Additionele beoordeling Master Accounting and Finance Master Business Processes and ICT Master Strategy and Organization Master Supply Chain Management Master Public Management and Policy, Open Universiteit Nederland
Dit rapport sluit aan op het rapport van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004.
September 2006 QANU (Quality Assurance Netherlands Universities) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA UTRECHT T 030-2303100 F 030-2303129 E
[email protected] I www.qanu.nl
Masteropleidingen OUNL
2
Inhoud Inleiding 1. Doelstellingen van de opleidingen ..................................................................... 8 F1. Domeinspecifieke eisen…………………………………………...…………….8 F2. Niveau ....................................................................................................... 11 F3. Oriëntatie................................................................................................... 15 2. Programma’s ...................................................................................................... 16 F4. Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs ............................... 16 F5. Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de programma’s ........ 20 F6. Samenhang programma's………………………… ………………………….20 F7. Studielast................................................................................................... 21 F8. Instroom .................................................................................................... 22 F9. Omvang van de programma’s ................................................................... 23 F10. Afstemming tussen vormgeving en inhoud................................................ 23 F11. Toetsing en beoordeling............................................................................ 25 3. Inzet van personeel............................................................................................ 26 F12. Eisen wetenschappelijk onderwijs ............................................................. 26 F13. Kwantiteit personeel .................................................................................. 27 F14. Kwaliteit personeel .................................................................................... 28 4. Voorzieningen .................................................................................................... 28 F15. Materiële voorzieningen ............................................................................ 28 F16. Studiebegeleiding...................................................................................... 29 5. Interne kwaliteitszorg ........................................................................................ 29 F17. Evaluatie van resultaten ............................................................................ 29 F18. Maatregelen tot verbetering ...................................................................... 32 F19. Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld .................................. 35 6. Resultaten........................................................................................................... 36 F20. Gerealiseerd niveau .................................................................................. 36 F21. Onderwijsrendement ................................................................................. 37 Bijlagen Bijlage 1 Curricula vitae van de voorzitter en de leden van de commissie Bijlage 2 Beschrijving volgens de Dublin Descriptoren
Masteropleidingen OUNL
3
Masteropleidingen OUNL
4
De masteropleidingen Accounting and Finance, Business Processes and ICT, Strategy and Organization, Supply Chain Management, Public Management and Policy aan de Open Universiteit Nederland. Inleiding
Opleidingen a) Namen en CROHO-nummers
Accounting and Finance (CROHO-nummer 60090) Business Processes and ICT (CROHO-nummer 60091) Strategy and Organization (CROHO-nummer 60092) Supply Chain Management (CROHO-nummer 60093) Public Management and Policy (CROHO-nummer 60094) b) Graad MSc c) Varianten De opleidingen zijn deeltijdse programma’s in de vorm van afstandsonderwijs. d) Organisatorische inbedding in de universiteit De opleidingen worden aangeboden door de Faculteit Managementwetenschappen van de Open Universiteit Nederland. e) Vorige visitatierapporten Rapporten van de VSNU-visitatiecommissie Economie van juni 2003, van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004 en van de QANU-commissie Public Administration van september 2005. f)
Start opleidingen 2002 - 2003
Masteropleidingen OUNL
5
Commissie Samenstelling De commissie additionele beoordeling ten behoeve van de accreditering van de bachelor- en masteropleidingen Bedrijfswetenschappen bestaat uit de volgende personen: • Prof. drs. J.B.M. Edelman Bos, emeritus hoogleraar Faculteit Bedrijfskunde en Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam, voorzitter • Drs. C. de Snoo, promovendus aan de RU Groningen • Prof. dr. ir. C .A. Takkenberg, emeritus hoogleraar Faculteit Economische Wetenschappen Universiteit van Tilburg • Prof. dr. R. Vandenberghe, emeritus hoogleraar Onderwijskunde KU Leuven Secretaris van de commissie is J.W.M. Meijer, medewerker bureau QANU. Voor de cv’s van de commissieleden zij verwezen naar bijlage 1. Voorzitter, leden en secretaris hebben de QANU-onafhankelijkheidsverklaring getekend. Taak De commissie heeft tot taak om krachtens de tussen de NVAO en de VSNU overeengekomen Overgangsregeling bekostigd wetenschappelijk onderwijs (2003) en de daarop gebaseerde Richtlijnen vervroegde accrediteringsaanvraag een totaaloordeel over de opleidingen te geven, alsmede een afzonderlijk oordeel over doelstellingen, programma en interne kwaliteitszorg en een afzonderlijk oordeel over inzet personeel, voorzieningen en te verwachten resultaten. Werkwijze De commissie heeft als bronnen gebruikt de in 2002 aangeleverde zelfstudie van de Faculteit der Managementwetenschappen van de OUNL, de rapporten van de visitatiecommissies Economie van juni 2003, Bedrijfswetenschappen van november 2004, en Public Administration van september 2005. Zij nam voorts kennis van additionele informatie (Zelfevaluatierapport met bijlagen) die in december 2005 is aangeboden. Daarnaast heeft zij nog extra informatie opgevraagd en ontvangen. Deze informatie is eveneens in het onderhavige rapport verwerkt. De commissie heeft op 22 mei 2006 de Open Universiteit bezocht en zich laten voorlichten over de veranderingen die gaan plaatsvinden. Tevens heeft zij toen met verschillende delegaties van de faculteit gesproken.
De commissie heeft zowel in het gesprek met de delegatie als in contact met de facultaire coördinator van de visitatie zich ervan vergewist dat de additionele informatie de stand van zaken correct weergeeft. In de onder elk facet opgenomen paragraaf “Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie” geeft de commissie letterlijk de tekst weer uit de additionele informatie. De letterlijk overgenomen teksten zijn grafisch (door het gebruik van een kleinere letter) herkenbaar. Daarbij zijn verwijzingen naar bijlagen en dergelijke weggelaten. Ook de nagekomen gegevens worden letterlijk weergegeven, tenzij anders vermeld.
Masteropleidingen OUNL
6
De commissie hanteert de naam die de faculteit zelf voor de opleidingen gebruikt. Zij gebruikt het woord “eindkwalificaties” ook waar de betrokken opleidingen spreken van “eindtermen”, behalve in de letterlijke overgenomen teksten. Het domeinspecifiek referentiekader: de commissie heeft als uitgangspunt bij de beoordeling het disciplineprotocol Onderwijsvisitatie Bedrijfswetenschappen gehanteerd, zoals dat is opgenomen als Bijlage 4 in het visitatierapport van november 2004, en met name de volgende passage: “Bedrijfswetenschappen zijn gericht op het bedrijf in zijn omgeving, de bedrijfsprocessen en het management daarvan in hun onderlinge samenhang. Bedrijfswetenschappen onderscheidt zich van disciplinair gefundeerde opleidingen als economie of sociologie doordat zij systematisch streeft naar een interdisciplinaire opzet van het opleidingsprogramma. Bedrijfskundige opleidingsprogramma’s zijn in het algemeen gebouwd op een viertal kennispijlers; de economische, de gedragswetenschappelijke, de technologische en de institutionele kennispijler. Daarnaast worden opleidingsprogramma’s gekenmerkt door een specifiek samenhangend karakter gericht op de toepassing van wetenschappelijke inzichten en vaardigheden op professioneel relevante vraagstukken.” Overeenkomstig de afspraken die zijn gemaakt door de voorzitters van de betrokken visitatiecommissies, na overleg met het bestuur van QANU en met instemming van de NVAO, worden de facetten bij alle opleidingen die betrokken zijn bij een additionele beoordeling, beoordeeld met een tweepuntsschaal: voldoende/ onvoldoende. De commissie heeft op verzoek van de OUNL de masteropleidingen Accounting and Finance, Business Processes and ICT, Strategy and Organization, Supply Chain Management en Public Management and Policy beoordeeld omdat voorzien is deze opleidingen samen te voegen tot één opleiding: master in management, met specialisaties. De tekst betreffende de onderwerpen 3. Inzet personeel, 4. Voorzieningen, 5. Interne kwaliteitszorg en 6. Resultaten (de facetten 12 t/m 21) heeft betrekking op alle betrokken opleidingen en is voor het bachelorrapport en het rapport waarin de masteropleidingen worden beschreven gelijkluidend.
Masteropleidingen OUNL
7
1. Doelstellingen van de opleidingen
F1.
Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Algemeen De afgestudeerde aan een van de msc-opleidingen van de faculteit Management-wetenschappen is een academicus die een zelfstandige bijdrage kan leveren aan diagnose, ontwerp, verandering, functioneren, evalueren, besturen en beheren van organisaties in het private en publieke domein. Deze bijdrage is gebaseerd op kennis van de ‘state of the art’ van de managementwetenschappen en het vermogen zelf wetenschappelijk onderzoek te verrichten. Competenties Alle masteropleidingen van de faculteit Managementwetenschappen streven naar de ontwikkeling van de volgende twee competenties. Studenten hebben deze nodig voor een adequate beroepsbeoefening op academisch niveau op een specifiek managementgebied binnen private en publieke organisaties: 1. onderzoek wetenschappelijk denk- en werkniveau, onder meer tot uitdrukking komend in het formuleren en met behulp van geschikte onderzoeksmethodieken oplossen van een verantwoorde probleemstelling op het gebied van de managementwetenschappen 2. ontwerp analytisch en ontwikkelingsgericht denken, onder meer tot uitdrukking komend in het vermogen tot definiëren en analyseren van reële managementproblemen, ontwerpen en (doen) invoeren van oplossingen, gebruikmakend van specifieke kennis op het gebied van de managementwetenschappen. Afgestudeerde managementwetenschappers beschikken over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden evenals een adequate wetenschappelijke attitude om voldoende zelfstandig op wetenschappelijk verantwoord niveau te functioneren. Wetenschappelijke legitimering Curriculumvergelijking wijst uit dat de opleidingen van de faculteit aansluiten bij gangbare opleidingen in binnen- en buitenland. Het niveau wordt onder andere geborgd door externe referenten te betrekken bij het ontwikkelen van het onderwijs. In de toekomst toetsen referentiegroepen geregeld of het curriculum aanpassingen behoeft als gevolg van ontwikkelingen in de wetenschap en de arbeidsmarkt. De faculteit Managementwetenschappen houdt bij de vormgeving van de masteropleidingen rekening met enkele bijzondere karakteristieken van de studentenpopulatie van de Open Universiteit in het algemeen en die van de eigen faculteit in het bijzonder: – afgestudeerd op hbo-niveau in een economisch-administratieve dan wel technische richting – vijf jaar werkervaring als specialist in een functioneel gebied dan wel in het lagere management – volgen de studie in deeltijd naast een gedeeltelijke of volledige werkkring – zijn bezig zich te verbreden naar werkzaamheden waarin integratie van functionele gebieden, het werken in projecten en het bijdragen aan veranderingen van de organisatie en de bedrijfsprocessen een toenemende rol spelen. Het didactische model dat bij deze uitgangspunten hoort is competentiegericht leren. Competenties en benchmarking zijn hieronder ook per masteropleiding weergegeven. 1. Accounting and Finance De opleiding Accounting and finance kent twee specialisaties: ‘Management accounting and control’ en ‘finance and investment’. Ten gevolge van het facultaire beleid om het onderwijsaanbod te concentreren op managementvraagstukken is de instroom van studenten in de laatstgenoemde specialisatie in 2004 stopgezet. Studenten kunnen afstuderen in deze specialisatie tot uiterlijk 1 januari 2008. Aangezien accreditatie een proces is dat gericht is op de toekomst gaat de faculteit in het navolgende uit van het programma van de specialisatie Management accounting and control. Competenties Masteropleidingen OUNL
8
De opleiding stelt studenten in staat de volgende analytische, methodische en inhoudelijke competenties te ontwikkelen op het gebied van verslaglegging en financieringsvraagstukken: 1 demonstreren van een wetenschappelijke grondhouding door het formuleren en met behulp van geschikte onderzoeksmethodieken oplossen van een verantwoorde probleemstelling op het gebied van accounting and finance. 2 definiëren en analyseren van reële bedrijfsproblemen, ontwerpen en (doen) invoeren van oplossingen, gebruikmakend van relevante kennis op bedrijfswetenschappelijk gebied. Van deze competenties zijn gedetailleerde uitwerkingen beschikbaar per vakgebied cq cursus en voor de scriptie. Benchmarking Ook andere Nederlandse universiteiten bieden programma’s aan die beogen kennis, inzicht en vaardigheden op het terrein van verslaggeving en financiering te ontwikkelen. Hierbij valt met name te denken aan de Universiteit Maastricht, de Universiteit van Tilburg, de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Katholieke Universiteit Nijmegen, de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. De meeste leden van de sectie Accounting and finance zijn bij een van deze universiteiten afgestudeerd en enkelen zijn er gepromoveerd. Enige sectieleden zijn jaren werkzaam geweest bij een of meer van de genoemde universiteiten. Er is dus de nodige kennis beschikbaar over de programma’s van deze universiteiten. Voor de benchmark zijn hieruit drie programma's op het gebied van Management accounting en control geselecteerd van universiteiten waarmee op persoonlijk niveau van de stafleden contacten bestaan. Uit de nationale en internationale vergelijking vallen enkele conclusies te trekken. Opvallend is dat de omvang van de scripties op enkele studiepunten na vrijwel overal gelijk is. De kernvakken van de opleiding Accounting and finance komen qua inhoud en studiebelasting ongeveer overeen met de benchmarkopleidingen. Opvallend is dat de RUG meer aandacht geeft aan niet-financiële managementvakken. 2. Business Processes and ICT Competenties De opleiding stelt studenten in staat de volgende analytische, methodische en inhoudelijke competenties te ontwikkelen op het gebied van bedrijfsprocessen en informatie- en communicatietechnologie: 1 demonstreren van een wetenschappelijke grondhouding door op verantwoorde wijze onderzoek te doen naar problemen en mogelijkheden op het gebied van bedrijfsprocessen en informatie- en communicatietechnologie. 2 ontwikkelen van onderbouwde voorstellen tot herontwerp van bedrijfsprocessen, procedures en ICT-ondersteuning, Uitgangspunt hierbij zijn de wisselwerking tussen (analyse en herontwerp van) bedrijfsprocessen en (analyse en ontwerp van) ICT-faciliteiten. Benchmarking De met BICT vergelijkbare Nederlandse opleidingen richten zich op het interdisciplinaire gebied tussen informatiesystemen en managementwetenschappen waarbij iedere opleiding op zich accenten legt die te verklaren zijn uit de disciplinaire achtergrond van de penvoerende faculteit en de eventueel deelnemende partners. Te zien is dat soms meer naar het ontwikkelen van informatiesystemen wordt gekeken en soms de aandacht meer aan de organisatiekant ligt. De oorspronkelijke constatering, gemaakt bij de opzet van dit programma, dat er ruimte is voor een opleiding op dit snijvlak van disciplines, lijkt hiermee bevestigd. De gemaakte keuze voor een procesfocus sluit aan bij vergelijkbare ontwikkelingen op het gebied van verwante disciplines (denk bijvoorbeeld aan kwaliteitsmanagement, operations management, supply chain management, e-business, business process engineering) en relevante technische ontwikkelingen (bijvoorbeeld, enterprise-informatiesystemen, enterprise-integratie, web services, workflowmanagement) waarbij steeds meer het bedrijfsproces centraal komt te staan. Deze keuze is daardoor nog steeds goed te verantwoorden. 3. Strategy and Organization Competenties De opleiding ‘Master of science in Strategy and organization’ stelt studenten in staat de volgende analytische, methodische en inhoudelijke competenties te ontwikkelen op het gebied van de integrale besturing en verandering van organisaties: 1 demonstreren van een wetenschappelijke grondhouding door het formuleren en met behulp van geschikte onderzoeksmethodieken oplossen van een verantwoorde probleemstelling op het gebied van strategievorming en organisatieverandering. 2 definiëren en analyseren van reële problemen op het gebied van strategie en organisatieverandering, ontwerpen en (doen) invoeren van oplossingen, gebruikmakend van relevante kennis op het gebied van de managementwetenschappen. Masteropleidingen OUNL
9
