COPYRIGHT AND CITATION CONSIDERATIONS FOR THIS THESIS/ DISSERTATION
o Attribution — You must give appropriate credit, provide a link to the license, and indicate if changes were made. You may do so in any reasonable manner, but not in any way that suggests the licensor endorses you or your use. o NonCommercial — You may not use the material for commercial purposes.
o ShareAlike — If you remix, transform, or build upon the material, you must distribute your contributions under the same license as the original.
How to cite this thesis Surname, Initial(s). (2012) Title of the thesis or dissertation. PhD. (Chemistry)/ M.Sc. (Physics)/ M.A. (Philosophy)/M.Com. (Finance) etc. [Unpublished]: University of Johannesburg. Retrieved from: https://ujdigispace.uj.ac.za (Accessed: Date).
EEN ETNOARCHEOLpGISOHE BENADERING TOT •
u
,
DE MATERIELE CULTUUR VAN DE VENDA.
door JEAN-MARIE DEDEREN VERHANDELI NG
voorgelegd ter vervulling van de vereisten voar de graad
MAGISTER IN DE WIJSBEGEERTE EN LETTEREN in
'ANTROPOLOGIE in de FAOULTEIT LETTEREN
EN
WIJSBEGEERTE
aan,de
RAliDSE AFRIKAANSE UNIVERSITEIT
,
PROF. J.O .KOTZE PROF. J.F .ELOFF MEDE-STUDIELEIDER: STUDIELEIDER:
NOVEMBER 1986
"
I
IIProgress will never result from destroying what has been previously achieved but rather from incorporating the past of our science into its present and future t enriching the one with the other and turning the whole. :process into 'a lasting reality." '" {Levi-Strauss in Lee en De Vore 1968 352)
-1-
Het 'wat?' van de bedoeling. Waarpast materi~le cultuur in de studie van cultuur? Deze tyraag was.continu opde lippen van de deelnemers aan het Material Culture Semi~ gearganiseerd door de Museumdierist van de ,Transvaalse Provinciale Administratie op 30 Juli 1982.' Er was een bonte verscheidenheid van deelnemers, vertegen.woordigers van de verschillende disciplines die uit de bestuderingvan materi~le cultuur hun laapbaan maken. Archeologen, museumkundigen, kunsthistorici, cultuurhistarici en antropolagen. De vraag was beslist niet bedoeld a1s thema voor ae bijeenkomst, maar het leek alsof ze gewoanweg moest uit de bus komen o Alsof ze voarbestemd was om'ala spantaan eindproduct uit de groepsbesprekingen ui~ te distilleren. Iedereen blee! echter het antwoard schuldig. Dezelfde vraag is hoofdthema van deze verhandeling. In archeolagische taal omgezet luidt het: hoe kunnen artefacten aangewend worden om hun vergane culturele context te (re)construeren en te verstaan? Re- beklemtoond het hypothetische karakter van de archeologische bedrijvigheid o Het mag overigens voora! gezegd dat een.finaal, exclusie! antwoord op deze vraag ~ijnsinziens onbestaande is. Ze kan op verschillende manieren beantwoord worden, omwille van de verschi1lende dimensiesof aspectenvan 'materiela cultuur', en de overeenkomstige verscheidenheid in opinies bij de archeologen o Klinkt allemaal nogal theoretisch? ·Is het ook. Het ligt :. \ in de bedoeling om een indruk te krijgen van die verschillende varianten van vaKbeschouwing,insluitende de etnoarcheologische o Een bet~re kennis van wat oudheidkundige navorsers (kunnen) ~oen met artefacten moet .als basis dienen voor perS. . . aoonlijke vakbeoefeningo Waar de tekstdan soms wat belerend klinkt, is het dus voor mi jzelf bedoeld Weet hebbenvan de verschillende benaderingen is natuurlijk slechta eenbeginpunto De resultaten ervan zijn elders sa~ mengevat in een voorstudie (Dederen 1980,inhoudstafel in bijlage).: Defeitelijke verhandeling is het uittoetsen van, BEDOELING.
~
2
-[J 0: '0
o IS I-
2 ct. II', w
> ~
.
-
.',
;
0
.
1I
f
-2- ,
\
een (niet de) benadering met behulp van Venda.etnografie. ~e titel van de verhandeling verwijst dUB naar een van de mogelijke antwoorden op de vraag naar het verband tUBsen 'materi§le' cuItuur en cuItuur, of tussen het artefact en de vergane context. Het werkterrein is·Yenda en de benadering etnoarcheologisch. Nogsteeds alg$meen. Omtrent Yenda materi§le cultuur zijnverschillende verhandelingen geschreven en is nog lang niet alles gezegd. Etnoarcheologie is een 'parapluterm' voor verschillende uiteenlopende benaderingen uit de New Arch(a)eology (beschreven.en ge~va lueerd in Dederen 1980 135-61). Meer precies omlijnd klinkt de uitgangsvraag: Hoe kunnen fossiele idee~n uitdrukking geven aan Venda waarden? 'Fossiele idee~n is een (niet de) etnoarcheologische benadering tot materi§le cultuur. En waarden zijn een (niet de) dimensia ervan, De titel van deze verhandeling kan nog nauwer omschreven Vhuthu/vhuhulwane in de Venda architectuur worden als: van de proto-historische perioda. : Eerstgenoemde is een niet-exclusieve Venda waarde. Architectuur is een archeologische bronnensoort bf.nnen het ruime domein van artefacten. En de proto-historische tijdsomschrijving tenslotte is meer precies als een tijdloos vacuum. ,
I
Het 'hoe?' van de'bedoeling. Hoofdthema van deze verhandeling is dus theoretische belang! stelling. Samen met dit hoofdthema worden echter andere .thema's aangeanede n, Er is het structurele probleem van de archeologie - vooral"\ de prehistorische: hettekort aan bronnen noodzaakt hulp "van buitenuit" • Etnoarche6logie als vormvan hulpverlening pleit voor interdisciplinaire benadering. De zwakketheoretische fundering van de archeologie herleidt deze wetenschap van de spade of potscherftot een ambach~ of stiel, en tot een hnlpwetenschap van zusters inhet domeih' van de menswetenschappen. Statusverhoging is wenselijk.
-3-
:'
Cultureel relativisme is een volgende bijdrage. Archeolo~ie vooral de prehistorische specialisatierichting' kan gerust nog wat vlees aan de botten zetten, vooraleer ze de term ~-wetenschap als benaming ve!:,dient. Er is te veel klem op. morfologische typologie, technologie bij de . vertegenwoordigers van de 'getallenprehistorie', ,bi j Bordes en geestesgenoten. Hun positivistisch ideaal maakt prehistorie-met-een-menselijk-gelaat onaanvaardbaar. Antropologisch geInspireerde archeologie vermijdt het soort etriocentrisme dat schriftloze culturen uit hetverleden herleidt tot 'troglodietenbestaan t • Straight archaeology daarentegen schept de idee dat "it is the artifacts and assemblages themselves that are the agents of culture history evolving and hybridizing as if, like living organisms, they were capable of sexual reproduction" (Sackett, in Daniel 1981 92). Een laatste thema is het ideologisch karakter van cultuur, en onze belangstelling in waarden. Ideologie;weliswaar in de betekenis van "the science of ideas"; deze betekenis is "older, neutral, and nonjudgemental" van aard (Kaplan 1972 113) en" dus verschillend :van de pe joratief gehanteerde betekenisnuantie uit de alledaagse omgangstaal. STRUCTUUR. De componenten van de verhaIIDeling. Boven de vier samenstellende componenten van de verhandeling pri jken detitels ;',: 40ssiele ideeen, samen-zi jn(algemeen), intermezzo, en samen':"zijn (materieel)o De inleidende ope: t ning van elk deelafzonderlijk verduidelijkt meer. Hieronder komt de inhoud en ~amenhang slechts als eerste indruk aan bod o " ""' ," Als uitgangspunt is er in deel eeneen verkennend historisch ~" onderzoek in het domein van archeologische eri antropologische methodologie. Hierbij wordt, de ontwikkeling/verandering, met name het proces van klemverschuivinguiteengezet en gedeeltelijkverduidelijkt. Er is in beide menswetenschappen namelijk sprake van loude' en 'nieuwe' vakbeschouwing. Deze historische schets is gebaseerd op het voorbereidende . leeswerk (1980) en i~ bedoeld als breder perspectlef, om " "
'
.
\
\
-4-
van de verschillende zienswijzen kennis te nemen en om mijn ;. etnoarcheologische interesse binnen een ruimere context te ~ituereno
Dan voIgt een hoofdstuk gewijd aan het studieobject, nl. artefacten.' .Het is gericht op terminologie, dus theoretisch, ook vergelijkend en van het arm-chair type navorsing. Definities van artefacten werden opgediept uit de 'oude' en 'nieuwE literatuur. Als artefacten in een ruimere culturele context thuishoren, moet ook de omschrijving(en) van cultuur onder de loep genomen worden o Dit geschie~t eveneens vanuit een vergelijkend gezichtspunt van nu en toen. Deel twee brengt ons naar het specifieke: communalisme in Venda (klinkt Minder exclusief dan Vendacommunalisme). Deze waarde wordt gemeten aan de mythe van Afrika communalisme zoals dat in romantische, vulgariserende literatuur a-Ie-Noble-Sauvag~ afgeschilderd wordt. Tijdens het onderzoek wordt het dUidelijk dat ze verwoven is met, zelfs geschoeid is op een tweede waarde, vhuhulwane. Deze he eft te doen met statusbewustzijn en de 'pecking order'. Het'is beslist niet de bedoeling om het laatste woord over vhuthu ;(communalisme) te schrijven, als zoiets overigens mogelijk is. Toch blijven we binnen de beperkte omvang van Benevens bede verhandeling niet bij de feiten zitten. schrijving komen ook functionering (werking) en functie (betekenis) aan de beurtl o Een laatste onderdeel onderzoekt de invloed van de communale gedachte op de psyche, persoonlijkheid. .: Voorwaar 'g l.ad i jso In deelvier worden Ide waarden vhuthu en vhuhulwane in hun Het ti jdssamenhang ~n de' wooncultuur van Venda opge spoozd , kader is proto-historisch, d.i. van de Mfecane tot la.at .negentiende eeuw. OorspronkelijkI werden zes communale woon- en " leefruimten uitgewerkt voor hun uitdrukking van vhuthu/~hulwane. Omwille van de omvang werd een verantwoordbare rationalisering gezocht. Meer hierover in de openingsbladzi jden van deel vier. ::: .' (
(j
". l",
-5-
;,
Als voorbereiding op deel vier 1's een intermezzo geschreven. ~et bevat een historisch-evolutionistisch en structureel perspectief. Eerstgenoemde helpt als tijdskader, als achtergrond voor de feiten. Cultuur isdynamisch en hangt niet ergens in een vacuum rond. Met het structureel perspectief begint de speurtocht naar ui tdrukkingenvan vhuhulwane in de Venda wooncultuur. BELANG. De keuze van theoretische benadering en waardenonderzoek:is niet lukraak zonder reden••• Archeologiebeweert eenwetenschap te zijn, maar dan toch een van de weinigedie een zorgvuldige omschrijving van haar materieel voorwerp of studieobject niet als fundamenteel belangrijk beschouwt, eerder als tijdsverlies. Deze verhandeling probeert voor dit tekort op te maken, o.a•. via omschrijving van basische concepten als artefact en cultuur, tevens de verhouding tussen beide. Voor dit soort . activiteiten hebben de speurders naar het verleden evenmin tijd ala interesse. Het ligt niet ,in de aard van hun roeping. [. Ze zijn ingesteld op concrete feiten. Hun beroep is een stiel of ambacht wa~bij praktische vaardigheid te pas komt. Voor heelwat archeologen wordt de'wetenschappelijkheid' uitgedrukt in en bewezen, met esthetische grafieken, statistische , i kolommen, harde cljfers en inschakeling van de :nieuwste illusiewekker: de r~kenaar. Een houding die herinnert aan extreem positivisme, empiricistische vakbeschouwing waarVan in een andere richting gezegd is dat: "During the nineteenth century the importance of the natural sciences was overemphasized and thewid~spread application of scientific principles in the human sciences resulted in depersonalization of the human being. Man was regarded as an object which could be measured and calculated. The so-called scientific method which was supposed to reveal the inmost essence of man, became:a· ( I ' '
:.
-6- , ;,
means of obscuring his true nature and made him completely incomprehensible and inaccessible to the investigator." (Bekker 1976;r) De nuttigheid van het forme Ie, voorwerp (methodenen technieken) wordt niet aangevochten door de 'traditionalisten', maar alles wat 'te theoretisch' ruikt wordt beleefd afgewimpeld. Empiricistische benadering typeert vooral de Europese prehistorici: . "In this approach researchers tend to dismiss palaeoethnological interpretation as mere speculation, and invoking the principle of unripe time - defer the writing of culture history to some unspecified point in the future 'when the data are in'. They cultivate instead a narrow devotion to the empirical content of the archaeological record, engaging in intensive programs of excavation and preoccupying themselves with the typology of artifacts and the structure of the sites from which they derive. The object of their work is to reconstruct schemes of time-space systematics." (Sackett in Daniel 1981 87) . Waarom ziet de straight archaeolog~ niet verder dan zijn/ haar getallenprehistorie? WeI, gewoon omdat hij!zij een erg onvolle~~g beeld heeft van wat artefacten zijn, en van wat ze san te bieden hebben in het,(re)constructieproces van het verleden o Want als je niet weet wat artefacten,of materi~le cultuur zijn, weet je nog veel minder wat je ermee kan uitrichten. De hele oefening is;. overigens als persoonlijke belering beI -, doeld, een credo. ' , i Onze optie voor een: verkennend waardenonderzoek in archeologische context is een: uitdaging, om het minste te aegge n, Waarden worden zo goed als niet betrokken bij de studie van , artefacten. Ale deel van de ideational realm (Kaplan 1972 112) zijn ze "among the world's , most difficult objects to identify", maar tegelijk worden ze gerekend de "most widely used explanatory co ncepbs in all of social science" te zi jn (Kaplan 1972 118; Blake 1964 463 aangehaald in Kaplan 1972 120). De studie ervan is geen ainecuur want ze leiden de . I' . . waarnemer naar het "subjective, emotional and ethical" (Blake 1964 46' aangehaald in Kaplan 1972 114)0 Tegelijk:echter ~,
·1
It
,
II
-1-
Zijnize verleidelijk interessant omwille van hun vermeende ;. bijdrage tot het domein van verklaring: "Studies of values ~elp'us to understand the meaning of action" (Firth 1964 208). Voor de archeoloog zijn ze nog meer uitdaging, vooral omdat ze zo immaterieel lijken. WERKWIJZE.. Een pleidooivoor geduld. Baide theoretisch en waardenonderzoek zijn een trage en tijdzame ambitie. Ik ben dan ook heelwat dank verschuldigd aan mijn universiteiten veel meer nog aan mijn studieleider voor het begripvolle geduld. Het voorbereidende werk dateert terug tot 1980, maar voelt zoals gisteren. Het sl,uit in een inleidende studie van d~ Vendataal (Venda-~pes, Unisa, zonder examens alsvrij student); het opstellen van een extensieve Vendabibliografie; en het achtergrond leeswerk voor deel een. Laatstgenoemde is samengevat in een ongepubliceerd verslag (Dederen 1980), waarvan inhoudsopgave en een voorbeeld van kritische resume in bijlagen ingeslotenzijn o De volgende twee jaren werden in beslag genomen om mijzelf in het bibliografisch materiaal in te werken, als ori§ntering. Het leeswerk werd benut om een soort 'Vendana' collectieop teste+len: een verzameling van de meest uiteenlopende inlichting, op steekkaartjes·verwerkt. een paar van die kaartjes zijn in bijlagen opgenomen. Mijn werkssituatie als onderwijzer en het feit dat ik bij een Vendagezin kon Lnwcnen creeerden de gelegenheid :tot 'oontinue' deelnemende waarneming, eerder als korte perioden in het veld; gelegenheid ook tot vertrouwelijk gesprekken in plaats van forme'le onderhoudans. Beslist een uitzonderli jke maar ook noodzake Lf jke gelegenheid waarzonderik geen kans: zou gezien hebben om echt in het waardensysteem in te leven, eerder dan in te dringen. f Deze finale versie is een sterk uitgedunde samenvatting van wat in de periode 1983 tot midden van 1985 bij mekaar geschreven werd'. Bi jzondere dank gaat naar David en Vusanivoor hun gastvri,jI
"
I!
:'
-8-
heid; Mukondi voor zijn gewaardeerde vriendschap; Khathu j voor. de hulp met Vendaspelling; en Tetsuo Hanazumi samen met Jannie Loubser voor gedachtenwisseling omtrent en 'uit~tapjes' naar een paar ~oeilijk toegankelijke ruines; Univen mijn werkgever voor studietoelagen. korte bibliografie: BEKKER, J.H. A basic philosophy of education. (e.a.) 1976 Ferskor. Johannesburg.
-
\
DAVIS, K. 1964
BLAKE, J.
"Norms, values and sanctions." in Faris, R.E.L. Handbook of modern 460-1. Boclologyo
FIRTH, R. 1981 (oorspr. 1964)
!ssays on social organization and values. ondon School of Econ. Monograph 28. London Athlone Press.
KAPLAN, D.
Culture theory. Prentice-Hall.
MANNERS, R.A •
. 1972
SACKETT, 1981
J .a,
New Jersey.
"From de Mortillet to Bordes: a century of French Palaeolithic research o " in Daniel,G. Towards a history of archaeology:- 85-99. ~. : -
i'
':. 1
~:i "
.!
'" I,
t ...
-9-
I NHdUDSTAFEL
I NHO UDS TAFEL verantwoording •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.1-8 Inhoudstafel ••••.•••••.••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.9 Abstract •••••••.••••
e-e • • • • • • _ . • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
p.10-11
Deel i~n. Fossiele ideegn ••••••••••••••••••••••••••••••• p.12-58 Perspectief •••••••••••.••••••••••••••••••••••••••••••.•••• p.12- 13 Hoofdstuk e~n. "Nieuwe" antropologie en archeologie ••••• p, 14-38 Hoofdstuk twee. "What's in a name?" ••••••••••••••••••••• p.39-58 Deel twee. Samen-zijn: algemeen ••••••••••••••••••••••• p.59-129 Perspect1ef •••••.••••••••••••••.••••••••••••••••••.•• • • • • • p.59~60 Hoofdstuk een. Een voor allen. Een 'valse' weergave van het communalistische paradijs •••••••••••• p.61-87 Hoofdstuk twee. Allen voor een. De keerzijde van de medaille, dus evenmin het hele verhaal •••• p.88-103 Hoofdstuk drie. Communalistische mythe, ofwel? •••••••• p.104-112 Hoofdstuk vier. Communalisme-in-ruimer-verband ••••••••• p.113- 120 Hoofdstuk vijf. Communalistische psyche •••••••••••••••• p.121-129 Deel drie. Intermezzo •••••••••••••••••••••••••••••••••• p.130- 174 Perspectie!, •............•....•...' '.............. • p .. 130-135 Hoofdstuk een. Evolutionistisch zicht •••••••••••••••••• p.136- 149 Hoofdstuk twee. Structurele kennismaking ••••••••••••••• p.150- 174 Deel vier. Samen~zijn: materieel ••••••••••••••••••••• p.175-220 Perspectie;, •••••••••••••••••••••••• ~ •••••••••••••••••••• p.175-176 Hoofdstuk een. Dieptezicht: de raadshut (tshivhambo). Samen besluiten en nog veel meer •••••••• p.177-202 Hoofdstuk twee. Breed tezicht: ,associaties met manzijn •••••••••••••••••••••••••••••••••••~.203-220 Opsomming •••••••••••••••••••••••.•••••••••••••••••••••••• p .221 .. 236
Bij de afbeeldingen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.237-242 Bronnenlijst •••••••••.•••••••.•.•.••.•••••••••••••••••.•• p.243-257 Aanh.angse 18 ••••••••.••••••••••.•..•..••..•••.•.••• ~ •••••• p , 2 58-2 64
-10-
ABSTRACT An ethno-archaeological approach to the material culture of the Venda. Archaeological literature on basic concepts and their use within a wider theory are rather scarce. The 'science of the artefact' is one of the few academic disciplines which takes its study object for granted o The myth that theoretical knowledge has little effect on the excavation outcome is wide-spread and well established. An exception however is made for any form of 'useful', non-philosophical theo~y, e.g. excavation techniques, dating methods, stratigraphical analysis, measurement and drawing etc. This utilitarianism reduces the profession to a mere skill. Many of the New Archaeologists, including ethno-archaeologists, have tried to remedy this fundamental weakness. Archaeologists of the New World have also reacted against the dehumanized prehistory which is practised on the European continent. The extreme positivist approach better known as straight archaeology amongst its adversaries reduces the distant past to a game of numbers and morphological typologies obscuring man behind the artefact. One can hardly speak of a paradigm as this empiricist tendency lacks. a firm theoretical backbone. . . This study then is mainly a search for such theoretical backbone as well as an attempt to formulate an alternative for straight archaeo 10 gy • 'Material CUlture' has many dimensions, too many to be covered in . one single study. In order 'to make the selection of our own approach more relevant samples of both archaeological and anthropological literature were scanned in search of all possible dimensions. The New Archaeology and new approaches in anthropology were compared analytically as an addition to the background of this study, and as a first step of the research process. The literature revealed a multiple variety of dimensions as well ~ as a considerable time-lag between the archaeological and anthropological'innovation'. E.g. structuralism is ''new style" in the former but "old hat" in the latter.
-11"
As a result of this prel~minary work the field of study was limited to the reflection of basic values in Venda architecture of the . proto-historic period. Then followed step two, another two years of orientation during which a tlVendana"collection was built up: thousands of cards with information, centered around a variety of topics and compiled from an extensive literature list. The ontological value selected for in-depth study was communalism (vputhu, litt."being human") and intricately interwoven with it status-consciousness (vhuhulwane, litt."being big or important"). The main component of this study primarily investigates the relationship between vhuthu and vhuhulwane which is a contradictory and complementary one. It also weighs the contribution of values to the understanding of human behaviour. Vhuthu/vhuhulwane does not only'explain', but can also'be explained' by biological, ecological, cultural and historical factors. Any explanation based solely on values is predetermined to be a tautology, an oversimplification or a combination of both. The remaining chapters prOVide an insight into the evolution of the Venda settlement and into its 'silent language' or 'hidden dimension'. Vhuthu/vhuhulwane is expressed in architectural elements through the quality and quantity of a construction, its presence or absence, position, orientation, bUilding materials etc. There is a vast contrast between the riches of the ethnographical eVidence and the poverty of archaeological remains. This contrast is often manipulated to devaluate the contribution of ethno~archae ological analogy, by those ~ho missed the opportunity to supplement archaeological knowledge with anthropological background. It could however also be interpreted as a plea in favour of analogy, on condition that this analogy is handled cautiously.
-12-
:.
Meerdere etnoarcheologen ve rwt jzen naar het materieel voar-
2
:w
w
,1
w:·
-W D
.J W
-UJ UJ
0
LL
2 w w. '.J
W W
C :
werp-studieobject van de oudhe Ldkunde al.s fosslel~LJdeeen. I'leer tract i tiona15stisch e;einspi reerde co llega' s reae.;eren schouderophalend: "Alweer een nteu.....e. defini tie v anvege de . vernieuwers, en wat dan nog?". Jammer genoeg zi jn laatstgenoemdcn niet in staat of bereid deimplicat5.es te zien van een nie~we definitie. Foaaiele idee~n zijn meer Jan:een andere definitie. Het is een heel nieuw beleid. Ar.hter deze twee woorden schuilen nieuwe denkpatronen overgewaaid uit de volkenkunde/antropologie, via de Amerikaanse New Archeology • Deel 1 van deze verhandeling vormt een uitgangspunt, zawel als achtergrond voor 1e volgende delen~ Ui tg8.ngspunt: Het is een uitbreiding op en illustratie van de theoretiache apathie in a.rcheologische kr i ngen , Tegeli jk een kenni.smaki.ng met de implicaties daarvan. Achtergrond: Het is een poging om het etnoRrcheolqgische be Le Id van fossiele ideeen in ep.n wi jdere context v an vernieuwing te plaatsen. Ben situering van het beleid temidden VAn ander-e vakbe echouvt ngen , Meer concreet nog,vergelijk ik in hoofdstuk 1 dei:lrcheologische vernieuw~ng~et die in de antropologie. De:volgende vragen kornen dan aan de beurt: \1at is de vernieuwende denkrichtingin de antropologie? Waa.rom heeft die veran:lering plaatsgevonden? IHoe gaan de vernieuwers te werk? lva2rui t bestaat de vernieuwing in hoofdzakelijk Amerikaanse litera~ tuur betreffende archeologie? \'!at ligtals o o.r aaak aan de basis van deze nieuwe vakbeschouwing? Wat is de werkwijze , . t van de ver-nt.euwer-s? Het anbwo or-d op t we e and er e vragen re~erveerik voor de s lo tbe schouwt ngs n aan het e i.nd e van de ~~ verhandeling: Vlell~e zi jn de ove r-e enkoms t e n en verschilpnnte , tusaen vo Lkenkund Lge en o,udheidkundige ver-nl.euwlng ? Hoe ingrijpend is de archeolog'ische vernieuwing werkelijk? .
.'
-13~
:.
En in een tweede hoofdstuk: Hoe belangrijk zlJn artefacten voor d~ archeoloog? Hoe groot is debelangstel1ing bij a.rcheologen voar een nauwkeurige omschri jving van ar-t e f'ac t.e n? Hoe luiden de definities van ar t ef'ac t en in traditionale en vernt.euwende Li teratuur? Wat i8 de tracti tionele co nce ptualisering van' archeo Log Lsche cu Lturen? Hoe omschri jven de etnoarcheologen en andere vernieuwers 'hun' alterIlatief?
,
.
·1 . ' .1
I.
:.
-14-
HOOFDSTUK 1 'NIEUWE' A11TROPOLOGIE EN ARCHEOLOGIE,
"In order to demonstrate the existence of system at all, we discarded much of the living reality about which we had collected information. I consider that this was a necessary stage in the development of our discipline." Zo klinkt Max Gluckman in zijn kritiek op een antropologische benadering waarvoor hij zelf een paar jaren tevoren gekozen had. In hetzelfde voorwoord op Schism and' continuity in an African society (1957 ix) verduidelijkt hij kortelijks hoe de Manchester School vandaag (anna 1957) gebruik maakt van een 'nieuwe' benadering, met name de situatie- analyse, sociale drama benadering. Ook deze 'vernieuwing' kan bevraagtekend worden; vernieuwing lijkt nooit definitief. Hedendaagse denkpatronen,methoden en technieken ondergaan vroeg of laat hetzelfde lot als hun voorgangers o We willen in de volgende paar bladzijden het wat, waarom en ~ van eerst volkenkunctige, later archeologische 'vernieuwing' onder de loep nemen. Heelwat eigenschappen en kwalificatieven van de nieuwe antropologie zijn te vinden in de nieuwe archeologie. Maar de verschilpunten zijn even frappant. Het spreekt dat de veralgemeningen ·'nieuwe' of 'traditionele' ant'ropologie/archeologie met een korreltje zout moeten genomen worden, juist omwille van hun veralgemenend karakter. Ze zijn daarom niet minder opvallend,of interessant als inleidend hoofdstuk , of het uitga.ngspunt van deze ver-hand eLi.ng, WAT is nu typisch in de 'nieuwe' antropologie? Twee vaststellingen o Eerst en vooral duiken talloze specialisatierichtingen op in de nieuwe literatuur. Jenken we maar even aan economische antropologie, sociobiologie, stedelijke-, medische antropologie, etnozoologie enz. Vervolgens lijkt het er sterk naar dat de notedop -samenvatting van de vernieuwing in Voget correct is: "Man is placed in the center of the action" (1975 563). Bewuat en soms ook we L onbewuat, gewild en ongepland, 'recentere' publicaties herstellen - of proberen
-15-
'r.t~1
het ~eli jk aangezicht van de antropologie "te herstellen. Heel " schematisch is de vernieuwing hieronder door middel van antagonistisch opgestelde epithetons uit Voget (1975) samengevat in een notedop (deel IV), met de nodige anglicismen: . Volgens de 'oudere' in tegenstelling met de antropologie is 'nieuwe': I
cULTUUR: statisch voorspelbaar een abstract concept determinant van menseli jke actie restrictiefcorporatief
dynamisch ontdekbaar een concrete realiteit gedetermineerd door menseIijke actie openindividualizerend
en is de rol van de cultuurdrager-MENS: statisch onbewust normatief, ideeel slaaf van z'n cul, tuur formalistisch
dynamisch cognitief reeel meester van z'n cu Ltuur substantivistisch
verder is de benaderingswijze, uitki jk,METHODE: etic, uitkijk van buiten de cuItuur kwalitatief mechanisch synchronisch deductief holistisch
emic, uitkijk van binnen de cuItuur kwantitatief statistisch diachronisch inductief, new empiricism specialisatie
en Iigtde KLEMTOON op: de groep ideale gedrag voorspelling oververeenvoudiging wetmatigheid
het individu reeele gedrag beschrijving complexiteit afwijking
"
veralgemeenbare behoudensgezindheid harmonie/evenwicht communalisme structuur (Voget 1975 Part IV).
-16-
particuliere verandering conflict individualisme variatie
Genoeg om er een heel boek over te schrijven, wat Voget overigens weI voor ons gedaan heeft, in zijn vierde deel van A history of Ethnology. Chronologisch gezien behandelt deel vier "1940 up to present" , of 't is te zeggen de post-structuralistische era. Was het niet voor drie lelijke eendjes, dan zou deze opsomming van antagonistische epithetons een puike illustratie zijn voor twee paradigma's die sinds mensenheugnis mekaar als opponenten afschilrterene De 'oude' antropologie illustreert de positivistische en de 'nieuwe' de anti-positivistische wetenschapsbeoefening. De drie epithetons die het prentje vertroebelen zijn onmiskenbaar onder de methoden: kwalitatief vs. kwantitatief, mechanisch VB. statistisch (allebei positivistisch) en deductief vs. inductief.De kwalitatieve en de1uctieve methoden typeren zeker weI het anti-positivisme, ze horen thuis in de rechtse kolom.' Eigenaardig genoeg is er in het werk van Voget geen dUidelijke verwijzing naar de twee paradigma's, zoals weI het geval is in andere menewetenschappen (bi jv. Gohen 1985 . 1-46). Het WAAROM van de vernieuwing is moeilijker te formuleren als de zoeven behandelde karakterschets ervan. Verschillende verklaringen kunnen aangeduid worden voor verschillende veranderingen o Een specialisatierichting zoals de etnohistorische bij voorbeeld is gestimuleerd door politici: zowel in Afrika als in Amerika zocht men in de vijftiger jaren naar een leefbaar en geschiedkundig verantwoordbaar grondgebied voor 'inheemse' bevolkingsgroepen. Stedelijke antra pologie dankt haar bestaan aan de na-oorlogse trend van urbanisatie. Andere spesialisaties putten dan weer hun inspiratie uit de talloze zuster-menswetenschappen. De etnolinguistiek is hiervoor illustratief.. Toegepaste antropologie dateert nog uitr,ie finale faze van d.e kolonialistische era 9 enz o
-17-
Er is dUB een bonte varieteit van bronnen vO.or opsplitsing in spe-
cialisatierichtingen o Toch zijn er een paar gemene delers (gedeeltelijk behandeld in Voget 1975 786-805). Eerstens zijn er historische en maatschappelijke omstandigheden, waaruit wetenschapsbeoefening uiteraard moeilijk kan geisoleerd worden. Tweedens is er de beinvloeding van zuster- en andere wetenschappen en combinaties van aIle tot dusver genoemde factoren. Verder zijn er persoonlijkheidstrekken of karaktereigenschappen van de individuele navorsers, voornamelijk de toonaangevenden natuurlijk. Tenslotte nog de bijna spontane of natuurlijke klernverschuiving, eigen aan of intrinsiek aan de academische wereld. Evolutionisrne kan makkelijker verwerkt worden gegeven de omgeving van koloniale expansie, en industriele omwenteling waarbinnen deze school ontwikkelde. Darwinisme echter heeft ook haar steentje bijgedragen tot evolutionisme. Net zo belangrijk was de geografische achtergrond van Boas (Baffinland Eskimo expedities) voor zijn culture Ie relativisme; en de filosofische opleiding voor Levi -Strauss of de wiskundige kennis van Malinowski voor hun structuralistische en functionalistische vakbeschouwingen. Verschillen in temperament en andere karaktereigenschappen zijn evenmin onbelangrijke bijdragen tot de keuze of selectie van paradigma's door respectievelijke navorsers. Het oorspronkelijke van een vakbeschouwing, een benadering of -iame, tenslotte ligt in de beklemtoning van sen of ander aspect' van de werkelijlmeid. Evolutionisme en diffusionisme verkiezen tijd en ruimte boven de andere aspecten. Behoeften, gebruik en structuur , zi jn de stokpaard jes van functionalisten en structuralisten. Elk va~ deze aspecten wordt dusdanig in de verf gezet, dat de andere er door verdoezeld woz-de n, Hi er-aan danken de -ismen hun oorspronkeli jkheid, hun aanhang en succes o Hiermee delven ze ook hun eigen grafo. Ze vervalsen de werkelijkheid door veralgemening. Namelijk via overbeklemtoning van een of antler onderdeel van de werkelijkheid o Misschien is dit een spontaan en natuurlijk procas, de varnieuwing via. klemverschuiving ? Natuurli jk dan in de zi.n da.t -Lsmsn geboren worden, groeien en in ~xacht toennemen, en dan later weer verminderen in belangrijkheid en afsterven.
-18-
Op dit stadium is bij heelwat antropologen de mens de belangrijkste ster aan het firmament. Het 'onvermijdelijke' proces van klemverschuiving heeft wellieht ook te doen met een dosis zielkunde bij de navorser. Wat anders laat hem/haar besluiten om heel onwetenscha~pelijk een deel van de werkelijkheid onder het zoeklieht te zetten en tegelijk de rest in het duister te houden? WeI, hij/zij is zeker niet zo erg bewust van de oververeenvoudiging. De beste manier om oorspronkelijk te zijn f is om te verschillen van de rest ••• ook in de wereld der aeademiei. De werkelij1r.heid biedt genoeg mogelijkheid voor var La't i e , zodat iedereen er om beurt aan zijn/haar trekken kan komen. Net zo makkelijk als het is om aspiraties bot te vieren binnen de ruime verseheidenheid van aspeeten f net zo makkelijk is het om enige andere collega aan te vallen door een alternatief aspect onder het zoeklicht te zetten. Eigenlijk hebben we de vraag HOE? al gedeeltelijk besproken onder de antagonistisehe opsommingen van het wat? gedeelte f vooral onder de methoden. Besproken is weI wat te sterk uitgedrukt, verrneld is meer toepasselijk. Alweer genoeg materiaal om een afzonderlijke studie aan te wi'jden. Ik vermeld hier graag een bijna klassiek voorbeeld. Vergelijk de Bosjesman-studie van Sehapera met die van Lee (1979) en Lee en De Vore (1976). Die ervaring spreekt boekdelen. In de meer recen.tere werken wemelt het van statistiek, cijfertabellen, diagrammen betreffende energiegebruik, arbeidsuren, voedselontleding in calorieen en proteinen en diens meer. Dit soort kwantitatieve benadering cntbreekt in Sehapera ( 1930)0 Nog ecn 'nieuwe' karaktertrek die het vermelden waard is de ontlening van systeem-analytisehe begrippen en modellen uft de cybernetiea. Je kan omtz-errt geen antropologisch 'Her!-'\: naa l.aan Coehal-r9 'ie anti-positivistische dan) of er zijn flow-charts, inputs, outputs en zo voort. De rekenaarwetensehap heeft haar bijdrage beslist geleverd tot de antropologie o Er zijn overigens talloze andere voorbeelden te geven van theoretisch plagiaat vanwege volkenkundige navorsers. Ontleningen van ~e transformatianele-generatieve taalwetenschap overleven uit de structura-
-19-
listische era. Verder zijn er ideeen ontleend aan moderns markteconomie, fenomenologische filosofie en wat al meer. En'wat van de 'vernieuwing' in de archeologische zuster/dochter wetenschap? Als inleiding een tegenstelling van twee gedachten omtrent het verschil tussen 'nieuw' in de archeologie en in de volkenkundeo Aan de ene kant is de nieuwe archeologie dUidelijker afgelijnd, makkelijker te identificeren aangezien de term new archeology in de literatuur aanvaard en gebruikt is. Nieuwe antropologie daarentegen is een heel veralgemenend post-scriptum, beperkt tot geschiedenisboeken van antropologie. Maar aan de andere kant is vernieuwing in de archeologie voorbestemd om zwakker te zijn dan in de antropologie het geval is. Het verschil tussen oud en nieuw .~ eenvoudig zwakker zijn omwille van het structurele bronnentekort in de archeologie, vooral in de prehistorische specialisatie. Of een oudheidkundige zich nu tot de vernieuwers rekent of niet verandert inderdaad weinig aan het feit dat "archeologists everywhere must make the most of inadequate samples of human behavior in the form of bits and pieces that survive in the ground" (Gould in Ingersoll 1977 363)0 Nieuwe archeologen worden net zo goed door selectie op het site getroffen als 'traditionalisten'. Je kan moeilijkmeer uit de grond halen dan er in zit o • • Dit is belangrijk am te beseffen, willen we de reactie van de oude archeologie tegen de vernieuwing verstaan o Het structurele bronnenprobleem wordt als argument contra verdienstelijkheid van de nieuwe archeologie gebruiRt o De bespreking van archeologische vernieuwing ze da-teert uit ie -late zestiger jaren, en kreeg'momentum een decennium later berust hoofdzakeli jk op het vaorbereidende deel 'tan de se verhandeling (Jederen 1980); een jaarlang voorbereidend leeswerk doorheen archeologische en antropologische literatuuro Ze voIgt hetzelfde patroon als de antropologische vernieuwing: wat?, waarom? en hoe? Steken we van wal met de omschrijving van oud en nieuw, het WAT? Oudheidkunde is volgens haar jefinitie een mens-\.,etenschaP9 althans op papi.er , Semantisch ve rwi jst de Griekse oorsprong van het wo oz-d weliswaar naar de wetenschap van Dude dingen (Forde-Johnston 1974 7), 'en haar studieobject naar artefacten. Oud en nieuw zijn het er.echter
.'
-20-
roerend over eens dat, ondanks'etymologie en materieel voorwerp, ,archeologie ~gericht is. "In spite of the Greek word the Bubject is, uLt Lmate Ly , concerned with people and not with things." (ibid.) "The past is about people" luidt het bij een andere traditionalist, peetvader van de archeologie (\Vheeler aangehaald in Miles 1978 70). Helaas is er een hemelsbreed verschil tussen theoretische voornemens als "archaeology is, or should be, a discipline concerned first and foremost with man" en de dagelijkse realiteit -yan de vakbeoefening, zoals de "should be" weI laat vermoeden (Higgs 1975 4). Oudheidkunde he eft zich veeleer als een stiel, een ambacht dan als een wetenschappelijke discipline gevestigd; volgens mij in iloofdzaak omwille van historische redenen. Buitenstaanders denken on~iddellijk aan spade, emmer en ander terreinalaam wanneer ze met een beoefenaar van, of publicatie uit deze vonr hen extravagante beroepswereld geconfronteerd worden. Ze zijn er niet ver naast ••• Natuurlijk zal de doorsnee archeoloog weI met een glimlach verduidelijken dat terreinwerk slechts een klein onderdeeltjeis, een klein schakeltje in het moeizame en complexe geheel van wetenschappelijke navorsing en publicatie. Toch zijn de verwachtingen van de archeoloog net zoalsdie van het algemene publiek in hoofdzaak gericht op wat tijdens de opgrav Lng zal gebeuren, of niet zal gebsuren , Er is heel wat tijd en geld gemoeid, laat staan prestige met het aantal en de aard van de terreinvondsten o Want al zijn theoretisch 'misschien aIle (onbeschadigde'en in context) opgegraven vondsten neutraal in waarde, en dus gelijkwaardig, in de praktijk hoort men archeologen opgewonden gewagen van betere en minder goede artefacten, van esthetische , lelijke, van alledaagse en'belangrijke of uitzonderIi jke vo ndsten. Het mag ons dan ook niet verwonderen dat archeologie de betreurenswaariige, maar verdiende titel 'wetenschap van de spade' verworven heeft o Als het inzamelen van vondsten en terreinervaringen de essentie uitmaken van vakbeschouwing, dan is er weI niet veel te verwachten van theoretische interesse. En inderdaad een explic~ete centrale theorie ontbreekt bij de oudere garde, omdat er eenvoudig geen belar~stelling voor bestaat.
-21-
Basische, elementaire begrippen als artefact ~n cultuur worden oppervlakkig aangeraakt in handboeken en cursussen of inleidingen tot de archeologie Clarke overdri jft niet wannear hi j de wetenschap van ;. de spade betitelt als intuitive skill - an inexplicit manipulative de:<::terity learned by rote" en elders in dezelfde stijl als een "intuitively acquired craft" ofte "an undisciplined empirical disciplin ( 1968 xiii f 131; vgl. Dunnell 1971 Ix , 22). De kritiek op activiteiten van oudheidkundigen is hard, maar verdiend: "Academic critics of archaeology rightly categorize them as techniques which do not themselves form a discipline ll (Case in Renfrew 1973 35). Ook interne, zelf-kritiek kan hard zijn, al is hij eerder schaars,en veelal cosmetisch en zonder gevolg. Wanneer archeologie herleid wordt tot een reeks technieken om feiten in te zamelen, dan wordt de archeoloog herleid tot eentechnicus- ambachtsman, en zijn/haar activiteiten tot "a sort of dehydrated humanism, to mummify the past, to transform our predecessors into 'battle-axe folk' or 'beaker folk' II (Wheeler 1954 228-9) 0 In Higgs'definitie van archeologie is het zelfs ietwat te sterk uitgedrukt: "a formal exerc ise with no particular purposes in mind" (1975 vii). Natuurlijk hebben de traditionalisten weI een bedoeling in gedachte, al is het niet steeds expliciet en bewust: ze (re)construeren tijdVruimtelijke verspreidingen van artefacten en hun gebruikers.. South (1977) formuleert die bedoelingen in zi jn voorwoord, een opdracht aan de nieuwe gar-de aan "those who religiousl) believe that the archeological record reveals far more than merely what happened, when, and. to whom'", Voor de traditiegezinden .is de archeologische site een 'artefactenmijn' (sic Thomas 1974 5). En de verwerking ervan gebeurt met pijnlijke voorspelbaarheid onder de titels 'nederzettingen, grafvelden, aardewerk, werktuigen/wapens, kunst en varia'. Voeg bij deze weinig verbeeldingrijke indeling nog een paar ecofacten, een kaartje en chronologie en dan hebben we het weI gehad. Zo zien de traditiegezinden 'hun' archeo~ogische cultur~n. (Een soortgelijke geleding is te vinden in de oudere etnografische beschri jvingen, onder de titels: religie, politiek, verwantschap, enz.)o Tegen dit losrukken van archeologische vondsten uit hun cultureel 0'
"an
1
j
-22-
verwijzingsraamwerk of context, tekenen etnoarcheologen en andere vernieuwers protest aan o ~e nieuwe archeologie zoekt naar de mens achter de artefacten (sic Thomas 1974 5). Daarbi j duiken heelwat nieuwe speci~lisatierichtingen op, net zoals dit het geval is in de volkenkundige vernieuwende literatuur o Er is living archaeology, simulation archaeology, palaeo-economy, historical archaeology, industrial archaeology, public archaeology, salvage archaeology, analytical archaeology, en nog veel mear , Tot zover een algemene typering. Een andere manier om de vraag wat? van de archeologische vernieuwing te beantwoorden is via de opposities van kwalificatieven, zoals we iat vroeger weI gedaan hebben voor de antropologische vernieuwing.
DUD technologie, materiaal, vorm beschrijving expliceren reciteren
NIEUW functionering, gebruik verklaring (bijv. Yellen 1977 xi Binford 1972 23) verduidelijken (Binford 1977 25 Dunnell 1971 1)
In de 'traditionele' literatuur overheersen beschrijvingen van artefacten-zonder-meer. Vorm en materiaal worden met pijnlijke nauwkeurigheid ontleed, gemeten, geIdentificeerd en verwerkt in morfologische en typologische tabellen, zonder dat het gebruik er7an erbij betrokken \'1ordt,o.f' laat staan de vervaardiger of gebruiker erv an , Vooral de prehistorische typologie van Bordes, ~--------, ;; in de omloop sinds de vijftiger jaren, illustreert de 'straight archaeology'waarin het taboe is om iets overhet gebruik van. de artefacten te gewagen o Op de afbeelding: twee cumulatieve grafieken zoals door Bordes en ""'"' -egeestesgenoten gebruikt om Steentijd 'culturen' -er Z W te identificeren. (Bron: Brezillon 1969 Il247) Bij gebrek ann gcschreven bronnen in W > de prehistorische archeologie zo redeneren -c 0:: zij kan er niets zinvol over de functionering gezegd worden. Maar contradictorisch
.. 0:
-0 N
~
00000000000-
~""CO,....-..oLf)'q"(",,)N_
"
-23-
genoeg zitten er in hun typologische benamf.nge n her enYder duideli jke verwijzingen naar het gebruik van werktuigen: racloir, burin, grattoi: e.a. (schraper, boor enz.) Technologie is een ander stokpaardje van de traditionalisten. Maar meestal is het weer eens niet de gebruikswijze, weI de vervaardiging die onderzocht wordt. Aan :ie identificatie van materialen gebruikt bij de vervaardiging van de artefacten wordt eveneens aandacht geschonken. Heelwat analysetechnieken (spectroscopie enz.) worden uit de positivistische wereld ter hulp geroepen. De witte voorschoot en een laboratorium garanderen blijkbaar de 'wetenschappelijk~eid' van archeologische wetenschapsbeoefeningo Waarom is het fysische, vormaspect dan zo belangrijk voor de archeoloog Waarschijnlijk omdat het de basis vormt voor de typologie, en de typolo· gie is op haar beurt levensnoodzakelijk tijdens de zoektocht naar archeologische 'culturen', hun opkomst, ronddwalerij en ondergango Met de vormanalyse beantwoordt de archeoloog niet aIleen het wat?, maar ook het waar?, wanneer? en wie? van de artefacten. En daar is het 'm toch am te doen,niet? Tijd/ruimtelijke omschrijvingen van verdwenen mensengroepen en/of hun artefacten primeren hoog op de lijst van traditionalistische navorsers. De ambitieuse vernieuwers mikken verder. Ze beloven om de artefacten te verstaan, om verklarend te werk te gaan, eerder als beschrijvend o In deze benadering is men nie~ verlegen om over het gebruik van de .ar-te racten te gewagen. Etnoarcheologen bij voorbeeld zoeken naar levende parallellen en hanteren de analogische methode am een beetje leven teblazen in de dodebotten en stenen van het verste verleden. Het bli jft niet bi j functionering al.Leen , Occasioneel wordt cok de betekenis, de functie, het culture Ie verwijzingsraamwerk van de artefacten aangedurfd. Al moet ik erkennen dat voorbeelden van dergelijke vernieu\'ling eerder schaars zijn o In de context van Zuidafrikaanse archeologie is Huffman zeker het verste verwijderd van de traditionele wetenschapsbeoefening in de oudheidkunde. Al begeeft hij zich volgens meerdere collega's Boms op glad ijs, zijn verduidel~jk Lng van de I jzerti jd ruines in Zimbabwe is op z'n minst gezegd oorspronkeli jk (1981, 1982, 1984) • ... ~..-;
"
-24-
De verklaring die gezocht wordt is vaak positivistisch ironisch genoeg is de straight archaeology waartegen gereageerd wordt ook positivistisch... Over de nomologische verklaringswijze meer hieronder. Waartegen gereageerd wordt is door Thomas heel ondiplomatisch beschreven als voIgt: "A good (bedoeld if! traditional) archaeologist could often pick up an unidentified artifact and rapidly recite its age, material, geographical distribution, cultural affinities, and contexte Such virtuoso performances, while still impressive and often helpful, are becoming less relevant."
(1974 74)
.
Zonder verklaring kan archeologie met "antiquarianism" (South 1977b xiv gelijkgesteld worden. Inderdaad niet veel meer als een "sterile occupation" (South 1977b 281 op·fig. 36'. OUD stiel ideosyncratisch, particuliere, tijd-ruimtelijk gebonden
NIEffiv
wetenschap (bijv.Dunnell 1971 18-23) nomotetisch, veralgemening, wetmatigheid (bijv. South 1977b 8-17, Redman 1978 3, Willey 1974 xi, Case in Renfrew 1973 44, Thomas 197
58-62)
Zegt Spaulding:
"The view which I find convincing is attractively simple: there is only one kind of serious explanation, the nomological or covering-law explanation. All serious explanations relate the circumstance to be explained. to relevant general laws or at least to empirical generalization." (in Binford 1968 34) . . Ben standaarrl opinie voor de,doorsnee vertegenwoordiger van de nieuwe vakbeschouwing in de archeologie. Oudheidkunde moet wetenschappelijk zijn, en wetenschap leidt tot wetmatigheid (in positivistische denktrend tenminste)o De formulering van 'wetten' is het ideaal van de vernieuwerso "A law is an atemporal, aspatial statement relating t'wo or more operationally defined variables" (Schiffer 1976 4) 0 - Voorzichtiger zi jn de termen "generalizations stated in lawlike fashion (Thomas 1974 60), lawlike regularities (South 1977b xiii), empirical generalizations (Spau~ding in Binford 1968 34, zoeven aangehaald), proces3es and regularities (Yellen 1977 xi), II general laws" (tussen aanhalingstekens Ingersoll 1977 269), alternative explanatory hypotheses (Thomas 1974 4)".
.' -25De traditionalist zoekt niet naar dit soort (verklarende) veralgemeningen. In plaats daarvan worden artefacten cultureel in de betekenis van tijd/ruimtelijk gesitueerd: "In the not so distant past,assigning a collection of artifacts to a culture or culture area was an intellectually satisfactory form of analysis." (Plog in Hill en Gunn 1977 13) Op dezelfde manier als elk artefact volgens vorm beschreven wordt, kan het geheel van artefacten volgens vormcriteria in een tarcheologisqhe cultuur· beschreven worden. Culturen worden op hun be~rt gesitueerd op een ge(re)construeerde historische tijdsschaal o OUD vaststelling
NIEU'N
voorspelling .(Jochim 1976 titel, South 1977q 35-9, Clarke. 1972 4, Thomas 1974 boektitel)
Uit de zojuist geformuleerde wetmatigheden voIgt logischerwijze de voorspelbaarheid van artefacten en hun context en betekenis in het nog onopgegraven terrein o Dat is per slot van rekening de bedoeling van twetenschappelijke t navorsing-a~la positivisme: wetmatige veralgemeningen formuleerbaar in modellen. Deze laatste scheppen voorspelbaarheid, inzicht in toekomstige navorsing. Ze helpen om menselijk gedrag zo docrzichtig te maken dat het voorspelbaar wordt. Voorspelbaarheid wordt beklemtoond als belangrijk aspect van vernieuwing, omdat het navorsing een zekere nuttigheidswaarde, toepaspasbaarheidsdimensie geeft. Stuarts lIethnographic typology of sites and implications for the archeological record ll (in Binford 1977 276-81) illustreert archeologische voorspelbaarheid: welke artefacten in de opgraving zullen kunnen opduiken en wat hun betekenis is, 'als de bestaanswijze van de cuLtuurdragers in kwes t t e aan deze en gene voorwaarden ui t het theoretisch model voldoen o Etnoarcheologie speelt ook met de gedachte van voorspelbaarheid. Thomas (1974 14) bijvoorbeeld sluit oefeningen voor de aspirant etnoarcheoloog in zijn werkboek in, waarbij de student archeologische voorspellingen moet maken aan de hand van etnograiie o Toen eerder een oefening in verbeeldingskracht, eerder dan in positivistische nauwkeurigheid.
·
Catch Guard
-26-
Pin
Spring
AFB-2
HAT (Badges and clasps) HAIR (top, back and sides) SCARF or SHA~VL
CLOAK .. TUNIC/SHIRT
ORNAMENTS (watchholders etc)
TROUSERS DRAWERS BREECH CLOTH PENIS
SKIRT
SHOES
-27-
De verdiensten van archeologische voorspelbaarheid worden verder gepropageerd door aanhangers van experimentele en simulerende vakbeschouwing. Dit komt later ter sprake onder de bespreking van het vernietigingsproces (methodologische belangstelling) in een archeologische site (Ingersoll e.a. 1977 bijv.).
OUD inductief
NIEUW
deductief (Binford 1977 1, en South 1977b 15 bijv.)
De 'straight archaeologist' ziet weinig heil in allerlei 'gissingen' omtrent het 'niet-materieel' aspect van de artefacten. Hij houdt zich bij de beschrijving van harde feiten. Hij verkiest - met de woorden van de vernieuwer South (1977b 15) "pattern recognition" boven "logical analysis". De culture Ie context of betekenismoet achterwege blijven, omdat er bij gebrek aan bronnen aIleen maar naar te raden valt. Sommige vernieuwers echter propageren verklarende deductie als mogelijk, relevant en daarvoor 'aanvaardbaar'. Alhoewel artefacten niet voor zichzelf kunnen spreken (Binford 1972 86 en 1977 1) kunnen ze door de verbeeldingrijke archeoloog aan het praten gebracht worden. Vernieuwers blijven echter ook hier in het positivistische spoor. Geen luchtkastelen maar verantwoorde hypothesen o Via toetsing aan de feiten op het terrein wordt de deductie aangevuld door inductie o De 'wetenschappelijke' vernieuwer zal dus eerder inductie aanvullen met als vervangen door deductie.
CUD oververeenvoudiging "monothetic, one-arrangement one-to-one, stimulus-reaction univariate
NIEU\'l
complexiteit ''po lythetic, many arrangements
(Clarke 1968 37-8, 667,668) multi-variant 'Catterns (South 1977b 33) multivariate" (Binford 1972 199)
Schrijft Clarke als waarschuwing gericht aan geestesgenoten in de vernieuwing, eerder als aan traditiegezinden: "\'ie need no longer be ashamed of the obvious: inadequacies of our theoretical concepts and
-28definitions in the face of the actual complexities of the data." (1968 38) Hij reageert,hier en elders tegen de oververeenvoudiging die schuilgaat achter heelwat van de archeologische 'culturen'. De tijd! rUimtelijke omschrijving van artefacten correleert niet noodzakelijk met een specifieke groep cultuurdragers, noem het 'volk'. Thomson lanceert een soortgelijke waarschuwing, en baseert zijn argument op volkenkundige publicaties van stenen artefacten o Een assemblage van werktuigen kan seizoengebonden zijn: "An cutlooker, .seeing a contemporary nomadic hunting group in Australia at different seasons of the year, would find them engaged in occupation so diverse, and with weapons and utensils differing so· much in character, that ir he were unaware of the seasonal influence on. food supply, and consequently upon occupation, he would be . ed to conclude that they were different groups."
t 1939 209)
De afbeelding op de volgende bladzij illustreert wat kan gebeuren als artefacten eenvoudigweg als regelrechte vertegenwoordigers van verdwenen mensengroepen geinterpreteerd worden. Een willekeurige cultuur X (top) beschikt over drie verschillende seizoengebonden assemblagetypes die als verschillende entiteiten kunnen geinterpreteerd worden (Dederen 1979)0 Jit soort waarschuwing lijkt neer toepasselijk op Steentijd archeologie waar geschreven en zelfs 'gewone' documentatie uiterst schaars is o Traditionalisten waren zich daarvan ook weI bewust, vooral Bordes en geestesgenoten. Vernieuwers verwijten verier traditionalisten dat als ze verklarend te werk gaan wat zelden gebeurt vaak oververeenvoudigend te werk gaan. Ecofacten worden;bij voorbeeld gehanteerd door laatstgenoemden om de archeologische (re)constructie wat verf bij te zetten. Daar staat de deur wagenwijd open voar geografisch determinismeo Vernieuwers zien het als deel van hun 'Realpolitik' om hun verklarende veralgemeningen ZQ te formuleren dat ze de werkelijkheid niet oververeenVOUQlgen. Ze zien de keuze tussen "single-cause" en "multivariate explanations" weI degelijk raak (Redman 1978 9). Dat soort er.jokr~t~ak verzwakt hun positivistische stellingname (het zaeken voar wetten die menselijk gedrag voarspelbaar maken) in zekere mateo
AFB.3
-30"
NIEUW
OUD
individu cognitieve
groep normatieve
(Redman 1978 9, Binford 1972 205 bijv.)
Als deze oppositie van kwalificatieven enigszins tegenstrijdig klinkt met ideosyncratisch versus nomotetisch, is het weI omwille van de verschillende nuanties die deze termen in (anti-)postivistische , context gegeven,worden, en omwille van het feit dat deze laatste oppositie in onze bespreking slechta toepasselijk is op een kleine fractie van de vernieuwende literatuur. Clark herhaalt de gangbare gedachte dat "prehistory, ••• ,is a social study: , it deals not with individuals or with the relations of individuals to one another and to society in general, but with societies ••• " (1953 aangehaald in 1964 25-6). Natuurlijk is het moeilijker om in prehistorische context het individu op te sporen, in vergelijking met proto-, ook historische archeologie, omwille van de gebrekkige opgravingscontext. Moeilijk maar niet o~~ogelijk. Hill en Gunn zien het als een uitdaging om net zoals sommige 'nieuwe' antropologen aandacht te koesteren voor het individu. Hun werkgetiteld The individual in p~ehistory is een schaarse, maar puike illustratie voor deze nieuwe belangstelling (1977). Tot zover de tegenstellingen tussen oud en nieuw, nogsteeds op~er het wat? van de vernieuwing. Hierbij voegen we nog drie 'nieuwe' interessepunten om het geheel af te ronden: belangstelling voor .het vormingsproces van de archeologische site, theoretische belangstelling en gebiedsverruiming. Belangstelling in wat met de site gebeurt v66raleer ze opgegraven wordt is ui tgedrukt in sommige van de "cautionary tales" , de kritische waarschuwingen, die door so~~ige vernieuwers rondgestuurd worden. Heelwat eigentijdse archeologen nemen geen genoegen met het verstaan van artefacten in hun cultureIe context. Ze willen het vorrningsproces van die context met name het opgravingsterrein onder de loep nemen Ze bevraagtekenen de manier waarop de site gevorrnd wordt, en waarop de artefacten door de eeuwen heen over-Levan, Yellen bij voorbeeld onderzoekt welke factoren meespelen bij het Q
,"
-31-
tot stand komen van een Bosjesmansite. Meer specifiek bestudeert : hij de oorsprong, verspreiding en aard van de etensresten op de site. Activitei ten van voedselbereiding sluiten in sni jden, breken, drogen, roosteren en koken. Niet~menselijke factoren die het uitzicht van de site bepalen zijn de samenstelling van de bodem, climatologische omstandigheden en vernietiging van het site door carnivoren e.a. (in Ingersoll 1977 321-29)0 Yellen maakt gebruik van etnografische analogie, hij verkiest dus het etnoarcheologische perspectief. Er zijn heelwat andere voorbeeld~n van simulerende en experimentele archeologen die evenzeer belangstellen in wat met artefacten gebeurt op een site vooraleer ze door de oudheidkundige opgegraven worden. "Their aim Ls to avoid errors in site interpretation and also to discover new ~nd promising techniques of analysis": schrijven Jewell en Dimbleby (in Ingersoll 1977 193,ook Hodder 1978 135)0 Benevens etnoarcheologische analogie kan de computer aangewend worden om aIle mogelijke factoren spelenderwijze uit te toetsen op een hypothetische site (simulerende archeologie)0 De experimentele benadering bouwt haar eigen sites, vernietigt ze om ze vervolgens oak op te graven en te speculeren omtrent het verschil tussen de oorspronkelijke, opgegraven en geinterpreteerde sites. Tijdans de opgravingsfaze van het experimentele onderzoek kan vastgesteld worden wat veranderd of verdwenenis, en in welke mate. Ook de resultaten van dit soort vernieuwende navqrsing is verwerkbaar in I wetten I en modellen. met pre c tc t Lef karakt er, Twee illustraties uit Zuidafrikaanse context zijn de experimenten 'met Nguni architectuur (Friede en Steel 1980) en met ijzertijd smelttechnologie (Friede 1977, vglo 1983 en 1985). , Zo van modellen gesproken, die vormen een doelwit van de vernieuwende theoretische benadering. Meestal zi jn die modellen diagrammen en samenvattende tabellen o Heel algemeen uitgedrukt zijn modellen "pieces of machinery that relate observations to theoretical ideas" (Clarke 1972 1). Clarke heeft er een heel boek aan gewijd o Hij bespreekt het nut ervan even later (1972 3-4)0 Voorbeelden zijn talloos: omtrent nederzettingen (Hunter-Anderson in Binford 1977 287-315; Mason in Clarke 1972 871-85); grafvelden (Binford 1972 208-43); ceramiek (Huffman 1980; Redman in Hill en
-32Gunn 1977 41-53); enz. Liefde voor theoretische benadering, in de betekenis van bijna filo-' sofische vakbeschouwing, is een tweede luik van deze vernieuwing. Hier zijn de voorbeelden heelwat schaarser. Er is Dunnell (1971) en vooral de meer volumineuze broer Clarke (1968). Beide auteurs ontleden er basische vakterminologie, definities, concepten waarmee~ archeoloog elke dag te doen heaft, maar omwille van redenen die we in hetvolgende hoofdstuk zullen bespreken, liever niet gecon\ fronteerd wil worden. 'I Stads-,industriele en afvalsarcheologie zijn goede voorbeelden van , een darde extra vernieuwing: gebiedsverruiming, of "broader data base" zoals Redman het omschrijft (1978 9). Deze spesialisatierichtingen hebben bij heelwat archeologen de haren laten rijzen of de lachspieren laten werken o Moeten we ons nu met zon dingen gaan bezighouden? Wat heeft ondheidkunde met het heden te maken? Archeologie was toch nogsteeds de verwerking van artefacten uit het verre verleden? Gemakkelijkheidshalve werden vondsten in Steen- en Brons- of Ijzertijd opgesplitst en onder pre-, proto- en historische perioden besproken, naargelang van de toenemende aanwezigheid van geAchreven bronnenmateriaal ••• Met deze opsplitsing begint echter de 'moeili jkheid ' • Wan t waar stopt de historische periode? OUdheid wordt gevolgd door, of beter afgesloten met de dubieuze ".§patantike" periode. De grens met de Vroegrniddelleeuwse archealogie is vaag. En als Middelleeuwse archeologie een bestaansrecht heeft, wat dan van de daarop volgende periodes? Dan is er toch zeker geen red~n om de Nieuwe Tijd en Nieuwste Tijd 'hun' archeologie te ontzeggen? Het was dus te verwachten dat we vroeg of laat in de archeologie van het recente verleden zouden belanden. De Afrika-situatie is weI enigszins makkelijker, daar is om zo te zeggen een continue stratigrafie, die het heden aan het verleden schakelt o In Europa wordt die continuiteit niet zo gemakkelijk aanvaardo Ironisch genoeg is het heden nochtans de archeologische context van de taekomst. Een andere stimulans tot gebiedsverruiming naast deze eerste spontane ontwikkeling is de'nieuwe'steIIingname dat de mens het centrum van anze oUdheidkundige belangstelling vormt. Als archeologie i
-33een~wetenschap is,
waarom dan niet eens een kijkje."nemen bij moderm schriftloze volkeren? En als het mens-zij~ de basis vormt van de analogie ,tussen heden en verleden, dan kunnen we ook onszelf bij die a~a logische reconstructie van het "verleden betrekken. Althans zo redeneren sommige vernieuwers: "the present provides a tempting and possibly unavoidable route to the past" (Ingersoll 1977 269). Deze verrUiming komt goed te pas om een oplossing te bieden voor het bronnentekort waarmee (vooral de prehistorische) archeologen geplaagd zitten. Archeologie is dan niet langer de studie van een "deep and irretriev\ able past" of "the ultimately unknowable 'other' ", maar weI van de moderne maatschappij en onszelf (South 1977 xvii; Gould en Schiffer 1981). Deze verruimde belangstelling stemt overeen met een soortgelijke vernieuwing bij sommige antropologen. D~nken we m~ar aan de stadsantropologie, die illustreert evenzeer een"belangstelling ruimer dan 'primitieve, kleinschalige en vreemde' culturen. Nog een stimulans voor gebiedsuitbreiding is de beheptheid van de 'vernieuwers' met wetmatigheden en modellen. Deze zijn bectoeld als alternatief voor de ti jd.1 ruimteli jke beschri jvingen van de kl.ass Le ke vakbeoefenaars, zoals eerder in de opposities van kwalificatieven behandeld is. "It no Longer- seems possible to view archeology as only the study of the past" schrijft" Schiffer (1976 10) en hij her1efinieert archeologie als "the study of human behavior and material culture, regardless of time or place" (1976 Lx}, Misschien houdt gebiedsverruiming ook verband met de opvoedkundige betekenis van archeologische publicaties, zoals jaren gelecten al door Clark verkondigd werd. Archeologie hoeft niet zonder nuttigheidswaarde te zijn voor het algemene publiek (dat nota bene indirect via 'belastingen de rekening van a~cheologische onkosten voorgeschoteld wordt). Clark gelooft dat prehistorische archeologie een verrijking is, en helpt om het mensdom te laten leven als "heirs of all ages and brothers to one another" (1964 264). Een anti-etnocentrisme dat ook bij heelwat vernieuwers in de antropologie de kop opsteekt o Even humanistisch geinspireerd is vermoedelijk de bewering dat prehistorische archeologie een van de "few forms of enterta.inment at once harmless and equally acceptable to all grades of society" is (Clark 1964 252). Een waarschuwing aan het adres van materialisme
-34-
winstbejag en elite-gevoelens. In dezelfde l1jn is het milieubewustzijn, nog een stimulans tot nieuwe gebieden in de archeologie. In een wereld van industriele pollutie en degradering van de natuurlijke omgeving ontstaan actiegroepen om het gevaar te keren. Ze zijn operatief sinds de laat zestiger jaren. Zowat tien jaar later onstaat een soortgelijke beweging die zich beijvert voor het behoud van het culturele in onze omgeving. In Amerika is monumentenzorg bekend als Cultural \ Resource Management (bijv.Redman 1978 411-48). Archeologen worden voor de uitdaging geplaatst om naast academische en terreinwetenschappelijke activiteiten zich in te zetten voor het behoud van het cultuurpatrimonium. Zo'n roeping veronderstelt 'nieuwe' bekwaamheden als de kennis van rechtspraak en 'n flinke portie politieke activisme.
En daarmee begeven we ons in het vaarwater van het WAAROM van de vernieuwing. De voornaamste stimulans voor 'vernieuwing' lijkt onbetwistbaar de opleiding van Amerikaanse archeologen. Amerika is de bal<ermat van de Nieuwe Archeologie, en de literatuur wordt gedomineerd door Amerikaanse vakbeoefenaars. Wanneer zowel voor- als nagraadse klem gelegd wordt op 'n zekere dosis volkenkundige kennis, en wanneer antropologie en archeologie als zuster-departemente'n georganiseerd worden, is h~t niet zo spectacul~ir om antropologisch klinkende definities en doelstellingen of vakbeachouwinge~ in archeologische literatuur te vinden o Schrijft de vernieuwer Binford in dit verband omtrent het doelwit van de ,archeologie: "to explicate and explain the total range of physical and cultural similarities and differences characteristic of the entire spatial-temporal span of man's existence" (1972 21)0 Klinkt alsof het uit een antropologisch tekstboek weggelopen is? Uit Cultural Anthropology van Ember bij voorbeeld (1981 4~6)? JUist, het is afkomstig uit een volkenkundig handboek, weliswaar wat oueer als Ember (Kroeber 1953). Niettemin niets nieuws onder de zon ••• In heelwat Europese tekstboeken is niets van dit soort doelstellingen te bespeuren o Ze blijven van expliciete antropologische ontleningen verstoken, omdat deze zuster-menswetenschap er oppervlakkig, zelden of glad niet in het universitaire leerplan opgenomen wordt o
-35-
.'
