarden getrokken. 200 jaar geleden, in 1800, begon men stoomlocomotieven te bouwen om de karren te trekken. Daarna werden de locomotieven steeds meer verbeterd. Op 20 september 1839 werd de eerste spoorlijn in Nederland geopend, tussen Haarlem en Amsterdam. De spoorlijn was van de HSM, dat betekent Hollandsche Ijzeren SpoorwegMaatschappij. In het begin waren de mensen heel bang voor de trein. “ Dat enge vuurspuwende monster dat wel heel snel gaat”, zeiden ze. Mensen dachten ook dat de koeien zure melk gingen geven. In 1863 kwam er een nieuwe spoorwegmaatschappij die ook wilde profiteren (mee geld verdienen) van de groei van de spoorwegen. Dat werd de Staatsspoorwegen SS. In de loop van de jaren werden er veel (kleine) spoorwegbedrijven opgestart. Soms hadden ze maar 1 kort spoorlijntje. Soms waren ze groter zoals de NCS Nederlandsche Centrale Spoorwegmaatschappij, die had een baan van Utrecht via Amersfoort naar Kampen. Vanaf 1917 gingen alle maatschappijen samenwerken. In 1938 werd het de NS, de Nederlandse Spoorwegen. Na de stoomtreinen kwamen er anderen treinen zoals dieseltreinen, nog later kwamen er hsl treinen (hoge snelheidlijn). En in de toekomst rijden ze misschien met behulp van magneten in de rail, en bereiken een snelheid van 500km per uur.
Soorten treinen Stoomtreinen De eerste treinen waren stoomtreinen. Stoom ontstaat door water te laten koken. Als er stoom is kun je iets wegdrukken. Bijvoorbeeld als je aan het koken bent en je zet de deksel helemaal over de pan dan gaat de deksel klepperen. Dat komt door de stoom, de stoom tilt de deksel op. Als je nou een keer de deksel op de pan drukt met kokend water, de deksel mag niet van de pan, en dan opeens laat je de deksel los dan zou hij de lucht in schieten. Dat komt omdat er in de pan een grote druk ontstaat. Zo gebeurt dat ook met de wielen van de trein. Aan de wielen van de trein zitten stangen. In de kachel van de trein wordt stoom gemaakt met water en vuur. De stoom in de trein komt met hoge druk tegen de stangen, die stangen heten drijvers. De drijvers worden daardoor in beweging gezet en de wielen ook. Het water is nodig om de stoom te maken. Meestal wordt het vuur met kollen gemaakt. Soms ook met olie. Het lijkt allemaal makkelijk maar er zitten ook nadelen aan. Het kost heel veel water en stoom en je moet het onder weg steeds bijvullen. En je moet al een halve dag van te voren beginnen met het stoken van het vuur. Door een aparte tender, het bakje waar de kolen in zitten achter de locomotief, kan de trein niet zo snel achteruit als vooruit. En als de trein aan het einde van de rail is moet er ook een manier uitgevonden worden om de trein om te draaien. Dat gebeurt op een ronde draaischijf met rail er op. Dieseltreinen In Duitsland werd er een tijdje later een hele handige trein door meneer Diesel uit gevonden. Deze rijdt op olie in plaats van stoom. De nadelen die de stoomtrein had heeft deze niet. Je hoeft hem niet een halve dag van te voren aan te zetten en je hoeft ook maar een keer per dag te tanken, meer niet. En de trein reed ook een stuk sneller. Hij had een sterkere motor. En hij hoeft ook niet op een draaischijf met rail. Hij gaat net zo snel achter als vooruit. We kennen nu nog meer dingen die op diesel rijden, zoals auto's en motoren. Dieselolie is trouwens ook vernoemd naar meneer Diesel. Het nadeel aan dieseltreinen is wel dat het veel lawaai maakt. En er komt vieze rook van af. Behalve over dieseltreinen begon men ook over treinen op elektriciteit na te denken. Elektrische treinen Op spoorlijnen waar veel treinen rijden is het goedkoper (en schoner) om de treinen op stroom te laten rijden. Je hebt geen verlengsnoer nodig omdat er kabels in de lucht hangen. Dit is de boevenleiding. Daar wordt de stroom doorheen geleidt. Om het stroom uit de bovenleiding te halen heeft een elektrische trein een soort beugel op het dak dat tegen de bovenleiding aan zit. Die beugel heet stroomafnemer of pantograaf. De eerste stroomtrein reed in 1908. Dat is 101 jaar geleden. Na de tweede wereldoorlog moest een groot deel van Nederland opnieuw opgebouwd worden. NS bedacht toen om alle stoomtreinen weg te doen en in de plaats daar van meer elektrische treinen te nemen.