Benchmarking In deze masteropleiding staat de beïnvloeding en sturing van organisaties als geheel en van (deel-) processen centraal. Bij de opzet van het curriculum hebben andere vergelijkbare opleidingen in Nederland als voorbeeld gediend. Dat betreft concreet de deeltijdopleiding Bedrijfskunde van de EUR, de deeltijdopleiding Bedrijfswetenschappen van de Radboud Universiteit te Nijmegen, de opleiding Business Administration van de RUG en de Business-opleidingen van de VU en UVA. Al deze opleidingen zijn opgebouwd rond de trits strategie(ontwikkeling), organisatieontwerp en –sturing en organisatieverandering (c.q. innovatie). Ook in het buitenland bestaan opleidingen die opgebouwd zijn rond deze drieslag. Deze opleidingen worden aangeboden onder uiteenlopende namen zoals MA in Leadership and change, Msci in Change management, Msci in Organization development (zie bijvoorbeeld MacGill MBA, Canada en Cambridge Business School). 4. Supply Chain Management De masteropleiding Supply chain management bouwt voort op de afstudeervariant ‘Marketing & logistiek’ van de vroegere ongedeelde opleiding Bedrijfskunde. Deze opleiding ging uit van de gedachte dat afgestudeerden specialistische kennis moeten hebben van die bedrijfsfuncties die direct betrokken zijn bij het creëren van waarden voor klanten, zoals inkoop, productie, distributie, marketing en sales. Deze benadering legde echter te veel nadruk op functioneel denken en te weinig op de noodzakelijke integratie van bedrijfsfuncties. Thans is gekozen voor een supply chain-visie die zich niet alleen richt op de afstemming van interne processen, maar ook op samenwerking en coördinatie tussen externe partijen en dat alles met het oog op het creëren van klantenwaarden. Competenties De opleiding master of science in Supply chain management stelt studenten in staat de volgende analytische, methodische en inhoudelijke competenties te ontwikkelen op het gebied van de interne en externe relaties van organisaties: 1 demonstreren van een wetenschappelijke grondhouding door het formuleren en met behulp van geschikte onderzoeksmethodieken oplossen van een verantwoorde probleemstelling op het gebied van het management van supply chains. 2 definiëren en analyseren van reële problemen, ontwerpen en (doen) invoeren van oplossingen met betrekking tot het afstemmen en coördineren van interne bedrijfsfuncties (met name inkoop, logistiek en marketing), en het integraal managen van externe marktpartijen (leveranciers en leveranciers-van-leveranciers, afnemers en afnemers-van-afnemers) in bedrijfsketens. Onontbeerlijk bij de ontwikkeling van deze competenties zijn gevoel voor het dynamische karakter van een supply chain, bewustzijn van verschillende posities en belangen van betrokken partijen en overtuigingskracht alsmede onderhandelings-vaardigheid teneinde gezamenlijke doelen te realiseren met uiteenlopende partijen. Benchmarking De huidige opzet sluit aan bij de manier waarop toonaangevende universiteiten omgaan met onderwijs in Supply chain management, zoals bijvoorbeeld Michigan State University, Arizona State University en MIT (waar een duidelijke inhoudelijke link tussen marketing en SC-onderwijs bestaat) en Universiteit Maastricht (waar een meerderheid van de gepromoveerde M&L-staf vandaan komt of nog steeds werkzaam is, en het SCM-onderwijs is ingebed in het departement Marketing en marktonderzoek). 5. Public Management and Policy Competenties De opleiding master of science in Public management and policy stelt studenten in staat de volgende analytische, methodische en inhoudelijke competenties te ontwikkelen op het gebied van publiek management en beleid: 1 demonstreren van een wetenschappelijke grondhouding door het formuleren en met behulp van geschikte onderzoeksmethodieken oplossen van een verantwoorde probleemstelling op het gebied van publiek management en beleid. 2. definiëren en analyseren van reële problemen, ontwerpen en (doen) invoeren van oplossingen met betrekking tot aspecten van publiek management, gebruikmakend van relevante kennis op het gebied van uiteenlopende disciplines. De verschillende perspectieven van waaruit de bedoelde problemen zijn te bezien worden in een praktisch bruikbaar theoretisch kader geplaatst. Binnen een realistische context waarbinnen bestuurlijke problemen zich voordoen, oefenen studenten met opdrachten die voortvloeien uit de typische taken van professionals werkzaam op het gebied van publiek management en beleid. Zij moeten dit kunnen bij het vervullen van de vier belangrijkste rollen die beleidsmedewerkers op seniorniveau hebben: als beleidsonderzoeker, als beleidsadviseur, als procesregisseur en als overheidsmanager. Bij deze rollen uit de praktijk horen typische competentieprofielen met bijbehorende taken: de beleidsadviseur met taken als ‘adviseren over beleid’ en ‘dossiers bijhouden’, de procesregisseur met taken als ‘interactieve Masteropleidingen OUNL
10
beleidsvorming’ en ‘contact onderhouden met andere actoren in een netwerk’, de beleidsonderzoeker met taken als ‘beleidsgericht evaluatieonderzoek’ en ‘kennismanagement’ en de overheidsmanager met taken als ‘onderhandelen’ en ‘aansturen van groepen’. Benchmarking De opleiding is opgezet in overeenstemming met de opzet van opleidingen op het gebied van publiek management en beleid, zoals weergegeven in het rapport van de Interfacultaire Commissie Bestuurskunde (Public Administration in the Netherlands; Portrait of a Discipline, ICB/VSNU 2003). Dit kader voor benchmarking wordt gedeeld met de vergelijkbare master opleidingen van andere universiteiten in Nederland (Universiteit Utrecht, Vrije Universiteit, Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Tilburg, Universiteit Leiden, Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit Twente). Dit kader is beschreven in het rapport Public Administration van de QANU uit september 2005. Volgens de commissie die verantwoordelijk is voor dit rapport is het kader in overeenstemming met de criteria voor assessment die gesteld zijn door de European Association for Public Adminstration Association (EIPAA). De opleiding is daarmee in overeenstemming met de academische standaarden die internationaal gesteld worden op het gebied van publiek management en beleid.
Oordeel: De commissie heeft met instemming kennis genomen van de beschrijving van de eindkwalificaties van de programma’s. De tekst van de additionele informatie gaat uitvoerig in op de nationale benchmark. Ook is telkens de beoogde doelgroep per afzonderlijke opleiding omschreven. De opleidingen sluiten wat doelstellingen betreft aan bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. De commissie heeft met genoegen kennis genomen van de passage uit de additionele informatie waarin wordt vermeld dat het voorlichtingsmateriaal de universitaire status van de OUNL accentueert, en daarmee tegemoet komt aan een aanbeveling van de visitatiecommissie. Bij het ontwikkelen van het onderwijs worden externe referenten betrokken. Per opleiding zijn er referentiegroepen ingesteld met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven enerzijds en bedrijfswetenschappers anderzijds. De commissie komt tot de conclusie dat de opleidingen aansluiten bij de eisen die vakgenoten en de beroepspraktijk eraan stellen. Score: voldoende
F2.
Niveau
De eindkwalificaties van de opleidingen sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of master
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De eindkwalificaties van de masteropleidingen worden beschreven aan de hand van de Dublindescriptoren. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het om een toets achteraf gaat. De masteropleidingen zijn ontstaan via een incrementeel proces, voortbouwend op een aantal afstudeerspecialismen van de ongedeelde economie, bedrijfskunde en bestuurskundeopleiding. Bij de ontwikkeling van het programma van de vernieuwde masteropleiding spelen de Dublin-descriptoren een toonaangevende rol tijdens het ontwikkelingsproces.
Oordeel Per opleiding zijn per descriptor de eindkwalificaties vermeld. Deze zijn als bijlage 2 aan dit rapport toegevoegd.
Masteropleidingen OUNL
11
De commissie heeft de door de opleidingen geformuleerde eindkwalificaties vergeleken met de beschrijving van de masterkwalificaties van de Dublin descriptoren. Bij Accounting and Finance wordt bij kennis en inzicht (Dublin descriptor 1) gemeld dat de afgestudeerde kennis en inzicht heeft in de belangrijkste theorieën en actuele ontwikkelingen op (bepaalde) terreinen van accounting: financieel management dat de positie van de organisatie op de vermogensmarkt belicht ; financial accounting dat de verslaggeving t.b.v. vermogensverschaffers belicht ; administratieve organisatie dat de inrichting van administratieve systemen belicht; management accounting dat de informatievoorziening t.b.v. de besluitvorming belicht. Daarbij krijgt oordeelsvorming t.b.v. het aanpakken van besluitvormingsproblemen in een multidisciplinaire context, onder andere rekening houdend met ethische aspecten, expliciet aandacht. Bij toepassen van kennis en inzicht (Dublin descriptor 2) is de afgestudeerde o.a. in staat tot het zelfstandig verrichten van (bedrijfs-)wetenschappelijk onderzoek. Wat betreft oordeelsvorming (Dublin descriptor 3) kan de afgestudeerde reflecteren op de opzet, bruikbaarheid en repliceerbaarheid van eigen en door anderen reeds uitgevoerd onderzoek en een eigen standpunt formuleren en onderbouwen. Ten aanzien van communicatie (Dublin descriptor 4) kan de afgestudeerde op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, kenbaar maken aan specialisten en niet-specialisten. Op het gebied van leervaardigheden (Dublin descriptor 5) kan de afgestudeerde nieuwe ontwikkelingen kritisch beoordelen en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven. Bij Business processes and ICT wordt bij kennis en inzicht (Dublin descriptor 1) vermeld dat de afgestudeerde kennis en inzicht heeft in de belangrijkste theorieën en actuele ontwikkelingen op de terreinen van bedrijfsprocessen en ICT, met name: – analyse en herontwerp van bedrijfsprocessen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen doel en wijze van uitvoering van de afzonderlijke processtappen (procesanalyse) – de mogelijkheden en beperkingen van de toepassing van ICT op een specifiek bedrijfsproces (ICT-analyse) Bij toepassen van kennis en inzicht (Dublin descriptor 2) is de afgestudeerde in staat tot het doen van zelfstandig onderzoek op de terreinen van bedrijfsprocessen en ICT. Wat betreft oordeelsvorming (Dublin descriptor 3) kan de afgestudeerde door middel van een onderzoek verhelderen, analyseren en in theoretische domeinspecifieke kaders positioneren van theoretische concepten en begrippen. Ten aanzien van communicatie (Dublin descriptor 4) kan de afgestudeerde op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, overbrengen op specialisten en niet-specialisten. Op het gebied van leervaardigheden (Dublin descriptor 5) kan de afgestudeerde nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bedrijfsprocessen en ICT kritisch beoordelen en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven Bij Strategy and Organization wordt bij kennis en inzicht (Dublin descriptor 1) vermeld dat de afgestudeerde kennis van en inzicht heeft in de voornaamste begrippen, theorieën, stromingen en paradigma's in de strategische en organisatiekundige en veranderkundige literatuur. Hierbij valt te denken aan: relatie organisatie en omgeving
Masteropleidingen OUNL
12
-
inhoud van de strategie (in termen van concurrentieanalyse, kerncompetenties, identiteit e.d.) proces van strategievorming (planmatig, incrementeel, impliciet, zelforganisatie e.d.)
Bij toepassen van kennis en inzicht (Dublindescriptor 2) heeft de afgestudeerde kennis van en inzicht in het uitvoeren van een wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar een praktisch relevant organisatieprobleem; het herformuleren van een praktische probleemstelling/vraagstelling opdat deze onderzoeksmatig benaderd kan worden ; het technisch ontwerpen van onderzoek ; het uitvoeren van (dataverzameling, -verwerking, -rapportage) op een wijze die voldoet aan minimale wetenschappelijke criteria te weten: valide, betrouwbaar en transparant ; het vertalen van resultaten van het onderzoek naar beleidsmatige oplossingen in de vorm van aanbevelingen. Wat betreft oordeelsvorming (Dublin descriptor 3) kan de afgestudeerde theoretische concepten en begrippen door middel van een onderzoek verhelderen, analyseren en in theoretische en domeinspecifieke kaders positioneren; en onderbouwde oordelen formuleren op grond van onvolledige en beperkte informatie Ten aanzien van communicatie (Dublin descriptor 4) kan de afgestudeerde mondeling en schriftelijk helder rapporteren aan vakgenoten en belanghebbenden (‘stakeholders’) en toont zich daarbij klantgericht, zakelijk, respectvol en verantwoordelijk ten aanzien van (de belangen van) anderen; op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, overbrengen op specialisten en niet-specialisten. Op het gebied van leervaardigheden (Dublin descriptor 5) kan de afgestudeerde nieuwe ontwikkelingen kritisch beoordelen en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven. Bij Supply Chain Management wordt bij kennis en inzicht (Dublin descriptor 1) gemeld dat de afgestudeerde kennis van en inzicht heeft in de belangrijkste theorieën en actuele ontwikkelingen op de terreinen van supply chain management. Hierbij dient vooral te worden gedacht aan: – de problematiek van bedrijfsoverstijgende afstemming van activiteiten in het kader van een ketengerichte benadering – de praktische consequenties en uitwerking van het fenomeen dat supply chains met elkaar concurreren – de commerciële en logistieke issues met voorgaande en volgende schakels in de supply chain (management van leveranciers en klanten). Bij toepassen van kennis en inzicht (Dublindescriptor 2) heeft de afgestudeerde kennis van en inzicht in het uitvoeren van een wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar een praktisch relevant organisatieprobleem; het herformuleren van een praktische probleemstelling/vraagstelling opdat deze onderzoeksmatig benaderd kan worden ; technisch ontwerpen van onderzoek . Wat betreft oordeelsvorming (Dublin descriptor 3) kan de afgestudeerde onderbouwde oordelen formuleren op grond van onvolledige en beperkte informatie; de maatschappelijke context en ethische verantwoordelijkheden incorporeren in de eigen oordeelsvorming. Ten aanzien van communicatie (Dublin descriptor 4) kan de afgestudeerde
Masteropleidingen OUNL
13
mondeling en schriftelijk helder rapporteren aan vakgenoten en belanghebbenden (‘stakeholders’) en toont zich daarbij klantgericht, zakelijk, respectvol en verantwoordelijk ten aanzien van (de belangen van) anderen; op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, overbrengen op specialisten en niet-specialisten. Op het gebied van leervaardigheden (Dublin descriptor 5) kan de afgestudeerde nieuwe ontwikkelingen kritisch beoordelen en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven; de eigen leerbehoeften herkennen; de bronnen vinden die aan de leerbehoeften voldoen; zelfstandig vorm en inhoud te geven aan diens leerprocessen. Bij Public Management and Policy wordt bij kennis en inzicht (Dublin descriptor 1) gemeld dat de afgestudeerde kennis van en inzicht heeft in de belangrijkste theorieën en actuele ontwikkelingen op het gebied van publiek management en beleidsvorming. Hierbij dient vooral te worden gedacht aan: organisatie, management en governance in de publieke sector; discipline, onderliggende paradigmata en intellectuele traditie van public administration; inter- en multidisciplinaire benaderingen van problemen; ontwikkelingen van overheidsoptreden op diverse niveaus (lokaal, regionaal, nationaal, Europees en internationaal) ; dynamiek van processen in overheid en samenleving en de wijze waarop deze elkaar wederzijds beïnvloeden. Bij toepassen van kennis en inzicht (Dublin descriptor 2) is de afgestudeerde mede op basis van verworven kennis en inzicht in staat tot: het herkennen en analyseren van relevante problemen op het gebied van publiek management en het identificeren van theoretische frameworks die geschikt zijn om nieuwe en complexe problemen aan te pakken; diagnosticeren van complexe problemen in de publieke sector en alternatieve oplossingen ontwerpen op basis van een wetenschappelijk oordeel en bewustzijn van het politiek-bestuurlijk systeem Wat betreft oordeelsvorming (Dublin descriptor 3) kan de afgestudeerde onderbouwde oordelen formuleren op grond van onvolledige en beperkte informatie; de maatschappelijke context en ethische verantwoordelijkheden incorporeren in de eigen oordeelsvorming; zich verplaatsen in het perspectief van alle betrokkenen bij de publieke organisatie en bij de oordeelsvorming empathisch afwegingen maken Ten aanzien van communicatie (Dublin descriptor 4) kan de afgestudeerde mondeling en schriftelijk helder rapporteren aan vakgenoten en belanghebbenden (‘stakeholders’) en toont zich daarbij klantgericht, zakelijk, respectvol en verantwoordelijk ten aanzien van (de belangen van) anderen; op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, overbrengen op specialisten en niet-specialisten. Op het gebied van leervaardigheden (Dublin descriptor 5) kan de afgestudeerde nieuwe ontwikkelingen kritisch beoordelen en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven; de eigen leerbehoeften herkennen ; de bronnen vinden die aan de leerbehoeften voldoen; zelfstandig vorm en inhoud te geven aan diens leerprocessen. Op grond van het bovenstaande komt de commissie tot de conclusie dat de master of science opleidingen voldoen aan de Dublin descriptoren. Score: voldoende Masteropleidingen OUNL
14
F3.