Amerikaanse wetenschapsbeoefena3rs daarentegen vestigen soms al hun hoop en vertrouwen in de antropologie. Getuige daarvan de misschien , wat te optimistische uitspraak.van Willey en Phillips, nota bene daterend uit de vij£tiger jaren (1958 meer precies): "American archaeology is anthropology o~ it is nothing"o En uit dezelfde bron afkomstig is: "From the very beginning New World archaeology, unlike its Old World counterpart, was inextricably wed to anthropology through the study of liVing people; the vestiges of this distinction between European and American archaeology survive to the present." (Thomas 1974 2). Diegene die zich aan dit soort etno,archeologische (dan weI in de ruimste zin) methodiek waagt in Europa Leroi-Gourhan is een van de weinigen wordt als een lelijk eendje a£geschreven o£ uitgezonderd. Eigenlijk is die beinvloeding vanuit de volkenkundige denkwereld niet helemaal nieuw. Antropologie en archeologie hebben gemeenschappelijke voorouders, m.a.w. ze waren in een vroeger stadium· meer verenigd dan wat ze nu (vooral in Europa) schijnen te zijn. De traditionalisten al zijn ze er niet altijd van bewust, en al willen ze het nog veel minder erkennen ontlenen hun cultuur-historische benadering aan de antropologie. Klejn noemt het de ~auential ~proach en gewaagt van de taxonomic-archaeologists (iri ~enfrew 1973 691)0 Ik noem het de tijd/ruimtelijke omschrijvingen van verdwenen mensengroepen uit het verleden; een combinatie:van evolutionistische en diffusionistische paradigma's'uit 'de antropologie. Het enige verschil met de 'vernieuwers' is dat de traditionalisten zoals gezegd minder, veelal zelfs onbewust zijn van de ontlening van volkenkundi-ge denkwijzen o Een andere niet te onderschatten bijdrage tot de Nieuwe Archeologie lijkt v€rmoedelijk weI hetminderwaardigheidsgev~el,j.i. nogmaals onbewust, bij heelwat archeologische vakbeoefenaars in de Verenigde staten. Wetenschappelijkheid is er net ideaal ian de technologische en geindustrialiseerde maatschappij die in de zcstiger jaren begon vor~ aan te nemen en omtrent eni~ soort 7an academische activiteit aantastte.ln Amerika is men de mening toegedaan dat "achievement of a genuine scienti£ic study of the past depends on the establishment ,
-36. ;,
and rigorous use of laws" (schiffer 1976ix), am maar een voorbeeld te noemen. De vernieuwers zijn als het ware behept met de idee am door het formuleren van wetmatige veralgemeningen en het construeren van modellen hun wetenschappelijkheid en die van de archeologie te bewijzen. "American archaeologists felt themselves the Cinderellas of the anthropological world, scraping among the cinders while their colleagues in the mainstream made the really important contributions" (Miles 1978 66). Ironisch genoeg vind ik persoonlijk dan weI dat ze proberen te bewijzen datgene te zijn waartegen ze reageren, namelijkpositivisten (cfr. straight archaeology). Tegelijk illustreren ze dezelfde academische handicap die we bij de volkenkundige vernieuwing en specialisatie hebben ~esc4reven: proberen om te verschillen en ~~ders te zijn dan de anderen. Vernieuwing is verder gebaseerd op beinvloedinguit zuster-menswetenschappen andere dan antropologie. Er is inderdaad een hoopvolle trend onder ·sommige vernieuwers om interdisciplinair sa~en te werken. Al is dit zeker nog niet veralgemeenbaar als tendens, zoals Miles heeft raakgezien: "Academic specialists called archaeologists, historians or anthropologists are inclined to wall themselves up within the limited confines of their own particular cells" (1978 66). South bijvoorbeeld gebruikt een paar ideeen uit de transformationelegeneratieve linguistiek van Chomsky (1977 4)0 En Leach, alhoewel een bUitenstaander, voorspelt het ontstaan van een structuralistische archeologie, verwijzend naar dezelfde taalkundige school (in Renfrew 1973 763-4; verder Spriggs 1977 161-76). Ook Crossland onderzoekt kortelijks de combinatie van taalkunde en prehistorie in zijn bespreking van "lexica-statistics, glottochranology, typochronology, linguistic palaeontology" (in Renfrew 1973 633-41). Naast de taalkunde zijn er nog andere zuster-menswetenschappen die hunsporen hebben achtergelaten in de vernieuwde archeologische denkwereld. Denk maar even aan de invlaed van economie op de benadering van de paleo-economie of economische archeologie. De invlaed van cybernetica in casu van de systeemanalyse kan moeilijk als zusterwetenschap betiteldworden. Ze is daarom niet minder voelbaar. Tegelijk met gevorderde statistiek en analyse-,
-37opsporings- en identificatie technologieen is ze ontleend aan de zogenaamde positieve wetenschappen. Alweer positivistische in. menging dUs, en tegelijk sterk betwtjfelbare 'vernieuwing' (tenminste als vernieuwing dan aan anti-positivistische standaard gemeten wordt). De nieuwe specialisatierichting paleo-ecologie illustreert de invloed van historische, tijdsgebonden omstandigheden op de vakbeschouwing, met name de "growing public interest in ecology and environmental conservation" (Higgs 1975 3). 'vlellicht is deze specialisatierichting slechts een modeverschijnsel van voorbijgaande aard o Net zoals de bewaringsmanie van het cultuurpatrimonium (cultural resource management, salvgge archaeology, public archaeology) neemt het al af in be lang , alhoewel het waarschi jnli jk nte t onmaddeLl.L jk zal verdwi jnen. Als antwoord op de vraag naar het HOE? van de vernieuwing vermeldden we reeds gevorderde statistiek, systeem analyse, simulering met de computer, modellen en andere theoretische constructies, 'positief' wetenschappelijke technieken i.v.m. datering, identificatie van ar-tef'ac t en, Vooral de computer typeert de vakbeschouwing van heel~~t vernieuwers. Deze automaat is niet aIleen in staat om met "elegance, accuracy and .speed" massa's gegevens te verwerke'n en te vergeli jken. De computer wordt zelfs aangewend om kaarten en het tekenwerk van artefacten te verlichten (Hodder 1978 134;Croes en. Dav i,s in Hill en Gunn'1977 165) • . Geen wond~r dat het een afgodje wordt bij vernieuwers met positivistische aspiraties. Maar schijn bedriegt. Al lijken tabellen en andere soorten outputs nog zo'Wetenschappelijk', ze werpen weinig nieuw licht op de feiten. ~esalniettemin is de automaat bezig om (oak in andere menswetenschappen) als doel op zichzelf, eerder als een middel gevestigd te raken o
Late He II ad i c 11 Ib
Middle He l la d i c
G~ -L
(7
o
o o
{j
~~
l>
11
m
r=--,
I
~-
o I site perunitarea
III 2 sites per unit area
o
. . 3+sites per unit area
~(~-""-.J.. ~Qi). ., Oq/4 j ... ,;
"",41.\ \
-.
~
0
D
~I
~
co I
1
c:::3 r-
o a
o o
I
... \~...(
0
Q
o
o
-39"
HOOFDSTUK 2 "WHAT'S IN A NAME?"
Archeologie in het algemeen en de prehistorische specialisatierichting in het bijzonder, worden vaak misprijzend als 'wetenschap van de potscherf' betiteld. Is dit epitheton \'lerkelijk zo misplaatst als wat het klinkt? , Zijn de bronnen waarmee de archeoloog te doen heeft niet in hoofdzaak materiele resten van mensengroepen uit het verleden? Deze resten staan bekend als artef~cten, en verschijne~ dagelijks op.het menu van de archeoloog. Het zou nog meer correct zijn om de archeologie "science of artifacts" te noemen (Dunnell 1971 127)'. Artefacten zijn inderdaad de belangrijkste archeologische bronnensoort. Daarover zijn we het allen weI eens, classici en vernieuwers: " ••• ,artifact is the only subject matter of prehistory" (DunneI11971 120); "the principal unit of archeological observation is the artifact" (Schiffer 1976 45); " ••• the proper sub ject matter of archaeology ••• " (Dancey 1981 12); " ••• the raw material of archaeology, ••• " (Fagan 1970 183); "the archaeologist's facts are artefacts and their context" (Clarke 1968 14) Kortom, artefacten vormen het oogmerk van archeologische bedrijvighedeno -Alhoewel eenstemmigheid bestaat over de belangrijkheid van artefacten, bestaat er geen overeenstemming voor wat de definitie ervan betreft. Erger nog. Er he erst bij de meer traditie-gezinden een duidelijke apathie en een gebrek aan belangstelling voor definities of enige iets wat maar theoretisch lijkto Om het met de woorden van een 'vernieuwer' te zeggen: "Most of the argument about what is to be called artifact and what is not is an argument about word s , , •• " (Dunnell 1971 120). Volgens dezelfde auteur is er "no generally accepted definition of the subject matter of prehistory... This lack of unity has been· customarily dealt with by ignoring it- ••• II (1971 117)0
-40-
Terminologie aangewend in prehistorische publicaties is ofweI ongedefinieerd, vaag gedefinieerd of tegenstrijdig gedefinieerd. Tijdens een voorbereidende lectuur van inleidingen en handboeken, op zoek naar duidelijke vakomschrijvingen en verschillende opties voor archeologische vakbeoefening, kwam ik weI bedrogen uit. Heelwat \ handboeken stoppen zonder al te veel schroom definities in de doofpoto Zo vindt Goodwin het blijkbaar weI overbodig om in zijn Method in Prehistory (1953) het woordje artefact in de index op te nemen. We krijgen de definitie "objects shaped by man ll ergens onopvallend tussen haakjes verdoezeld (1953 31). Hij wijdt nochtans een apart hoofdstuk aan definities (1953 16-26). In stewart's Prehistoric Glossary (1960 31-84) blinkt artefact eveneens uit door haar afwezigheid. En Miles doet hetzelfde in zijn Introduction to Archaeology (1978). Zo vanzelfsprekend is de betekenis van artefact klaarblijkelijk, dat het overbodig gevonden wordt om er in een methodologisch handboek of inleiding tot de vakbeoefening enige respectabele aandacht aan te besteden. Maar is het begrip artefact dan zonder nut voor de dageli jkse taak, en prakti jk? In elk geval wordt het pessimisme van de vernieuwer Clarke bevestigd: archeologie wordt gedegradeerd tot een "undisciplined empirical discipline ll (1968 xiii). Clarke, een briljante theoreticus I tokkelt deze gevoelige snaar verder. De oudheidkunde, zo schrijft hij, is een academische discipline zender geordendetheoretische ruggegraat, en . zender dUidelijk uitgespelde 'procedures (ibid.). Mijnpersoonlijke ervaring aan de Universiteit van Leuvenondersteunt de stellingname van menige vernieuwer, dat het vakjargon tijdens voorgraadse studies wordt meegedeeld, eerder als kr ; tisch verwerkt. Dunnell gewaagt heel oorsprenkelijk ~an een proces van academische esmoze, waardoor archeologen-in-spe vertrouwd raken met basische begrippen (attribuut, artefact, cultuur enz.; 1971 ix)o Eigenlijk is 'vervreemd raken' meer correct dan vertrouwd raken, want dat is precies wat gebeurt~ theoretische definities raken op de achtergrond gedrukt ten voordele van meer onmiddellijk tbruikbare' terreinkennis o Aldus werdt archeologie een stiel of ambacht, een lIintuitive skill - an inexplicit manipulative dexterity learned by rotell (Clarke
-41-
1968 xiii)o ,En ze zijn er nog trots op ook, de aanhangers van deze ietwat kreupele vakbesahouwing. Mijn eerste indruk tijdens het voorbereidende leeswerk was duidelijk verward. De archeologische inleidingen en handboeken scheppen de illusie dat geen twee definities dezelfde zijn o Bij nader toezien bli jkt dat de spraakverwarring kan gereduceerd worden tot "twee types van definities. Archeologen verwijzen met de ~g~ definities meestal naar mensgemaakte, kleine, draagbare gebruiksvoorwerpen of werktuigen. Zoals daar zijn stenen werktuigen, kleipotten, wapens, sieraden enz o De ruime betekenis daarentegen verwijst naar enige sporen van menselijke aanwezigheid, insluitende etensresten, rotstekeningen, paalsporen enz , Een paar: auteurs vermelden beide definities. Maar zelfs dan heerst er niet altijd eenstemmigheid. Sackett onderscheidt de "portable objects, in particular stone and bone tools" van "any concrete manifestation of human behaviour, including 'features' like hearths or structures and 'palaeological' data like butchered animal bones" (in Renfrew 1973 3 19) . De eerste definitie betitelt hij als de conventionele betekeniso Dancey gaat insgeli jks te werk als hi j "manufactured utilitarian and ornamental objects" als "artifacts .conceived in a narrow. sense" omschri jft (1981 12). De brede betekenis verwi jet dan naar "tangible products and by-products of human activity" en verder naar "any phenomenon whose properties are the result of human activity" (ibid.) ·Hij onderlijnt heel terecht de. waarde van de ruimere definitieo Ze herinnert ons aan het uitgebreide potentiaal van de artefacten, tegeli jkook aan al de verschillende facetten of aspecten If an de maatschappij die met behulp van de artefacten ge(re)construeerd wordt. Meer gecompliceerd nogis de definiering van de hand van Forde-Johnston. Haar enge defini tie is tamelijk 70er:: de vu Lst ; "ob jects which can be held in the hand, such as pots or stone implements, are often termed portable antiquities or artefacts" (1974 7) Dan voIgt een verruiming: "however, the term artefact (literally anything made by human skill) embraces much more than portable antiquities. In its widest sense it embraces everything made by Han" (1974 7). Een Griekse tempel is volgens haar net zo goed een artefact dan een 0
0
-42-
stenen bijl of bronzen dolklem. Patterson omschrijft in dezelfde stijl artefacten als "manufactured objects ll var1~rend in grootte van een hanger tot een pyramide (sic. 1981 7). Maar voor sporen van landbouwactiviteiten, voor afvalhopen, graanzaadjes, vruchtenpitten, beenderresten van mens en dier gebruikt \ Forde-Johnston omschrijvingen als "monuments" en "incidental products" (1974 8,10). Ze worden m.a.w. als afzonderlijke categorieen van "material remains" uit de ruime definitie geweerd o Ze is beslist niet de enigste met alternatieve benamingen voor artefacten. Een hele verscheidenheid van dergelijke benamingen duikt in de literatuur Ope Verder zijn er nog h~handjevol auteurs die subcategorieen van artefacten 'uitvinden' om despraakverwarring nog wat complexer te maken. Terug naar de enge definitie. Die lijkt veel minder gecompliceerd, vermoedelijk omdat ze verwijst naar de etymologische oorsprong van het woord artefact. De Latijnse connotatie van 'maaksel' blijft gewoonlijk bewaard. Artefact = ~ + facere; ambacht en maken. Voorbeelden van enge definities zijn te vinden bij Fagan, die ze omschrijft als "stone implements, potsherds, iron artifacts and other tools of prehistoric manit (1970 183-). Evenzeer voor de vuist is Allen wanneer ze schri jft: "tools, weapons and ornaments (archaeologists call such man-made things 'artifacts') ••• " (1956 28)0 Al is het dan weer tussen haakjes o In het werk van Cottrell tenslotte is de term artefact omschreven als "an ob ject produced by the skill of man who shapes or fashions it for his use" (1974 63). De meest sympathieke enge definitie is van de hand van Clark, die de artefacten bewondert precies omwille van het handenwerk: "hand-made things of prehistoric peoples"; een schril contrast met de anonimiteit van onze hedendaagse "standardized products" (1964 254) 9 onpersoonli jlc als machineproducten weI kunnen zijn. To~ zover onze grasduin-oefening en inzameling van iefinities, sen eerste en voorlopige indruk van spraakverwarring. Onze stellingname? Voor de etnoarcheoloog en antropoloog zi jn gebrutksvoorwer-pen en andere sporen van menselijke bedrijvigheid via hun culturele context herleidbaar tot ideeen. Artefacten zijn overblijfselen van ideeen oij de makers en gebruikers uit het verleden.
-43-
Artefacten zijn dan om zota zeggen FOSSIELE IDEEEN. Sommige vertegenwoordigers van de 'nieuwe archeologie' bewegen in dezelfde richting. Ze onderlijnen hoe irrelevant het onderscheid tussen materiele en 'geestelijke' cultuur weI is o Ik vind deze tendens in de richting van een meer humane archeologie heel hoopgevend. Vooral als we bedenken dat zelfs in antropologische literatuur nogsteeds het genoemde onderscheid opdaagt Pearson bi jvoorbeeld verhaalt in zijn hoofdstuk "Culture and Society" (1974 161-74) het verschil tusaen material en normative culture, ook beschreven \ als technolog~ vs , normative culture En dan bedenken dat antropologie staat voor studie van de ~ ••• (1974 164). Dunne~l illustreert de hoopgevende. tend~ns. Hij omsahrijft artefacten als "anything which exhibits any physical·a:ttributes that can be assumed to be the result of human activity" (1971 117)~ Het gaat dus niet aIleen om "portable, discrete objects" (ibid.). Artefacten zijn net zo weI als rnenselijk gedrag beschrijfbaar als cultuur en ideeen die de basis vormen van cultuur. "Arguments as to whether artifacts and/or behavior are "culture" are just as nonsensical as arguments about whether the moon or its motion is gravity" (1971 123)0 Cultuur moet worden verstaan als'gedeelde ideeen - en niets meer" (sic 1971 121)0 Termen als "features, structures, incidental remains, non cultural debris, food re~ains" en dergeli jke meer zi jn \>leliswaar. nut t Lg om de 'opbrengsten' van het archeologische site onder de verschillende specialisten te verdelen (1971 119), maar ze mogen ons niet verleiden om weg te bewegen van ons hoofddoel: de mens achter het artefact o Positivistische redenering en :vakbeschouwing geeft al, de ver-schdLLen ae 'soorten' arteIacten een afzonderlijke eindbestemming, wat uitloopt op een reeks morfologischetypologieen te midden van een versplinterende chaos. De anti-positivistische bedoeling is een archeologie-met-een-menselijk-gelaat, waar aIle 'soorten' artefacten verschil~ lende bijdragen zijn tot het hele prentje, eerder als verschillende prent jes. Deetz is ook een voorstander van een beleid van fos~iele ideeen: hij noemt artefacten "man made objects; ••• fossilized ideaso In every clay pot, stone axe, wooden doll or bone needle, we see preserved 0
0
-44what someone once thought pots, axes, dolls or needles should look likeo In every culture there are conventions which dictate the form of artifacts" (1967 45). Hij is zeker niet ~e ke~schetsend voor een 'ruime' benadering. Deetz beperkt artefacten tot mensgemaakte voorwerpen en ideeen tot de aspecten vorm, gebruik en vervaardiging. Ben grensgeval, mengvorm van oud en nieuw. Robbins en Pollnac met hun studie van de 'materiele cultuur' van de Baganda, tonen ook interesse in de benaderingswijze van fossiele ideeen. Ze onderzoeken de correlatie tussen voorwerpen en "ideas, beliefs" van hun vervaardigers en gebruikers. Ingersoll beschrijft hun deel als "to what extent, they want to know, is that complex association of beliefs an individual, both consciously and unconsciously, carries around in his·head reflected in the objects he" owns and uses?" (1977 333). De meest intensieve omschrijving van artefacten is toevallig ook vernieuwend, ruimer van aard , Ze is V' an de hand van de analytische archeoloog Clarke. Zijn boek is tevens het meest theoretische werk datde laatste twee decennia op de archeologische markt te vinden was. Zoals de titel weI laat vermoeden is het niettemin nog erg positivistisch getint (voornamelijk op systeem-analyse gebouwd)o Clarke's definities van artefacten zijn allemaal van het ruimere type, fossieleideeen. De archeoloog bestudeert "concealed and obscure facets of hominid behaviour· through the peculiar medium of the fORsilized and congealed results of his behaViour, imprisoned in the attributes of ancient artifacts" (1968 16); vgl. "congealed human actions and intentions fossilized in artefact form" (1968 19)0 Een ander concept uit de hierarchisch opgestelde analytische terminologie is hier het vermelden waard: attributen. "Every attribute on an artefact is equivalent to a fossilized action" en "every artefact is a solidified sequence of actions or activities" (1968 84) •. En nogsteeds verwijzend naar gedrRgspatronen uit het verleden omschrijft hij attribuut en artefact ala "the fossilized and coded results of an action or sequence of actions" (1968 87) en later artefacten als "the focussed result, directively correlating a whole set of actions, sequences of actions, or behaviour necessary to materialize the abstract conception in the maker's mind." (1968 135) 0
-45Artefacten zijn materiele manifestaties van cultuuro In Clarke's woorden vormen ze het exosketeton voor de "core of psychological values" (1968 660) In het diepste midden van cultuur schuilen de waarden; 'aan de oppervlakte zien we artefacten. Doch beide zi jn, verschillende vormen van eenzelfde werkelijkheid. Dit klinkt allemaal weI heel hoopgevend voor de supporters van een archeologie-met-een-menselijk-gelaat: oudheidkundigen (re)construeren waardesystemen, ideologische verduidelijkingen uit het verre verleden. Toch is Clarke nog erg positivistisch in zijn bedoelingen. Hi j bazeert zi jn heleanalytische archeologie op de systeemanalyze, een derivaat van de cybernetica o Kan het positivistischer? In systeemanalytische termen zijn artefacten "vectors of the culture system" en daarom in weze informatievormen, of zomaar kortweg coded messag~ (1968 101). CuI tuur is ene "elaborate means of envi.ronment al, regulationand control" (1968 399). Omgevingsfactoren, materialen, ideeen (concepta) en communicatievormen (percepta) zijn de belangrijkste inzetten (inp~) bij de systeemanalytische beschrijving en verdUidelijking van artefacten, de uitzetten van het cultuursysteem (~ 0
p~).
Voor de 'traditionele' archeoloog is al dit gedoe rond definitie van artefacten wellicht een nutteloze vitterij. Een academisch woordenspel zonder bruikbaarheidswaarde? Maar is het werkelijk zo onredelijk am van definities te verwachten dat ze dUidelijk en zonder contradicties zijnJ Of liever nog: is het onredelijk am van een navorser te verwachten dat hij weet heeft van de definities die in de omloop zijn? Kan hij/zij het vak beoefenen zander de nodige theoretische achtergrond? Kan iemand zich bezighouden met iets waarvan hij/zij niet juist weet wat het is? Enige handboek van een uit de talloze schakeringen binnen 30ciale wetenschappan onderschrijft de wisselwerking van feiten en theorie. Waarom zou archeologie daarop een uitzondering zijn? Wellicht stamt het gebrek aan theorie uit de dagen dat oudheidkunde een 'hulpwetenschap' was voor filologen, historici en kunsthistorici o De wetenschap van de potscherf was goed genoeg am prentjes in te zamelen va or de moeder-wetenschap , of fei ten bi j mekaar te maken en in historische raamwerken in te passen.
-46-
AFB.5
Time
c
Time or space trojeclory - " to
e:.,vironmenlal or contut. syslem slate
II E:tz' I
,
l
)
tz ... t.
-47Goode en Hatt omtrent deschijn-oppositie "armchair vs. fieldwork": "Theory and fact are, then, in constant interaction. Developments in one may lead to developments in the other. Theory, implicit or explicit, is basic to knowledge ar~ even perception. Theory is not merely a passive elemento It plays an active role in the uncovering of facts. We should expect, however, that "fact" has an equally significant part to play in the development of theory 0 Science actually depends upon a continuous stimulation of fact by theory and of theory by fact." (1952 12-3) En on~e grasduinoefening omtrent de definitie van artefacten betreft dan nog slechts een enkel onderdeel van theorie, namelijk concepten. Over het wis en waarom van concepten aIleen schrijven Goode en Hatt een heel hoofdstuk van hun Methods in social.. research vol ( 1952 41-55). Benevens concepten zi jn er in een theoretisch r-aamwez-kvan de vakbeoefening nog honderd-en-een andere aspecten ••• Met de definitie van cultuur is het al niet veel beter gesteld dan met de artefacten o We hebben het daareven al gehad over het verband tussen de 'materiele' cultuur, de artefacten en hun 'geestelijke' context o Met de definitie van artefacten als fossiele ideeen is dit onderscheid irrelevant. Cultuur is dan de ruimere context van die ideeen, maar dan weI te verstaan dat ze onlosmakelijkaan mekaar verbonden zijn. Voor heelwat traditionalisten echt?r zijn,beide fenomenen vreemd aan mekaar, en zijn artefacten entiteiten die als het ware een eigen leventje leiden~ In dit tweede deel van het hoofdstuk twee, meer over'archeologische' culturen o "The word culture is used nowa.days in so many senses that it is remarkable that it still meets the demands we make on a word, namely that it has to be understood by eveqrone using it. 1f (Meinander in Daniel 1981 100) En in dezelfde stijl klinkt de 'vernieuwer' Dunnell: "Culture is the most overworked word in the anthropological jargono It would sometimes seem that every initiate to the anthropological discipline must invent a definition for it to gain admittance to the profession" II (1971 121) Dat er een overschot aan definities is mag misschien weI correct zijn in de antropologische literatuur, doch het is beslist niet
"
-48-
toepasselijk op oudheidkundigevakbeoefeningo' Vooral Europese archeologie blinkt uit in arrnoede en apathie. Ze bekommert zich weinig of niet over datgene waarmee ze bezig is, omdat ze te veel in beslag genomen wordt door de wijze waarop ze dat dce t , Theoretische kennis zoals de ornschrijving van artefacten en cultuur wordt op de achtergrond gedrongen, ten voordele van meer praktijk gerichte kennis, zoals opgravingstechnieken en veldwerkmethoden (bijv Dancey 1981, Harris 1979, Michels 1973 en nog heelwat meer) 0 Wetenschappelijk gezien geen gezonde situatie o Om een paar analogieen te gebruiken: de archeoloog is dan zoals een aannemer die zijn materialen slechts gebrekkiglijk k~~t; of een kok die niet precies weet wat de aard en het potentiaal van ~ijn.ingr~dienteij betekent. NatuurIijk zullen beide heren door een procesvan proberen en slagen vroeg of laat weI iets behoorlijks produceren. Maar het staat boven twijfel dat ze zwakke concurrentie zijn voor soortgenoten die een degelijke theoretische opleiding achter de naam kunnen schrijven. En de kans dat de"self-made" kok en "backyard" aannemer iets noernenswaardig zullen bijdragen tot de vernieuwing in hun richting, laat staan verbetering, is weI erg schraal. De traditionalisten in Europa en elders verwijzen met hun cultuurbegrip zij het dan heel impliciet naar mensengroepen en/of de tijdlruirntelijke omschrijvingen van artefacten via vormanalyse en typologische classificatie o ·MENSENGROEPEN. De associatie tussen cultuur en cultuurdragers lijkt even vanzelfsprekend als de assaciatie tussen cultuur en artefacten (af cUltuurlproducten'). Tijdens rnijn eigen apleiding in archeologie aan de K.U.Leuven gebruikten wij Urneveldenlieden en Urneveldencultuur door rnekaar alsof het sen en dezelfde betekenis had. De term cultuur duikt in archealogische literatuur op nu eens voor mensengroepen, dan weer voor specifieke combinaties van artefactentypes o Volgens Meinander is dit concept van cultuur orntrent zo oud als de archeologie zelf, d.i. de negentiende eeuw; en met wat goede wil zo Dud alsde zeventiende eeuw, toen de eerste verzamelaars van ar:~e facten de grondslag Iegden voor de meer wetenschappelijke faze die daarap volgde (in Janiel 1981). Die aanname was in zekere'·zin im0
-49pliciet in de hele archeologische researchwereld "implying tlrat prehistoric finds enabled you to ascertain the nationality of those responsible for them" ( in Daniel 1981 109-10) 0 Ze wordt nogsteeds gebruikt, zelfs door 'vernieuwers': volgens Mellor bij voorbeeld zijn archeologische culturen "groups of prehistoric people characterized, roughly, by what artifacts they left and where, and not otherwise directly accessible to our observation" (in Renfrew 1973 59, vgl. 70). Zo vanzelfsprekend is de gelijkschakeling volk = cultuur, dat zelfs de kriti~ertegen deze gelijkschakeling ondersteunt o Klinkt nogal contradictorisch, bedoeld is hetvolgende. Sommige archeologen beweren in hun kritiek ~ noodzakelijk dat archeologische culturen verschillen van volkeren, ~ dat verdwenen mensengroepen slechts op gebrekkige wijze weerspiegeld worden in artefacten. De gelijkschakeling volk = cultuur is volgens hen dus niet onjuist, maar weI moeilijk bewijsbaar in archeologische opgravingscontext o Zo schrijft Smith: "Since historical events and essential social divisions of prehistoric peoples don't find an adequate expression in material remains, it cannot be right to try to arrive at a knowledge of them through anthropological interpretation."(Smith 1955 7 aangehaald door Binford 1968 21) . Voor de antropologisch geinspireerde archeoloog is de geli jkschakeling niet aanvaardbaar, omdat cultuur in essentie naar ideeen verwijst, niet naar mensen die ze produceren. Toch kunnen we de archeologen niet te zeer kwalijk nemen, aangezien in het alledaagse taalgebruik dezelfde benaming gewoonlijk gehanteerd wordt voor een gebied, artefacten, taal en mensen. Venda verwijsttegelijkertijd naar een cultureIe area,cultuurproducten, taal en cultuurdragers. Volgens Meinander is het criticisme ~egen het synoniem gebruik van volk en archeologische cultuur II a leitmotif through CU'chaeological literature from one decade to the next" (in Daniel 1981 108) 0 Vooral de aanhangers van de straight prehistorie hebben altijd kritisch gestaan tegenover deze gelijkschakeling. ue stelling dat· "culture is a necessary operative concept, but we should not be led into belieVing that the cultures we postulate will always correspond '.
-50-
to a certain social structure such as a people or a tribe or a language group" is dus niets nieuws 0-1einander in Daniel 1981,109) 0 Evenmin vernieuwend is Meinanders positivistisch alternatief: "I believe in the usefulness of cultures simply because all science implies generalizations. Science assumes that we should, in accordance with what we know, draw our conclusions about the unknown. Backed up by an archaeological site already examined we-should be able to coro~ent on sites not yet excavated. That is conditional upon our being able to give validity to our statements by setting limits in time and space, and we need a terminology adapted for this purpose. Archaeologically, 'culture' is just such a term; it gives the limits in time and spac: for our statements about pre~istory. Culture J.s a necessary operative concept, ••• n ' (ibid.) WeI, daarmee zitten we in onze volgende component van het archeologische cultuurbegrip: T1JD/RUIMTELIJKE OMSCHRIJV1NGEN. Het traditionele cultuurbegrip is in hoofdzaak bedoeld om volkeren en hun bewegingen te omschrijven; soms ook weI te verduidelijken, maar veel geringer ingetal zijn verklarende studies. In dit respect is oudheidkunde nog onder de vlerken van de moederwetenschap geschiedenis.' Archeologie en antropologie s t ammen uit.! 1750 los van de historia, ale componenten van een nieuwe algemene sociale 1tletenschap, een "natura), history of mankind" (Voget 1975 115). De gemeenschappelijke oorsprong verklaart wellicht waarom archeolcgen, zij 'het onbewust, in hoofdzaak gebruik maakten - en nog steeds maken van een cultuur-historische benaderingo Om volksverhuizingen en andere historische (re)constructies te bouwen moeten de artefactengedateerd en territoriaal omschreven worden. Dit tijd/ruimtelijk perspectief is explicietvermeld in de literatuur: itA study of particular assemblages from particular areas of space and time rapidly brings us into contact with another entity the'cultural assemblage' or simply the 'culture' probably the most important single concept in prehistoric studies. " (Clarke 1968 231) En in dezelfde trant schrijven Hole en Heizer: "For archeology culture consists of repeated ':;. associations of artifacts as they occur in time and space." (1965 67)
.'
-51-
Patterson als laatstevoorbeeld schri jft dat archeologen "groups o f - ; artifacts and associations cultures as distribution patterns in time and space" beschrijven (1981 26) 0 Het tijd/ruimtelijk perspectief verschilt in wezen niet van wat de oudste antropologische scholen in om1oop brachten. Het over1eeft tot vandaag in het werk van sommige 'vernieuwers'. a1 is het waarschijn1ijk meer expliciet, en tegelijk een meer 'ver1ichte' vorm van het negentiende-eeuwse evo1utionisme. Inderdaad, "the archeological focus remained centered on the relationship of culture patterns in their'spatia1 and temporal linkages" (Voget 1975 395). Een veel handiger en makke1ijker benadering dan functione1e of structure1e. De opeenvolging van archeologische culturen in de Nieuwe Were1d, afgebeeld op devolgende b1adzij, is zo'n·· 'hieuw' mode l, gebaseard op cultuur-historisch perspectief uit het ver1eden. In feite is dit model een verlichte uitgave van het evolutionisme, in casu het multilineaire evolutionisme van Steward, een van de neo-evolutionisten (Willey en Phillips 1965 75 in Voget 1975 394)0 Het andere model op dezelfde bladzij is een synthese van een cultuurbegrip, waarbij culturen (phases) in tijd (periods)en ruimte (areas) volgens resp. traditions en horizons gegroepeerd, geordend en verbonden worden (Rouse 1955 in Voget 1975 392-3). VORM en TYPOLOGIE o Het resultaat van het tijd-ruimtelijk perspectief is veelal een soort 'atlas 'van volksverhuizingen en/of' ver spr-e t.... dingen: opsommingen van opgravingsvondsten op tijd/ruimtelijke leest ·geschoeido Kortere artikels'en opgravingspublicaties varen veela1 onder dezelfde vlag. En de qeste manier om archeologische culturen te identificeren is dan via de beschrijvende c1assificatie, de mor~o logische vergelijkingvan artefacten: "It is only when certain kinds of axes, burials, and houses are found together in several sites that archeologists refer to the repeated aS30ciations of artifacts as evidence of a cultureo All these statements imply a kind of grouping an ethnologist would call a ''tribe'', or a "people", or a "society" • (Hole en Heizer 1973 81) Deze tijd/ruimtelijke omschrijvingen zijn gebaseerd op een reeks, theoretische entiteiten die hie~archisch gerangschikt kunnen worden, volgens schaalverschillen. Het gebruik van deze entiteiten is 8l
-52-
.'
AFB_B
Area
Area
Area
.....
I I
I I
"tl
...a
p
I
ell
a.
I I I -
-1- - -
"tl
...a
ell
a.
I I
•
"tl
a
';: ell
a.
··
.
I •
••
4
••••
•
•
•
1. • • • • • • •• ••
Descriptive correlation Distributional correlation
,
I
I
I I
I I
P
__ I
1 I : I I I I ,
I I I I I I
~
...l-
- - - - Genetic correlation
I I
I I
".
p
- - - - - - -
I
I I
I I
: ••••• .1.. •••••••• I ••••
· ·.
I
-+_
L
~
I - - - - -'1
--l
AFB-7
-5·3,
even inexpliciet, contradictorisch., verward en verwarrend als de hantering va~ het begrip artefact of cultuur zelf o De volgende definitie van Childe is in talloze varianten nogsteeds toonaangevend in de archeologische vakbeoefening van Europa: "An archaeological culture is an assemblage of artifacts that recurs repeatedly associated together in dwellings of the same kind and with burials of the same rite o The arbitrary pecularities of all cultural traits are assumed to be concrete expressions of the common social traditions that bind together a culture. Artifacts hang together in assemblages, not only because they were used in the same age, but also because they were used by the same people, made or executed in accordance with techniques, rites or styles prescribed by a social tradition, handed on by precept and example and modifiable in the same way." ( 1947 5 1, aangehaald in Ho le en Heizer 1973 80) De hierarchie bestaat uit de volgende componenten, van de kleinste tot de grootste: attribuut, artefact, industrie, assemblage, cultuur; al bedoelen niet aIle archeologen hetzelfde met elk van deze componenten, en zijn er verschillende alternatieve benamingen in omloop (zoals civilisation, ~pp~, Phase enz.). De verleiding is. onweerstaanbaar om ook hier volkenkundige beinvloeding te z t en , Inderdaad, deze terminologie laat nogal. ster-k aan de diffusionisten en hun erfenis herinneren: "trait, complex, institution, aspect , cUlture". eo 'Vernieuwers' we verwijzen, nogmaals naar Rouse (1955 in 70get 1975) doen vaak niet veel mear dan het traditionele cultuurbegrip in een abstract model om te zetten. Getuige daarvanbij voorbeeld: T
4
!
B
...----Traditions-----....
@ H-----------
------------t-
c;
A
AFB_B
T
-54-
Tot zoverde ,meer traditionele concepties van sen 'archsologische' cul.tuur , Heel wat anders klinkt de volgende etnoarcheologischs bedoeling met artefacten: "One of the great advantages in studying living populations is the opportunity to collect and intercorrelate data not only on what people "make" and "use" but also on what they "say" and "do". One is thus not onlv better able to reveal both the functional interrelationshius of a community's material artifacts to its~ observable events, settings, and social relationships and differentiation, but also their cultural significance to examine the relationship of material artifacts to the ideational order of the individual members of a local population: their beliefs, attitudes, aspir?~ions, values, ideas, preferences, ~rinciples of action, percepts, concepts, etc." {Robbins en Pollnac in Ingersoll 1977 333-4) Voor heelwat 'vernieuwers' is cultuur onder antropologische inspiratie en beinvloeding herleidbaar tot ideeen, tot wat zich in de hoofden van de artefactenmakers en gebruikers afspeelt. z6 brengen ze leven in de spreekwoordelijke brouwerij, zetten ze vlees aan de dode botten. Artefacten zijn fossiele ideeen en de scherpe scheiding tussen materieleen geestelijke cultuur wordt oYerbrugd. Het identificeren van mensengroepen is zoals gezegd bevraagtekend: "We avoid labeling archeological remains 'wi th names of cultures that imply disti~ct social groups when we have not the slightest idea whether such groups are manifest in the criteria we use to identify them." (Hole en Heizer 1973 82)
:,
•
3edoeld is oOK dat cultuureen wijdere betekenis heeft dan cultuurdragers; en de ambitie van de nieuwe' archeoloog moet verder reiken dan tijd/ruimtelijke omschrijvingen o In dit verband omschrijven Thompson en Longacre het alternatieve oogmerk als: "VIe view culture as systemic and thus compo sed of various highly interrelated subsystems such as the social system, the technological system and the religious system o • • All of the material remains in an trchaeological site are highly patterned or structured directly as a result of the ways in which the extinct society was organized and the patterned ways in which the people behaved. Thus our first task is to define the
-55archaeological structure at the site and then from that infer the organization of the society and aspects of behavior." (1966 270 aangehaald in Hole en Heizer 1977 256) Dit structuralistisch geinspireerde oogmerk van de vernieuwers is vanzelfsprekend ~, niet de enige of finale stellingname. Ze illustreert echter net zo goed als enige andere het verruimde cultuurbegrip; de belangstelling blijft niet beperkt tot cultuur-historische (re)constructies. Vernieuwers beklemtonen het verband tussen de artefacten en het totale cultuurprentje waaruit ze als overblijfsels \ tot het heden uitgeselecteerd werden. Etnoarcheologie en paleoantropologie blijken de meest hoopvolle vernieuwers, omdat ze cu Ltuur als studieter=ein hebben, en hun inspiratie zoeken in het eindeloze .. verge Li, jkingsmateriaal van arrtz-cpoLogi sche co Ll.ega" s •. Het nieuwe cultuurbegrip is in verschillendeschakeringen in"de omloop. Hole en Heizer bij voorbeeld hebben nog geen weet van het weinig relevante onderscheid tussen 'geestelijke' en 'materiele' cultuur Maar hun bedoeling is niettemin antropologisch: "We expect that the people who occupy a common territory and. share a common material culture will also share such things as language, ideas about right and wrong, preferences in art, religion, and other intangible traits. These elements of non-material culture are not recovered by prehistoric archeologists, but every effort is made to make inferences about the social or nonmaterial aspects of the remains they examine. In this sense" archeology is "palaeoethnology" Q" (1973 81) . ' Clarke ziet weI het verband tussen beide, eerder als het verschil raak: "It is. customary to separate the material and. tangible manifestations of hominid culture and. clasDify it apart as 'material culture' as opposed to the intangible 'non-material culture'. However, this division is largely conceptual and there is no basic difference between the material manifestation of abstract concepts of form and "function fossilized in the attributes of artifacts and the social manifestations of similar concepts ephemerally translated in to social activities." (1968 20) Inderdaad, beide kunnen herleid worden tot ideeen: "Han lives on dreams and is in that sense unique It is not the axe in the hand but the symbols Q
.'
-56-
flowing·through the time tracts in the head that are the real tools of this creature." (Eiseley 1956 68 aangehaald in Oswalt 1973 173) Ietwat minder poetisch is Dunnell wanneer hij schrijft dat cultuur een concept is "referring to shared ideas used as an explanatory device" (1971 201), en elders: "shared ideas - and nothing more" (1971 121)0 Schrijft de andere grote vernieuwer Clarke: "In this sense ' culture' consists of learned modes of behaviour and its material manifestations, socially transmitted from one generation to the next and from one society or individual to " another." (1968 19) . Voor een antropoloog klinkt dit alles weI dadeIijk bekend. Maar in de archeologie van heelwat Europese vakbeoefenaars is,het even vreemd als onaanvaardbaar. Al het 'gepalaver' over definities lijkt voor hen tijdverlies, juist omdat ze artefacten losrukken ult hun verwijzingscontexto Voor de (goede?) etnoarcheoloog kan er nooit genoeg theoretisch 'gepalaver' zijn, want theoretische kennis bepaalt het beleid van de navorser, en dus ook zijn/haar strategie en resultaten. Gebrekkige theoretische acntergrond daarentegen betekent op lange termijn gezien, even gebrekkige productiviteit, stagneri~~, verbeeldingloze beschrijving zonder interpretatie en een gebrekkig inzicht in de mens. En daar was het toch om ta doen? Laten we het hier voorlopig bij houden; al is natuurIijk omtrent .cultuur niet het laatste woord gezegd. Tijdens mijn voorbereidende Iectuur is meermaals gebleken dat verschillende navorsers, zowel uit de 'oude' als 'nieuwe' denkrichtingen, even overtuigd uiteenlopende en soms ook weI tegenstrijdige omschrijvingen van cultuur hanteren. Er zijn heelwat dimensies van cultuur, en met een of met verschillende dimensies kunnen uiteenlopende definities geformuleerd worden. In feite zijn er zowat even veel definities in de omlocp alser verschillende aspecten of dimensies te vinden z~jn. Een zoektocht doorheen archeologische en volkenkundige literatuur, van zowel vernieuwers ala traditiegezinden leverde een lijst aspecten op die yerwerkt is elders (1980 169-74). Een groot deel v an os voorstudie heb ik gewijd aan de vraag: wat zijn de verschillende moge-
-57-
lijlr.hedenom een verhandeling over 'materUne cultuur' te schrijven?;, Om op deze vraag een zinvol antwoord te geven, is om een geheelbeeld te scheppen van de verschillende vakbeschouwingen (al zijn het vaak impliciete vakbeschouwingen)o Dit was zeker geen tijdsverlies, want enige studie wint aan diepte en volledigheid door de combinatie van algemene en specifieke benadering van het studieobject o Om een fotografische analogie te gebruiken: een combinatie van breedho e ks.Lens en macro-objectief. Een algemene benadering neigt naar oppervlakkigheid. Exclusief detail sluit het risico van perspectiefverlies in. Bezint voar gij begint, zegt de spreekwoordelijke raad. Om naar de verschillende mogelijkheden te kijke~, vermindert het rislco om plagiaat te' plegen, en om achteraf een meer interessante ot·relevante benadering te ontdekken. En verder is het op z'n zachtst ui tgedrukt hypocriet om de tradi tionalisten te verwijten dat ze niet weten waarmee ze zich bezighouden, als ik zelf niet probeer uit te vinden waarmee ik mij ga bezighouden. Dat traditianalisten in de Europese archeologie altijd weer hetzelfde monotone liedje zingen (tijd,ruimte,ecologie,economie/technologie) is vermoedelijk te wijten aan hun gebrekkige kennis van de rijke waaier van mogelijkheden in de benadering tot artefacten Ze zijn zich niet bewust van de keuzemogelijkheden omdat ze gebrekkige theoretische opleiding hebben. Laatstgenoemde heeft volgens mij te doen met hun rol als , hulpwetenschap , van de gescht.edenf,s , en met het fei t dat antropologie er weinig invloe~ uitoefent. 'Het staat de navorser overigens vrij om zijn/haar eigen keuze te maken. Relativistisch gezien'is elke benadering even 'goed' of 'slecht' dan de volgende. Maar het feit is dat de meeste navorsers zich blijkbaar niet bewust zijn (of weigeren beMlst gemaakt te worden) van de waaier van dimensies en aspecten. Clarke is een uitzondering op de regel; hij schrijft heel verdraagzaam dat: "The observer consciously or unconsciously select:=; the 'facts' to be perceived and no two observers need record the same perceptions about even a single artefact." (1968 ·15) De keuze van dimensies berust op een motivering vanwege en oogmerk vooropgesteld door de navorser. "There are as many different aims Q
-58"
,1 I
in archaeology as there are archaeologists" gaat Clarke verder (1968:20). En heel verdraagzaam voegt hij eraan toe dat "no single view or interpretation of a set of data can ever be wholly comprehensive or 'true' It (1968 21)0 De dimensie die ik uitgekozen heb is zeker niet de meest populaire, evenmin de meest eenvoudige om in archeologische context te identificeren; daarom niet minde~ uitdagend: waarden. Daarover meer in de twee volgende delen van deze verhandeling.
-59:.
Independent Africa has accepted Africa.n Socialism as its economic ideology. Blacks in Africa have adopted this because it suits the natural communal character of the' African people ••• " ( Van Rensburg 1980 125) Een paar regels uit dit geschiedenisboek voor de tiende,, . klas kunnen dienen als voorbeeld van de algemeen gangbare gedachte omtrent communalisme in Afrika. 90kde afbeelding op deze bladzij, genomen uit het geschiedenisboek voor' de achtste klas, past in ditzelfde kader. "Communal culture" wordt er omschreven als "working for the benefit of the community rather than that of the individual ft (Van Rensburg 1980 278). In Europa worden soortgelijke DIVERSE' CULTURES romantische cliMEET ches in de Afrikaliteratuur, antropologische verhandelingen ~, en welmenende linksepubllcaties rneermalen ~~(~.:riri'_~~J.:'*' aangetroffen. '; I Communalisme wordter als tegenhanger van individualisme gehanteerd. De boodschap is dan:, groepsbelangen pre- ., valeren boven de belangen van enkelingen. Zwart Afrika wordt weI haast besch::>uwd als een rood Utopia , ge ve s t l gd op een traditie van het zgn. primitieve communalisme en kan model staan voor soortgelijke ontwikkelingen in de politieke organisatie van Europa. Het gebruikte beeld van communalisme wordt net zo aan~ trekkeIijk voorgeschoteld~als destijds het beeld.v~n de "Noble Sauvage" door Rousseau. ' Het is paradijselijk It
2
w w ~
w
(!J
.J
« ••
w,2
w
J
SN L
r
I
2.
.J
w
w
« OJ
w~ [J
1.
zr
""~':'i>;'=','~',~:.~,~
-60\'
idyllisch. Iedereen respecteert daar iedereen in een klassenloze maatschappij van volkomen gelijkheid. Wrijving, geweld, 'leugenachtigheid, diefstal, aIle vormenvan egoIstisch individualisme, zullen daar niet voorkomen. Dit beeld is natuurlijk niet werkelijkheidsgetrouw. Mijn persoonlijke ervaring van Afrika-communalisme in Venda ~eeft me dat weI zo dUidelijk gemaakt dat ik elke oprechte Marxist moet waarschuwen om daarin geen perfect ~odel van het socialisme te willen zoeken• . : Laten we er neder kennis van nemen en eerst een serie voorbeelden.ven Venda-communalisme beschrijven. Daze . zullen we laten volgen met een reeks .voorbeelden die eerder aan individualisme doen denken. Als resultaat zullenwe dan een meer werkelijkheidsgetrouw en gebalanceerd beeld van de eamenl.evtng in Venda kunnen verwachten. Yhuthu en vhuhulwane verwijzen naar twee fundamentele waarden waar de Venda's respect voor hebbe n, Ze verwijzen;.naar mens-zijn en groot-zijn. Eerstgenoemde kunnen we vrij als communalistisch beschouwen. Laatsge. noemde daarentegen kunnen we eerder als een individualistische waarde'verstaan en duidt op status, prestige, ,positie en belangrijkheid. In Venda blijken dese twee , , waarden elkaar teveronderstellen en zijn het dus alles behalve elkaars tegerigestelden (dit komt in hoofdstuk drie aan bod). . . , In de twee" laatste hoofdstukken van dit deel verdiepen we ,onze kennismaking met vhuthu/'lhuhulwane. Eerstens pro- 'l beren we om communalisme van').lit een ruimer llerspectief, in een brederverband te situeren. De bedoeling is om niet de indruk te scheppen dat waarden de alfa en de omega van ver-kLar-Lng van menseli jk gedrag ui tmaken , IJa2.tstem~komt de invloed van communaf.Lsme op de 'Venda psyche ", het karakter op nationale schaal aan bod. Een voorzichtige veralgemening, nogmaals geprojecteerd· op het verleden. '
,
.,
Ii
r ,
\,,-,.'
-61-
"
HOOFDSTUK
1
,
~,
'
EEN VOOR ALLEN. Een valse' weergave van het communalistische paradijs.
"All the land ••• is possessed communally ••• The products of the veld are free to all ••• ••• the resources of nature are equally available to all... Grazing lands and the right to make use of the natural resources such as water, reeds or clay, are held communally ••• It ' Nee, deze aanhalingen komen niet uit de geschriften van Marx of uit het rode boekje van Mao. Hier wordt over Afr~~a geschreven. Door Nyerere misschien? Een ophemeling van Afrika socialisme? Ze komen allen uit een lijvige verhandeling over de Pedi (Monnig Om het communalisme wat meer uit 1967 153, 178, 191 en 341). de verf te laten komen zijn er een aantal woorden weggelaten. In de volgende beschrijving van de Venda samenleving zullen we ook wat eenzijdig letten op echt communalistische momenten die, als er niet me~r te vertellen was, het ideale paradijs in socialistische zin lijken te beschrijven. Individuele eigenbelangen lijken er geen rol te spelen. Zo verkrijgen we een beeld van klassenloze gelijkheid, verdraagzaamheid en solidariteit. De mensen delen eigendom, produceren samen, verbruiken samen, besluiten met elkaar en controleren ook elkaar. Het beeld dat ontstaat is er een van aame n-Leve n, en leven-voor-elkaar. Dat dit beeld ontstaat door selectiviteit en dus eenzijdig en vals is, indien het pretendeert de totale realiteit van het samenleven der Venda's weer te geven, zal in net volgende hoofdstuk weI blijken. ,
I
SAMEN BEZITTEN, DELEN EN LENEN. De citaten van Monnig kunnen net zo goed op de Venda's van toepassing zijn. Zo is er geen persoonlijke eigendom van landbouwgrond of woonpercelen (Stayt 1931 166). Ook weigronden, water, fauna en flora (duB ook
-62w1:1d, eetbare vruchten, planten, gras, riet en kle1:'} zijn groepsbezit (Stayt'1931 166; Van Warmelo 1967 1089-95, 1297-1311; Wess-;' mann 1908 35). "''''' Groot vee, zoals runderen, zijn de belangrijke bezittingen, de 'spaarpot' van de Venda's. En familieleden verwijzen ernaar als nons" vee. Die spaarpot is dus groepseigendom. De patriarch (nemudi) beheert de spaarpot en wendt hem aan voor gemeenschap"'-11pelijk nut. Elke 'hut' van een polygame,gezinseenheid is gerechtigd op het gebruik ervan. Met 'hut' verwijzen de Venda's naar een vrouw en haar kinderen in een onderdeel van de door de patriarch beheerde nederzetting. Boetes (milandu), trouwgoederen (thakha) alsook schulden, medische onkosten, voedsel voor familiebijeeru{omsten, begrafenissen enz. ~orden.uit de spaarpot betaald (Van Warmelo 1967 1133, 1161 e.v.). Zegt'ee'n Venda spreekwoord: thakha ya muhulu a i , 1\liwi nga muthu muthihi.· Ri jkdom, doorgaans vee, is gemeenschappelijk, niet individueel bezit. De spaarpot wordt niet aIleen gemeenschappelijk opgebruikt, maar Boetes en schadevergoeding, trouwgeschenken en inook gevuld. komsten van ongetrouwde zonen worden (in natura, dus vee) door het gezinshoofd ingezameld en komen in de gemeenschappelijke spaarpot terecht. De veekraal (dagga) is dan de materi~le veruitwendiging van de groepssecuriteit. Op landwijde schaal (shang~, stamgebied) bestaat een soortgelijk gebruik van gemeenschappeli jke .spaarbank, Beiden, opper-hoof'd en hoofdman (koning en ondez-ko ni.ng , ·khosi en g~) bouwen rijkdom op . via bijdragen van de onderdanen. Er zijn de verschillende vormen van arbeid in de openbare akkers (dzunde), tribuut, belasting, boetes, initiatie-fooien en dergelijke meer. De spaarpot wordt gevuld met dit soort ,bijdragen, en gebruikt op 3amaritaanse manier om in de behoeften te voorzien van weduwen, wezen, kreupelen, en ook,ter vertering door allen bij openbare bijeenkomsten. Er ztjn zwarte runderen of geiten die als voorouders (makhulu) aangehouden en op magisch-religieuze wijze vereerd worden. Ze zijn eveneens gemeenschappelijk bezit o De heie familie maakt er aanspraak op, zoals raakgezien door Van Warmelo (1967 1297). Datde groep het primaat boven het individu heeft blijkt verder I
.' -63uit de talloze voorbeelden van 'broederlijk DELENt o Enigiets komt welhaast in aanmerking voor delen door groepsleden. Vhana De kinderen van een man vha munna vha kovhana ~hoho ya nzie. verde len zelfs de kop van een sprinkhaan. Welk 'een illuatrasie van solidariteit binnen het gezinsverband. Het slachten en verdelen van een rund blijkt eenvoudiger te verlopen als bij de Pedi (Stayt 1931 41, vgl. met Monnig 1967 165-7). In beide gevallen echter zien we dat er voor de patriarch zo goed als niets overblijft. Vee wordt gemeenschappelijk opgepast in de openbare weigronden. De oppassert jes kri jgen bi j de verdeling van het geslachte rund hun 'vergoeding' in vlees toebedeeld (Van Warmelo 1967 1135; Stayt 1931 41). Tijdens het murula-bezoek aan de schoonouders worden biergeschenken verruild voor vlees (Blacking 1964 79-81, 185-7). Een gedeelte van het bier moet door de Mannen van de buurt communaal verbruikt worden. De rest is voor gemeenschappelijke consumptie in gezinsverband. Buurtbewoners maken dUB gemeenschappelijk aanspraak . op inkomsten van elkaar (stayt 1931 324) • Bij polygamie zouden we kunnen spreken van verschillende vrouwen die dezelfde man 'delen'. Voor ons westers besef is dit moeilijk aanvaardbaar (net zo moeilijk ala het aanvaarbaar is voor heelwat jonge vertegenwoordigsters van het zwakke geslacht in Venda). Het besei van individualistische eigenwaarde maakt de gedachte van'echtgenoot-delen'onverzoenbaar met hetmoderne model van huwelijk, in Europa ten minste. Vandaag vindt men in elke uithoek van Venda vrouwen die hun brood winnen met de verkoop van avocado-peren, bananan, pinda's, mopaniwormen, vetkoek, mango IS enz. Bi j stallet jes die ae sarnen gebruiken doet vooral de toerist even aan en houdt er de aardige • herinneringen aan over. Het liefst gaat hij even op de foto met zoln stel lachende vrouwen. De toerist denkt dat hij nu iets ltypisc~ Venda ervaren heeft. Hij beseft niet dat die stalletjes een relatief recent verschijnsel zijn in Venda. Minder zo weten de vrouwen nog te verte~len dan twee decades terug konden ze hun vruchten op geen manier te koop aanbieden. Avocado-peren en mango'smjv. werden door de'eigenaar' van de boom
-64-
I •
1
aan buren, familieleden en vooral bezoekers uit de greotstad gra.;;·'! tis aangeboden , Bij bezoek uit de RSA delen de buren altijd in mijn onthaal: voedsel en slaapgelegenheid wordt bereidwillig aangeboden. Bij hun vertrek krijgen mijn gasten dan weer zakken vol veedsel mee als aandenken. Zelfs al komen mijn bezoekers niet vanver, scholieren die me komen opzoeken, dan nog zullen een paar nieuwsgierige buren het gezelschap komen vergroten. Ik kan toch onmogelijk de bezoekers voor mijzelf willen houden? Dat zou ongehoord zijn, althans volgens de logica van communalisme.• _ Er is·iets dat mijn bezoekers steeds moeilijk vinden om te verwerken. Dit,betreft de reactie die men van de gemiddelde Venda krijgt bij het bedanken voor de hen aangeboden maaltijd. 'De res~ pons is dan negatief. Zwiliwa a zwi livhuhiwi (voor eten kun je -1\ - - - - - - - - niet bedanken). Daarom krijg je als bedankende gast te horen vanwege de gastheer: "But I didn t t give you anything. -!.- just gave you the food". Met dit soort re spo ns zal je in 'llaanderen beslist de har en laten rijzen. UITLENEN. Ook dat verstevigt het beeld van communalisme in Venda. De bewoners van de verschillende hutten van de polygamist helpen elkaar voortdurend uit de nood met voedsel en andere dingen. Somskan een vrouw de initiatie-fooi voor een van haar kinderen niet opbrengen. Of misschien kan ze een haar opgelegde boete voor afwezigheid bij gemeenschappelijke arbeid op de communale akkers (dzunde) niet betalen. Of ze kan misschien niet volgens de normen van ga~tvrij onthaal onverwachte bezoekers voorschotelen wat ze graag zou willen. In dergelijke gevallen zoekt ze neoit tevergeefs hulp bij haar mede-eega (Stayt 1931 155; Van l,t/armelo 1967 1091, 1245; Eloff 196853-4). Vee wordt aan familieleden uitgeleend eu swiswa). De Pedi kenmen een soortgelijk gebruik dat ze mafi~a noemen. Het wordt door Monnig omschreven als zijnde deel van een ruimere "coIIlI!lunal outlook on the possession of cattle" (Monnig 1967 165, vgl. met Van Warmelo 1967 1265)0 Koeien of geiten worden uitgeleend om hen die daar niet over beschikken te laten delen in eigen vreugde en ge Iuk,
-65-
.'
J
(~i4
;5
6
I~,. Q,,,
'."L ,_
~5'~
Vlaamse (ESKIl'-tO) verwantschapsterminolop;ie ......
:
t'ate
2
:
nonke L
10:
'5 4 5 t; 7 8
1
: : : : : :
vader moeder
9
11 : 12 :
:
kod jn nfch t br-oer-
n:
zunter kozijn
nankel
14 :
ndch t
kozi jn nieht
15 : 16:
kozi .in nieht
tante
AFB.1D
"
-66-
Een onvruchtbare vrouw kon voorheen uitgeruild worden voor haar zuster (musadzi u bebelwa muil'l'Ie). Een substituut-huwelijk dus , Ook kan een man de weduwe overnemen na het overlijden van zijn broer. Zo lijken vrouwen dus eerder 'eigendom' van de groep dan van een bepaald individu te zijn, hetgeen in een individualistische samenleving natuurlijk niet geduld zou kunnen worden. Euurtbewoners in Venda helpen mekaar door het uitlenen van voedsel en heelwat meer. Mijn buurman deelt het gebruik van zijn ijskast met de buurtgenoten. Ook zijn stampblok, kruiwagen, wagen worden geregeld door anderen gebruikt. Een soertgelijke hulpvaardigheid valt ook op in de school. Tijdens toetsen en examens verhuizen potlood, lineaal, uitveger, pas-. . ser e.d. gedurig van bank tot ,bank. Ook schoolha~dboeken, eigendom van het onderwijsdepartement, die slechta voer hoogstpersoonlijk gebruik bestemd zijn, worden toch uitgeleend.
.'
SAMEN PRODUCEREN, VERDELEN EN VERBRUIKEN. Aan het begin van deze eeuw was de jacht zeker nog een uitstekende illustratie van communale voedsel-productie. Helaas kunnen we naar de bijzonderheden ervan slechts nog gissen (Stayt 1931 4, 5, 76-80; Wagner 1980). Ben tijd lang bleef er nog iets vanbewaard in de thondo-initiatie. En wellicht ook in de manneli jke besnijdenisschool, de mur-undu , Vandaag is het wild vrijwel beperkt tot de park-gebieden in Venda .en valt er van communale jacht weinig maer waar te nemen,uiteraard ,
Van communale vrouwelijke productie zijn voorbeelden te vinden in het landbouwbedrijf. Groepsgewijs stampen de vrouwen mais, of inheemse graanseorten in het droge noorden, en brouwen ze bier. Daar passen dan ook twee bijzondere hut-constructies bij die we gerust kunnen beschrijven als vooroeelden van de materiele expressie van communalisme, de goha en de .§2.§. (Van Warmelo 1967 1069-75; Yan der Waal 1977 99-100). Het gezamelijk stampen begint midden in de nacht (dan is het keeler) en gaat gepaard met een oorverdovend gedreun. Dat wordt dan begeleid met een paar lustig gezongen arbeidsliederen. In de buurt ervan zal er van slapen niet veel komen (stayt 1931 153).
Oak de traditionele i jzersmeltkunst(alleen door de mannen beoefend) had meer dan twee handen nodig. Zoals de afbeelding doet zien, had de nand 0 , i jzersmeltoven, drie openingen, elk
"
1\--1\-
opening. i)eze moeten dan uren aaneen voor luchttoevoer zorgen. Een heel aantal mannen moest aan deze operatie deelgenomen hebben (Jederen 1986). Dzunde en davha zijn de twee meest bekende vormen van groepsproductie in Venda kultuur. Dzunde doet denken aan de feodaal-EurQpese. corvee, een onbetaalde arbeidsdienst voor de koninklijke landheren (stayt 1931 217,253). De (onder)koning kan vrouwen, initianten uit de scholen of leger. regimenten (mirole uit de thondo) oproepen voor onderhoudswerken bij openbare constructies in de nederzetting van de koning (~ sanda) of onderkoning (idem). Ze wieden, ploegen, zaaien en maaien dan ook. De bijeengebrachte voorraden komen in de onderaardse spaarpotten, enk. tshisiku, terecht. Dit dient als reserve tegen droogte, magere jaren en tijden van beleg. Vreemde bezoekers, diplomatieke of handelszendingen, maar ook initianten, bejaarden, alleenstaanden, gebrekkigen en krankzinnigen worden er mee op de been gehouden. De spaarpot dient dus gelijktijdig voor 'public relations' en de eigen gemeenschappelijke sociale
"
-68-
zekerheid. Een gezinshoof'd heef't "zoals we zagen net zo een spaarpot op kleinere schaal dan. In beide gevallen zou men kunnen denken aan verrijking door gezinshoof'd (~~~i) of' (onder)koning (~, khosi). Dat wordt anders als we zien dat beiden de spaarpot streng gescheiden houden van hun persoonlijke bezittingen. Het graan uit de dzunde wordt in aparte schuren geborgen (Van Warmelo 1949 1029). De davha, een communale en tijdelijke werkpartij ontstaat op grond·van vrijwilligheid. Het is een soort mini-dzunde, die ontstaat als gevolg van een beroep door iemand op zijn buren. De davha wordt georganizeerd om het landbouwwerk te verlichten. Het kan ook dienen voor de constructie van rondavela, pleisterwerk bijv. Dora Magidi t a beschrijving geeft een goed idee van de hoeveelheid bier die erbij te pas komt. Ook pap, vleea, goede luim en liederen zijn er voor allen bij (Blacking 1964 166-9, 199-200; Du Plessis 1941 183; Van der Waal 1977 40; Eloff 1968 26). De hieronder aangehaalde liederen mogen ala afeeracheppend dienen.
KULA KUDIMANA KIT A VULEDZA, -1\
KHA VHA RI FHE RI ~, KU A VULEDZA. Dit klein stukje grand is bijna klaar (gedisseld), Geeft ons ists te eten a.u.b., (Want) het is bijna kla~ (gedisseld).
VHO-MAf~ADZI-AHEE-p~EE.
VHO SALA VHO DZULA.
VHO-MAKH;~ZI,
VHO-f'1AKHADZI, •
A I FRELl NGA1~ TSlIvIU YA mvANA. iiUO ~ J.J.
~Ar,n i,T~_~,~O ~~~_.n. _
DZULA.
Makhadzi (vaisrszuster), U bli jft thuis, W~arorn raakt het land van hst ki~d niet klaar (gedisseld) , . (Omd a't ) U thuis blijft zitten, Hakhadz L,
YHO-MAKHADZI, VHO-~1AKHADZI •
-69';'
Heelwat van het cammuhaal verdelen en verbruiken gaat door de maag. De volgende paar bladzijden illustreren dit. Maaltijden worden bij voarkeur samen gebruikt. Je eet niet ergens alleen en afzonderlijk. De vrouwen en kinderen van een polygamist koken en eten saaen, Het betekent meer dan bij elkaar zitten en eten. Het beschikbare voedsel wordt onder de aanwezigen gedeeld en uit communale borden gegeten. In de thondo, krijgsschool, moesten jonge mannen hun moed bewijzen dqor voedsel te stelen, vermoedelijk van hun familieleden (Stayt 1931 104). Dat aten ze dan met hun wapenmakkers op uit een groot bard, luselo lwa ludinda (Du Plessis 1941 121).' Dit , , A-I\is een sprekend symbool van groepssolidariteit. Bij andere initiatiescholen voorzien de familieleden hun kinderen, en de leermeesters van voedsel. Zo bijv. in de murundu (Van Warmelo 1932 127). De ,khoro, openbare vergaderruimte, is het centrum, de arena voor grootscheepse communale consumptie o Daar komt de groepssolidariteit levendig tot uitdrukking. Daar wordt dit doorleefd, en in stand gehauden tijdens offerrituelen, initiatie-ceremonien, rituelen voar en na een veldslag,. tijdena de regenrituelen en dergelijke (Du Plessis 1941 150). Ook wordt een deel van de baete opgelegd door het haf gemeenschappelijk genuttigd in de khoro (Du Plessis 1941 154). Sprekende voorbeelden van hedendaagse communale maaltijden bie"den de plaatselijke en nationale onafhankelijkheidsvieringen in September, alsook de bijeenkomsten die de regerende Venda Nationale Partij in samenwerking met de plaatselijke overheden organizeert. Verder zijn er nog de jaarlijkse stambijeenkomsten zoals de ~uvha ~~ Vhafama~!. in het geb Le d rvan koning Mashamba. De hele dag ia er uitbundige muzikale begeleiding en ontspanning. Tshigombela-dansgroepen, dansgroepen van vrouwenorganisaties ("Burial Societies"), dansende secte-kerken, gedans van zonsop tot zonsonder. Er is sporadische afwisseling door de meer ernstige tshlkona-dansgroepen (plechtige nationale volksd~~s) en redevoeringen van organizeerders. Er moet toch iets van amptelijke plechtigheid zijn ook,niet?
-70Er is natuurlijk gratis bier, pap an. vlees voor iedereen.