Personeel De machinist zorgt er voor dat de trein rijdt. Dat moet hij precies op de tijd doen die de dienstregeling aan geeft. De dienstregeling zorgt ervoor dat je weet hoe laat je moet vertrekken. En hoe laat je trein aankomt. En hij geeft aan de machinist aan wanneer hij moet stoppen en weer gaan rijden. In zijn cabine moet hij verder de seintjes en lampjes goed in de gaten houden. De machinist moet ook een bepaalde snelheid aanhouden. Hij mag niet te hard of te zacht want dan zou hij kunnen botsen met anderen treinen. De machinist hoeft met de besturing geen rekening te houden. Hij word door de rails de goede kant opgestuurd. De machinist mag geen fouten maken. Maar als hij nou ineens flauwvalt bijvoorbeeld. Maar daar is rekening mee gehouden. De machinist moet de hele tijd een knop in gedrukt houden, de dodemans knop. Als hij die dan loslaat, in dit geval omdat ie flauw valt, dan remt de trein automatisch tot ie stil staat. De trein mag niet eerder van het station vertrekken dan dat de conducteur fluit. En met zijn armen maakt hij soms ook nog een zwaaiend gebaar. Zo weten de mensen dat de trein vertrekt. Als de trein dan rijdt dan controleert de conducteur iedereen zijn kaartjes. Als het kaartje niet meer geldig is zit er een gaatje in, dat gaatje maakt de conducteur namelijk na het controleren. Dat doet ie zodat een anderen conducteur kan zien dat het kaartje al gebruikt is. De conducteur geeft ook informatie aan reizigers die een vraag hebben over de route die ze afleggen. Als je conducteur wilt worden moet je veel testen doen om te kijken of je voor conducteur wel geschikt bent. Ben je geschikt dan krijg je een speciale opleiding.
Er werken ook veel mensen bij de NS die op het station staan. De mensen die de treinen aan elkaar koppelen, of weer los koppelen heten rangeerders. Ze hebben vesten of jassen aan die goed opvallen met vellen kleuren, en ze dragen een helm op hun hoofd. De perronopzichter moet er voor zorgen dat het treinverkeer op het perron goed aankomt. Hij staat steeds in verbinding met de machinisten en conducteurs. Je kunt hem aan de rode pet herkennen. Verder werken er mensen op de spoorwegverkeerscentra en in het stationsgebouw.
Spoorwegstations en seinhuisjes Toen de trein er net was en steeds meer passagiers met de trein gingen reizen, hadden ze een plek nodig om op de trein te wachten. Bovendien hadden ze niet alleen een een dak boven het hoofd nodig, maar ook een opstapje om makkelijker in de trein te kunnen stappen. De treindeur zat namelijk best hoog. daarom werd er in 1835 in het Duitse plaatsje Nürnberg het eerste station gebouwd. Het station was van hout en de vloer was verhoogt om makkelijker in de trein te komen. Het was werelds eerste station. Het eerste echte grote station werd een paar jaar later gebouwd. Dat van Euston in Londen. In de loop van de 19 eeuw werden de stations almaar grotere en mooiere bouwwerken van staal en glas. Spoorwegmaatschappijen namen de beste architecten en ingenieurs in dienst voor het ontwerpen van hun station. De grootste stations werden stoomtempels genoemd. Met het groeiende aantal spoorlijnen werd het belangrijk dat het verkeer op de een of anderen manier geregeld werd. Want er gebeurde steeds meer ongelukken. Spoorlijnen werden in blokken opgesplitst. En ieder blok werd gecontroleerd in een seinhuisje. Daar werd gecontroleerd of er op dat stuk rails maar een trein reed en treinen dus niet konen botsen. Met behulp van een soort stoplichten, seinen genaamd, werden machinisten gewaarschuwd. Die seinen werden vanuit het seinhuisje bedient. Op deze manier bediende ze ook de wissels. Nu hebben we moderne computers voor het bedienen van de seinen en de wissels. De schermen laten alle plekken van de seinen en wissels zien.