Oriëntatie
De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Cursussen zijn representatief voor de ontwikkeling van het onderzoek op het desbetreffende vakgebied. In de cursussen wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van de internationale tekstboeken die toonaangevend zijn op het vakgebied en van wetenschappelijke artikelen uit gezaghebbende internationale journals, om de studenten vertrouwd te maken met internationale presentatie op hoog niveau van zowel de onderzoeksmethoden en technieken als de cognitieve aspecten van het betreffende vakgebied. De meeste cursussen worden afgesloten met werkstukken of met presentaties (in de bedrijfspraktijk). In het nieuwe afstudeertraject, dat met ingang van het studiejaar 2004 is ingevoerd, oriënteren studenten zich reeds vroeg op de praktijk van het wetenschappelijk werk om zo een begin te maken aan hun eigen afstudeeronderzoek. De (internationale) wetenschappelijke relevantie van het afstudeeronderzoek geldt als leidend principe: iedere student moeten een bijdrage leveren aan de bestaande kennis op het vakgebied. Het doen van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek (afstudeeropdracht) is ingebed in afstudeercommunities. Afstudeercommunities zijn groepen van studenten en wetenschappelijke medewerkers die zich op een specifiek onderzoeksterrein richten. Het afstudeertraject neemt met een geplande werklast van 600 uur een significant gedeelte van het programma in beslag. Het is om deze reden dat bijzonder veel aandacht aan dit traject wordt geschonken. Het is immers van belang dat de opleiding resulteert in een oplossingsgerichte instelling op academisch niveau. Veel vooraanstaande wetenschappers met een brede kennis van de ontwikkeling van het vakgebied en met name het onderzoek – nationaal en internationaal - leveren ook tekstbijdragen aan de cursussen, verlenen toestemming om onderzoeksgegevens te gebruiken als referentie- of als casusmateriaal of treden op als referent, al dan niet als lid van de nieuw opgerichte referentiegroepen. Bij nieuwe en gereviseerde cursussen wordt tevens naar de mening gevraagd van vertegenwoordigers vanuit de praktijk. In de toekomst worden deze vertegenwoordigers met name geïnstitutionaliseerd in de referentiegroep Het gaat dan om het vaststellen van de bruikbaarheid van de aangeboden instrumenten, maar ook om langs deze weg aan relevant casusmateriaal te komen.
Oordeel De competenties van de betrokken opleidingen zijn naar het oordeel van de commissie ontleend aan de eisen van de (internationale) wetenschappelijke discipline c.q. wetenschapsbeoefening en de relevante praktijk van het beroepenveld. Daarvoor baseert zij zich op de volgende overwegingen: - bij de inrichting van de masteropleidingen is gekeken naar het profiel en de inhoud van soortgelijke opleidingen in Nederland en het buitenland - per specialisatie zijn er referentiegroepen ingesteld met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en uit de bedrijfswetenschappen. De eindkwalificaties zoals geformuleerd bij facet 2, “ de afgestudeerde heeft kennis van en inzicht heeft in de voornaamste begrippen, theorieën, stromingen en paradigma's …”, geven eveneens aan dat het hier om wetenschappelijke opleidingen gaat. De commissie komt tot de conclusie dat de eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline en de relevante praktijk van het beroepenveld. Score: voldoende Masteropleidingen OUNL
15
Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Doelstellingen: voldoende
2. Programma’s
F4.
Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs
4.1
Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
4.2 4.3 4.4
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Alle masteropleidingen bestaan uit twee fasen. In de eerste vakgerichte fase leren studenten wetenschappelijke methoden, instrumenten en theorieën te gebruiken bij de analyse en de oplossing van managementvraagstukken. Aan het begin van de opleiding worden de problemen per vakinhoudelijk onderwerp en stapsgewijs aangeboden met frequente terugkoppeling. Naarmate de studie vordert worden de problemen complexer en meer multidisciplinair van aard. Aan het einde van de opleiding krijgen studenten slechts leervragen als terugkoppeling op hun werk, aan de hand waarvan hij zelfstandig kan beoordelen hoe goed en volledig zij de betreffende case hebben behandeld. In de tweede fase leren studenten zelf bij te dragen aan de stand van weten. Daar waar zij in de eerste fase de input vanuit de theorie gebruikten om ‘managementvraagstukken op te lossen’, moeten zij nu de input vanuit bedrijven en organisaties (empirie) gebruiken om ‘theorieproblemen op te lossen’. Het empirisch onderzoek kan zowel kwalitatief (meervoudig case) onderzoek zijn als kwantitatief onderzoek. Binnen de afstudeerkringen zijn gepromoveerde medewerkers in samenwerking met onderzoekers van andere universiteiten met beide soorten onderzoek actief. Afstudeerkringen Masters Managementwetenschappen Sinds 2004 is een begin gemaakt met de vorming van verschillende afstudeerkringen bij Managementwetenschappen. Afstudeerkringen zijn ingesteld om de scripties te verbinden met de onderzoeksthema’s van de staf. Daardoor wordt bereikt dat de expertise van de begeleiding wordt verhoogd en dat er efficiency wordt geboekt. Bovendien worden studenten hierdoor ook geconfronteerd met de worsteling van voorgangers. Vanuit een student gezien begint een afstudeerkring met het aangeven van zijn of haar voorkeur voor een door de universiteit voorgeschreven thema’s. Bij de faculteit zijn voor de 6 verschillende mastervarianten inmiddels ongeveer 20 thema’s of onderwerpen benoemd, overeenkomend met 2-3 docenten/hoogleraren per thema en derhalve per afstudeerkring. Studenten vinden de thema’s en afstudeerkringen op enkele zeer uitgebreide afstudeerwebsites op studienet. Hier vinden studenten ook de zogenaamde startliteratuur rondom bepaalde thema’s. Deze literatuur dienen zij zich eigen te maken, voordat zij überhaupt toetreden tot een afstudeerkring. Afhankelijk van de aantallen studenten per master is er een individuele intake, dan wel een scriptieorientatiedag, waar een begin wordt gemaakt met (uitleg over de werking van) een afstudeerkring. Een afstudeerkring bestaat uit een aantal studenten en een of meer docenten, die op hetzelfde gebied (afstudeer)onderzoek verrichten. Bij het werken in afstudeerkringen is het nadrukkelijk de bedoeling dat studenten elkaar actief steunen en waar mogelijk samenwerken. Met regelmaat komen de deelnemers bijeen, waar studenten in diverse rollen bijdragen leveren aan het functioneren van hun afstudeerkring. Bij enkele thema’s wordt de afstudeerkring grotendeels virtueel gerealiseerd door middel van een elektronische leeromgeving, bij andere thema’s is sprake van een aantal bijeenkomsten. De “kringdocent” is in beginsel ook de begeleidende docent voor de student. Studenten doen gemiddeld 16 maanden over het afstuderen en verblijven daardoor langere tijd in een afstudeerkring. De organisatie met eventuele kringbijeenkomsten is daarop ingesteld. Medio 2006 participeren ongeveer 250 masterstudenten in een 20-tal afstudeerkringen.
Masteropleidingen OUNL
16
Elke opleiding bestaat uit totaal 14 modulen. 1. Curriculum MSc-opleiding Accounting and finance Cursustitel Mod. Begeleidingsvorm
Tentamenvorm
Financial accounting Financial accounting
2
Elektronisch
Schriftelijk open vragen
Financial management Financieel management 1 Financieel management 2
1 1
Elektronisch Elektronisch
Meerkeuze Meerkeuze
Management accounting en control Management accounting
2
Elektronisch
Voortgezette administratieve organisatie Planning and control
1 1
Elektronisch Elektronisch
3 cases waarvan 2 op schriftelijk tentamen Case en mondeling Mondeling
Afstudeertraject Afstudeertraject Accounting and finance
6
Individueel/ community
Criterialijst en eindgesprek
2. Curriculum MSc-opleiding Business processes and ICT cursustitel Mod Begeleidingsvorm Tentamenvorm . Bedrijfsprocessen 2 Elektronisch Opdracht: analyse en herontwerp van een bedrijfsproces Enterprise Modelling 1 Elektronisch Schriftelijk, open vragen Supply chain management 1 Elektronisch Opdracht waarin een bestaande supply chain wordt geanalyseerd Ict-architectuur 1 Elektronisch Opdracht waarin het geleerde wordt toegepast op een bedrijfskundige context Documentinfrastructuur 1 Elektronisch Opdrachten : opstellen van twee artikelen en een business case Beheer van 1 Elektronisch Schriftelijk, open vragen informatiesystemen Practicum management en 1 Elektronisch Opdracht: uitvoeren van een IT ICT audit in een organisatie Afstudeertraject Business 6 Individueel + Scriptie Processes and ICT community
Masteropleidingen OUNL
17
3. Curriculum MSc-opleiding Strategy and organization Cursustitel Mod. Begeleidingsvorm Funderen Kennismanagement 1 Elektronisch en groepsbijeenkomsten Organisatiecultuur 1 Standaard Bedrijfsprocessen 2 Elektronisch Praktijk Strategisch veranderingsmanagement 2 Elektronisch Practicum Strategy & organization 2 Elektronisch en groepsbijeenkomsten Afstudeeronderzoek Afstudeertraject Strategy and Organization: 6 Groepsbijeenkomsten -verandermanagement en individueel -Strategisch human resource management 4. Curriculum MSc-opleiding Supply chain management Cursustitel Mod. Begeleidingsvorm Klantgerichte logistiek
Opdracht Opdracht Opdracht Opdracht Opdracht
Scriptie
Tentamenvorm
Business marketing Inkoopmanagement Bedrijfsprocessen Enterprise modelling
1 1 1 2 1
Elektronisch Standaard Standaard Elektronisch Elektronisch
Practicum marketing Supply chain management Afstudeeronderzoek/scriptie
1 1 6
Elektronisch Standard Individueel/ community
5. Curriculum MSc opleiding Public management and policy Cursus Mod. Begeleiding Beleidsadvisering 1 Elektronisch
Tentamenvorm
Opdrachten Sys (open vragen) Sys (open vragen) Opdracht Schriftelijk (multiple choice en open vragen) Opdrachten Opdrachten Scriptie
Tentamenvorm Twee schriftelijke opdrachten
Beleidsonderzoek
1
Elektronisch
Twee schriftelijke opdrachten
Regie van beleidsprocessen
1
Elektronisch
Twee schriftelijke opdrachten
Management bij de overheid
1
Elektronisch
Twee schriftelijke opdrachten
Public Management and Policy
1
Elektronisch
Twee schriftelijke opdrachten
Politiek en overheid
1
Elektronisch
Twee schriftelijke opdrachten mondeling tentamen
Theorieën over beleid
1
Elektronisch
Twee schriftelijke opdrachten mondeling tentamen
Bestuurskundige klassieken
1
Elektronisch
Twee schriftelijke opdrachten mondeling tentamen
Afstudeertraject Public Management and Policy
6
Groepsbijeenkomsten en individueel
Scriptie
Masteropleidingen OUNL
18
Oordeel De commissie heeft met genoegen kennis genomen dat er zes communities zijn ingesteld, elk met een aantal kringen. Studenten worden in een kring ondergebracht waarin wetenschappelijke artikelen worden besproken. Bij Accounting and Finance wordt beoogd dat de student vertrouwd raakt met de vormgeving van wetenschappelijke publicaties. Er zijn integrerende competenties, betrekking hebbend op de besturing van organisaties, aanwezig en het afstudeeronderzoek wordt gecombineerd met het wetenschappelijk onderzoek van (gepromoveerde) docenten. Er zijn onderzoeksthema’s opgesteld waar studenten worden begeleid door docenten die allen zelf onderzoek verrichten op de betreffende thema’s. Bij Business Processes and ICT is er sprake van het samengaan van theorie en praktijk. Bij het afstudeerproject komt de wetenschappelijke inbedding aan de orde. De student moet aantonen in staat te zijn tot het opzetten en uitvoeren van een onderzoek, gericht op het oplossen van een concreet probleem. Ingezoomd wordt op een theoretische vraag, op grond waarvan literatuurstudie plaatsvindt, die resulteert in een conceptueel model. Uitgaande van dat model wordt een praktijkgerichte onderzoeksvraag geformuleerd. Bij Strategy and Organization wordt gesproken over de wetenschappelijke inbedding van de afstudeerbegeleiding. De opleiding kent een aantal onderzoekscommunities die tevens fungeren als afstudeerkringen, geconcentreerd rond zeven onderzoeksthema’s. Vanuit een theoretische onderzoeksvraag wordt hetzelfde pad bewandeld als bij Business Processes and ICT. Bij Supply Chain Management besteden de cursussen zowel aandacht aan de bedrijfspraktijk als aan het onderzoek. Studenten oefenen met diverse onderzoeksvaardigheden. Drie (verplichte) cursussen sluiten aan bij onderzoeksthema’s die gelden voor het afstudeeronderzoek. Bij het afstudeerwerkstuk werken docenten en studenten samen in afstudeerkringen, gevormd rond de onderzoeksthema’s. Bij Public Management and Policy bereiden diverse cursussen voor op het verrichten van wetenschappelijk bestuurskundig onderzoek. In principe verrichten studenten hun afstudeeronderzoek in een onderzoekscommunity. In het afstudeertraject doorloopt de student een aantal fasen. Doorgaan naar de volgende fase is slechts mogelijk na goedkeuring van de examinator. Alles overziende komt de commissie tot de conclusie dat de opleidingen voldoen aan de algemene eisen van wetenschappelijk onderwijs. De programma’s sluiten aan bij zowel het wetenschappelijk onderzoek als de praktijk van relevante beroepen. Met name via de referentiegroepen Score: voldoende
Masteropleidingen OUNL
19
F5.
Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de programma’s
5.1
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
5.2 5.3
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie In het cursusmateriaal wordt naar leerdoelen toegewerkt en worden de competenties geoefend en getraind die onder de facet 2 staan vermeld. Het bereiken van deze leerdoelen en competenties door de individuele student wordt steeds getoetst door middel van een tentamen dat in lijn is met de oefeningen, en dus is toegespitst op de toetsing van het specifieke type leerdoel of competentie. Daardoor ontstaat een waaier aan toetsvormen, zoals mc-vragen, open vragen naar bijv. theoretische verbanden of onderbouwde meningen, cases, schriftelijke presentaties en mondelinge presentaties.
Oordeel De commissie heeft de overzichten bestudeerd waarin per opleiding per Dublin descriptor de leerdoelen staan vermeld. Zij constateert dat de programma’s adequate concretiseringen zijn van de leerdoelen. Zij is van oordeel dat deze goed overwogen opzet het studenten mogelijk maakt de eindkwalificaties te behalen. Score: voldoende
F6.