Het is
et circenses-tijd voor de vhasiwana. Over de verdeling van groot vee hebben we het reeds gehad. Even interessant, alhoewel minder spectaculair, is de verdeling van kippen. Hoewel niet genoemd in de literatuur is het uiterst illustratief voor het ieder-zijn-deel-krijgen bij de communale dis. ne patriarch,nemudi reserveert voor zich de - zwipapa, tshikhwikhwi, I\-Atshizwa en soms ookmutsinga(resp. vleugels, maag, bovenbeen en nek).' Hij kan natuurlijk enige van deze onderdelen afstaan na het beeindigen van zijn maaltijd. Zijn moeder krijgt khondo, de rug. Zijn vrouw en dochters moeten het met de borst (khana) stellen. De zonen verorberen de ingewanden en lever (mala, tshivhindi). Ze braaien het hen toegeschreven deel over een vuurtje nadat ze de kip geslacht hebben. Ook de kop va~ de' kip (x~) en de poten (makwand~ zijn voor de jongens bestemd. . .1\ Gastvrijheid gaat voorop bij de Venda's, als deel van communale beleefdheid. Tijdens het weekeinde, rond Pasen en Kerstfeest, wordt ijverige naar geld gezocht om vrienden en familie het beste te kunnen voorzetten. Hutten worden versierd en stoelen klaargezet. Over Lgens kan eenieder op enig ti jdsstip onthaald worden. Er bestaat geen 'te vroeg' of 'te laat', zoals in Europa "I am bi.jv. rond de etensuren. Geen specifieke bezoeksuren. your visitor" betekent zoveel als, laat wat je aan het doen bent . maar staan, neem een stoel, ga er voor zitten. Men houdt doorgaans voedsel in reserve voor eventuele bezoekers. Niet dat de buurtbewoners mekaars deuren platlopen. Maar ,de schande am be. zoekers te hebben, en dan niks in huis. Morgen weet dehele buurt het. Gelukkig kunje bij andere buren dan weer terecht als je niets in huis hebt. Met de ontvangst van gasten gaat heelwat formalisme gepaard. In de eindeloze groetformules, in de lichaamstaal, in de manier waarop het voedsel aangeboden wordt en de voorwerpen die erbij gebruikt worden, in alles ziet men respect voor de bezoeker, en hetbelang van de gastvrijheid. Een van mijn (letterlijk) lekkerste herinneringen aan de school waar ik te werk gesteld ~as, gaat naar de korte pauze, am en ~nis
-71hi j tien uur in de ochtiand , Dan werken de onderwi jzers in de personeelskamer de eerste tekenen van een hongerige maag op communale wijze weg. Elke onderwijzer koopt iets anders. Alles wordt op de tatel gegooid waarna een onder-wf jzer "food for the p~pletl schreeuwt. Allen delen in de prete Ook de Venda begrafenis geeft een typisch communalistische indruk. Dit vindt op Zaterdag of Zondag plaats om allen in de gelegenheid te stellen om er aan deel te nemen. Je hoeft er ook niet op een vastgesteld tijdsstip te komen want het gebeuren neemt lang genoeg om ook de laatkomer nog deel te laten nemen o Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. De jongste sterfgevallen worden dagelijks op de radio bekend gemaakt. Dat is 'dan meteen ook de uitnodigi~g. Verontschuldigingen in de lijn van tlik wist er niet van" missen aIle grond o Allen delen in het verdriet ••• en in het voedsel dat gratis aangeboden wordt. /Hetzelfde geldt voor een huwelijk. In onze buurt (Makwarela) wordt een uitnodiging op stencil afgedrukt en zomaar op de hoek van de straten onder een steen gelegd of aan een verlichtingspaal cpgehangan, Niemand gaat aan zo'n uitnodiging voorbi j zonder om ervan kennis te nemen. Daarvoor is de communale nieuwsgierigheid te ~oot. Geen reden wordt te licht bevonden voor het organizeren van een feestje. Voor communaal gezelschap en plezier is men weI te vinden. Schoolreizen, inductie-klassen voor regeringsamptenaren, gebedssamenkomsten, oUdercomitevergaderingen enz., van elke gelegenheid valt weI een "nice time" (sic) te make n; Zelfs biologie-Iessen. Als er gedissecteerd moet worden, komen de onderwijzerskoppen eerst bij mekaar om te bepalen welk soort dier er voor moet dienen. Geen kikker of kip, zoals het handboek voorschrijft. Eerder een geit of varken, om na de dissectieeen feestje mee op te bouwen. Als de leerlingen van een klas een verjaarsdagfeestje zullen hebben, wordt datin aIle klassen bekendgemaakt. Nogmaals hoe meer zielen, hoe meer vraugd. De leerlingen van de organizerende klas besteden elk een paar centen om samen pata~ en koeldrank mee te kopen. De meisjes gebruiken de huishoudkun-
,,~;
-72-
de-voorraad om koekjes en ander lekkers mee te maken. -De klas wordt kleurrijk versierd. Welkomstleuzen zijn overal te zien. De gasten kunnen maar komen en van voedsel voorzien worden. Enige verkoopster Terug naar de besproken vruchtenstalletjes. kan haar plaats bi.j het stalletje maar verlaten; de andere vrouwen springen in de bres en verkopen met dezelfde ijver haar ware~, als die waarmee ze hun eigen producten aan de man brengen. Dezelfde solidariteit treft men aan bij de kleipotten verkoopsters 1 in het Zuiden (Tshimbupfe en Davhana). De vrouwen lenen elkaar ook voortdurend en zonder aarzeling kleingeld, zodat je je ala clien~ soma afvraagt wie nu wat verkocht of geleend heeft bij wie. SAMEN BESLUITEN. Besluitname is communalistisch op twee wijzen. Naastbestaanden moeten betrokken worden bij belangrijke beslissingen. En beslissingen zijn gebazeerd op communale consensus. Beide communale raadpleging en consensus lijken van toepassir~ op de politiek-administratieve hierarchie van Venda. Even op prospectie in die hi~rarchie. De nederzetting van AFB_ '12 de grotere gezinneneenheid heeft een patriarch als leider, -----SHANGC in Venda terminolo---MUVHUNCU gie resp • .mll~J: en nemudi of mune wa mUdi, ~--.-;=rSHISI -"-. mukoma wa mudi. . 0'\- - - MU~I Verschillende -,,midi vormen een wijk onder het bestuur van een wijkshoofd,ook vertaalbaar als onderhoofdman of onderdristrictshoofd .(mukoma). Het district (muvhundu) is een comb Lnat Le van wijken onder de gota als leider (hoofdman,onderkoning,districtshoofd). Het stamland(sha~~) bestaat uit een aantal districten met de koA
A-
-73-
ning~opperhoofd,atamhoofdals
hoogate gezagsdrager. De leiders worden op elk van vier vlakken bijgeataan door een raad (khoro). Formele bealuiten worden niet door iemand aIleen genomen (Eloff 1968 66). De mune wa mudi raadpleegt de zuatera en broera van zijn vader .... (de makhadzi' a en pa t s ) indien ze in de nederzetting verblijven. Zo niet, worden andere volwassen mannen raadgevende deelhebbers aan de besluitname (Eloff 1968 76-7). De onderhoofdman zetelt in zijn khoro ya tshisi, de wijksraad, waarin eveneens de broers en ~usters van zijn vader zetelen, als ze in de wijk .inwonen. Verder zijn er de ouderlingen (vhahulwane), vertrouwelingen van' aanzien en kraalhoofden (Eloff 1968 86). De onderkoning,(gota) raadpleegt eerst zijn prive-raad van naaste familieleden. Later komt de districtsraad, khoro_ya muvhunctu, aan de beurt. Laatstgenoemde bestaat uit bloedverwanten, de wijkshoofden, en soms ook een paar aanzienlijke kraalhoofden (Eloff 1968 107). De koning tenslotte raadpleegt zijn prive-raad (Eloff 1968 124-7; Du Plessis 1941 169-72) en stamraad (Eloff 1968 127-32; Du Plessis 1941 172-77). Laatstgenoemde twee raden komen aan bod in hetvolgende hoofdstuk. Eventuele machtswellust van de besluitnemers, zo lijkt het althana, van de kleinste . machthebber (nemudi) ,..-1\- tot de grootste (kho.si), wordt door familieleden in bedwang gehouden. De twee sterkste familieleden zijn de vadersbroer en -zuster (khotsi mu~ en makhadzi). Ze waarborgen de balance of p~ binnen de heeraende graep. Een machtshebber regeert steeds met de broer en zuster van de vorige machtshebber, zijn vader en met een broer en zuster (ndumi, khadzi) als waarnemers. Laatsgenoemden worden aktief lid van het regerende triumviraat, in de volgende regering (Stayt 1931 195-8; Van Warmelo 1967 1161). ~
Chief
khotsi munene .
rnakhad zi ' > ./
./
.... ... ............
.-
ndumi--- KROSI --khadzi AFB_13
sister ,
....
brother ....
,"./
........ ',,\, ....
.... 'Z ....,;
-'""
k."
./
-74-
De vier niveaus van hierarchie in politieke zin verschillen eerder in omvang dan in aard en betekenis. "Each component in the hierarchy of political authority is a microcosm of the political system of the tribe, and reflects in its own political structure on a smaller scale an organisation similar to that of the macrocosm of the tribe." (Monnig 1967 281) Net zo goed van toepassing op ~~l:, tshisi, muvhundu en shang~. Richards' opmerking omtrent de Ganda is ook toepasselijk op de Venda: "What is remarkable in this instance is the exactness of the parallel between the childfather, SUbject-chief and subject-king relationships,'so that there is.a single authority pattern throughout. the society." (Richards 1964 295 aangehaald 'in Eloff 1968 13) Behalve de politieke raden zijn er ook nog gerechtshoven op de vier aangehaalde niveaus. Het zijn resp. de khoro ya mu~!, khoro ya tshisi, khoro ya muvhundu en het opperste gerechtshof, de khoro ya musanda (Eloff 1968 132-5; Du Plessis 1941 158-60). Tijdens rechtsgedingen zijn aIle volwassen d.i. getrouwde mannen betrokken bij de gang van zaken in dieverschillende hoven. Huweli jken wor-den in Venda in verschillende opzichten door communale besluitname gekenmerkt. Als zodanig zijn ze uit de pas met de opvatting van verwesterde en verstedelijkte huwelijksgenoten. De aanstaande bruid en bruidegom worden niet bij de onderhandelingen betrokkendie tot het huwelijk leiden. Het keuzeproces, de selectie alsook de vergoedingsregelingen worden door oudere familieleden bepaald. Een echtsverbintenis is een groepsaangelegenheid van de makhulu en de vhakwasha, de verwanten van resp. de vrouw en de man. De huwelijksgeschenken, inclusief het vee, die ceremonieel uitgeruild worden komen uit de gemeenschappelijke spaarpotvan de groep (bijv. Lestrade in Van Warmelo 1932 XIII). Het' sororaat en leviraat zijn voor de westerse mens (ook de verwesterde Venda) moeilijk aanvaardbaar. Bij sororaat vervangt een zuster vanje vrouw haar ala echtgenote, indien je vrouw kort na het huwelijk overleden is, of ook indien je vrouw on-
-75"
I
vruchtbaar blijkt en zus dat maar voor de familie moet verhelpen. B1j leviraat yervangt een zwager je man,gewoonlijk bij overlijden van laatstgenoemde. Deze instellingen dienen er toe om de groep optimale overlevingskansen te geven. De ~ood van een huwelijksgenoot bedreigt het voortbestaan van een 'hut' en ,gelijktijdig, van de verwantengroep. Broers en zusters 'behoren' zo aan de groep, Er is dus sprake van minimale inachtname van hun individuele opinie. Vooral de vrouw wordt beschouwd als 'eigendom' van de groep , Er kon in het verleden geen spr ake zijn van baas-ineigen-buik zoals de Dolle Mina's het zeggen (Beattie 1964 119). Ook komt het vrouw-vrouw huwelijk onder de Venda's weI voor. In geval een ouderpaar aIleen dochters krijgt is er bij de dood van de vader een sterke kans dat de moeder in haaroude dag niet verzorgd zal worden. Vrouwen worden deel van een vreemde patrilinie op een andere patrilooale plek. De moeder kan zich een vrouw trouwen en een manneli jkeverwant kiezen om bi j haar eega kinderen te verwekken. Het meisje dat ala eega gehuwd wordt , heeft weinig inspraak aangaande haar bizarre toekomst. Anders als bij ons is dit niettemin aanvaardbaar in een leefmilieu waar de groep boven het individu primeert, en over de enkeling ook besluit. We hebben gezien dat de groep het primaat heeft ala het bij eigendom, productie, distributie, verbruik en bealuitname komt. Maar de groepacontrole reikt zelfs nog verder • . In debetrekkelijk kleine samenleving van de (protohistorische) Venda hoart en weet iedereen graag wat er bij de buren aangaat. De behoefte aan privaatheid wordt er veel Minder ernstig genomen dan in de recente grotere,stedelijke nederzettingen• .Deze communalistische bemoeizucht 'wisseltin vorm van onschuldige belangstelling en nieuwsgierigheid tot voor ona grove negatie van privaatheid. Van laatstgenoemde vinden we een voorbeeld in de vhusha-school waar de meisjes door meerderen openlijk gecontroleerd worden op hun kwevha-activiteiten. Hoewel in de beslotenheid van de SAMEN CONTROLEREN.
-76communale hut (tshivhambo) zien een groep oudere vrouwen toe op het vergroten van de schaamlippen (Van Warmelo 1932 37-8). De meisjes worden van jongsaf aangemoedigd, ,o.a. met het analogische symbool van verpoederde vleermuizen tot het bereiken van het gewenste resultaat. De oudere vrouwen (vhakegulu) doen inspectie tijdens de initiatieschool en vernederen de meisjes indien de resultaten niet bevredigen. Soortgelijk is de communale controle op de maagdelijkheid die tijdens en na de domba-school geschiedt. Weer is het de groep vhakegulu die hen controleert. Ontmaagde initianten worden openlijk vernederd zodat hun oneer bekend zal zijn. De maagdelijke initianten worden op de rug, in feestelijke stemming en met koperen haarringen getooid, als geslaagden huiswaarts gedragen. De reeds ontmaagden lopen naar huis met zwarte ijzeren ringen in het haar. Ook worden weI witte (+) en zwarte (-) parels in plaats van koperen of ijzeren ringen gebruikt. Vandaag zijn de zaken weI. minder dUidelijk, omdat de oudere vrouwen omkoopbaar zijn o De vhakegulu zijn bij de initianten natuurlijk alles behalve erg populair. De maagdelijkheidsinspectie is slechta een van de talloze pesterijen, zielkundig en fysisch die ze voor de initianten in petto houden. Zo weten we van een bepaald onsmakelijke hardheidstoets uit de vhusha-school (Van Warmelo 1932 44-5). De kandidaat moet een mengsel van pap, snot van de vhakegulu, spuug van de midabe (geinitieerden, leermeesters) en geitemest verorbe-. rene Dat zoiets kan heeft alles te maken met de communale opzet ervan. Je ondergaat de vernedering en de proeven nooit aIleen. ,De andere initianten moeten er ook aan geloven. Ook wordt het je niet aangedaan door een bepa~ld individu, evenmin als het de bedoeling is om een bepaald individu uit te zonderen en te treffen • .De vhakegulu en midabe handelen groepsgewi js; de initianten on-. dergaan het hele gebeuren insgelijks in groep. Een meisje trouwt niet laI~ na het beeindigen van de domba-school Meestal is ze al en vear de volgende school georganizeerd wordt. verloofd vooraleer ze de domba bijwoont. De eigenlijke huwelijksceremonie is de verhuizing van haar nederzetting naar die van de man. Daar staan de vhakegulu haar ook al weer 00 te wachten I
--
-
-
-71om haar maagdelijke status~ymbolisch te bevestigen (Van Warmelo 1932 17-8 bi jV.). . Tot ze haar eerste kind krijgt is het de vrouw verboden om het bovenlijf met minwenda (kledingstuk) te bedekken. Dat zou een eventueel reeds aanwezige -zwangerschap te onopmerkelijk doen zijn. Zichtbaarheid voor de gemeenschap moet als waarborg dienen tegen wangedrag. Van deze vroegere communale maagdelijkheidswaarborg is vandaag niet veel meer over gebleven. De opvoeding van het eerstgeboren kindje wordt nauwlettend toegezi~U door de schoonmoeder, de makhadzi van de echtgenoot en om\ wonende vhakegt!lu. Verkeerde behandeling wordt door de oudere vrouwen met boetes(bijv. in snuiftabak) en fysisch geweld gestraft (Blacking 1964 21). Blacking zegt dan ook dat "a baby is not the property of an individual but of the group". De illustraties voor communale controle zijn eindeloos, zoals overigens ook voor de andere vormen van communalisme. Nog een laatate voorbeeld. Thakha ndi mulambo, a i le~i u fhalala. Zo heet het in Venda, en brengt mooi het comrnunale uit in de huwelijksinstelling. "Het lobola-vee is zoals een rivier, het duurt niet lang om weer in beweging te komen. If De vhakwasha verwachten dat het vee waarmee ze een dochter tgekocht t hebben bij de makhulu, spoedig weer in de vorm van lobola zal aangewend worden ~in plaats van de makhulu te ~,verrijkent en dusdanig de communale gelijkheid te verstoren)0 Dit zou betekenen dat de makhulu gauw de dochter die men kWijt is zou hebben vervangen met een nieuwe vrouw voor sen der zonen. Zo'n vrouw wordt dan muvhuye genoemd. In dat .geval moeten de vhakwasha uitgenodigd worden om terwijl men bier deelt met de makhulu, de muvhuy~ te aanschouwen die met 'hun' vee 'gekocht' is. De vhakwasha zijn gerechtigd om te weten wat met 'hunt vee gebeurd is. Gebruiken de makhulu het vee anders, moet het tach op een of ander stadium vervangen worden en het oorspronkelijke lobola voorstellen. Kan dat niet, wordt een van de vrouwen in de makhulu-groep tach nog betiteld als muvhuye (Van Warmelo .1967 1179-81, 1171-13).
Wellicht komen deze vormen van communale controle ons soms erger
-78-
voor danze uit de beschrijving zouden moeten doen? .: Naast de voor ana besef negat ieve aard ervan is het in de Venda .samenl.aving een kwestie van gezamelijk opvoeden tot correct gedrag. Velen dragen zo een steentje bij tot de enculturatie van het individu. Een vorm van communale hulpvaardigheid,misschien? SAMEN VERANTWOORDELIJK. In dezelfde lijn als laatstgenoemde paragraa! liggen de volgende voorbeelden van communaal verantwoordelijkheidsbesef. \ De pater familias (~~~1J wordt verantwoordelijk gehouden voor misdrijven en wangedrag van enige van zijn 'onderdanen', in zijn nederzetting en niet aIleen van 'minderjarigen' zoals dat bij ona het geval is. Hij betaalt de boetes. dus van vrouw~n en kinderen, vadersweduwen, broers en kinderen en vadersbroers en kinderen. Intussen lenen de vrouwen vaak liever bij elkaar dan dat ze bij de ~emu~~ gaan bedelen. Zo verbergen ze hun fou~ ten en vermijden misachien grotere moeilijkheid, afhangende van het humeur van de patriarch. In westerse oren klinkt het weer onwaarschijnlijk. Je draait toch niet voor andermans fouten op? Een voor allen klinkt het echter communaal bij de Venda's. De boetes worden betaald uit de gemeenachappelijke spaarpat (Du Plessis 1941 167; Gottschling 1905 378). Nwana ha la~wi .ng~ha~~ (een ki~d met sc}:lurft. wordt" ~let aan zijn lot overgelaten). De vader yerdedigt zijn kroost in het hof, veelal onafgezien de houding van zijn kinderen tegenover z~ In gezag. En nog in dezelfde trant: a dzimana u la rna vhan1\---da, mukosi a a phalalanag Honden snoepen mekaar het eten af,: maar , . staan mekaar bij in tijd van nood , Dus staan verwanten elkaar in hofzaken bij, en laten dan hun verschillen rusten (Du Plessis 1941 167). In geval van'doodstraf kunnen vrouwenen kinderen als slaven (dziphuli) door de koning geconfisceerd worden. De familie deelt in de schuld van de veroordeelde (Du Plessis 1941 167). De doodstraf kan vereist worden bij geval van opstandigheid tegen de koning, bloedschande, maord, hekserlj of voortdurende opstandigheid en wetsovertreding (Du Plessis 1941 167, 156-7).
-79"
Wordt een vrouw echter als heks aangewezen kan haar man Diet verantwQordeli jk worden gehouden.. Een moo i staalt je van manneli jke meerderwaardigheid, onderrni jning van vhuthu-comrnunalisme. Ook het sororaat-huwelijk zou als een vorm van communale schuld gezien kunnenworden. Een vrouw moet instaan voor de tekortkomingen van haar zuster en in haar plaats voor kinderen zorgen (idem voor sUbstituuthuwelijk). Gewoonlijk betreft het hier een jongere zuster waarvoor geen bruidsschat betaald wordt. Zonder alternatief moet ze maar in de schuld van haar overleden of kinderloze zuster delen (bijv. Lestrade in Van Warmelo 1932 XIX) • Communale verantwoordelijkheid en solidariteit worden eveneens geillustreerd door gebeuren bij de initiatie. Vormen van daar voorkomende hardheidstoetsen zijn het als kikvorsen rondspringen, urenlang zitten in koud rivierwater, een hele nacht door dansen en talloze meer. Raakt het voor een te veel, dan mag een familielid inspringen tot de initiant weer op de been is. Ook de traditionele eed van de Venda's toont trekken van communaliteit. !ga khaladzi ng~ + naam, Dit is een familie-eed,"in de naam van" een broer of zuster. De sterkste eed wordt in de naam van de moeder afgelegd en laat bij niet-nakoming enig onheil toekomen aan de in de eed genoemde. Nog niet heel lang geleden kon de ~~~! een van zij~ dochters gebruiken om zijn schulden mee te delg~n. In gev~llen kon,zelfs een klein meisje aangewezen worden om 'als toekomstige echtgenote voor de familie van de schuldeiser te dienen, na initiatie en ,zonder om ~hakha te betalen. ' Wordt zo'n meisje weggegeven, dan kan ze uiteraard geen bezwaar maken. Hoe dan ook, het meisje deelde in de verantwoordelijkheid en schuld van haar vader. Ben meer positieve neat nu, Communalisme kan je bi j ongelukken goedte pas komen. Loopt er iets verkeerd sta je er zelden aIleen voor. Laat je iets stuk vallen of mors je op je pak, dan klinkt het van de omstaanders bijna in koor: "Sorry, sorry, sorry." Alsof men er zelf schuld aan heeft. En zo is het voor hen precies. Dat gebeurt ook bij interpersoonlijke problemen. Vriend en collega werpt zich dan als tussenpersoon Ope Met vuur voert
.'
-80-
men pleidooien voor je bij de andere partij. Dat ze met het geschi1 Diets te maken hebben, kan je ze niet wijs maken. Eens dreigde een geschil met mijn buurman uit de hand te lopen, zelis te ontaarden in een handgemeen. Ik ver1iet het toneel. Later realiseert mijn buurman dat hij me verkeerd verstaan heeft. Hij stuurt eerst zijn vrouw, daarna een dominee-vriend om het weer goed te maken. Ze hadden zich zo ingeleefd in het gebeuren dat je zou zweren dat ze erbij geweest waren en schuld hadden aan het miaverstand. TUine~ zijn voor de geiten heel aantrekkelijk, maar de geiten zijn voor de groenten in de tuinen even schadelijk. Eeht communaal mag elke voorbijganger de geiten met stenen bekogelen of andere maatregelen nemen, a1 weet hij ook Diet van wie geit noch tuin zijn. f~ pii nnyi?" "!!"'pf! Arina." Hoe heet zij? Zij heet Arina. Als ik de moeder van Arina verder vraag waarom ze zo heet voIgt een schouderophalen. Arina is eigenli jk afkorting voor ~ ri na tshithuo Wij hebben niets. Wij zijn arm. Om van het waarom van een naam te weten te komen moet je zelden bij de ma wezen, want de naamgeving wordt gewoonl L jk behartigd door de senior verwanten van de vader van het kind. Met name de khotsi munene (vadersbroer) en makhadzi (vaderszuster). Andere familieleden mogen natuurlijk ook Buggesties doen. Arina's moeder,als vreemdeling in de linie van de vader van AriDS, heeft weinig zeggings8chap. Maar als makhadzi heeft ze inspraak over de naamgeving van haar broer's kinderen. Nog twee illustraties uit mijn schoolervaring, en dan ronden we dit at. Ook aanduiding van communaliteit is dat je zonder veel protest in de klas de hele groep kan straifen voor de overtreding van een Kleine minderheid. De meerderheid keurde toch stilzwijgend het gedrag van de minderheid goed? Niemand is in elk geval bereid om de schuldigen te verkiikken. Vooral niet als politieke slogans op het bord geschreven ?ijn. Niemand wi1 als enkeling gestraft worden, maar evenmin wil hij (of zij) als enkeling straf ontlopen. Al zijn er diegenen die op merite de straf zouden kunnen ontlopen, wil niemand zo als posi-
-81;
tief voorbeeld voor de klas gesteld worden. Vrees voor jaloezie doet 1edereen in de communale straf willen delen. oor~NALISTISCHE TAAL.
Een gedicht als sfeerscheppende bijdrage: UNITY (vhuthihi) Like water breaking mountains apart Forming crevices through hills Till the river reaches the sea Unity was like that even before.
Like the tongue assisting the teeth 'ihile the intestines do the final digestion Through unity we can move mountains And promote development. Unity is our priority Together we preserve it Just like armaments Which protect our country. Like spiced gravy TIelicious to the cook himself Forward we go With unity our spear. Unity and love are related They cater for each other Together they create peace Within which we stay in harmony. Unity Unity Unity If we
in education: at work: on the roads: unite, success is ours.
R. F~tshitaoo~ , (vertaling: O.K.Rambau) Zo komt communalisme in gedichten sfeervol tot uitdrukking. Maar ook spreekwoorden die er uitdrukking aan geven zi jn er volopo Zwan~a zwi a -xanzwana (handen wassen elkaar). Je kunt een hand bezwaarlijk wassen zonder om de andere erbij te betrekken. Mensen zijnzoals handen o~ elkaar aangewezen. Ook zustertalen van Venda kennen zulke uitdrukkingen, die aan reeiprociteit uitdrukking geven. In het Zulu: Izandla ziy!gezana. In Tsonga: xandla f amba , xandla vuy:a. En in Noord-Sotho: MatsogQ....2 r~kana. In elk wordt verwezennaar hulpvaardigheid en gast-
-82-
vrijheid. Spreekwoorden met betrekking tot solidarite1t in het familie• leven hebben we reeds aangeh:aald. Nwana ha_!!,-'Xwi ng!.. pha~i; a dzimana u la mavhaIlda, mukosi a a phalalana; vhana vha munna .;;...==...;..;.-..;.. 1\ vha kovhana -Xhoho 1a nzie. Laat ik er nog een aan toevoegen: a hu na nnda na magai, ndi zwilumi zwothe. Er is geen verschil tussen een luis en haar eiers, beide bijten. Wat de vader haat, dat haten ook de kinderen. Het gezin wordt verondersteld om eensgezind te oordelen en overeenkomstig solidariteit in haat en liefde te handelen. De uitdrukking ~~kana (om beurten iets op het hoofd dragen) spreekt van communalisme. De verlenging. -~- van een werkwoordstarn duidt op de reciprociteit en wederkerigheid, op communale context. Beleefdheid is prioritair in Venda. Dat hebben zel~ etnocentrische bezoekers en navorsers moeten erkennen~ijv. Stayt 1931 157; Flygare 1899 8 a.a.). Harde woorden worden niat in het openbaar geduld. Wel bezigt men veel eufemismen (litatathino, J\ linakisedzi) om aan communaal respect uitdrukking te'geven. Bijvoorbeeld, als een vrouw verwachtend is , of een kind heeft gebaard, dan heet dat in Venda .Q.. gwya miri en 0 taa miri • Zij klimt in de boom. Zij klimt uit de boom. In de zelfde lijn zijn de volgende voorbeelden van eufemis~en. Musanda wa ~a a hu na. nnrthu, Er' zijn geeh ·inwoners. in mijn hoofdstad. Betekent zoveel als: geeft mij voedsel, ik heb, honger. U b.ata nzie, een sprinkhaan vangen, Iemand valt op zijn gezicht. U fa (overlijden) en u pe~a (mal zijn) veranderen beleefdheidshalve naar resp. u lovha ,verdwijnen of' J!.. ~ia, achterlaten; u lwala, ziek zijn. Lui zijn (u bvafha) ~uidt u teledza (onactief zijn). Van een dronkaard wordt gezegd dat hij mais gegeten heeft, .Q..~?- mavhel~. U ambara (aankleden)wordt gebruikt voor een vrouw die menstrueert. Omdat ze een extra kledingstuk nodigheeft. En ten slatte u fha~~~i klinkt heel wat beter als een graf de Ivan, niet waar? (een kraal bouwen) Het 'fenda graetritueel Ii jkt vaar ons, maar langdradig en averIl:;;:;:';:=~";;';;;':=;:
--
-83dreven. . De korte kille groet van Vlaming en Nederlander is net zo onaanvaardbaar vaor de V~n.da' s , Laten we een vaorbeeld noemen dat de Venda noait zou kunnen pruimen. Twee broers uit Vlaanderen hebben elkaar al in twintig jaar niet gezien. Na deze lange scheiding zien ze elkaar voor het eerst weer. Zegt de "Ha'l.Lo , gi j zi jt zeker onze Jules?" Waarene tegen de andere: "Komt binnen dan drinken we ne koffle." op het antwoord voIgt: Vertel lk dit aan mijn vrienden In Venda, dan kijken zeme ongelovig aan. Ik zie het verontwaardigde "dat kan toch niet" op hun gezichten. \ In Venda begint het groetceremonieel al bi j nadering op grote afstand. En het houdt aan tot me~ elk~ar al .lang weer voorbij is. Haastig groeten is ongeschikt, at teken van minachting. -Het groeten kan gevarieerd gebeuren, want er zijn er die bij verschillende tljden van de dag aanslulten (ndi matsheloni, ndi masiari, ndi madekwana, 10 kovhela). Ook zijn #, er verschl11ende beleefdheidsformules, zoals lotsha hani,ri a fhira, 1\' vhashumi en ndaainduna, voor een verscheidenheid van toepassingen. Meestal worden verschillende formules gecombineerd. Variaties in begeleidende gebarentaal vergrot.en de mogelijkheden van varlatie (bijv. Wessmann 1908 33 ..4; stayt 1931 \
157-9) •
AF8.'14
-84-
bij het greeten zewel de stevige handdruk als lawaaierige epg~wondenheid. De hand wordt eerder aangeraakt als gedrukt. Het zou ons zelis wat verwi jfd kunnen vooz-komen, Ook de handdruk kan net zoals de groetwoorden een paar keren herhaald worden. De systematiek en logica achter de gebarentaal is als voIgt. Hoe minder belangrijk je bent, des te nader kem je aan de aarde bij het groeten. Hoe groter het statu8verschil van groetenden hoe hoger de belangrijke en hoe lager de ondergeschikte partij komt. Meer hierover in het volgende hoofdstuk. Voorlopig houden we de mythe van communale gelijkheid zo goed als mogelijk intact. Tijdens het groeten kijken beide partijen van elkaar weg. Zelfs in het gesprek dat op het groetceremonieel volgt,vermijden de blikkenmekaar. De regel die ik kon afleiden (al zijn de Venda's zich daar niet bewust van)is: de spreker kijkt weg van de lUisterende partij. De luisteraar doet het merendeel van het kijkwerk. Elkaar voortdurend in de ogen kijken heeft de connotatie van bedreiging of verleiding. Nog comrnunalistisch te verstaan is het feit dat groeten op respectvolle manier (u losha, gewoonlijk gecombineerd met woorden) niet aIleen het contact van mensen betreft, maar ook zaken. Tshigombela-dansers groeten de trommels (mirumba en grote ~~-trom mel). Groeten ze misschien tegelijk de toehoorders (=groep), of de organiseerder van de dans en tevens eigenaar van de trommels, de (onder)koning, als verpersoonlijking van de groep? Kinderen losha het voedsel en tegelijk de bereiders ervan. Vrou. wen groeten het kookvuur wanneer ze bij de buren kooltjes gaan lenen. Tegelijk groeten ze diegene die al de moeite gedaan heeft om het vuur aan te leggen (vroeger beslist geen sinecure, toen het nog met de vuurboor moest gedoen worden). De thondo hutconstructie en enige·andere koninklijke (=stam- of groep)symbolen worden netzo respectvol ge-losha. U losha vhutoko is het respectvol groeten van pas gesmeerde stoepen (muta),rond de woonhut of keuken. -,..Alweer respect voor andermans werk. Respect voor de anderen domineert dus woord en gebaar. Nog meer illustratiemateriaal voIgt. Ben (senior) persoon kangegroet Men~vermijdt
-85worden met"makhulu". Letterli jk is,,'dat grootouder, ook gebruikt voor het aanspreken van vooroudergeesten of de materie~e voorstel1ingen ervan (bi~. Stayt 1931 243-6). Onderwijzers 1aten in het openbaar zelden het vocrvoegsel ~ (meneer) of Vho-Mistress (mevrouw) achterwege wanneer ze over of met e1kaar spreken; zelfs a1 zijn ze mekaars beste vrienden en mekaars ge1ijke in status. In het hUisgezin is eenzelfde formele be1eefdheid te vinden, nog Een jonger meisje, zeg Khathumeer wanneer er bezoekers zijn. tshelo, noemt haar oudere zuster die n zoontje Shoni heeft, ~ a Shoni'(moeder van Shoni) in plaats van haar bij 'de voornaam, zeg Mavhungu, te noemen. Als getrouwde vrouw moet Mavhu~ gerespec,teerd' worden door haar eigen zuster (zelfde vader, zelfde,moeder)~ Ook al is het leeftijdsverschil net eenpaar jaren. De vader wordt met Tho+familienaam aangesproken, of met khotsi a+naam van de eerstgeborene (vader van). De echtgenoot doet hetzelfde met zijn vrouw: mme a+eerstgeborene. Vrede in het gezin is overigens weI zo belangrijk, dat wanneer het veratoord wordt er een ritueel bij te paa kwam (Stayt 1931 156). Soortgelijk ishet begrip dikgaba een ernstige bedreiging bij de Pedi. Ze verwijzen met dikgaba onder meer naar twist in de familie. Een haast bovennatuurlijke aolidariteit wor~t er mae door mekaar geschopt. Communalisme in Yenda heeftook een boven'natuurlijke associatie, waarachijnlijk ,omwille van de primaire belangrijkheid ervan in een overleving~opzet. MisBchien is communaal respect de'verklaring1voor het feit dat het uiterst onbeleefd wordt geacht om met de yinger naar iemand te wijzen. Zelia in het klaslokaal wordt je niet verondersteld om zomaar iemand uit te w;jzen. De onderwijzer kent gewoonlijk weIde namen van zijn studenten, zodat het niet eens nodig is. Voor de blanke onderwijzers nogal verwarrendo Wijs je iemand aan om een antwoord te geven, dan achrikt de achterbuurman verbaasd op ("does he want me?"), en hij antwoordt in plaats van Dit irriteert de onderwijzer, "no not y.QE., you". de aangewezene. En alweer wordt er verwarrend gereageerd. Mik je net iets,onder degene die moet antwoorden, kom je pas uit waar je wezen wilt. •
.
I
o"£¥
-86......,OC?k als je een li~l1_ in een boek aanduidt is er Qen soortgelijke reactie. Ze lezen hoger terug in de tekst dan bedoeld. Je ,moet,derhalve ieta lager mikken dan het precieze regeltje volgens • ons , • De commentaar links van de bladzijde kan ook in verband gebracht worden met communalistisohe (lichaama)taal. Het three-piece syndroom geeft de Zimbabi§rs met Persistent marxistisch idealisme heelwat formality hoofdbrekena. Zoals uit de tekst blijkt (MOTO, Nov.1984) is het West Africans In light, free flowing tunics are now a fairly common sight In our stijve pak kleren eerder symbool cities. They look and feel 'coolish' partivan status, dan ,van egalitarisme cularly during this steamy season. But strange enough, they hardly promote any of communaliame. dress reform among our Zimbabwean En toch. In Venda heerst hetzelfmen. Our men appear overdressed and stuffy. So often a three-piece suit of dark de ayndroom, maar mijns inziens colour, a stiff shirt and tie must als ondersteuning, eerder ala oncomplement each other no matter how burning the sun. dermijning van communale gedachten. No doubt the reason Is that clothes are a Iedereen ia een spiegel voor de symbol of status. They mark your place in society. Fani who has bought his suit for anderen. Ala je netjes aankleedt the season, does not go to work In shorts dan bewijs je eer aan degene.die because Mandlzvidza, with whom he Is keeping up, will certainly be wearing a je ontmoet. Ala je dit niet doet, suit. The presence of status badges may voelt de andere partij net zo not be noticed but their absence Is. So Fani and Mandlzvldza sweat' it out, zwak. faithful to their self.lmposed protocol. Communalisme of status-gerichtThey enjoy the feeling that this attire Is quite In step with African advancement, a , heid? Misschien zijn beide niet most cherished bit of Europe In Africa. zo onverzoenbaar ala wat ze op Fashion. vanitv. Imitation lm~ facp'ts of life. They. do not easily submit to appeals for het eerate gezicht lijken. cultural revival nor does our proposed Miaschien zijn safari, maokoasocialist and e~alltarian society markedly Influence yet our life styles. Certainly the tuum en Pierre Cardin niet zo day Is far off when managing directors, verschillend voor wat "de klepoliticians or lesser creatures appear Informal behind their desks In jeans and ren maken de man" aangaat, a1 lijken epen-neeked. shirts. , deze verschil1ende typen v~n kledij NOVEMBER 1984 niet steejs met mekaar verzoenbaar. No. 29 Er is een manier van vragen die in het veelvuldige gebruik te-
magazine
-87r:
gelijk illustratief is voor;.communalistische controle en communalistisch taalgebruik. Ni/vha khou bva/y-a ngafhi? Waarvandaan kom{t) j1j/U1 Waarheen ga(at) jij/U? Men wil steeds weten Samen met de groetformules z1jn het van de wat je plannen zijn. eerste woorden die een kind leert gebruiken. Antwoord je niet, dan wordt het antwoord zelf uitgedacht, al is dit ook niet in de roos. Ook niet zo lekker, maar wel communalistisch zou voor ons het alomtegenwoordige oog van Jan Publiek zi jn. In Venda is het de Iedereen houdt een oogje in het zeil. meest gewone zaak. \. Man en vrouw, oud en jong vergapen zich letterlijk aan elkaar. En daar hebben ze niet altijd ~ast van, behalve ala het een in . ..... elkanders ogen betreft, zoals we reeds yerduidelijkten. Niet letten op elkaar, mekaar zo maar laten gaan is sen arkeurenawaardige vorm van trots zijn ("to big for one's shoes"), ..!!.~ong~. Wel typisch voor de blanken. Tenslotte nog een compliment aan het redenaarstalent van de gemiddelde Venda, waaruit hun socialiteit weer eens mag blijken: "Every MuVenda is ipso facto an advocate: all possess amazing powers of rhetoric and oratory and can speak for any length of time on any and all subjects, declaiming with forceful eloquence and convincing argument .and appr-cpr-Lat e gesticulations." (Stayt 1931 218)"" """ -. Terwijl je een'Venda gewoonlijk in de- tweede taal erg onbehulp- " zaam vindt, ken je hem niet terug in zijn moedertaal. Hij/zij is gewQonlijk heelwat meer spraakzaam en zelfzeker. Men wordt van kindsbeen af sociaal georienteerd. Spraak- en andere communicatie-wijzen vormen deel van het dagelijkse bestaan, van jongsaf. Noem dat maar sociale conditionering. In termen van socialiteit en communicatie is de Venda baby dUidelijk verwend.
-88-
HOOFDSTUK 2
,,, ALLEN VOOR EEN. De keerzijde van de medaille, dus evenmin het hele verhaal o
De Venda's bezitten sarnen, lenen, delen en verdelen. produceren en verbruiken samen, controleren sarnen, en besluiten of delen de verantwoordelijkheid in groep. Communalisme beheerst taal en gebaar , Voorwaar een collectivistisch paradijs. Zoals de titel dit weI doet vermoeden L., di t slechts de halve waarheid. BIke medaille heeft een keerzijde. D~t geldt ook voor Venda communalismeo Naast samen denken en handeien' is er ook individueel berekenen en optreden. Communalisme is alles behalve het hele verhaal. Er is een flinke scheut van ondermijning van communalisme mee gemengd. Als de feiten uit het vorige hoofdstuk geacht worden alles te vertellen, geven ze beslist een vals beeLd , Heelwat van de feiten en voorbeelden uit het vorige hoofdstuk zijn niet zo spontaan als wat ze mogen lijken. Communalistisch denken en handelen is zoals we later zullen bespreken in detail vaak afgedwongen op het individu, of strekt tot voordeel ervan. M.a.w. ze Ii jken misschien communalistisch .op het ee~ste gezicht maar onder de oppervlakte zijn ze het tegenovergestelde. In dit hoofdstuk gaan we de balans wat herstellen, en in de daarop volgende gaan we het hoe? en waarom? , het be-,ont-, en voort'bestaan van communalisme te lijf. BEZITTEN? Natuurlijke producten behoren aan de gemeenschap, op een paar uitzonderingen na. Sommige dieren en bepaalde delen van dieren (brein, vel enz.) zijn een monopolie van de (onder)koning. In sommige gevallen gaat het om tribuut (musumo). Zo is het de gewoonte tenminste toen er nog volop wild was om na communale jachtparti jen in de omgeving van de musanda een achterpoot van elk dier aan de (onder)koning te geven. Net zoals heelwat onderdanen nogsteeds een achterpoot van een geslachte s~mN
I
-89- , "
koe~fala
tribuut naar de hoofdstad sturen (Stayt 1931"79; Van Warmelo 1967' 1299-1301). In andere gevallen gaat het om koninklijke symbolen en vruchtbaarheida - of regenm~dicijnen. Vellen van luipaarden en leeuwen, ivoor en ottervellen worden aangewend als statussymbolen van Delen van de eland, krokedil, mierde vhakololo (aristocratie). eneter en luislang zijn de meest bekende basische prod~cten veer medicijnen bereid in het koninklijk hof (Van Warmelo 1967 1301-5). De redenering als zeu alles wat door de (ender)koning gebezigd wordt onrechtstreeka de groep (onderdanen) tot heil zou strekken, gaat slechts gedeeltelijk Ope Des te meer in de Vendamaatschappij die gekenmerkt wordt door een streng klassenonderscheid. Het koningachap is niet steeds symbool voor de gemeenschap, en konink-, lijke belangen zijn zeker niet altijd groepsbelangen (zelfa niet belangen van de koninklijke groep, vhakololo). Andere beperkingen op het communale gebruik van Moeder Natuur zijn de volgende. Eijennesten nabij een nederzetting behoren exelusief aan de inwoners van de nederzetting. Eijennesten in het veld zijn individueel bezit, ala de 'eigenaar' ervan het nest ze~f kunstmatig heeft aangelegd , bijv. in een gebroken kleipot (gewoonlijk van het ~-type). Of in een door menaenhand uitgeholde boomstam. aewoonlijk wordt een eigenaars-kenteken aangebracht. Niemand anders is verondersteld om het nest te ledigen (Van Warmelo 1967 1305). Erandhout en bouwmaterialen zoals gras en palen mogen overal ge. kapt worden, zelf in de tuin van buurman, maar nre t in de tshi~, het heiligebos waarin de leden van de koninklijke familie (her)begraven worden. Ala buurman een boom geveld heeft, met het oog op gebruik ervan, mag men slechts met zijn goedkeuring daarvan gebruik maken (Van Warmelo 1967 1309). Vruchten zijn communaal bezit, behalve in 'private' tuinen en dichtbij de musanda-nederzetting van de (onder)koning of de zo§ven vermeldde tshifho (Van Warmelo 1967 1307-9). Demaroelabomen staan onder de controle van de (onder)koningen, ala meest gegeerde vrucht voor de koning van de Venda biersoorten: mukumbi, maroelabier o
-90"
Bomen in en nabij'de ~~!-nederzettingen staan onder 'plaatselijke' controle van de meesterin de kraal (~~~!). Onrechtstreeks echter worden ze eveneens beheerd door de (onder)koningen aangezien ze een tribuut ontvangen in natura d.i. in bier en de pUblieke verkoop van het bier verbieden o De opening van het bierbrouw- en bierdrinkseizoen wordt eveneens door laatsgenoemden bepaald. Het bamboebos in 'tshaulu staat eveneens onder monopolie van de koninkli jke familie Het musununu,riet (Oxytenanthera) in dit heilige bos wordt aangewend voor de vervaardiging van de koninklijke ~shikona-fluiten (Kirby 1968 161). In hat verleden werden grotere bomen gemonopoliseerd door het koninklijk hof, en aangewend voor de constructie van de grote keteltrommel (~o~)o Het gebruik ervan was gereserveerd voor magies-religieuse muziek zoals die in de domba-school (de koninklijke associatie is AFB.15, A Q) hoof:ithema in trettlet'on 1984 .,..v Vandaag staan alle bomen onder koninkli jke bescnernmg , in een poging om ontbossing tegen te gaan. . , Van de traditionele ijzersmelterij is bekend dat de ijzererts-' 'vindplekken ook onder koninklijk beheer stonden. Een terugblik op het gebruik van natuurlijke producten en het bezit ervan, laat ons tot de conclusie komen dat eigendomsrecht geschiedt volgens de regel "wie er niet is wordt niet geteld". Of iets minder negatief in het Engels: first comes, first served. Klinkt misschien niet erg communalistisch? Toch schaadt het niet noodzakelijk de idee van communalistisch eigendomsrecht, zolang er genoeg natuurlijke producten voorhanden z~Jn. Zolang maar iedereen aan zijn/haar trekken kan komen. Individueel bezit of gebruik van Moeder Natuur sluit overigens niet uit dat de eigenaar/gebruiker weer communalistisch gaat 0
,
I
-91delen, uitlenen en verdelen. En nu iets meer over landbouw en veeteelt. Landbouwgrond, eigenlijk meer tuinbouwgrond, is stambezit. Maar het gebruik is individueel, in zekere mate althans. Elke volwassen, d.i. getrouwde Schrijft Van Warmelo: man en vrouw 'bezit' haar/zijn stuk grondo "Individualism is the rule. Joint ownership or pooling of crops is repugnant to prevailing ideas." (1967 1089) Zelfs'kinderen kunnen aangemoedigd worden om hun teigen' stukje grond te bewerken (Van Warmelo 1967 1269). Wat de vrouw en haar kinderen de mensen van een 'hut' betreft,is het grondgebruik toch weer communaal. Aar~ezien elke 'hut' gebruik maakt van de gezamelijke tUinbouwopbrengst. En zelfs de patriarch moet een deel van'zijn'opbrengst in de spaarpot stoppen voor gemeenschappelijk gebruik door al de hutten. Met het vee is het net zo gesteld. IOns' vee is bij nader inzien niet zuiver groepsbezit, al wordt het allemaal in dezelfde communalistische da~~ (veekraal) opgesloten, en op communale wijze in de weigronden opgepast. Elk stuk vee is bekend aan een eigenaar/gebruiker. Elke hut weet precies wat aan haar leden toebehoort. WeI kan je het vee van een hut als communaal beschouwen, maar langs de andere kant zijn er zelfa geiten of koeien voor ongetrouwde kinderen. Deze laatste zijn door indivi~uele .arbeid verworven, als babysitter of door de praktijk genoemd ~ . swiswa, of zomaar als geschenk gekregen (Van Warmelo 1967 1259-69). Individueel bezit en individuele prestatie worden dus geenszins ontmoedigd. Te~~inste niet in de tijd van Van Warmelo's navorsing. Hoever dit prentje de situatie· in de pratohistorie weerspiegelt is niet met zekerheid uit te maken. De swiswa-gewoonte vroeger als communalistische praktijk beschreven, kan echter ook ala het tegenovergeste1de ervan beschreven worden. Hoe dit kan? leInu, de eigenaar beschermt door uit1enen van vee aan familieleden zijn kostbare bezitting tegen ziekte en hekserij. Of nog meer on-communalistisch: hij verschuilt zijn rijkdom voar vorst, buurman en familieleden. Khokhonya i la maan~UY2. Vrij vertaalbaar als, de specht eet zijn eigen vruchten. Individueel bezit wordt gerespecteerd. :0
t..
-92-
Broederli jk delen zoals weergegeven in vhana vha munna vha ko-.",. vhana thoho ya nzie is niet permanent en continu toepasbaar. Broederlijk delen van vee lijkt meer naar uitzondering dan regel. Geen kind van, de pater familias kan zich vee toeeigenen van een ander kind. Lenen truaaen halfbroers is toegelaten. OGk de patriarch kan zich geen vee toeeigenen van een van zijn kinderen, zonder om het vroeg of laat te betalen. Slechts in geval van extreme noden kan vee van een van de kinderen gebruikt worden om de anderen uit te helpen. Zelis dan is de patriarch verondersteld om de lening in een later stadium terug te betalen. Dit \ Boort uitlenen is weergegeven in: maudu a khovhe Ddi vhana vhaYSb De vis kan niet zonder zijn vt.nnen, Ouders kunnen Diet zonder hun kinderen, en omgekeerd. (Van Warmelo 1967 1275-7, 1287,
---10.-
1295) •
Benevens spaarpot-vee, vee van de vader, vee van de individuele leden van de hutten, ia er nog vee dat elke patriarch indien het voorhanden is, toevertrouwt per hut. Met dat vee krijgt een zoon zijn dzekiso, eerste of hoofdvrouw. Ala al de zonen in een hut hun hoofdvrouw gekregen hebben, kan het resterende vee overgedragen worden naar een andere hut voor hetzelfde doeleinde (Van Warmelo 1967 1205-6). Individueel bezit van een vrouw - is eigenlijk ook communalistisch bezit van haar 'hut' wordt gerespecteerd o Boetes, vlees voor consumptie, medische onkosten enz. moeten uit de gemeenschappelijke spaarpot betaald worden. ~lechts in uitzonderlijke gevallen wordt haar eigen vee aanges9roken, bvb. bij aanhoudende overtredingen (Van Warmelo 1967 1255). Als vrouwen mekaar of het gezinshoofd helpen, wordt ,dit ala leDing beschouwd (Van Warmelo 1967 1245). Nog wat meer illustratiemateriaal uit eigen ervaring.. Ik kan talloze voorbeelden geven van first comes, first served. Maar daar kan je onmiddellijk de bedenking aan toevoegen dat 1985 niet steeds representatief is voor communalisme in de protohiatorie van Venda. WeI is het kenschetaend voer de verbrokkeling van communalistiBch denken en handelen, in een veranderde context. Meer hierover in de volgende hoofdstukken. Eerst de illustraties. Als Bookmas-
-93ter in de school was ik verantwoordelijk voer het uitreiken van tekstboeken. Bij een beperkt aantal boeken wil iedereen de eerste zijn aan de beurt tekomen~ Je kan selectief te werk gaan en de beste studenten voorkeur geven. Luid protest. "~ are all the same" klinkt het in koor. Maar tien minuten later staan diezelfde schreeuwers individueel te bedelen voor een boek. It And what about your friends now? Aren't you all the same?" terg ik ze vriendelijk. De communale reactie van tien minuten geleden is een balonnet je dat vlug kan doorgeprikt worden. "I am aski~ for myself. Not for others" gaat het pleidooi verder. Ik zal evenmin gemakkelijk vergeten hoe 120 en meer studenten mij bestormen op de universiteitscampus, om toch maar een studentenhandleiding in handen te krijgen. Geen woorden he Lpen, Ni~ gelooft;dat er genoeg handleidingen beschikbaar zijn. Andere voorbeelden van first comes, first served denken en handelen dat chaotisch verloopt liggen voor het grijpen. Bij de bank op de loon-uitkeerdatum, bij het benzine-station net voor sluitingstijd, bij de opening van een nieuwe winkel (winstkoopjes), bij de snoepwinkel van de school tijdens kortepauze, bij de licentieafdeling... Allen-voor-zichzelf-chaos o Als het om gratis eten gaat, moet je liever ook niet veel naastenliefde verwachten. Wie er niet is, wordt niet geteld. Een vergadering van de regerende partij, onafhankelijkheidsvieringen, starnfeesten, een verjaarsdagfeestje in-de school (stafkamer)... Steeds opnieuw hetzelfde scenario. Korn je te laat, dan kan je jou deel maar op je buik schrijven. Ieder die er kans voor ziet, zal twee of drie keren aan de beurt komen. Tot slot nog dit. De voorbeelden van communale reciprociteit in het vorige hoofdstuk geven'slechta de halve waarheid. Het lijkt er sterk naar dat achter reciprociteit een minder communale filosofie schuilt van "voor wat,hoort wat". Een voorbeeld. Als je op reis gaat zijn buren, bekenden en familieleden daar om voor je reiskost te zorgen. Je krijgt tshidzimba (koning van de matspapsoorten), koekjes, gekookte eieren, kip, yoghurt, "groevies" (koeldrank in blik), patat en andere lekkernijen. Te veel om te verorberen. Dan maar delen met andere reizigers. Maar als je te-
om
\ I
-94rugkomt zijn ze de eersten om te vragen wat je voor hun meegebracht hebt ~an je reis: No/vho vhuya na mini? De reiskost was dus niet zuiver altruIsme. Meer over dit do ut des prin~ cipe in een later hoofdstuk. SAMEN PRO DUCEREN, VERDELEN EN VERBRUIKEN? Wat voedselproductie betreft is elk onderdeel, elke 'hut' van de~~i-nederzetting op zichzelf aangewezen; een semi-onafhankelijke eenheid. Er is weliswaar de mogelijkheid van communalistische hulpverlening (davha), maar achterna wordt de oogst in afzonderlijke graanhokken gedro6gd en eventueel in graanputten opgeslagen. Dat geschiedt ook met andere voedselsoorten zoals boontjes en pampoenen. ' Ze komen in 'individuele' kleipotten terecht •. Elkevrouw heeft ook haar eigen materiele uitrusting voor voedselproductie (Van der Waal 1977 40-1; Van Warmelo 1967 1095-7)0 De idee van zelfvoorziening (subsistence) klinkt oak individualistisch in de oren. Elk voar zichzelf, en de pater familias (met de communale spaarpot in tijd van nood) voor ons allen. Ook is voor 'zichzelf' communaal te verstaan als voor elke hut p docb slechts tijdens droogte of oorlogsomstandigheden t.t.z. in eerder uitzonderlijke omstandigheden wordt voedsel met "scrupulous fairness" onder de bewoners van de verschillende hut'ten verdeeld, of gedeeld (Van Warmelo 1967 1091). Dzunde kan net zo behandeld w6r~en. D~ productie is gemeenschap-' pelijk, maar opgesplitst in groepen (mirole). Mirale zijn leef,tijdsgroeperingen, als regimenten georganiseerd. De meer belangrijke activiteiten worden aan meer senior mirole toevertrouwd. Wieden bijv.is voor de jong~ren, planten en ploegen voor meer senior regimenten (stayt 1931 193). Geen absolute gelijkheid ius. Een grote ondermijner van communalisme is jaloersheid. In de polygamistische nederzetting verdenkt elke 'hut' de andere ervan om bij de patriarch in de gunst te staan. In geval van samen eten en koken tussen de verschillende hutten, brengt elke hut haar eigen bijdrage, en bereidt haar eigen maaltijden. Het 'samen' eten dat er op voIgt geschiedt volgens de logica van status, belangrijkheid. Geslachten en leeftijdsgroepen worden ,
,
-95Als een gezin eet,valt het uit mekaar in verschillende groepen. De man eet~rst, aIleen of in gezelschap van soortgenoten. De moeder eet met de kleinsten van beide geslachten. Geinitieerde dochters en zonen eten in afzonderlijke groepen, zij het soms uit communale eetborden per groep (Stayt 1931 154-5). Bij grootschaalse eetpartijen zoals vermeld in het vorige hoofdstuk eten de deelnemers volgens soortgelijke scheiding en groepering van geslacht en leeftijd. Plus nog de scheiding van plebs en adel, senior en junior verwanten. 11) Allemaal samen eten dus, maar in afzonderlijke groepen. Mannen met andere mannen, vrouwen met vrouwen enz. Communalistisch eten of verbruiken wordt daneten of verbruiken samen met groepsleden volgens de statusprincipes. In de school delen de onderwijzers zoals gezegd ~gwi~a (vetkoek) en brood, atchar , pinda's, bananen en dergelijke meer. "Food for the ~le" schreeuwt een onderwijzer en allen zakken toe. Er zijn echter restricties op dit broederlijk delen. De onderwijzers zijn verdeeld in vriendenkringen, 'syndicaten' worden ze spelenderwija genoemd. Deze syndicaten zijn vrij exclusief. Alle leden kopen verschillend voedsel voor omtrent hetzelfde bedrag geld. Vrouwen hebben hun eigen vriendenkring. En zo gaat het voor de piepjonge .onderwijzers. De 'private' onder-" wijzers (jonge ongekwalificeerie· leerkrachten) sluiten bij hen aan. De senior onderwijzers eten samen. De blanke gesecondeerde onderwijzers eten in individualistische stijl, elk-voorhem/haar-zelf. Het huwelijksfeest is toch Diet zo communalistisch als op het eerate zicht mag lijken. Er is naast de vermelde openbare feeatpartij voor Jan-en-alleman ook het eerder excluaieve feest voor vrienden en familieleden. Niet voor de hele buurt. Ongewilde gasten worden er beleefd de deur gewezen. Misschien weer een 'nieuwe' kultuurvorm, verschillend van het traditioneIe (in casu protohistorisohe) waar het ons om te doen is? Wellicht ook een aanduiding van de mogelijkheid om communalisme en het tegenovergestelde in een instelling te combineren? gescheid~n.
-96SAMEN BESLUITEN? I~,pet huwelijk. De keuze van de hoofdvrouw (musadzi wa dzekiso) voor elk van de zonen berust bij de patriarch en senior familieleden. Niet bij de huwelijkspartners zelf. Deze laatsten berusten bij de beslissing. Hij heeft aIle reden om tevreden te zijn met dit 'geschenk'. Dit huwelijk kost hem omzeggens niets. Zi j heeft evenmin reden tot klagen met haar bevoorrechtte status van hoofdvrouw. De ouders hebben selectief het beste voor beide families proberen uit te werken. Het huwelijk is dus een familie- aangelegenheid. Venda-cultuur geeft echter aan de man ook de gelegenheid om een vrouw van zijn eigen smaak te trouwen. De tweede en eventueel volgende vrouwen mag hij namelijk zelf kiezen ••• en'betalen'ook. Communalistische besluitname in de hierarc~ie van politieke en administratieve raden. De stamraad, khoro ya musanda. Deze instelling is alles behalve illustratie voor volksdemocratie. In de raad zijn bijna uitsluitend onderkoningen (magota), hetgeen de vergadering doet neerkomen op een uitbreiding van de Privaatraad, een soort veredelde familieraad dus. De onderkoningen zijn meestal weI door bloedverwantschap aan de khosi (kcni.ng ) gebonden. Laatstgenoemde kan in elk geval ~gota aanstellen en onttronen, zoals het hem en de twee andere leden van het regerende triumviraat past. Magota zijn dus eerder aan de koning gebonden dan !!!:bonden. In de Privaatraad overlegt de khosi eerst met naaste familieleden' (khoro ya tshiphirini). Later worde~ de'magota samengeroepen en . de besluiten van de Privaatraad worden hen quasi medeged~eld•
--
.~~>""""'t'!::.
--;,..
AFB_ 'IS -----SHANGC-----:
A
---MUVHUNCU--~---TSHISI--~ ---MU.~I---
B
-97-
I
Consensus wordt bereikt onder de hoofdmannen. En deze lichten vervolgens de onderhoofdmannen in. Dat gebeurt in de Districtsraad (khoro 18 muvhundu). Zo gaat het verder naar de khoro ya tshisi. Het principe is steeds, even ondemocratisch. De raadsleden klaar een selectie worden ingelicht eerder dan om commentaar gevraagd. Ze worden gepolst eerder dan geraadpleegd. En als je positie je lief is, moet je liever zeker niet te veel ruchtbaarheid geven aan je eigen gevoelens. Overigens moet het gezegd, dat er toch al niet veel te vergaderen viel in het verleden met haar conservatieve opzet (Du Plessis 1941 171,173). Als er meningsverschillen dreigen te ontstaan, kunnen die reeds veer de vergadering uitgestreken worden, toch wel communaal? De raadsvoorzitters, machthebbers, moeten wel het volgende spreekwoord veer ogen gehouden hebben: hu ambuwa·vhunange, yhukololo De magier kan een rivier oversteken, maar koninga vhu ambuwi. Bedoeld is dat schap is beperkt binnen haar rivieren/grenzen. de (onder)koning geen zeggenschap heeft, geen aanzien en evenmin volgelingen in een naburige staat. Hij moet dus op zijn tellen passen en proberen met zijn besluitname geen volgelingen te verliezen. Al met al blijft de geheelindruk van de politieke besluitname alles behalve volksdemocratisch. Besluiten worden aan de top van de pyramide genomen,. alsook het initiati~f tot besluitname. Dan wordt het afgedelegeerd naar de onderste·gelederen. Precies het tegen-. overgestelde van wat in een'basis' - democratie gepredikt wordt. De schematische voorstelling op de vorige bladzij is weI bedoeld om mythe en realiteit van democratische besluitname in Venda af te beelden. En dan is er nog de scheiding van de drie machten, sedert MontesWelnu in quieu gepropageerd als voorwaarde voor democratie. Venda was en is bij de traditionele heersers de scheiding van wetgevende, administratieve en rechterlijke machten onbestaande (Eloff 1968 134). Dit communalisti~che politieke bestel is op randje af van "pseudo-democratic dictatorship" (Russell 1984 660). Besluitname via consensus is in het beste geval niet meer dan "what is in common among the self-inter'ests of the various
-98-
citizens, the largest collective satisfaction of self-interest possible to the community" (Russell 1984 672). Thosi ndi khosi ~a khor-o , De koning regeert dankzij zijn z-aad , Zo luidt een spreekwoord. En het wordt communalistisch geinterpreteerd. In dezelfde lijn als muthu ndi muthu ~avhanwe vhathu. Een mens is mens dankzij andere mensen. Ik kan daar moeilijk met genoegen nemen. Mijns inziens betekent het niet zozeer . dat de besluitnemer-machtshebber een machtsbalans probeert na te leven met zijn volgelingen. Hij is beslist geen primus inter pares in Venda. Hij behoudt geenszins zijn macht bij gratie van de onderdanen en raadsleden o Het betekent dat hij bestuurt !!! zijn raad, niet zozeer samen met zijn raad o Dit alles.past bij vhukololo, de meerderwaardigheid van de. aristokratie,.waarover we :een apart deel voorbereidden (niet in deze verhandeling ingesloten) • I
I ,
SAMEN COf~ROLEREN~ Communale nieuwsgierigheid bevredigt ego. Iedereen gaapt iedereen aan. Voor blanken moeilijk te verteren in Sibasa is de massa kinderen en ouderen die bij de marktplaats, magistraatskantoor en dergeli jke rondhangen met schi jn-, ' baar niets anders op hun programma dan om anderen aan te staren. Als in de stafkamer X,Y en Z een gesprek voeren, dan spitsen A, B en C de oren.' Als ze vinden dat ze een bijdrage kunnen leveren tot de conversatie, zullen ze dat ook doen. Daarmee is hun ego ook weer tevreden gesteld. Klinkt allemaal heel aanvaardbaar en onproblematisch. Maar daar,mee is de kous nog niet at. Het feit dat iedereen zich met iedereens zaken bemoeit, maakt het individu soms behoedzaam en voorzichtig om niemand voor de borst te stoten en om kritiek uit te lokken. Daarmee wordt gedeeltelijk de communale hulpvaardigheid, de altruitische ingesteldheid aangemoedigd. Positief dus. Maar jammer genoeg wordtermee ook de achterdochtige, wantrouwige en geheimzinnige ondermijning aangemoedigd (tshimbevha). Tshimbevha lijkt naar de sterkste ondermijner van communalisme. Het is verondersteld om een soort nationale karaktertrek te zijn. Als we deze veralgemening mogen geloven moeten de Vlamingen dom en
-99Schotten gierig zijn. Mbevha is eigenlijk een rat. Tshimbevha is het gedrag van de rat: ondermi jnend, in het donker , Alles behalve bevorderlijk voor de solidariteit binnen de gemeenschap, en dUidelijk zichtbaar in het samen controleren. Een spreekwoord beschrijft de communale roddelmanie bvb , als ..;;;;m;.;.;u.;;;.l_am;;;;.b~o;.....,;u~~ala ~a milambwana. Een rivier wordt voller door de bijrivieren o Roddelpraatjes vergroten de uitwerking van een actie. Negatieve uitwerking van communale controleo De volgende gezegden hebben we bij mekaar gespaard om het concept van tshimbevha beter te omschri jven. U vhona zwi a vhonwa, zwi lamba u ambiwa. Sommige dingen kan je zien,' maar je mag er met geen woord over reppen o Verwijst naar de geheimhouding waarin de 'Venda' verondersteld is uit te blinken. In dezelfde lijn is rtuven~a mu bikwa na ive, ive la vhibva Muven~a a sala o Als je een Venda samen met een steen kookt, wordt de steen gaar en de Venda blijft hard. De 'Venda' kan makkelijk een geheim in het graf samendragen. Tibu ndi khali, ~sha mbiluni ya munwe a tshi tibulwi. Alweer geheimhouding. Van een pot kan je het deksel afnemen, maar wat binnen in het hart van een mens aangaat blijft een raadsel. U fhedza muthu makandani (u sola) verwijst naar een destructieve ingesteldheid. Letterlijk: i~mand binnen zijnschil beeindigen gen. Bedoeld·is: iemands reputatie in het geheim aibreken• . ~shimbevha is dan een destructieve" combinatie van geheimzinnigheid, geheimhouding, ondermijning en wantrouwen. Wantrouwen Een vicieuze cirkel omwille van geheimhouding en omgekeez-d , voorwaar o Statusverschillen zullen uiteraard tshimbevha niet verminderen. Verschillen in belangrijkheid gaan hand in hand met oppositie tussen meerdere en mindere.Bvb. aristoeratie versus plebs is oppositie volgens aristocratische meerderwaardigheid (vhukololo)o Oppositie roept wantrouwen in het leven. Nog een spreekwoord ter illustratie. M_u_san_d_a_v_h_a_ todangoma fhedzi. Vri j ver1'\-1'._ taalbaar als: de adel denkt slechts aan inkomsten o Ben verwijzing naar aIle soorten van inkomsten voor het koninklijk hof. Er is de dzunde, musumo en dergeli jke meer .:-....;.!......
0
-100-
'1
Heelwat van de inkomsten komen zoals ge aegdrdooz- een proces van redistributie weer bij de onderdanen terecht. Maar dat zien de onderdanen niet onmiddellijk raak. Zij zien slechts de uitbuiting door heersers. Soortgelijke opposities en wantrouwen zijn te vinden bij de statusverhoudingen man vs. vrouw, oud vs. jong, junior verwant VS o senior verwant. SAMEN VERANTWOORDELIJK? Als er bij de school gestolen of gevochten wordt, kan je maar vergeten om iemandbereid te vinden te getuigen. Dan geldt de regel "mind your own business"o De schuldigenointimideren gewoonlijk mogelijke getuigen op directe o~ meer subtiele, indirecte wijze. In zekere zin is er toch weer communalisme: solidariteit van een groep (leerlingen) tegenover een andere (onderwijzers). Toen de N.G.Kerk in de hoofdstad een soort burgerlijke bescherming wou oprichten was de reactie van de kerksleden: "How much will yOll pgy Us?" Nadat de teleurgestelde zendeling verduidelijkt had dat de essentie van burgerlijke bescherming erin bestaat om op vrijwillige basis, zonder vergoeding voor de gemeenschap te werkAcculturatie of aanduiding van en verdween de belangstellingo het feit dat communalistische solidariteit tegen vergoeding en onder druk plaatsvindt? Meer hierover in hoofdstuk drie. Probeer maar liever niet om bij onbekende X iets uit te vinden over Y. "I know only~yself" klinkt het ontwijkende antwoord. Communalistische bezorgdheid over het lot van Y? Of zelfzuch_tige bekommernis vanwege X over hemzelf. Beslist weer iets te doen met tshimbevha. Als je het antwoord Ita thi'divhi,nne" voorgeschoteld krijgt, met A . opgehaalde schouders, is dat helemaal geen garantie voor het feit dat het antwoord onbekend is. De reactie.betekent gewoonlijk zoveel als: "Leave me alone II • Nogal moe Ll.L jk om zo je inlichting voor enige navorsing bij mekaar te maken. COMMUNALISTISCHE TAAL? Met zwa~a zwi a xanzwana wordt hulpvaardigheid en andere vormen van reciprociteit en van co~una liame in spreekwoordelijke vorm verwoord. Menige informant
" -101-
verduidelijkt dit gezegde op een Manier die communari~e in een ander perspectief zet. "You must help_your neighbours, relatives, friends because tomorrow you will need them." Of in dezelfde trant: "If you don It help them they.-§.§.y_you are like a dog. You are not ~person. ~nd when you are in trouble nobody is goipg to help y'Qu." Ondersteuning voor het begrip vhuthu, letterlijk 'mens\ zijn. Maar ook voer voor ondermijning van groepsbelang. Com: munalisme-tot-eigen-voordeel en communalisme-onder-druk. De gedachte van communalisme-tot-eigen-voordeel is nog beter verwoord in u fha ndi u fhahea. Geven is krijgen, of geven is sparen. Dit gezegde wordt soms als motivering gegeven aan diegenen dte weigerachtig zijn om hulp te verlenen. Vandaag help je want morgen heb je hulp nodig. En watvan hetvolgende murero? Mutsinda ndi khwine, §haka ndi bulayo. Een vreemdeling is beter dan een familielid,want laatstgenoemde is rampspoedig. Een vreemdeling plaagt net een keer. Daarna zie je hem nooit weer. Maar familie... Erger nog is het gebruik van dit spreekwoord in de context van rituele moord, en tshimbevha. Familie kan je Minder vertrouwen, want die weet van al je geheimen. Zeker geen riem onder familiesolidariteit. Bi jna tegenovergesteld hieraan is thong~ya kule a i vhulahi nova, Letterlijk: een verafgelegen stok maakt geen slang dood. Bedoeld is dat je niet te veel moet verwachten van lange-afstand vriendschap. -Nog meer spreekwQorden (hoe meer je en naar zoekt, hoe meer er te voorschijn komen). U farisa munwe a re roudini ndi u A di- - . . ; ; . . : : . ; . - - - - - - - - /\ -farisa. Help iemend thuis, en dan help je jouzelf, Meer direct individualistisch zijn de volgende twee. Shevho/sila 1 tanwa ~a muambari. Vrij vertaald ala je bent roeester van je eigen leven. En nog: mishumo a i 4 dali, hu dala ya mutani. . \--1\---""Net zo vrij vertaald als help eerst jouzelf vooraleer je anderen gaat he Lpen, Het gezegde als zou vet niet in het openbaar gegeten worden (want dan kan allemaal het zien, en dan moet je het delen), is ook vaak vertaald als "arme families hebben Minder problemen II. Mapfura a liwa mutumbani. Meteen een goede aanduiding van wat met een
t
".