Treinongelukken Op 8 Januari 1962, een maandag ochtend, gebeurde er een treinongeluk. Er botste een sneltrein op een stoptrein (stoptrein is een trein die bij elke halte stopt). Door de mist had de sneltrein de stoptrein niet zien aankomen, en waren ze tegen elkaar gebotst. De sneltrein kreeg door dat hij moest remmen maar hij negeerde het signaal. Toen de sneltrein de stoptrein zag aankomen was het te laat. Hij heeft het wel geprobeerd, maar kon niet op tijd stoppen. Iemand die in de trein zat vertelde dat hij net met zijn vrouw door de trein liep, toen hij ineens een harde schok voelde. Hij werd onder een bank geslingerd, en het was opeens heel stil. Daarna hoorde hij een heel erg gekraak van alle kanten. Een ander iemand die in de trein zat heeft ooit aan iemand verteld dat hij opeens door elkaar werd gehuseld en toen die om zich heen keek zag hij niks anders dan doden en gewonden. Van alle kanten kwam wat aan. Artsen, ziekenauto's politieauto's en ook brandweerautos. Bij dit ongeluk zijn 91 mensen om het leven gekomen en 2 machinisten. Het was het grootste treinongeluk in Nederland ooit.
In andere landen komen ook treinongelukken voor. Vorige maand nog in Rusland. In Rusland zijn bij een ontsporing van een trein 39 mensen om het leven gekomen en 95 gewond geraakt. Er worden nog 18 mensen vermist. Een trein was onderweg van Moskou naar Sint-Petersburg toen drie of vier karretjes van de rail raakte. De overheid houden er rekening mee dat de trein is ontspoord door een aanslag. Er zijn berichten dat er naast het spoor bomkraters zijn ontdekt.
Modeltreinen Sommigen mensen hebben een modelbaan, dat is een landschap met miniatuur treintjes die kunnen rijden. Ik heb ook zo'n baan. Modelbanen zijn net zo oud als de spoorwegen zelf. Mensen van alle leeftijden sparen modeltreinen. Er zijn speciale winkels voor modeltreinen. Daar verkopen ze niet alleen treinen, maar ook huisjes voor het landschap. De eerste modeltreintjes kwamen uit Engeland. Aan het begin van de 19e eeuw werden daar al modellen van stoomlocomotieven gebruikt. Eerst reden de modeltreinen op stoom maar nu op stroom. Stoommodelen zijn nog wel te koop. Die zijn heel duur. Wel drieduizend euro. Die mag ik niet van mijn vader, want dan smelt het behang eraf. Er zijn verschillende fabrikanten van modeltreinen. De grootste is Märklin. Mijn trein is ook van Märklin. Mijn baan is van het type Märklin HO. Je hebt ook ander types zoals Märklin Trix, Märklin mini Triks en Flijschmann en natuurlijk nog veel meer. Mensen die modeltreinen sparen maken vaak hele mooi landschappen waar die treinen doorheen rijden. Met bergen en gras en wegen en bomen en auto's en miniatuur mensen en verkeersborden. Ik ben ook zo'n landschap aan het maken. Met Sinterklaas heb ik een weg gekregen, auto's en bomen. Ik had al een aantal huisjes.
Dit is mijn eigen baan op mijn kamer.
Bronvermelding http://home.wanadoo.nl/alexvanwell/modeltreinen.htm Uit informatie boekjes. Wikipedia En Google.
Begrippenlijst Profiteren = mee geld verdienen tender
= Het bakje achter een stoom trein waar kolen in zitten.
Nawoord Ik heb veel geleerd over treinen. Ik vond het leuk om er over te schrijven.
Hugo Klein Haneveld – december 2009 – groep 8