Samenhang programma’s
Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Op macroniveau kunnen alle opleidingen gekenschetst worden als een wetenschappelijke master. Binnen het programma ligt binnen elke cursus het hoofdaccent op theoretische reflectie dan wel op onderzoeks- en verandercompetenties. Maar ongeacht het accent komen binnen elke cursus ook de andere competenties steeds terug. Op mesoniveau zorgt de competentiestructuur- en opbouw voor de samenhang. Van elke cursus is voor elke taak nagegaan welke competentieonderdelen ontwikkeld worden. Op deze wijze ontstaat een samenhangend geheel van studietaken die een beroep doen op eerder ontwikkelde competenties maar die ook nieuwe competenties helpen ontwikkelen. Op microniveau zijn alle cursussen opgedeeld in een aantal samenhangende studietaken. Iedere studietaak beschrijft een of meer stappen in een analyse, onderzoek of verandertraject. De kern van elke studietaak zijn de opdrachten die de student verder helpen in het ontwikkelen van deze competenties. In de samenstelling van studietaken weerspiegelt zich het iteratieve karakter van de gehele opleiding. In abstracto verloopt het leerproces steeds vanuit het stellen van een vraag (bewust kiezen van theoretisch gezichtspunt) via het doen van onderzoek (analyse)naar het beantwoorden van de vraag en het geven van een oplossing (advies). 1.Accounting and Finance Bij de masteropleiding Accounting and finance ligt de nadruk op het denken in termen van het financiële bestuur en beheer van organisaties. De opleiding en de individuele cursussen zijn ontworpen en hebben samenhang gekregen aan de hand van de stromen die binnen een bedrijf te onderkennen zijn. 2. Business Processes and ICT Bij de masteropleiding Business processes and ICT ligt de nadruk op het denken in termen van analyse en herontwerp van bedrijfsprocessen. Dit denken wordt sterk geïnspireerd door de mogelijkheden op ICT terrein. Aan de andere kant wordt dit denken beperkt door de constraints die voortvloeien vanuit de in iedere organisatie reeds aanwezige ICT-structuren en -faciliteiten, en die immers niet altijd zonder meer aangepast kunnen worden aan nieuwe eisen en wensen. Uiteindelijk is dit denken gericht op het
Masteropleidingen OUNL
20
bereiken van een vruchtbare onderlinge afstemming tussen inrichting van bedrijfsprocessen enerzijds en inrichting en beheer van ICT-faciliteiten anderzijds (business-IT-alignment).Deze drie aspecten: mogelijkheden, constraints en alignment komen expliciet terug in de structuur van de opleiding. 3. Strategy and Organization Bij de masteropleiding Strategy and organization is gekozen voor een integrale optiek bij inrichtings- en veranderingsvraagstukken. Dat betekent dat een functionele invalshoek op dergelijke vraagstukken uitgesloten wordt. Veranderingsvraagstukken kunnen dus nooit sec vanuit een marketing-, inkoopproductie- of IT-invalshoek worden benaderd. Integrale optiek betekent dat we vanuit multidisciplinaire invalshoeken en vanuit verschillende organisatieonderdelen naar organisatievraagstukken kijken. De masteropleiding is opgebouwd uit een drietal delen. Om een integrale veranderingsstrategie en aanpak te kunnen ontwikkelen is ten eerste een fundamentele analyse van organisatievraagstukken nodig. In de module Strategisch verandermanagement en het practicum Strategie en organisatie wordt de stap gezet van analyse naar veranderen. In het afsluitende deel van de masteropleiding, de afstudeerfase, voeren studenten een theoretisch gefundeerd en wetenschappelijk verantwoord onderzoek uit met betrekking tot organisatieverandering en inrichting, en leveren daarmee een kennisbijdrage over welke strategische aanpak in een bepaalde situatie geschikt is en wat de effecten zijn van strategische interventies. 4. Supply Chain Management De masteropleiding Supply chain management sluit aan bij de integrale ketenbenadering waarin het waardetoevoegingsproces van grondstof tot klant centraal staat. Het curriculum omvat negen cursussen die tezamen drie clusters vormen, namelijk, functioneel management, multidisciplinaire vraagstukken en het afstudeeronderzoek. De opleiding is opgezet volgens een ketengerichte visie. Studenten verwerven inzicht in de intermediaire processen tussen de wensen van klanten en de interne bedrijfsprocessen, zoals inkoop en logistiek. Studenten leren hoe ze vanuit deze visie onderzoek kunnen opzetten dat mede ten grondslag ligt aan het succesvol opereren van ondernemingen. 5. Public Management and Policy Beleidsmedewerkers en overheidsmanager moeten in het algemeen in staat zijn om de vier belangrijkste rollen die zij op seniorniveau kunnen hebben, flexibel te vervullen. De vier rollen zijn: beleidsonderzoeker, beleidsadviseur, procesregisseur en overheidsmanager. De samenhang in het programma is te vinden in de organisatie ervan rond de vier te vervullen rollen. Gegeven deze uitgangspunten heeft de opleiding de algemene en specifieke competenties van academisch geschoolde beleidsmedewerkers geformuleerd in termen van een flexibele rolvervulling. Elk van de rollen komt overeen met een aantal bijbehorende competenties die verworven kunnen worden door het volgen van de afzonderlijke modulen. Op basis hiervan is rond elk van de vier rollen, en de bijbehorende specifieke competenties, een aparte module ontwikkeld (Beleidsadvisering, Beleidsonderzoek, Management bij de overheid en Regie van beleidsprocessen).
Oordeel De additionele informatie zet helder uiteen hoe de samenhang wordt bereikt in de betrokken opleidingen. De commissie is op basis van de bovengeformuleerde beschrijvingen van oordeel dat elke opleiding voldoende samenhang vertoont. Score: voldoende
F7.
Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Studeerbaarheid op programmaniveau geeft aan in hoeverre de claims vanuit de opleiding op jaarbasis, passen binnen de tijdsbesteding die daar vanuit de student tegenover gesteld kan worden. Aangezien de Open Universiteit een afstandsonderwijsinstelling is waarbij studenten zelf bepalen in welk tempo zij studeren, valt deze vraag buiten de beïnvloedingssfeer van de Open Universiteit. Een tweede aspect van studeerbaarheid hangt samen met de vraag of de vereiste inspanning voor een cursusonderdeel overeenkomt met de daarvoor aangegeven studielast. Vanwege het modulaire karakter van het onderwijs van de Open Universiteit is het van belang dat de werkelijke studielast van
Masteropleidingen OUNL
21
een cursus in voldoende mate overeenkomt met de nominale studielast, en dat deze voor de verschillende cursussen niet te veel uiteenloopt. Tijdens de ontwikkeling van een cursus vindt een vorm van ontwikkelingsevaluatie plaats, de proeftoetsing, met een representatieve groep van circa tien proefstudenten die intensief gemonitord worden tijdens de bestudering van de conceptcursus, en/of een veldtoets met meer studenten en een minder intensieve monitoring. Bepaling van de studeerbaarheid en de studielast van de conceptcursus vormen een belangrijk onderdeel van de proeftoetsing en veldtoets. De resultaten worden verwerkt in de definitieve versie van de cursus. Tevens worden alle cursussen thans geëvalueerd op hun reguliere functioneren in het onderwijs Uit de Zelfstudie van de opleiding Bedrijfswetenschappen blijkt dat de feitelijke studielast in voldoende mate overeenkomt met de normatieve studielast. Een derde aspect hangt samen met de kwaliteit van het geboden materiaal en daarmee samenhangende vormen van ondersteuning. De Open Universiteit besteedt veel zorg aan het didactisch verantwoord ontwikkelen van onderwijsmateriaal. Zowel de input van didactische expertise als de mening van studenten worden daarbij ingezet om tot kwalitatief hoogstaand materiaal te komen. Een vierde aspect hangt samen met de vorm en zwaarte van het tentamen. Doordat de leerdoelen van een cursus als expliciet uitgangspunt dienen voor het inhoudelijk en didactisch ontwerp, alsmede van de opzet van de tentamenvorm, wordt een inhoudelijke afstemming tussen doel, inhoud en tentamenvorm van de cursus gegarandeerd. Ook dit wordt getoetst aan didactische deskundigen en ook aan studenten door middel van een proef.
Oordeel De opleiding schat in dat studenten ongeveer 100 uur over een module doen. Dat is een juiste schatting, zoals blijkt uit onderzoek dat de opleiding zelf heeft verricht. Slechts 20% van de studenten deed er langer over dan 100 uur, 40% deed er minder dan 100 uur over en 35 % ongeveer 100 uur (de percentages zijn afgerond). De commissie ziet in dat studeerbaarheid bij deze opleiding een geheel andere rol speelt dan bij andere opleidingen. Maar mede gezien genoemd onderzoek acht zij het programma (of liever: de modulen) studeerbaar. Score: voldoende
F8.
Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten.
Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Het merendeel van de instromende studenten beschikt over een hbo-vooropleiding. Studenten hebben veelal een technische of commerciële vooropleiding (HTO, HEAO-commercieel, enzovoorts). De toelatingseisen liggen vast in de uitvoeringsregeling van de Onderwijs- en examenregeling (OER), die jaarlijks wordt aangepast. De Commissie voor de Examens (CvE) beslist over de (voorwaarden tot) toelating. De CvE doet dat op advies van de Facultaire toetsingscommissie. Studenten kunnen krachtens de WHW in beroep gaan tegen de beslissing van de CvE. Studenten met een wo-bachelordiploma economie of bedrijfskunde worden zonder meer toegelaten. In andere gevallen dient de student een schakelprogramma te volgen afhankelijk van de vooropleiding, of wordt toelating geweigerd. Het merendeel van de instromende studenten beschikt over een hbovooropleiding. Bij deze studenten ontbreken met name academische vaardigheden. Zij dienen daarom eerst het schakelprogramma Academische Vaardigheden te volgen welk een omvang heeft van 30 ECTS-studiepunten. Dit programma bevat onderwijs en training in o.a. methodologie, statistiek, argumentatieleer, observerend onderzoek, bronnenonderzoek, mondeling en schriftelijk rapporteren, etc.
Masteropleidingen OUNL
22
Oordeel Tijdens het gesprek in Heerlen is desgevraagd gemeld dat ook studenten met een wo-bachelordiploma bestuurskunde rechtstreeks worden toegelaten, hetgeen niet in de additionele informatie was vermeld. De commissie constateert dat het schakelprogramma academische vaardigheden een goede ingang biedt tot de masteropleidingen. De commissie is van oordeel dat deze voldoende aansluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten, mede dankzij het programma academische vaardigheden voor hbo-ers. Score: voldoende
F9.
Omvang van de programma’s
De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-master: in de regel 60 studiepunten
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie
De programma’s van de opleidingen omvatten 14 modules van 4,3 EC. (Totaal 60,2 EC)
Oordeel De commissie constateert dat de omvang van de programma’s voldoen aan de formele eisen. Score: voldoende
F10. 1. 2.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Afstandsonderwijs (op afstand begeleide zelfstudie) heeft voor deelnemende studenten voordelen, maar stelt ook hoge eisen. Hoge eisen worden eveneens gesteld aan het ontwerp van het materiaal. Begeleiding gebeurt evenwel in de eerste plaats via het studiemateriaal. Dit wordt, waar enigszins mogelijk zo ontwikkeld dat het tijds- en plaatsonafhankelijk door studenten gebruikt kan worden. Met name inleidende cursussen zijn speciaal voor zelfstudie geschreven en zijn goed gestructureerd en voorzien van allerlei vormen van ondersteuning, zoals onderstreping, samenvattingen en toetsvragen. Bij meer complexe opdrachten worden checklists, stappenplannen en handleidingen verstrekt. Studenten worden met soms omvangrijke opdrachten geconfronteerd die zij aan de hand van casesmateriaal en andere (wetenschappelijke) bronnen moeten aanpakken. In aanvulling op de ingebouwde begeleiding kunnen studenten altijd een docent raadplegen. Dit gebeurt veelal telefonisch of via e-mail. Begeleiding vindt ook plaats tijdens bijeenkomsten indien de ontwikkeling van de betreffende competenties daarom vraagt. Dergelijke bijeenkomsten vormen een integraal onderdeel van het onderwijskundig ontwerp.
Masteropleidingen OUNL
23
De Open Universiteit kent een breed scala aan didactische werkvormen om de voornoemde doelen te realiseren. In het onderstaande overzicht wordt aangegeven welke werkvorm voor het realiseren van welke doelstelling geschikt wordt geacht. Relatie tussen doelstellingen en studieactiviteiten Type doelstelling
Aard studieactiviteit
Weergeven van de inzichten zoals verwoord in literatuur
Bestuderen van studieteksten mede met behulp van structuurelementen en vragen gericht op tekstanalyse. Studenten kunnen met behulp van telefoon of e-mail vragen stellen aan begeleider. Toetsing veelal door middel van open- en meerkeuze zelftoetsvragen. Deze werkvorm komt onder andere voor bij de cursussen Kennismanagement, Organisatiecultuur en Enterprise Modelling.
Zoeken naar samenhangen en relateren van verschillende kennisgebieden
Opdrachten waarbij studiemateriaal meer de functie van bronnenmateriaal heeft. Studieaanwijzingen in de vorm van handleidingen. Student geeft resultaten weer in de vorm van schema’s of korte essays. Deze werkvorm staat centraal in de cursus Strategisch veranderingsmanagement en het Practicum Strategy and organization.
Interpreteren en verklaren van realistische problemen en verschijnselen
Opdrachten aan de hand van casusmateriaal. Vakwetenschappelijke achtergrondliteratuur wordt bijgeleverd in de vorm van handboeken of readers. Studenten werken praktijkproblemen uit aan de hand van checklist of stappenplannen. Bijvoorbeeld in de cursus Strategisch veranderingsmanagement.
Ontwerpen en adviseren
In een ( fictieve) bedrijfs- of instellingsomgeving reageren studenten op steeds veranderende gegevens en op de oplossingen die medestudenten aanreiken. Zij worden mede beoordeeld op het vermogen om vakwetenschappelijke inzichten te hanteren bij het analyseren van de bedrijfsinterne of –externe gebeurtenissen. In het Practicum Strategy and organization staat deze werkvorm centraal.
Communicatieve, argumentatieve en sociale vaardigheden
Na individuele voorbereiding worden de genoemde vaardigheden geoefend en gepraktiseerd in groepssessies, in aanwezigheid van een deskundige coach. Dat gebeurt onder andere in het Practicum Strategy and organization en tijdens het afstudeeronderzoek
Onderzoek en verslaglegging
Studenten zetten een onderzoek op, gebaseerd op een gedegen literatuurstudie en gebruik makend van zelf verzamelde gegevens. Het afstudeeronderzoek is hier een schoolvoorbeeld van.
Oordeel Het gehanteerde concept (begeleide zelfstudie) stelt hoge eisen aan de student. De commissie heeft met waardering vastgesteld dat het materiaal eveneens aan hoge eisen voldoet. Ook aan de begeleiding op afstand wordt aandacht geschonken. De commissie vindt het een goede ontwikkeling dat er bijeenkomsten met docenten en studenten worden georganiseerd. De relatie tussen doelstellingen en studieactiviteiten is duidelijk aangegeven in het schema. Score: voldoende
Masteropleidingen OUNL
24
F11.
Toetsing en beoordeling
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Alle masteropleidingen maken gebruik van verschillende toetsvormen Deze toetsvormen worden complementair ingezet, zodat alle doelstellingen van het programma kunnen worden afgedekt. De toetsingsvorm sluit nauw aan bij de beoogde vaardigheden. Dit blijkt met name uit de cursussen die expliciet competentiegericht zijn ontworpen. Zo wordt bijvoorbeeld in de cursus Management accounting getoetst of de student onder tijdsdruk een managementnotitie kan schrijven over een concreet bedrijfsprobleem. In de cursus wordt deze competentie getraind aan de hand van een ‘standaard vragenlijst’ welke tijdens de cursus middels een zgn. verre transfer deel gaat uitmaken van het denken van de student. Om de werksituatie van de student tijdens het tentamen zo dicht mogelijk bij de (geoefende) praktijksituatie te laten aansluiten, krijgt de student tijdens het tentamen beschikking over een laptop met de MS-Office Suite (m.n. Excel en Word). Voor de toetsing en beoordeling van de scripties bestaat een aparte procedure. Formele toetsing en beoordeling vindt op vier momenten plaats: bij de goedkeuring van het scriptievoorstel, bij de goedkeuring van het scriptieplan, bij de beslissing de student toe te laten tot het eindgesprek, en bij het eindgesprek zelf. Behalve bij de goedkeuring van het scriptievoorstel zijn steeds twee stafleden van de betreffende afstudeerkring betrokken. De beoordeling geschiedt aan de hand van een criterialijst welke op de scriptiewebsite is gepubliceerd. De mate waarin de scriptie aan deze criteria voldoet wordt in een eindverslag vastgelegd door de betrokken stafleden, en hierop wordt een initieel cijfer gebaseerd dat een 6 of hoger dient te zijn om de student toelating tot het eindgesprek te kunnen verlenen. Indien de student tijdens het eindgesprek op overtuigende wijze kan beargumenteren en motiveren waarom de bezwaren van zijn beoordelaars tegen bepaalde punten in zijn scriptie geen stand houden, kan het initiële punt naar boven worden afgerond. Dit wordt dan vervolgens gemotiveerd weergegeven in het eindverslag. In de periodieke cursusevaluaties wordt standaard gevraagd naar de tevredenheid van studenten over de toetsing van de stof. Deze evaluaties geven defacto geen aanleiding tot zorg: studenten blijken geen problemen te hebben met de toetsvormen en de beoordeling van de leerprestaties.