-102-
"... spreekwoord kan gedoen worden. Heelwat spreekwo.orden hebben ambivante betekenis, of erger nog, hebben een tegenvoeter die presies het tegenovergestelde zegt. Toch vonden we het nuttig om de 'volk'~~ wijsheid in onze studie te vermelden. Terug naar u losha, de respectvolle lichaamstaal vermeld in het vorige hoofdstuk. Er zijn verschillende manieren van u losha ( zoals vermeld, beschreven in liessmann 1908 33-4; Stayt 1931 157-9). De verschillende sti·jlen hebben te doen met de status van de betrokkenen. Naast gelijkheid is er ook ongelijkheid, ondermijning van egalitaire communalisme. Ben paar gevallen ter illustratie. Jo ngavr-ouwe Lf jke initianten liggen 'dood' , d s L, languit gestrekt plat op de grond, of in 'foetus'-houding wanneer ze met de (onder)koning te doen krijgen. Deze houdingen zijn de meest 'minderwaardige' of liever onderdanige in het spectrum van losha-posities en gebaren. Volwassen vrouwen komen iets hoger van de grond. Ze kruipen op handen en voeten naar de (onder )koning. Bij een gesprek met haar vader of een onderwijzer zit een meisje op haar hurken of op beide knieen. Vrouwen gelijk in status zakken beiden lichtjes door de knieen bij hun ontmoeting. Twee gelijkwaardige Mannen gebruiken slechts de handen om mekaar te groeten. Tegelijk drukken ze daarmee hun meerderwaardigheid tegenover de vrouwen uit. Ret verhaaltje links is 17. Smlkhtlm.~i made the MOIlk,:ys !!Ipport the Caue, When Sankharnbi saw that he was hated by the monkeys, he ontleend aan Stayt 1931 said, 'What shall I do?' So one day he said. to the monkey" ,'Come, 353, en is nog steeds te let me show you where there is 1 lot of honey.' He took them to a cave where the honey WJ3 supposed to be. And \~'hcn the monkeys horen. Het i§ sen van _were inside, Sankharnbi began to make a noise and call out, 'The cave de streken van Sankambe. is falling in, support it, support it!' The monkeys then used all their strength to hold it up. Sankharnbi said, 'A.11 of you help to hold it up, Deidentiteit van deze while I go to fetch some sticks.' Then he ran away leaving the held in de Venda folklomonkeys still supporting the cave. And the reason why monkeys have thin hips is because they were starved on the day when Sankhambi re is onbekend, of bemade them support the cave. The 5::or7 is finished. ter onzeker (Stayt 1931 351-9; Keyser 1949 9-31 e.a.). Schildpad of haas, het doet er niet toe. Feit is dat de verhaaltjes hem beschrijven als een slim karaktertje. In een paar verhaaltjes is hij de opponent van de slechteriken. Hi j gebruikt zi jn grenzeloze verbeelding
-103o•
om ze te straifen. Maar in heelwat andere verhalen is Sankambe zelf de slechterik, gemeten aan communalistische idealen zijn de heldendaden eerder duivelsstreken. Het 'slim'zijn is egoisme van het slechtste soort: liegen, bedriegen enz. Strekt dit met het spreekwoord u zwifha a hu zwimbeli? Liegen leidt niet tot constipering. Liegen kan de leugenaar geen schade berokkenen. Is Sankambe voorbeeld van wat hoort of van wat ongehoord is? Of zijn de verhaaltjes verbeeldingsproducten zonder moraal? Persoonlijk denk ik sterk aan een com~unalistische moraal-voorhet-oo~-van-de-anderen, waarover meer in een later hoofdstuk (communalistische psyche).
-104-
HOOFDSTUK 3 COMMUNALISTISCHE MYTHE, OF\iEL?
"All animals are equal, but some animals are more equal than others" luidt de bekende fras-e uit Orwell's Animal Farm (hoofdstuk 10). Dit is ook mijns inziens van toepassing op Venda· communalisme zoals beschreven in de twee vorige hoofdstukken. Het is hier de bedoeling om tegen de achtergrond van de feiten nader kennis te maken met de werking van communalisme. In het volgende hoofdstuk gaan we dan nader in op de verduidelijking. Vooraf moet dUidelijk gesteld worden dat het ons niet te doen 'is om een identificatie vande voor- en nadelen van het communalisme in Venda. Het gaat hier niet over een vonnis of een moreel oordeel. Trouwens dit soort communalisme is niet beperkt tot Venda. Ons spreken over 'Venda communalisme' mag weI die indruk wekken. Was dit zo, dan zou deze studie weinig waarde hebben etmc-aroheo Iog Lsche analogie-doeleinden. Etnoarcheolovoor gie wil toch door vergelijking van bestaande met vroegere sociaIe systemen laatstgenoemde beter begrijpen. Sen eer?te algemene bemerking betreft vervlechtheid van waard~ en. Communalisme moet in de context van een verscheidenheid van waarden begrepen worden. Zo is in Venda vhuthu (communalisme, . mens-zijn) sterk vervlochten met vhuhulwane (belangrijkheid, status met connotatie van beter-zijn of prestige, groot-zijn). Er zi jn vier manieren van 'groot-zi jn' • Er zi jn vier ir..grediEinten in de 'pecking order' als we deze biologiese analogie mogen gebruiken (dus niet pejoratief bedoeld). Die vier zijn vhuduna (niet frequent in Venda gebruikt voor ons doeleinde), vhukale, vhukololo en vhushaka. Het zijn respectievelijk man-zijn, oudzijn, adel-zijn en verwant-zijn. Zo zijn dus geslacht, leeftljd, afkomst en verwantschap vier principes die (transcultureel in mindereof meerdere mate) aanleiding geven tot een hiEirarchisch ge~ structureerde maatschappij.
-105-
AFB_ '17
MUFUMAKADZI
MMANE
De vier criteria van de statushierarchie: VHUDUNA: VHUSHAKA:
geslacht, man-zijn, mannelijkheid verwantschap, verwant-zijn VHUKALE: leeftijd, oud-zijn VHUKOLOLO: afkomst, adel-zijn, adellijkheid
"
~ensen
worden volgens deze criteria ingedeeld in verschillende groepen, en - wat belangrijker is hun interpersoonlijke verhoudingen worden onderworpen aan een boven- en ondergeschiktheidslogica, gebaseerd op de mate van groot-zijn.
Van absolute gelijkheid is er dus geen sprake. Dit blijft deel van de communalistische mythe in idealistische interpretatie. Er is weliswaar solidariteit en gelijkheid binnen de verschillende soorten gr,epen, maar aangezien er heelwat verschillende groepen zijn (meer dan de acht statusgroepen van de 'peckipg order' in elk geval), is er heelwat ongelijkheid tussen de groe-' pen. Vandaar de analogie met Orwell's uitspraak. Allen zijn
----_._-~
AFB.1B GROOT
basi,sche oeponenten.
1
geslacht
·VHANNA
VHASACZI r
afkornst
HEERSERS
VHAKOLCLO VHALANDA ormERDANEN
3
VER"/ANTEN
AAASHAKA verwantschaQ VHATSINDA
4
leeftijQ
VI-lAALU\AlA VHAS\NA O'IYOL'.'IA:3SEfrSN
gelijke -LINGANA
-HULU
ggvoelens fIIEERDERv/AARDIG
MI~mER\'IAARDIG
NEDERIG ZACHT KRUIPERIG VERONTSCHULDIGEND GESPANNEN DANKBAAR o1TDERDANIG VERMIJDING
TROTS HARD ERNSTIG STRENG ZELFGENOEGZAAf-l VRLTGEVIG DOMINEREND VERHIJDING
KLEIN
inferior· -TUKU .-. GELIJKWAARDIG ZELFZEKER ZACHT VRIENDELIJK VERDRAAGZAAM ONTSPANNEN BEHULPZAAM VERMAKELIJK TOENADERING
[gebarenltaal VERGROOT EGO ONVERSCHILLIG LUID GROOTSPRAKERIG KIUTIES
VERKLEINT EGO RESPEKTVOL STIL . SPRAKEWOS VLIJERIG ,
GROTER (VORivl) BEl'ER (GROTER K'.vALITBIT) r-TEER (GROTER K'dANTITEIT) BERST
KLEINER SLECHTER (KLEltffiR K'i1ALITEIT) ru:mER (KLEINER KWANTITEIT) LATER
I ~
o
m I
GELIJKE HOOGTE INTIEM LUID SPRAAKZAAM SCHERTSEND
artefacten
VREEHDELIfTGEN . VOL':IASSENEN
GELIJK
su~erlDr
i-lATHlliN
- VROU':IEH
2
.
GELIJKE VORH EVEN':/AARDIG GELIJKVlAARDIG GELIJKTIJDIG
-107geli jk binnen een bepaalde groep maar de ene groep is we1__ belangrijker dan de velgende in termen van status binnen de sociaIe hi§rarchie. Onze tabel, afgebeeld op de vorige bladzij, geeft de vier basische beginsels van hierarchie en de ten opzichte daarvan secundaire criteria voor groepsbepaling in acht groepen o Twee bladzijden terug is er een illustratie van het feit dat de vier ba-. sische criteria gecombineerd kunnen worden. Wat de toestand nog wat complexer maakt , _Murena (prins) bi jv. combineert leefti jd en afkomst. Duidelijker is nog mmane (kleine moeder, zuster van ma jonger in jaren of nog: mede-ma, d. i .mede-vrouw van pa , jonger dan ego IS ma). MIne verwi jst naar rna en -~ naar kleiner, samen mmane. Malume (moedersbroer) is eigenlijklmannelijke mal. Niet aIleen in alledaagse verhoudingen, maar ook etymologisch: rome + lume; moeder + man. Een combinatie van verwantschap en geslacht. De verschillende categorieen van mensen die onstaan omwille van de statusbeginselen zijn opponenten. Zoals de tabel wijst zijn ze ongelijk, wat zichtbaar is in taalgebruik inclusief gebarentaal of body-Ia~uag~ verder in materiele voorwerpen en constructies (waar het de archeoloog om te doen is), en ten slotte ook in emoties (zichtbaar in woord en daad). Ongelijkheid drukt onderscheid tussen meerdere en mindere uit. Niet noodzakelfjk steeds negatief, ui tbuitinge \'iat voor de buitenstaander overigens soms onaanvaardbaar lijkt, kan volgens de "view-from-within" doorgaans aanvaardbaar, hoewel niet steeds even prettig zijn. -De meerdere ziet zijn/haar verplichtingen als voorrechten waarmee zijn/haar status gepaard gaat. Zo ziet een huisvader of echtgenoot het als zijn rec~t (alleenrecht) om voor ~ITOUW en kroost te zorgen. Niet noodzakeli jk een verplichting, of iets dat van hem kan geeist worden. Vrouw en kinderen zien het weI even anders. Typisch voor de wrijving, maar ook voor het evenwicht dat met deze ongelijkheidsverhoudingen gepaard gaat. Ongelijkheid veronderstelt conflict of wrijving, maar ook balans als de ongelijkheid status q£2 wil gehouden worden. Het feit dat naar de meerdere in statusverhoudingen verwezen wordt als -hulu, grote, en naar de mindere als -tuku, kleine, is op zich1'1-
-108-
zelf al een aanduiding van de ongelijl~eid waarop deze verhoudingen gevestigd zijn. Het viervoudige statusbeginsel, alhoewel symbool voor £ggelijkheid, werkt communalisme (inclusi~f gelijkheid) in de hand. Hoe paradoxaal dat ook al lijken mag. Ongelijkheid doet denken aan wrijving en want~ouwen, oppositie en conflict. Toch is het viervoudige statusbeginsel een steun voor solidariteit tussen groepsleden. Des te meer een steun vanwege de tegenstellingen. Door het verschillend-zijn van de groepen is het gelijk-zijn binnen de groepen sterker. De verhoudingen zijn niet aIleen verticaal tussen leden van verschillende groepen. Ze zijn ook horizontaal tussen leden van eenzelfde groep. Verticale verhoudingen ·kunnen 'niet eenvoudig gelijkgesteld worden met de ontkenning van communalisme, of de horizontale met bevestiging ervan. Zo eenvoudig is niet. Beide soorten van interpersoonlijke verhoudingen illustreren nu eens communalisme en dan weer ondermijning ervan. Een voorbeeld ter verduidelijking. AFB_ 19 Lenen (communalistisch bezitten) vindt plaats nu eens tussen de verschillende vrouwen van een po~ lygamist (pommunalisme in horizontale verhoudingen) en dan weer tussen de polygamist en zijn verschillende vrouwen (communalisme in verticale verhoudingen). De polygamist s'taat in oppositie (verticaal) tegenover zi jn echtgenoten (geslacht en verwantschap als discriminerende elementen). De eega's competeren met mekaar om de gunsten van de patriarch (~ppositie in horizontale verhoudingen) • . En dan is er nog de vermijding (avoidance) tussen de statusopponenten. Vermijding zwakt de paradox tussen communalisme en statusbeginsels ook behoorlijk af. Heel wat van de oppositie man vs. vrouw enz. wordt weggenomen omwille van het feit dat ze als het ware in twee verschillende werelden leven. In subculturen binnen dezelfde samenleving. Ze leven ook in verschil-
e· • •
-109lende leefwereldenqua architectuur of leefruimte, ter sprake in het laatste deel van deze verhandeling, en in hetvolgende. De betekenis van vhuhulwane; of het statusbeginsel heeft te doen met de ondersteuning van gemeenschapszin, zoals we in hoofdstuk vier toelichten. Vhuhulwane schept orde in de samenleving, en draagt aldus bij tot een eenheld-op-grotere-schaal dan de contradictorische statuskategorieen. De verdeeldheid en ongelijkheid is georganiseerde verdeeldheid en ongelijkheid. Ordelijkheid draagt bij tot gemeenschappelijke overleving. We hebben het vroeger reeds sporadischbenadrukt, hoe communalisme veelal (niet steeds) onder verplichting of tegen vergoeding plaatsvindt. Deze dubbele idee vormt een volgend punt in de bespreking van de werking van cornmunalisme. VERGOEDING. Ze kan direct of indirect zijn. Zichtbare of verscholen vergoeding. EeniIIustratie kan de hogergenoemde davha of communale werkpartij zijn. Er wordt gemeenschappeIijk gewerkt aan hutconstructies. Of buurtbewoners helpen elkaar gedurende tuinbouwactiviteiten. Er is een onmiddellijke vergoeding: bier en andere voedselsoorten. Er is verder een vergoeding op Iangere termijn. Deelnemers aan de davha weten dat ze in de toekomst kunnen rekenen op de steun van de organiseerder en de andere deelnemers. Voor iets hoort iets. Do ut des. Reciprociteit is het aanvaarde anglicisme voor wederkerigheid. Niet dat steeds en voor alles teruggegeven moet worden. Ook niet dat vergoedir~,.steeds materieel behoeft te zijn. Weggeven en helpen worden gemotiveerd door verwachte toename in populariteit. Meer vhuthu is meer status en aanzien. Dit is een niet te onderschatten factor in een kleinschalige maatschappij waar iedereen allemaal kent. I Redistributie is een verder voorbeeld van cornmunalistisch optreden voor indirecte vergoeding. De communale spaarpot waarvan vroeger sprake is door gemeenschappelijke bijdragen gevuId, en komt allemaal weer ten goede. Vhuthu is dan ook ons inziens een soort dekmantel voor individuele belangen. Individu en groep , - 'ego' vs.'hen' - zijn niet noodzakelijk steeds in oppositie voor wat hun belangen be-
-110-
treft. Communalisme is vaak tot,.:voordeel van de samenstellende componenten van de groep: de individuen, de enkelingen. De 'zelf' en 'ander' (ego en alter ego) zijn niet per se in competitie met elkaar. Ze vullen mekaar aan. Ze zijn niet per se onverzoenbaar, • De groep is soms een verlengstuk van individuele belangen. Dat hangt maar van de context ar , Het verband waarbinnen communalisme zich vertoont. Een overlevingscontext zal uiteraard een heel andere invloed hebben als een context van ideologisch streven, o~ als een context vanreligieuze inspiratie (bt jv. Sovchose, Kibbutz, Oranjewerkers). AIle varianten van communalisme delen niet dezelfde implicaties voor de verhouding zelf vs. andere Over de verschillende vormen van communalisme in ve~schillende soorten contexten meer in een volgend hoofdstuk. VERPLICHTING. Is associeerbaar met de meerdere vs. mindere verhouding en het viervoudige statusbeginsel. Koningen verplichten bijvoorbeeld hun onderdanen tot communale arbeidsdienst (dzunde). De pater familias oefent druk uit op zijn 'onderdanen' tot communale hulpverlening ,enz. Een andere soort 'verplichting' komt van het fysische milieu. Moeder Natuur werkt communalisme in de hand. Moet de gemeenschap het met eenvoudige productie-middelen en technologie doen, dan des te meer. In protohistorisch Venda waren de neg~tieve omgevingsfactoren tseetseepest , periodieke droogten. De gebrekkige productie typeert de overlevingseconomie met afwezigheid van irrigatie, oak kruisteling, meststoffen, ploegen; met aanwezigheid van dissels, plantstokken, kap-en-brand methode en magisch-religieuze hUlpmiddelen als waarborg voor succes. Kortom een subsistence economy die broederlijk delen en andere v9rm.e n van communalisme in de hand werkt, als men overleven wil in groepsverband. Moeder Natuur werkt het gemeenschappelijk eigendomsrecht van natuurli jke producten en ma.terialen in de hand, zolang ze in overvloed voor handen zijn. Daarmee klinkt de regel first comes, first served niet half zo individualistisch in de oren. Uitzonderingen waren kostbare en schaarse materialen die omwille
-111-
van vhukololo (aristocratische meerderwaardigheid) door de (onder)koningen gemonopoliseerd werden (in naam van het volk?). Een laatste voorbeeld van natuurlijke drang naar communalisme is het ontbreken van lange-termijh spaarfaciliteiten in een climatologische context van gauw-vergaan vooral tijdens de natte zomerrnaanden. Herdistributie (tsumbavhulo , u hwedza) van maroelabier is een puike illustratie hiervoor. Zonder koelkast zit er weI niet veel anders op voor de (onder)koningen om het bier dat van de onderdanen ingezameld werd (mukumbi) als tri\ buut (musumo) weer uit te delen. Naast natuurlijke verplichting is er de sociale verplichting. Als j~ vlug onpopulair wilt worden in een ~raditiegezinde gemeenschap, kleinschalige geraeenschap', moet je maar het tegenovergestelde van communalistische gedrag prober-en, " Niets uitlenen, wegblijven van communale activiteiten, geen gastvrijheid betonen e nz , "He/she is like a dog" luidt dan het commentaar van de buurtbewoners. Als communalisme geconceptualiseerd wordt als mens-zi jn (vhu +muthu=vhuthu) ,wordt het tegenovergestelde ervan geassocieerd met dieren. Ember schrijft in dit verband dat " ••• traditional rules of sharing and reciprocity lead them to think that people cannot prosper without taking something away from their neighbors" (Ember 1981 347, geput uit Foster 1962). Dit is naast het viervoudige statusbeginsel en natuurlijke omgevingsfactoren een derde vorm van tyerplichte' communalisme. Vrees voor gezichtsGroepsdruk houdt communalisme in leven. verlies en veel meer nog voor de beschuldiging van vhuloi (hekserij) stimuleert tot instandhouding van communalisme (lees niet: 'determineert of is de oorzaak van communalisme). De vaststelling dat heelwat (niet aIle) communalisme plaatsvindt onder verplichting of tegen vergoeding, leidt tot de hypothese dat groepssolidariteit en socialiteit plaatsvindt als pragmatisme. U swiswa is illustratief voar dergeli jke pragmatische combinatie van 'verplichting' en vergoeding. Op het eerste gezicht is u swiswa een pUik voorbeeld van gemeenschappelijk bezit: vee wordt in communalistische traditie uitgeleend aan verwanten of bekenden die niet zo gelukkig zijn
-112-
om vee te bezitten • mafisa vergeli jken:
Je kan dit cnk met de Pedi-instelling van
"The custom of mafi~a is derived from the Fedi's communal outlook on possessions. It is expected of a man with cattle to go fi~a a number among his kinsmen who are less favourably endowed, in order that the benefits obtained from the cattle may be more equally distributed." (Monnig 1967 165) Bij nader toezien is het misschien niet aIleen altruistisch bedoeld. Er is een dubbele, niet· zo communalistische, motivering voor :~e eigenaar van het vee. Eerstens 'moet' hij het vee uitlenen am zichzelf tegen jaloersheid en beschuldiging van hekserij te beschermen. Er is druk van·familieleden zowel als bUUrtbewo, . ners. Vervolgens is er het natuurlijke. milieu, en de .gebrekkige verschansing tegen z-ampspoed , Drocgte en ziekte bedreigen de veestapel minder als het vee verdeeld is over verschillende kralen, in verafgelegen gebieden. Niet dat het natuurlijk milieu ZQ verschillend is van plek tot plek. Maar ala er problemen zijn is de kana 01' totaal verlies kleiner, wanneer het risico verspreid wordt over een groter area o Het verde len bescher~t dus pragmatisch de overleving van de veestapel. En naast de 'verplichting' van sociale en natuurlijke aard is er ook de vergoeding. Diegene .die vee ui tleent werkt tegeli jk· aan zijn public relations. Niets voor niets in cornmunalisme?Dout des~ Diegene die het vee oppast wordt vroeg of laat een deel van de natuurlijke aan'winst geschonken. Met een paar kalveren kan hij zijn eigen Veestapel beginnen opbouwen, ,
-113-
HOOFDSTUK
4
COMMUNALISME - IN - RUIi-1ER - VERBANO.
De exacte bedoeling van deze titel zal in de loop van dit hoofdstuk weI dUidelijk worden. Voorlopig betekent het een onderzoek naar de betekenis van waarden in het algemeen en van communalisme in het bijzonder. Zoals gezegd niet aIleen Venda communalisme, want "an anthropology of the present that seeks only local explanations for local phenome~a would be both wrong and useless ll (Keesing 1981 458-9). De termtbetekenis' is tweevoudig •. Het duidt op de verklarende werking van waardes op hun verklaring. Klinkt in vraagvorm: i"iat draagt waardenonderzoek bij tot het verklaringsproces van menselijk gedrag? Waar komen waarden vandaan? Waarom blijven ze (niet) voortbestaan? Het is beslist niet de bedoeling om hier het finale antwoord op deze vragen neer t~ schrijven. Dat zou een aparte verhandeling verge n, Je oplossingen erva.n raken overigens slech.ts eerier periferaal aande verhandeling. Onze hoofdbedoeling is een speurtocht naar de ·materi~le'uitdrukking van communalisme (in Venda) uitbreidbaar tot een etnoarcheologische bijdrage tot de studie .. van'materiele' cultuur. Voorlopig is het weI interessant om , . 'vragen te stellen, zelfs al komt het niet tot een finaal antwoord op die vragen. Deze paar , verkennende gedachten zijn noodzakelijk willen we een beetje relief,geven aan onze studie. Een paar definities uit Reading's woordenboek als orientatie: Value (1976 226): 1.the object of an interest, terminal or instrumental. 2.object possessing a valence. 3.a character trait culturally-defined as desirable. 4 •anything culturally -defined as desirable. 5.the rate of exchange between aommodity A and commodity B. 6.any one of the possible magnitudes of a . variable.
en
-114-
Op deze bonte, verscheidenheid volgen in hetzelfde Dictionary of the Social Sciences nog liefstzestien verschillende specifieke varianten van waarden , Opvallend genoeg ontbreekt in de definities een verwijzing naar het ideologisch domein, waarin waarden als ideeen nochtans thuis horen. Met ideologisch verwijzen we naar de meer neutrale betekenis van ideeenleer (Kaplan 1972 112-3). Kan cultuur-in-~ niet met ideeen gelijkgesteld worden? Wij geloven van weI. Inderdaad "man is preeminently a conceptualizing and symbolizing animal" (Kaplan 1972 113). Of met Barnett's woorden: "All will agree,presumably, that cultural facts are intangibles. They are not to be equated with objects, even though they sometimes give rise to them. They are and must be ideas. In no other way can there be continuity in a cultural tradition, for chairs, tables, and governmental forms neither beget nor cause their like. II (1953 11) Onze omschrijving van artefacten en'materiele' cultu~r als fossiele ideeen is geinspireerd op :leze as soc Lat Le tussen een cultuur en ideeen. Ook waarden kunnen tot ideeen herleid worden. Sommige waarden zijn te herleiden tot normatieve ideeen. Als waarden norrnatief van aard kunnen zijn,is het zeker niet ondenkbaar dat ze een rol spelen in de verduidelijking van menselijk gedrag? Of in Kaplan's bewoordipgen: lilt seems reasonable to assume, therefore, that the symbolic systems or ideologies by which man explains and orders his social and natural universe would play some role in the way his societal structures are maintained as well as in the way they are changed." (1972 113) Wat echter weI Het belar~ van waarden lijkt onbetwijfelbaar. betwistbaar is, is de mate van belangrijkheid. Nogsteeds volgens Kaplan: "How much of a determinative role do ideological factors play in cultural maintenance and change? has been, and continues to be, among the most controversial issues in anthropology indeed, in all of social science" (ibid.). En elders in vraagvorm: l'ltlhat does it mean, for example, to say that a pattern of social behavior is "governed" or "determined"
"
-115by values, themes, or principles of which the persons involv8Q are totally unaware?" (1972 117).' Waarden hanteren in een verklarende analyse is beslist geen sine~. Vooreerst omdat waarden makkelijk aanleiding geven tot emotionele en bUiten-wetenschappelijke overwegingen van moralistische aard (Kaplan 1972 113). Vervolgens omdat determinisme onverenigbaar, onverzoenbaar is met menseli jke autonomie (1972 113-4). Derdens is het ideologisch karakter van waarden een bemoeilijkende factor van niet te geringschatten omvang. Waarden liggen verscholen, ontoegankelijk voor directe waarneming, of zelfs ervaring. Ze zijn gedeeltelijk (re)constructies vanwege de onderzoeker (Kaplan 1972 14, 120). Het eenvoudigste is zeker weI om ze opzij te schuiven. Dergelijk pessimisme is on~ nodig. "To say that the issues present difficulties in their handling is not to recommend their dismissal" (Kaplan 1972 121). Tegenover de verwerping van waardengericht onderzoek staat een ander niet minder denkbeeldig extreem: determinisme., Waarden verleiden amper de navorser tot een soort 'ultieme' verklaring van menselijk gedrag. Ben onwetenschappelijke illusie gebaseerd op twee soorten kringredeneringen. Variant nummer een, een tautologische redenering. Waarden ontstaan uit een empirisch onzichtbaar ideologisch systeem. M.a.w. ideeen genereren ideeen• . Net zo erg is de tweede variant van aingredenering. . Hierbi j worden waarden gebruikt om de sociale context te verklaren die ze genereert. Het sociaal systeem is dus tegelijk oorzaak en gevolg van waarden. De eerste benadering isoleert waarden van hun ruirnere context. De andere benadering ~perkt de omvang van die context. In beide gevallen worden waarden bestempeld als groepsgebonden, uniform, uniek, onveranderlijk enz. Een soort exclusief waardenperspectief dus (Xotze 1985). Het tegenovergestelde perspectief sluit aan hi j de titel van d1t hoofdstuk (waarden-in-ruimer-verband). Een treffende illustra-' tie is de studie van het gettoleven 'Tan Negers in de Verenigde Staten. De verleiding is groot om hun levensstijl inslui-
-116tende de levensfilosofie, het gettowaardensysteem vooral in de lagere inkomstengroepen als 'verklaring' te gebruiken voor hun positie in de onderste strata van de maatschappij (Moynihan 1965). Oit is gedeeltelijk (on)juist. De verklaring ligt ook elders. Het gettoleven is een aanpassing bij de socio-economiache omstandigheden waaraan die bevolkingsgroep blootgesteld wordt (Rainwater 1966). Beide auteurs verdienen goedkeuring. Het dilemma \'IAARDEN VERSUS OMGEVING is een vala dilemma. Er is namelijk een w1sselwerking tussen beide. Geen van beide domineert de andere. Aurea mediocritas. Het 'gettoleven is een aanpas~ing aan exter~e omstandigheden. Maar omgekeerd cre~ert het gettoleven zekere (tijdelijke) beperkingen, ala aanpassing, op aanpaaoingen en veranderingen in de toekomst (Kaplan 1972 110) •. Terug naar Venda. Communalisme kan maar al te gemakkelijk aangeduid worden ala 'oorzaak' van onderontwikkeling, in plaats van wederkerige aanpassing bij een over1evingscontext. Die over1evingscontext had in het protohistorische verleden zeker te doen Vooral met oor1ogsinsecuriteit en negatieve omgevingsfactoren. tijdens de Mfecane was aor1ogsbedrijvigheid een be1angrijke 'motivering' va or de onderdanen (vha1anda, vhasiwana) om aamen met de leenheren (ariatocratie, vhako101o) in de bergkaste1en te 1even. Een so art Venda variant van de situatie in Europa tijdens de 'mfecane' van de Vikingperiode. Tseetseepest en periodieke droogten zijn elders al verme1d a1s twee niet onaanzien1ijke facto-' ren in het natuur1ijke milieu. De 1aatste helft van de negentiende eeuw bracht met zich mede . een eerate contact met de westerse 'beschaving'. Vooral de Westelijke Venda moesten een vooramaakje gekregen hebben van wat hen in de vo1gende decennia ala over1evingacontext in petta gehouden werd o Einde van interne en externe oorloBsbedreiging voIgt na de afwisseling van neder1agen en overwinningen aan het einde van de vorige eeuw. Makhado's aanval op de Z.A.R., gevo1gd Jan weer de Z.A.R. tegen het door het orngekeerde patroon. Britse Keizerrijk. Je t3eet~eepest onder contro1e, nieuwe landbouwtechnieken, ~etere veeteelt ••• maar niet veel verandering in de a11edaagse overlevi~satrijd van Jan Publiek in 1enda.
-117-
\ !
Inboekstelsel, landdrosten, commandanten, opgaaf en superintendenten zijn de, nieuwe ingredienten van de ruimere context waarin communalisme voortbestaat (Wagner 1980). Voor de grote massa werd het vazalschap aan het Venda HeTrenvolk (aristocratie, vhakololo) vervangen door vazalschap aan vreemde overheersers (Z.A.R., Britse Rijk, Unie en R.S.A.). De invloed van zendelingen en andere humanistische pogingen tot verbetering kunnen daar weinig aan veranderen. De laatste twee decades, en vooral de laatste paar jaren, na onafhankelijkheid bepaalden Venda's officiele status als Jerde Wereld Land (L.D.C. klinktnet zo neutraal)o Het hUidige comnunalisme is niet zozeer de oorzaak van economische achterstand, als een variant van de vorige vormen van aanpassing bij de ruimere socio-economische context. . Vend~ aan ~e .peri~erie van de Zuidafrikaanse "core economy'l. Keesf.ng schrijft:in dit verband omtrent neo-colonialisme: "We have gone far enough to see that Third World poverty and dependence are neither accidental nor simply the residue of "traditional" social systems that impede moder-ni.aat.Lon.," (1981 451) Maar dat is stof voor een andere verhandeling (vgl. Lombard 1983). Als we van waarden in een ruimer verband spreken, beklemtonen we het feit dat er een wisselwerking is tussen waarden en andere factoren die menseli jk gedrag leiden of beinvloeden (let weI niet determineren). We hebben hier reeds zover interne en externe socio-economische factoren en ecologische factoren aangehaald. Maar er is meer. Tenminste als we ons op het gladde ijs van biologische factoren willen begeven. Er is namelijk volgens sommige antropologen niet aIleen mens vs. medemens (eigen of vreemde groepslidmaten) am rekening met te houden. Er is ook mens vs. hem/haarzelf. De biologische achtergrond van de mens beInvloedt eveneens zijn/haar cultuur. Al is cultuur precies het tegenovergestelde van instincten. Cultuur is aangeleerd. Hiermee begeven we ons op glad ijs, wellicht in het vaarwater van'psychologen en biologen. Volgens sommigen tevens buiten de arrtro po Log Le , r1aar wat dan van fysische antropologie? En wat van het noemenswaardige argument dat een interdisciplinaire aanoak meer verrijkend is (holisme in de menswetenschappen).
-118"
Aan de basis van de vier statusbeginsels liggen sterke biologische argumenten. De benaming vhuhulwane zelf (groot-zijn), waarmee naar de statusprincipes kan verwezen worden, en naar de onderliggende meerdere vs. mindere-verhoudingen, he eft reeds een sterke fysische connotatie. En zoals we in de volgende. delen van de verhandeling zullen zien, is de symboliek in de architectuur met betrekking tot status 66k fysisch uitgedrukt o AIle vier beginsels (leeftijd, geslacht en afkomst,verwantschap) lijken ergens weI biologisch verankerd o LEEFTI,JDsverschillen kunnen fysisch aangeduid worden, in groei en grootte. In lichaamslengte en fysische kracht. Ook in lengte van levens jaren (OUDER = 1\1EER = GROTER). GESLACHTsverschiIlen zijn uiteraard nog beter merkbaar, nog meer fysisch expliciet. Bij aIle populaties zijn de vrouwen gemiddeld kleiner dan vertegenwoordigers van het 'sterke gesiacht'. De aanduiding 'zwakke geslacht' illustreert de biologische minderwaardigheid op het gebied van fysische kracht. Laatstgenoemde correleert met status in de 'pecking order'o Het grootteverschil ligt in de orde van 5-8% (Harrison 1973 241). Er zijn nog andere factoren die bio-Iogica verlenen aan de mannelijke meerderwaardigheid. Na adoiescentie zijn jongens sterker omdat ze meer kracht kunnen ontwikkelen per gram spierweefsel. In verhouding tot hun Iichaamsgrootte zijn hun hart en longen groter. Het zuurstof-transporterend vermogen van hun bloed is groter. Hun vermogen om producten te neutraliseren die bij de spieroefeningen vri jkomen is eveneens groter (Harrison 1973b 38). De biologische constitutie van de man geeft hem dus een grotere atletische vaaz-dLghe i.d , In dit verband is weI gezegd dat "anatomy is destiny" (Harris 1974 70-93). l,'iat niet wegneemt dat (in onze eigen maatschappij bijvoorbeeld) mannelijke en vrouwelijke rollen voor een groat deel kunnen uitgeruild worden. VERWANTSCHAP combineert leeftijd en geslacht met 'bloed'. Linieverwanten behoren tot hetzelfde bloed (malofha mathihi). De verdeling van vreemdeling vs. verwant (eigen bloed); en de verdeling senior vs. junior verwant zijn op de drie genoemde criteria geba~ seerd.
-119"
AFKOMST tenslotte bepaalt de meerderwaardigheid van de aristocratie. De vha'kololo zijn de eigenaars van het land. Vandaar de dynastische namen met ~e- (eigenaar van) gevolgd door geografische of streeknamen. Ze zijn de grootsten van het land en hun bloed is verondersteld om verschillend te zijn van de afstammelingen van meer oorspronkelijke groepen in Venda,vermengd met onderdanen die met de Sipgo-heersers uit Zimbabwe overgekomen zijn. Bloed van koninklijke familie mag niet gespild worden. Bij eventuele terechtstelling van een riva1iserende prins of koning, wordt het slachtoffer gewurgd. Al met a1 is deze informatie onvoldoende om communa1isme biologisch te proberen'bewijzen'. Psychologen ondersteunen overigens net zo sterk de biologische achtergrond van individualisme als- van communalisme. Als voorbeeld van ego-gerichte noden en driften geeft Adcock de exp~ratory drive. En als voorbeeld van socialiteit gebaseerd op een nood is er in hetzelfde werk de security and affection need (resp. 196457-8 en 53-6). Communalisme en individualisme zijn niet exc1usief, zoals eerder besproken: "Human beings are led to cooperate by enlightened self-interest and a nice' calculation of individual advantage. A community is essentially utilitarian; in itself it has no value though it protects values; the motive on which it rests is universal selfishness; ••• " (Locke's "systematic iniiviiualism" in Sahine
--
1981 533) ,
. '
Is dit misschien wat te sterkuitgedrukt? Milder is Russell wan-neer hij consensus beschrijft' als "what is in cornmon among the self-interests of the various citizens, ••• the largest collective satisfaction of self-interest possible to the community" (1984 672). Allemaal om te beklemtonen dat "self-interest is not more natural or .i~~te than the social needs that draw men together in communities" (Sabine 1981 535). Nog een laatste overweging voor we dit hoofdstuk afsluiten. Cultuur insluitende waarden is dynanu sch , Met anze notedop beschrijving van communalisme in Venda \~illen we niet de indruk scheppen dat deze waarde onveranderd bli jft, ongeacht de varanderende context (Z.A.R.,Mfecane, 3ritse Rijk enz.).
-120;.
\
Juist omdat communalisme in wisselwerking staat met een ruimer verband waarbij het zieh aanpast, kan eommunalisme in kraeht toenemen en ook op de aehtergrond gedror~en worden. Communalisme is in het vorige hoofdstuk omsehreven als gedeeltelijk onder druk of tegen vergoeding. Als druk en voorieel verzwakken verandert ook communalisme. Ondermijning van eommunalisme worden geclassifieeerd als mulandu en tshivhi. Misdaad en zonde. Ondermijnen van groepssolidariteit sluit in egaisme, gebrekkige hulpvaardigheid, onverantwoordelijkheid en disrespect. Ze zetten de overleving en de horizontale en verticale statusverhoudingenvan de maatsehappij op het spel. Ze ondermijnen het viervoudige statusbeginsel. Anti-communaal gedrag wordtontmoedigd met fysisch geweld, zoals 1:::Ji. jv. met Ii jfstraffen of hardheidtoetsen als eonditioneririg in de initiatieseholen o Verder met beschuldiging van hekserij (vhuloi), boetes, andere vormen die con~ormisme in de hand werken (b i. jv. roddelpraat jes en vermeende voorouderoptreden). Als de sancties, de verplichting verdwijnt of verzwakt, bestaat het risico dat communalisme hetzelfde straatje inloopt, ook verzwakt. Hetzelfde geldt voor het voordeelals motivering van eommunalisme. Reciprociteit is de moeder van de communalistisehe hulpvaardigheid. Niets voor niets. Do ut des. Geven veronderstelt nemen en omgekeerd. Verplichten en tot voordeel strekken .zi jn niet d~ entge faetoren die het voortbestaan van eommunalisme . beinvloeden. Er zijn andere zoals kleinschaligheid,' cornpetitie, armoedecultuur enz. Te veel om hier allemaal aan bod te laten komen. In het laatste hoofdstuk van dit deel dan iets meer over de beinvloeding van de Venda-psyche door commur~lisme. Daarmee ronden we dan deze verkenning naar de grond van de feiten uit hoofdstukken een en twee af. OORZAKEN ---- FElTEN ---- G3vDLGEN zijn dan belicht, zij het niet in deze logische volgorde.
-121-
HOOF.PSTUK 5 cor~1UNALISTISCHE
PSYCHE.
Literatuur omtrent de psyche van een groep mensen is uiteraard geneigd om wat veralgemenend te zijn.Dat maakt de studies omtrent "culture and personality" (bijv., Ember 1981 hfdst.13 met verdere bibli9grafie 272-3) niet minder aantrekkelijk. Er zijn heelwat 'Venia's'o Benevens oud en jong, senior en junior verwant, adel en plebs, man en vrouw zijn er nog mogelijke combinaties van deze statuscriteria en een hele reeks andere mogelijkheden om 'Venda's' te onderscheiden. Er zijn Vhania, Vhailafuri enz. (dialectgroepen); Vhadau, Vhambedzi enz. (clans); Vhahanethengwe, Vhahamutele enz. (politiek-territoriale eenheden); geletterden, analfabeten, halfgeschoolden; Pantzula's en Ivy's; Christenen en animisten in verschillende so orten en graden van vermenging, locatiebewoners en rondavelbewoners; landelijken en stedelijken; V.I.P.P. en V.N.P.- aanhangers enz. Aangezien onze verhandeling belang stelt in de proto-historische 'Venda's', omwille van archeologische bruikbaarheid, worden zaken nog extra bemoeilijkt. Persoonlijkheid immers is net zo min als cultuur statisch (Ember 1981 259)~ Onze deelnemende waarneming betrekt 'geaccultureerde' individuen in het onderzoeksproces. 'De traditie is in 'verval'oWij moeten het dus stellen met de traditionele restanten in het heden aangevuld met geschreven informatie voor de reconstructie van de proto-historische Venda persoonlijkheid in het verleden. Zodus, langs de ene kant is het geen sinecure om over persoonli jkheid te publiceren. Doch langs de andere kant is het onvermijdelijk. Tenminste als we bij een archeologie-met-een-menselijkgelaat willen belanden. We houden niet stil bij oppervlakkige beschrijvingen, opsommingen van feiten , maar we probersn iac~entegen om een alternatief te zoeken voor straight archeology, want dat . was toch de idee van deze verhandeling. _~J\
-
-122-
Er is geen verwi~zing naar andere bronnen dan persoonlijke indruk-t ken en belevenissen in de volgende paar bladzijden. Evenmin statistische tabellen om varianten en uitzonderingen uit te lichten. Vijf jaar intense participant observation maakt dergelijke kwantitatieve beschrijving niet onnodig, maar evenmin conditio sine qua ~ voor wetenschappelijkheid. Nog enkele bedenking vooraleer we van wal steken. Protohistorisch Venda was (gelukkig voor de archeologen) zeker niet zo verward en verwarrend, eerderkleinschalig en homogeen, dan wat weI vandaag het geval is. "How can you stay so far away from your relatives?!' "You will never marry a Venda girl, because they don't like to leave this pl.ace ," "Your books are your best f'ri'ends;neh?" ·"W·ith whom ~y~oing on this journey? Are you not afraid to g~ alone ~your scooter?" Enkele van de opmerkingen die ik regelmatig in mijn vriendenkring te horen krijg. Mijn status van lonely rider wordt niet al te hoog aangeslagen. Voor cornmunalistisch geinspireerden is alleen-zijn verdacht. Afzondering is a-sociaal en zelfs anti-sociaal. Erger nog is gebrekkige gastvrijheid, weigerachtige hulpvaardigheid en afwezigheid tijdens communale activiteiten. A-sociaal is anti-communaal, in bovennatuurlijke termen vhuloi, hekserij, of beter een van de vormen van hekserij. Communalisme conditioneert gezelschap-afhankelijkheid, zodat het individu 'n tikkeltje hulpeloos lijkttemidden van vr-eemden en bezorgd als hij/zij de tijd aIleen moet doorbrengen. Gezelschap is een communalistische ~. : Mensen-verzamelen, vriendenkring-uitbreiden is een communalistische hobby. Op reis gaan betekent met foto's van nieuwe gezichten of met adressen terugkomen, earder als am kiekjes af te nemen van gebouwen en natuurtaferelen. "Heet Mr. So-and-so" is bedoeld als introductie tot een kennis. "He is a very_good friend of me" ecr:ter is beslist geen waarborg voor goed onthaal. Soms kan Mr. So-and-so zelfs niet de naam van zijn zgn. 'vriend' onthouden. Awantiteit van vriendenkring neigt naar Qverheersing ten koste van 1iepte en kwaliteit. Elke gelegenheid voor gezelschap is welkom. Sen heel treffend
een
-123-
voorbeeld hiervan vond ik steeds nogchet hele kerkgebeuren. Congressen, kerkdiensten, gebedsontmoetingen alles he eft meer weg van een sociale aangelegenheid dan van religieuze. Het is een hele ervaring om van een Venda gebedsontmoeting over te stappen naar een soortgelijke bijeenkomst in 'Sowhito' (spotnaam voor de whites-only woonbuurt in Sibasa). Het verschil is frappant. Haast academisch gaat het er aan toe in de ene ont\ moeting, met klem op tekstontleding en individuele interpretatie. Gezellig samen-zijn en emotionele be-leving in de andere ontmoeting, .zang en dans. De school geeft dezelfde indruk. Sociale omgang is er nummer een. Boekenwijsheid komt tweede. School is voor nice-time (sic). Dit wil zeggen om vrienden te ontmoeten en thuiswerk·te ontlepen. Daaram blijven scholieren zowel als onderwijzers bij de school zelfs in de weekeinden en vakantiedagen rondhangen. Net zoals winkels of het magistraatskantoor geliefde plekken zijn veor soc iale omgang , Communalisme neigt naar conformisme, en daarom ook naar conservativisme, onder bepaalde contextuele omstandigheden. Anders-zijn is verdacht. Beter-zijn is gevaarlijk. Ambitie, Ivooruitgang' en verandering stroken niet steeds met communalisme. Jammer genoeg kan conservatisme de armoedecultuur,in de hand werken. Er is meer dan co~~unalisme om armoede en gebrek aan verandering te verklaren. Om te zeggen dat la~~bouw-ontwikkelir~ hier in Afrika gestremd wordt door communale concepten orotrent bezit, is "niet eens de halve waarhe Ld , Er is o va , ook de politiek-economische context van de overlevingsstrijd enarmoede. Met grondbezit in handen van de (onder)koningen kunnen de onderdanen arm gehouden ,...oro en, In het proto-historisch verleden van Venda was veebezit exclusief monopolie van de vhakololo, het regerende Herrenvolk. Grote landerijen en grootschaalse communale arbeid was eveneens koninklijk monopolie. Het zou dus naief zijn om bloot een waarde ?'or.der roeer als enigste verklaring te nemen voar armoede en subsistence economie. Even naief als het zou zijn om dezelfde waarde uit te sluiten van zoln onderzoek; en techno~ logische of ecologische factoren.
·
-124~
Een apati$ch :fatalisme kan ook in verband gebracht worden met cornmunalisme als waarde, en met de vier statusbeginselen waarop het gebaseerd is. Laatstgenoemde schepp~n een never-say-no atti~ bij de mindere tegenover de meerdere. Befehl ist Befehl luidt het in Pruisische militaristische terminologie. Opdrachten worden uitgevoerd, niet bevraagtekend. Een nogal dodelijk alimaat voor persoonlijk initiatief. \ De onderwerping aan een meerdere parti j (bi jv·. man v s , vrouw) creeert een afwachtende houding, een passiviteit en afhankelijkheid , die meer westers georienteerden heelwat hoofdbrekens kan bezorgen. Communalisme is en soort traditionele variant van ons soc raal, zekerheidssysteemo Net zo funest als het in Europa blijkt te zijn, is het in Afrika. De father-Christmas attitude dEermee gepaard gaat werkt beslist niet productivi~eit in de hand. tFunest' is overigens relatief. Voor een waarnemer met efficientie en productiviteit als topwaarden in zijn/haar raamwerk is communalisme in dit opzicht verwerpelijk parasitisme en nuttelooe vegeteren. Voor de deelnemer aan het conceptuele raamwerk met communalisme als waarde, is het een recht om als (ondergeschikte) beroep te kunnen doen op de meerdere partij. Om van de meerdere partij afhankelijk te zijn is dus geen schande of misbruik. De communale of 'kudde'geest zal opk zeker niet critische ~nge steldheid in de hand werken. Inlichting wordt communaal ver.spreid en op dezelfde onpersoonlijke wijze geinterpreteerd. Gebrekkige kritische ingesteldheid gooit verder de deuren wagenwijd open voor demagogie. Daarvan kan je dagelijks getuige zijn bij voordrachtenin de school, kerk en andere publieke ruimten. Langs de andere kant is de want rouwe nsver-houd Lng tussen meerdere en mindere aan de basis van een hyper-kritische houding tegenover de 'andere' (meerdere of mindere) partij. Kritisch echter in de betekenis van criticaster, negatieve niet objectieve ingesteldheid. Sensatiebeluste tijdschriften zoals Pace en Drum maken handig misbruik van roddelpraatjes om hun lezerspubliek, en tegelijk hun omzet uit te breiden o Je collage op de volgende bladzij kan als illustratie dienen voor dit soort mengsel van roddel en de-
.' -125magogie. Niet dat communalisme enige en noodzakelijke voorwaarde is voor dit soort persartikels; evenmin dat het typisch zou zijn voor een exclusief zwart lezerspubliek. Guy de Maupassant en Caesar beschrijven dezelfde psyche-eigenschappen bij Pranse landelijke nederzettingen en Galligrs van het 'blanke' Europa.. .' •• 1',._
_
'
'
~
~,
g~~~~I~~~ 12~~:~~i¥r~~HIND
BARBERTON , PRISON
The "heat exhaustion" trial revealed a brutal world.
VANISHING
fAi/
h
1.8
Paceprobes the goings on
in Bophuthatswana'
MGOSI WITH THE PACE GANG Tune into the hottest
18 =-goss-.:..ip_in_t_own~
71
(j.
,'~ ,!,
_ POWER OF DEATH STALKS 34 THE SWAZI DAVEYTON'S MAYOR . .Community councillors : MONARCHY on a'bit list " , THE WHITE FAITH 42~' . ' Power struggle wrecking the future of the kina. HEALER AND BLACK: . PETER , 60 GANGSTER '. ' : MATHEBULA S He came to kill her : A~! WORLD OF TERROR. butended up marrying her -. ~ ~ i Death stalks the ex-champ in ;;;-;::::::-:;=-_-:~=~~-theshebeens THESOCCERWAR'18 Bitterbattlein our " MUTI·MURDERS 66 professional football . Swaziland's cre~F:in~ scourge THE MONEY 28: ~. THE FORGOTIEN 106 OF THE DEAD .; ~'. DEAD Searching for a fortune Graves with no names in a graveyard . .
::i
':i
. . . . . .'Wof'. ......~ ~ . .
_
...- - -
'FLAT·BOY' TO HARUM 'TV- TV'
LAMONTVILLE WEEPS: A A BLOODY DRUG·WAR:, Th~ township under siege mourns its Debbie Dicks murder .•• a true The incredible story of a RS-adead but the '/engeance con- story of drugs, killings and counter" month flat-cleaner who rose to a life 'tinues PAGE 28 killings ••••••••••• PAGE 50 ofwealth andmany,manywives =;;;;;:;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;:;;;;; PAGE 83
;;:;;;;;;;;;;;;;0;;;;;.-----------....::.:- ......................
.- ...... _.
-126-
Communa1isme gebaseerd op statusklem bevordert niet aIleen een onkritischehouding tegenover 'derden', maar ook een gebrek aan zelfkritiek. Zo wil het mij althans voorkomen. Degroep kan verantwoordelijk gehouden worden voor wat verkeerd loopt, omdat heelwat actie collectief is. Dus is de enkeling nooit verkeerd en kunnen er altijd weI een paar opponenten of soortgenoten gevonden worden om de schuld in de schoenen te schuiven. Opponent en worden beschuldigd juist vanwege hun meerdere positie, de verwachtingen die eraan gesteld worden en de negatieve kritiek die ze te verduren krijgen. Soortgenoten kunnen geblameerd wordden omdat ze in hetzelfde schuitje zitten en dan ook in de verantwoordelijkheid delen. Ondergeschik~en .kunnen uiteraard het ma~. . kelijkst verweten worden om de oorzaak van problemen teo z~Jn. Er is dus altijd weI iemand om de eigen schuld op af te schuiven, Communalisme-onder-verplichting-of-voordeel houdt spijtig genoeg onaardige implicaties in voor de moraliteit. Als de verplichting of het voordeel verwijderd worden, is de kans groot dat communalisme evenzeer ondermijnd wordt. Tenzij er een sterke ideologische achtergrond is om het in stand te houden. BovennatuurIi jke sancties of beloningen kunnen ook een ondersteunende rol vervullen. In Venda communatLsme zo wil het ons voorkomen is er weinig ondersteuning van ideologische aard. Goed of: kwaad in gedragswijzen is voor-het~oog-van-de-mensen. Groeps-' druk is een redeIijk sterke waarborg voor goed optreden. Maar als de controle verzwakt staan de deuren wijd open voor afwijking van wat als moreel aanvaardbaar voorgeschreven wordt. De vraag is nogmaals hoe representatief moderne Venda is voor wat in totaal verschillende context in het verre verleden het geval was. Versplintering van het gezin, trekarbeid, de Zuidafrikaanse core - economy, verstedelijking, politieke frustratie, verzwakking van 'traditionele' gezagsfiguren enz. hebben stuk voor stuk hun deeltje bijgedragen tot de afbraak van communale controle. In een armoede-cultuur van politiek-economische frustratie zijn waarden als trouw, gehoorzaamheid, hulpvaardigheid enz. herleid tot luxe-artikelen. Ze hebben weinig invloed op de maatschap-
.'
-127-
pi j aangezien ze irrelevant li jken (niet noodzakeli jk zi jn) om die maatschappij uit haararmoede te verlossen. Een voor allen en allen voor sen. Aldus klinkt de slogan van de drie Musketiers. Hulpvaardigheid, solidariteit en dergelijke meer leiden soms tot (voor westers verwijzingsraamwerk) nepotistische bedrijvigheden. Het was in het verleden en het is nogsteeds vandaag aanvaardbare praktijk om familieleden, sexgenoten, leefti jdsgenoten, districts- of stamgenoten, landsgenoten, klassegenoten, kerk- en klasgenoten enz., kortom verschillende varianten van groepsgenoten, in min'of meerdere mate voorkeur te geven. 'Nepotismelis in Venda op grote schaal beinvloed en bevorderd door het sterke klasseverschil tussen Herrenvolk en plebs (vhakololo en vhalanda, vhasiwana). Er is gerioeg om ,een apart hoof'ds truk aan te wijden. Misschien een paar- feiten als 'illustratie. Regeringsposten van enig belang worden gevuld met aristo- , cratische familieleden. Als het nodig is worden zelfs posten geschept. Korn je in het stamgebied van koning Zus-en-zo, dan kan je bijna met zekerheid raden dat de namen van de scholen en de schoolhoofden soortgelijk zijn. De regering, beide cabinet en parlement, zijn te herleiden tot een familiebedrijf. Overal koninklijke familie en vertrouwelingen. Uit negen ministers in het cabinet van 1984 zijn zeven (onder Iko nfngen , terwijl de twee resterende broers zi jn van kont.ngen ,» Van de vi jf ad junct-ministers zijn weer drie (onder)koningen, een aristocraat, ver familielid ,van een koning, en een gunsteiing van de president-voor-het-Ieven, tevens Opper-koning (khosikhulu). Laatstgenoemde is leider van de regerende partij (Venda Nationale Partij). Het is zijn beleid om het koningschap openlijk als steunpilaar voor zijn bewind te gebruiken. Vh~~osi (koningschap) is in de woorden van de president "de harde rots van Venda cu l tuur die de Venda t s bi j mekaar moet houden". Aldus zijn bewoordingen in de openingsrede van de Nationale Vergadering in 1984. :~uthihi, eenheid, is tevens de slogan van die regerende partij. Familiebanden verbinden de onderkoningen aan hun koningen. Daarmee is Venda regering van centrale tot plaatselijke overheden een grote familiebedrijvigheid.
-128"
I
Oud en "jong, ,man en vrouw, adel en plebs, senior en junior verwant zijn er zich terdege van bewust dat de 'andere' partij meerdere of mindere steeds een oogje in het zeil houden. Communaltsme betekent zoals gezegd ook samen controleren. En de statusverhoudingen zijn (verticaal gezien althans) ongelijkheidsverhoudingen, die achterdocht en wantrouwen nu niet bepaald ontmoedigen. Achterdocht en wantrouwen ook tussen gelijken, zoals onder de hoofding tshimbevha vermeld. Soortgenoten controleren mekaars gelijkheid (horizontale statusverhoud~ngen). Ee n gewaarschuwd man is er twee waard , Daarom is niets. te veel om geroddel te vermijden. Een paar illustraties. Iemand in de school wil iemand anders geld terugbetalen dat hij geleendheeft. "Let's go Lnatde ," Bang am gezien te worden. Onderwijzers zijn door de band beleefd met de senior schoolkinderen. Met bepaalde kinderen zijn ze uitermate beleefd. De gewelddadige acties van schoolgaande jeugd in 1977, de nasleepvan Soweto 1976 zit nog vers in het geheugen. En dan zijn er nog de familieleden van kinderen die op een of andere Manier aan het Onderwijs-departement verbonden zijn. Oppassen is ie boodschap. Iemand wil mij bezoeken, maar is bang voar de buren. IIWhat will the neighbours say?" In een communalistische opzet moet je vaak niet aIleen voor jezelf en de ander~ partij, maar op de koop toe ook nog voor de omstaanders denken. Als ik rni jn favoriete studenten ge'schank je s geef, moet dat vlug en stiekem gebeuren. De geschenkjes verdwijnen onder de trui of in de broekzak. Uit vrees voar jaloerse blikken. Overtreding van communal.e geli jkhe,id in een gr-o ap socrtgenoten wordt niet ge du Ld , Leven met groepsgenoten in een atmosfeer van communale'gelijkheid'en solidariteit werkt langs de andere kant ook weI verdraagzaamheid in de hand. Illustratief hiervoor is de noise-resistance. Niet dat ik Venda veel problemen van lawaaierigheid heb ondervondeh. In de verschillende soorten buurten waar ik ver~ toefde was averigens een verschillende graad van lawaaierigheid. Tach heerste in die verschillende buurten min of meer dezelfde graad van lawaai-tolerantie.
"
-129Nog een interessante persoonll:Jke ervaring van verdraagzaamheid was voor mij de week van onlusten bij UNlVEN in 1985. Terwijl de blanke stafleden in hoofdzaak debatteerden over de instelling van rechte kanalen, structuren en andere technocratische details, eiste de zwarte staf bijna unaniem om de studenten weer een kans te geven en de kosthuizen weer open te stellen. Intermenselijke verhoudingen waren in hun communalistische logica primair. Heelwat andere voorbeelden van vergevensgezindheid en zelfbeheersing zou Lk hier kunnen verwerken in deze verhandeling. Voorbeelden uit het gezinsleven, de schoo L, staatsdepartementen enz , Te veelom hier op te noemen. Te onthouden blijft voor mij dat een communalistische maatschappij een bestel is waar-mensen-belangrijk-zijn,ook al zijn ze verdeeld inhokjes ••• Leven met groepsgenoten en ruimere vrienden- en familiekring leidt zoals gezegd tot 'mensen-verzamelen'. Met de verworven (niet aangeboren natuurlijk) voorliefde voor intermenselijke activiteiten en met de communale verdraagzaamheid, kan het moeilijk anders of mensenkennis is ook deel van het communale psyche-pakket. Vreemdelingen worden vlug geclassificeerd in de hierarchische gezagsstructuur (9ie natuurlijk evenmin vreemd is aan mensenkennis). Classificering van de positie en tegelijk van de verhoudingen en omgang gebeurt ala het ware in ee ll oogopslag. Ne n is uiteraard een kenner in zijn eigen belangstellingsveld. En in een communalistisch geinspireerde belangstellingssfeer zijn mensen pri"Maire Dit mag volstaan als inleidende gedachten omtrent comnunalisme. En de volgende delen gaan de materiele uitdrukking ervan meer specifiek de architecturale te lijf. De materiele uitdrukking van ideologische waaruen werpt een ander licht op het studiedomein van de archeologie J op de, artefacten, cok op het concept van'materiele'cultuur in het algemeen~
-136-
o
N
N
W
sII
w
I2
-
·w
-0:
D .J
W
w
D
Eerst envooral dit: voor een structureel-evolutionistische analyse van de Venda architectuur is er langs de ene kant genoeg problematiek om er een hele verhandelingaan tewagen; maar langs de andere kant ontbreekt het ons vooralsnog aan een elementair historisch raamwerk enbetrouwbare archeologische data. Daarom reikt de ambitie 'van deze nynbhe so ' niet veel verder dan een voorlopige, hypothetische kennismaking : met, eezder dan een dieptestudie van, Voor een oppervlakkige bezoeker vooral een met etnocentrische vooroordelen - is de 'traditionele'nederzetting in Afrika niet veel meer dan een ordeloos conglomeraat van 'primitieve' stro-en-modder hutten. De Duitse missionaris Wessmann beschrijft een Vendastad bij het begin van deze eeuw met de volgende be voorst j ngnn e "The large round huts of the native capital lie closely before us a city without symmetry and look for all the world just as if they had once danced to a sweet melody and suddenly stopped in disorder."· (1908 15) Romantisch-po~tisch of etnocentrisch-misprijzend? Vermoedelijk :' laatstgenoemde, want een spottende ondertoon overheerst ook elders doorheen zijnlboek. Weinig verrassend overlgens, als •kind van zi jn ti jd • • In schril contrast, met deze oppervlakkigheid staat de benadering van Du Plessi's( 1941, 1945) • : Hi j .heeft een tameli jk ge.detailleer,de studie van de Venda woonwi jze, gekoppeld aan de ' . politieke organisa tie, achter zi jn naam, Veel diepernog gaat Van der Waal in zijnverhandeling (1917) die exclusief aan d Lt onderwerp gewi jd is. Nauwkeurige opmetingenen beschrijvingen van de architecturale elementen, en een uitstekende typologie van de verschillende vormen zijn dankzij .laatst, genoemde op schrift gesteld. De woonwijze is verder in:een wijdere culturele contextgeintegreerd o ,
I
o
••
o
•
-131-
Men kan echter nog'dieper', en een voorbeeld daarvan is de structuralistische benadering van Kup~r ( 1980). Met zijn ontleding van de Nguni nederzetting inhet algemeen en de Swazi in het bijzonder, bewegen we op het domein van de symboliek. Baanbrekerswerk is hier verricht door be~ f'aamde kopstukken uit de antropologie, zoals bijv. Levi-strauss en andere vertegenwoordigers uit de Franstalige denkwereld. Structurele analyze in de Franse school gaat heelwat dieper dan wat Radcliffe-Brown omschreven heeft als structuur, namelijk "an ordered arrangement of parts and components" (1952 :9, aangehaald in de Waal-Halefi jt 1979 325). De Franse structurele analyse is een speurtocht naar de "structure of human thought processes; the unconscious logic of the mind; a priori principles of' the mind" (de Malef'ijt 1979 325,331,332). Een analyze in termen van "the inherent and unconscious structure of the human mind itself" (1979 326). Dergelijke benadering definieert of reduceert? cultuur tot "a surface representation of the underlying structure of the human mind" (Ember 1981 48 ), insluitende architectuur als materi~le uitdrukking van ideeen omtrent de woonwijze. Het gevaar om,in een ander extreem te vervallen is niet denkbee Id Lg, Wessmann ziet :'- of kan/wilt niets meer zien dan een ongeordende t~oep hutten. De structuralist.ziet of moet/wilt perse l meer zien dan er te zien is ••• Roumeguere-Eberhardtiis jammer genoeg een puike illustratie , ' 'I voor laatstgenoemde,soort antropologen. Een studie,getiteld "Esp~pQ.ysiq~, ~space social et' e~p~mythique chez les ''Bantu du Slid-Est" (1963 77-95),lijkt meer naar intellectualis " tische fictie dan etnografische werkelijkheid o Hetzelfde geldt overigens voor andere 'l1oofdstukken, in "Pensee et societ~' africaines" (1963). Beslist geen advertentie voor de Sorbonne. Haar illustratiemateriaal betreffende de Vendanederzetting is niet veel meer dan een schets gebaseerd op ~
~.
j
.:
-132-
.'
...
stayt (1931). Getuige daarvan de in 1963 totaal verouderde spelling die ze uit Stayt overgenomen heeft. En' dan te denken dat Van Warmelo reeds in 1937 eenaanvaarde spelling heeft uitgewerkt, die tot vandaag nogsteeds in voege is. Moeili jk te begrijpen van iemand die pretendeert jarenlang in Venda gewoond te hebben, en specialist op het gebied van Venda cultuur te zijn. Ondanks het goede werk van Du Plessis en Van der Waal, blijft de structuur en de geschiedkundige achtergrond van de woonwijze in Venda gedeeltelijk enigmatisch. Heelwat vragen bli jven onbeantwoord. Prospectie en opgravingen zi jn nodig om meer orde op zaken te stellen. Hier lijkt het er sterk naar dat archeologie de etnografen moet ter hulp komen, terwijl het gewoonlijk toch omgekeerd is? Of is dit nogmaals een 'bewijs' dat beide wetenschappen mekaar lekker kunnen aanvullen, in plaats van eindeloos theoretische . discussies te voeren over wie nu hulpwetenschap van wat is? ~ ,
"
;~ ,
I ' ~
"
:.
AFB_ 2D.A -133:-
I.> •
20.8
-134.-
29 ..~
.. ~ ~ '2' I' ~PO~28
0'1 012
013
..
~ <"26
- -
•• 31
7 •••
2»
80 90 100 ••
31
..
32
018 019 020 0:2,.1
2.:2-
0 •• ~. 33 FIG.
VI I. -
Le village zulu, dapres E. Jensen Krige.
r , l ndlunkulu -- case de la femme principale. 2-7. Cases dependant de 1a femme principalc. . 8. Case de In femme principale de la section ganche : in Gqadi, g-IO. Cases des dependants de la femme ill Gqadi . II. Case de Ia femme principale de la section de droitc : i Kholioa. I.!-I3. Cases des femmes dependant de la femme i Kholsoa. q-I7 et 18-22. Cases des fils, des dependants du patriarche et des personncs adoptces par le village. 23- 2 + 2~. \' (legellde 11011 indiquee),
i
2b-2].
.'
28. Sortie privcc pour les rncmbres des sections i n Gqadi et ill Dill niculn, 29. Sortie privee pour Ies memhres de la section i I\h"hNI. 3 [-34· Cases pour In preparation de la bicrc et greniers . 35. Entree de I'cnclos a betail. 36. Entree principale du village. 37. Enclos a bctail.
I N DL U isiahoZo
~~;~~~f=========um.janjato
I~/~,J'~~
u~shayo
H~~~~~~~~\------- insika.
C~\\-----_umgibe
~t'%~~r:-----'--ur>ahZa.
.,.----,'3''''"""''''''''=---. v:nsamo
:::=-~""";::==--!---'::S::;:.,,-- igwna .
------l-\_wnbundu iziko isiZiZi 'sokudZa samadoda. isiZiZi sanga.sekhohZo sesinina umseZe :.
2D.C
-135-
BACK
East/down
.. - ... UP
(f)
Sides/ outer
Q
.-
West/up
Centre/ inner
Cattle
Headman
Mother
DOW N
FRO H T
Threshed grain ~p/West
Sibaya -Cattle-bvrs Raw grain
Beer
Cattle Right ---+~~-'---'--+-r---r----~~,-- Left Wives
Mother
Dead ~
'
Down/East Living
"
,.1,\
Ancestors
-136-
HOOFDSTUK 1 EVOLUTIONISTISCH ZICHT o
In de inleidende structureIe bespreking die voIgt is het onvermijdelijk om naar verschillende bouwstijlen of fazen te verwijzen, tenminste als we niet hopeloos veralgemenend willen te werk gaan. Inderdaad, een historische kijk of zicht is niet aIleen wenselijk als achtergrond voor het volgende hoofdstuk, het is onvermijdelijk als we niet naar de 'Venda nederzetting'willen verwijzen alsof in Venda de tijd stilstaat en haar architectuur ergensin het i jle, in een vacuum rondhangt. En verder als we de overgang willen bestuderen van de proto-historische ruines tot bi j de moderne nederzettingspatronen. Of als we ruines, Iite raire bronnen en hedendaagse observatie in een enkel zinvol geheel willen integreren. Dit hoofdstuk is een combinatie van vooralliteraire bronnen; in veel mindere mate gesprekken op informele wijze gevoerd met oudere 'informanten'; een overdosis etnografische nieuwsgierigheid die leidde tot heelwat uren scramblerrijden; en een niet onaardige hoeveelheid staren naar luchtfoto's. Het resultaat is de niet verrassende evolutionistische reeks bouwfazen die nu voIgt in de bespreking.