Oordeel De visitatiecommissie adviseerde dat er effectieve toetsingssystemen moesten worden ontwikkeld, ingebed in een kwaliteitsborgingssysteem. De commissie heeft op grond van een nagezonden document met prestatie-indicatoren van de faculteit, opgesteld door de Kerngroep Kwaliteit, geconstateerd dat tentamendeelname, moeilijkheidsgraad/ rendement en studentwaardering als te toetsen categorieën zijn opgevoerd. Met dit systeem, dat breder is dan hierboven geschetst, geeft de faculteit opvolging aan de adviezen van de visitatiecommissie. Ook wordt er onderzoek verricht naar de resultaten van het toetsen van studenten. De commissie acht de toetsing adequaat, mede gelet op de waarborgen waarmee de scriptiebeoordeling is omgeven. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Programma: voldoende. Masteropleidingen OUNL
25
3.
Inzet van personeel
Voor het onderwerp personeel geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F12.
Eisen wetenschappelijk onderwijs
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Onmiddellijk na het bezoek van de visitatiecommissie Economie is gestart met een ingrijpende faculteitsbrede operatie om het onderzoek te stimuleren en een omgeving te creëren voor de afstudeertrajecten van studenten. Hiertoe is faculteitbreed een aantal onderzoeksthema’s vastgesteld. Aan elk onderzoeksthema zijn zowel ervaren als minder ervaren onderzoekers verbonden. Gesproken wordt van een community. Elke community kent een aantal kringen. Studenten schrijven hun scriptie altijd binnen een van deze kringen. Voordat ze een definitieve keuze maken, kunnen ze zich in een of meer kringen oriënteren. Vervolgens kiezen ze een eigen onderwerp. In overleg met de leider van de kring formuleren ze een onderzoeksvraag. Hiervoor oriënteren ze zich op inhoudelijke en methodologische literatuur. Zodra de onderzoeksvraag en de bijbehorende opzet van het afstudeerproject is geaccepteerd worden ze definitief toegelaten tot de kring. Hoe het dan verder gaat, verschilt vooralsnog per masteropleiding. Om de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek bij de faculteit Management-wetenschappen te borgen, zijn er het afgelopen jaar diverse initiatieven ontplooid: 1. Het onderzoek in de teams is vanaf 2004 formeel georganiseerd. Er bestaan acht teams, veelal georganiseerd via ‘opleidingslijnen’. Deze teams zijn: a) Accounting, finance & managementcontrol b) Public management c) Supply chain management d) Verandermanagement e) Strategisch human resource management f) Informatiemanagement g) Academische vaardigheden h) Overig / algemeen. De verantwoordelijkheden van medewerkers met betrekking tot onderzoek zijn formeel vastgelegd. 2. Er is een hoofd onderzoeksbeleid benoemd die controleert of de teams hun wetenschappelijke output halen. Door middel van interne visitaties wordt geïnventariseerd of in elk team de noodzakelijke activiteiten plaats vinden die leiden tot wetenschappelijke output. Dit gebeurt door te vragen naar aantoonbare output van diverse onderzoeksactiviteiten. 3. Het wetenschappelijk onderzoeksklimaat wordt onder andere als volgt actief bevorderd: – Het aanbieden van opleidings- en trainingsmogelijkheden aan beginnende onderzoekers, zoals de cursus wetenschappelijke artikelen schrijven in het Engels. – De regeling congresbezoek bij een geaccepteerd artikel. – De reeks Working papers on management zorgt ervoor dat medewerkers worden gestimuleerd om publicaties tot stand te brengen die later uitgroeien tot tijdschriftartikelen. – Er zijn redigeermogelijkheden van wetenschappelijke artikelen door Engelstaligen. – De interne publicatie: ‘Nieuwsbericht wetenschappelijk onderzoek’ houdt alle onderzoekers op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen. – De colloquiumreeks ‘Business Administration and Business Economic Speakers’ (BABES) brengt onderzoekers in contact met elkaar en nodigt uit tot productieve samenwerking. 4. Initiatieven voor het opsporen van externe financiering voor wetenschappelijk onderzoek zijn ontplooid.
Masteropleidingen OUNL
26
Oordeel Tijdens het bezoek heeft de commissie intensief met de delegatie van gedachten gewisseld over het wetenschappelijk onderzoek. De commissie heeft met genoegen vastgesteld dat er veel initiatieven zijn ontplooid teneinde het onderzoek een zwaardere rol in de opleiding te laten spelen en studenten daarbij te betrekken. De aanpak waarbij masterstudenten een scriptie schrijven binnen een zogenaamde kring (zie facet 4 van het rapport over de masteropleidingen) lijkt haar zeer adequaat. Zij heeft met belangstelling kennisgenomen van het overzicht van de kengetallen. In 2002 is 25% van de staf gepromoveerd, in 2004 is dat opgelopen tot 32%. Er zijn bovendien vier lopende promoties (10% fte). Uit het overzicht kengetallen onderzoek 1999-2004 blijkt dat het aantal gepubliceerde nationale wetenschappelijke publicaties in de genoemde periode is toegenomen van 12 tot 52. De onderzoeksoutput van de faculteit voldoet aan de ISI-norm (3 wetenschappelijke publicaties per fte) zo heeft de commissie tijdens het bezoek vernomen. In 2007 gaat de OUNL delen in de onderzoeksfinanciering van NWO. De commissie is ervan overtuigd dat de faculteit op een goede manier bezig is de opleidingen zodanig vorm te geven dat het wetenschappelijk onderzoek in voldoende mate aan de orde komt in het onderwijs. Score: voldoende
F13.
Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Zoals in de meeste universiteiten is er een spanning tussen de behoeften van de faculteiten en de toewijzing van middelen door het College van bestuur. Voor 2006 en 2007 is het College de faculteit tegemoet gekomen door de toewijzing van extra middelen teneinde de ‘afstudeercommunities’ te institutionaliseren en op beperkte schaal gekwalificeerde begeleiders te kunnen aantrekken. De medewerkers zijn georganiseerd in teams en twee maal per jaar wordt nagegaan of de omvang van de teams in overeenstemming is met de toegewezen taken. Indien een team meer taken dient te verrichten dan er personele inzet voorhanden is, komt dit team in aanmerking voor uitbreiding van capaciteit. Acute noden worden opgelost door het inhuren van medewerkers voor specifieke taken. Structurele verschillen tussen de taken en capaciteit worden opgelost door reallocatie van medewerkers.
Oordeel Tijdens het bezoek heeft de commissie vernomen dat de faculteit 40% fte is gekrompen. Die vermindering lost de faculteit onder andere op door minder cursussen aan te bieden en door niet meer alle tekstboeken zelf te schrijven. Ook gebruikt men, waar mogelijk, de studenten die al werkzaam zijn in een bedrijf en toegang hebben tot de systemen van hun organisatie, als capaciteitsuitbreiding door hen onderzoek te laten verrichten. Er zijn vier gesponsorde hoogleraren aangetrokken, benevens een viertal nieuwe personeelsleden. De commissie heeft met tevredenheid kennisgenomen van dit nieuwe beleid. Zij is ervan overtuigd dat, ondanks de krimp, er voldoende personeel is om de opleiding met de gewenste kwaliteit aan te bieden. Score: voldoende Masteropleidingen OUNL
27
F14.
Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Het onderzoeksbeleid van de faculteit is gericht op het stimuleren van onderzoek en het bevorderen van een onderzoeksklimaat. Dit heeft er onder meer toe geleid dat meer medewerkers dan voorheen daadwerkelijk actief zijn (geworden) op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Zo voldoet de wetenschappelijke output aan de ISI-norm. De faculteit investeert derhalve in de wetenschappelijke kwalificaties van de medewerkers. Dit geldt al langer voor de onderwijskwalificaties. Medewerkers voelen zich sterk betrokken bij het onderwijs en verreweg de meeste medewerkers staat open om nieuwe ontwikkelingen, zoals competentiegericht leren en het gebruik van ICT in te voeren. De bereidheid om in dit opzicht de aanwezige competenties te vergroten is zonder twijfel aanwezig. In organisatorisch opzicht functioneert de faculteit goed. De medewerkers vinden in hun team een kleinschalige thuishaven. Hier worden taken verdeeld en knelpunten opgelost. De grenzen tussen teams zijn voldoende open en er ontwikkelt zich met name op het gebied van het onderzoek samenwerking tussen leden van verschillende teams. De teamleiders hebben een intensief contact met de decaan en de ondersteunende staf.
Oordeel De commissie heeft met waardering kennis genomen van de beschrijving waaruit blijkt dat het personeel meer betrokken is geraakt bij wetenschappelijk onderzoek. De organisatorische realisatie van het programma is sterk verbeterd. Ook heeft de commissie tot haar genoegen vernomen dat de bestuurlijke organisatie van de OUNL platter is geworden, waardoor rechtstreeks contact tussen decaan en College van Bestuur mogelijk is geworden. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Inzet Personeel: voldoende
4. Voorzieningen Voor het onderwerp Voorzieningen geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F15.
Materiële voorzieningen
De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Oordeel De commissie sluit zich aan bij het positieve oordeel van de visitatiecommissie. Score: voldoende Masteropleidingen OUNL
28
F16.
Studiebegeleiding
1. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. 2. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Oordeel De commissie sluit zich aan bij het positieve oordeel van de visitatiecommissie. De voorgenomen verbetering van het “relatiemanagement” met twee doelstellingen, namelijk het in beeld brengen van de “echte” opleidingsstudenten en het geregeld monitoren van de studievoortgang, dragen mede bij tot het positieve oordeel van de commissie. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Voorzieningen: voldoende
5.Interne kwaliteitszorg
F17.
Evaluatie van resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De Open Universiteit Nederland heeft een lange traditie van kwaliteitszorg, vooral gebaseerd op productevaluatie. Zowel door faculteit als door visitatiecommissie is geconstateerd dat deze vorm van kwaliteitszorg te beperkt is. Gebruikmakend van de aanbeveling van de commissie dat de faculteit zich naast productevaluatie dient te richten op procesevaluatie (verloop van het onderwijs), is de faculteit begonnen met het invoeren van een breder systeem van kwaliteitszorg. De onderwijsprocessen zijn zodanig gestructureerd dat het borgen en bewaken van voortdurende kwaliteitsverbeteringen goed mogelijk is. Hierbij wordt niet solitair gekeken, maar gebruik gemaakt van de voortrekkersrol die het Onderwijstechnologisch expertisecentrum (OTEC) instellingsbreed speelt. Met de ontwikkeling en (de aanvang van) de invoering van een breder systeem van kwaliteitszorg worden een aantal – terechte – kritiekpunten van de diverse visitatiecommissies ondervangen, en een aantal aanbevelingen opgevolgd. Zo wordt vanwege de koppeling van regelcycli op diverse niveaus, de aansluiting tussen doelstellingen, eindtermen, curriculum en examinering geborgd. Tevens maakt zij periodieke – indien gewenst zelfs permanente – cursusevaluatie, inclusief de kwaliteit van docenten, niet alleen mogelijk, maar ook een ‘vast’ onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem. Vanwege de centrale adviesrol die diverse gremia toebedeeld krijgen, wordt de betrokkenheid van de verschillende groepen stakeholders bij de opleidingen sterk verbeterd. De gestructureerde opzet van het kwaliteitszorgsysteem maakt het mogelijk de realisatie van verbeterpunten in de tijd beter te volgen, en indien nodig bij te sturen. Dit leidt niet alleen tot een systematischer aanpak van geconstateerde knelpunten, maar ook tot verbeterde mogelijkheden om proactief en op basis van verifieerbare doelstellingen te handelen en te volgen. De koppeling tussen de (nog te formuleren) key performance-indicatoren voor de kwaliteit van het onderwijs, het bijbehorende managementinformatiesysteem en het in ontwikkeling zijnde kwaliteitszorgsysteem vormt daarmee de ruggengraat voor een effectieve kwaliteitsborging. Het systeem kent drie niveaus:
Masteropleidingen OUNL
29
1 Eindtermen en strategie, waar de doelstellingen, eindtermen, doelgroep en positie van de opleiding worden bepaald en bewaakt 2
Programma, waar het plan om deze eindtermen te realiseren wordt bepaald en bewaakt
3 Onderwijsontwikkeling en -uitvoering, waar het programma wordt uitgevoerd, het feitelijke onderwijs wordt ontwikkeld, verzorgd, bewaakt en geëvalueerd. Op ieder van de drie niveaus vindt zowel vooraf als achteraf een toetsing plaats. Zo toetst de curriculumcommissie vooraf de programmatische voornemens op analytische gronden, zoals programmavergelijking en wetenschappelijk gehalte. Het docentenoverleg toetst achteraf de realisatie van het programma gebruik makend van de rapportages over de onderwijsuitvoering. Op het niveau van uitvoering wordt bijvoorbeeld getoetst of de feitelijke studielast overeenkomt met de genormeerde studielast. De volgende commissies zijn voorzien: –
de referentiegroep(en), die zich richt(en) op kwaliteitsfacetten die te maken hebben met strategie en eindtermen
–
de curriculumcommissie, die zich richt op kwaliteitsfacetten die te maken hebben met de programmering en het wetenschappelijk karakter van de opleiding
–
de facultaire opleidingscommissie, die zich richt op kwaliteitsfacetten die te maken hebben met de uitvoering van het onderwijs.
Bij de commissies is onderscheid gemaakt naar wat een commissie moet behandelen en wat een commissie mag behandelen. Dat wordt aangegeven door de term ‘lead’ (voor het moeten) en de term ‘advies’ (voor het mogen). Om de werkzaamheden voor de decaan uitvoerbaar te houden is bij ieder kwaliteitsfacet slechts één commissie ‘leading’. In algemene zin kan men stellen dat commissies soms een gedachtenvormende vergadering hebben en soms een toetsende vergadering. Ook kan in dergelijke meerjarenplannen onderscheid worden gemaakt tussen onderhoudsluwe jaren en onderhoudsintensieve jaren. Als men een parallel trekt tussen de eigenaar van de opleiding en een eigenaar van een auto, dan is er soms sprake van een kleine beurt (onderhoudsluw), soms van een grote beurt (onderhoudsrijk) en periodiek een keuring (accreditatie). Eindtermen- en strategiecyclus De decaan bereidt een strategiedocument voor waarin de opleiding wordt gepositioneerd in termen van eindtermen, domeinspecifieke eisen en doelgroepen. Het document beschrijft de plannen ten aanzien van de genoemde onderwerpen. Het document wordt jaarlijks aangevuld met gegevens over de realisatie van de plannen (uit het onderwijsverslag). Dit document wordt voorgelegd aan de referentiegroep. Per specialisatie is een referentiegroep ingesteld, bestaande uit zowel vertegenwoordigers van het beroepenveld waar de opleiding voor opleidt als vertegenwoordigers van het wetenschappelijke veld in het betreffende domein. De samenstelling, bevoegdheid, verantwoordelijkheid en vergaderfrequentie zijn neergelegd in het reglement Referentiegroepen. De eindtermencyclus kent een periodiciteit van drie jaar, met twee beleidsluwe en één beleidsrijk jaar. In de beleidsluwe jaren worden de wijzigingen voorbereid die in het beleidsrijke jaar worden vastgesteld. De referentiegroep toetst jaarlijks de inhoud van het strategiedocument en formuleert in de beleidsrijke fase adviezen over wenselijke wijzingen in de strategie van de opleiding. Programmacyclus De decaan legt in een curriculumplan vast hoe de in samenspraak met de referentiegroep vastgestelde eindtermen gerealiseerd gaan worden en hoe de instroom via schakelprogramma’s geregeld wordt. De curriculum-commissie bespreekt en accordeert het curriculumplan. De commissie beoordeelt het programma op haalbaarheid (kan de inhoud van het programma de eindtermen realiseren?), (inter)nationale vergelijkbaarheid en wetenschappelijk niveau. De programmacyclus kent een periodiciteit van twee jaar waarin beleidsrijke en beleidsluwe jaren elkaar afwisselen. De curriculumcommissie bestaat uit de hoogleraren binnen de faculteit, en vergadert twee maal per jaar. Onderwijscyclus De derde cyclus is die van de onderwijsontwikkeling en -uitvoering, in het kort de onderwijscyclus. Op basis van het curriculumplan is capaciteit toebedeeld voor de onderwijsontwikkeling en -uitvoering. Daarmee kan het programma geëffectueerd worden. Onderwijsontwikkeling binnen de Open Universiteit Nederland verloopt via een welomschreven traject waarin een cursusteam werkt op basis van cursusplannen. In de cursusplannen worden tot in detail de inhouden, werkvormen, begeleiding en tentaminering van de onderwijseenheden vastgelegd. Van alle cursussen vindt proef- of veldtoetsing plaats. Doel van deze toetsing is het vaststellen van de studeerbaarheid, de realisatie van de gestelde
Masteropleidingen OUNL
30
doelen en het algehele welbevinden van studenten. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek wordt de cursus aangepast. Voor alle cursussen zijn tentamenprofielen vastgelegd overeenkomstig de richtlijnen van de Commissie voor de examens (CvE). Beoordeling van opdrachten en open vragen wordt gedaan aan de hand van gedetailleerde voorschriften. Waardering voor cursusmateriaal, tentamens en begeleiding Met SEIN (systematische cursusevaluatie online) kunnen open en gesloten vragen gesteld worden. Voor de vragen die als doel hebben de waardering van studenten voor het onderwijs te peilen, wordt voorlopig als vuistregel gehanteerd dat de ‘rapportcijfers’ gemiddeld minimaal 7 dienen te zijn. Bij een waardering tussen 6 en 7 wordt aanvullend onderzoek gedaan. Bij een waardering lager dan 6 wordt er standaard vanuit gegaan dat een herontwerp van de inhoud en/of van de begeleiding noodzakelijk is en wordt de analyse daarop gericht. Doelen ten aanzien van kwaliteitszorg Ten aanzien van de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem zijn, in de vorm van mijlpalen, de volgende doelen geformuleerd: Per ultimo 2005: – Referentiegroepen zijn ingesteld. – SEIN is operationeel en wordt voor alle cursussen als evaluatie-instrument gebruikt. Per einde tweede kwartaal 2006: – Key-performance-indicatoren zijn geformuleerd. Per ultimo 2006: – Kwaliteitszorgsysteem is operationeel. – Managementinformatiesysteem is operationeel.
Oordeel De commissie heeft met waardering kennis genomen van de opzet van de interne kwaliteitszorg, die cyclisch van aard is. Hierbij kan op pro-actieve wijze en op basis van verifieerbare doelstellingen worden gehandeld. De grote lijnen zijn helder aangegeven in de additionele informatie. Van bijzonder belang acht de commissie de genoemde eindtermen - en strategiecyclus, de programmacyclus en de onderwijscyclus. Tijdens het bezoek heeft de commissie erop gewezen dat voor de interne kwaliteitszorg expliciet bestuurlijke aandacht noodzakelijk is omdat haars inziens meer aandacht voor de culturele dimensie noodzakelijk is. De commissie vindt de benadering die wordt gehanteerd in te sterke mate instrumenteel. De kwaliteitszorg zou moeten leiden tot het ontstaan van een echte interne kwaliteitscultuur. Kort na het bezoek heeft de decaan schriftelijk aan de commissie laten weten dat hij, teneinde het bovenstaande te bereiken, een Kerngroep Kwaliteitszorg heeft ingesteld, waarvan hij zelf voorzitter is. Tevens heeft hij de door deze kerngroep opgestelde streefdoelen en prestatie-indicatoren vermeld. De commissie komt tot de conclusie dat bij de interne kwaliteitszorg in voldoende mate de evaluatie van resultaten aan de orde komt. Score: voldoende
Masteropleidingen OUNL
31
F18.
Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Schematisch overzicht Marsroute Marketing Activiteiten Marsroute 2005 Gerichte acties naar potentiële klanten Inschakeling alumni en studenten
Stand realisering 01-07-2005 - Studiegids nieuwe stijl - Voorbereiding corporate campagne - Inventariseren alumni per bedrijf
Onderzoek voorkeuren studenten
-
Doelmatigheid cursusexploitatie Activiteiten Marsroute 2005 Variabele cursuskosten per team gem. 0,9 uur Efficiency procedure bij start afstudeerproject
Stand realisering 01-07-2005 - Maximering variabele kosten gerealiseerd in budgetten teams - Ontwerp procedure gereed; implementatie deels afgerond
Onderzoeksverslag gereed
Werkzaamheden 2005-2 - Uitvoering corporate campagne - Contactdag voor bedrijven -
Bijdrage aan corporate campagne actie 1000ste afgestudeerde Resultaten incorporeren in curriculum
Werkzaamheden 2005-2 - Implementeren beleid begeleidingskosten - Afronden implementatie
Verhoging inkomsten Digitale Universiteit; consolidatie inkomsten Ruud de Moor-centrum Activiteiten Stand realisering Werkzaamheden Marsroute 2005 01-07-2005 2005-2 Participatie in projecten BEO- Participatie in gestarte projecten - Realiseren participatie in alle programma projecten Participatie RdMC - Realisatie maximale participatie - Consolidatie participatie. Vernieuwing masteropleiding Activiteiten Marsroute 2005 Thematische blokken afstandsonderwijs Begeleide varianten i.s.m. hogescholen Overgangsstrategie
Schakelprogramma’s invoeren
Stand realisering 01-07-2005 - Plannen per blok gereed. Implementatieplan gereed - Bereidheid tot participatie vanaf 2007 - Principes overgangsbeleid vastgesteld
Werkzaamheden 2005-2 - Ontwikkeling blokken met start 2006-7 - Geen
-
-
Overleg hogescholen eigen schakelprogramma
Herziening onderwijsaanbod op bachelorniveau Activiteiten Stand realisering Marsroute 2005 01-07-2005 Vernieuwing bacheloropleiding - Geen activiteiten Corporate learning support - Planvorming - Overleg partners Hoger onderwijs voor velen - Inventarisatie potentiële thema’s
Masteropleidingen OUNL
-
Voorbereiding OER 2006-7 Nieuwe opleiding per 2007 aanmelden Ontwerp schakelprogramma op basis van DU-materiaal
Werkzaamheden 2005-2 - Vaststellen uitgangspunten - Selectie pilotproject -
Productie één module
32
Monitoren studenten Activiteiten Marsroute 2005 Identificeren opleidingsstudenten
Stand realisering 01-07-2005 - Categorisering t.b.v. voorjaarsoffensief Collectieve en individuele interventies - Overleg OSC Cursusevaluatie
-
Implementatie SEIN voltooid
Versterking interactie met afnemers groepen en academische wereld Activiteiten Stand realisering Marsroute 2005 01-07-2005 Referentiegroepen - Leden referentiegroepen aangezocht Samenwerking zusterfaculteiten - Geen Samenwerking met hbo-instellingen
-
Samenwerking met commerciële partners Deelname aan onderzoekscholen
Werkzaamheden 2005-2 - Vaststellen populatie opleidingsstudenten - Interventies onderdeel van werkroutine - Start gestandaardiseerde evaluaties
Werkzaamheden 2005-2 - Alle groepen zijn bij elkaar geweest - Verkenning samenwerking met zusterfaculteiten - Betrekkingen verder verbeteren
-
Intenties en overeenkomsten 2005-2006 Overeenkomst met Pentascope
-
-
Geen
-
Overeenkomsten met FME en BMC (?) Verkenning mogelijkheden
Standaardisering product- en taaktypen Activiteiten Stand realisering Marsroute 2005 01-07-2005 Definiëring taaktypen - Afronding beschrijving taaktypen Content management systeem - Systeem voltooid Elektronische leeromgeving(en) - Eerste cursussen in Blackboard
Werkzaamheden 2005-2 - Toepassing taaktypen in PIM - Implementatie - Voorzieningen voor alle taaktypen
Onderzoekskringen van staf en studenten Activiteiten Stand realisering Marsroute 2005 01-07-2005 Onderzoeksthema’s - In grote lijnen vastgesteld
Werkzaamheden 2005-2 - Afstemmen in referentiegroepen
Procedure begeleiding per kring
-
In sommige kringen voltooid
-
Relatiemanagement scriptiestudenten
-
Contacten gelegd met alle studenten
-
Realisering onderzoeksoutput per medewerker met onderzoekstaak Activiteiten Stand realisering Marsroute 2005 01-07-2005 Toekennen 5,5 fte aan medewerkers - Aanwijzing medewerkers met met onderzoekstaakstelling onderzoekstaak Interne visitatie - Eerste ronde voltooid
Vaststelling procedure op facultair niveau Evaluatie begeleiding afstudeertraject
Werkzaamheden 2005-2 - Realisering beoogde output -
Monitoren voortgang
Samenstelling personeel: kwantitatief en kwalitatief Activiteiten Stand realisering Marsroute 2005 01-07-2005 Scholings- en ontwikkelingsplan - Onderzoek mogelijkheden EGsubsidie Formatieplan - Reorganisatie afgerond; reductie formatie hoogleraren Faculteitsbureau - Plan vastgesteld en uitgevoerd
-
Opstellen formatieplan
-
Interne organisatie
-
Onderzoek efficiency en effectiviteit Onderzoek effectiviteit aansturing
-
Masteropleidingen OUNL
Taken middenmanagement toegedeeld Start bestuursberaad
Werkzaamheden 2005-2 - Start scholingsactiviteiten
33
Kwaliteitsborging Activiteiten Marsroute 2005 Jaarlijks kwaliteitsplan
Stand realisering 01-07-2005 - Geen
Voorbereiding NVAO-accreditatie
-
Geen
Voorbereiding Equis-accreditatie
-
Geen
Werkzaamheden 2005-2 - Eerste versie kwaliteitsplan gereed - Zelfevaluatie in kader vervroegde accreditatie - Lidmaatschap EFMD
Internationalisering wetenschapsontwikkeling De toegang van studenten van de Open Universiteit tot digitale tijdschriften ligt (binnenkort) op hetzelfde (goede) niveau als in andere universiteiten. Internationale cursussen en opleidingen De Open Universiteit is initiatiefnemer van de opleidingen EuroMBA en GlobalMPA. Deze opleidingen bieden afstandsonderwijs aan met drie à vier maal per jaar residentiële weken op wisselende locaties. In beide gevallen wordt samengewerkt met vooraanstaande universiteiten. Voor het EuroMBA op Europees niveau, voor het GlobalMPA op mondiaal niveau. Onder de titel ‘Management courses online’ ontwikkelt de faculteit een aanbod aan Engelstalige cursussen op het gebied van het management van instellingen en bedrijven. Deze cursussen zijn voorlopig uitsluitend bedoeld om opgenomen te worden in door derden ontwikkelde opleidingen. Het gaat hierbij onder andere om opleidingen in Oost-Europa en in ontwikkelingslanden. De Open Universiteit biedt, in samenwerking met de bestuursacademie (Fontys Hogescholen), een Engelstalige MSc-opleiding aan op Sint Maarten. Ontwikkeling netwerk virtuele mobiliteit De komende jaren zal – mede dankzij een toegekende subsidie van de Europese Unie – een Europees netwerk worden opgezet op het gebied van virtuele mobiliteit. Voor de belangrijkste vakgebieden van de bedrijfswetenschappen worden virtuele ontmoetingsplaatsen gecreëerd. Hier kunnen studenten die opleidingen volgen aan verschillende instellingen voor afstandsonderwijs, elkaar vragen stellen met betrekking tot het vakgebied en ook kunnen ze partners zoeken voor het verrichten van onderzoeksprojecten. Buitenlandse onderwijs- en advieswerkzaamheden –
Participatie van medewerkers van de Open Universiteit bij buitenlandse programma’s van de Maastricht School of Management. Het betreft outreach programma’s in verschillende landen (Jemen, China, Zambia)
–
Medewerkers van de faculteit Managementwetenschappen adviseren op verschillende plaatsen bij de ontwikkeling van afstandsonderwijs (Polen, Hongarije. Tanzania, Zambia)
Docentenuitwisseling en congresbezoek –
De faculteit stimuleert docenten om buitenlandse congressen te bezoeken. Voorwaarde is het indienen van een paper en (achteraf) het uitwerken van dit paper tot een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift.
–
Er vinden geregeld contacten plaats met docenten en leidinggevenden van andere instellingen voor afstandsonderwijs teneinde kennis inzake methodiek en cursusontwikkeling uit te wisselen.
Oordeel De commissie constateert met tevredenheid dat er verschillende maatregelen tot verbetering getroffen zijn. Dat blijkt duidelijk uit het uitvoerige overzicht bestuurlijke hantering dat als bijlage aan de additionele informatie is toegevoegd; hierin staan de aanbevelingen van de visitatiecommissies vermeld, met daarnaast de aanpak ervan op faculteitsniveau. De hierboven overgenomen marsroute geeft een helder overzicht van de activiteiten en de stand van de realisering per juli 2005. De internationalisering wordt, zij het voor zover dienstig voor de Open Universiteit en haar studenten, gerealiseerd met een beleid dat hierboven kort is weergegeven.
Masteropleidingen OUNL
34
De commissie komt tot de conclusie dat de genomen verbetermaatregelen bijdragen tot het behalen van de streefdoelen. Score: voldoende
F19.
Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Er is een raad van advies ingesteld en daarnaast zijn er referentiegroepen voor de verschillende specialisaties/masteropleidingen. Het invoeren van landelijke dagen met studenten wordt overwogen. De scriptiebegeleiding wordt systematisch geëvalueerd.
Oordeel Met de raad van advies en de referentiegroepen wordt het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg betrokken. Het betrekken van studenten blijft lastig, zo heeft de commissie tijdens haar bezoek vernomen. Zij zijn vooral gespitst op behoorlijke studieresultaten. De onderwijscommissie, waarin uiteraard studenten zitting hebben, functioneert adequaat. In de aangeleverde prestatie-indicatoren staan de volgende doelstellingen. a) academisch niveau: ”Minimaal 75% van de afgestudeerden geeft aan dat door het volgen van de opleiding haar academische c.q. onderzoeksvaardigheden zijn verbeterd.” b) relevantie voor beroepspraktijk: ”Minimaal 75% van de afgestudeerden geeft aan dat door het volgen van de opleiding haar functioneren in de beroepspraktijk is verbeterd.” c) samenhang van programma: ”Minimaal 75% van de afgestudeerden geeft aan dat de opleiding voldoende evenwichtig en inhoudelijk samenhangend is opgebouwd.” De commissie komt tot de conclusie dat bij de interne kwaliteitszorg studenten, docenten, afgestudeerden en het afnemende beroepenveld in voldoende mate worden betrokken. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende
Masteropleidingen OUNL
35
6.
Resultaten
Voor het onderwerp Resultaten geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F20.
Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua inhoud, niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Aanbevelingen van visitatiecommissies operationalisering van de academische doelstellingen in het programma
wetenschappelijk niveau laat te wensen over, mede omdat aansluiting met onderzoek in feite ontbreekt
grondig herzien van zowel voorbereiding op scripties als de beoordelingsprocedure
Wijze van aanpak op faculteitsniveau Bacheloropleiding: Ontwikkeling generieke academische vaardigheden in het AV-programma. Toepassing in bachelorthesis en in toekomst in integratiemodulen. Materopleidingen: (1) Centrale rol voor kennismaking met onderzoek in nieuwe cursussen; (2) Aanscherping scriptietraject als vorm van wetenschappelijk onderzoek. (1) Aansluiting met onderzoek wezenlijk versterkt door faculteitbrede instelling van scriptiecommunities, waaraan tevens onderzoek van de staf is gekoppeld; (2) versterking staf met gepromoveerde onderzoekers. Masteropleidingen: Het nieuwe scriptiebeleid verhoogt de ondergrens voor alle scripties en leidt er voorts toe dat het wetenschappelijke niveau van alle scripties toeneemt.