,FAZE 1 Voert ons terug naar de vorige eeuw, naar de proto-historische periode via de basislijn etnografie die in literaire bronnen aanwezig is. Eigenlijk hoort hier heel wat archeologie thuis, maar die ontbreekt voorlopig. Loubser, een archeoloog van Wits, zal met zijn Ph.D. studie binnenkort orde op zaken stellen. Ik had het geluk om samen met hem een reeks sites te bezoeken en bespreken. De onderdanen leven hoofdzakelijk met hun (onder)koningen in de koninklijke nederzettingen (musanda type) in de hogergelegen delen van het landschap (stayt 193129; Du Plessis 1945 122,123,127;
-137Van der"'Waal 1977 9·,13,20,23). Stayt aan het woord:' "The BaVenda are scattered over the greater part;' of the Zoutpansberg range, and its kopjes and spurs, precipitous slopes of unapproachable character, have played an important part in protecting them from their enemies and preserving the ir culture." (Stayt in Caton-Thompson
1931 249) Hoogtes worden verkozen, benevens voor de hand liggende strategische, ook omwille van hygienische redenen (in casu vermijding van muggen en tseetsee: Wilson 1982 172,173),0 Misschien zelfs omwille van emotionele redenen. Wellicht herinne~t de bergachtige omgeving de Venda's aan hun vroegere thuiste, Noord van de Limpopo (Van Warmelo 1940 23). Wilson in dit verband redeneert dat: "The choice of the lush and wooded Soutpansberg, which was preferred as being warmer and more like 'the homeland of our ancestors' than the plateau further south, is significant. Migrants tend to choose a climate and environment with which they are familiar. In the nineteenth and twentieth centuries white settlers moved up the backbone of Africa, choosing the healthy high\ lands from the Transvaal to Kenya, and there is reason to think that Bantu-speaking groups moving south did the same. tl (Wilson 1982 171-2) Of de associatie tussen aristocratie en bergen reden is voor, eerder~ een gevolg is van heogtenederzettingen, is helaas geen ui~gemaakte zaak. In Venda staat de verst bekend als een soert personificatie van zijn hoefdstad: Vha-Musanda, Meneer-Hoofdstad. Bedoeld is . dan, Meneer-Hoogtenederzetting, Meneer-Kasteel. Naar· de hoofdstad wordt verwezen als thavhani, "op de berg". Deze associatie bez-g->: . heerser is neg sterker aanwezig bi j de Shona (Huffman 1981 133). De verbintenis tussen korri.ngacn ap en heogtes bli jkt verder uit de benaming van districten en onderdistricten (mi"hundu, zwisi), de territeriale eenheden onder het toezicht van plaatselijke heersers, en tegelijk fysische uitdrukking van hun bestaan (heerser = land). De namen van (onder)districten zijn veelal namen van bergen of heuvels. Het waord muvhundu zelf overigens kan vertaald worden als berg of heuvel (Van Warmelo 1937 187). Dynastische titels op hun beurt worden vaak samengesteld uit .,,ne '+ naam van het gebied onder beheer; ,,ne- als prefix beklemtoond het bezit, eigenaarsschap. ,
-138-
Een topografische indeling van de oUdtijdse nederzettingen uit faze 1 komt aan bod bi j Van der Waal (1977 10-11) evenals bi j Du Plessis (1945 123). Er zijn nederzettingen op geisoleerde heuvels, zoals de archeologische nederzetting van Tshiungani of de moderne hoofdmanskraal bij Khubvi. Veel talrijker, en blijkbaar ook hogerop de hierarchie zijn misanda aan de voet van een loodrechte rotshelling (luwa), gewoonlijk op de zUidelijke flank van de Zoutpansbergen. Mooie voorbeelden uit Van der Waal's verhandeling zijn de kastelen van Khakhu, Rambuda en Tshivhase.· Laatstgenoemde beslist het meest --1\indrukwekkende, is zo goed als een levend nationaal monument aan het worden in Venda. Ben kasteel op een spoor- of kamvormige berghelling is ook niet te versmaden, maar lijkt eerder schaars: bijv. de koninklijke nederzetting te Tshauluo Gewoonlijk zijn dezenederzettingen nog extra verscholen door dichte omringende bossen. Laten we deze hoogtedorpen uit faze 1beschrijven als bergkastelen of castellumtype, omwille van de hoogteligging en het versterkte karakter ervan. Deze architecturale faze was zeker al zo goed als uitgestorven toen Stayt in de twintiger jaren zijn navorsing deed: "To-day many villages and kraals are situated in the plains ••• " (in Caton-Thompson 1931 252, vgl o Stayt 1931 29). De bergkastelen - of beter wat ervan overbleef tijdens het vroege contact tussen Venda koningen en eerste kolonialenzijn tamelijk levendig beschreven (Van der Waal 1977 11,20,103; Weinthal1894 . in Wessmann 1908 151; Mauch'1874 , aangehaald in Van Warmelo 1971 358-60; Van Warmelo 1967 1127,1129; Mauch en Gros 1870 en 1888 527 aangehaald door Van der Waal 1977 11; Wessmann 1908 14, 69; stayt 1931 30; Du Plessis 1945 126; Gottschling 1905 368-9). Het zijn regelrechte , parano iaburchten , met een versterkte omlijning (luhura) van scherpgemaakte palen (mabara) en/of stenen omwalling (mutsheto). De stenen muren kunnen met planten gecamou--.;..,.fleerd worden. Rond die omheining - eerstgenoemde is rond het h~t van de hocfdstad, t.t.z. de koninklijke kwartieren en publieke verzamelruimte (khoro) wordt een andere omheining van opeen-. gestapelde dorentakken of zelfs aangeplante dorenstruiken aangelegd. Van deze laatste is natuurli jk archeologisch nfe t s terug te vinden o
-139AFB_ 21
Stafkaart uitvergreting van A: B:
c: D: E: F:
Rambu~~
area:
MUSANDA ZOUTPANSBERGREEKS met nederzettingen tegen de ZUidelijke flanken. MUTALESTROOM met vertakkingen in de riviervlakte. RIVIERVLAKTE gebruikt veer landbeuw en veeteeld. MODERNE RUITVORMIG NEDERZETTINGSPATROON einde van TSHIOMBO-IRRIGATIEKANAAL
-14,0-
Een soort van ultieme schuilbunker wordt in een nabijgelegen grot (bako; in de Zoutpansbergen gewoonlijk een overhellende rots eerder dan een diepe kamer) ingericht, en met stenen muur versterkt (ook tshikhudo; graansilo's worden hier frequent aangetroffen}o De veekraal, een koninklijk monopolie, wordt ergens achter in de nederzetting ingericht en een schijnkraal wordt bij de ingang tot het kasteel gebouwd om bezoekers en vijandige invallers te misleiden. Onder de veeomheining liggen grote voorraadputten verscholen, gevuld met jzunde-arbeid, en bedoeld voor communaal gebruik bij een eventueel beleg. De nauwe ingangsopening (mafhoro) wordt met een robuust paalwerk gebarricadeerd tijdens de nacht (~ole). . --Een militair garnizoen vindt onderkomen bi j de k~artieren daarvoor bestemd (thondo) nabi j de Lngang , . ., Het castellum ligt verscholen in het dichte bos. De enige toegangsweg is steil en nauw kronkelend, alles behalve een uitnodiging voor aanvallende troepenmachten. Rond de stad worden in tijd van nood de voetsporen uitgeveegd; binnenin wacht een doolhof van paadjes en afscheidingsmuren, een waar labyrint kriskras kronkelt over de talloze terrasDen. Het hele ontwerp is definitief niet offensief van aard, evenmin als de Venda militaire traditie overigens offenaief is o Het is daarom niet minder succesvol als overlevingsstrategie, zoals herhaaldelijk bewezen is in 'oorlogen' eigenlijk micro schaal ge-' vechten tegen inheemse invallers zowel als blanke koloniale machteno Het castellumontwerp weerspiegelt ook de onveilige omstandigheden die in de proto-historische tijden overheersen en 'zeker niet verbeterd werden door de Mfecane troebelen. Weinthal in 1894 omtrent de strategische Iigging van Makhado's castellum spreekt in dit verband boekdelen: "The mountain on which is the chief's stronghold' and main kraal is well inside his territory, which appears simply splendidly suited for pastoral and agricultural operations. There is any amount of water available, and most of the rocky krantzesare quite inaccessible Any military occupation which may be necessary one day, even with a powerful artillery, would not be accomplished without tremendous 10s8 of
-
"
0
-141-
life if the stronghold had to be stormed. Over 500 new rifles have come in during the last month from Delagoa Bay, large amounts of ammunition and foodsupplies are stored, and it is said there are enormous caves at the back of this range large enough to hold the people and their cattle for years - if necessary - should a guerilla war ensue •••• The krantzes dipping below the terraces leading to the summit of Hanglip are most inaccessible. The Makatees are fully alive to the fact that storming them from below could not be accomplished without the assa.ilants being decimated. ( ••• ) I looked around especially for a position in which a field-gun might be placed with advantage, and found none in which even a cannon with a six-mile range could not cover this wonqerfully-made natural fortress, unless otherkrantzes alm0st equally inaccessible were first mounted It . . (189.4 in \'/essmann 1908 144 en 150) Slechts na de dood van Makhado Koning van de 'Makatees', Leeuw van het Noorden valt dit castellum in handen van de Z.A.R., en dan nog slechts omwille van de onderlinge verdeeldheid en verwarring tijdens interne burgeroorlog in Venda. De'overwinning' is echter van korte duur, sinds de Z.A.R. de nederlaag lijdt tegen het Britse Keizerrijk niet meer dan drie jaar later. Benevens de grote koninklijke paranoiaburchten zijn er in deze eerste faze wellicht ook kleinere nederzeitingen, ook op de bergflanken, maar zonder de koninklijke bouwelementen. als -mateswi, tshivhambo of 1'\thoDda. Ze houden ergens het midden tus~en de. castellumarchitect~ur -en de miniatuurkastelen van faze 2 0 Het archeo~ogisch terrein besproken door Van der Waal (1977 13-4) te Thamba (wijk) in het district Thononda van Koning Rambuda geeft een idee van de grootta en opzet. " -' Het komt weer ter sprake in bouwfaze 3. Dergelijke semi-autonome nederzettingen passen in de politieke-administratieve hierarchie , op het niveau van de onderhoofdman of wijkshoofd (mukoma wa tshisi). 0
FAZE 2 De bergkasteel architectuur verliest langz~am maar zeker haar betekenis en nuttigheid nadat Vendaland door de Z.A.R. en later het Britse Imperium overgenomen wordto De (onder)koningen beginnen' uit hun verheven positie af te dalen, uit voordeel en onder dwang.
-142-
Voordeel geschapen door de pacificatiepolitiek, opgelegde 'pax romana', vanwege de nieuwe administrators van Vendaland. "Tshikhuwa tsho no ladza mafumo fhasi." De blanken lieten ons de speren neerleggen; de spreekwoordelijke strijdbljl begraven. Met het beijindlgen van de oorlogsactiviteiten in Venda verdwijnt de militaire academie, de thondo (behalve dan voor een deel van de mannelijke initlatieceremoniijn). Bogen, pijlen, asoegaaien, strijdbijlen en ander oorlogsgerief wordt illegaal bezit en later folklore. Meteen verdwijnt ook de behoefte om zich in de hoogste delen" van het landschap weg te steken. De bergkastelen verloren verder van hun nuttigheidswaarde nu dat door dezelfde blanke administratie 1e tseetseeonder beheer gebracht wordt. Met dit alles verliezen de heersers van de castella behoorlijk van hun prestige. Niet dat ze ooit erg populair geweest zijn maar de koninklijke meerderwaardigheid (vhukololo) was dan tenminste nog duldbaar in een symbiotische samenleving van heerser en volgeling. Bergkastelen versplinteren in koninklijke en vazalcomponenten die in faze 1 nog'geIntegreerd' waren in castella. De vazallen hadden er natuurlijk alle belang bij om van hun heersers weg te breken. Een soortgel1jke evolutie Yond plaats in de noord-Europese middeleeuwen, waar de Vikingperiode het prestige en de Macht van de heersers versterkte. Maar eens dat ze geen bescherming meer moesten verlenen verbrokkelde die .machtspositie. Versplintering onder dwang ook vanwege de blanke admin1strat1e; eerst de Z.A.R. en later de Un1e. Makhado's castellum stond symbool voor het succesvolle verzet tegen de Z.A.R., zoals gebleken 1s u1t de ontruiming van ~choemansdal onder bedreiging van de Venda koning. Na de '~phephu-oorlog' moest d1t castellum dan ook op bevel van de Kolumbane (Weinthal 1894 blanke administrat1e pr1jsgeeeven worden. in wessmann 1908 143-4,150-1; of is het Luatame? Van Warmelo 1932 24), moest worden ontru1md en een nieuwe musanda werd erg 'ontypisch' 1n de vlakte (London-Nzhelele) opger1cht, na het beijind1gen van ~phephu's ballingschap 1n Zimbabwe. Jezel~de musanda 1s vandaag nog meer ontypisch, aangez1en de autoweg Sibasa-Makhado op een paar meter na door het 'he11igste', meest kon1nklijke deel-achterste deel van deze hoofdstad voorbijschiet.
·
-143-
Het nieuwe type necerzettingen~oemen we miniatuurkastelen (~U~i type, Van der Waal 1977 9- 10 ) omdat ze in het begin van deze faze als het ware verkleinde replica's zijn van de castellumarchitectuuro Ze liggen merkelijk lager dan deze laatste, en lager dan de afgesplitste musanda. Ze behouden een geisoleerde positie en zijn gedeeltelijk autonoom,hebben een sterke omheining, een enkele ingang en binnenkoer (resp. mafhoro en khoro) albei met magisch-religieuze hulpmiddelen versterkt; er is hoog/laag symboliek ter uitdrulcking van s~nioriteit in de plaatsing van de hutten; er zijn verschillende sectoren; een gemeenschappelijke veekraal die niet het centrum van de nederzetting uitmaakt; andere gemeenschappelijke ruimten zoals de bier- en stamphut (dang~; goha, ~). De plaatselijke heerser is een miniatuuruitgave van de (onder)koning, net zoals zijn nederzetting een verkleinde copie is van de bergkastelen. De positie op de bergflanken en de heining rond deze miniatuurkastelen zijn de materiele witdrukking van de nieuwe minder af- . hankelijke positie van de onderste heersers uit de machtshierarchie. Tegelijk de veruitwendiging van de verzwakte positie en het beschadigde prestige van de centrale heersers, na hun nederlaag tegen de koloniale machten. Het versplinteren van de ca3tella was gedeeltelijk voorspelbaar, omdat het potentiaal voor versplintering - spanning tussen opponerende statusgroepen: componenten met leiders - binnen het castellum ingebouwd was. Het castellum was verdee1d in masia( sectoren), elk met een eigen hoafd, eigen benaming, en duidelijk gescheiden van de andere sectoren door een afscheidip~ (~pfunda). Het versplinteren werd dus in de hand gewerkt door het bestaan van zulke half-autonome onderdelen met Le iders. De bewoners van zo'n wi jk waren veelal Lede n van een gratere gezinneneenheid (Van der Waal 1977 15, Ju Plessis 1945 123). "'It/at eers 'n sia was, het nou verander in 'n afsonderlike mudi" (Van derWaal 1977 15)g .Jie "nou" behoort echter al weer tot --\het verleden, want de miniatuurkastelen worden op hun beurt onderworpen aan een tweede verkleiningsproces. voorbeelden die in Van der Waal worden afgebeeld, zijn slechts verwaterde aandenkingen van de grotere mi~i uit het verleden. Met het afsplitsen van de masia van de onderdanen blijft er van het
De
-144-
oude bergkasteel niet veel meer over, benevens het koninklijke woongedeelte, en zelfs dat is afgezakt van de hoogste positie op de bergflanken o Het is geriefelijker om lager te wonen, aangezien de stamkantoren en de hele musanda makkelijker benaderbaar zijn waar een verbindingsweg voor voertuigen aanwezig is. Op de hoogste delen van de berg is de helling te steil voor zo'n weg , De beschrijving van recente voorbeelden van misanda in Van der Waal (1977 25-32) geeft een goed idee van wat overgebleven is na het opsplitsen van de castella in de twee opponerende delen. Al is de moderne '~usanda merkelijk lager dan haar voorganger, is ze nogsteeds hoger dan de nederzettingen van de onderdanen (Van der Waal 1977 65)0 FAZE 3 De bouwstijl van faze 1 is zo goed als beperkt tot een archeologische context uit de vorige eeuw. De daaropvolgende faze leeft nog voort in de herinneringen van oudere Venda's die tijdens hun kinderjaren opgroeiden in miniatuurkastelen, maar zelf nooit het ideaal ~an een 'autonome' groteJ!ill.~i met talrijke 'onderdanen' verkleinde uitgave van de castella konden verwezenlijken o De hedendaagse misanda en sommige occasionele grotere mi~i zijn tamelijk onrepresentatief voor de voorlopers uit de eerste twee bouwfazen. Met de derde faze zitten we in dat heden. De verbrokkeling van het koninklijke gezag werd opgevolgd door de . verbrokkeling van de status van kleinere gezagsdragers in de miniatuurkasteleno De bergkaste~en versplinteren in miniatuurkastelen, en laatstgenoemden op hun beurt in nog kleinschaliger nederzettingen, de kralen (nogsteeds midi, Van der Waal 1977 33-4). -""Binnen dezelfde nederzetting verkleint het aantal familieleden steeds meer; tegelijk verdwijnen de verschillende vormen van communalistische architectuur. Eerst verdwijnt de goha, de communale stamphut. Later raakt ook de ~al hoe schaarser, de communale bierbrouw-, biertoerusting- en bieropslagplek o , Samen met de gevaarlijke specimens in de fauna ~~ukha) verdwijnt de sterke, robuuste omheining. En de communale palaverruimte voor leden van het starke geslacht raakt met de schaalverkleining ook al half ove.rbodLg , '.'/at niet verdwijnt wordt verkleind, zoals de nD~~ zonder stoep en de
"
-145-
veeomheining (danga) in zekere mate. Een pater familias kon in de miniatuurkastelen uit faze 2 nog gebruik maken van communalistische ruimten en hutconstructies want er waren makk~lijk 10 tot 20 verwante Mannen in de mu~! aanwezig (Eloff 1968 73). Benevens de ~emu~i zelf waren er zijn vrouwen, getrouwde zonen met hun gezinnen,en ongetrouwde dochters. Verder ook de weduwees van zijn vader, jongere broers van pa, met hun vrouwen, getrouwde zonen en gezinnen (grotere gesinne-eenheid bij Van der Waal 1971 15 , en llill:.§gesin bi j Du Plessis 1941 30 ). Als andeFe, niet-verwante mannen met hun groter gezinneneenheden aansluiten, krijgen we een -.4\mudi zoals die vermeld onder faze 1 en beschreven in Van der Waal (1917 13-4, fig.3). Het aangehaalde voorbeeld (Thamba in Thononda) heeft een doorsnede van 117m en,: Die grootte is niet meer classifi~' een oppervlakte van 1075Om 2• seerbaar ondeF de naam miniatuurkasteel (faze 2). Het is een soort castellum waaraan de koninklijke symboliek ontbreekt. Zowat 50 gezinnen en meer kunnen er in de verschillende sectoren (~asia) ondergebracht worden. Met naar schatting tot 300 inwoners zijn deze grotere -midi even blootgesteld aan het versplinteringsproces 1\.dan de eigenlijke bergkastelen (Du Plessis 1941 181, Van der Waal 1977 13) De kralen van faze 3 staan in schril contrast met de grotere nederzettingen uit de eerste twee fazen. In een kraal wordt een gezin en een paar verwanten extra ondergebracht in een tot vier, hooguit zes hutten. Dit betekent dat hUisvesting verleent wordt aan een man - die dan nog veelal afwezig is omwille van het trekarbeidstelsel zijn vrouw(en) en kinderen, eventueel zijn moeder en een paar bloedverwanten zoals zijn jongere ongetrouwde broers en zusters (Van der Waal 1917 33). Het getal inwoners van een kraal en van enige andere nederzetting overigens, blijft natuurlijk nooit constant. In dit geval schommelt het tussen 2 en 20 personen. Deversplintering van miniatuurkastelen in ~alen be let niet het feit dat de gezinnen van verwante mannen in nabijgelegen kralen gaan wonen, en zo dus de communale hulpvaardighe~d van de grotere gezinneneenheid ten dele bewaard blijft. De "buurteenheid',' (Van der Waal 1917 33,68, ,rergelijkEloff 19'68 181) die op dergelijke 0
.'
!
-146-
wijze geschapen wordt, bestaat uit de kraal van een vader/patriarch en de kralen van de zonen, nadat ze als gehuwde mannen hun eigen nederzettingen mochten oprichten onder de auspicien van de patriarch o De afhankelijkheid blijft dus in zekere mate bewaard, zoals blijkt uit de magisch-religieuze beschermpaal bij voorbeeld luvhambo die door de patriarch bij de ingang van zijn 'satteliet'-kralen ingeplant wordt (Van Warmelo 1967 1293)0 De gemeenschappelijke veekraal wordt bij de vader opgericht, en slechts met zijn toestemming kan een deel ervan bij een of meerdere zonen in een ondergeschikte omheining ondergebracht worden(ibid.,vgl. 1083,1117).
FAZE 4 Een laatste stap in het evolutionistisch' proces van architecturale verandering, aanpassing bij interne enexterne vereisten, is vrij onlangs door de voorlopers-initieerders van de huidige staatsdepartementen begonnen. De twee departementen zijn stadsbeplanning en landbouw. Eerstgenoemde is verantwoordelijk voor hetoprichten van locations (Thengwe, Makwarela, Tshino, Shayandima, ,,,--- enz , }, en meer recent ook voor de stimulering van economische groeipunten (in samenwerking met de Venda ontwikkelingscorporatie). Jaarlijks wordt staatsgesubsidieerde behuizing in Sowetostijl gebouwd, helemaal onvoldoende echter om in de behoefte van de honderden gezinnen op de wachtli jsten te voorzien. Delen van de' 'locaties' worden verkocht .aan het publiek om op eigen initiatief, '.verweste,rde' huizen op ~e richten. Her en der rijzen in het' landschap temidden van de rondavelarchitectuur ook stenen huizen opo ~ie moeten het gewoonlijk doen zond er de facilitei ten van de Lo ca t Les , De' eigenaars' zi jn er zich bovendien van bewust dat de grond waarop ze gebouwd hebben aan de locale autoriteiten behoort. Van der Waal merkt op dat "die strukture wat deur die toedoen van die blanke administratie of sendingaktiwiteit gebou word, is en word op Westerse wyse gebou, sonder dat iets van di~ inhe~mse daarin vervat is" (1977 110). ' Jit is niet helemaal correct. In de 'verwesterde' woonbuurten zijn duidelijk oude vormelementen, materiele veruitwendigingen van de 'traditionele' bouwfilosofie bewaard gebleven~ Typische elementen van de vroegere wooncultuur in de 'locaties' zijn bij
-
-
I
-147-
voorbeeld de gt!vha zi tbank, tegenaan de huismuur gebouwd , Ook de muta, met gesmeerde mestvloer en al, is blijkbaar belangrijk genoeg -Aom geen uitzondering te zijn in de locatie; met stoepmuur erbij. Sommige constructies zijn regelrechte vertalingen van de 'paranoiaarchitectuur' van de vhakololo in moderne vorm en rnaterialen. Gras\ matten, dierevellen, stampblokken, en wanmandjes vinden eveneens hun onderkomen in de moderne wooncultuur. Ret de9artement landbouw initieerde een proces van hergroepering in de 'landelijke' gebieden, waar de versplintering dreigde uit de hand te lopen. Tegelijk werd het aanzien en de machtspositie 'van de heersers van weleer hersteld. Om landbouwgrond tegen roofbouw en bossen tegen uitwissing te beschermen, om overbeweiding en bodemerosie tegen te gaan, worden woon- en weigebieden bepland. De bewone~s van alomverspreide kraaltjes worden in ruitvormige "stands" gehergroepeerd. Die ruitvormige woonpercelen staan sarnen met bas en landbouwgrond en weiveld onder toezicht van de (nu) plaatselijke heersers (vroeger centrale heersers, de koningen en onderkoningen. Totdat de nieuwe wet op grondeigendom van krach t wordt ze is nu zeven jaar na onafhankeli jkheid eindeli jk door het parlement goedgekeurd blijven de (onder)koningen baas van de grond.Een niet onaardige basis voor een machtspositieo Na het beeindigen van het blanke bewind is voor deze rnachtshebbers de' klok zo'n honderd jaar teruggezet. Ze hebben de touwtjes weer stevig in handen. ~e hergroepering in schaakbordpatroon en de beplande locaties zijn , een architecturale uitdrukking van het feit dat ze de controle weer in handen hebben , Overigens maakt die hergroepering het oprichten van de buurteenheid, vermeld in faze 3, erg moeilijk, zo niet onmogelijko Nieuwe bouwers worden verplicht om een stand te bewonen die niet steeds nabij die van hun familieleden gelegen is. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de "townsh ip§, locations" (Van der Waal 1977 69) 0
01' de volgende bladzi jde is het evolutionistische proces van ver-splintering en hergroepering schematisch weergegeven. In een notedop luidt de verandering van bouwstijlen in bouwfazen als voIgt.
-148FAZE 2
.-
~,
PBP11t S1ng verde11ng
Q ®
FAZE 1
(K • khoro)
AFS.22
1
/~
~
Q ®
-149-
De hogergelegen,bergkastelen (musandatype) d6mineren de wooncultuur in de periode die kortelijks voorafgaat aan de annexering door de Z.A.R. De meeste onderdanen wonen nabij die koninklijke nederzettingen, omwille van veiligheidsredenen o Versterkte nederzettingen (mu1~type) zonder koninklijkebouwelementen zijn waarschijnlijk eerder schaarso De castella bewegen bergafwaarts na onderwerping door de blanke administraties (Z.A.R., Unle)o Ze splitsen op in het musandatype dat tot vandaag blijft voortbestaan als koninklijke nederzetting, veel ~inder versterkt dan de castelia, en dUidelijker hoger dan de nieuwe mi~l, miniatuurkastelen taatstgenoemde bewaren hun versterkt karakter. In faze 3 verliezen de miniatuurkastelen hun versterkt karakter en de communale elementen in de wooncultuurdreigen te verdwijnen 'samen met een nieuw versplinteringsproces in kleine onafhankelijke kralen. Buurteenheden blijven evenwel voortbestaan. Kralen worden gehergroepeerd en 'verwesterde' huistypes in ruit- of damboordpatroon opgericht. De monotonie van het matchbox-type wordt her en der verlicht door verbouwing ervan, of door op privaat initiatief ingerichte huizen o En nu als tweede helft van het structureel-evolutionistisch intermezzo een kennismaking met de silent languag~ van vhuhulwane, insluitende de politiek-administratieve hierarchie.
-150-
HOOFDSTUK 2 STRUC'TURELE KENNISMAKING.
Twee onderdelen in deze kennismaking. Berst onderzoeken hoe de socia~e structuur, of althans een onderdeel ervan (met name de politieke~administratieve hi§rarchie) materieel veruitwendigd wordt in de Venda woonwijze van weleer. Daarna een soortgelijk onderzoek naar de veruitwendiging van vhuhulwane, het structuurgevende princiepe dat we vertaalden als 'groot-zijn', belangrijkheid,prestige. Beide onderdelen van dit hoofdstuk zijn een voorbereiding, op devolgende hoofdstukken. die de architecturale simboliek van vhuthu, communalisme onder de loep nemen. De Venda politieke-
administratieve structuur, hierlangs afgebeeld is vroeger reeds ---SHANGO bondig besproken. De hi~rarchie, haar werking en h~ar 'werkers' (onder andere in ~ Plessis 1941 181214) staan in de Britse li~eratuur en terminologie bekend als onderdeel van en raamwerk voor een ruimere sociale structuur. In plaataelijke Zuidafrikaanse literatuur en vakterminologie wordt, althana in een 'kamp' (want de vakbeoefening is verdeeld in rivalizerende eerder als samenwerkende 'kampen') de term "etnieae struktuur" !I'.,·u,'·u.,....,l'Y "",..",-4\,c°"; the ir.di";i""'l1'" 41.... _l"O'a·J.·o""~;";-'.. _ -:J.:I between ... gebruikt.• of whom a people is composed ll • Zo luidt het in de Engelse versie van Myburgh'3 inleiding tot de'volkenkunde' (19815, vgl. 37- 4 2) . oJ
_
'01
....
,:;1.
_
.:--_
'oJ..J.""
..
lJ
.. 4 ... • •
~
'oJ
11
.L
........ ,
-
-151-
:.
Als eerste stap werd een lijst opgesteld ,het moeizame rezultaat van een pijnlijke zoektocht doorheen de bronnen van mijn Vendana verzameling naar de concepten die door de Venda zowel als door de antropologen gehanteerd worden om de componenten van de politiekeadministratieve structuur,op de vorige bladzij schematisch weergegeven, uit te drukken. De lijst is genoeg om een idee te geven van de vaak verwarrende en meestal contradictorische verscheidenheid van benamingen die in de literatuur de omloop doeto Er zijn varianten in spelling, die meestal verouderde eerder dan verkeerde spelling vertegenwoordigen o Het moet ook gezegd dat de alternatieve benaming kusi voor tshisi nergens vermeld is. Het ontbreekt ook in VanWarmelo's Venda woordenboek (1937). Het wordt . . nochtans regelmatig gebruikt in de alledaa-gse omgangstaal, waar·ik· het opgepikt hebe De vertalingen van de Venda termen in een Europese taal zijn een belangrijke bijdrage tot de spraakverwarring. Tshisi is "onderdistrik" bi j Du Plessis (1945 122), "wyk" bi j Van der Waal (1977 9), "sub-area" bij Van Warmelo (1967 1297) en "district" bij stayt (1931 214). "Headman" is Stayt's vertaling voor mukoma (1931 2 14), maar bij Lestrade is de term "headman" een stapje hoger in de hH!rarchie, nameli jk gota/nduna (1932., IV) "Tribe" bij Stayt staat voor de hele Venda natie (1931 94; in Caton~Thompson 1931 249), ,in tegendeel met bijvoorbeeld Lestrade (en de meeate andere auteurs) waar "tribe" verwijst naar een onderdeel, starn, van de Venda natie' Een sia v.;n:)u Plessis is 1I2.fC:eling't(1941 22), maar (1932 II). bij Van der Waal (1977 15) is :1et sen "·/iocngedeelte ll • En dan zijn er nog de contradicties soms weI varianten - gehanteerd door een en dezelfde auteur. Du Plessis bij voorbeeld omschrijft "familie" als een onderdeel van het IIhuisgesin" (1941 2930). Maar elders verwi jst hi j naar de "huisgesinne in die familie" (1941123). Stayt vermeldt zowel tshisi a~s muvhundu onder zijn benaming "district" (1931 214,381). Van Warmelo gebruikt "small area" en II sub-area" en "area" voor sen en dezelfde component, met name tshisi (1937 284, 1967 1297,1937 166). Bij dezelfde. auteur worden gota, mukoma en nduna gebruikt v ooi: een "headman" (1937 78, 1937 166, 1967 1297e.v.). Mukoma is'''tegelijk "headmanN { 19 37 166) 0
-152-
en "sub-headman" (1967 1299). Lestrade gebruikt "district-headman" voor g~ (1932 IV). maar elders in zijn tekst duiken (varianten ?): "sub-chief" en "petty-chief" op (1932 X.VI). Van der Waal verwijst naar musanda als woongedeelte van kaptein. zijn vrouwen en 'andere' verwanten (1977 20)0 Elders is musanda meestal de hele "hoofstat" inclusief de masia van de onderdanen (1977 36 en elders). De term "family" (Lestrade 1932 II),gebezigd voor mudi zowel als shaka,is -"'mogelijk nog vager dan de reeds vermelde contradictie bij Du Plessis in het gebruik van "familie" en "huisgesin". Vage omschrijvingen zijn overigens niet altijd te wijten aan de antropologen. De Venda taal he eft evenzeer haar steentje bijgedragen tot de verwarring. Lushaka bij voorbeeld is in moderne documenten en formulieren van de Venda staatsdienst gebruikt als eq~i valent voor zowel ras als nationaiiteit~ Andere aanvaarde betekenissen verzameld in mijn lijst sluiten onder andere starn en clan in. Een laatste illustratie voor de spraak- en begripsverwarring omtrent componenten van de sociale structuur is afkomstig uit Stayt. Hij omschrijft tegelijk tshisi als "division of a country". (1931 381), en muvhundu als "smaller independent division of the country" (1931 214). Wat zeker weI verwarrend genoeg is en vaag bovendien. Spijtig genoeg voor· Stayt is tshisi als onderdeel van muvhundu uiteraard kleiner dan laatstgenoemde o En na dit linguistische intermezzo terug naar de correlatie tussen sociale/etnische structuur en Venda woonwijze. Deze correlatie is beslist niet onvoorspelbaar. aangezien de personen gegroepeerd binnen de componenten van de structuur behuizing moeten krijgen. Daarom dan verwijst dezelfde term in onze lijst ook weI naar een type behuizing zowel als naar de gebruikers ervan. in casu naar een specifieke component van de sociale structuur. Woorden als 1ID~Y., I!l!!~§:,~1.:h. en musanda illustreren dit verschijnsel. Naar een getrouwde vrouw en haar kinderen wordt vaak verwezen als " hut n , EE~u. Bedoeld is onderdeel van de poLygame gezinsvorm, tegelijk architectonisch onderdeel van de nederzetting. Dit onderdeel van het polygame gezin is "nuclear family", dan weI in de
-153betekenis daaraan gegeven door Fox - lithe irreduoible and elementary social grouping is surely the mother and her,,. ohildren tl (1967 37). Aangezien het type hut met de benaming nn~~ in het verleden exolusief mannelijk was de vrouw moest met haar kroost onderkomen is het oonoept ~~~ = onderzoeken in de kookhut, ~shiX~g~ deel van een polygame gezinseenheid wellicht niet zo oud. En de sterke mannelijke associatie is beslist een extra beklemtoning van de gebrekkige autonomie van het polygame gezinsonderdeel. Een tweede verwijzing naar gezin in de betekenis van"nuclear family" is illY~~. Deze term is maer assooieerbaar met de vrouwelijke leefwereld dan de vorige. MUX~ verwijst naar de werf, een afgezonderde arohiteotonisohe eenheid die onderkomem biedt aan de getrouwde vrouw en haar kinderen, t.t.z. een kookhut en eventueel sto6rhutjes en slaapruimte voor de grotere kinderen. Het is de leefwereld van de baby. De rUimte waar hij/zij onder toezicht van moeder ~f zuster de eerste levemsmaanden doorbrengt. Het is tevens de leefruimte van junior en vrouwelijke gezinsleden, hun vergaderplek, werk- en leefruimte. In feite kan mux~gerust vrij vertaald worden als 'thuis', dit is in geval van de polygame gezinsvorm de leefruimte van moeder en broers en zusters van dezelfde llil~!! (met wie de solidariteit merkelijk groter is dan met broers en zusters van mede-vrouwen van de patriaroh of pater familias. Mudi (in Shona musha, zie Du Toit 1982) kan eveneens vrijelijk ·ver-.1\taald worden als thuis. Maar in de betekenis van uitgebreide gezinneneenheid (extended family) is de emotionele band met deze thuis toch wel zwakker dan het geval is met -,,muta. In woonfaze 1 is de groepering van verwante gezinnen (patrilineair en patrilocaal in het geval van Venda) omschreven als sia, de sector van ook khoro genoemd bij de Westelijde bergkastelen. Deze sector ke Venda, onder Sotho beinvloeding is een semi-autonoom onderdeel van de nederzetting, gehuisvest in haar eigen 'omwalling'. In wocnf'aze 2 is de sia afgesplitst van de koninklijke nederzetting, en -mudi verw i jst mar een afzonderli jk miniatuurkasteel. Zelfa in /1faze 3 waar de uitgebreide gezinaeenheid niet langer samenwoont binnen eenzelfde omheining de ~~~ is weer opgesplitst, dit keer in kleinere wooneenheden, ook rni~1 genoemd blijft toch
-154-
en
de solidariteit tussen linieleden bewaard architecturaal zichtbaar in een buurteenheid, d.i. een soort conglomeraat van verwante wdoneenheden. Het mU~i-type van de laatste woonfaze staat symbool voor de verbrokkeling van de uitgebreide gezinneneenheid. De vervanging van patrilocale door virilocale woonwijze is nu zichtbaar in het feit dat de kralen van verwante linieleden verder uit me'kaar Li.gge n , De verbrokkeling is niet aIleen fysisch (verspreide nederzettingen) maar ook conceptueel (verwaterde groepssolidariteit). Musanda tenslotte verwijst naar de koninklijke nederzetting, zowel de grotere bergkastelen uit faze 1 ,als de versplinterde en ingekrompen opvolgers uit de volgende fazen. De uitdrukking vha-musanda is tevens een verwijzing naar de hoogste gelederen in de.machtshi~r archie (gota, khosi), en diegenen die met laatstgenoemden samenle~. ven in de hoofdstad (vhannaof vhathu vha musanda). Heelwat bergkastelen (musanda, faze 1) waren wellicht ook materiele veruitwendiging van de stamseetie en starn (muvhundu en shango), aangezien het merendeel van de bewoners binnen die strukturele componenten als onderdanen met hun leiders samenwoonden. Dezelfde correlatie sociale groepering, component van de hierarchie en woonvorm Van der Waal verkon in het verleden (faze 1 ) gelden voor tshisi. meldt dat in het vez-Lede n (faze 1 ?) het aantal nederzettingen per wijk of onderdistrict beperkt was van 1 tot 3"statte"o Na het opsplitsingsproces in devolgende faze' waren er tot 50 "statte" per "wyk" (1977 9). Oor-epro nke Lt jkwas tshisi dus wellicht tegeli'jk politieke-administratieve ccmro nerrt ui t de hHSrarchische structuur, ~owel als materiele architectonische uitdrukking ervan. De leden van de ruimere sociale groepering clan (mutupo) kunnen in Venda niet archltectonisch ornschreven worden o Ze wonen (en woonden) verspreid onder de verschillende mahosi (koningen) in verschillende stamgebieden (o.a. vermeld in Lestrade 1932 II). Ten tijde van de navorsing door Stayt verricht, meer dan een halve eeuw geleden, had het belang van de clan al beduidend afgenomen. Vermoedelijk juist omwille van de rnobiliteit van de clanleden. Hij schrijft na~elijk dat "they are now broken down and have been' :::-e;::'8ced by the extended family" (193 1 185). Vandaar ook we I de "many ••. overlapping and obscure totems II (1931 191). -
I
•
-155-
Verdere illustratie voor het verband tussen de componenten van de politieke-administratieve hU~rarchie en de woonwijze van haar' personeel' zijn de benamingen van sleutelfiguren in die hi~rarchieo ~~~!, vha-muijani, vha-musanda, ndinda-mu~;!. en mu~e-wa-mu~i zijn representatieve voorbeelden hiervoor. Van hetzelfde illustratieve, gehalte zijn mukoma-wa-tshisi,' mukoma-wa-mudi ------/1.- en de benamingen van de raden/gerechtshoven die ten dienste staan van de sleutelfiguren uit de machtshi~rarchie, zoals daar zijn khoro y~u~~, khoro y~ tshisi, khoro ya muvhundu, khoro ya mueanda. Tenminste in zoverre de inwoners van elke component min of meer in een enkele nederzetting ondergebracht werden; wat klaarblijkelijk eerder het geval was in het protohistorische verleden dan.in de meer recente fazen van de Venda nederzettingstypologie. En wat dan van de architectonische technieken die destructurele componenten meer in de verf zetten? Ze zetten tegelijk de vier basische statusbeginselen,waarop de sociale structuur ten dele gegrondvest is,in de verf. Afschuttingen en wandelpaadjes (mipfunda en mikoto) lijken op luchtfoto's de ideale middelen om de componenten van de nederzetting, en tegelijk elementen van de sociale structuur, in relief te zetten. De paadjes zijn ten dele eencreatie vanwege de afschuttingen. De mupfunda was in het verleden een combinatie, van grpndmuurt je en pale nwerk \'linkelplanken zijn te vinden als afschutting op plekken waar orrtbo sa Lng een aanzienli jke tol geeist heeft en in open vlakten.In beide gevallen om koude en sterke winden te keren. De overheersende vorm echter is een lage scheidingsmuur zonder paalwerk (guvha). Ben sterke paalomheining(mabara) met scherpgepunte uiteinden (~"teswi) , , - is het voorrecht van de (onder)koning. Inderdaad, ~teswl ., L"l een aymbco L op de waarzeggersschotel dat naar de koninkli jke familie verwijst. Vandaag zijn dit soort omheiningen schaars, veelal rond de palaverruimte (khoro) en de private woonkwartieren v~n conservatieve koningen o De luhura omheining rond de 'kastelen' van de eerste twee bouwfazen uit onze bespreking is een combinatie van st~nen muren (mutshe~~), 0
~
-"
AFB_24
I -I.
\J1
0'1
I
1<1-10
RO
°b a: khoroingang; b: muimavanda, schaduwooom; c: toegang tot woonkwartieren; d: raadshut, tshivhambo; e: g~, stamphut; f: kwartier vIa vrouwen van de koning; g: kwartier v~n makhadzi v/d koning (zuster van pa); h: kwartier van ma van koning, tshiozwi genaamd; i: thond"wana, kwartier van jonger vrouwen v /d koning ( vha~anuni); j: tshiamudana, ko:ninklijke keukeri; k: pfamo, kon. woonhut; " 1: kon. dorsvloer, graanschuren; m: lutambwe, kon. ontvangstruimte met keuken, palaverhut en bieropslagruimte; n: (kon.?) dang~, vee-
a
kraal; 0: tshikhudo, versterkte wegsteekplek; p: tshivhana, nooduitgang ; q: besdhermmedicijl~n rondomwaTring; r: pad naar dang~; s: hoofden van woonsectoren; t: thondo; u: ach i, jnkraaI:"
-157-
\
palen en ver~chansingen van dorenstruiken en'dorentakken (Van der Waal 1977 14,103). De toegang tot het kasteeltype nederzetting is evenzeer beschermd (~ole). Afschuttingen verde len de nederzetting in haar samenstellende componenten en accentueren tegeli jk die onderdelen, van de grootste component de nederzetting zelf binnen haar omwalling tot de kleinste de individuele hut m~t haar !QEX~ (werf). Er zi jn zoals vroeger vermeld afschuttingen voar de sia-khoro, voar elke uitgebreide gezinneneenheid (mu~!.) en voor de "nuclear family" (~X~). Communale constructies zijn eveneens van de rest afgescheiden en onderscheiden door een afschutting: bijv. de thando, khoro, thsivhambo (L.e , inwoonfaze 1 ,~usandatype). Ze komen in een later deel ter sprake • Verder zijn er de private waonkwartieren van de koninklijke familieleden, vooral de hutten van de koning (pfamo, tshiamudana, ~hongwana enz.). Zijn schuren, vergaderplek, de woonkwartieren van vrouwen, moeder zijn allemaal stuk voor stuk ondergebracht in hun eigen omwallingen. Het hele terrein Iijkt daarom weI naar een labyrint van steegjes en straatjes (zie bijv. het grondplan van Du ~Iessis 1945 125 en de luchtfoto van 'London, Nzhelele -Ln Van der viaal 1977 fote 7). De vier statusbeginselen Ieeftijd,geslacht, verwantschap en afkomst zijn:vertaalbaar in waarden en geven vorm, orde, structuur en betekenis aan de Venda maatschappij.Ze geven het ontstaan aan sociale groeperingen, inter";groep en Lntz-a-groepsvernoud Lngen, gebazeerd op'groter, gelijk of kleiner zijn'. Die beginselen, ver.houdingen en waarden zijn materieel veruitwendigd in de Venda woonwijze, als een soort ".silent langl§g~" of ook weI genoemd een "hidden dimension" • Er zi jn verschillende woonvormen voor de verschillende statuscategorieen, groeperingen en statusbeklederso Er zijn verschillende benamingen en woonvormen of vormvarianten. Een huttype kan exclusief gereserveerd worden veor een van beide geslachten. De -nndu bijv. was zoals hierboven vermeld in het verleden Agereserveerd veor het sterke geslacht. De~, goha en tshixa~~ daarentegen hebben een sterke vrouwelijke associatie. De khore en ~ga horsn met de mannenwereld. De scheiding wordt sterk Ln de verf gezet met bovennatuurlijke hulpmiddelen (meer hieromtrent
-158-
bij de bespreking van communalistische architectuur, en meer speci~' fiek de luvhambo beschermmedicijnen~ Sommige huttypen worden voorbestemd voor gebruik door senior verwanten. Soms in afwerking en voorkomst, me~stal in naam aIleen. Het nn~~ type met lufhera stoep t en phuphu stutpalen was wellicht voorbehouden voor de leider van de nederzetting, net zoals de 194126; Van jer Waal 1977 65,6). Volgens thema-mudi n. _. (Du.?lessis Du Plessis echter is de laatstgenoemde hut associeerbaar met de 'Il'esteli jke Venda onder Sovrouw van het II statshoof" (1945 125; tho-invloed?)0 Pfamo, tshiozwi, luta~bwe en menige ander hutconstructies hebben elk hun eigen statuscategorie van bewoners. De rangorde van verschillende onderdelen van het polygame huwelijk worden terloops aangeduid met architecturale benamingen als ~~ khulwane, nnXu thukhu, respectievelijk senior en junior onderdelen of componenten. Huttypen gemonopolizeerd door het koninklijk bloed zijn talloos. Eenevens de reeds vermelde typen (pfam?, tshiamudana, ~~ong~, lutambwe, ~shiozwi enz. zijn er comT.unalistische constructies als tshivhambo, thondo e.a.). Leeftijd is een verder criterium voar onderscheidingbinnen de grate verscheider~eid van Vendawoonvormen. De mahundwane speeldorpen zijn tijdelijke constructies typerend voor de allerjongsten. Het ontbreekt deze laatsten aan een',eigen I leefruimte, juist 'omwille van hun junior status. Jongens en meisjes worden min of maer tot "zevenjarige leeftijd ondergebracht bij hun moeder in de kookhut o Qudere meisjes blijven traditioneel daar gehuisvest en jongens komen in de thondo terecht,of in de lufhera van hun vader wanneer ze oud genoeg z1Jn. ~e verdeling van jongens en meisjes in communalistische slaaphutten voor beide ge01achten (gescheiden nndu ya vhatukana en -nndu ,,-ya vhasidzana) lijkt een meer recent verschijnsel(Van der Waal 1977 A6) met aanhaling van Stayt 1931 155). Ongetrouwde mannen hebben vaak hun hut nabij die van de moeder; vrijae zel l en kunnen ondergebracnt worden in een nndu ya ~~ombe. O Verdere voorbeelden van statusbeginselen in de architectuur komen weer aan bod, vooral wat afkomst en geslacht betreft. I
----.,\.-
~f'-
-
-159"
· t'
Een ander deel van deze structurele kennismaking is een synopsis van·atructurele logica' aangewend in de ruimtebenutting van Yenda, vooral dan met betrekking tot de vier statusbeginselen. De structu~ele opposities van de statusbeginselen en waarden zijn vertaalbaar in ruimte en vorm.
MAN ODD VERWANT
VROUW JONG JUl'i"IOR VERWANT
ARISTOCRAAT
ONDERDAAN
SENIOR
YS.
STERK VS. ZWAK = SUPERIOR YS. INFERIOR = SElilOR YS. JUNIOR en BELANGRIJK YS. MINDER BELANGRIJK zijn in ruimtebenutting en vorm vertaalbaar als:
=
RECHTS YS. LINKS Een paar oudere informanten beweren dat de deur van de mannelijke hut (~~u) naa~ binnen rechts openmaakt (van buitenuit gezien). De slaapplek van de man is dan rechts,achter de deur (nogsteeds van buitenuit gezien). De slaapplek (vhulalo) is dan uit het zicht van buitenstaanders of voorbijganger~'. Als de eega waswater of voedsel aanbrengt voor haar echtgenoot,beperkt ze haar bewegingen tot het linker dee 1 van de hut, aldus de informanten. Er is echter geen overtuigende hoeveelheid inlichtingen om deze versie te veralgemenen. Veel minder betrouwbaar nog is Roumeguere-Eberhardt's interpretatie van de Yenda wooncultuur, met aanhaling van links-rechts symboliek. Haar pUblicaties lijken behoorlijk vertroebeld met Tsonga-Shangana inlichting (bijv g 1963 86). Voorbeelden van links-rechts symboliek zijn veel betrouwbaarder in Nguni en Pedi etnografie (MC5nnig 1967 213, Kuper 1980 bij voorbeeld). De symboliek is te vinden in de verdeling van de hut in eetl mannelijke en vrouwelijke zijde ofweI in de ordening van verschillende hutten van de vrouwen in een polygaam huwelijk.
-160-
Bij de Venda lijkt zulke symboliek mijns in~iens als het ware 'overbodig', aangezien de hoog-Iaag symboliek er toegepast kan worden in:het centrale bergachtige gedeelte (als alternatief dan voor linksrechts); en tweedens omdat de man er zijn 'eigen' hut heeft, en niet als 'bezoeker' over en weer reist tussen de hutten van zijn vrouwen. In de Venda rUimtebenutting wordt de ordening, belangrijkheid van de verschillende vrouwen niet onderlijnd op architectonische wijze. Ze worden 'in groep' gehuisvest op eenlager niveau tegenover de hut van de echtgenoot (nndu vs. --/1-zWitanga). Du Plessis vermeldt -II weliswaar dat de hoofdvrouw een hut toebedeeld krijgt recht tegenover die van haar echtgenoot, maar dat kan een Sotho insijpeling zijn bij de Westelijke Venda (1945 125). Venda, Pedi en Nguni hebben echter ondanks 'hun verschillen in ruimteli jke ordening gepoogd om voor hetzelfde vraagstukeen oplossing te zoeken o Het antwoord is verschillend, maar het probleem is basisch de spanning tussen communalisme en statusbewustzijn. Meer concreet luidt het probleem als voIgt: de vrouwen van een polygamist handelen op termen van gelijkheid volgens de waarde vhuthu, maar ze competeren met mekaar in gevolge de waarde vhuhulwane. De contradictie tussen gelijkheid en ongelijkheid is reeds in het vorige deel beschreven. Het is er tevens een van solidariteit vs. jaloersheid of eenheid vs. verdeeldheid. Op po~tische wijze klinkt het in pet gedicht omtrent de Afrika nederzetting: The kraal The kraal fence hides quarrels of jealous wives, it hides the miseries within and sadness of wives fallen from favour o (Stella Ngatho) Beide Venda en Nguni + Pedi proberen om die spanning te verkleinen in hun ruimtebenutting. 1~atstgenoemden zetten het statusverschil in de verf, architectonisch dan. Als elke vrouw haar 'plek' kent in de polygame hierarchie, dan zijn de wri~vingen wellicht minder. ~e positie in de hierarchie is materieel aangeduid door de specifieke positie van de hut. Eerstgenoemden daarentegen huldigen
-161-
precies de tegenovergestelde rUimtebenutting. Als geen enkele vrouw haar positie materieel wordt uitgespela namelijk door ze allen ongeordend te huisvesten zijn de wrijvingen hopelijk geminimalizeerd. Tot zover mijn hypothetische interpretatie van varianten in de ZUidoostelijke Bantoe ruimtebenutting. Een mooi voorbeeld van anti-positivistische hineininterpreteren? HOOG VS. LAAG \ Geen dUidelijker materiijle verwoording van de tpecki~ order' dan de benutting van de helling in een terrein. De passe-partout logic~ van vhuhulwane groot vs. klein waarop de statushi~rarchie gegrondvest is wordt aldus 'zichtbaar' gemaakt. De beschrijving van het bergkasteel (faze 1 , ~usanda-type) van de hand van Du Plessis illustreert dit type ruimtelijke symboliek ( 1945). De (onder )koningwoont op het hoogste deel. De woonkwartieren van zijn vrouwen, makhadzi en moeder liggen een trapje lager eventueel met interne ordening volgens belangrijkheid. Op hetvolgende niveau vind je de vertrouwelijke en betrouwbare raadsmannen, misschien ook met een paar jongere broers van zijn vader, de vorige vorst. Elke sector-hoofdman woont op de hoogste plek in zijn sia-khoro. En elk gezinshoofd tenslotte op het hoogste deel van zijn component in de nederzetting. Alles weI te verstaan voor zover het terrein dit toelaat. De khulunoni zitplek van de voz-s't in de khoro is hoger dan die ;..- .... van zijn raadsledeno Bij de familievergadering wordt de stoel 'door mannelijke deelnemers en de matten in dierevellen of riet door vrouwelijke familieleden gebruikto De analogie met wat in het vorige deel omtrent de lichaamstaal en statusverschillen gezegd is, spreekt voor zichzelf o De beschrijving van recente musanda nederzettingen in Van der Waal illustreert nogmaals dezeIfde logica o Als voorbeeld de symbolische rUimtebenutting bij de hoofdstad vankoning John Ratshilumela Rambuda. De hierarchie Iijkt als voIgt (van hoog-senior naar laag.....;;.;:...---:,.junior) : "1.Die kapte Ln, 2.Die kapteinsvroue en die moeder van die kapteino .~
-162-
.' I,
3~Vroue
van die vorige kaptein met hulle seuns, die halfbroers van die huidige kaptein. 4.Halfbroers van die vorige kaptein." (1977 28) (Vgl. met soortgeli jke analysen van Khakhu en ]:iphephu, p. 30, 32.) ACHTERAAN VS. VOORAAN (BOVENAAN, HOGEROP VS. ONDERAAN, LAGERAF) In een hoogtenederzetting is achteraan vertaalbaar als hogerop of bovenaan; vooraan is onderaan of lagerafo Deze categorieen staan respectievelijk voor VEILIG en ONVEILIG. De veiligste plek ligt uiteraard achteraan,omdat de hoogtenederzetting in Venda met een kIif, steile afgrond, achteraan slechts van onderaan kan benaderd worden (faze 1 , .musandatipe). Op de hoogste terrassen vind je hier de J>ako of 'tshikhudo schuilplek, een grot of versterkte overhangende rotsopening. Onderaan bi j het onveiligste deel, de ingang (mafhoro), wordt de mukoma gehuisvesto Hij is een assistent van de (onder)koning die er toezicht houdt op de vreemde bezoekers, en hun identiteit en bedoelingen aan de vorst bekendmaakt, alvorens ze ontvangen worden in de publieke raadshut (~~~tvhambo), of zomaar in de palaverruimte (kho!2). De ingang is met een stevig paalwerk defensie-systeem versterkt (pgole) ,. en de militaire kwartieren (thondo) zi jn voor dezelfde redenen daaronder aangelegd De vee kraal met geheime graanputt~n was dan weer ac~teraan in de, castellum nederzetting te vinden; zo luidt het althans in de mondelinge overlevering. Archeologische opgravingen zullen het in de toekomst onderschrijven of in twijfel trekken o Wat voor de castellum nederzetting geldt is ook later op de jongere nederzettingstypen van toepassing. Alhoewel die in militair karakter steeds onbelangri jker worden. (Zie evolutionistische bespreking in het vorige hoofdstuk o ) Op microschaal is de oppositie tussen het voorste en achterste ook op de hutstructuur zelf van toepassingo ~e ruimte nabij de ingang en achteraan in de hut worden respectievelijk bvungwi en Eerstgenoemde is de ereplek in de hut, zoals munangoni genoemd o o.a. af te leiden is uit het spreekwoord: rsha bvungwi tshi tshila nga tsha munangoni 0 Die in de senior positie (achter) Q
-/\-
(1-
-
-163-
overleven dankzij die in de junior positie (t.t.z. vooraan). Tegelijk een verwijzing naar de communalistische reciprociteit waarmee senior en junior in een overlevingscontext amper symbiotisch samenleven. Bvu~wi heeft een bovennatuurlijke connotatie, o.a. zichtbaar in het feit dat de bruid en haar begeleiders er een periode van magisch-religieuze afzondering doorbrengen nadat ze in het dorp van Bvu~wJ wordt nog voor andere de echtgenoot geaariveerd zijn. vormen van rituele afzondering (~funda) gebezigd. Ben vrouw die de nn~~ van haar echtgenoot wil binnentreden moet eerst. vooraan, bij de ingang losha, d.i. in dit geval respectvol en knielend groeten, zelfs al is hij niet in de hut aanwezig. Zijn eetgerief (b i jv, tshidongQ.·schotel, ndilo bord ) word-en op een rak (vhurala )in het bvung~ gedeelte van dezelfde hut neergezet, samen met de wasschotel (sambelo). Al deze voorwerpen worden respectvol gehanteerd, en zijn taboe voor andere familieleden. Wapens en heilige voorwerpenvinden hun onderkomen in hetzelfde deel van de ~~':! (Van der Waal 1977 92-5 bijv.). Onnodig te verduidelijken dat je hogerop, achteraan de meer senior inwoners van de nederzetting krijgt. ~e oppositie achteraan vs. vooraan kan tenslotte ook als PRIVAAT VS. PUBLIEK vertaald worden. Het vestibulum,. de voorhal (khoro) en de werf (muta) -,,- bij voorbeeld zijn openbare vergader-en verzamelruimten. PERIFERIE De veekraal met opslagfaciliteiten en graven van overleden manne, li jke linieleden is in Venda in tegenstelling met meni.ge andere Zuidoostelijke leden van de, grote Cattle Culture family niet het centrum van de nederzetting. Over die afwezigheid van de veeomheining (dan~)in het midden van de bergkastelen (faze 1 ) is genoeg te schrijven om er een apart hoofdstuk mee te vullen •. Het is de palaverruimte, de khoro, samen met de nabijgelegen raadshut, tshivhambo, die min of meer hethart uitmaken van de castellum architectuur (v gL, in d. it verband met Huffman 1982 en Kuper 1980). In de khoro zelf is het de schaduwboom, muima-vanda,met het stenen ,..platform errond, khulu~~~i, voor de raadsvoorzitter die het centrum CENTRUI>1 VS.
-
-164-
:.
uitmaken van ,de activiteiten aldaar o De residentie van de (onder)koning ligt veelal ook centraal, maar dan gecombineerd met achteraan-hogerop-veiliger: d.i. centraal op ~en as die N.-Z. door de nederzetting (musanda) loopt. Hij vertoeft achteraan, hogerop die denkbeeldige as. Zijn vrouwen liggen niet links/rechts geordend van die as volgens status, zoals weI bij buurvolkeren de gewoonte mag zijn. In de tshiX§lpg~ (kookhut) zijn de drie kookstenen en de vuurhaard de centrale fenomenen. De periferie is gebruikt als opslaanplek van k~ukenbenodigdheden en als slaapplek voor vrouwen en kinderen. Geiten kunnen soms in de periferie op een verhoogje aangehouden worden. Dit is vermoedelijk een tamelijk recent ~erschijnsel, gekopp~ld aan het. feit datde nndu -,,- nu ook voer vrouwen beschikbaar . is. Buiten tegenaan de hutwand worden potten en andere niet makkeli jk verweerbare gebruiksvoorwerpen geplaatst (Van der Waal 1977 96-9). De voorname mannelijke woonhut van weleer, met stoep en lufherakamertje, gebruikt de eigenlijke waonhut in het centrum voor V.I.P. gebruik, d.i. voar de pater familias zelf. De veranda is een opslaanplek en het stoepkamertje verschaft slaapgelegenheid voor de zonen (nndu -,,- in Van :ier Waal 1977 92-5). De periferie van de nederzetting wordt aangewend als latrine. Tshitaka mannelijke en vrouwelijke ,,- is de benaming voor de gescheiden . 'ontlastingsplekken' in het nabijgelegen bos rondom de nederzetting. Ivlen hoort de benamingen ~ale~ale/tshiuthu.luni voor de vuilnis-' belt tegenaan de nederzettingsomheining, aan de buitenkant van de 'khoro (Van der Waal 1977 91). Moderne perceelbewoners van de verouderde 'locatie' Makwarela hebben eveneens hun toilet los van de behuizing, ergens periferaal op de hoek van het woonerf opgericht. Het maishok en graanschuurtje (tshitatari en dUlu) zijn constructies die uit het zicht van nieuwsgierige bezoekers achter de woon- of kookhut opgericht worden. Meteen zijn ze ook in een veiliger oord o '--"\-~'-
A-
BINNEN VS. BUITEN Jeze oppositie kan soms vertaald worden als privaat vs. publiek, zeals bijv. in geval van de hut VB. haar werf. Op macro-schaal. is er de appositie tussen de nederzetting en het omliggende bos,
'
-165-
·" volgens Roumeguere-Eberhardt in cosmologische termen te omschrijven als beschaving of orde vs. natuurlijke chaos (1963b 118). Deze symbolische oppositie heeft nog andere magisch-religieuze toepassingen. De ommuurde nederzetting van enige grootte en belangrijkheid wordt met luvhambo,phamba en andere hulpmiddelen vanwege De de magier tegen heksen en kwaadwillige bezoekers beschermd. binnenruimte van thondo, khoro, dang~ en menig andere communalistische architectuur van koninklijke oorsprong ondergaat hetzelfde lot. ' Tijdens de rites-de-p~g~ worden initianten afgezonderd, omwille van hunspirituele gesteldheid - "betwixt-and-between" of liminale periode in de woorden van Turner (19 64). Bedoeld is dat ze rituele hitte verspreiden, spiritueel onzuiver zijn. De gemeensc~ap moet dan ook tegen deze pollutie beschermd worden. Terzelfdertijd maakt de statusverandering hun erg kNetsbaar zodat de rituele afzondering tijdens en vooral na de initiatie ook een beschermende maatregel is tegen de boze krachten van buitenuit. Afzondering heeft natuurlijk ook te doen met geheimhouding van wat binnenin de school aangaat. De o~positie binnen vs. buiten is verder een materieel-symboliache uitdrukking van de 'pecking order' 'en de statusbeginselen (vhuhul~) die eraan de grondslag van liggen. Menige ommuurde ruimte heeft dus wel te doen met man vs. vrouw (bijv. nndu -,,- vs. tshitangaj --/1-- .khoro va. mu~~), of met aristocratie tegenover de onderdanen (musanda vS 9 mudi; mapitoni va. ,masia) enz. In andere woorden gesteld -Abinnen vs bu i ten is e Lge nl i, jk = wi j tegenover hun, inter-groep oppositie binnen communalisme. Een laatste illustratie v an 1i.t soort tegenstelling is een gewoonte die dateert uit de 'goede oude tijd' van oorlogsvoerende stammen. Bnige vreemde bezoeker werd vriendelijk verzocht om zijn wapens buiten de hut (Van Warmelo 1967 1103) of zelfs buiten de nederzetting (stayt 1931 75) achter te laten. 0
GROOT V8. KLEI N Deze oppositie is weliswaar een p~-partout in de symboliek van de 'pecking order', maar opvallend afwezig in de architecturale ver-
.'
-166-
woording ervan; behalve dan in de transposit'ie groot-hoger-achteraan. De grootste ruimten zijn gewoonlijk communalistisch van gebruik, en tegelijk zijn ze voorbehouden voor de 'groten' in de statusbi~rarchie. Thondo, khoro en tshivhambo zijn voorbeelden van deze ruimten. Het toegangsrecht ervan is beperkt, en de 'kleineren' van de vhuhulwane logica, juniors in leeftijd, geslacht, afkomst en verwantschap, mogen slechts gebruik maken van die ruimten mits de toestemming en onder het toezicht van de 'groteren' • De mannelijke hut uit het verleden (nndu) met veranda en lufhera ~kamertje was beslist groter dan de hut van de ongetrouwde jongeling,d~ch slechts proportioneel groter dan die van de vrouwen haar jongsten (tshixangg, zie Van der Waal 1977 93-4, 97-8). De sleutelfiguren uit de politieke hiera~chie hebben een groter aantal o nder-danen,.' dus een groter aantal wooneenheden onder hun controle naargelang ze hogerop in de hierarchie gevestigd zitten. Te oordelen naar de moderne musanda (enkele ervan zijn door Van der Waal in plan opgemeten) is de leefruimte van de aristocratie niet veel groter dan die van de onderdanen. Alhoewel ze vandaag los van de onderdanen in een eigen nederzetting ondergebracht zijn, is de rUimtebe~utting van hun nederzetting basisch hetzelfde dan die van het gewone volko In het verleden zaten ze allen samengepakt in de bergkastelen, en het hellend terrein laat weinig variatie in de mogelijkheden van rUimtebenutting toe. Benevens de beperkingen van het bouwterrein zijn er nog de grenzen , opgelegd door bouwmaterialen van moeder natuur (hout,klei,gras). Beide terrein en materiaal hebben hun steentje bijgedragen tot de eenvormige voorkomst van de hutten van plebs en aristocratie in de communalistische opzet van het verleden. Vandaag echter is het verschil frappant, wanneer we pondok en kasteel in de nieuwe architecturale faze vergelijken. ,
K'dANTITEIT, VEEL VS. WEINIG Ligt nogsteeds in het verlengde van het voorgaande. Meer materiaal en arbeidsuren zijn nodig voor grotere constructies. Ze worden met communalistische arbeid (dzunde, corvee) opgericht, en zijn
-167een materiele veruitwendiging van het konintschap (bijv. Kirby 1956) De mutshe~~ stenen omwallingen, de gepunte palen en monolieten, de terrassen en immense veeomheining, de versterkingen, raadszaal, 'militaire barakken enz. zijn allemaal te groot, te ~eel om door enig individu opgericht te worden. AIleen de grootste koppen uit de statushi§rarchie kunnen (en mogen) zich dat veroorloven. Op kleinere schaal overheerst dezelfde logica. De getrouwde pater familias heeft de hele ~g tot zijner beschikking. De vrouw moet het stellen met de niet-werkruimte van de kookhut, die ze dan op de koop nog moet delen met de kleinste kinderen en dochters. De man heeft de khoro en zijn private mut~ bij de nn~~. De vrouw deelt haar mu~~met haar gezin. Nogmaals meer ruimte voor de man. Het gebruik van meerdere deuropeningen in de tshivhambo raadszaal . alhoewel daar veel over te schrijven valt is wellicht nog een voorbeeld van de belangrijkheid, in dit geval het koninklijke karakter van die hut (zie hf'd s t s ! van deel 4).