Oordeel Bovenstaande tabel is een deel van het overzicht met betrekking tot de bestuurlijke hantering van de aanbevelingen van de visitatiecommissie. De commissie constateert dat de ambitie en de wil om de opleidingen een meer geaccentueerd wetenschappelijk niveau te geven duidelijk aanwezig zijn. Dit zal onder andere gebeuren door de studenten meer met onderzoek in contact te brengen. De toetsing bestaat niet meer louter uit multiple choice; in die vorm wil de opleiding slechts basiskennis toetsen. Studenten schrijven bijvoorbeeld 16 kleine werkstukjes, waarvan er vier worden beoordeeld. Ook laat men de student bijvoorbeeld drie wetenschappelijke artikelen vergelijken. De commissie acht dit een goede aanpak. De commissie heeft er vertrouwen in dat de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zullen komen met de nagestreefde. Nu valt dat nog niet na te gaan omdat de nagestreefde kwalificaties verschillen van die van voorheen. Score: voldoende
Masteropleidingen OUNL
36
F21.
Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Op institutioneel niveau is voor de OUNL een aantal doelen beschikbaar op het gebied van rendement. Deze zijn afgesproken met het Ministerie van OC&W. Het betreft hier met name het aantal getuigschriften dat jaarlijks afgeleverd moet worden. Dat is een absoluut aantal dat de OUNL als geheel dient af te leveren. a)
b)
c)
opleidingsrendement: ”75% van de MSc-studenten die aan de vastgestelde criteria van een ‘opleidingsstudent’ voldoen, studeert binnen vijf jaar af.“ afstudeerrendement: ”75% van de MSc-studenten die zich heeft ingeschreven voor het scriptietraject, rond deze succesvol binnen 18 maanden af.“ uitval: “Het aantal studenten dat na het volgen van de eerste module besluit om geen vervolgmodulen af te nemen daalt in de periode 2006-2010 jaarlijks met 5%.”
Oordeel De commissie heeft met instemming kennis genomen van de bovengeformuleerde streefdoelen betreffende de rendementen. Het is nog veel te vroeg om te kunnen nagaan in hoeverre deze streefcijfers zijn behaald. Het onderwerp is duidelijk punt van aandacht bij de opleiding, in tegenstelling tot voorheen toen men voornamelijk dacht aan het aanbieden van losse cursussen. De commissie heeft vertrouwen in de wijze waarop en in de snelheid waarmee de opleiding de nieuwe koers gaat varen. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Resultaten: voldoende.
Totaaloordeel over de opleidingen: de commissie is van oordeel dat de opleidingen • • • • •
master Accounting and Finance master Business Processes and ICT master Strategy and Organization master Supply Chain Management master Public Management and Policy
voldoen aan de criteria voor basiskwaliteit.
Masteropleidingen OUNL
37
Bijlage 1
Curricula vitae van de voorzitter en de leden van de commissie
Prof. drs J. B. M. (Jan) Edelman Bos (1925) is emeritus hoogleraar Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij studeert werktuigbouwkunde aan de toenmalige M.T.S. "Amsterdam" te Amsterdam (diploma 1947) en bedrijfseconomie aan de toenmalige Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam. In 1951 voltooit hij laatstgenoemde studie en treedt hij in dienst van het organisatieadviesbureau Bosboom en Hegener N.V. te Amsterdam. In het kader van Bosboom en Hegener verricht hij advieswerk voor ondernemingen (zowel groot- als middelgrootschalig) in verscheidene bedrijfstakken, voor instellingen in de gezondheidszorg, voor overheidsorganisaties op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau, alsmede in het kader van wereldbankprojecten in ontwikkelingslanden. Het advieswerk betreft met name vraagstukken op het gebied van management, organisatiestructurering, samenwerkingsvormen en strategieontwikkeling. Hoofdaccent bij het advieswerk is vrijwel steeds de relatie tussen organisatiestructuur, organisatiecultuur en organisatiestrategie. Daarbij wordt als belangrijk aangrijpingspunt gehanteerd de bestuurlijke en managementfunctie op top- en middenniveau en wel in het perspectief van strategische en operationele veranderingsprocessen. Naast de advieswerkzaamheden vervult hij sedert 1969 bij Bosboom en Hegener ook de functie van directeur. Sedert 1977 bekleedt hij de deeltijdse leerstoel "Bedrijfskunde in het bijzonder Organisatiestrategie" bij de Interuniversitaire Interfaculteit Bedrijfskunde te Delft, welke sedert 1984 als Faculteit der Bedrijfskunde deel uitmaakt van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daar is hij onder andere voorzitter van de vakgroep Strategie en Omgeving. In 1984 wordt hij bij dezelfde universiteit tevens benoemd op de deeltijdse leerstoel "Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg" bij het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg van de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Op dat moment beëindigt hij zijn werkzaamheden bij Bosboom en Hegener en voert hij tot 2003 een zelfstandige organisatieadviespraktijk, in hoofdzaak betrekking hebbend op organisatievernieuwing in strategisch prespectief bij verschillende ondernemingen en overheidsinstanties. In 1990 gaat hij bij de Erasmus Universtiteit Rotterdam met emeritaat. Vanaf 1951 vervult hij diverse docentschappen op het gebied van bedrijfswetenschappen. Het betreft hier voornamelijk seniormanagement en organisatiekundige opleidingen, onder andere in het kader van: Stichting Interacademiale Opleiding Organisatiekunde, Postacademisch Onderwijs Bedrijfs- en Bestuurswetenschappen, Stichting Studiecentrum Bedrijfsbeleid/ Semafor, Stichting Bedrijfskunde, Stichting De Baak en Stichting Techniek en Marketing. Hij is van 1963 - 1966 en van 1972 - 1976 lid van het bestuur van de Orde van Organisatiekundigen en -Adviseurs, van 1973 - 1975 ook als voorzitter, en erelid vanaf 1990. Van 1979 - 1985 is hij lid van het bestuur van de European Foundation for Management Development en voorzitter van de Netherlands Foundation for Management Development. Hij is van 1980 - 1985 onafhankelijk lid van de SERcommissie Plaats en Toekomst Nederlandse Industrie.
Masteropleidingen OUNL
38
Hij was voorzitter van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen die in november 2004 haar rapport uitbracht. Drs. C. (Cees) de Snoo (1981) studeerde Technische Bedrijfswetenschappen (TBW) aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). TBW is de technische variant van de opleiding Bedrijfskunde. In de zomer van 2005 rondde hij zijn afstudeeropdracht en daarmee zijn studie af. Met ingang van 1 oktober 2005 is hij werkzaam als promovendus aan de RUG en houdt hij zich bezig met vraagstukken rondom de organisatie en afstemming van planningsprocessen zowel binnen als tussen bedrijven. Hij maakte deel uit van de Faculteitsraad Bedrijfskunde in het seizoen 2002 - 2003 en was tussen 2000 en 2002 lid van de opleidingscommissie TBW. Verder was hij praeses van de Gereformeerde Studentenvereniging (GSV) te Groningen (2003 2004) en lid van diverse andere commissies en besturen. Hij was studentlid van de visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen die in november 2004 haar rapport uitbracht.
Prof.dr.ir. C.A.Th. Takkenberg (1941) startte na Handels ULO en HBS-B, in 1959 aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda de studierichting Luchtmacht Elektronische Diensten met voortzetting aan de Luchtmacht Elektronische en Technische School (LETS). Tijdens zijn carrière als beroepsofficier achtereenvolgens tewerkgesteld als Instructeur Elektronica en Hoofd Afdeling Elektronische Apparatuur aan de LETS en Hoofd Afdeling Elektronische Vliegtuigapparatuur en Hoofd Bureau Bedrijfsrationalisatie bij de Vliegbasis Volkel. Studeerde in 1972 af aan de Technische Universiteit Eindhoven in Elektrotechniek en Bedrijfskunde en was inmiddels van de Luchtmacht overgestapt naar FokkerVFW, alwaar hij werkte als hoofd Bureau Quality Assurance van het Elektronisch Bedrijf. Van 1973 tot en met 1984 werkzaam als wetenschappelijk (hoofd)medewerker in de sectie Organisatie en Management van de vakgroep Bedrijfseconomie binnen de Economische Faculteit van de RUG. In 1983 promotie tot doctor in de Economische Wetenschappen. Titel proefschrift: Planning en Methode van Onderzoek. Wetenschappelijke belangstelling: Operations Research toegepast op Productie en Logistiek alsmede Gezondheidszorg. Van eind 1984 tot en met 1987 werkzaam als principal consultant/partner bij de vestiging BSO/Partners van het Bureau voor Systeemontwikkeling te Utrecht in het vakgebied ICT en strategie. In November 1986 benoemd tot deeltijd hoogleraar aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de RUU, leerstoel Beleids- en Beslissingsondersteunende Systemen. Parallel daaraan was hij na zijn vertrek bij BSO nog verbonden als partner/consultant bij enkele adviesbureaus. Met ingang van 1 augustus 1990 benoemd tot hoogleraar bij de vakgroep Bestuurlijke Informatiekunde en Accountancy (leerstoel Informatiesystemen) bij de Economische Faculteit van de UvT. Wetenschappelijke belangstelling: Group Decision and Negotiation Support en de relatie tussen ICT en ‘lerende organisaties’. In de negentiger jaren sterk betrokken bij de veranderingen in de Sociale Zekerheid. Met ingang van 1 september 2002 met pré-pensioen. Wetenschappelijke belangstelling: compexiteitstheorie en organisatie. Sinds dat tijdstip part time werkzaam als mediator en gerechtsdeskundige in het domein ICT, Organisatie en Economie.
Masteropleidingen OUNL
39
Hij was voorzitter van de visitatiecommissie die in maart 2004 het rapport Technische Bedrijfskunde/Technische Bestuurskunde uitbracht. Prof. dr. R. (Roland) Vandenberghe (1939) is sinds 1 oktober 2004 hoogleraar emeritus van de KU Leuven (België). Hij was het hoofd van het Centrum voor Onderwijsbeleid en –vernieuwing. Hij promoveerde in 1970 op een onderzoek over onderwijsvernieuwing in het secundair beroepsonderwijs. Zijn onderzoek heeft hoofdzakelijk betrekking op verandering en vernieuwing in educatieve settings. Hij heeft daarover verschillende boeken en artikelen gepubliceerd in internationale en nationale tijdschriften. Hij heeft o.a. gedurende vijf jaar meegewerkt aan het International School Improvement Project van het Center for Research and Innovation van de OESO (Parijs). In het kader van de Raad van Europa heeft hij een onderzoek geleid over vernieuwing in het Basisonderwijs. Hij heeft aan de universiteit verschillende bestuursmandaten opgenomen: hij was departe-mentaal secretaris en vervolgens ook voorzitter van het departement Pedagogische Wetenschappen van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Van 1995 - 1996 tot en met 2000 - 2001 was hij decaan van dezelfde faculteit. Gedurende tien jaar was hij lid van de beoordelingscommissie Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Momenteel is hij nog lid van de Programmaraad Onderwijskundig Onderzoek van NWO. Hij was redactielid van het International Journal for Qualitative Research in Education, van het Tijdschrift voor onderwijsresearch en van het Pedagogisch Tijdschrift. In het kader van de Vlaamse Onderwijsraad heeft hij en leidt nog steeds verschillende commissies en werkgroepen. Hij had als onderwijskundige zitting in de visitatiecommissie Godgeleerdheid die in maart 2006 haar rapport uitbracht.
Masteropleidingen OUNL
40
Bijlage 2
BESCHRIJVING VOLGENS DE DUBLIN DESCRIPTOREN
1. Accounting and Finance Descriptor 1:
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1 de belangrijkste theorieën en actuele ontwikkelingen op de terreinen van Accounting en finance, ten minste op het gebied van: – financieel management dat de positie van de organisatie op de vermogensmarkt belicht – financial accounting dat de verslaggeving t.b.v. vermogensverschaffers belicht – administratieve organisatie dat de inrichting van administratieve systemen belicht – management accounting dat de informatievoorziening t.b.v. de besluitvorming belicht. Daarbij krijgt oordeelsvorming t.b.v. het aanpakken van besluitvormingsproblemen in een multidisciplinaire context, onder andere rekening houdend met ethische aspecten, expliciet aandacht 2 de besturing en beheersing van een organisatie en de bijbehorende informatievoorziening in een integrerende context. Daarbij krijgt het aanpakken van complexe besturingsproblemen in een multidisciplinaire context expliciet aandacht 3 de wijze waarop de 'discussie' in de wetenschappelijke literatuur verlopen kan rond nieuwe ideeën de onzekere wetenschappelijke status van deze ideeën, en de wijze waarop zo'n discussie te volgen is 4 sociaal-wetenschappelijk onderzoek: o.a. conventies, methoden en methodologie met betrekking tot onderzoek op bovenstaande gebieden. De afgestudeerde heeft daarbij een beheersingsgraad bereikt die het hem mogelijk maakt aan het academisch debat op masterniveau deel te nemen.
Descriptor 2:
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft zodanige kennis en inzicht dat hij of zij in staat is tot: 1 Beschrijven en analyseren van bedrijfsproblemen en het zoeken naar mogelijke oplossingen op het terrein van de financiële beheersing en besturing van organisaties in een authentieke context. Het gaat hier om multidisciplinaire vraagstukken, in een volgorde van opklimmende complexiteit, die om een oplossing vragen in situaties van beperkte of onvolledige informatie en van vooraf (deels) onbekende omstandigheden. In het begin worden gedeelten van de probleemoplossingscyclus doorlopen, maar gaandeweg wordt de cyclus steeds meer integraal gebruikt. Door problemen in een volgorde van opklimmende complexiteit aan te pakken ontstaat een leerproces naar praktijksituaties die de afgestudeerde na de opleiding kan tegenkomen. 2 Zelfstandig verrichten van (bedrijfs-)wetenschappelijk onderzoek. De afgestudeerde kan deze vaardigheden toepassen in nieuwe omstandigheden, met begrip voor situationele factoren en de relevante context.
Descriptor 3:
Oordeelsvorming
De afgestudeerde kan: 1 theoretische concepten en begrippen door middel van een onderzoek verhelderen, analyseren en in theoretische en domeinspecifieke kaders positioneren 2 onderbouwde oordelen formuleren op grond van onvolledige en beperkte informatie Masteropleidingen OUNL
41
3 bronnenonderzoek uitvoeren, analyseren, ordenen en interpreteren 4 reflecteren op de opzet, bruikbaarheid en repliceerbaarheid van eigen en reeds uitgevoerd onderzoek en een eigen standpunt formuleren en onderbouwen 5 de maatschappelijke context en ethische verantwoordelijkheden incorporeren in de eigen oordeelsvorming. De afgestudeerde is in staat afwegingen te maken en te formuleren over onderwerpen op het terrein van financieel bestuur en beheer, en op basis van onvolledige informatie te komen tot een plan van aanpak. Hij is in staat om in die afwegingen sociale en ethische verantwoordelijkheden mee te wegen.
Descriptor 4:
Communicatie
De afgestudeerde kan: 1 mondeling en schriftelijk, helder rapporteren aan vakgenoten en belanghebbenden (‘stakeholders’) en toont zich daarbij klantgericht, zakelijk, respectvol en verantwoordelijk ten aanzien van (de belangen van) anderen 2 op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, overbrengen op specialisten en niet-specialisten.
Descriptor 5:
Leervaardigheden
De afgestudeerde kan: 1 nieuwe ontwikkelingen kritisch beoordelen en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven 2 de eigen leerbehoeften herkennen 3 de bronnen vinden die aan de leerbehoeften voldoen 4 zelfstandig vorm en inhoud te geven aan diens leerprocessen. Alle leeractiviteiten in de opleiding Accounting and finance vinden plaats op het grensvlak van het verwerven van bestaande aangereikte kennis en het zelf ontdekken en beoordelen van voor een concreet bedrijfsprobleem relevante (nieuwe) kennis. Leervaardigheden behoren tot de competenties die noodzakelijk zijn om de andere doelstellingen te bereiken.
2. Business processes and ICT Descriptor 1:
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1 de belangrijkste theorieën en actuele ontwikkelingen op de terreinen van bedrijfsprocessen en ICT, met name: – analyse en herontwerp van bedrijfsprocessen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen doel en wijze van uitvoering van de afzonderlijke processtappen (procesanalyse) – de mogelijkheden en beperkingen van de toepassing van ICT op een specifiek bedrijfsproces (ICTanalyse) 2 de wederzijdse beïnvloeding bedrijfsproces enerzijds en ICT-inzet en ICT-inrichting anderzijds (procesICT-relatie) 3 de wijze waarop de ‘discussie’ in de wetenschappelijke literatuur rond nieuwe ideeën kan verlopen, de onzekere wetenschappelijke status van deze ideeën, en de wijze waarop zo'n discussie te volgen is 4 methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk en ontwerpgericht onderzoek. De afgestudeerde heeft daarbij een beheersingsgraad bereikt die het hem of haar mogelijk maakt aan het academisch debat op masterniveau deel te nemen.
Masteropleidingen OUNL
42
Descriptor 2:
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis en inzicht dat hij in staat is tot het doen van: 1 gefundeerde en bedrijfskundig verantwoorde voorstellen voor herontwerp van de bedrijfsprocessen op basis van procesanalyseresultaten (procesontwerp) 2 verantwoorde voorstellen tot herontwerp van de ICT-faciliteiten op basis van ICT-analyseresultaten (ICTontwerp) 3 zelfstandig onderzoek op de terreinen van bedrijfsprocessen en ICT. De afgestudeerde kan deze vaardigheden toepassen in uiteenlopende settings, in relatie tot verschillende inhouden en in samenwerking met diverse (inhouds)deskundigen om bedrijfskundige problemen te analyseren en te onderzoeken en/of ontwerpen voor oplossingen op te zetten en uit te werken.
Descriptor 3:
Oordeelvorming
De afgestudeerde kan: 1 door middel van een onderzoek verhelderen, analyseren en in theoretische domeinspecifieke kaders positioneren van theoretische concepten en begrippen 2 uitvoeren, analyseren, ordenen en interpreteren van bronnenonderzoek 3 formuleren en onderbouwen van een eigen standpunt over de opzet, bruikbaarheid en repliceerbaarheid van eigen reeds uitgevoerd onderzoek 4 kritisch reflecteren op keuzen voor ontwerp en onderzoek, rekening houdend met ethische en maatschappelijke implicaties van de overwogen alternatieven. De afgestudeerde is in staat afwegingen te maken en te formuleren over onderwerpen op het terrein van management van bedrijfsprocessen en ICT en op basis van onvolledige informatie te komen tot een plan van aanpak. Hij is in staat om in die afwegingen sociale en ethische verantwoordelijkheden mee te wegen. Descriptor 4:
Communicatie
De afgestudeerde kan: 1 mondeling en schriftelijk, helder rapporteren aan vakgenoten en belanghebbenden (‘stakeholders’) en toont zich daarbij klantgericht, zakelijk, respectvol en verantwoordelijk ten aanzien van (de belangen van) anderen 2 op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, overbrengen op specialisten en niet-specialisten.
Descriptor 5:
Leervaardigheden
De afgestudeerde kan: 1 nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bedrijfsprocessen en ICT kritisch beoordelen en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven 2 de eigen leerbehoeften herkennen 3 de bronnen vinden die aan de leerbehoeften voldoen 4 zelfstandig vorm en inhoud te geven aan diens leerprocessen. Alle leeractiviteiten in de opleiding BICT vinden plaats op het grensvlak van het verwerven van bestaande aangereikte kennis en het zelf ontdekken en beoordelen van voor een concreet bedrijfsprobleem relevante (nieuwe) kennis. Leer-vaardigheden behoren tot de competenties die noodzakelijk zijn om de andere doelstellingen te bereiken.
Masteropleidingen OUNL
43
3. Strategy and organization Descriptor 1: Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1 De voornaamste begrippen, theorieën, stromingen en paradigma's in de strategische en organisatiekundige en verander literatuur. Hierbij valt te denken aan: – relatie organisatie en omgeving – inhoud van de strategie (in termen van concurrentieanalyse, kerncompetenties, identiteit e.d.) – proces van strategievorming (planmatig, incrementeel, impliciet, zelforganisatie e.d.) – ontwerp van de organisatiestructuur en aanvullende coördinatiemechanismen – groepering- en functievraagstukken – cultuur- en leiderschapsvraagstukken – problemen en processen van veranderingsmanagement. 2 De achterliggende waardeoriëntaties en ontologische veronderstellingen in de stromingen van het vakgebied en kan de praktische consequenties daarvan herkennen en benoemen. 3 Methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek: o.a. conventies, methoden en methodologie met betrekking tot onderzoek op bovenstaande gebieden. De afgestudeerde heeft daarbij een beheersingsgraad bereikt die het hem mogelijk maakt aan het academisch debat op master niveau deel te nemen en daar een bijdrage aan te leveren.
Descriptor 2:
Toepassen kennis en inzicht
1 Uitvoeren van een wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar een praktisch relevant organisatieprobleem. – herformuleren van een praktische probleemstelling/vraagstelling opdat deze onderzoeksmatig benaderd kan worden – technisch ontwerpen van onderzoek – uitvoeren van (dataverzameling, -verwerking, -rapportage) op een wijze die voldoet aan minimale wetenschappelijke criteria te weten: valide, betrouwbaar en transparant – vertalen van resultaten van het onderzoek naar beleidsmatige oplossingen in de vorm van aanbevelingen. 2 Maken van een probleemdiagnose: probleemherkenning, -afbakening, -typering, -analyse. Daarbij krijgt het aanpakken van complexe besturingsproblemen in een multidisciplinaire context expliciet aandacht. – uitvoeren van een analyse van strategische, inrichting- en veranderingsvraagstukken van organisaties vanuit theoretische kaders – selecteren van interventies die binnen de strategie van een organisatie passen – opstellen van een veranderplan en beredeneren hoe voldoende draagvlak voor verandering kan worden geschapen – projectmatig beheersen van een verandertraject. Dit houdt onder andere in het koppelen van het plan aan meetbare veranderdoelstellingen en beheersing van het verandertraject in termen van tijd, geld, kwaliteit, mensen en middelen – evalueren van de effecten van deze interventies. De afgestudeerde kan deze vaardigheden toepassen in nieuwe omstandigheden, met begrip voor situationele factoren en de relevante context.
Masteropleidingen OUNL
44
Descriptor 3:
Oordeelsvorming
De afgestudeerde kan: 1 theoretische concepten en begrippen door middel van een onderzoek verhelderen, analyseren en in theoretische en domeinspecifieke kaders positioneren 2 onderbouwde oordelen formuleren op grond van onvolledige en beperkte informatie 3 bronnenonderzoek uitvoeren, analyseren, ordenen en interpreteren 4 op de opzet, bruikbaarheid en repliceerbaarheid van eigen en reeds uitgevoerd onderzoek reflecteren en een eigen standpunt formuleren en onderbouwen 5 de maatschappelijke context en ethische verantwoordelijkheden incorporeren in de eigen oordeelsvorming 6 verantwoording afleggen voor: typering probleem, keuze van interventiemethoden en beoogde en daadwerkelijke effecten 7 over de opzet en resultaten van eigen en reeds uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek een eigen standpunt formuleren en onderbouwen (reflectie). De afgestudeerde is in staat afwegingen te maken en te formuleren over onderwerpen op het terrein van financieel bestuur en beheer, en op basis van onvolledige informatie te komen tot een plan van aanpak. Hij is in staat om in die afwegingen sociale en ethische verantwoordelijkheden mee te wegen.
Descriptor 4:
Communicatie
De afgestudeerde kan: 1 mondeling en schriftelijk, helder rapporteren aan vakgenoten en belanghebbenden (‘stakeholders’) en toont zich daarbij klantgericht, zakelijk, respectvol en verantwoordelijk ten aanzien van (de belangen van) anderen 2 op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, overbrengen op specialisten en niet-specialisten.
Descriptor 5:
Leervaardigheden
De afgestudeerde kan: 1 nieuwe ontwikkelingen kritisch beoordelen en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven 2 de eigen leerbehoeften herkennen 3 de bronnen vinden om aan die behoeften te voldoen 4 zelfstandig vorm en inhoud geven aan zijn/haar leerprocessen. Alle leeractiviteiten vindt plaats op het grensvlak van het verwerven van bestaande aangereikte kennis en het zelf ontdekken en beoordelen van voor een concreet bedrijfsprobleem relevante (nieuwe) kennis. Leervaardigheden behoren tot de competenties die noodzakelijk zijn om de andere doelstellingen te bereiken.
4. Supply chain management Descriptor 1:
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1 De belangrijkste theorieën en actuele ontwikkelingen op de terreinen van supply chain management. Hierbij dient vooral te worden gedacht aan: – de problematiek van bedrijfsoverstijgende afstemming van activiteiten in het kader van een ketengerichte benadering – de praktische consequenties en uitwerking van het fenomeen dat supply chains met elkaar concurreren Masteropleidingen OUNL
45
– de commerciële en logistieke issues met voorgaande en volgende schakels in de supply chain (management van leveranciers en klanten). 2 de wijze waarop de ‘discussie’ is de wetenschappelijke literatuur verlopen kan rond nieuwe ideeën de onzekere wetenschappelijke status van deze ideeën, en de wijze waarop zo’n discussie te volgen is 3 methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek: o.a. conventies, methoden en methodologie met betrekking tot onderzoek op bovenstaande gebieden. De afgestudeerde heeft daarbij een beheersingsgraad bereikt die het hem mogelijk maakt aan het academisch debat op masterniveau deel te nemen en daar een bijdrage aan te leveren.
Descriptor 2:
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is mede op basis van verworven kennis en inzicht in staat tot: 1 Uitvoeren van een wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar een praktisch relevant organisatieprobleem. – herformuleren van een praktische probleemstelling/vraagstelling opdat deze onderzoeksmatig benaderd kan worden – technisch ontwerpen van onderzoek – uitvoeren van (dataverzameling, -verwerking, -rapportage) op een wijze die voldoet aan minimale wetenschappelijke criteria te weten: valide, betrouwbaar en transparant – vertalen van resultaten van het onderzoek naar beleidsmatige oplossingen in de vorm van aanbevelingen. 2 Doen van verantwoorde voorstellen voor verbetering c.q. herontwerp van één of meer deelgebieden binnen supply chain management vanuit extern klantperspectief. – beschrijven en analyseren van een specifieke supply chain – sturing geven aan het management van de interfaces c.q. aan de integratie van inkoop, logistiek en marketing vanuit een supply chain-optiek – koppelen van de eisen van de markt aan en vertalen in het proces van waardecreatie – vaststellen van de vereisten op het gebied van customer service en kunnen afwegen van costumer serviceaspecten en kostenaspecten – interpreteren van de behoefte van klanten (‘market sensing’) en vertalen in commercieel en logistiek passende oplossingen (‘fulfillment’) – ontplooien van activiteiten teneinde de gewenste vorm van ketenintegratie te bereiken (‘supply chain integration’), onderscheiden naar fysiek-, informatie-, besturings- en grondvormintegratie. De afgestudeerde kan deze vaardigheden toepassen met begrip voor situationele factoren en de relevante context.
Descriptor 3:
Oordeelsvorming
De afgestudeerde kan: 1 onderbouwde oordelen formuleren op grond van onvolledige en beperkte informatie 2 de maatschappelijke context en ethische verantwoordelijkheden incorporeren in de eigen oordeelsvorming 3 zich verplaatsen in het perspectief van klanten en toeleveranciers en bij de oordeelsvorming empathisch afwegingen maken 4 een eigen standpunt formuleren en onderbouwen over de opzet en resultaten van eigen en reeds uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek (reflectie).
Descriptor 4:
Communicatie
De afgestudeerde kan:
Masteropleidingen OUNL
46
1 mondeling en schriftelijk, helder rapporteren aan vakgenoten en belanghebbenden (‘stakeholders’) en toont zich daarbij klantgericht, zakelijk, respectvol en verantwoordelijk ten aanzien van (de belangen van) anderen 2 op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, overbrengen op specialisten en niet-specialisten.
Descriptor 5:
Leervaardigheden
De afgestudeerde kan: 1 nieuwe ontwikkelingen kritisch beoordelen en zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden verwerven 2 de eigen leerbehoeften herkennen 3 de bronnen vinden die aan de leerbehoeften voldoen 4 zelfstandig vorm en inhoud te geven aan diens leerprocessen. Alle leeractiviteiten binnen de opleiding supply chain management vinden plaats op het grensvlak van het verwerven van bestaande aangereikte kennis en het zelf ontdekken en beoordelen van voor een concreet bedrijfsprobleem relevante (nieuwe) kennis. Leervaardigheden behoren tot de competenties die noodzakelijk zijn om de andere doelstellingen te bereiken.
5. Public management and policy Descriptor 1:
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1 De belangrijkste theorieën en actuele ontwikkelingen op het gebied van publiek management en beleidsvorming. Hierbij dient vooral te worden gedacht aan: – organisatie, management en governance in de publieke sector – discipline, paradigmata en intellectuele traditie van public administration – inter- en multidisciplinaire benaderingen van problemen – ontwikkelingen van overheidsoptreden op diverse niveaus (lokaal, regionaal, nationaal, Europees en internationaal) – dynamiek van processen in overheid en samenleving en de wijze waarop deze elkaar wederzijds beïnvloeden. 2 de wijze waarop de ‘discussie’ is de wetenschappelijke literatuur verlopen kan rond nieuwe ideeën de onzekere wetenschappelijke status van deze ideeën, en de wijze waarop zo'n discussie te volgen is. 3 methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek: o.a. conventies, methoden en methodologie met betrekking tot onderzoek op bovenstaande gebieden. De afgestudeerde heeft daarbij een beheersingsgraad bereikt die het hem of haar mogelijk maakt aan het academisch debat op masterniveau deel te nemen.
Descriptor 2:
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is mede op basis van verworven kennis en inzicht in staat tot: 1 herkennen en analyseren van relevante problemen op het gebied van publiek management en beleidsontwikkeling 2 toepassen van kwantitatief en kwalitatief wetenschappelijk onderzoek. 3 identificeren van theoretische frameworks die geschikt zijn om nieuwe en complexe problemen aan te pakken
Masteropleidingen OUNL
47
4 diagnosticeren van complexe problemen in de publieke sector en alternatieve oplossingen ontwerpen op basis van een wetenschappelijk oordeel en bewustzijn van het politiek-bestuurlijk systeem 5 effectief functioneren in diverse rollen in organisaties in en rond het openbaar bestuur. De afgestudeerde kan deze vaardigheden toepassen met begrip voor situationele factoren en de relevante context.
Descriptor 3:
Oordeelsvorming
De afgestudeerde kan: 1 onderbouwde oordelen formuleren op grond van onvolledige en beperkte informatie 2 de maatschappelijke context en ethische verantwoordelijkheden incorporeren in de eigen oordeelsvorming 3 zich verplaatsen in het perspectief van alle betrokkenen bij de publieke organisatie en bij de oordeelsvorming empathisch afwegingen maken 4 een eigen standpunt formuleren en onderbouwen over de opzet en resultaten van eigen en reeds uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek (reflectie).
Descriptor 4:
Communicatie
De afgestudeerde kan: 1 mondeling en schriftelijk, helder rapporteren aan vakgenoten en belanghebbenden (‘stakeholders’) en toont zich daarbij klantgericht, zakelijk, respectvol en verantwoordelijk ten aanzien van (de belangen van) anderen 2 op ondubbelzinnige wijze conclusies alsmede de motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, overbrengen op specialisten en niet-specialisten.
Descriptor 5:
Leervaardigheden
De afgestudeerde kan: Alle leeractiviteiten binnen de opleiding vindt plaats op het grensvlak van het verwerven van bestaande aangereikte kennis en het zelf ontdekken en beoordelen van voor een concreet bedrijfsprobleem relevante (nieuwe) kennis. Leervaardigheden behoren tot de competenties die noodzakelijk zijn om de andere doelstellingen te bereiken.
Masteropleidingen OUNL
48
Masteropleidingen OUNL
49