KWALITEIT,
BETER, DUURZAMER AFWERKING V8. ZWAKKER, VERGANGY~LIJK, RUWER AF\'IERKING GERIEFELIJK Y8. ONGERIEFELIJK K08TBAAR V8. GOEDKOOP De duurzaamheid, geriefelijkheid en 'kost'prijs z1Jn eveneens materiele uitdrukkingen van status. . Constructies als de tshitanga, --,,- sosa en wellicht ook de goha (kook-,bier- en stamphutten) zijn omwille van hun vrouwelijke associatie ruwer en ongeriefelijker dan Ben goed de manneli jke en koninkli jke tegenhanger nn~~ en pfamo. . specimen van laatstgenoemde he eft een veranda met kamer. Een soort "two roomed house", om Venda-Engelse termino1ogie te gebruiken. Er is een gepleisterd plafond (geen open vuurhaard in de nndu; slechts --,\ een p~ar gloeiende kolen tegen de winterkoude) en muurdecoraties zoweI aan de binnenkant als buiten. Yerder een mooie houtdeur, in tegenstelling met de gevlechte sase ?eur bij de tshi~ang~(Walton 1954). Zelfs nu de vrouw haar eigen nndu -,,- heeft, blijft die van de man door de band beter afgewerkt. Hij he eft een hut met beter deur en vensters, of houten plafond, mooie meube"ls en meer comfort" De tshitanga blijft tot vandaag vaak een zwarte, rokerige, donkere, zwak onderhouden, bijna vervallen constructie.· --(1.-
-
-168-
AANWEZIG VS o AFWEZIG Het ontbreekt de juniors in de statushierarchie soms aan een eigen leef- of woonruimte. De allerkleinsten slapen'traditioneel'met hun moeder in de tshi ~ang~. De grotere zonen in de .thondo kwartieren of op de veranda van de nndu De communalistische hutten van jongelieden en jonge vrouwen illustreren dezelfde oppositie: senior vs. junior ofte aanwezig vs. afwezig. Jonge mannen en vrouwen delen het gebruikvan een ruimte met soortgenoten i.p.v. over hun eigen ruimte te beschikken. De patriarch heeft weliswaar net zoals zijn eega soms kinderen in zijn huto Toch is de situatie voor beiden verschillend; voor hem beter dan voor haar. omwille van zijn senior positie. Hij behoudt zijn privaatheid, aangezien de binnenkamer. van de nndu afgezonderd is van de stoep en verandakamer. De vrouw moest haar s Laapruf.mte met kroost delen(bijv. Van der Wa.al 1977 15-6). De pasgetrouwde vrouw van de (onder)koning slaaptmet hem in de pfamo, tot de tijd aangebroken is waarop ze naar huis keert om haar eerste kindje te baren. Pas bij haar terugkomst wordtze senior genoeg geacht om 'haar eigen t hut te betrekken. Dezelfde gewoonte bestond bij de onderdanen en wordt nog hier en daar in ere gehouden. Kroost en gehuwde status zijn voorwaarden om over een eigen hut te beschikken. Vrouwen moeten het stellen zonder, publieke verzamelruimte (khoro). Zelfs hun initiatieruimte (tshivhambo) is een mannelijke ruimte die . tijdelijk aan hun afgestaan wordt. Het feit dat vrouwen in hun werkruimte (kookhut) moe(s)ten slapen is een verdere aanduiding van hun onmondige status ten opzichte van de mannenwereld. ~-
0
~-
GEh~IMZINNIG V3. OPENLIJK GERESERVEERD V3. ONGERESERVEERD Thondo. tshivhambo en pfamo ter illustratie. De twee~rstgenoemde . worden alB initiatieruimten gebruikt o Ze zijn voor oningewijden in een mysterieuze sfeer gehuld. Zelfs voor de initianten is er het geheimzinnige bovennatuurlijke karakter van de inhoud (bijv. de geheime formules, milay~) en methode (bijv. ma~~en dZing~ hulpmiddelen; ~ederen 1986b). -
-
;
-169"
~
Beide zi jn'ommuurde rUimten.Eerstgenoemde (:thondo) was zo goed als onzichtbaar binnen de hoge omheining. Er was een voltijdse wachtpost bij de ingang en allerlei geruchten werden in het leven ·geroepen om oningewijden af te schrikken: de vha~tg~~cradetten eten nooit (ze eten v66r dag en dauw, wanneer niemand ze kan zien), een leeuw woont samen met de cadetten in het militaire kwartier (het gebrul werd nagebootst met een nat riet en de grote koninklijke trommelals klankkast) enz. Allemaal extra verf om het superieure karakter van de krijgers, en tegelijk mannelijke meerderwaardigheid in het algemeen te beklemtonen (bijv. stayt 1931 101-5). De toegang tot de pfamo is taboe, meer nog dan voor enige andere constructie in het koninklijke woongedeelte het geval is. Tot vandaag worden bezoekers er met aIle middelen uitgehouden (inclusief navorsers, hoe bevriend ze ook al mogen zijn met de vorst). De heilige stamvoorwerpen en allerlei medicijnen van nationaal karakter worden er opgeslagen. Het gebruik ervan is met evenveel geheimzinnigheid omweven. Verdere aanduidingen van ~famo geheimzinnigheid vinden we i.n haar aanwendingen als eerste begraafplek van de (onder)koning en bij de troonsbestijging (resp. bijv. Van Warmelo 1932 135 en 139-40)0 Ala begraafplek is de hut een tijdelijke rustplek vooraleer de beenderen in het heilige woud (tshlfhp) buiten de musanda bijgezet worden o Bij de troonsopvolging worden mogelijke candidaten in de koninklijke familie gevraagd om de deur van de pfamo open te duwen. Een soortgelijke ceremoniele aanduiding van de troonsopvolger en eliminatie van de troonpretendenten bestaat bij nabije buren (Lobedu, Pedi). De deur opent slechts wanneer de vooroudergeesten hun candidaat bij de deur zien verschijnen. Tenminste zo luidt de verklaring voor buitenstaanders. Binnenin wordt de deur natuurlijk door mensenhanden op bevel van de familieraadeh stamouderlingen onder controIe gehouden. Voor de candidaten meer een ceremonie dan ritueel; voor het gewone yolk is de hele opvoering met mysterie omringd. Van der Waal vermeldt hoe de Lemba een minderheidsgroep van. vermoedelijk Afro-Semitische oorsprong en de Tsonga - 'traditionele vijand no.1 in het Oostelijke deel van Venda uit
-170-
de koninklijke nederzetting geweerd. werden (1977 23). Beiden omwille van politieke redenen, overgoten met een vleugje vanhet bovennatuurli jke • .Publieke ruimten (goha, sosa, khoro enz ,') zi jn toch niet zo openbaar als de benaming weI mag laten vermoeden. Er zijn telkens weer beperkingen vanwege de vier statusbeginselen (vhuhulwane) Die statusbeginselen waarop Venda communalisme geschoeid is. structureren de 'pecking order', de verdeling van de maatschappij in hokjes. Bewoners van die hokjes zijn opponenten. Zoals reeds in het vorige deel onderlijnd, is communalisme alles behalve equivalent met egalitair zijn. Er is gelijkheid zowel als ongelijkheid; solidariteit en oppositie. Naargelang we bewoner~ van een hokje uit de hHirarchie met soortgenoten of met hogere 'en lagere niveaus vergelijken. Daarom worden de meeste componenten "in de architectuur gereserveerd voor en vermeden door bepaalde sociale groepen o Allemaal deel van het 'respect' dat aan debewoners van de hokjes tegenover hun superieuren opgelegd wordt,ingeprent in de initiatiescholen en passief aangeleerd tijdens vroege en latere enculturatie (khuliso). Vermijding en respect t.o.v. de nndu'van het -"'familiehoofd, t'egenover de pfamo van het stamhoofd, tegenover de mannelijke palaverruimte (khoro) enz. GUD VS. NIEUW , Niet alies wat oud en vervallen lijkt ~olgt'de logica vermeldt onder de oppositie betere vs. zwakkere afwerking (kwaliteit van de woonconstructie). De reden hiervoor dient niet zo ver ge zoch t , Gud kan makkelijk geassocieerd worden met het verleden, dus met de vooroudergeesten, bewaarders van de traditie. Gude woonconstructies en woonterreinen bijv. worden vaak angst vallig vermeden, omwille van hun vermeende verbintenis met het bovennatuurlijke. De pfamo van een overleden koning wordt niet afgebroken.' Archeologische woonterreinen zoals Dzata, --.,.,- Mianzwi en Tshiendeulu worden tot vandaag in de vooroudercultus en regenma-, kerij betrokken. Vandaar dat deze terreinen heelwat kopbrekens bezorgen aan de onderzoeker die er regelmatig wil gaan ronddwalen laat staan opgraven.
Het veel recentere woonterrein te Tshiu~ani;,ontdekt door de toeristische afdeling van de Venda Ontwikkelingscorporatie (V.D.C.) werd op bevel van de president onmiddelijk daarna met een omheining afgesloten, om nieuwsgierige bezoekers weg te houden. In 1985 vond ik er de plaatselijke murundu ,initiatieschool met besnijdenis voor jonge mannen. Na een bezoek aan Dzimauli in 1981 organizeerden de ouderlingen van koning ~ambu~ een verzoeningsoffer om de pollutie vanwege mijzelf te verwijderen. Ik had als enigste blanke met een veertigtal van mijn studenten de oudere woonsite bovenop de berghelling bezocilt. Vanwaar al die drukte over bouwvallige woonterreinen? WeI als de recente, hUidige, levende musanda al vol vermijdingsregels is, moet het niet verbazen dat de woonterreinen van de "living dead" (Mbiti 1969 83-91), nog meer respect, khuliso, vereisen. In de musanda van weleer werden bezoekers gevraagd om hun schoenen uit te trekken, en ze werden urenlang aan het lijntje gehouden vooraleer ze de vorst te zien kregen, als ze hem uberhaupt te zien kregen o Ze werden in de raadshut onthaald, eerder als naar de private kwartieren van de vorst begeleid , enz. MAGI SCH-RELIGIEUS VS. PROFAAN BOVENNATUURLIJK VS. NATUURLIJK De categorieen oud, geheimzinnig ,en gereserveerd zijn zoals uit de voorgaande bespreking gebleken is, soms vertaalbaar als magischreligieus. Het tegenovergestelde is associeerbaar met de categorie profaan. Alhoewel er onmiddelijk moet aan toegevoegd worden dat het onderscheid tussen de twee in 'traditionele' context verre van glashelder is. Of met Watson's woorden: "There are few things in traditional life in Africa that can be identified as distinctively sacred 'in the sense that they can be separated from the rest of life. 1I (1983 78) Bedoeld is het feit dat heelwat meer doordrongen is van religie, dan in onze rationele maatschappi j het geval is. Bovennatnurlijke wezens en krachten (muya, force vitale) zijn er tegenhangers van onze. 'wetenschappeli jke' verklaringen. Belangrijke gewoonlijk ook mannelijke en koninklijke ruimten "
"
-172-
worden met luvhambo en andere types medicinale verterkings- en afweermiddelen behandeld o Een onbelangrijke, 'junior' constructie,bijv. de sosa~blijft daarvan verstoken o ~onolieten en symbolische versieringen (bijv. lito la ndau) hebben "'--A ook een afwerende, dus bovennatuurlijke functie. Ze worden gereserveerd voor 'balangrijke' gebouwen als de pfamo en voorname constructies als de mutsheto, ,,- luhura. Meer illustratiemateriaal omtrent de 'pecking ordert-symboliek in deel 4. TI JDZAAM VS. VLUG
Het ' mahundwane speeldorp van de Venda kinderen is een vergangkeli jA-, ke nederzetting van riet, gras en maisstronken. In de ogen van de volwassenen is het even onbelangrijk volgens'de sta~ushierarchie dan de bouwers en gebruikers zelf. Het' heeft nochtans een zeer belangrijke rol te vervullen in de enculturatie van de Venda jeugd. Andere voorbeelden van tijdelijke constructies,besproken in Van dar Waal (1977 100-101) zijn re ding~, thumba en mushasha. Respectievelijk een hut op palen in de landerijen, een soortgelijke hut op grondniveau en een tijdelijk onderdak een soort bivaktent voor de krijgers van weleer. Het onbelangrijke karakter van deze constructies is weerspiegeld in het feit dat tshitumba (bijna, thumba) gebruiktwordt als benaming voor een geitenhok of varkeneiojc, . Verder in de 'uitdrukking . "ho dzula mutumbani, een verwi jzing naar een slordige, ongeorganizeerde mudi nederzetting. De pejoratieve connotatie kan vrij '-".vertaald weergegeven worden als "hij leeft bij de beesten at". Letterlijk klinkt het in Venda-Engels: "he lives in a pigsty". De mutsheto omheining daarentegen is een kostbare en tijdzamecon/'structie, zoals het de status van haar beheerders ~ de vhakololo Kestbaar eerder in arbeid dan materiaal weliswaar o betaamdo Het scherpen van paalpunten (mabara, ma~eswi) is evenzeer een materi~le uitdrukking van de belangrijkheid van vhukololo. Verschillen in materialen wat hun duurzaamheid betreft - veruitwendigen verschillen in status van de gebruikers (zie ook kwaliteit). De sase rietdeur (tshitanga) ve , nndu!pfame met heutdeur; ,,- -"'- - . Maisstengels veer de mahun~w~ vsorotsstenen veor de musanda (~utsheto) • ,
-
"'-
-173, "
UITZONDERLIJK VS. ALLEDAAGS Constructies die 'anders' zijn alhoewel beperkt in communalistische-sociale en overlevings-fysische context kunnen in sommige gevallen een materiele uitdrukking zijn van de bijzondere positie van hun eigenaars en beheerders. De pfamo van de - - van de (onder)koning is eigenlijk maar de nndu -/.kleinere leidersfiguren in de politieke-administratieve hierarchie. Op een belangrijk detail na echter. Het wezenlijk versohil schuilt volgens Van Warmelo in het feit dat de ingang tot de hut niet tegenover de ingang tot de veranda is (1944 47 aangehaald in Van der Waal 1977 95, vgl. 127)0 Onderdanen bouwen de ingangen in lijn. Sommige dynastieen bouwen een speciale hut voor de eerste begrafenis van de overleden vorst (tshiruxwehut, Mphaphuli dyn.). Dergelijke constructie is ondenkbaar voor een van de onderdanen. Ze wordt gemonopolizeerd door het 'Herrenvolk' (bijv.Van Warmelo 1932 139). De tshivhambo raadszaal ~s evenzeer taboe als constructie voor de onderdanen. II A commoner may build himself a tshi t~ng§-type hut as big as he likes, but as longAas it has not got two doorways, it is not a tshivhambo. On the other hand a commoner who has a tshi~aDg~ or kitchen, no matter how small, but with two doorways, is held to have built a tshivhambo and is gUilty of an offence accordingly. (The offence being the assumption of a royal prerogative)." (Van ~'larmelo 1967 1067) . Het monopolie heeft te doen met de inkomsten die uit deze ruimte door de vorsten worden gemaakt als initiatieruimte zowel als hofzaal. VS. LATER Misschien is de thema-mudi een goede illustratie voor deze laatste oppositie? Er is jammer genoeg niet te veel geweten van deze constructie. Volgens Van der Waal (1977 65,66; Van Warmelo 1948 ~9). is dit de hut van de .'Dater familiae, . het . "statshoof", de nemudi. "'-,,Du Plessis daarentegen beschrijft het als de woning van de hoofdvrouw van het "statshoof" (1945 125; 194123,26). Wat er ook al van zij, ze wordt als eerate gebouwd en onde~lijnt EERs'r
==~~",-,
-174-
aldus de status van de gebruiker van de hut. Ri tuele handeLmgen. en magisch-religieuze beschermmiddelen zetten de status nog eens extra in de verf. Taboes herinneren de nederzettingsbewoners aan de belangrijkheid: bijv. een muselwa (pasgetrowde vrouw) wordt door haar schoonfamilie naar de hut genomen en eraan herinnerd dat het taboe is om van het grasdak van de thema-mudi ----1'-. te verwijderen. Tegelijk wordt de status van de eigenaar ~n de verf gezet, en respect tegenover seniors (khuliso) in de vhuhulwane hi~rarchie onderlijnd(Van Warmelo 1948 249)0 Tot.zover deze kennismaking. De feiten waarop onze structurele interpretatie gebouwd is, zijn overigens zo algemeen bekend, dat literatuurverwijzing in de meeste gevallen eerder een formaliteit dan noodzaak is. En met het beeindigenvan dit structureel-evolutionistisch intermezzo kunnen we de waarden vhuthu en vhuhulwane op een meer gedetailleerde wijze te lijf in deel 4 van de verhandeling.
-175I
•
••
2
rI~J
I
WN -
I
..I
w;
>
>2
W~
« D UJ w
"There are more important aspects! to' the architecture than its technology. All settlements reflect the society that created them. Their structures and layout,: are often determined by the need to express, in symbo Lf,c terms ,the valu.es of a society. Hidden in the design, there are indications of beliefs, ideology, social relationships . Where such messages . and ethnic identity. eXist, their decoding must be attempted. The many interrelated. layers of meaning and the relative importance that might be attached to each adds to .the complexity of interpreta. tion." (Garlake 1982 23) . Het structureel-evolutionistisch intermezzo uit het vorige deel, was een eerder algemene uitbreiding op deze paar gewichtige lijnen uit Garlake's handleiding tot de Zimbabwe ruineso In de volgende paar hoofdstukken wat meer detail. We proberen nogsteeds om iets dichter bij de mens uit te komen en daarbij weg'te bewegen van morfologische beschrijvingzonder':':'meer o Communalisme is vrij gedetailJeerd beschreven in deel 2; verder oak gedeeltelijk ~opgehelderd'. ful rest er ons om a1 deze gegevens archeologisch toepasbaar te mak~n. De arrtr-opo Logi.sche .anal.yse ui t dee 1 2 bli jft voor d~ archeoloog eenintellectue1le oefening al s we het daarbi j Laten, De.vraag naar .arcl'ieologisch 'meetbare' aanduidingen op het '·i· . . . terre in dringt z Lch Ope Waarden. zi jn misschien een mooi. humaanoogmerk voor .de etno archeoloog, maar: zonder concrete aanduidingervan op de 8iteherleiden we de 'b i jdrage van de . antropologle tot de' archeologie tot een i jdele belofte • Selectie lijkt onvermijdelijk o Vooreerst selecteren we uit het domein van de 'materiele' cuLtuur ,zoals de door snse archeoloog dit ziet, de arch i, tectuur ui t , De nederzetting is ontegensprekelijk ~angewezen verwijzingscontext vd6r het archeologische ~re)constructiewerk. Het grondplan
J
de
-176-
\
van een nederzetting is archeologisch honderd keer meer productief dan losse artefacten vooral als de opgraving een van het integrale typ~ is. De tweede selectie betreft communale woontypes en 1eefruimtel die we bij de navorsing betrokken: de khoro, tshivhamt~, dang~, thondo, g~ha en sosa o Dit zijn de pa1averruimte, de raadshut, veekraa1, het militaire kwartier, en de stampen bierhut. Ze dekken een verscheidenheid van communale Activiteiten en zijn daarom aardig representatief voor de Venia communale architectuur: o s a, samen besluiten, samen produceren, sarnen bezitten en samen·over1even. Elk van deze ruirnten was in de oorspronkelijke versie van deze verhandeling in een afzonderlijk hoofdstuk behandeld. Telkens onderzochten we de bijdrage tot, verwoorjing van de waarden vhuthu en vhuhul.wane, Het is onnodige over1ast om al die feiten hier weer te geven. We rnaakten neze finale versie mecr verteerbaar door een constructie uit te lichten namelijk de raadshut. Verder door a1 de woonruimten voor een aspect of waarde te onderzoeken namel.ijk manneli jke meerderwaardigheid (onderdeel van vhuhulwane). Daarmee hebben we een annvaardbaar diepte- en breed teperspectief op de Venda wooncu1tuur, voor wat vhuthu en vhuhulwane betreft. Bovendien konden we nog gebruik maken van inlichting ingezarne1d omtrent mannelijke (en koninklijke : meerderwaardigheid' • Beide werden in eerste rofwerk uitgeschreven als afzonderlijke delen, maar later uit de finale proef en versie geweerd, in een poging om de verha.ndeling tot een redelijk verteerbaar geheel te reduceren.
-177-
HOOFDSTUK 1 DIEPTEZICHT: DE RAADSHUT (TSHIVHA~rnO). SAMEN BESLUITEN EN NOG VEEL MEER •••
In een natedop luidt het scenario van de grootste Venda hutsoort (volgens Van der Waal 1977 99, maar wat van de thondo?) als voIgt. De raadshut is publiek, dus een hut voar communalisme (vhuthu), even~ weI beperkt communalisme. Twee vormen van vhuhulwane, koninklijke en mannelijke meerderwaardigheid beperken het toegangs- en gebruiksrecht ervan o De belangrijkheid van de hut en de drie waarden die ze onierlijnt wordt door magisch-religieuze.venwijzingen in de verf gezet. (De twee andere vormen van 'groot-zijn' " leefti jd en verwantschap zouden oak bij de bespreking kunnenbetrokken worden onder afzonderli jke hoofdingen.. Ze worden echter niet in '1e systematische bespreking opgenomen; wat niet belet dat ze geregeld aan bod komen. Uit wat voIgt blijkt overigens duidelijk dat het even moeilijk als artificieel is om de 'verschillende t dimensies uit mekaar te houde n , )
PUBLIEKE dimensie o Je tshivhambo is in wezen een khoro-voor-ongureweersomstandigheden. Daarom zijn de belangrijkste khoro-activiteiten ook tshivhambo-activiteiten: politiek-rechterlijk forum, ceremo.niele ontvangstruimte voor bezoekers, nationale dansruimte (tshikona, domba) en initiatieruimte. Een uitbreiding op laatstgenoemde kan verschillende vormen van com~u nale aS30ciatie van de raadshut belichten. Als initiatieruimte is de raadshut kook-, eet-, dans-, leer-, oefen- en slaapruimte voor de initianten van uiteenlopende types schalen (vhusha, domba, tshikanda, thondo ya tshiala)o Voor de be3nijdenis kan de raadshut echter niet in aanmerk Lng komen (musevhetho, murundu). Niet al Leen omwille van bovennatuurlijke vervuiling die ermeegepaard gaat en andere initiaties Iijkt te overtreffen, maar weIIicht meer omwille van het tv~eemde' en nieuwe karakter ervan. Je besni jdenis is een Sotho-Lemba 'import' uit de finale faze van de vorige eeuw. Interessant wellicht is de a~sociatie tussen de hut en de status-
"
-178-
verhoging van de gebruikers tijdens initiaties. De promotie geschiedt op communale wijze en verheft de initiant - na graduering van onbelangrijke musidzana naar huwbare khomba, in gevalvan vhusha, tshikanda en domba bi j voo rbe e Id , In geval van de thondo ya tshiala wordt de initiant gepromoveerd van onbelangrijke musiwana tot soortvan-mukololo, plebs geboren alti jd plebs (meer details omtrent het initiatiegebeuren o.a: Dederen 1986b) •. De initiatie opent de deur naar lidmaatschap van leeftijdsgroepen (mirole), basische componenten van de 'pecking order', oomponenten voor het beleven van vhuthu. Verder opent ze de deur naar de zo begeerde vormen van vh~hulwane, de meerderwaardigheid in de statusverhoudingen van sex, leeftijd, afkomst en ver-want schap , Voar de puberteitsini tiaties opent de tshi vhambo de deur naar actieve deelname aan bierpartijtjes en sociaal verkeer (Blacking 1969 5,71; 1969b 21). Veel privaatheid is er niet in de tshivhambo aangezien de twee deuropeningen niet van deurpanelen voorzien worden in de meeste gevallen. En de omheiningsmuur is nauwelijks hoog genoeg om iemand te beletten er over te gluren, in tegenstel:ing met ~e thondo omheiningsmuur bij voorbeeld. Privaatheid is nochtans gewenst omwille van de geheimhouding van het' ini tiatiegebeuren voor oningewi jden, en omwille van zekere initiatiehandelingen zoals u' shangula, het naakte dansen en de maagdelijkheidstoetsen. Afwezigheid van de mannen wordt dan strikt nageleefd :Uet dat lit hun manneli jke meerderwaardigheid in eni ge ,mate zou aantasten: de 'rituele onzuiverheid' die met de vrouwelijke puberteit gepaard gaat is een goede verontschuldiging om de fictie van mannelijke superioriteit hoog te hauden en het mannelijk monopolie over deze constructie tijdelijk prijs te geven. Je instructievormen zijn ians, zang, fysieke oefeningen, rituele opvoeringen, voorstellingen en formules. Alles in min of meerdere mate overgoten met een magisch-religieus sausje. ~guia milay~, het aanleren van ae 'geheime' formules, de tweede of iiepere kenniswereld volgens Roumeguere-3be~hardt (1963b),vormt een even belangrijk alsmysterieus onderdeel van de communale, zeg maar collectivistische onderwijstechnieken o 3r zijn tshivhambo-milayo waarbij de hut zelf als symbolisch instructiemiddel gebruik~ wordt (bi jV. Blacking 1969 83-7) .Jeze formules overlappen met die van 0
0
"
-179-
de gewone woonhut (nn~u), vroeger exclusieve woon- en slaaphut voor de man. De symboliek is in engere zin duidelijk sexueel geinspireerd, of meer eufemistisch omschrijfbaar als vruchtbaarheidssymboliek. In ruimere zin is de milayosymboliek oak omschrijfbaar als neigend naar sterke drang tot antropomorfisme, elders puik beschreven door Fedry (1976 65-107): "Par rapport aux differents systeme s partiels du "corps " ,des cho se s , le corps humain joue 1e !ole d'un modele universel et polyvalent, un peu a la maniere d'un passe-part~ut par rapport un ensemble de serrures differenciees: bien que chaque serrure ait sa structure propre le Dassepartout les ouvre toutes." {1976 72) . Of nog meer poetisch in de fenomenologische bewoordingen van MerleauPonty: "Le corps est notre moyen general d I avo ir un monde" , aangehaaId door dezelfde auteur (Fedry 1976 65) ~ Dit gebruik van antropomorfe analogie of synboliek is volgens ons geinspireerd door de mensgerichte, communale maatschappij. Als gastverblijf en ontvangsthal kan de raadshut benut worden voor slaap- zowel als voor kookdoeleinden. Een assistent (mukoma) van de (onder)koning woont nabij de raadshut om de gasten te verwelkomen en tegelijk om toezicht te houden over het gebruik van het gastverblijf, tevens ontvangstplek of vestibulu~. (Van der Waal 1977 23). Schri jft YJessmann omtrent zi jn eigen bezoek aan een musanda ut t de vorige eeuw: "The village elder, who' has been informed of our arrival by children, is already in attendance at the entrance, in order to conduct us, according to custom, into the v i Ll.age , I,Ihile he is announcing our arrival to the chief, who is still resting in his apartments, we leave our guide, being acquainted with the village, take our way to the large councilhall, which has several doors." (1908 15) Alhoewel de missionaris het niet uitdrukkelijk vermeldt, is deze hut natuurlijk de tshivhambo. Individuele bezoekers kunnen bij verwanten onderdak krijgen, of een hut a.ls slaapplek toege\"ezen kri jgen, na.ia't ' de (onder) leaning ingelicht is omtrent de identiteit en de ceJoelingen van de bezoekers. Gastvrijheid was nogsteeds een sterke zijde van Venda communalisme (bijv. ~essmann 1908 59-60; 73-4)0
a
-180-
Een geinstitQeerd gebruik van de tshivhambo als communaal gastverblijf is de aanwenjing ervan bij de ontvangst van een muzikale expeditie (be~ha, Blacking 1962). De raadshut is nogmaals associ~erbaar met samen-zijn, of comnunalisme als opslaanplek van de nationale instrumenten: de trommels, fluiten en signaalhorens (ngoma, thungwa, mirumba; 1 nanga; phalaphala). ---_.\- ' - Meer over deze instrumenten in Kirby 1968 en Kruger 1986. Volgens Van Warmelo kunnen de fluiten (~~g§) ook bij de orkestleider~ g~ ondergebracht zijn (1932 158-9). Al deze instrumenten komen te pas bij nationale dansen, zoals de ~shikona en ?ombadans. Het bela!lgrijkste communale instrument is zonder twijfel de grote Egomatrommel, die vaak aan een paalwerk opgehangen wordt in de raadshut. Dezelfde keteltromrnel prijkt ~p het moder~e '8taatsem~leem, en op andere emblemen (bi jv. schoo Lwapens ) 'aLs 'Vendasymbooi t 'Oi j ui tstek. Hij wordtzoals de andere nationale instrumenten met respect behandeld, zelfs ge-loshatd, gegroet met respectvolle onderwerping, na het gebruik ervan. nij is mijlenver te horen, en dient zoals signaalhorens om de onderdanen samen te roepen. Je versieringen komen later aan bod. Ze zijn van koninklijk karakter en magisch-religieus in symboli,sme. Geen beter voorbeeld van mengeling van de verschillende dimensies (man-zijn, communalisme, kaninklijk en bavennatuurli jk) Een vri j s enaa t i.one Le be schr t jving ervan is alhoewel verouderd en niet volled.ig correct, tach het vermelien waard: namelijk he t artikel van Kirby; (1943; ·rgl.1968 34-8). je raadshut is niet aIleen voer het pUbliek, maar ook door het publiek ge oouwd :;:'i jdens het communaal bouwpraces verdelen de bouwer s z i ch volgens geslacht in twee groepen, onder toezicht van het sterke geslacht. Meer 'celangrijke' of 'maeilijke' arbeid = mannelijke arbe i.d , Zo luilt de logica, he t cnderliggende principe van de arbe Ld everdeling v oLgens geslacht 9 hier zoal,s elders. Grasoni jden en transport van bcuwmat er LaLen bi j vo cr-bee Ld zi jn onverzoenbaar met man-zi jn o Ne t zo min als koo kwer k en gr-aans t arnpe n of bierbrouwen ne t manneli j~: heii geassocieerd worden. Voor het onderhou:i ge11t d.ezelfje communale en mannelijke gron:is19g van ar-beLd , .Je vloer van de r aad shu't bi j voo rbe eLd maet hersmeerd 4orden, telkens wanneer een.nieuwe vhusha er plaatsvindt (3iacking 0
0
. 1969 10).
D~
-181'
mmane letterlijk 'kleine rna', moederszuster of medevrouw van pa van elke initiant draagt bij tot het communale hersmeren van de vloer van de raadshut. Over deze vrouw-vloer associatie meer in hoofdstuk twee van dit deel. Associatie met MAN-ZIJN. De khoro kan omschreven worden als forum voor het sterke geslacht, en hetzelfde geldt dan voor de tshivhambo als een soart khoro-voor-ongure-weersomstandigheden. Met de term khoro wordt niet aIleen naar een architecturale ruimte, het binnenplein van de grotere typen nederzettingen verwezen, maar ook naar de politieke en rechterli jke activi tei ten die er plaatsvlnden, naar de raden en hoven zoals die eerder vermeld werden in deel twee en drie van onze studie (zie Van der Waal 1977 51-3; Peleman 1933 8; Ju Plessis hfdst.8; Eloff 1968 hfdstn. III,IV,VI). Het politiek-rechterlijke is mannelijk domein, althans het publieke deel van dit soort activiteiten. Achter de schermen is er deniet te geringschatten invloed van vrouwelijke aristocratie o De zuster van de (onder)koning en van de vorige (onder)koning (respectievelijk khadzi en~akhadzi) zijn zeker de voornaansten. Beiden maken deel uit van het regerende en vorige triumviraat (khadzi-khosi-ndumi). Ze moeten zowel geraadpleegd als op de hoogte geho'.lden worden. Hun publieke activiteiten zijn vooral op het magisch-religieuze stamgebeuren gericht. Toch moet hun associatie met vrouw-zijn niet overschat worden, zoals zal bli jken u it wat we voar de koninkli jke dimensie in petta houden. fiet mannelijk beheer over de raadshut is duidelijk zichtbaar 'in de manier waarcp de vrouwen er mogen gebruik van maken , Met name in de 1ichaamstaal vanwege het zwakke geslacht tegenover deze constructie. Tijdens ie puberteitsinitiatie wordt hen geleerd om eerst te knielen vooraleer de raadshut binuen te gaan. Ni dzhena nga milay~. Je initiant wordt bovendien verwacht om rituele formules, paswoorden te reci teren (zie Blacking 1969 83).. Je bedoeling van laatstgenoemde is om het belang van respectvol groeten (11 Lo sh a) te onderli jnen. Meteen wordt het respect (khuliso) van de mindere tegenover de meerdere ingeconditioneerd. Andere voarbeelden van lichaamstaal ter uitjrukking van respect, en beleven van vhuhulwane, met name mannelijke meerderwaardigheid zijn de volgende o
-182"
Een vrouw groet respectvol de gebruiksvoorwerpen van haar man, alsof die voorwerpen (ndilo, sambelo, mufaro; eet- en wasschotel, gesloten mandtype) haar man zelf zijn. Als een vrouw de hut van het gezinshoofd (nndu) binnentreedt onafgezien van het feit of hij er -'\aanwezig is of niet moet ze eerst eerbiedig knielen, en in geval van de koninklijke hut (p.famo) op haar knieen rondschuifelen. De genoemde artefacten zijn dus als het ware personificaties van de man, concrete manifestaties van de waarde man-zijn. Nog ~en illustratie van de mannelijkheid is het gebruik van de raadshut als slaapkwartieren voor leden van de thondo ya vhadinda, • JIj-A,de militaire academie van weleer. Dit gebruik is echter meer uitzondering als regel, aangezien de cadetten hun eigen kwartieren hebben, namelijk de thondoruimte zelf. Van Warmelo vermeldt ook dat veranda's van private woonhutten als slaapplek konden gebruikt worden, en dat de jongere vrouwen van de vorst in de tshivhambo voedsel bereidden voar de krijgers (1932 118)0 Vermoedelijk gaat het om nederzettingen waar de thondo of te klein of in ongebruik of onbestaande is. Wat dan van het gebruik van de raadshut voar domba, vhusha en ~ do ya tshiala? Zijn deze 'vrouwelijke' initiaties geen bewijs van de uitzonderlijke pasitie van de vrouw in de Venda maatschappij, opmerking die regelmatig gehoard wordt? Lestrade is slechts een van de verschillende auteurs die de mernng toegedaan is dat: " ••• the general position of women in the social structure of these people is superior, if not greatly, at least noticpably, to that accorded them i~l other tribes. II (in Van 'if arrne Lo 1932 v L) Een gangbare gedachte die,berust op het dubbele verwantschapsstelsel en de positie van vaderszuster (makhalzi). 'Helnu de lomba was vroeger (en ook vandaag in ui tzonderli jke gevallen) een school van beide geslachten na het beeindigen van gescheiden puberteitsini tiaties in vhusha en vhutuka (v and aag vhushe., musevnethO, murundu ) , .Je domba lean du s als'vrouwelijke initiatie'afgeschreven worden. Je thondo ya 't sh I al a is' evenmin erg indrukwekkeni al.s bedre Lg i.ng voar man-z i jn, In tegendeel, ze is net zoals 8.n1ere initiaties voor leden van het zwakke geslacht gewoonlijk conditionering van onderwerping aan mannelijk gezag.
-183-
Het gebruik dan van een typisch manneli jke ruimte is volgens m:J-j geen al te overtuigend argument voor bijzondere positie van het zwakke geslacht, of voor associatie tussen tshivhambo en vrouw-zijn, " of voor ondermi jning van man-zi jn o Integendeel. De vrouwen moeten het stellen met het lenen van een mannelijke ruimte, juist omdat er voor het zVlakke geslacht geen grote specifiek vrouwelijk communale ruimte voorzien is. De, muta is -/\te klein om voor communale-publieke ruimte van enig belang raakgezien te worden. Wat voor de ,khoro geldt, is ook op de tshivhamco van toepassing: de gratere mannelijke communale ruimte mag bij gelegenheid, onder toezicht en met medeweten van het sterke geslacht door het vrouwvalk geleend wor-de n, Ze zijn zelfs bereid om de khoro voor he t publieke deel van de malombo dansgr-cepen ui t .te lenen., De.ze genootschappen van geestesbezetenheid zijn hier zoals elders uitdrukking van anti~male chauveni sm'; Hoeveel het mannenvo'll~ hiervan bewust is, is open vraag. Feit is eehter dat in Venda mannelijke deelname groter is. Nogmaals een slag in het gezicht voor de 'spet ciale positie van het Venda vrouwvolk? Je uitlener is superieur, de lenende partij is in een afhankelijkheidspositie geplaatst o Oat de Vendavrouw toch niet zo bevoorreeht is blijkt ook uit andere aspeeten van hun bouwcultuur, althans in het verleden. tTraditioneel heeft de vrouw geen eigen woonhut. Ze deelt in het gebruik van de mannelijk -nndu, zolang het hem behaagt. U dzhena nnduni , -nndu bin1\- , J\'J\, ne ngaan he eft daarom een sexuele connotatie. Anders slaapt ze in de kockhu t , same n met de allerkleinsten van haar kr-oo s t , Uit de vergelijking van EP~~ en tshixanga in het vorige hoofdstukvan structurele opposities is dUidelijk gebleken dat het beslist geenprivile'g i e is om in de kookhut te wonen, In dit opzicht zijn de Venda meer mannelijk;chauvenist~dan hun collegats elders in Zuider-Afrika o Biermann bij voorbeeld schrijft omtrent de Zulu: "In domestic affairs the woman was paramount. The nominal head of the household had no dwelling he merely visited one he could call his own: (in Oliver 1978 100) wife after another II Precies het tegenovergestelde van wat bij de Venda het geval waso 0
-184-
Bi j laatstgenoemden was er geen "great hut'" , zoals da't bi j andere Zuidoosteli jke Bantoegroepen het geval was ,( Kuper 1980) De aandu Ld Lng "case de la femme principale - Ndu /I"ophet stadsplan van Roumeguere-Eberhardt (1963 85)' is in dit verband verkeerd qua spelling (nndu) en conceutueel •• o Een andere, meer voar de hand liggende dimensie van de raadshut is de associatie met ARISTOCRAAT-ZIJN 9 De raadshut is koninklijk in beheer en gebruik, zowel als vorm en aanleg. )e basische aanwendingen van de tshivhamb~ staan regelrecht onder het beheer van de (onder)vorst. Politieke vergaJeringen en rechtszaken worte n ti jdens onguur weder of onwi LLe van privaatheid op initiatief van de gota/khosi en ond~r z i, jn controle in de tshivharnbo georganizeerd. Deze activiteiten zijn darr niet aIleen communaal-na~ tionaal van karakter, ze zijn ook uitdrukking van koninklij~e mee~ derwaardigheid. Koningschap wo r d t vereenzelvigd met het Land (Van Kaninklijke belangen beheren landsbelangen o Warmelo 1971 356). .)e r-aad shu t wordt gebruikt a.l s ui tdrukkin.g van de koninkli jke zeggingschap, eerder als middel tot democratische, communalistische besluitname o Oe stamraad bij voorbeeld wordt in 1e tshivhambo (ook khoro en starnkantoren) gehoud e n , Deze r aad be staat eehter in hoofdzaak ui tbloedverwanten van de koning, m, a.w. ui t ar i atocr-at en, En de vergadering is semi-publiek, (zie Van der W~al 197752,99)0 Zelfs in de khoro is het stamraadgebeuren verondersteld om semi-publiek te zijn: "Jit word veronderstel dat die verrigtinge geheim gehou moet word, maar aangesien die khoro nie juis so~ private plek is nie, hoor verbygangers soms nogal baie wat aangaan, maar wat hulle hoor, mag hulle nie aan ander meedeel nie." (Ju Plessis 1941 173) Oe .khoro ya tshiphirini (geh~imeraad ) ook khoro ya ngomu hayani (privaatraact) is wellicht de meest on-communalistisehe, en de tshivhidzo (volksvergadering) je meest populaire o In beiie gevallen echter gaat het om besluitname door aristocraten en inlichten van de onderdanen, eerder ala omgekeerd. Typisch wel voar het Venda Herrenvalk, de vhakololoo ~erstgenoemje raai wordt gehuisvest in de meer private kwartieren van rle vorst, hogerop dus in ie musanda. Hoogte is 0
~-
~
-185-
hier zoals elders (zie hoofdstuk twee van dit deel) een aanduiding van de posi tie, de belangri jkheid tn de hierarchisch gerangschikte machtsstructuur o De raadshut is net zoals de activiteiten die er plaatsvinden materiele veruitwendiging van het koningschap. Vandaar de beperkte toegang tat de raadshut. Vrouwen moeten onderdanig en respectvol binnentreden (u losha cfr , supra), als ze er iiberhaupt toegelaten worden o Kinderen worden er geweeri o Mannen vertoeven er met medeweten van de senior vertegenwoordigers van het sterke geslacht, en onder toezicht van een handlanger van het koninklijk hof. Benevens de hoofdfunctioneringen zijn er nog alternatieve ,gebruiken zoals de; volgende o In een niet zo ver verleden is de tshivhambo niet aIleen gebruikt als gerechtshof, maar ook als gevangenis. Er is een dwarspaal (muthambi), zoals aangeduid op fig. 18,bij Van der ',vaal (1977 99), ook gebruikt voar een deel van de vr-ouwe Li jke initiatie instructies (ndaY2, Blacking 1969 229). .Ju Plessis beschri jft de paaL van,~1phephu's tshivhambo als zijnde "zeven voe t " , over twee meter dus, boven de vloer verheven en bedoeld om de beschuldigde aan zi jn armen op te hange n tot hi j bekend (194 1 158). Een soort Venda tegenhanger voor onze 3uropese schandpaal oak we L, Verder illustratie van een van, de drie "R"n waarop de koninkli jke macht gevestigd is: Repressie (benevens Rev~, "inkomsten en Ruling,regering; in Lewis 1976 315 e.v.; we voegen er een vierde R bij: Religie). Yaar Revenue kunr:en we als voorbeeld het gebruik van de tshivhamba' als initiatieruimte aanhalen, .beneve ns natuurli jk 1e inkamsten ui t het hoofdgebruik, de rechtshal. )e tshivhambo·is een bron van inkamsten in 'geld' en in arbeido Je verwanten betalen faoien voor de instructies van hun initianten, en de initianten verrichten arbeid voar de (ander)kcning als tribuut en teken van anderdanige gehoorzaamheid (d sunae ) , Er is nog een dreigement te vermeld.en dat de ze.Lfte as so c iat ie ar-t s toc ra t Le-c-aad shut onderli jnt" De domb ameisjes krijgen namelijk te horen dat ze in ie tshivhambo moeten 8chterblijven als ze hun initiatiefooi niet betalen" 3edoeld was in het verleden dat ze als ~1anun~, jonge vrouw van de vorst, in de hoofdst2d moeten achterblijven (Van Warmelo 1932 74)0 ' Nogsteeds orntr e rrt de 'raadshut' al.s initiatieruimte AIR de onder"
0
-186-
"
\
danen (vhalanda, yhasiwana) van vrouwelijke sex met aristocraten in het huwelijk treden, moeten ze het koninklijk etiquette aangeleerd worden. Oat gebeurt tijdens een initiatie met de naam thondo ,--ya tshiala. Als bewijs voor hun opname in de adelstand dragen ze een parel hoofdbani, in het verleden van struisvogelschelp vervaardigd (nungu, tshiala). Vandaar de nanID voor dit type initiatie. Deze thondo kon in de ~shivhambo gehouden worden. Veel bijzonderheden omtrent de inhoud zijn niet bekend. Het hoofdsnoer heeft vandaag ook zijn aanzien en oorspronkelijke symboliek verloren (meer omtrent deze'school' in Du Plessis 1941 124-6; Eloff 1968 42; Van der Waal 1977 55; Van Warmelo 1932 114-6). En nu iets over de associatie met aristocraat-zijn in de tshivhambovorm. Oe twee deuropeningen bij voorbeeld zijn een architectonische manier om aan het koninklijk karakter van deze conotructie uitdrukking te geven,althans in mijn opinie. Heerdere operu ngen betekent ei'wi jking van het gewone , Het is iets bijzonders, iets bUitengewoons o )e aS30ciatie MEER = BE1A~GRItJKER = KONIllli:TJIJK = BOVENNATUURLIJK is ook elders in aspecten van het koningschap te z i e n , Er zi jn het ui tzonc.ierli jk groot getal ko ru nkl i jke huwelijken, het monopolie over t~eelingskalveren enz. Een meer toepasselijk voorbeeld ter vergelijking is zeker de mvuvhelo met meer dan ~~n opening (Van Warmelo 194 5 45-71 Schofield 1948 179)0 Het gebruik ervan is onzeker. Het koninklijk karakter ervan onweerleg~ baar o Je magisch-religieuze betekenis ervan voor de hand liggend, ,omwil}e van ie associatie ~et het half-godjelijke koningschap. CeremoniUle bierJrinkerij volgens van Warmelo o Hitueel biaroffer, met name eerste-vruchten-rLt~eel, volgens Lestrade (in Fouche 1937 ",?O-1,.'.re""keeyori,. r' '''ii1<::0'1 1082 1'7L-5· ook Schofield 1<14..8 _ . _ _...... br:re;.ozon -'-'" .......... do -.... \.,. o 'oJ_ 179). En elders worden ~eermonjige potten eveneens onder koninklijk toezicht gebezigd (Roscoe 1965 335-7; Trowell 1953 122). )e constructie van de hut is ve r.te r korrink l L,jk omdat ze met corvee (~ zunae ) aange legd word t , Ook:.ie s t e nen oraheLni ngsmuur , vooral .~ ie met gepunte palen erop, een kaninkli~k pre~ogatief, is aaniuiding van ~e belangrijkheid ervan • CTP li J'ke hut -, . 1-~een de ( on'.-l. . er ) KO nlTIg mag -;..< er o~ mot twee openingen aan.H. et leggen, zoals we reels eerJer vermeld hebben in hoofdstuk twee van ~.
If
I
',.,.
I
..... - - " - ' . . . .
....
-
f.
,
.
_187-
• •
• c
•
"
•
•
"
© •
.,
" •
.'
0
, -188-
het vorige deel (Van Warmelo 1967 1067). Daarmee blijft de aanleg ervan beperkt tot de musandanederzetting. De plaats van aanleg of constructie heeft ook te doen met de belangrijkheid van de bezoekers die er ontvangen worden o Weer geldt de structurele regel hoe hoger, hoe belangrijker. Gewone bezoekers worden in de khoro onthaald, en krijgen negen uit tien de vorst niet eens te zien. Ietwat belangrijker gasten worden naar de tshivhambo verwezen. Jaar zal Zijne~cellentie hen te woord .. staan, nadat hij 70ich verwaardigd heeft om met de nodige vertraging rlie hem past, naar de tshivhambo af te zakken. Een eer die niet elke bezoeker te beurt valt, maar evenmin het summum van eervolle ontvangst is, zoals we net nou zullen zien. Missionaris Wessmann werd op dergelijke manier ontvangen in een tshivhambo van de vorige eeuw (1908 15). Hetzelfde heerschap geeft een even kleurrijk als etnocentrisch geladen relaas van zijn ontvangst. De meest vertrouwde bezoekers magen in het 'allerheiligste', in de koninkli jke kwartieren op visi te (Hauch en Weinthal misschien?, r e s p , in Van Warmelo 1971 359; Wessmann 1908 151). Voorwaar een onthaal in de -privaatwerf~X2.) lutambwe genaamd in je kc~jnklijke ver~ijdingst aa'l , 3n a'Ls het »eex dit niet toelaat is er nog de miniatuur tshivhambo, de tshivhang~. Jit is ,het verkleinwoord voor de tshivhambo, meer exclusief, minder publiek en meer koninklijk dan haar grotere broer o Kennelijk slechts met ~~~ deur (Van der Waal 1977 49,99). Het onderscheid tussen .i e ontvangst op lager en hoger rriv eau , letterlijk dan, illustreert niet aIleen de helangrijkheid van 1 e bezo~kers ius, maar tevens het ope nbar-e karakter van de orrtrnoe t i.ng , JezI?lfde Lo gLca hager is be Langr i j.ce r en geheimzinniger is van tOl?passing op de voorwerpen die in de hutten gehouden worden en het gebruik waarvoo.r ze aangewe nd wor-d e n , Je nationals trommels in de tshivhambo bij voorbeeli zijn minder belangrijk en meer openbaar in gebruik jan de regentrommels die hogerop in het koni.nk.Lt jke wo onde eL worden aangehouden. Laa't s t.g e ncernde brengt ons bi j het l\IAGL~CH-R':::LIGIEUZE van de r aad shu t , IINnXu a i ::1zuli 32. mahun~w8.ne i .:i na luvh~'I. Je woonhut van de man kan niet zender luvhambo, in tegenstelling met de 8pe21ior~en. )e ~eschermenje stok, besmeerd met magischc afweermiddelen (luvhambo)
-189-
ontbreekt bij de tijdeIijke speeldorpconstructie (mahun~~). De status van de gebruikers van deze Iaatste is niet belangrijk genoeg daarvoor. Bij andere communale, koninklijke en manneIijke constructies wordt de luvhambo onder de ingang begraven. Dit is bij de khoro, thondo en dang§. De combinatie van de drie genoemde dimensies maakt het beschermen ervan noodzakelijk. Over de magisch-religiel1ze bescherming van de raadshut wordt met geen woord gerept, noch in de literatuur, noeh bij de 'informanten'o De status van de hut is er nochtans geschikt voor en de naam zelf schept het vermoeden dat er bij elk van beide deuropeningen een ~uvhambo kan aangebracht worden. Beide tshivhambo en luvhambo verwi jzen naar u vharnba, wat gebruikt wordt om het ui tstrekken, het ui tpennen van een dierevel bijv., te omschri jven. De verwijzing is ofweI naar de pennen, wiggen die ook bij het aanbrengen van de beschermende stok gebruikt worden, ofweI naar het versterkend effect van het uitstrekken o Benevens het bovenvermelje spreekwoord zijn er nog verschillende bovennatuurlijke verwijzingen die het aanbrengen van de beschermende medici jnen kunr.e n verantwoorden. Ze komen hieronder aan bod. Zo is er de afzonderingsfunctie tijdens de initiatie o Wanneer een individu door een ri te-de-passag~ gegaan is, en du s een nieuwe status of a.h.w. een nieuwe identiteit verworven heeft, wordt hij/zij voor een paar dagen afgezonderd van deibu i tenwereld (l!... pfunda). Hetzelfde woord wordt in de gewone omgangstaal gebruikt voor het rijpworden van -b i, jV. vruchten in een st oor-pl.ek, Deze af zonde r i.ng , het 'ri jpen I , geschiedt n ~ewoonliik in de thuismudi. Statu3verandering is bovenna" _,.._ tuurli jk domei.n, met name levenskrachten of force vi tale. Afzondering dan is volgens ons wellicht bescherming van je pasverworven status/krachten (vanui t het oogpunt van de gegradueerde), en bescherming tegen die krachten (vanuit het oogpunt van de omstaanders, de locale gemeenschap, Jederen 1986b). Ook tijdens de initiatie, die gedeeltelijk in de tshivhambo plaatsv Lndt (vhush a, domba, tshikanda) geldt dergeli jke Logi c a; f1aar dan weI te verstaan Jat de initianten nag in het proces van statusver\Vervine: betrokken zijn. Hun positie is er bijna een van "outlaws", hun rituele onzuiverheid (ook fysisehe, ie initianten wassen zelien)
'Zz A
J
)
so - AFB_ 26
B
-190-
-191-
maakt het wenselijk dat ze afgezonderd worden van de gemeenschap. Vooral de vrouwelijke initianten vormen een rituele bedreiging voar de mannelijkheid (cfr. infra). Voor dezelfde redenen worden besnijdenisscholen buiten de nederzetting gehouden. \ De rituelen die er plaatsvinden, en de milay.Q die tot de raadshut betrekking hebben, zijn verdere aanduiding van de bovennatuurlijke aasoc Lat i.e , En dan is er nog het heilige vuur , Een vuurmag i er-, maine wa mulilo, gebruikt magisch-religieuze stokjes (vuurboor) om op ri tuele wi jze een vuur in de khoro of tshivhambo aan te leggen, bij het openen van de domba bijv. Het moet brandend gehouden worden tot de school 'afgebrand' (d.i. beEHndigd) wordt. Domba 10 swa, />. Andere illustratie voor het heilige vuur is de tshikandaschool, waar eveneens de tshivhambo een centrale rol bekleed t: .11 All except .the final rites of the tshikanda take place in the ruler's council hut (tshivhambo)" (Blacking 1969b 25)" Een ietwat onzekere associatie met het bovennatuurlijke is de afbeelding op symbol. Lsche wi jze van de raadshut op de "e nda wa3.rzeggersschotelo )eze houten scho~el werd in het proto-historische verleden gebruikt door magiers om heksen op te sporen. (Ndilo ya lupangwa, ~dilo ya Iufhali(of lufa1e), ndilo ~a mexuthu in stayt 1931291-300; Coertze 1931 22-4, 33-41; Bartels '1903 370-1; Giesekke 1930/1 ). Dit schoteltype is niet uniek,Venda. Een gelijkaardig exemplaar is nabi j de Zimbabwe ruines gevonden, maar :spi jtig genoeg is de 'context verloren (von Luschan 1906 893-6).' Een vergelijking met schotels uit West-Afrika (Yoruba) is door Coertze aangedurfd (1931 34~9; vgl o met afbeeldingen in Frobenius 1923 tafel -190). De tshivhambo afgebeeld op de ndilo voor zover uit de schaarse inlichtingen af te leiden valt, 1e sehotel was in de dertiger jaren al in onbruik staat voor plek van besluitname en plek van veroordeling (Giesekke 1930/1 302, vgl. Van Warmela 1932 200). Spijtig genoeg zijn er te weinig schotels bewaard gebleven, en te veel vraagtekens onbeantwoor1 om enige jiepte te kunnen geven aan de symboliek ervan. Stayt beschrijft ze eerder 'indirect'. Zelf was hij blind, en de inlichting omtrent een van beide 8chotels komt van "een vriend van de overleden e Lge naar !' , De schotels waren al verschillen1e generaties in oud, zodat de interpretatie van de tekens
"
-192-
niet noodzakelijk de oorspronkelijke is. Mondelinge overlevering . heeft haar zwakke kanten, ook in een cultuur waar het geheugen wonderwerken verricht. Coertze's bondige beschrijving is een samenvatting van Giesekke's. Laatstgenoemde is de enige die de Vendabenamingen van de symbolen weergeeft in verband brengt met de betekenis ervan. Bij stayt moeten we het stellen met een eenvoudige vertaling o Tot zover de tshivhambo als symbool in magisch-religieuze context. Maar wat van bovennatuurlijke symbolen op de tshivhambo? Alhoewel de raadshut in een atmosfeer van het bovennatuurlijke gebruikt wordt, ontbreken concrete en symbolische verwijzingen ernaar, behalve dan de dubbele deur. Ze is beslist koninklijk, en omwille van het semi-goddelijke koningschap is ze associeerbaar met het bovennatuurlijke. Ze is verier magisch-religieus tijdens de milay~ instructie van de initiatie, zoals eerder vermeld. ~e tshivhambo anno 1986 is door de band een zwak onderhouden hut, yank zonder deuren met ongeplaasterde muren van boomstammen en takvlechtwerk. In hoeverre ze een betrouwbare reflectie vormt van Je U.eale de raadshut uit· het verleden is niet altijd duidelijk. positie voor symbolen zouden de deuren geweest zijn, of de geplaasterde mureu (v g l., met 'nndu en nfamo versieringen Van der ','iaal 1982 9). -1\De milay.£ vermelden deur (vothi), slotpen en muurgaten voar he t . ,vasthechten ervan met lederen:riempjes. De re~pectievelijke 8y~bo liek is de krokodil, de tar~en en neusgaten ervan o Je deuren worden in de milayo gesloten en geopend om vruchtbaarheidsideeen te onderlij.-ne n , Tach gelooft B1 ac k i ng dat de tshi vhambo slechts deur-open i.ngen . heeft; de deur in de ---milayo (1969 .- ver wi. jst volgens hem naar de nndu ~ 84). Ik wil evenwel het testaan van houten, gesculpteerde(vothitype) deuren in het verleden niet uitsluiten, vooral omwille van de koninkLi jke en manneli jke as soc iatie va.n de constructie. Of mi ssch i en \
en
~
~--
-193-
symbolen van koninklijk en bovennatuurlijk karakter, zoals we verder zullen zien. Ze 'versieren' tegelijk de thuiste van de trommel, namelijk de tshivhambo. De concentrische cirkel staat met naam bekend, en schept dus geen problemen voor wat de interpretatie ervan betreft. Ret symbool verwijst naar de leeuw, met name meer specifiek naar lito la ndau, ... - 1 \ - 1 \ - - het oog van de leeuw o De interpretatie ervan werd behandeld door Van Ho e pen (1932 63-4) en Myres (1952 177-9). Zebrengen ons niet veel verder voor wat de specifieke betekenis van het leeuwenoog in Venda context is. Deze kan afgeleici worden u i, t het gebrui k ervan op andere voorwerpen en constructies, ~n uit de combinatie ervan met de zaagtand- en' lusvlechtwerkmotieven. Concentrische cirkels 'versieren' benevens de grote keteltrommel ook de grote xylofoon, de dOlossen, de rugzijde van de zojuist beschreYen waarzeggersschotel, de ceremonHnedracht van gegradueerdemeis jes uit de dombaschoo1 (tshirivha), de deur van de konink1ijke slaaphut, monolieten in steen als onderdee1 van koninklijk bouwwerk, binnenhuisversiering van de voorname nn;~con3tructie ,het 'ganzebord'o Ret oog van de 1eeuw zou aIR afweermiddel kunnen geinterpreteerd worden, soortg~lijk' aan het 'boze oog'o Maar het is bes1ist dUide1ijker een symbool dat de belangri jkheid van het voorwerp en de persoon die ermee geas30cieerd wordt uitdrukt; Uit de voorgenoemde voorbeelden is het respectafdwingende karakter van dit symbool 7rij duide1ijk, 'zi j het dan met nuanceverschillen van konink1i jk ( monolieten, rnbila xylofoon, p~deur) en/of covennatuurl i jk ( nd ilo schote1, -xhangl!) ,en verwijzingen~naar manne1ijkheid (mufuvhp. speelbord, nn~uver3ieringen). Ret scenario van de twee andere motieven is eenzelfde mengeling van dimensies o Ret zaagtannmotief staat populair d.i. op gewone hutconstructies en kleipotten bekend ~13 ~gona ~ 1utshele, d.i. de kru e dn van de kf.kvor s , Ret is be neve ns op de kete1 trommel ook 1ee1 van de versiering VAn mbila, xhang~, pfamodeur en ~~uinterieur. Ik zou het persoonli jk graag verduideli jken. a1s krokodil, al.weer een sterk koninklijk symbool. Bet ontbreekt me echter nog aan volrtoende bewi js- en verge Ii jkingsffie.teriaa1. Y.:roko::l il 813 naam voor de pfa.ffiorieur en de versiering ervan met een za~gtandmotief sluiten aan bij de prijsnaam van de koning, en de traditie om een steentj~ ult de
-194-
.,. rnaag van een krokodil in te slikken, als hulprniddel tot het verwerven van half-goddelijke status (hetzelfde steentje is binnenin de grote keteltrornmel) en talloze andere associaties tussen koning en krokadil (Stayt 1931 211jVan Warrnelo 1967 1301,3; Giesekke 1930/1 301). Het vlechtwerkrnotief is naamloos. Het prijkt op de Eg~ van het staatswapen van Venda en op de parlementsdeuren, samen met de koninkli jke signaalhoren (phalaphala) en leeuwenoog On meer 'traditionele' voorwerpen is het ook aanwezig: de xylofoon, de rugzijde van de speciale pdilo en or de dolossen,~hang£. Voor verduidelijking van dit belangrijke symbool zitten we weer in troebel water. )e verleiding is groat om naar het andere eind van 'Afrika te reizen; hij de Yoruba is het een uiterst belangrijk motief. Naar- blijven we maar liever in Venda •. De hypothese als zau het lusvlechtwerk op de EgOffi8 een stylering zi jn van de t ouwen waarmee d it soort ketel trammel ook eLd er-s in de wereld gedragen wordt, of waarmee de huid vastgepend wo.rd t (Kirby 1968 35, vgl , 1943 47), zijn betwijfelbaar maar 't vermelden waard , Coertze redeneert ook in termen van stylering o Hij herleidt verschillende symbolen, waaronder het lusvlechtwerk, tot een gemeenschappelijke oorsprong, via een proces van abstrahering (1931 1-4)0 II Byna al die patro ne ••• , kan teruggevoer word 0 p die akked isfiguur ••• II besluit hij na een vergelijkende ~tujie doorheen Zuid-Arika (1931 2). Jeze hagedis wordt vervolgens geinterpreteerd als 'boodschapper van God' (19316-7), teruggevoerd:tot cosrnologische mythologie o Overigens kan volgens mij de hagedisstylering net zo goed Rls krokodil ge!nterpreteerd worden~ morfologisch gezien Jan (vergelijk bij voorbeeld Bartels 1903 fig.22 met stayt 1931 plaat XLr{ ). Persoonlijk voel ik veel voor de python, sterkste vruch tbaarb e i.d asymbool (in Eberhardt 1958), maar dezelfde bedenking 1ie bij het za::gtandmotief gernaakt wez-d ,is hier van toepassing ~ nag voorbarig. Feit i~ dat, wat ook al de preciese ijentificatie mag zijn, al drie symbo Len s t aan voor aspe c t en van vhuhulwane en het respect d at ermee. gepaard ga2..t. Het zijn symbolische uitdrukkingen, bovennatuurlijk gesA-nctioneeri ("I an Raoy 1978 9-12 bi jv.) van k..huliso en :le' pecking ord~' Je af'wez Lghei.d of onzekerheid omtr errt benamingen, en de vaagheij van de betekenis maken de associatie van de symbolen met 0
t
Q
-195-
D
F
I~ AFB.27
...
-196-
het bovenr.atuurlijke nog sterker. Het bovennatuurlijke verwijst immers naFi!' het "onnatuurlijke, ••• mysterieuze, onverklaarbare en bUitengewone" (Norbeck 1961 11 aangehaald door Hambrock in Myburgh 1981 118). Terloops, dat verschillende verklaringen in de omloop zijn voor een\ zelfde versieringsmotief hoeft ons niet te verwonderen gezien de schriftloze achtergrond. Verder ligt de oorspronkelijke betekenis welli~ht verscholen in een andere plaats en andere tijd Symboliek verhuist van oorsprongsgebied en is blootgesteld aan herinterpretatie. Bet embleem van R.A.U. ook een lusvlechtwerk is nauwelijks tWintig jaar oud, en wordt reeds op twee verschillende manieren geinterpreteerd: kit~ en ataomdiagram. Boas (1955 113) behandelt de svmboLi ek in een af so nder-Ld jk.. haofdstuk (88- 143), en nogmaals is ons lusvlechtwerk ter sprake , .' Hi j onderzoekt de associatie tussen vorm en ook nog betekenis ineen "variety of forms ••• used to represent the same objects, and conversely ••• the variety of explanations given to the same form" (1955 103). Nu rest er nog een paar bedenkingen omtrent het omzetten van dit soart inlichting in archeologisch tbruikb~rel F033IELE IJEEEN. Uit wat vooraf gaat blijkt dat de etnoarcheoloog tijdens zijn/haar (re)constructiewerk van nederzetttngen nit het verleden de volgende factoren kan ~etrekken: vonrkomst, vorm en ligging. Jit met het 'oogmer-k van een interpretatiedie zowel materieel in de engere zin als cultureel in de wijdste kan z~jn. Je voorkomst van de tshivhambo, in aIle bouwfazen is beperkt tot de koninklijke ne de r ae t t i ngeri , Die associatie met de vhakololo is afleidbaar uit speciale bouwelementen (bijv. stenen muren) en hogere ligging, veil iger oorden, belangri jker bewoner , Je uniekheid ervan in de nederzetting (van de (onder)koning) en binnen een groep nederzettingen (van een koninklijk geb l ed ) is een verdere aand u Ld i.ng van de belangri jkheid e rv an , Slechts eenmaal werd een dubbele t sh tvhamNameli jk bi j de bo in gebruik gezien binnen dezelf5e ne de r-ze t t l ng , onttroonde onJerkoningT. in 7 • Zi jn castellumnederzetting is een saort toeristische attractie waarbij hijzelf als gastheer optreedt. Weinig representatief voar ie traditionele bergkastelen. Een verwaterde uitgave van Mukumbane. Beide hutten hebben twee deuren. Q
Q O
-197-
Meer frequent geschiedt de verdubbeling van de ~shivhamb~functie, soms zelfs verdrievoudiging ervan. 20 heeft gota M. in Mo benevens de ts~ivhambo ook nog een tweede Craadshut I , kleiner in ornv ang , die als stamkantoor functioneert; en nog een derde 'raadshut' die voor de exclusieve vhushaopleiding van de vhakololo (prinsessen) gebruikt wordt. Deze twee extra hutten zijn echter beide slechts van een enkele deur voorzien o Onder het aspect ligging is de orientering het vermelden waard. In sommige recente nederzettingen (vgl. Ha-Khakhu en Ha-Takalani, grondplannen fig. 6,7 in Van der Waal '977: nrs. 43 en 26) en misschien als ideaal in het verleden,onderlijnt de orientering van de raadshut het communale en het koninklijke karakter ervan. Je deuren kunnen inderdaad met wat goede wileen ook de r ekken , horizontale muurpalen) de orientering koninklijk!hogerop en communaal!onderaan illustreren. . Een deur is gericht naar het koninklijke = hogergelegen en meer belangrijke deel van de nederzetting o De andere toegang wijst naar het lagergelegen khorC?gedeelte, het publiek-communale. Hetzelfde kan dan gezegd worden van de rekken die nabij die twee hutopeningen in de muur kunne n ingebouwd wcr-d en , De syrnbolische oppositie koninklijk vs. comnunaal = hogerop vs. lageraf is uitdrukkelijk deel van de milay2.., initiatieformules (bi jV. Blacking 1969 84, 229). Hierover zoeven meero Omtrent de exacte ligging van de raadshut schrijft Stayt eerder onexact: "There is also another hut ofa more or less public character, tshivhambo,which is built in its qwn yard near the ~horo and is surrounded by a stout fence of stone or wood and earth; •.• " (1931 3 1). in de khoro, want elders benadrukt hij de .De hut is blijkbaar niet .-ruimte tussen beide: " •.• passage from the .khoro to the tshivhambo" (1931 115)"
Van Warmelo (1971 358) daarentegen p'Laat s t d-e raadshut binnenin de pa.laverruimte: "There was <1 public place (khoro) and in it a two'ioored council chamber (tshivhambo)"o Elders bij dezelfde auteur ontbreekt ie verwijzing naar ~eer precieze ligging (1967 1066-7). Op het dubbele grondplan van Ju Plessis zo'~el het theoretische model als M~phu's musanda ligt de tshivhambo nabij de khoro, ----. "regoor die ingang van die khoro na die stat" (1945 125) En ook nabij de "ingang tot die kwartiere van die kaptein, sy vrouens, sy 0
-198-
rna, sy makhadzi (pa se Buster) en sy vader se. weduwees" (ibid.) ~e oppositie koninklijk vs. communaal is met die grensligging verder ondersteund Van der \Vaal plaatst de tshivhambo ergens "naby die !2:1oro" (1977 99; vgl. 1977 23,36). Hoe representatief Solz als bron is blijft een open vraag, maar het is misschien toch wel het vermelden waard dat hi j de tshivhambo "gewoanlik aan die rand van die ~horoll plaatst (1955 45). De spelling is echter verkeerd en de hut op het grondplan van "hoafman Dumusi" - alhoe\Vel mooie technische tekening heeft slechts een deur? . (De naam van de hoofdman is ook verkeerd: Dumasi?) )e tekst, noch het grondplan van Gottschling (1905 365-86) maken gewag van de raad shut. En Wessmanns beschri jv ing v an d e r-aad shu t helpt ons ook niet veel verder (1908 15). Schlosser tenslotte beschrijft een vreselijk interessant testament, symbolisch afgebeeld op een houten scho t e l., Zij benadrukt echter dat de symbo1ische ligging van de onderde1en in de musand<;J: v an "N.N." niet correspondeert met ie echte ligging: "Jiese "Karte" dient nicht zur Orientierung profaner I>lenschen. Sie d ient zur Orientierung der Ahnenseelen und des Vertrauensmannes von N.H. Es ist eine idee11e Karte, keine r e al.e ;" (1967 95) . De verwijzing naar tshivhambo (1967 96 e.v.) als"Privatquartier des HHuptlings"is echter verkeerdo \Toeg bij dit alles nog wat per-so on.l i jke observa.tie in de verschillende Jelen VAn Venda, en dan lijktde slotsom voar ons als voIgt. De tshivhambo is nabij de khoro, omwille van het publieke gebruik ervan~ alsook haar mannelijke aS0ociatie. Toch niet in het hart van de palaverruimte omwi Ll.e van de koninkli jke as so c Lat Le erv an , Jus ergens periferaal, tUBsen khoro en hogergelegen koninklijke gedeelten van je nederzetting, zoals aangeduij in verschillende milay£ en in het gebruik van de hut als openb~e ambtsruimte van 1e (onder)ko0
0
i
n i ng , ~e
grootte van de raaJshut is een van de vormelementen die in een vergelijking met de andere hutconstructies in de nederzetting moet in het oog lopen~ Ze laat net vermoeden rijzen dat ze door communale arbeid (in Venda dzunde) opgericht wordt. Mogelijke aandui-
· -199-
ding van hetkoninklijk karakter ervan (koninklijk is namelijk wel " in associatie en in oppositie met vOlk; het staat voor volk, nationaal en is in oppo s i, tie met yolk-plebs omwille van 'blauwe bloed '). De afzondering van de raadshut in haar eigenomheining is eveneons een indieatie van het bijzondere karakter ervan. 'Bijzonder' staat voor magisch-religieuze = koninklijke karakter. Haar daarme e is de kous niet af , De afwerking van de meeste tshi.vhamboconstructies laat vandaag de dag wel te wensen over. Zwak grasdak, ongeplaasterde muren, kortom alles behalve indrukwekkend. )e afwezigheid van versieringe::.1., (deuren?), omheiningsmuur ondermijnen het koninklijke karakter ervan. Maar was de toestand in het verle- . den identisch? Of weerspiegelt de vervallen indruk van de hut misschien de afbraak van de communale gedachte? Weerspiegelt de zwakke afwerking wellicht ook verminderende greep op de onderdanen, en de af'wez LgheId van onderdanen omwille van trekarbeid, niet te vergeten de 'competitie' van de tshivhambo met stamkantoor en moderne school? Indien eehter de afwerking van de t8hivhamb9 in het verleden net zo zwak was, ondersteunt di t de idee dat de hut meer communaal a18 koninklijk in 8.Asocietie is o Koninklijke meerderwaardigheid lijkt onver-zo enb aar met zwakke afwe rk i.ng , of onverzorgde arch i, t.ec tuur , )eze hypothese strookt dan weer met de afwezigheid van koninklijke symbolen op de hut zelf o Het meest in het oog lopend zijn natuurlijk ..ie twee deuren of deur. openingen. Afgezien van betere ventilering en meer lichtvoorziening zijn er mintier voar de hand liggende verduidelijkingen o Je'asso"c iatie ver sch illende openingen = bi jzonder = bovennatuurli jk-koninklijk is eerder vermeld. Verschillende openingen veronderstel1en oak verschil1en1e gebruiker3. Huffmanillustreert dit met zijn bespreking van de palaverplek van Nutana' s- "mus and a" • Een deur leidt naar de kwartieren van de koningin, een naar die van de Koning en een ierie nRar zijn keuken. Alle irie deuren hebben specifieke gebruikers (1981 134-5). Er is een voorbeeld van ve r s ch i ll e nde openingen voar exclusief manneli jk of vr-ouwe Li jk gebruik in ee n zgn.regenmakersKwartier (1981 136). 3n tenslotte bieit hij nag een i~lustratie voor openingen gebazeerd,op de "front-public/back-priv ate dichotomy" (ShonA. nederzetting 1981 139). ,
~
'
-200-
Overigens is Z~ In hele interpretatie van de Zimbabwe ruines een illustratie voor het feit dat "the formal arrangement of structures within a settlement encodes information about social structure" 1981 131). Zijn werk is geinspireerd op Douglas (1972) en Kuper (1980). Laatstgenoemde gaat zelf terug op de baanbreker Holleman (1940). In een cultuur waar statusverschillen eerder sterk in de verf gezet worden, is de waarschi jnli jkheid van de verschillende-openingen-voorverschillende-gebruikers net zo hoog o Veel aanduidingen ervan zijn er met betrekking tot de tshivhambo nochtans in de literatuur niet te 'linden. Er wordt nergens systematisch aandacht gegeven aan de be te keni.s van de dubbele :ieuropening. Ironisch genoeg is di t het meest opvallende en het meest doodgezwegen aspect ervan. )e toegangen liggen op een as die de helling van het terrein voIgt ideaa1 gesproken althans. ~eze as schept de categorieen hoog-laag, ntha-fhasi. Ze kunnen met onponerende statusverschillen van de -pecking order, met groot-zi jn in verband gebracht worden. Ji t wil zeggeri adel versus plebs, man versus vrcuw, oud versus jong en senior verwant ver su s junior verwant, en ook combinaties ervan • .oe rerste op~ositie kwam ter s~rake samen met de periferale ligging van de t sh tvnambo , En dan is er oak de tegenstel1ing oUd/ jong, in mi1a.y,£ van 1e domoa te v Lnden (Blacking 1969 84). Oude vrouwen-hoog (yhakeguLu ) versus jonge ini tianten-Iaag (vhas i dz ana}; De naleving, toepassing van scheiding volgens leeft1 jd wo r'dt niet erg strikt nage Leefd , He t gebruik van verschillende ope'nf.nge n voor midab~, de Lee rmee at er s uit de vorige school(hoog) vs. Iaag- yhatei,initianten, wordt noch . in de milay.9, noch in de pr-akti jk ge z i en , waar sch i jli jk omdat het leeftijdsverschiliE gering Ls , met name een enkele murole (leeftijdsgroep). ~e scheiding van beide geslachten bij het gebruik van Je tshivhambo worit evenmin toegepast o Vandaag wordt de hut zelden ge~ Ii jkti j,jig door beide geslachten gebruikt. De domba was vroeger gemengd, maar het kon net zo goed le praktijk geweest zijn om de jonge mannen eerst en de jonge vrouwen late~ door dezelfde ingang (laag) te laten in en uit marcheren; in tegenstelling dan met de 'hoge' deur voor de leermeesters van rijpere leeft~jdo Eij de 'inheemse' versie van chri~telijke kerken - er zijn in Venda. is scheiding zowat een zestigtal (Kritzinger 1982)' secte' kerken l
-;\~
-201~
van geslachten' en gebruik van verschillende toegangen geen uitzondering, zelfs bij openlucht vergaderruimten waar de materiele aanduidingen ervan uiterst miniem zijn o Hutten met verschillende openingen zijn ook elders vermeld. De BaKosi hebben een "huis van twee deuren", opslagplek van heilige voorwerpen en mannelijke vergaderruimte (Levin 147 in Oliver 1978). Van de cultureel meest nauwe verwanten aan de Venda, de Lovedu is er \ ook een hut met twee denren beke nd , Afbeelding en bi jzonderheden ontbreken echter. Zelfs de naam is niet vermeld. We weten aIleen dat de hut -gebruikt we rd voor troonsopvolging ceremonHHen, "to resolve conflicts between rivals to the throne" (Krige 1980 170-1). Een soortgelijke gebeurtenis is beschreven in hoofdstuk 2 , van deel 3 (Van ier \Vaal 1977 52; Van Warmelo 1932 139-40,'ook bij de Pediburen). Misschien gaat het om een oude koninkli jke hut, ee nso or-t.geno ot van de p~? De mutenda bororo hut van Tshisahulu met meerdere deuren kon ook als een tshivhambo geinterpreteerd \'lorden door iemanddie net de vage vermelding ervan in b i jv., het dombalied,(Van Warrnelo 1932 67)als bron moet gebruiken (zie oak Blacking 1969 213-4). Een laatste constructie met meerdere openingen die hier moet vermeIl worden is de miniatuurhut singwele o Ze he aft een sterke bovennatuurlijke associatie., Dit hout- of kleimodel is een hulprniddel uit de dombaschool waarmee milayo aangeleerd worden. De verschillende -ieuropeningen en symbolische kleuren worden als ver-wi jzingen naar verschillende statuscategorieen, conditioneringsmiddelen van de pecking order gebruikt 9 oak naar vruchtbaarheid (Blacking 1969234-6; 3tayt 1931120-1; Van der Waal 1977 108-9,foto 7E3; Du Plessis 1941 133; Van Warmelo 1932 plate 6). Meerjere openingen in een constructic ZlJn overi~ens niet steeds gelijktijdig in gebruik. .Je khorotoegang kan opgevuld worden na het aanstellen van de nieuwe vorst. Je troonopvolger laat een nieuwe ingang aanl egge n en met me d i.c i na Le sub s t.arrt Le s be scherrne n, .Je nieuwe toegang is oak te vinden na het overlijden van een eigenares van de tshitanga, keuken. Nieuwe opening-nieuwe gebruiker is een variant --A- , op verschillende ~~eni~6en-verschillendegebruikers. Bier is geen sprake van sta t'..J. s ve r sch i L, we I van ri t ue Le "v e r-vui.Li.ng r d i,e met het overlijden gepaari gaato
-202-
-, " ,.'
AFB_2B
\
;. ,ft.-
69a Tshiukhuvha / doorstep: 72a Tshiaramo / the top cross-beam over the door: 72b Tshiaramo / the top cross-beam over the door:
74 NQila i no ya tshivharnboni / the path that leads up to the council hut:
Musadzi / married woman. Munna / man. a)
Tshomvunda - marunda (tshomvunda - mahada) / it broke my neck (shoulders). b) Nyasimpwanye marunda anga / the presser down of my neck. Lutslnga lwa vhatukana / the long vein of boys (referring to the penis and in particular the urethra).
o
-203-
HOOJmSTUK 2 BREEDTEZICHT:
ASSOCIATIES MET MAN-ZIJN.
, De ~shivhambo is vanuit diepteperspectief behandeld. In de eerste versie van onze verhandeling deden we hetzelfde met andere voorbeelden van Venda communalistische architectuur. We brachten ze in verband met vhuthu en vhuhulwane o In deze finale versie beperken we ons tot rnannelijke meerderwaardigheid en hoe het in de communale woonvormen tot uitdrukking wordt gebracht. Vooreerst d.e ¥.HORO. Deze is de publieke r1.;limt~ bij ui tstek in de nederzettingen die voorafgaan aan de huidige bouwfaze o Vandaag overleeft ze in zekere mate in de musanda architcctuur. stayt vat de functionering van de khoro ook yanda genoemd als voIgt --Asarnen: "The khoro is the playground and dancing place, law court, and reception hall for v isi tors; it is there that all the public affairs of the district are carried on." ( 193 1 30 ) Een soort tegenhanger van het Romeinse Forum uit de klassieke Oudheid; eigenli jk beter nog vestibulum, d~. voorhal, de ontvangstruimte die de .bezoeker binnentreedt voor·hij in de meer private woonsectoren toegelaten wordt. Palaverruimte is wellicht een ander-e accurate omschri jv ing, aangezien er heelwat ge paLave r-d wor-o t in de khoro. Poli tieke besluitname en rechtspraak gebeuren bij mande en bij machte van volwassen, d.i. getrouwde mannen, in de palaverruimte. Samen met andere mannelijke activiteiten bepalen ze het mannelijk karakter van deze leefruimte. In een cultuur van mannelijk chauvenisme, is het niet verrassend dat de v=ouwenwereld van een 'eigen' grote openb2re ruimte moet verstoken blijven o VrCluwen moeten het stellen met d.e veel kleinere mui2., veer hun keuken (die terloops in het niet zo verre verleden oak hun woonen leefhut was, tshitanga). De mannelijke hut, nnX~' heeft oak een muta. Je mannen hebben dus beide de kleinere en grotere ve=zamel-1\ruimte onder hun patrimonium. In een wereld van mannelijke meer-
-204-
derwaardigheid ontberen de vrouwen wat mannen bezitten, maar het omgekeerde is niet het geval. Er zijn in de khoro mat.er LeLe aanduidingen van de associatie mari-pal averruimte. Er is het spol voor mannen (vp-oplunder-dambord, mufuvh S) en de slijpstenen voor wapens en werktuigen (ts~jx~xul0, Van der Waal 1977 15). Verder de zitplekken en vuurhaarden voor de palaverende mannen. De rnutshe-XQ ornheiningsrnuur met monolieten in steen, en de gepunte palen zijn benevens koninklijke ook mannelijke symbolen. De khoro is dus het forum van de mannenwe r eLd , Dit betekent echter, niet dat de vrouwen er uit geweerd worden. Wanneer vrouwen er gebruik van maken als gemecnschappelijke ruimte, is het evenwel onder toezicht, met medeweten en goedkeuring, in de aanw8zigheid van het sterke geslacht Illustraties hiervoor zi Jrt de ....m~lornb.Q.. acti vit'ei ten, of yhusha initiatie, beide sterk vrouwelijk getinte bezigheden. In een niet zo ver verleden, veer de trekarbeid .haar tal eiste en de khoro op de achtergrond gedrongen werd omwille van de afwezigheid van de mannen, brachten de volwassen mannen er het grootste deel van de dag door. De ~oro was 'hun' ruimte, en palaveren 'hun' bijdrage tot het maatschappelijk bestel van weleer (Van der Waal 1977 37; stayt 1931 153) J. N. een be jaarde vriend omschri jft het lachend als volgt: "In the eveni:ng_you must be in the khorC? Otherwise the men will laugh at yo~. They will ask you where you have been. With your wife p'erhap.s? ~hey_joke with you, saying. that they. know "y:ou are married. .They ask you why_ you are tryi..!'![S to show off that you are married. They as~y,?u who thepg§.~~§ in your home." Naar de raadsfunctie van de palaverruimte is reeds indirect verwezen onder de ti tel samen besluiten, in deel twee van leze verhandeli ng c Je hele rechtsprocedure is beschreven door )u Plessis (194 1 :61-5), en geeft een indruk van wat er in de khoro in lit verband geschiedt. Elk onderdeel van de politiek-re8hterlijke ~ierarchie heeft haar khoro, iii. een raaj van daarvoor uitgezochte mannen die van de palaverruimte gebruik makem" Gewoonlijk zitten ze onder 1e schaduwboom, mu i mavand1 \a, waarr ond een klipmuurtje opgericht is. Bi j ongure weersomstandighejen wordt de tshivhambo gebruikt. Een deel van de boete opgelegd door de verschillende hoven, gewoonlijk vee, worit door de raadsledcn communaal verorberd" Jeze com0
0
.'
-205-
.' munale maaltijd heeft een rituele betekenis. Ze is deel van het proces waarmee de smet wordt gezuivcrd: "All anti-social actions pollute the offender. and until he has been actually cleansed he is a daneer to the society in which he lives and may bring the anger of the spirit world upon ito (.").'0 the offender may be cleansed by medicine and sacrifice or by compensating the injured party and then sharing in a ritual meal, in which one 9f the animals of the fine imposed upon him is eaten publicly in the khoro by all the people; the sharing in this meal ISasym'bol that the crime is expiated and that the criminal is readmitted into society." (1931 221) Voorbeelden van dit soort misdaden zijn a~nranding, vergiftiging, diefstal van wapens enz De communale aanspraak 09 een deel van de boete wekt de beschuldiging in de hand als zouden boetes soms opgelegd worrien met het oog op een proteinerijke ma2ltijd. Spreekwoordelijk luidt dit vermoeden in Venda: nii Vho-mEtar:93-n~~~~we, ri wane makwati. Vrij vertaalba~ als, laat de dode boom maar omvallen (personificatie) dan kunnen we zijn schors in hanjen krijgen (~u Plessis 1941 165). Tot vandaag is de khoro een welgekomen bron van inkomsten, en (crrter )« koningen'offeren' maar al te grac~g hun weekends op om uit :'Ie hofzaken een extra bi,jverdienste te maken. Voorbere idingen tot oorlogsvoeringen - een ann ere typisch manneli jke activi teit - en eventuele feestel:i jkhcden na de overwinning worden tamelijk uitvoerig aangehaald in Stayt (1931 71-4) en 0u Plessis (1941 143-4) Ze v inden oak plaats in de !5horo. Soortgeli jl<e handelingen ~ingen vermoedelijk eveneens gepaard met de voorbereiding op en de terugkomst van communale jachtpartijen. Hieromtrent is inlichting echter even schaars als ondiep. He t mannenforum wor-d t Laa t s t ens op ver-sch i Lke nde wi jzen geas soc i e erd met vee. En vee zelf word t sterk verbonden aan de mannenwereld. I'lleer hierover ook onder de bespreking van de danga, de veekraal, net, nou. In de palaverruimte is vee het dagelijkse gespreksonderwerpo ~n van daaruit houden ze toezicht over 'hun' vee. Kalveren worden er soms in de loop van de Jag oniergebracht, totdat ze groot genoeg zijn om met de volwa~sen runderen buiten de ne~erzetting in de comBet vee moet door munale weivelden te 8aan grazen.(stayt 193 139). je khoro in en u i t de ne:Jerzetting geleiJ worden. Bet navelvel 0
0
--
-206"
van runderen prijkt als geluksbrengers bij de ~10roingang (stayt 1931 41). Horens van het geslachte vee, symbool van gastvrijheid en rijkdom, worden op de bomen in de khoro gespijkerd. In tegenstelling met de andere ZUidoostelijke Eantoe is de khoro het Goed vergelij~ ware hart van de nederzetting, en niet de veekraal. kir.gsmateriaal hieromtrent in Huffman (,982). Dit brengt ons dan bij de tweede constructie waarvan we het mannelijk karakter willen illustreren: de DANGA, veekraal. De Verda conceptie van ar-be Id sver-de Li ng volgens geslacht is heel 'hecht ver-we ve n, nfe t verankerd in de idee van manneli jke meerderwaardigheid. Nannenwerk woz-d t geassocieerd met de cat egoru e en be Langr i jk,moeilijk en zwaarj vrouwelijke arbeid met het tegenovergestelde. Over de achtergrond van mannelijke meerderwaardigheid hebben we het . eerder reeds gehad (biocultureel). Navorsers z i jn het alles behalve eens , en ver3chillende theorie~n zijn in de omloop. Persoonlijk verkies ik de bizarre wisselwerking tussen ideologische fictie en biologische realiteit. \'lat er ook a1 van zij, vee is be Langr i jk, en daarom geassocieerd met het sterke ge e Lach t , ~un~ieren he bben mut.sindo, gewicht. Ze zi jn gewichtig, belangri jk, bi jna zo be langri jk als me nse n (Van Vlarmelo 1967 1"3 1 , 1';33). Ze hebben Lnd Lv idue Le namen , en hun wo onp.Lek wordt met magi3ch-religieuze middelen beschermd tegen ziekte en hekserijo Over de belangri jkheid is elders genoeg geschreven (bi jv. Sch ape r a 1937 137-8 ; Coertze 1986 131~4)~ -De Kriges ver-rne Ld en een 'andere' reden voor man-vee as so c Lat Le (1980 43). Vee moet in het veld, buiten de nejerzetting opgepast worden. Het vormt vaak het hoofd1oelwit van vijandelijke strooptochten, en moet dus met man en macht beschermd worden. Je militaire wereld zowel offensief als defensief is mannelijk domein, en de wapens zijn mannelijk monopolieo Nogm2nls mannelijke meerderwaardigheid du s , maar jan vanu i teen and er-e hoek benaae r-a , Nu vee als be langri j~ geclassificeerd word t , /:;)r;:en de pr-ocuc t i e , di sJe ideologische tributie en consumptie ervan onder mannelijk beheer o fictie van vrouwelijke onzuiverheii (abortie, eeboorte, o-enstruatie) beveiligt het mannelijk monopolie over Netden, melken, slachten en anaere vormen van onderhoud.en verwerking.
-207-
De toegang tot de dang~ is taboe voor h8t sexueel actieve vrouwvol.k , "'Tat het bouwpr-cce s en het onderhoud van deze constructie herleid tot een mannelijke aangelegenheid. Het vrouwelijk eigendomsrecht over vee lijkt misschien naar een ondermi jning van het manneli jke mo nopoLt e , Ni.e t s is minder waar , Bi j . de Venda kunne n vrauwen vee 'verdienen' via indi viduele arbe Ld, zoals pottenbakkerij of waarzeggerij of gewone tuinbouwactiviteiten. Ze \ kunnen ook vee verwerven via erfenis, huweli jk van dochters en schenking vanwege familieleden (Van Warmelo 1967 1217-33). Dit eigendomsrecht is helemaal niet uitzonderlijk. Het is volgens Schapera en Goodwin ook elders te vinden in de Zuidoostelijke Bantoefamilie (1937 158-9). Het verkleurt en vervaagt evenwel binnen de ruimere context van vrouwelijke onderhorigheid en mannelijk gezag. Geen vrouwelijk eigendomsrecht vormt een bedreiging voor de man-vee associatie. )e hele levensloop van de man is geassocieerd met vee, de vrouwelijke met de vruchtbaarheid van de grond. Kort na de geboorte wordt de jonge spruit op ceremonHHe "'Ii jze voor de eerste keer in contact gebracht met de buitenwereld. Hij wordt met magi.ache hulpmiddelen beschermd (u thusa riwanc:: , het kind helpen) en u i t de geboortehut gedragen (u bv isa n~uni , uit de .!£l1uhu.t halen). Tegeli jl~ e i.nd i.g t de ri tuele bezoedeling die met de geboorte gepaard gaat. Hij is niet langeI' een bedreiging voor de omstaanders, maar dient nu veeleer tegen laatstgenoemden beschermd te worden. Daarom blijven zijn bewegingen nog een maandlang beperkt tot de onmiddellijke omgeving van de hut, de wer.f (!!illX~) Vervolgens wordt hij een 'tweede keer ceremonieel uitgenomen (u bvisa nwana , het kind uitnemen)o Hij vertrekt met een mannelijk symbool, een bijltje, om'hout te gaan kappen'. VerdeI' 'inspecteert' hij een miniatuur veeomheining, het toekomstige (mannelijke) domein (Stayt 1931 89). In zi jn eerste levens jaren bouwt de jongen miniatuur dang§' s en spe eLt urenlang met vruchten en pitten, r-espec t ieve Li Jk speelgoed runderen en kalveren (Stayt 193 1 95-6). In een volgend leeftijdsstadium vormt hij kleimodellen van vee. Het hoofd en de horens zijn buiten proportie. Niet als expressioniAtische verbeeldingsresultaat, zoals kunsthistorici wellicht zouden interpreteren, maar omdat ze bij stierengevechten moeten gebruikt worden. 0
-208-
I
Kop en horens 'worden inwendig versterkt met ijzerdraad of stukjes hout. Twee opponenten slaan mekaars kleimodellen met geweld tegen "elkaar. Het lichaam van de stier past bij meer efficiente specimens als een hand vat in de hand. Diegene die minder beschadigd ui t de slag komt kan andere opponenten te lijf gaan. Tot vandaag een populair tijdsveririjf in de 'locatie'\? zowel als op het platteland. De veespel trad i tie gaat verier i.n de mahundwane dorpen, de speelA-dorpen, waar soms een vee kraal wordt opgericht en omwille van de junior status van de mahun1wane bewoners, geiten worden aangehouden. Spelenderwijs worden ;ie jongelieden voorbereid voor hun taken in de Je jongsten moeten voorlopig genoegen nede mannelijke veewereld. men met het opp as se n van gei ten. Oudere jongens worden verantwoor::ielijk genoeg geacht voor het zorgdragen" over runderen. Die verantwoordelijkhei::i wordt niet aIleen in de praktijk aangekweekt. Ze wordt ook op symbolische v.rijze in de domba initiatieschoolaangeleerd (bvb , Stayt 1931 121-2). ,Tarenlange ervaring wordt in het veld opgebouwd, met benevens kennis van veeteeld, ook algemene natuurkennis (eetbare vruchten enz.). Weerbaarheid, overleving, hardheid, respect voor de leeftijdshierarchie, verantwoordeli jkhe id en solidarite it zi jn de sp:i..l waarro nd het herdersleven draait, de mannelijke deugden die tijdens de associatie met veld en vee worden aangescherpt. Een keer uit de thondoschool gegradueerd is je jonge man ingedeeld in een militair regiment (ook leeftijdsgroep, murole). Het herdersleven gaat voo r t ti jd ens de militaire d Leris t voor de (onder )koning: bescherming van communaal en koninklijk vee tegen vijandige aanvallen. Hoogtepunt van externe militalre bedrijvigheid en hoofddoel van een offensieve operatie t is het bui tmaken van vi jandeli jk vee. .Jiegene die erinslaagt om de vijandelijke veekraal open te maken wordt beloond met een paar runderen (stayt 193 1 73). Laf aar'd i.g gedrag wordt gestrait met publieke vernedering: een paar runderlongen rond de nek geh ange n, Vee is als mili taire motivering en als straf gebruikt. Jit soort militaire activiteiten werd gestaakt na de onderwerping aan de Z.A.R. bij het einde van de vorige eeuw o Vee is ook in vredestijd een mannelijk prestigesymbool. Meer vee, meer vrouwen: "A man with only one wife is a small man" , bedoeld
-209-
is een onbelangrijke, junior man, zeggen de ~udere informanten c Polygamie is nog steeds aan de orde van, de d ag , al kan vee niet meer zo makkelijk als Ibetaalmiddel' gebruikt worden o Meer vrouwen, meer kinderen, meer status, maar oak me er' gastvri jheid en dan nag meer statuso Vee is er dus niet aIleen om ego mee te verrijken o Private voLdoe ni.ng gaat hier hand in hand met publieke verwachting. Individualisme-·in-dienst-van-de-gemeenschap (zie deel twee }, Han-vee assoc iatie tot bi j het e Lnd e , Net zoals de jongsten hun veespelletjes met vruchtenpitten, de ouderen met kleimodellen en geite~ genieten, net zo ontspannen de oudere mannen met hun :nufuvha speelbord. Het spel verwijst naar een veestrooptocht en de terminologie is ook vee-bewust (Stayt 1931 364-6). Een man:kan uitdrukkelijk de wens uitspreken am nabij zlJn dieren in de dang~ begraven te worden. Voortzetting van zi jn controle in het hiernamaals? En als hij niet in de veeomheining begraven wordt, is er toch nog een andere finale aS30ciatie met vee: hij wordt in een rundsvel begraven (bijv o Gottschling 1905 375-6)0 Tot vandaag blijft die traditie in geaccultureerde vorm bewaard o Ln de kist is hij in een deken moderne tegenhanger van het dierenvel begraven. Heelwat tradi tionalisten hebben hun deken op de doodskist; of meer'traditioneel' nog,een rundervel onder, en deken bovenop d'e k i s't , In de magisch-religieuze functie van het vee is nog een aanduiding van de man-vee as so c Lat Le, Voorouders uit de patrilinie kunnen in groep voorgesteld worden ioor een zwarte stier. Voor de matrilini"aire voorouders wordt een zwa~te geit gebruikt o De Venda erkennen dubbele afkomstberekening o Je stier is beltlngrijker dan de geit. lfugmaals mannelijke meerderwaardigheid dus. Beide linies bevatten natuurli jk manneli jke zo we L als vr-ouwe Li, jke Leden , lVIaar dat vermindert geenszins de mannelijke associatie met vaderszijde, en de vrouwelijke met moederszijde (vgl. Kuper 1982 77-92). De associatie khoro-vee ondersteunt het manneli jv.e van zoweI de dang~ als de khoro. Voorbeelden hiervan zijn zoeven aangehaald e Er zijn de horens op schaJuwbomen en muren,~an de khoro, machtssymbolen en aanduiding van gastvrijheid zowel als pieteit in de voo~ oudercultus. Je stukjes navelvel op stokken zijn geluksbrengers o
-210-
De THONDO is een soort voor1oper van de hu i.d Lge mannelijke besnijdenisschool, de murundu. In de dertiger jaren was ze nog actief in voora1 Oostelijk Venda waar de 'vreemde' besnijdenis (Sotho en Lemba import uit de late negentiende eeuw) weinig bijva1 genoot o Vandaag 1eeft ze nog voort in een paar schaarse en vaak tegenstrijdige etnografische bronnen, en in de verwaterde herinneringen van een \ paar stokoude informanten o De thondo --_.- ya-vhadinda - "-1\- , - van de krijgers, is primair bedoeld als een scpool voor het vervolmaken van mannelijkheid. 20 vormen de krijgslulllst en jacht er een be1angrijk aandeel in de ondcr-r Icht mgens Beide activiteiten zijn typisch mannelijk, zowel als de wapens en werktuigen die ermee gepaard gaan o )e (biologische, ecologische) oorsprong van mannelijke meerderwaardigheid ter zijde gelaten (Harris 1974 66-9, 70-93; 1978 4 1- 55 , 65-77) zi jn jacht en kr L jgskunst minstens goed genoeg am de fictie van manne1ijke superioriteit hoog te houden. De thondo is evenwel niet exclusief manneLi jk, net zo min a l s de k.~oro_ uitsluitend voor het sterke geslacht bedoeld Iso Niet dat de thondo ook vrouwelijke militaire cadetten opleidt, maar vrouwelijke aanwezigheid wordt tijdelijk geduld in de periferie van het normale thondogebruik, vanzelfsprekend op initiatief van het mannenvolk en onder hun fsuper-v i.s te", 20 is er benevens de thondo ya vh ad Lnda oak nag een thondo yFI vhako- - /\-/\.~olo, bedoeld voor de ad e Ll.I jke o p.Ie i d i ng van initianten van beide ~eslachteno Weinig meer is er te zeggen omtrent deze school. DezelfJe term worit overigensgetruikt am te verwijzen near de militaire opleiding van prinsen. Misschien waren de Sing~ heersers huiverig om ~ongelieden van het ge wo ne v oLk I n hun mili t a i.r e gelederen 01.:.1 te nemen, en beperkten ze de militaire opleiding oorspronkelijk tot adelli jke cadetten? De thondo YQ vha1in~-.? is dan een I gemengde I voortzetting van de oorspronkelijke thondo y~ vhakololo o Eenandere Lns t r-uc t i ecur sue , de thond.2,. ya t sh i a'l a, is be doe Ld voor de aanpasc i ng - ee r der aIR o phe f'f tng v an gewo ne vrouwen die met prinsen getrouwd zijn, en reeds met minstens twee kinJeren gezegend zijn Het li~kt meer naar sen spoedcursus die voor korte tijd de mi~itaire functie van de thondo opschort, of buiten de ~hondoo~~eiQ
-211-
. '
ning, in de raadshut georganizeerd wordt. Enige niet-mannelijke of niet-militaire instructie kon overigens gedurende de dag plaatsvinden, wanneer de regimenten op dienst zijn, en de thondokwartieren zo goed als verlaten zijn o • • Er is dus geen reden am te veronderstellen dat het manne Li, jk karakter van de thondo door de instructie van het zwakke geslacht enigermate ondermijnd is o De thon~ is in wezen een krijgsschool en dus mannelijke ruimte. In deze ommuurde I barakken , verdienen de jongelieden hun mannelijkheid tijdens theoretische instructies en praktische oef~ningen. Jongens worden tussen hun vijfde en zevende levensjaar van hun zusters gescheiden. Ze zijn nu vhatukana totdat ze je eerste tekenen van puberteit bereiken. Dan komen ze in aanmerking voor de eerste, waarschi jnli jk informele thondo lessen en een initiatiecur sus , genoemd yhutuka. Ze schuiven na graduering op tot de status van ~xhanng~, jonge man. ~hondo lidmaatschap geeft hun recht tot een nieuwe naam, eigenlijk een hele nieuwe identiteit: ~£= + naam, Het prefix verwijst of naar "eigenaar van" (vg L, ,,-1\nemudi, de patriarch, pater familias), of mi s sch i e n we Lv naa'r munna (man) (vgL, Van Warmelo 1932 111, stayt 193 1 105). De vrouwen kri jgen de ni.euwe naam met het voorvoegsel gyaen een .,!shiala hoofdband (mannelijk symbool?,vgl. 1,'/alk 1928 910). Tot bij het huwelijk blijft een man geassooieerd met het militaire instituut. Het huwelijk brengt hem tot de ware mannelijk.heid. Hij koopt z i ch van zi jn makkers vri j, en mag nu in zi jn eigen hut intrekken. Als reservist blijft hij paraat voar mabilizering in dienst van de vorst, voor vhudinda en dzunde, militaire en arbeidsdienst. -1\.-1\Thon:Jo ac t i vi tei ten spreken manneLi, jl~he id: waaghalzeri j, grootspr aak , liegen en s t eLen wo r-d e n er aangemoedigd b i.nne n de grensen van gehoorzaamheid., lise ipline en interne solidari tei t we Li swaar., Als diefstal uitlekt wat zeker niet de bedaeling is kan de (onder)koning het in de doofpot steken (s~ayt 1931 104, Van Warmelo 1932 118-9).
Om de bu i tenwereld sen superlatieve indruk te geven van de kri Jgers, vooral die van bLauw bloed, wo rd t voor dag en d auw gegeten. Als niemand de vhaiinda ziet eten, wor1en de geruchten als zouden ze --,,-,,zander vce o sel kunnen k.Laar kome n 7ersterkt (Van Warme 10 1932 112-3).
-212Om hun zelfbeeld wat op te b Laz en is er overigens genoeg mar I juhana. en rookgeriefin de thondo a~nwezig. Vooral als er moet gevochten " worden karnt het goed te pas, aangez i e n de Venda nu niet precies de naam hebben om de dappersten onder de Zuidoostelijke Bantoe te zijn (Stayt 1931 50-1, Van Warrnelo 1932 123-4). De aanwending van v rouwen bi j het plaasterwerk ti jdens de constructie van de thondo, geeft een goede indruk van de periferale positie van het zwakke geslacht in het thondo gebeuren: onderhorigheid. Plaaster bereiden en smeren is volgens de evalueringsschaal van manneli jke mee r-de rwaar-d i.ghe 1::1 een inferieure acti vi tei t , Het selecteren van palen en ander bouwmateriaal, de uitleg, het paalbouw- en grasjekwerk daarentegen worden belangri jk genoeg geacht voor man-z i jn Vrouwen 'mogen' genoegen nemen met het aanslepen van rnaterialen (gras, klei, water, palen) en het modderploeterende plaaste1'werk. Een ve1'deling van materialen die oak de arbeidsve1'deling pott~nbakster versus houtbewerker onderschrijft, en te maken heeft met het gebruik van wer ktu Lgen en het eigendomsmonopolie ervan . . Zes vrouwen worden uitgeselecteerd en gevraagd om in het nachtelijk duister hun plaasterwerk te verrichten. Als de bouwactiviteiten aehter 1e rug zijn, worden ze (letterlijk) met slaande argumenten tot de geheimhonding ervan overtuigd (Stayt 1931 101-2). En als het niet was veor de arbeidsverdeling volgens geslacht d.i o volgens de logiea van mannelijke superioriteit zouden de vrouwen wellicht helernaal niet bij betrokken worden. Je vrouwen worden e1' bij betrokken nits de verzekering jat ze zullen vergeten er ooit bij be t r-o kke n te zijn... Geen betere bnderlijning van de man-thondo associatie (vgl. man-nando associatie, Jederen 1986). A - /\.Het werk~n met plaaster krijgt een magisch-religieuse connotatie )ie de 2rbei:isverdeling mo e t ver-antwo or-Ie n en verzekeren, zoals zal blijken uit de twee laatste communale constructies in onze bespreking: de G02A en SOSA. Je stamp- en bierhut zijn illustraties ., an het concept vrouvreli jke communale ruimte Ui t de vo Lgand e paar bladzijden hoart te blijken dat de vro~welijke communale ruimte geenszins een bedreiging vernt veer het concept van meerierwaardig man0
0
-213-
Arbeidsverdeling volgens geslacht \Vordt hier zoals elders in Zuider Afrika getypeerd door vrouwelijke basische vo~dselbereiding. Pap en bier zijn twee basische voedselbronnen die in talloze varieteiten samen met groenten het dagelijkse dieet uitmaken. Beide voedselbronnen worden in de c orarnunaLe archi tectuur goha en sosa respectievelijk voorbereid. stampwerk is deel van de diensten die een vrouw aan haar man en schoonfamilie bijna contractueel verschuIdigd is. Oat wordt tijdens de , rituelen (izingoma) van de.dombaschool aan de initianten aangeleerd (bijv. Blacking 1969 157)0 De stampblok is voorbehouden voor een getrouwde vrouw met kinderen. ~aarom niet te verwonderen dat in dezelfde initiatieschool , een finale voorbereiding op het huwelijk, de stampblok als symbool aangewend wordt voor een getrouwde vrouw (~utuli = .musadzi, Blacking 1969 235). De stampblok " stamper en stamphut worden geassocieerd met de positie v anv r-ouw als voedselproducent. Bierbereiding is eveneens vr-ouwe Li, jke arbe i.d , En voor de bierbrouwtoerusting en ::ie bierhut gelden geli jksoortige associaties met vrouwzijn o Bier is echter meer als voedselbron. Het is bijna even multifunctioneel als vee, en daarom net zo'n goede illustratie voor het concept van culture Ie klemo "No occasion, whether social or ritual or religious or economic, is complete "Ii thout beer." (Krige 1980 287-8) Het die woor-den begint de ui teenzetting omtrent de belangri jkhei.d van bier bij de Lovedu t culturele buren van de Venda. Hetzelfde thema wordt elders meer in detail onder het vergrootglas genomen (1932 34357)" Het kon bijna net zo go ed van de Venda. gezegd zijn (stayt 1931 48; v'e asmann 1908 49-50).. Bier was des te meer beiangri jk in het pr-o to-eh Lstor i sche verleden wanneer tseetseepest en monopolie vanwege de vhakololo-adel het bezit van vee in ruime mate beperkten. liThe who Le scc i a l system of the people is inextricably linked with this popular beverage f which is the first essential in all festivities, the one incentive to Labo ur , the first thought in dispensing hosp i, tali ty, the favourite tribute of subjects to their chiefs, and almost the only vo t Lv e offering dedicated to their spirits o·1I "
-214-
.'
(stayt 193148, klaarblijkelijk belangrijk ge- : noeg geacht om aangehaald te worden in Schaper a 19~)6 133) Lnd er-daad , bierofferandes bi j de belangri jke Landbo uwr i tuelen (b i. jv thevhula) , als verzoening met bovennatuurli jke kr achten (u phasa), bierbezoeken als versteviging van de huweli jl{sbanden met de schco nfamilie (mur-uLe ) , bier als symbolisch instructiendddel ti jdens de '----puberteitsinitiaties (tano in de domba bijv.), bier a18 vergoeding \ /'1..--voor corvee <.~zunde), als vergoeding voor het bezoek van een muz i.kaLe expedi tie en dansgroepopvoering (be~ha bi jv.), als vergoeding ook voor communal.e- buurtwerkpartij (?avha), bier als erkerming van gezag (~usllmo). Slechts een greep voorbeelden voor de Lnt.egr-e r ende factor bier in Veniacultuur. Hoe belangrijk het ook 81 moge zijn, dat heeft klaarblijke1ijk weinig effect op de status van de biervervaardigers, het zwakke ges1acht, noch op de status van de ~osa, bierhut. Beide blijven uitblinken in onbelangrijkheid. Haar terug naar de architectuur nll. en de vrouwelijke aS30ciatie. ;)e sosa i s tevens vrouwelijke r-ui.rate bij de pottenbakkerij, nog een typisch vrouwelijk gebeuren o Fatten worden in de werf, de koer van een kookhut (tshitanga), de • meest tynisch vrouwelijke ruimte, gevormd en in --A- .... de bierhut, als er een aanwezig is in de nederzetting, gedroogd (V~m der 2:Jith 1972 231). (Je gOE~' is geheel en a1 ui tgestorven; de,~ is schaars maar komt nag \1e1 voor. 'Verklaringen voor het verdwijnen of voortbestaan moeten gekoppeld worden aan de veranderde levensomstandigheden en bo uww i jze, zo a Ls inleidend behandeld in het vorige dee I van de verhandeling, de structureel-evolutionL3tische benadering) Graag twee uitbreidingen nog op het concept van vrouwelijke ruimte, op de associatie tussen 808<2:., g?J1a en vrouw-z t jn , Eerstens is de tegenstelling tussen m2n en vrouw niet zo sterk dat enige vorm van balans totaal uitgesloten is. ~e twee polen kunnen verzoend worden. Tweedens vormt ie vrouwelijke 'monopolisering' vanbeide hutten alles behalve een bedreiging of zelfs ondermijning van mannelijke meerderwaardigheid. Integendeel, het vrouwelijke monopolie verst~rkt het Paradoxaal maar waar , man-zijn. Roa'TIeguere-i:'8erhar:it gebruikt ie eerste bedenking aanvullende 0P:90 s i. tie of b a'l ans als hoofd t hema voor haar- ,::iy::lbolisch-structur a l is t iacn we r k get i teld ":::-'ensee et soc fete air icainE} s" (1963). 10
0
-215-
De ondertitel van hetzelfde werk vat het we~ helemaal samen: ".Esaais sur une dialecti~que de comp.:!-ementari te ant ago nfat.e chez les
"
Bantu du SUd-Est". In Franse structuralistische sti jl ui t de glorieti jd van dezestiger jaren worden dualismen opgespoord in een v ariete it v an Venda en Tsonga-Shangana cuI tuur-aspecten: cosmo logie, conceptie van verwantschap, van leven, tijd en ruimte. Ze verheft de goha tot het hart, het centrum van de Venda nederzetting in tegenstelling met de veekraal als hart bij de andere Zuidoostelijke groepen. Het tweede deel is correct, het eerste heel betwijfelbaar. Maar dat is niet hier tel' sprake o In haar symbolische analyse van de nederzetting worJt ie goha gedefinieerd als verwijzing naar vrouwzi jn, vruchtbaarheid en voortplanting-procreatie. lJ.'er ondersteuning hiervoor verwi jst ,ze naar de milay:~ van de dombaschool, de ini tiatieformules die de leerlingen als finale voorbereiding op het huwelijk ingedrild .worden. In deze .mi1..?-y.2_ wordt het s t ampwer-k symbolisch ge,bruikt voor de sexd aad en de stampblok staat als verpersoonli jking voor de vrouw ( Rourneguere-Eberhardt 1963b 118). Deze symbolische verwijzingen worden ondersteund in Blackings opsomming van m~~aYE, narnelijk in de equaties munna = rnusi en mu~adzi = mutuli (1969 86, 235). Indezelfde initiatietaal staan de stampblokken volgens Roumegu~re Eberhard t althans bekend al s mUlalavhung.~, de melkweg. De melkweg kan in verband gebracht worden met de sterren, en indirect dan met de afbakening van de seizoenen op de Venda kalender, d s i , met de ~gisch-religieuze handelingen die de seizoenen afbakenen (de landbouwrituelen) 0 Een hele omweg naar vruchtbaarheid en procreatie weli swaar (1963 56) 0 De associat ie goha-rne Lkweg is echter aanvechtbaar. Volgens Blacking is de melkweg-symboliek onderdeel van de tsEJ.._\,ha.~.. (196986)G Volgens stayt is de ~~~al~~hung~_ lithe passage from the kl!!J...ro to the ~shivhamboil (1931 115), en de stampblokken zijn daar gelegen o Het zou verder interessant geweest zijn om de melkweg met man-z i In of vr-ouw-s i jn te kunne n associeren. Jammer genoeg gebruiken initiatiemeesters de melkweg nu cens a18 vrouwelijk, dan weer als mannelijk symboo l , Hetzelfde geldt voor de regenboog (Blacking '1969 86,229). Afgezien van de aanvullende tegenstelli.ng s tamperx.man + stampblok.•vrou
-216"
:-, "
::: procreatie (en misschien stampblok-vrouw + melkweg-man = procreatie) zijn er ge Lukk i.g nog talloze andere illustrati,es van dit soort symbolisme en structuralisme om niet de basische stelling van nalans als aanvullende o ppo s i. tie te laten verloren gaan , VIe houde n het hier bi j de graan-en-bier-context {vg l., Kuper 1982 14). Graan en bier zi jn volgens Roumeguer e-Bbe rhar-d t manneli jke symbolen, associeerbaar met mannelijk zaad (1963 89-90). Blacking geeft genoeg voorbeelden ter ondersteuning voor deze gelijkschakeling, doorheen de bespreking van de symboliek in de verschil1ende ini tiatteschoien (1969). De assoc iatie zaad,·- en vooral bier--semen is ove ri.-. gens niet vergezocht o In 'tegenstelling' hiermee zijn landbouw- en bierbrouwactiviteitenvrouwelijk. Geen contradictie echter, maar nog een illustratie voor de verzoening (dialectique) van de opponerende sexen (~~tagoniste) die mekaar aarwullen (~omplementarite). br is manne l L jkheid in het vr-ouw-z i jn en omgekeerd Nog een voorbeeld van R.E. uitgebreid met eigenhandig ingezamelde feiten o In het huwelijk schenken de vrouwennemers (mannelijke zijde) vee (vrouwelijk symbool). En de vrouwengevers '(vrouwelijke zijde) 0
schenken bier:
vee/vlees
VHAKV1ASHA ~======;.::;:::=::::-;-'~ lV1Al11iU1U-- ,~ zi jde rf zijde-,- -.;..,~: '''-, 000:::::::::: bier/gr-a:an 'fr-I)O'-ul'J~lmEVERS
VROUWENNEf,1ERS
~
\
V.u
(Roumeguere-Eberhardt 1963 90) Na he t .huweLi, jk wordt deze symbo Ll.ek voortgezet ti jdens de~t,lF.211a, instelling. Ti jd.en,) cE mu'ruI.~ ,'expectitie' die tot v and aag de dag - nog in ere gehouden wordt brengen de vrouwengevers bier naar de vrouwennemers, die het geschenk reciproceren met een geit. Het bier is van het --,-_. halwatype en niet van het mukumbi type zoals de naam rn~l:Els ten onrechte laat vermoeden o Dezelfde ayrnbo Li ek ook vear het huwe Lt jk. De JE~kE~~l1.. sturen de bruid met een paar familieleden op verkenning naar de schoonfamilie. KW8stie van een verkenning om de toekomstige familie te I inspecteren' 0 De-~.-~-=--
zelfde uitruiling v ind t plaats En wanneer de ~:!~?-.~:-':'f.lsha ti jdens een aoor tgeli jke ver-ke nni.ng in de andere richti'ng de vrouwengevers bazoaken, krijgel1 we nogmaals dezelfde' reciprocerende uitrui.l Ian bier en 0
vlees.
"
.',
-217-
De inzameling van dergelijke feiten om een idee van 'antagonistische complementariteit t te t LLust rr.t-en , is bi jna ..te mo o i om waar te' zi jn. Niet dat die idee irrelevant of onjuist zou zijn, maar het gevaar is niet denkbeeldig dat realiteit en fictie nabij mekaar raken. In Roumeguere-Eberhardts interpretatie is de associatie vee/"lrouw-zi jn wellicht de zwakste schakel. Ze verdedigt zichzelf door vee met 'bloed ti jdens het slachten 'ervan geli jk te stellen. Dloed is du Ld e Ltjk en aanvaardbaar een vrouweli jk symboo L, Vo Lge ns dezelfde logic a redeneert R.E. dat de oppc s L ties van de arbeidsverdeling man versus vrouw ver-t aa.Lbaar zi jn als ve e te e Ld versus Landbouw en volgens het princiepe van 'tegenstellende aanvulling' of balans ook vertaalbaar zi jn als bier( semen-man) versus vee (bloed-vrouw). Zeker niet zo onaanveehtbaar al s wat zi j verrnoedt (1963 89-90~ z i e ook 50). En wat als doe ree iprocale gesehenken (bier, vee) geassoc ieerd worden met de ontvangers i.p.v. de gevers? •• Het moet echter nogmaals gezegd dat de stelling van balans genoeg betrouwbare VOO »bee Ld en heeft in haar werk om niet doc r de zo juist opgesomde voorbeelden in tWijfel getrokken te worden. TVleede bedenking ~ De g~ha en ~osaconstructies z1 jn taboe veor ,manneli jke aanwe z i.ghe Ld (u Ll a}, Daarom mag de vrouweli jke aasociatie van beide hutten en het exclusief vrouwelijke gebruik ervan misschien lijken naar een ondermijning van man-zijn. Niets is mindel' waar. , Onderzoeken we di t taboe grondiger, dan bli jkt het meest gevaarli jke deel van de hut, het meest vrouwelijke ook weI, de hutvloer waarin potten voor het opslaan van bier of de stampblokken van weleer gemetseld zijn. De associatie tiuase n vloer en vr-ouv-z t jn illustreert hun Lnfe r Leur-e positie, eerder als een be dz-eLg i.ng voor manneli jke superioriteito Metsel- en plaasterwerk uit het verleden, of in materialen van het verledJn, is voorbehouden voor het zwakke geslacht. Technisch gezien is het geploeter in modder en klei we Lrri g Lnd.rukwe kkend , Heer '. details over plaasterwerkuit het verleden is te vinden in Van del' Waal (1977 83-4, 88-9; wat is er niet te vinden in dit indrukwekkend boe k omt.r-errb Venda wooncul tuur?) 0 Het werk met k Le L en modder is associeerbaar met het zwalcke geslacht juLrt ornwille van het gebrek aan 'aaiJtrekkingskrach't dat cr van ult-
te
·" -218-
gaat o Jacht, oorlogsvoering en houtbewerking ZlJn een paar illustraties van wat in de 'traditioneL)' arbeidsverdeli.ng volgens geslacht belangrijk genoeg geacht wordt om door het sterke geslacht beoefend te worden. Er komen bij voorb8eld wapens en werktuigen bij te pas, die niet in vrouwelijke handen mogen vallen, evenmin als het vervaarcUgen van die wer-ktu i.gen zelf natuurli jk. Bi j het p.Iaasteren worden natuurfacten gebruikt, zoals de steen uit een ri,- , vierbed waarmee de vloer gepolijst wordt (thidelo). En als er een we rkt.u Ig bi j te paskomt is het simpel van aard en door de mannen voorzien (de houten vloerstamper bij voorbeeld, tshikup~). gemaakt Mannelijke meerderwaardigheid reserveert het betere en belangrijkere, gewoonli jk onder het mom van moeili jker of gevaarli jker en dus onge·schikt Vaal' het 'zwakke' geslacht o De associatie vloer(modder)-vrouw is symbolisch uitgedrukt in een van de _ milayo uit de vhusha initiatieschool: vhukupe \t!ordt er ge_ _ Li. jk gesteld' met vhasad~6i en ,!~m~e. "The mud floor = married women; my mother's sister or co-wife, whom a girl approaches when she first menstruates." (Blacking 1969 84) De ::rhusha ts zeker de meest ideale context om de onreine associatie tUBsen vloer en vrouw te ve1'duidelijken, aangezien in die specifieke school vrouwelijke pubers (ritueel war-m of onrein) ingewi jd worden in hun taken van vrouw-zi jn o Redeneert Van W8,rmelo omtrent het taboe van ma.nneli jke vermi jding van goha en sosa r liThe t abu in question is similar to thatprohi·· ---,-bL t t.ng women from entering a cattle-kraal. II (1967 107'1, v g.l., 1075) Ik vind de term" similar" ietwat onge Iukkf.g , Beide taboes zi jn beslist niet mekaars spiegelbeeld o De verschillen zijn frappant, de overeenkomst verdoken o Prappanbe versehillen. De twee hut type s worden op manneLf, jk initiati( opgericht, 1.n stand gehouden en beheerd door het sterke ge!31acht, Van vz-ouwe l i, jk controle over de vee kraal, of ze Lfe noemenswaardige bi jdrage tot de oprichting of onderhoud ervan is er geen sprake ~ Vrouwen bedoeld is de sexueel actieve, van puberteit tot menopauze worden u i, t de ~ang~ weggehoud en door het mannenras , Hannen worden ni.et gewe erd uit de s bamp- en bierhutten door het , zwakke geslacht* Ze vermijden de hutton uit eigen keuze. Als ze zi.ch bij onguu.r weder in de bierhut 32:1 het vuur willen war-men
en
~
~
.
.
.
.
-
.
-
,,,~r.,,,,,,,,.,_,,_,,,,,
I,
-219-
zalgeen vrouw hen dat beletten. Mannen kunnenzelfs de bierhut overnemen, wat gewoonlijk eveneens bij koud wedel' gebeurt, als er geen andere ruimte beschikbas.r is. Het taboe lijkt meer naar rituele verontschuldiging om niet bij de vrouwelijke activiteiten betrokken te raken o Voor vrouwen is het taboe meer absoluut o Stuk Vaal' stuk aanduidingen voor wie het in Venda '1001' het zeggen heeft: het mannenras heeft de touwtjes in handen (verscholen overeenkomst)0 De taboes zi jn ver-d e r aan de oppervlakte verschillend in hun concept van de ri tuele vervuiler. In be ide gevallen is vermi jd I ng gebaseerd op bovennatuurl.ijke pollutie. Maar de man wordt niet uit de stampen bierhutten geweerd omdat hi j een 'vervuiler' is. Hi j is degene die vervuild word t. De vrouw is de vervuiler, passief-defensief in geval van 'haar' twee ruimten, actief-offensief in geval van haar schending van de manneli jke d ang a , De goha en so sa bedrei.gen de viriliteit; v rouwe n in de dang~ lbederven' het vee, 18;;s de manneli jke mach'tupo s t tie, het mo no po Li.e over het alombegeerde vee .. Vooral de aan1'aking met de moddervloer,waarin bierb1'ouw- en stamptoerusting geplaasterd is, beeJreigen de virili tei t, zoals eerder ge zegd , Vermoedeli jk ornwtLl,e van het nauwe contact van eli t vr'o uweLt jk mat.eEr zijnnog andere voorbeelden r-Laa.l met vrouwelijke act i.v Lt e ite n, . vanvermijding omwi11e van vrouwelijke associatie. De vjlutuk2 ini--~._
' _ _' _ _'L~'_
,-""~r~_ _
tiant bi j voorbeeld wordt .r t tueel afgezonderd (~p£~!ld.s) kort nad a t de eerste fysische tekenen van zijn mannelijkheid bij het famiIiahoofd gerapporteerd werden. Tijdens die f~agiele tussenfaze, een soort ri tueel v ac uiim tussen de status van kleine jongen en jonge man, moet de premature viriliteit bescher-md worden tegen vrouwelijke vervu i.l.Lng , In di t tussenstadiulll van 'be,t'i1~?St=and~t~El£n (Irurner 1964) wordt enige vormvan contact met vrouwelijke artefacten (bijv. zijn zusters armbanden) nauwlettend vermsden , 'Zelfs in de voet spo reri van zi jn moeder lopen is genoeg om de s t a tusver-ander i ng , statusverhoging op het spe1 te zetten o In beide gevallen (goha/so~:~en ::lan:;~J trekt de vrouw aan het kortste eind dus , In be ide taboes kri jgt z l j de b l.aam (verdoken over-can ::omst). In be Lde gevallen gaat het om -Ie bescherming van de bevoorrechte positie van de man, om de versteviging van man-zijn~
-220I
Tot zover een selectie van uitdrukJdngen of verwoordingen van vhuhulwane in de woo ncu Ltuur van Venda. Het moet hier gezegd dat de inlichting ingezameld voor de 'uitgesneden' gedeelten in dezelfde lijn gaat. Een opsomming ervan komt hierna ter sprake.
-221-
I,
'CJ
2
-
;~
s o to 0.\
o
Een kritische ki jk doorheen archeologische zowel als antro- :' pologische literatuur spoort zonder al te veel moeite de veranderde benadering Ope Illustraties voor deze dubbele vernieuwing in vakbeschouwing werden in de loop van het; eerstehoofdstuk van de verhandeling in de vorm ,van opponerende kwallficatieven opgesomd. Hier gaan we in op twee vragen die in dit verband onbeantwoord bleven. Welke zijn nu de overeenkomsten en verschilpunten tussen beide vernieuwingen? En hoe ingrijpend is de archeologische vernieuwing nu werkelijk? Frappante overeenkomsten vinden we in de verduidelijking, de ' .redenen voor verandering. Er zijn vooreerst individuele persoonlijkheidstrekken~ gecombineerd met maatschappelijke en historische omstandigheden (zoals voor de oudheidkunde uiteengezet is in Daniel 1981 186-9 door Piggott). Vervolgens zijner de voortdurende inzetten - om maar in de mode van systeem-analytische terminologie te blijven vanwege zuster(mens)wetenschappen, evenmin te onderschatten als bi jdrage tot 'vernieuwing'. Tenslotte ie' er het bi jna onvermijdelijke of spontane proces van academische klemverschuiv~ng, geInspireerd door drang naar verandering en originaliteit. Verdere overeenkomsten zijn de humanistische intentie en het verdraagzame klimaat van :cultureel relativisme en anti-etnocentrisme waarin 'primitieve' culturen en troglodieten uit den boze zijn. Twee opponerende tendenzen van vernieuwing zijn aan de ene kan~(de versplintering in spec1alisatierichtingen en aan de andere zijde de horizonsverruiming via interdiscipl~naire samenwerking. Twee laatste overeenkomsten verdienen bijzondere aandacht: het gebruik van rekenaar, gevorderde statistiek en systeemanalytische begrippen (ondanks de anti-positivistische ingesteldheid van heelwat vernieuwers in de antropologieblijft de belangstelling in kwantitatieve :'verwerking voortleven); ,
I
t
.
.
I,
-222I
en tweedens de voorzichtige tendens om veralgemenend te werk te gaan (kwestie van de schijn van 'weten:schappelijkheid' hoog te nouden). Meer nog hieromtrent zoeven. Of al deze overeenkomsten sterk genoeg zijn om de basische verschilpunten tussen archeologische en antropologische vernieuwing te verdoezelen lijkt sterk betwijfelbaar. Laatstgenoemde dateert verder terug en precies daarom is heelwat van de 'vernieuwing' in archeologische middens alweer 'voorbijgestreefd' in antropologische kringen. Getuige daarvan bijv. structuralistische stellingname: "new style" in de 'archeo Lcgt.e , doch "old hat" in de ogen van antropologische navorsers (Leach in Renfrew 1973 762). structuralisme staat nog in de kinderschoenen in archeologie, maar wordt kritisch bevraagtekend bij de volkenkundige collega's. Getuige van de 'achterstand' is ook weI de beheptheid van archeologische vernieuwers om 'wetten' op te stellen. . In de archeologie wordt vaststelling door voorspelling vervangen~ Bij heelwat antropologische vernieuwers is precies het tegenovergestelde het ideaal. Verder is het impact van de archeologische vernieuwing kleiner dan wat in de antropologie het geval iso Vernieuwing blijft eerder beperkt tot de Angelsaksische literatuur en En ironisch genoeg de archeologie van de ,Nieuwe Wereldo verwijten de Continentale vakbeoefenaars hun collega's in Amerika dat ze artefacten in antropologische theorieen proberen in te drukkeri" ••• terwijl ze op de keper beschouwd precies hetzelfde doen. Ze lopen onbewust, en weer eens met de nodigevertraging (klinkt neutraler dan achterstand~ in de sporen van de antropologen, en welmeer bepaald de evolutionistische en diffusionistische. Een eerder onbeduidend verschil is wellicht te vinden in het meer expliciete karakter van de., archeologische ver~ nieuwing, getuige daarvarr.de benaming 'New Arch(!!)eolog y ':. Die benaming is vrij relatief, gezien de vertraging die archeologen nog hebben in te lopen. Ze is te wijten aan '
•
:'
-223;,
'de 'late' theoretische belangstellirig,waarover we het hebben in een tweede hoofdstuk van deel een o De antropologische vernieuwing is tenslotte veel dUidelijker anti-positivistisch getint. Het komt ons voor alsof de archeologie nog een stadium moet doorlopen dat in de antropologie alweer verworpen is, of tenminste betwijfeld wordt. De archeologie wil zich als wetenschap gevestigd zien, terwijl haar zusterwetenschap reeds die status uitgetoetst heeft en de nadelen ervan ondervonden. Toch willen de archeologen de werkelljkheid niet oververeenvoudigen, zoals we onder de :overeenkomstenhebben benadrukt. Ze verkiezen voorzichtig! veralgemeningen. Ze vermljden simplistische "single-cause explanations" (Redman 1978 9). Ook hier bli jkt de invloed van antropologische literatuur (in casu opde vernieuwers in de Nieuwe Wereld). Amerikaanse archeologen willen wetenschappelijk zijn zonder in de valkuilen te lopen waartegen de volkenkundige vernieuwers reageren (omdat zeer zelf ingelopen zijn••• ). Hier wordt de 'achterstand' overbrugd, zij het dan door een deel van de archeologen uit het vernieuwende kamp, die op hun beurt slechts een fractie vertegenwoordigen van de vakceoarenaare', In een tweede slotbeschouwing iets meer over de graad van verschil tussen oud en nieuw in archeologie. M.a.w. een uitbreiding op het impact van de vernieuwing. Als we de vernieuwers zelf mog~n geloven is er geen of nauwelijks een vergelijking tusse~Jde archeologie van nu en toen mogelijk. Maar tijdens de voorstudie (1980 hfdstn o 5 en 8) bleek dat de beloften groter klinken dan ze zijn, insluitende die va~ etnoarcheologen. Het aparte hoofdstuk dat we aan laatstgenoemde besteden (1980 150-68) is getiteld "Oude wi jn in nreuwe vaten", en dat spreekt wel voor zichzelf, denk ike Vernieuwers beloven bij voorbeeld aandach't te schenken aan . de 'verklaring' van artefacten, maar dikwijls wordt een be. . schrijving opgedist., Dit keer weliswaar geen beschrijvlng van de artefactenvorm, maar van de cultureIe context. Niet~
:.
;
-224;,
temin een beschrij,ving. Vernieuwers beloven om bij de. mens achter de artefacten uit te komen, maar het blijft door de band bij de 'traditionele' dimensies: economie, technologie, wat demografie en ecologie en dan hebben we het weI gehad. Het helpt weinig om nieuwe denkwijzen, interessesferen en methoden te propageren als de resultaten er niet van verbeteren, Het gebruik van de rekenaar, systeem a~a lyse en voorspelling of modellen blijkertniet zonder meer een waarborg te zijn voor een archeologie-met-een-menselijk:gelaat. Evenmin is de verruiming van gezichtsveld en van bronnenmateriaal op zichzelf waarborg voor een wezenlijk verschil in eindbestemming, laat staan verbetering. Niet dat de vernieuwers altijd de verkeerde slogans prediken; er is een verschil tussen wat in theorie gepredikt wordt en in de praktijk toegepast is. Oude wijn in nieuwe vaten zelfs bij de grote vernieuwer Clarke (1968). Een ruim:aandeel van zijn werk is be steed aan "phase and time pattern regularities "0 Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat het niet veel meer dan een heruitgave is van de traditionele tijd/ruimtelijke omschri jvingen, en van de Ii invention-diffusion" benadering uit de archeologie en antropologie van 'toen' (Clarke 1968 ~
90,97), De invloed van vernieuwers is in Europese traditionele middens vrijwel onzichtbaar.i In mijn eigen Alma Mater, de K.U.Leuven, is de cursus ,t'~nleiding tot de archeologie" niet wezenlijk veranderdsedert mijn eigen voorgraadse studies o Meer dan tien jaar zijn ondertussen verlopen, en de enige verandering (benevens Industriale Archeologie) is een bijzonder kort hoofdstuk over "New Archeology". Het neemt zeven uit de 130 bladzijden in beslag. Bijna de he1ft van dit hoofdstuk is kritiek teg~ de vernieuwingo "Amerikaanse literatuur wordt lachend en schouder,ophalend onthaa'ld , "Wat doe je nu met al die theorie in het veld?" klinkt het heel utili-' taristisch. En (erger) nog: "Allemaal goed en weI, maar wij (in Europa) hebben hier geen Indianen••• ", bedoeld is
;.
';'225-
cultureIe continutteit o •• Hoofdstuk twee sluit aan bij de titel "Fossiele idee§n" en is nogsteeds gebaseerd op de voorstudie (Dederen 1980). De theoretische interesse bij 'traditionele' archeologen spreekt van apathie, spraakverwarring en armoede. Getuige daarvan enerzijds de inexpliciete conceptualisering (van pijv. artefact en cultuur), en anderzijds de verwarde en verwarrende conceptualisering. Verschillende termen verwijzen naar identische concepten, en omgekeerd. Het belang van een theoretische ruggegraat wordt onderschat in het traditionalistische kamp; het wordt glimlachend afgewimpeld. Ze klauwen aan de utilitaristische overtuiging dat terreinwerk primaat heeft, en best zonder al dat gepalaver omtrent terminologie kan klaarkomen. Natuurlijk is niets minder waar. Ik vind de traditionalistische redenering vrij ironisch. Vooreerst omdat deze praktijkgerichte houding nog stamt uit de 'prehistorie' ~an de archeologie, toen de rol ervan gereduceerd was tot die van prentjesinzamelaar voor de zuster/moederwetenschappe~~ Vervolgens en tegelijk dmdat dezeIfde goedgemeende traditionalisten de vernieuwers: verwijten 'ondergeschikt' te zijn aan de antropologie. Vernieuwers worden eraan herinnerd dat ze archeologische feiten proberen te passen in antropologische raamwerken; maar de rol van prentjesinzamelaar is net zo ondergeschikt ••• En traditiona- ' listen maken zelf gebruik van antropologische raamwerken, met name diffusionistische en evolutionistische, al zijn ze zich f daarvanblijkbaar niet bewust. Beide zijn overigens vrij verouderde benaderingswijzen ••• De pot verwijt de ketel ••• ? De oppositie tussen 'oud' en 'nieuw" in de archeologische .vakbeschouwing is verwoord:in het gebruik van enge en ruime. definities van artefacten; . ook wel in de conceptualisering van cultuur als ti jdjruimtelijke omschri jving vanartefactenvormen en hun gebruikers enerzijds; van ideologische context en achtergrond van menselijk gedrag anderzijds. -Het'tweevoudige onderscheid berust in hoofdzaak op het overdreven on•
I
:. .i
I-
11
I
-226-
I
,i
I
"
"
I
•
derscheid tussen t materHne' en 'gee steli jke I ,cuItuur, bi jna zo gecultiveerd als:het mystieke en ver doorgedreven onderscheid tussen lichaam en geest, stoffelijke en bovennatuurli jke. Gebrekkige begrip van de ru1imere, cu),turele context van gebruiksvoorwerpen, gecombineerd met het ontbreken van geschreven bronnen (in de prehistorische ,archeologie althans) leidt tot een positivistische benadering waarbij de artefacten een elgen bestaan toegeschreven worden, en het menselijke ervan gereduceerd wordt tot 'onwetenschappelijke' speculering. Illustratie hiervoor is de "straight archaeology" van Bordes en geestesgenoten. En dan te bedenken dat er zoveel andere dimensies zijn dan de morfologische, tijd/ruimtelijke. Uit de verschillende aspecten, mogelijkheden, dimensies van 'materi~le' cultuur kwamen de waarden als sterkste ideologische dimensie uit de bus. 'Deel twee dan bestaat uit de bespreking van de waarde die me het meest boeide en tegelijk motiveerde om in Afrika te immigreren: communalisme, vhuthu. Het Venda concept vhuthu wordt in de omgangstaal zo goed ale nooit gehoord. Het is heel letterlijk vertaalbaar als mensz~Jn. ~zijnde het prefiX voor abstracte naamwoorden, en -~ de starn voor mens (muthu). Vhuthu verwijst naar de essentie van menselijk bestaan, naar het typieche van menselijke gedragswijzen. Alternatieve omschrijvingen sluiten in: samen-zijn, gelijk-zijn, solidariteit en altruisme, wederkerigheid en socialiteit. Ze dekken verschillende wijzen van mens-zijn.. De bespreking van vhuthu dekt drie onderdelen: feiten, werking en verduidelijking. Op het eerste zicht ,lijken voorbeelden van samen-zijn zo eindeloos dat het , belang van deze ontologische waarde onbetwist, baar lijkt. Hetterrein wordt meer nauwkeurig afgebakend door zekere ruime, en overlappende groeperingen van het fei-., tenmateriaal. Samen-zijn is beschreven onder de titels samen bezitten, insluitende broederlijk delen en communaal (uit), lenen; samen produceren, ve~delen en verbruiken; samen be:'
-227-
~
sluiten: communaJ.;~ raadpleging en consensus; collectieve controle; gedeelde verantwoordelijkheid en schuld; communali,stische taal, omvattende naamgev'Lng , spreekwoorden, li-, " chaamstaal, verhaalkunst en zo meer , Naas~ meer precieze afbakening creeerteen diepere studie van de feiten ook de nodige vraagtekens wanneer voorbeelden opduiken van ondermijning van de communale gedachte. Lange elk van de feiten ingezameld ter ondersteuning van samenzijn, kan een aanvullende opmerking geplaatst worden die het samen-zijn op een of andere manier be~erk~. Al deze opmerkingen werden gegroepeerd ineen tweede hoofdstuk van dit deel van de verhandeling. In hoofdstuk drie worden de pro's en contra's tegen mekaar afgewogen, en tegelijk wordt de werking van Venda communalisme toegelicht. : Het bli jk~ daf vhuthu verwoven is met een tweede niet te onderscha~ten waarde, namelijk vhuhulwane. Letterlijk is het groot-zijn, een verwijzing naar de 'pecki~ order' (niet pejoratief bedoeld)v Groot-zijn betekent statuebewustzijn, en het respect dat ermee gepaard gaat (khuliso)is een waarde op zichzelf, veel Minder impliciet overigens dan vhuhulwane zelf (vermoedelijk omdat het meer concreet is). De vier bekende vormen van groot-zijn beantwoorden,aan de vier bijna universele statusbeginselen: sex, leeftijd, afkomst en verwantschap. Dat ze het concept vhuthu gedeeltelijk ondermijnen is weerspiegeld in de alternatieve vertalingen ervan: beter-zi;jn en ongelijk-zijn o Toch zijn beide waarden niet onverzoenbaar, evenmin als indiv~duele belangen a,litijjd onvensoanbaar zijn met groepebe Langen, Geven-en-nemen in r~ciprociteit en redistributie zijn voor~ beelden daarvan.,', De pecki~ order cre~ert niet alleen intermenselijke verhoudingen van wantrouwen en conflict, wrij~ ving; er~is ook evenwicht en solidariteit o Binnen-groepssolidariteit is sterker omwille van tussen-groepeoppositie o Verder wordt de autoriteit en senioriteit die met vhuhulwa~ gepaard gaan gebruikt om communalisme aan te moedigen, om J
-228-
•
maar niet te zeggen:af tedwingen. Communale gedragspatronen vinden zowel in de horizontale als verticale verho~dingen tussen groepsgenoten en opponenten p1aats. :' Vhuhulwane krijgt klaarblijkelijk niet makkelijk de overhand op vhuthu. Er is een redelijk stabiel.evenwicht omwille van de vermijding tussen statusopponenten. Ze leven a.h.w. in afzonderlijke werelden. Ook omwille van het feit dat een individu doorheen zijn/haar levensloop ergens kans ziet om naastminderwaardigheids- ook een meerderwaardigheidspositie te bekleden. Tenslotte omdat noch junior, noch senior partij gezichtsverlies lijden, wanneer ze verplichtingen of taken, verantwoordelijkheden en lasten met of als voorrechten gekoppeld aan hun positie wegcijferen. De instandhouding van vhuthu/vhuhulwane heeft te doen met asso-' :ciaties en gevoelens van (in)directe dwang of voordeel,profijt en pragmatisme (de mate van bewustzijn is niet steeds duidelijk omschrijfbaar). Het is een communalisme gebaseerd op de harde realiteit van een overlevingsstrijd, eerder als op een luxe van filosofische redeneringen. : Inderdaad, de groep is een verlengstuk van individuele belangen in een bestaan geinspireerd door fysische milieufactoren en historische zoweI ala maatschappelijke aanpassingen ervan en erbij. Dit brengt ons bij hoofdstuk vier waar heel kortelijks en weinig:ambitieua verder ingegaan wordt op de specifieke (voort). bestaansreden(en) van communalisme in Venda en verder ook de wisselwerking tussen waarden en andere 'verklarende' factoren van menselijk gedr-ag , Vhuthu kan verduidelijkep. en verI ' dUidelijkt worden.' Het verstaanaproces van menselijk bestaan is geen meerkeuzevraag. Om tot een verstaan of inzicht te komen moeten versch~llende gezichtspunten gecombineerd worden. Alweer een pleidooi voor interdisciplinaire samenwerking dus. Ook in archeologische context leiden biolbgische, (fysische) omgevings-, historische en maatschappelijke feiten in hun dynamische samenhang tot de (re)constructie van het hele veri
haaf ,
-229-
Net he t finale vi jfde hoqfdstuk van deel twee begeven ve ens op glad i j$. En het moet gezegd datik zo~ider de hulp van mijn studi,eleide0 waarschijr~ijk onder hat ijs zou beland t hebben, 'De 1 Venda psyche I . is glaci. i js omwille van verschil;lende redenen 9 Veralgemeningen op de schaal van sen hele gemeenschap zijn zeker geen sinecuur. Ze worden danook makkelij~ het doelwitvoor kritiekG Verder is persoonlijkheid net zoals cultuur dynamisch~ wat de hypothetische reconstructie van I de protohistorische Venda J nog extra bemoeili jkt. De tt v i ew- f r om- \4!i thout" isbeslist de meest bemoeili jkende factor bij de 'objectieve'studie van persoonlijkheidstrekken. H~t vergroot de kans zoveel meer om in etnocentrisch taalgebruik te vervallen~ Wat voor een bUitenstaander als pejora-Clef nepotisme Yoorkomt, is volgens de,communale uitki.jkniet slechts aanvaardbare, maar ook prijzenswaardige en voorgeschrevsn praktijk~ Parasitisme klL~kt in communale taal als sociale zekerheid. Andere etnocentrische bewoordingen, veroordelir~en in ditco~munaal verband zijn lui, immoreel en 20 meer Q Toch verrninderen deze problemen oi j de s'Gudie vsa: de 'Venda psyche r niet de aantrekkingskracht en de 'behoefte van d~'G o ndez-wez-p , Voo::'al niet al.s we hetdoelwi t van een archeologie-met-menselijk-gelaat proberen voer agents houden. We kunne n ons over'Lge na treostenrnet de gedach te dat de proto'historische gemeenschap in Venda heelwat meer eenvormig was dan wat vandaag weI het geval :~s. 1:n telegramsti jl luidt he t: als voIgt. De communal,e gefue~n~ schap is ereen waar .mensen belangri jk Z~ In, voor een uiteenlouende reeks behoeften. Alleen zijn is verdacht en " .I samen-zi:jn is een behoe1:te Enige verontschuldigir..g vco.r geze Lschap -Ls geed genoeg. Geen verontschuldiging veor a:l;.leenloperi j is z.anvaardbaar , . Mensen-verzamelen is een soortcow.:Jlunale ncboy., Gastvrijl1eid is er warm en spo nt.aan; :j De kwantita-tieve 8terkte van de Vriendel1kring bapaal't o s a, de, .'status; 'lees po)ulariteit~ Intersubjectiv:iteit hee:ft er
.
'
van
0
! ' ~
:'
-230;.
\
het primaat. Mensenkennis wordt er verworven eerder als . , aangebor-en in de vorm van gift of talent. De communale levensuitki jk steeds in gedachte 'houdend de verwoven, :' heid met vhuhulwane en'zekere andere factoren binnen een ruimer verband werkt verder (zelf)kritische ingesteldheid, verandering en sterke persoonlijkheid tegen.ln de plaa~s daarv an overheersen behoudensgezindheid, conformisme Moraliteit is 'flexibel' in de betekenis en collectivisme. van voor-het-oog-van-de-anderen. Praatjes en nieuwsgierigheid worden er niet orrtmoed Lgd , Verdraagzaamheid, vergevensgezindheid en zelfbeheersing gaan net zo goed met statusbewustzijn en socialiteit, als jaloersheid, achterdocht en wantrouwen die er gedeeltelijk door in bedwang gehouden word,en. ' Het kortstondige intermezzo van dee 1 drie neemt de evolutionistische achtergrond van architecturale e+ementenin ogen~ schouw. Weer eens kwestie van deproto-historische wooncultuur op te sporen. De tijd heeft niet stilgestaan.en woonvormen in Venda hangen niet ergens in een vacuiimrond o Alhoewel er zeker nog heelwat inkt kan vloeien omtrent de hypothetische (re)constructie van de Venda wooncultuur in een niet zo ver verleden laat staan in een ver verleden isonze synthese meer dan een opsomming. Ze is tevens een bijdrage ·tot de studie van architecturaal communalisme, van de verandering of aanpaasf.ng van vhuthu bi j nieuwe omstandigheden.Een voLge nd hocf'd.s'tuk neemt verder de concrete, uitdrukkingen van vhuhulwane in de wooncultuur onder .he t vergrootglas.' De 'peckihg order' in huisvormen en nederzettingspatronen. "I : Detitel devolutioriistisch perspectief zou eigenlijk meer van toepassing geweest zi jn. Inderdaad de ontwikkeling van com-, , munalismeis er een van verbrokkeling en schaalverkleining. De hedendaagse location-architectuur in Sowetostijl , zowel als de kleinschalige nederzet~ingen (mi1i) zijn slechts verwaterdeoverbli jfselen 'van de miniatuurkastelen van weleer. ....
"
J
:.'
~
. I • ~
"
-231-
Laat~tgenoemde zijn samen met de hufdigekleinschalige
\
misanda onderdelen van de versplinterde proto-historische castellumarchitectuur. De redenen van verbrokkeling van communale architectuur, en communalisme zelfzijn gedeeltelijk extern. Er is de'Pax Romana' opgelegddoor vreemde heersers (Z.A.R., Union); nieuwe nederzettingspatronen 'ingevoerd' van buitenuit; ontluikend individualisme bij die fractievan de bevolking die een materHne verbetering van haar levensstandaard mag genie ten; verhoogde veilig, : heid door uitwissing van groot wild enz o . De (d)evolutionistische (re)constructie is schematisch samengeva~ op afbeelding 22. Ons bergkasteelmodel. verschilt :van dat weergegeven door Du Plessis (1945; oponze afbeelding 24). Het legt vooral klem op de terrasvorm - afgedwongen door het hellend terrein en op de architecturale dichotomie plebs/adele Het statusverschil (in casu vhukolo~)verhoogt de waarschijnlijkheid dat adel en plebs niet op getntegreerde wi jze binnen dezelfde nederzetting zullen ondergebracht worden o Vermoedelijk werd alleenhet koninklijke ;gedeelte met steenmuren, gepunte palen en monolieten voorzien. In dat hoogste deel van het bergkasteel werd het vee'verborgen, was de militaire post (thondo)en hetlaatste schuiloord (tshikhudo) ~ Daar werd de 'geheime' musandataal gesproken, en op de grenservan was de publieke . a mbtshut van de koning (tshivhambo) en de verzamelruimte (khoro). Het. structurele perspectief steekt van wal met een synthese van hi~rarchischeterminologie. Kwestie van orde op zaken te stellen,. gegeveb de spraakverwarring in de literatuur. Daarna voIgt .een poging om architectuurvormen met die struc-'. turele componenten te correleren. Maar het leeuwenaandeel . '.; van hoofdstuk twee in deel drie is gewijd aan architecturale uitdrukkingen van de statushierarchie Het is een kennismaking met de 'hidden dimension' van de Venda.wooncultuur. Er zijn huttypen voor d~. verschillendestatusoa_ tegorie~n, zowel als mate~Hne vertalingen van het seniori,
~
I
'"
;
0
.
,,',
.,
~
-23~-
teitsbeginsel (vhuhulwane). De opposities man vs. vrouw, oud vs. jong, senior verwant vs. junior verwant en aris~ tocraat ys. onderdaan ofwel sterk, belangrijk, superieur VB. zwak, onbelangrijk, inferieur zijn in ruimtebenutting en hoog va, laag; achteraan, bovenvorm vertaalbaar als: aan , hogerop VB.,:vooraan, cndez-aen, lageraf; centrum va.' periferie; binnen vs. buiten; kwantiteit en kwaliteit in opposities als veel vs. weinig, beter va. zwakker, duurz~am vs. vergankelijk, kostbaar VB. goedkoop, geriefelijkvB. ongeriefelijk; aanwezig vs.afwezig; geheimzinnig vs. openlijk, gereserveerd vs. ongereserveerd; oud vs. nieuw; bovennatuurlijk vs. natuurlijk, magisch-religieus ve. profaan; tijdzaam vs. vlug; uitzonderlijk vs. alledaags; eerst vs. later en in geringere mate rechts vs. links en groot vs. klein. Dit brengt ons bij deel vier, met de bespreking van de raadshut in het bijzonder, en een ingekorte versie van andere comDe totaalindruk La er een van vhuthu munale constructies. beperkt door en gebaseerd op vhuhulwane. De tshivhambo bi jV. is een semi-publieke hut voor in hoofdzaak mannelijk gebruik, onder koninklijk en mannelijk beheer en daarom met magischreligieuze middelen beschermd. Eenlijstje kan eveneensopgesteld worden voor de concrete verwoordingen van vhuthu in de Venda wooncultuur. In di t geval liggen als ','hidden dimension' ofte 'silent lams~g!!.' hoofdzakelijk driesleutels verscholen in de tshivPambo architectuur: name11jk vorm, ligging en voorkomst. En de , I communalistisqhe vormaanduidingen sluiten op hun beurt drie sleutele in: grootte, afwerking en vormbijzonderheden. ' Meer gebruikers veronderstellen natuurlijk een grotere constructie. En omgekeerd verraadt een ruimere hut meerdere bouwereen onderhouders. De tshivhambo'verraadt dan ook samen met andere communale ruimten ~le de khoro en thondo haar publiek karakter omwille van de doormeter ervan, meer dan vi j f meter gewoonli jk.:'~' Voorwaar een hele verwezen-": ~ lijking, gegeven de beperkingen van bouwmaterialen. -.
:1,
-233-
Vandaag is de povere. . afwerking . van de. tshivhambo een ver. , . woording van het povere gehalte samen-zi jn en van deverwaterde greep van het koningschap op,~an Publiek. voor wat plaat~elijk gezag betreft. Deze si~uatie weerspiegelt niet' noodzakelijk het verleden waarin sterker koningschap een sterker communaal beleven en bewustzijn waarborgde en wellicht ook een hoger gehalte bouw-, en onderhoudsarbeid van communale constructies. Heel veel communale vormbijzonderheden zijn er voor de raadshut niet te vermelden o ,Er zijn de communale trommels en ~luiten, als mobiel onderdeel ervan. Verder de rekpalen in de muurwand (een ervan soms als schandpaal gebruikt), en de palen van de stutconstructie waaraan degrote communale Bg2m!trommelis opgehangen. Deze immobiele onde~delen geven :een idee van de communale opslagfunctie van de tshivhambo. Verschillende Over detwee1 deuropeningen hieronder meer. deuren voor verschillende gebruikers kunnen met 'grootschaalse', communale gebruik ervan geassocieerdworden. De beschermmedicijnen onder de deuropeningen en omheining verwijzen naar de bovennatuurlijke dimensie van de hut, een garantie voor koninklijk-mannelijke meerderwaardigheid, een onderlijning van de belangrijkheid van politiek-rechterlijke besluitname. Dat de tshivhambo ommuurd is,onderlijnt nogmaals het buitengewone karakter ervan: semi-publieke koninklijke ambtsruimte en mannelijke vergaderruimte zowel als vrouwelijke initia:' tieruimte. De aard van de omheini:ng, de hoogte ervan en de duurzaamheid (bouwmaterialen) preciseren de graad van belangrijkheid en privaatheid, via e~ni~ergelijking met andere hutsoorten. : Ze' 1a bij voorbeeld maar privaat dan de gewone woonhut, minder' echter dan de'thondo. Deliggingervan is een verdere aanduiding van het communale gebruik. De raadshut ligt nabij de open palaverruimte (kho- i I ~), dit is in het hart van de nederzetting. Ze ligt echter "
\
.'
(
i
~
-
I '
~
-234-
periferaal tussen de khoro en he~ koninklijke veraterkte woongedeelte. Nogmaals een aanduiding van het koninklijk, :. aemi-publieke karakter·ervan. De deuropeningen zijn duadanig geori~nteerd dat ze deze publiek/koninklijke dichotomie in de verf zetten. En de hoogte ergena halfweg tussen plebs en adel heeft hetzelfde effect. Een sterke communale aanduiding ligt in de combinatie van grootte met voorkomst. Net zoals voor de khoro en dang! (communale palaverruimte en veekraal) het geval ia, wordt slechta een tshivhambo per bergkasteel geduld. Deze lage frekwentie is herhaalt in het feit dat de aanleg ervan beperkt wordt tot koninklijke nederzettingen. Nog eens koninklijke associatie. Met dit lijstje is de kous echter niet af. Niet alle opgesomde aanduidingen overleven in de archeologische context: het opgravingsterrein. Daarvan. zijn we ons weI bewust. Dit structurele probleem of uitdunningsproces van artefacten in de site is heel toepasselijk met een diagram voorgesteld in de Inleidi~ tot de archeolog~, gebruikt aan de K.U.Leuven door Van Doorselaer:
~ok
\
:.
:.
tenzij door veronderstellin& of interpretatie
-235-
:'
('
Het uitdunningsproces wordt vaak als eerste argument tegen etnoarcheologische studies geopperd door aanhangers van de straight archaeology, zowel in de prehistorische als historische specialisatierichtingen. Analogie met het heden wordt weggewimpeld met de bodemlijn van het diagram: "veronderstelling of interpretatie". Het is een etiketslogan tegen hetgebruik van etnoarcheologische analogie. Als we de ingezamelde feiten omtrent communalisme vergelijken met wat 'materieel' zichtbaar is, of het uitdunningsproces op de site overleeft, is het eindresultaatbedroevend. Ten-; minste vanuit pessimistisch gezichtspunt. Er is'ook een optimistische kijk die de hele argumentering kan omzwaaien. In schril contrast met de ontgoochelde, huiverende houding van de traditionele archeoloog omtrent de armoede van artefacten, staat de bewondering van de etnoarcheoloog en de verwelkoming van de rijkdom van het etnografisch materiaal. De aarzelende houding van eerstgenoemde is overigens voor een groot deel te wijten aan het feit dat hij/zij geen antropologische opleiding heeft kunnen genieten, en juist daarom geen weet heeft van de mogelijkheid tot gegronde, verantwoordbare hypo the sen. Geen zusterwetenschap is weI beter geplaatst om het uitdunningsproces tegen te gaati~ Dat is me tijdens mijn navorsing zowel als dubbele opleiding tot 'straight archaeologist' i ---en antropoloog weI duideIijk geworden. Wat men niet weet, kan niet deren. ~aar kan evenmin geapprecieerd worden. De etnografie is latterIijk'een onuitputtelijke bron. Maar dat precies ontmoedigt de 'traditionalisten', omdat ze geen raad weten met die overvloed. Toegegeven, de (re)constructie gebaseerd op etnoarcheologische analogie blijft een hypothese, des te mear hypothese in geval ' van prehistorische archeologie, waar geschreven documentatie, ontbreekt. Daarom gewagen we steeds van (re)constructie, implicerend dat het constructie is zowel als reconstruct~e,. Er is heel wat voorzichtigheid gemoeid met het ontlenen van f
-236-
I ;,
etnografisch feitenmateriaal. De analogie heden/verleden iB gecompliceerder dan wat op het eerste zicht mag lijken o Vooral waarden zijn een tijdrovende bezigheid en beslist geen sinecuur. Vooral nog alB ze vermengd zijn met andere waarden. Het ,etnografisch materiaal is niet steeds zonder vraagtekens en onnauwkeurigheden, of tegenstrijdigheden. Eerstehands inlichting is noodzakelijk en een breedte- zQwel als dieptezicht is wenselijk.
:.
:
'
-237-
BI J DE AEBEELDINGEN
Afb. 1:
Een voorbeeld van een cumulatieve grafiek zoals die door Bordes en geestesgenoten in de positivistische 'straight archaeology' gehanteerd worden o Afgebeeld is de grafiek van het Gravetiaan (paleolithicum) uit Brezillon 1969 247). Op de x-as treffen we typologische entiteiten; op de y-as procentuele aanduidingen. Bijv: het Gravetiaan wordt gekerunerkt door boren (types 16 tot 44).
Afb. 2:
"A general model for the study of safety pins" van de hand van Alexander (liThe study of fibulae (safety pins)." in Renfrew 1973 185-94)0 De nieuwe archeologie propageert het gebruik van synthese-tekeningen en andere meer abstracte grafische voorstellingen om aan hun activiteiten het opstellen van'wetten' een zekere nuttigheidswaarde te geven. De positie van de fibula op het model kan met een opgravingsvondst vergeleken worden om snelle identificatie en interpretatie te vergemakkelijken.
Afb. 3:
Drie verschillende assemblagetypes (x, y en z) zijn eigenlijk seizoengebonden werkgerief van een en dezelfde groep artefactengebruikers o Ze behoren m.a.w. tot een en dezelfde'archeologische cUltuur' X, al bestaat de kans dat ze als drie verschillende 'culturen' geInterpreteerd worden (Dederen 1979 71, 127).
Afb. 4:
"A computer simulation of Myce,naean settlement" ont.. leend van Chadwick A.J. in Hodder(1978 47-57). . Een kritische bedenking bij het oppervlakkige gebruik van re kenaaz s , De bedoe ling was om met behulp van de computer kaartenvan Griekenland op te stellen en "longterm It verandering in de Nyceense demografie op te sporen:- (Het contrast in zwart-wit schakering is zwakk&r ran op het origineel) Ben typisch voorbeeld van de hoge verwachtingen die met het gebruik van de rekenaar gepaard gaan. Natuurlijk is het resultaat niet veel verschillend van de opgravingsfeiten die in de rekenaar ingestopt werden. M.a.w o het blijft bij een beschrijving eerder als om bij een verstaan van de verandering uit te komen. Chadwicks endokritiek is slechts een magere troost: "In the end one may only replicate one's ignorance, but at least one may discover how ignorant one really is~ (1978 56)0
Afb. 5:
Drie voorstellingen van de ruimere context (culturele en andere) van artefacten o Diagram A is afkomstig
-238-
uit Clark 1964, zijn tijd ver vooruit. Een soort holistische benadrukking van de complexiteit van verhoudingen tussen.aspecten/dimensies van sociale organisatie. Ietwat vereenvoudigd uitgedrukt in A, uit Clarke 1968. Laatstgenoemde gebruikt systeemanalytische terminologie (in C) om zijn concept van archeologische cultuur uiteen te zetten. Afb. 6:
Oude wijn in nieuwe vaten. Een neo-evolutionistische voorstelling van de opeenvolging van archeologische culturen in de Nieuwe Wereld. Ontleend van Willey en Phillips 1965 in Voget 1975 394.
Afb. 7:
Nog een illustratie van het cultuurbegrip der archeologen, gebaseerd op tijd/ruimtelijke omschrijvingen van artefacten (van Rouse 1955 in Voget 1975 392). Zie ook Afb. 8.
Afb. 8:
De tijd/ruimtelijke dimensies van een archeologische cultuur (nogsteeds Rouse 1955 voor A en Willey en Phillips 1965 voor B, beide aangehaald in Voget 1975 393 en 391)0 T, traditie is tijd en H, horizon de rUimtelijke, verspreidingsdimensie. Phase (p), of faze, is een alternatieve benaming voor culiuur. Horizontale en verticale verbindingen van fazen verwijzen (ook in Afb. 7) naar resp. de dimensies ruimte en tijd, basische instrumenten van de cultuur-historische en "developmentalist" benaderingen in de antropologie.
Afb. 9:
Nogal veralgemenende maar goed bedoelde zwart/wit oppositie: communalisme versus individualisme (uit Van Rensburg 1980 278).
Afb.10:
Samen-zijn (communalisme) in verwantschapsterminologie. Extra pals en mals, broers en zusters zijn gemerkt. De benamingen illustreren tegelijk de verweving van vhuthu met vhuhulwane, van mens-zijn en statusverschillen. Er zijn namelijk specifieke benamingen voor oudere en jongere pals, oudere en jongere broers of zusters. Er is een hierarchische verscheidenheid binnen het gelijkzijn. De nando smeltoven gebruikt bij de ijzersmelterij aan hetAwe~K. . Beslist geen eenmansaangelegenheid, weI co~nunale aangelegenheid. Overlevering schrijft het ontstaan van de smelterij toe aan de Afro-Semitische Lemba, een minderheidsgroep in Venda. Om de oven aan de gang te houden werden ploegen van mannen georg~ni zeerd, zodat het proces ongestoord kon voortgezet worden. (tekening van Univen Tourist Workshop, door M.von Backstrom) Componenten van het politiek-rec~terlijk proces van be-
Afb e11:
Afb.12:
"
-239-
sluitmame , De implicatie van de pyramidevorm is weI dat er een zekere hierarchische geleding is, wat de idee van absolute gelijkheid reeds ondermijnt. De componenten zijn (rechts op de afb. en vanboven naar onder) koningschap of land, district of provincie, subdistrict of wijk, en kraal of dorp (over de verschillende vertalingen meer in deel drie). De 'leiders' zijn links weergegeven, de keizer, paramount chief is weggelaten omwille van het feit dat het bestaan ervan in het verleden sterk betwist wordt (khosikhulu). Deze leiders zijn van boven naar onder: de koning, onderkoning, onderhoofdman of onderdisctrictshoofd en het dorpshoofd of de patriarch. Afb.13:
Communale besluitname in het Venda koningschap is erg origineel beschreven als voIgt: "Metaphorically speaking the chieftainship is a pie which, although carried by one member of the family, has the thumbs of i'our others embedded in it." (Stayt 1931 195) , Het koningschap is een familieaangelegenheid, waarbij benevens de koning ook zijn vadersbroer en -zuster,en zijn eigen broer en zuster, niet noodzakelijk van dezelfde moeder, als garantie betrokken worden om de dynastie aan het leven te houden. Eerstgeneomden regeren tijdens het interregnum na de dood van hun broer de koning, en ze spelen een sleutelrol in de aanduiding van de nieuwe koning. Laatstgenoemden groeien met de koning in wijsheid zodat,ze de volgende koning kunnen bijstaan. Op een manier is dit alles geinspireerd door statusbewustheid:. de jonge koning kan de oudere oom en tante niet over het hoofd zien. Hij kan evenmin zijn neven en nichten in de koude late~.
Afb. 14:
Verschillende voorbeelden van u losha; het respectvolle groeten, alweer gecombineerde vhuthu en vhuhulwane. mensen Het groeten combineert communale beleefdheid staan centraal en statusbewustzijn: de vormen van groeten, de lichaamstaal verschilt naargelang de leeftijd, afkomst, verwantschap en geslacht van de groetende en gegroete partij. De logica is er een van groot/klein, senior/junior (zie ook architecturaal communalisme in het laatste deel en structurele benadering in hoofdstuk tweevan deel drie). Overgetekend uit Tyrrell (1968) •
Afb. 15:
De ngomatrommel, een van deinstrumenten, tegelijk publiek, dus-communaal, maar tevens koninklijk monopolie. Was het niet voor het sterke klassebewustzijn der vhakololo (de adel) kon publiek nog met koninklijk geassocieerd worden... De illustratie (uit Kirby 1968 35) toont hoe de
-240-
trommel in een stuk hout uit een zachte boomsoort (bijv. maroela) gekerfd wordto Afb. 16:
Van democratie in de betekenis van besluitname start aan de basis is'er weI niet veel sprake in Venda. Afb. 16A geeft de realiteit en 16B de mythe van communale besluitname. Met het gerechtshof is het evenwel anders gesteld o De meeste vergrijpen en problemen worden in het laagste hof bestraft of bijgelegd, opgelost o Een hofzaak schuift op in de hierarchie als ze niet kan beslecht worden in de lagere regionen van de hierarchie. Toch weer statusbewustzijn eerder dan 'democratisch' bewustzijn: mannen weren vrouwen en ongehuwden uit de besluitname, die overigens door de ouderlingen (vhahulwane) uitgevoerd en door de rest aanvaard wordt. '
Afb.17:
Categorieen van vhuhulwane, groot-zijn, status, belangrijkheid. De vier basische criteria kunnen gecombineerd worden: mufumakadzi (koningin) is een combinatie van geslacht en afkomst, zoals de pijl laat vermoeden (kadzi = vr.). ndumi (koningsbroer in triumviraat) combineert afkomst met verwantschap, ook geslacht (nduna = manv ) , . malume (moedersbroer) is letterlijk man-moeder (-lume = man.; rome = moeder), een combinatie van geslacht en ver-
\
want schap ,
musadzana (jongere, junior echtgenote): vrouw + klein, musadzi + ana; . geslacht en leeftijd. .---mmane (mede~echtgenote van pa, jongere ma) is letterlijk kleine ma, combineert verwantschap en leeftijd: moeder + klein; rome + nsne , murena (prins) tenslot~comoineert leeftijd en afkomst (jong + koning)o Afb.18:
statuscriteria en -opponenten. S~atusverhoudingen uitgedrukt in gevoelens, taal, lichaamstaal en artefacten. Een voorzichtige poging tot verdieping in de 'pecking order', en onvermijdelijk een veralgemening.
Afb. 19:
Statusverhoudi~en zijn horizontaal (= groepsleden) en ook verticaal (~ groepsleden; opponenten). Ze kunnen evenwel niet herleid worden tot resp. communalisme en de ontkenning ervan. M.a.w. communalisme en ontkenning van samen-zijn kunnen zowel in horizontale als vertic ale verhoudingen • De afb. - een polygamist en zijn drie vrouwen is in de tekst besproken.
"
-241-
Af'b.20:
Drie benaderingen tot de (Afrika) architectuur, een greep uit de literatuur. 20A: de impressionistische benadering van reizigers, kunstenaars en dergelijke meer. Een oppervlakkige indruk van etnohistorische verslaggevers. (Zulu architectuur in Biermann 1978 100, 103) 20B: de beschrijvende benadering van antropologen en andere geInteresseerden (architecten enz.). Beschrijvende ontleding van de Zulu nederzetting (hut: Biermann 1978 105; Roumeguere-Eberhardt 1963 ). Een extreem voorbeeld is The construction of the Bantu grass hut van Knuffel W.E., Graz, 1973 (zie korte . bespreking in Dederen 1980 101-4). 200 : de structurele analyse gebruikt door Huffman (1982) in zi jn ontleding van de II Zuidoosteli jke' Bantoe vee-cultuur"en door Kuper (1980) in een soortgelijke bespreking, waarop terloops gezegd de archeologische analyse van Huffman geinspire,erd is (Huffman links boven; Kupers Swazi model links onder; andere structurele opposities Kuper rechts).
Afb.21 :
Topografischeatuatie van een willekeurige musandanederzetting (in casu die van Rambu~~ dynastie). Tegelijk een opsomming van de evolutionistische uitkijk op Venda architectuur. De omgeving van castellumtype bergnederzetting (faze 1), zowel als van de moderne musanda houdt in: een vallei met permanente rivier (in dit geval de Mutale); de Zoutpansbergreeks met Zuidelijk ervan een steile afgrond waaronder de nederzetting gekluisterd zit. De moderne situatie (faze vier) sluit in dambordpatroon nederzettingen van de onderdanen, wegen, waterdammen en irrigatiekanalen voor optimale benutting van de riviervallei.'
Afb.22:
Schematische opsomming van architecturale evolutie.
Afb.23:
Zie Afb
Afb.24:
Het musandamodel van Du Plessis (1945 124) en eigen model van'castellumttype nederzetting. Eerstgenoemde lijkt voora! gebaseerd op 'London'-Nzhelele gecombineerd met Gaba o Laatstgenoemde beklemtoont de oppositie adell plebs-en de terrasstructuur die door de aard van het terrein afgedwongen wordt. (vgL, Afb. 22) ,
Afb.25:
Meerdere openingen hebben een bovennatuurlijke associatie; intra- en intercultureel: 25A: meermondige pot afkomstig ,van Tshivhase dynastie, ingezameld door Lestrade en afgebeeld in Schofield (1948 179). ~ 25B: tweemondige pot ingezameld door Beukes voor het HASKO museum in 1935 (NASKO ET 35/669). Eigen
Q
12 en 16.
-242i·
schets; vgl ,' foto in Van Warmelo (1944 46). Beukes' aantekeningen bevestigen het gebruik verondersteld door Van Warmelo: ceremoniale bierdrinkerij aan het koninklijk hof (wellicht maakte ook Beukes gebruik van inlichting ingezameld door Mev. Giesekke, Lutherse Missie, Tshakhuma?). 25C: plan-van de tshivhambohut, uit Van der Waal 1977 fig. 18. In het midden de vuurhaard, links de muurpalen (rekken) enrechts de grote keteltrommel. De gemiddelde doorsnede ligt tussen 5 en 6 m, samen met de thondo de grootste hutsoort, communaal in gebruik, koninklijk monopolie en magisch-religieus in karakter. 25D,E: meermondige pot gebruikt door de Ganda, .bij de terechtstelling (vergiftiging) van een onderdaan die de Kabaka onsteld heeft (Trowell 1953 122, plate 19). .
\
Afb.26:
Waarzeggersschotels: 26A,B atkomstig van Giesekke (1930/1 ook atgebeeld-door Van Warmelo 1932 resp. afb. 7 en 13); verkleining 260 (rechts) tiit Stayt 1931 afb. 43. Nummer 11 op de schotel van Giesekke is de tshi~ vh~~bo. Strip: Zimbabweschotel, in von Luschan 1906 8840
Afb.27:
Een greep uit de sterk geladen symboliek: verschillenne voorwerpen met concentrische cirkels, zaagtandmotief en lusvlechtwerk: 27A,D: houten plankjes van de xylofoon (mbila) uit Kirby (1968 plate 17). 27B,C: houten loten voor waarzeggerij uit hetMuseum van Missionarisen in Berlijn; ingezameld in de vorige eeuw en atgebeeld en besproken in Bartels (1903 fig. 21 en 23). houten pfamo(?)deur uit het NASKO museum, Preto27E: ria (ET 357750). . . 27F: de grote keteltrommel (~~) op het staatswapen, rustend in een metalen ring. lusvlechtwerk, Busho~o, ZaIre; in Boas(1955 113 27G: fig. 108b) de tshirivha gradueringsrok gebruikt na de domba 27H: initiatieschool; uit Tyrrell (1968 50). R.A.U.'kits· of atoom? 271 : 27J: lusvlechtwerk, Busho~o, genaamd hoofd en rug van de python; ,in-.Boas{ 1955 fig. 108f).
Afb.28:
Artistieke impressie van de milayo (geheime formules) van de domba initiatieschool, samen met enkele van symbolische componenten beschreven en verduidelijkt door Blacking (1969): vruchtbaarheid en antropomorfisme (tekening door D.Rossouw).
-243-
BRO NNENLI JST ADCOCK, C.J. 1964
FUndamentals of psychology. l?enguin. Harmondsworth.
ALLEN, A. 1956
The story of archaeology. Faber and Faber. LOndon.
BARNETT, H.G. 1953
Innovation: the basis of cultural Me. Graw-Hill. New-York.
BARTELS, M. 1903
"Der Wurfelzauber siidafrikanischer V5lker." Zeitschrift fUr Ethnolog~. 35,338-78.
BEATTIE, J. 1964
Other cultures. Aims, methods and achievements in SoCIaI Anthropology. Routledge & Kegan Paul. LOndon:-
BIERMANN, B. 1978
"Indlu: the domed dwelling of the Zulu." in Oliver,~. §helter in Africa. 96-105.
BINFORD, S.R. & L.R. 1968
New perspectives in archaeology. Aldine:- Chicago.
BINFORD, L.R. 1972
An Archaeological perspective. Seminar Press. New::York.
BINFORD, L.R. 1977
(~.a.)
chang~.
For theory bUildi~ in archaeology. on faunal remains, aquatic resources, analysis, and systems modeling. ICa'Ciemic Press. New-York. "
BLACKING, J. 1962
"Musical expeditions of the Venda." . Afr. Music Soc. Journal. 3(1),54-78.
BLACKING, J. 1964
Black background. African girl. Abelard-Scnuman.
BLACKING, J. 1969
"Songs, dances, mimes and symbolism of Venda girls' initiation schools." Part I to IV: Vhusha, milayo, domba, the great domoa song. . Afr. Stud, 28(1-4),3-35;67-118;149-99;215-65.
BLACKING, J 1969b
"Initiation and the balance of power - the tshikanda' girls' init'iation school of the Venda of the Northern Transvaal." in Ethnological and li~uistic studies in : lionour of N.J. van Warmelo. 21-38. Ethnol. PUbl. 52Q Gov.Printer. Pretoria.
0
The childhood of a South New-York 0
-244BOAS, F. 1955 (oorspr o1927)
Primitive art. Dover PUbl~- New-York o
BREZILWN, M. 1969
Dictionnaire de la prehistoire. Librairie Larousse. Paris.
CASE, H. 1973
ir
CATON-THOMPSON, G. 1931
The Zimbabwe culture. aIarendon Press. Oxford.
CHILDE, V.G. 1947
"Archaeology as a social science: an inaugural lecture." Univ ; of London. Third Annual Report, 49-60. (niet geraadpl.)
CLARK, G. 1953
The study of prehistory. Cambridge.
CLARK, G. 1964
Archaeology and society. Methuen. LOndon.
CLARKE, D.L. 1968
Analytical archaeology. Methuen. London.
CLARKE, D.L.(e.a.) 1972
Models in archaeology. Methuen. LOndon.
COERTZE, P. J. 1931
"Dolosgooiery in Suid-Afrika." Annale van U.S. 9(b),2. 43p.
COERTZE, R.D. 1986
"Livestock ·in the social and cultural life of African communitieso" S.A.J.Ethnol. 9(3),129-35
COHEN, L. MANION, L. 1985
Research methods in education. Croom Helm o London.
COTTRELL, L. 1974
The concise Hutchinson.
CROES, D.R. DAVIS, J.O. 1977
"Computer mapping of idiosyncratic basketry manufacture techniques in the prehistoric Ozette House, Cape Alava, Washington." . in Hill, J.N. en Gunn, J. The individual in prehis~•. 155~~57
CROSSLAND, R.A. 1973
"Factors affecting language changeo" . in Renfrew, c. The explanation of culture cha~~: models in prehistory. 633-41
,
"Illusion and meaning." Renfrew, Q. The explanation of culture chang~: models in prehistory. 35-46.
en~clopedia
ndon..
of archaeologyo
0
-245DANCEY, 1981
W.s.
j.
Archaeological field methods: duction. ~urgess. Minneapolis.
an intro-
DANIEL, G.(e.a.) 1981
Towards a history of archaeology. Conference papers, Aarhus 1978. Thames and Hudson. London.
DEDEREN, J.M. 1979
Dzikhali voor de Venda. Een etnoarcheologische oefening. . B.A.Hons. arfikel. R.A.U.
DEDEREN, J.M. 1980
Fossiele
DEDEREN, J.M. 1986
The traditional smelting furnace Nando. intenda. Tourist Workshop Trainingbrochure 1. UNIVEN. (in druk)
DEDEREN, J.M. 1986b
Ngomani. The indigenous school in Venda. Tourist Workshop Trainingbrochure 2. UNIVEN. (in druk)
DEETZ, J. 1967
Invitation to archaeology. The Nat. Hist. Press o New-York.
de \'lAAL-MALEFIJT A. 1979
Images of man. A history of thought. A:'Knopf. New-York.
DOUGLAS, M. 1972
IISymbolic orders in the use of domestic space." in Ucko; P.J. (e.a.) Man, settlement and urbanism. Duckworth. ~ondon. (niet geraadpleegd)
DUNNELL, R.C. 1971
§ystematics in prehistory. Free Pi'ess. New-York.
DU PLESSIS, H. 1941
DiX politieke organisasie van die Venda. M. • verhandeling. Unisa.
DU PLESSIS, H. 1945
IIDie territoriale organisasie van die Venda." Afr. Stud. 4(3),122-7. .
DU TOIT, F. 1982
Musha. The Shona concept of home. Inst.Zimb. Architects, monograph 1. Harare. Zimb. Publ. House.
EBERHARDT, J. 1958
liThe mythical python among the Venda and Fulani: a comparitive note." Archiv fur Volkerk. 13,15-24.
idee~n.
Archeologische en volkenmateri§Ie cultuur o R.A.U.
kundig~~ecten van ongepu~verslag.
anthropolog~
15p.
-246-
EISELEY,
r.,c,
"Fossil man and human evolution." Yearbook of Anthrop. ;. Untv , of Chicago Press. b1-78. (niet geraadpleegd)
1955
ELOFF, J.F.
Die gevolge van die aanraking met die blankes pp-Qie 10litieke organisasie en die gesag~ ~eginse by die Venda. ongepubl. verslag. U.P.
1968
ElvIBER, \
C,..R. &
n,
Cultural anthropology. -new Jersey.
1981
~rentice-Hall.
FAGAN, B.M.
Introductory readiggs in archaeology. Little, Brown & Cie.---noston.
1970 " FEDRY., Jo
1976
"L' experience du corps comme structure du Essai sur la langue sar (Tchad)."
Langage , .L'Homme ,
FLYGARE, J. 1899
FORDE-JOHNSTON J. 1974
FOSTER, G.M. 1962
-
De Zou~pansbergen en de Bawenda natie. De Volksstem o Pretoria. History from the earth. archaeology. Phaidon Press. London.
An introduction to
Traditional cultures and the impact of .!.£gical cha~~. Harper & Row. New-York. (niet geraadpleegd)
/
FOUCHE, L.
16(4),63-107.
r:!ID>uM~.
Ancient Bantu civilization on
1937
thel;imp2.P2.. Cambridge Un~versity Press.
FOX, R.
Kinship and marriage. PenguinBooks. Harmondsworth.
1967
techn~
1977
"An experimental study of iron-smelting techniques used in the South African iron age. " J.S.A.Inst.Min.Metall. 77,233-5.
FRIEDE, H.M. STEEL, R.H.
"Experimental burning of traditional Nguni huts." Afr. Stud. 39(2), 175-81.
_FRIEDE, H.M.
1980
FRIEDE, H.M. 1983
FRIEDE, H.M. 1985
"Typology of metal-smelting furnaces from iron age South Africa." Wits Arch.Res.Unit., occ. pap. 12,1-18. "Iron age smelting furnaces of the Western/ Central Transvaal." S.A.Arch.Bull. 40,45-9.
.' -247FROBENIUS, r., 1923
Aufhellu~~ Das unbekannte Afrika o Schioksale eines Erdteils. Oscar BeCK. RUnchen.
GARLAKE, Po 1982
Great Zimbabwe described and explained. 'Zimb. PUbI:-1Iouse. Harare.
GIESEKKE, E.D. 1930
tlDie Eisenindustrie der Bawenda." 7(4),5-9. Die Brucke. "Wahrsagerei bei den Venda. tI ZeitscJ1r. fur Eingeb. Sprachen. 21,257-310.
GIESEKKE, E.D. 1930/1 GOODE', W. J. HATT, P.Ko 1981 (oorspr.1952)
Methods in social research. Mc. Graw-HilI. New-York, Tokyo.
GOODWIN, A. J .n, 1953
Method in prehistory. An introduction to the discipline of prehistoric archaeology with special reference to South African conditionso S.A.Arch.Soc. Handbook Series, 1. Cape Town.
GOTTSCHLING, E. 1905
"The Bawenda: a sketch of their history and customs." J.R.A~t, 35,365-86.
GOULD, R.A. 1977
"Some current problems in ethnoarcheology.tI in Ingersoll, D.(e.a.) ~erimental archeorogy:- 359-77.
GOULD, R.A. SCHIFFER, M.B. 1981
Modern material culture. The archaeology 01 us. Academic Pre ss , ,New-York.
GROS, H.F. , 1888
Picturesque aspects of the Transvaal. Pretoria. (niet geraadpleegd)
HARRIS, E.C. 1979
Principles of archaeological Academic Press New-York.
HARRIS Mo 1974
Cows,-Pig~, wars andwitches o OTCuIture o Random House. New-York.
HARRIS, M. 1978
Cannibals and ki~s. aollins o Glasgow:
HARRISON G.A.(e.a.) 1973, 1973b
Biologie van de mens~ (2 vol.) Het Spectrum. Utrecht.
HIGGS, E.S. 1975
Palaeoeconomy. Columbia Univ. Press.
stratig~PhY.
0
,
The riddles
The origins of cultures.
London.
-248HILL, J.N. GUNN, J o 1977
The individual in prehistory. Studies of variability in style in prehistoric technologieso Academic Press. New-York.
HODDER, F. 1978
Simulation studies in archaeology. Cambridge Univ. Press • . London.
HOLE, F. HEIZER, R.F. 1965,1973
Ap introduction to pr~historic archeology. Rolt, Rinehart and Winston. New-York.
HOLLEMAN, J.F. 1940
"Die twee-eenheidsbeginsel in die sociale en politieke samenleving van die Zulu." Bantu Stud. 14,31-75. (niet geraadpl.)
HUFFMAN, T.W. 1980
"Ceramics, classification and iron age entities." Afr. Stud. 39(2),123-74.
HUFFMAN, T.N. 1981
ItSnakes and birds: expressive space at Great Zimbabwe.It Afr. stud. 40(2),131-50.
HUFFMAN, T.N. 1982
ItArchaeology and ethnohistory of the African Iron Age." 11,133-50 Ann.Rev. Anthrop. 0
HUFFMAN, T.N. 1984 HUFFNAN, T.N. 1985
"Expressive space in the Zimbabwe Culture. 1I Man. 19,593-612.
-
"The soapstone birds from Great Zimbabwe o ll Afr. Arts o ' 18(3),68-73,99-100. /
HUNTER-ANDERSON, R.L • IIA theoretical approach to the study of . 1972 house form o " in Binford, L.R. An archaeological persp~ ~.
287-;15.
INGERSOLL, D. YELLEN, J .E. MACDONALD, W. 1977
Experimental archeology. COlumbia Univ. Press. New-York.
JEWELL, P.A. DIMBLEBY, G•W• 1977
"The experimental earthwork on Overton Down, Wiltshire, England: the first four years." in Iggersoll, D.(e.a.) Experimental archeology. 193~7·. -
JOCHIM, M.Ao 1976
Hunter-gatherer SUbsistence and settlement. !-predictive model. Academic Press;---New-York.
-249KAPLAN, Do MANNERS, R.A o 1972
9ultur~
KEESING, R.M. 1981
Cultural.anthropology. A contemporary perspective. --Holt, Rinehart and Winstono New-York.
KEYSER, A. 1949
Venda-sprokies, uit die volksmond oorvertel. li"oortrekKerspers, 8. Johannesburg. 96p:
KIRBY, P.
1943
"South African native drums. Particularly the great ngoma of the Venda." S.A.Mus.Ass.Bull. 3(2),42-8.
KIRBY, p. 1956
"The building in stone of a new kraal for the paramount chief of the Venda." S.A.J.Sc. 52(7),167.
KIRBY
1968 (oorspr.1934)
or
KLEJN, L.S. 1973
"Marxism, the system approach, and archaeology." in Renfrew, C. The explanation of culture chang~: models in prehistQ'!'y. 691-710.
P.
,
KOTZE, J.C. 1985
theory. Prentice-Hall.
New Jersey.
The musical instruments of the native races South Africa. Wits Univ. Press. Johannesburg.
Die verhoudiggsimplikasies van waardes: inklusiewe perspeRtief. ontwerp voorartikel. R.A.U.
in
KRIGE, E.J. 1932
"The social:.significance of beer among the Balobedu ," Bantu Stud. 6,443-57.
KRIGE, E.J. 1950 \ oorspr. 1936)
The social system of the Zulus. Shuter & Shooter. Pietermaritzburg.
KRIGE, E.Jo KRIGE, J.D. 1980 \oorspr.1943)
The realm of a rain-queen. pattern of Lovedu socIetY. Juta. Cape Town o
KRITZINGER, J.J. 1982
Die onvoltooide sendiggtaak in Noord- en OosTransvaal. . Deel 8. Venda. Lns t s Send .Wet.Nav U.P.
A study of the
0
KROEBER, A.L.(e.a.) 1953
today. An encyclop~ l.nventory • Univ. of Chicago Press. Chicago.
KRUGER, J. .1986
Venda instrumental music with reference to certain chordophones and idiophoneso R.A. dissertation. O.C.T o
~nthropology
-250KUSEL, 1974
u.s,
"Primitive" ironsmelting in the Transvaal. NASKO Studies,3o Pretoria. 20p.
KUPER, A. 1980
"Symbolio dimensions of the Southern Bantu homestead." Afrioa. 50(1),8-23.
KUPER, A. 1982
Wives for cattle. Bridewealth and marri~~ in Sou1Jlern Africa. Routledge & Kegan Paul. London. ItConcluding address. 1t in Renfrew, C. The explanation of.oulture cha~!: ~models in prehistory. 76 1-771.
LEACH, E. 1973 LEE, R.B. DE VORE, I. 1976
Kalahari hunter-gatherers. Studies of the !Kung San and their neighbors. Harvard Univ. Press. Cambridge (Mass.).
LEE, R.B.. 1979
The :Kurrg San. Men, women and work in a foragigg SOCIety.Cambridge Univ. Press. Cambridge.
LESTRADE, G.P.
"Som~ notes on the political organization of the Venda-speaking tribes." in Van Warmelo, N.J. Contributions towards Venda history, religion-and tribal ritual. i-xi. ----
1932 (oorspr.1930)
LESTRADE, G.Po
1932 (oorspr.1930)
LESTRADE, G.P.
"The mala system of the Venda-speaking tribes." i~ Van Warmelo, N.J. Contributions towards ~pda history, religion and tribal ritual. xii-xx. "Ethnolo~ioal
Fouche,~.
investigations." ~~~.
1937
in
LEVIN, M.Do 1978
"House form and social structure in Bakosi." in Oliver,~. Shelter in Africa. 143-52.
LEWIS, I.M. 1976
Sooial anthropology in perspective. relevanoe of social anthropology. Penguin Books. Harmondsworth.
lOMBARD, J .A.
"Black urbanisation and structural change in the South African economy.1t in Van Vuuren, D.J.(~.) Ch~e in South Africa. . 119-4;7"
1983
MASON, R. J. 1972
119-24.
"Locational models of Transvaal iron age settlements." in Clarke, D.L. Models in arohaeology. 871-85. -
-251-
MAUCH, Co 1874 MBITI, J.S 1969
Reisen im Inneren von Sud-Afrika. 1865-72. Petermann's Geographischen Mitteilungen. Erganzungsheft 31. Gothao 52p. 0
African religions and philosophY. Beinemann o London.
MEINANDER, C.F. 1981
"The concept of culture in European archaeological literature." in Daniel, G. Towards a history of ~chaeology: 150-11. ---
MELLOR, D'.H.. 1973
"Do cultures exist?" in Renfrew, C. The explanation of'culture chang~:models in prehistory. 59-72.
MICHELS, J.W. 1913
Dating methods in archaeology. Seminar Press. New-York.
MILES, D. 1978
An introduction to archaeology. Ward LOck. LOndono
MONNIG, H.D. 1967
The Pedi. Van Schaik ..
MOYNIHAN, D.Po 1965
The Negro family: the case for national action. U.S.Dept. of Labor. Office of policy ~lanning and research. Washington. (niet geraadpl.)
MYBURGH, A.C. 1981
Volkekunde vir Suider-Afrika. Anthropology for Southern Africa. Van Schaik. Pretoria.
MYRES, J. 1952
"Concentric circle ornament wood .from the Taurus." ~. nr.262, 177-9•
..
NETTLETON, A.C.E. 1984
Pretoria.
on vessels of
. The traditional woodcarving of the Venda and Shona.. Ph.D. dissertation. Univ. of the Witwatersrand.
NORBECK, E.
1961
fieligiOn in primitive society. arper & Row o New York.
OLIVER, P. 1978
Shelter in Africa. Barrie & Jenkins.
OSWALT, 1973
hunti~.
Vi.H.
Londono
Habitat and technology.
The evolution of
Holt, Rinehart and Winston.
New-York.
-252-
PATTERSON, T.O. 1981
The evolution'of ancient societies. IJrentice Hall o New ~~rsey.
PEARSON, R. 1974
Introdugtion to anthropology. Holt, Rinehart and Winston o New-York.
PELEMAN, M. 1933
De Bavenda. Ducelot o Gembloux.
PIGGOTT, 1981 \
s.
PLOG, F. 1977
"Summary and conclusions." in Daniel, G. Towards a history of archaeology; 186-9. ---
--
"Archaeology and the individual." in Hill, J. N. en Gunn, J The individual iB-PrehistO:ry. 13-21 0
0 -
RADCLIFFE-BROWN, A.Ro Structure and function'in primitive society. 1952 Free Press. Illinois. RAINWATER, L. 1966
the negro lower"Crucible of identity: class family." Daedalus. Froc. of the Am. Ac. of Arts (niet geraadpl.) and Sciences. 95(1).
READING, H.F. 1976
A dictionary of the social sciences. Sociologia o Athens.
REDMAN, C.L. 1977
"The "analytical individual" and prehistoric style variability." 1n Hil~, J.N. en Gunn, ~o The individual !n-Prehistory. 41-53.
REDMAN, C.L. 1978
Social archeology. Beyond subsistence and datigg o AcademiC Press. New-York.
RENFREW, Co 1973
The explanation of culture .!!LPrehistory. Duckworth. London.
RICHARDS, A.I. 1964
in Fallers, L.A.(e.a.) The ki~'s men: -OXford.
ROBBINS, M.C. POLLNAC, R.B. 1977
"A multivariate analysis of the relationship of artifactual to cultural modernity in rural Buganda ," in I~ersoll,
archeology.
ROSCOE, J. 1965
Do(e.a.) )32=;1.
chang~:
. models
(niet geraadpl.)
~p~rimental
The Baganda. An account of their native customs-and beliefs. ' Frank Cass. LOndon.
-253-
,
ROUMEGUEREEBERHARDT, J.
1963 ,
,
RODr"lEGUEREEBERHARDT, J •
"Sociologie de la connaissance et connaissance mythique chez les Bantu." Cahiers Internat. de Sociologie. 35,113-25.
ROUSE, 10 1955
"On the correlation of phases of culture." Am.Anthrop. 57,713-22. miet geraadpl.) .
RUSSELL, B. 1984 .
A history of Western civilization. Counterpoint. S.& S.
SABINE, G.H.
A history of political theory. Holt-Saunders. ' Tokyo. .
SACKETT, J .R.
1973
"Style, function and artifactvariability in palaeolithic assemblages." . in Renfrew, ~o The explanation of culture chagg~: models in prehistory. 317-25.
SCHAPERA, 10 1930
The Khoisan peoples of 'Southern Africa: Bushmen and Hottentots. Routledge & Kegan Paul. London.
SCHAPERA, I.(e.a.) 1937
The Bantu-speaki~ tribes of South Africa. An ethnographical survey. Maskew MiIIer. Cape Town.
SCHAPERA f l . GOODWIN, A. J .H.
"Work and wealth." inSchapera, I.(e.a.) The Bantu-speakigg tribes o~Quth A1rica. 131-71.'
SCHIFFER, M.B.
1976
Behavioral archeology. Academic Press. New-York.
SCHLOSSER, K. 1967
"Ein Erbfolge-Geheimdokument aus dem Vendaland in Nordtransvaal .... Zeitschrift fUr Ethnologie. 92(1),89-102.
SCHOFIELD, J.F. 1948
Primitive potterYl an introduction to South African ceramics, prehistoric and protohistoric. S.A.Arch.Soc. Handbook Series, 3. Cape Town.
SHITH, M.A.
"The limitations of inference in archaeology." Arch. Newsletter. 6,3-7. fniet geraadpl.}
1963b
\
Pensee et societs\afrfcaines, Essaie sur une d~ectiqti8 de complSmentariU antagg.niste chez les Bantu duSud-Est. Cahiers de lthomme, lII o Mouton. Paris.
1973 (o orspr , 1937)
1955
-254-
\
"Bantoe boukuns , Die Venda." 5(21),43-8.
SOLZ. J .E. 1955
~:~.
SOUTH, S. 1977
Research strategies iil historical archeology.; Academic Press. New-York.
SOUTH, S. 1977b
Method and theory in historical archeology. Academic Press. New-York-.
SPAULDING, A.C. 1968
"Explanation in archeology." in Binford. S.R. en L.R. New perspectives in arch~eol~gy. 33-9.
SPRIGGS, M.(e.a.) 1977
Archaeology~nd
STAYT, H.A. 1931
The Bave nda , Int. Afr. Inst.
STAYT. H.A. 1931
"Notes on the Bavenda and their connection with Zimbabwe." The Zimbabwe culture. in Caton-Thompson, G.
anthropology: areas of mutual interest. ~ritish Arch. Heports. Supple Sere 19.
249-59.
Oxford Univ. Press.
--- -
-
STEWART, Jo 1960
An archaeological guide and glossary. 15hoenix House. London.
STUART. D.E. 1977
"Seasonal phases in Ona subsistence, territorial distribution and organization: implications for the archeological record." in Binford. L.R. For theory building in arcnaeology.---25 1-83. ---
THONAS. D.H. 1974
Predictigg the past. An introduction to anthroP2-~gical archaeology. Holt, Rinehart and Winston. New-York.
THOMPSON. R.H. lONGACRE, V/.A. . 1966
"The university of Arizona archaeological field school at Grasshopper, East Central Arizona. n Kiva o 31,255-75. (niet geraadpl.)
THOMSON. D.F.
"The seasonal factor in human culture." Froc. of the Preh. Soc. 5,209-21.
TROWELL, M. WACHSMANN. K.P. 1953
Tribal crafts of Uganda. Oxford Univ. Press.---rondon.
TURNER. V. 1957
Schism and continuity in an African societyo A study of Ndembu village lif~. Nanch o U'niv. Press Manchester.
1~39
0,
-255-
\
TURNER, V0 1964
"Betwixt and between: the liminal period in rites'de passage." Proc. of the Am. Ethnol. Soc. 4-20. Symposium on new approaches to the study of religion.
TYRRELL, Bo 1968
Tribal p~ples of Southern Africa. Bulpin. Cape Towno
VAN DER LITH, A.A. 1960 1972
Die keramiek van die Venda. V.P. M.A. verhandeling. opsomming in Eloff, J.F. en Coertze, R.D. Etnografiese studies-rn suidelike Afrika.
~45.
VAN DER WAAL, C.S. 1977
Die
VAN DER WAAL, C.S. 1982
"Hutbou in Venda." S.A.J.Ethnol. 5(2),2-11.
VAN HOEPEN, E.C.N. 1932
"Die oog van die leeuo" Arg. Navorsi~ van die Nas. 1[7),63-40
VAN RENSBURG, A.P.J. 1980
Active history std.8; std.10. De -Jager--Haum., Pretoria.
VAN ROOY, J.A. 1978
The traditional world view of black in Southern Africa. I.B.C. studiestuk. 130. P.U.C.H.O.
VAN WARMELO, N.J. 1932
Contributions towards Venda history, religion and tribal ritual. Ethnol. Publ. 3. Gov. Printer.
VAN WARMELO , N.J. 1937
EthnoI. Publ. 6.
VAN WARMELO, N.J. 1940
The copper miners of Musina and the early history of the Zoutpansberg. Ethnol e PUbl. 8. Gov. Printer o
VAN WARMELO, N.J. ' 1944
"Multi-mouthed pots from the Northern Transvaal. !t NADA. 21,45-70
VAN WARMELO, N. J. 1948
Part 2. Venda Law, Etlinol. PUbl. 23. Gov. Printer.
VAN WARMELO, N.J. 1949
Venda law.· Part 4. Ethnol. Publ.. 23 Gov. Printer.
woni~
en woonwyse onder die Venda.
M.A. verharideling.
D.P.
Mus~,
(Bloemfontein)
peop~
Tshiveri~a-Eng1ish dictionary.
Gov. Printer.
"
Q
-256VAN WARf<1ELO, N. J.
Part 5.
nt'fiiiOI":"J?usi , 50:-- Gov. Printer
VAN WARMELO " N. J.
1971
"Courts and court speech in Venda." Afr. Stud. 30(3-4),355-70.
VOGET, F.W.
A historY-2f ethnology. Holt, Rinehart and Winston.
1975
\
Venda law.
1967
0
New-York.
von LUSCHAN, F.
1906
"Bericht iiber eine Reise in Siidafrika." Zeit~chrift fiir Ethnolog~. 38,863-950
von SICARD, H.
"The anaient East African Bantu drum." Ethnos. 1,49-54.
WAGNER, R.
UZoutpansberg: the dynamics of a hunting frontier, 1848-67." in Marks, ~. en Atmore,!o . Economy and society in pre-industrial South Africao Longman. London. 313-49.
WALK, L. 1928
"Initiationszeremonien und Pubertatsriten der SUdafrikanischer Stamme."
1942
1980
WALTON,
1954
Anthrop~.
s,
WALTON, J.
23,9 10-11.
"Carved wooden doors of the Bavend a ," Man. 54, nr.58, 43-6.
-African village.
1956
Van
WATSON, 1.
~ghtning
WEINTHAL, L.
"The Magato visit~" The Pretoria Press, June 9. in Wessmann, R. The Bavenda of the lonken. 147=54.
1983
1894, 1908
WES SMANN, R.
1908
WHEELER, M.
1954 WILLEY, G.R. PHILLIPS, P.
1958, 1965
Schaik.
Pretoria.
bird. oronet books. London.
Hodder and
Stoughto~
Sp~
~Tvl.) p§Ycliology~ p~ples.
The Bavenda of the Spelonken
A contribution towards ilie
folk-lore of African Negro Univ. Press. New-York
0
Archaeology from the earth. Penguin ~ooks. Harmondsworth. Method and theory in American archaeology. Univ. of Chicago Press. Chicago (niet geraadpl.) 0
-257"
. VI!LLEY, G.R. 1974 WILSON, M. WILSON, Mo THOMPSON L.
1982
YELLEN, J.E. 1977
Arcllae~:!2.gical rese~Q.hes
wrnt~y Publishers.
(niet geraadpl.)
tn r~t.£..Osplli. Cambridge t~ass.)o
A history of South Africa to 1870. Cape !fowri o David Philip.
Archaeological approaches to the present. Models for reconstructing the past. ACademic Press. New-York. -
\
YELLEN, J.E. 1977~
"Cultural patterning in faunal remains: evidence from the lKung Bushmen." in Ingersoll, Do (e .a.) gperimental arCli8010gy • ~71=TI' 1.
;,
AANHANGSEL; EEN
-258-
.'
Een paar steekkaartjes nit de Vendana collectie. Trefwoord - bronvermelding (indien inlichting uit literatuur afkomstig is) - telegramstijlinlichting.
\
;"259-
AANHANGSEL TWEE Inhoudsopgave van voorbereidende studie (Dederen 1980) 6
INHOUDSOPGAVE
\
Waare
vu~raf
••••••••••••••••• ~ •••••••••••••••••••••••••••••• p.4
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••.•••••••••••••••••••••••••••• p.6
Hfdst.een.Artefakten.What's in a name7 •••••••••••••••••••••• p.8 Inleiding.Akademiese osmoze ••••••••••••••••••••• r.p.9 Enge en ruime artefakten •••••••••••••••••••••••••• p.11 Wat artefakten niet zijn •••••••••••••••••••••••••• p.16 Indelingen van artefakten.Soorten of aspekten? ••• p.16 Artefakten in retrospektief •• w • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • p.21 Hfdst.twee.Kultuur •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.22 Hfdst.drie.Oud en nieuw in de volkekundige denkwereld ••••••• p.26 Hfdst.vier.Oud en nieuw in de areheologiese denkwereld •••••• p.31 Hfdst.vijf.Areheologiese aspekten van materiele kultuur ••••• p.51 EksperimEntele areheologie •••••••••••••••••••••••• p.52 Ruimtelijke areheologie ••••••••••••••••••.•••••••• p:55 Simuleri1g areheologie •••••••••••••••••••••••••••• p.57 Sosiale areheologie ••••••••••••••••••••••••••••••• p.59 Gedragsarcheologie •••••••••••••••••••••••••••••••• p.5D Paleo-etnologie •••• ~ •••••••••••••••••••••••••••••• p.63 Paleo-ekDnomie ••• ~ •••••••••••••••••••••••••••••••• p.64 Verandering ••••••••••••••••••••••••••• ~ ••••••••••• p.55 Areheologiese aspekten in retrospektief ••••••••••• p.65 Hfdst.zes.Volkekundige aspekten van materiele kultuur ••••••• p.57 Me.Donald •••••••••••••••••••••••••••••••••..•••• ~.58 Stoffberg ••••••••••••••••••••••••••••••••.•••••••• p.7D Van der Wateren ••••••••••••• ~ ••• ~ ••••••••• ~ ••••••• p.?2 Du Toit ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.75 Oswalt •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.81 Lustig-Areeeo ••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p, 87 Leroi-Gourhan ••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.94 Andersen,Denyer,Knuffel •••••••••••••••••••••••••.•• p.101 Weiss,Matthews •••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.1D6 Bi~tremieux••••••• ~ ••••••••••••••••••••••••••••••• p.111 ·Gfiaure •••••••••••••••••••••• ~ •••••••••••••••••••• ",.113 Gr~ssert •••••••• ~
••••••••••••••••••••••••••••••••• p.119
Gitywa •.•.••• : •••••••••••••••••••••••••••••.•••••• P. 12b VolKeku~dige aspekten in retrospektief •••••••••••• p.134
-260-
;.
Hfdst.zeven.Etno-srcheologie:het beste van twee werelden? •• p.135 Leach en andere pessimisten ••••••••••••••••••••••• p.136 Binford als optimistiese tegenpool •••••••••••••••• p.139 nThe present provides a tempting and possibly unavoidable route to the past."(Ingersoll 1977 269) ••••••••••• p.14D Goede etno-archeologie •••••••••••••••••••••••••••• p.144 Verschillende soo~ten e.a ••••••••••••••••••••••••• p.147 De laatste tiadislonalistiese troef ••••••••••••••• p.148 Hfdst.acht.Etno-arch.vernieJwing.Oude wijn in nieuwe vaten •• p.15D Carneiro •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.153 Ebert ••••••••••••.•••••••••••••••••••••••••••••••• p.154 Hardin •••••••••••.•••••••••••••••••••••••••••••••• p.155 De 8oer,Lathrap •• p.~57 n
••••••••••••••••••••••••••••••••
Kramer •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.160 Summe r •••••.•••••.••••••••••••••••••••••••••••••• , p .161 Jacobs •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.161 Hole •••••••••••••.•••••••••••••••••••••••••••••••• p.163 Jochim ••••••••••••••••.•••••••••••••••••••••••••.• p.163 Messer •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p .165 Lees ••••••••••••••••••••••••••••••••• '.' ••••••••••• p.166 Retrospektief ••••••••••••••••••••••••••••••••••••• p.166 Wonrd achterna ••••. , .••••.
4
•••••••••••••••••••••••••
_
••••
•
•
:
1~~
Aspekten.~
Sinteze •••••••••••••••••••••••••••••••• p.169 Hipotele-toepassing •••••••••••••••••••• p.171 Wetenschappelijke archeologie ••••••••••••••••••• p.175
Aspekten.~ ~
Slotbedenking •••••••••••••••••••••••••••••• , •••••• p.181 Bronnenlijst •••••••••••••••••••.••••••••••••••••••••••••••••• p.182
-"
"9
ART EDUCATION AND ZULU CRHfT.
-< 0
J.W. GROSSERT DOCTORAL THESIS, US
t:;!
(1)
0
Po Ii CD 0'
196B
Ii The theme:
"The traditional Bantu crafts provide the most direct and valuable link with,Bantu culture. If such a link is not maintained serious damage will be done to the minds of the Bantu pupils and the end-product of the school system will be a Person whose family roots have been destroyed and for whom no substitutes have be.n provided." (P.v) Grossert begint zijn twee-volume-lijvige werk hiermee.
Er is
zeker geen betere manier om de 93B bladzi~den samen te vatten. Onze bespreklng ervan ziet er a15 voIgt uit: (i) wat? , (ii) hoe? , (iii) twee vragen en tuee ~ntwoordEn , (iv) kunst- en ambachtelijke voorwerpen als IDEEEN , (v) mogelijke toepassing en daarbij aansluitend (vi) uitwerking van deze toepassingenl asp ek t en , Een laatste punt (vi) bevat een Ln t e'r e s s an t a 'wet'.
(J)
(1)
(1)
~
I-'
Po
~
< co Po'
\.0
-R 0
~
"A critical review of the development of art and era its education in Bantu schools in Natal with particular reinstansi~:
ference to the p
, __ . • •
e
r
i
o
c
..
1';)'+O-·I~Ot:.··
1)
•
no
nx
r
e
s
t
D8nanOEJ,."'G
nl.J
"Bantu child pictorial art; Bantu child plastic art; Decorative cr~fts of Bantu pupils; Zulu design motifs;Zulu crafts using grasses and grasslike materials". In de Loop van de bespreking zal blijken hoe de schrijver vooral begaan is met een ~~E~~~E~~E~~g van handenarbeid in,het Zulu schoolsisteem: Deze doelstelling/motivering is niet uitdrukkelijk samenvattend vermeld, doch vormt een voort-durende ondertoo~ in zijn uiteenzetting.
Cj)
I.J)
tzj
t;i C;
::0
H lXj
m 0
~
(1)
Ii CD .. OJ
~
S
~ .....
c+
Ii 0' (1)
Ii CD
.....
Po
(1)
=::s p.. (1)
m
c+ ~
p.. ..... (ii) Hij maakt gebruik van tamelijk uiteenlopende ~E~~~~~ om het.belang van kunst- en ambachtelijk onderwijs te verduidelijken.
§l
:x=Z
..... c+ .....
(1) ..
Voor een antwoord op de eerste vraag zal de ondertitel van dit doktorale proefschrift ~n ~ korte aanv~lling vanuit zijn inhoudsopgave volstaan. De auteur betite1t zijn werk in tweede
> >
(J)
I
J\.)
0'\ -"
I
»:
122
123
Volgens de schrijver zijn er vijf aspekten in een kunstvcorwerp.aanwezig. Als we nu zijn definisies konsekwent :oepassen
Het nut van kunst- en ambachtelijk onderwijs vormt zoals gezegd . ------- het noofjtema doorheen zijn werk. In Hoofdstuk III 9aat de aandacht naar de metodologiese kant van dit tipe onderricht. Na deze teoretiese benade;i"g warden voorwerpen van beide ka-
zijn die vijf aspekten dus ook te vinden in een ambachteli~k, zeg maar gebruiksv~orwerp.· Het zijn MEDIUM (materiaal), SUBJECT (intuition which stimulated production), PERSONALITY of
tegorie~n
the artist (which is misteriously incorporated in his work and
werkhipoteze uit Hoofdstuk I krijgen hier een finale vuurdoop. -
provides the uniqueness of each piece), TECHNIQUE (skill, handling tcols, understanding the particular qualities of the medium), AESTHETIC QUALITY (displSy of sensitivity to pattern,
Voeg daarbij nog het histories overzicht 3) uit het tweede
relationship of forms, utilization of tone, colour, gradations texture, contrasts et~.). (app.97) Volgens ons zijn nlet al deze aspekten steedsotoepasselijk op bovengenoemde klelpot en
telijk oncerricht bij de Zulu leerling zelf-uitdrukking stimuleert, persoonlijkheid laat ontluiken, en gevoelens leert hanteren. Grossert praat - weer eens met de nodige patos van de groei van het 'extra-physical' individu, van de "in-
mandje. Aspekten drie en vijf ~~~~~~ maar moeten niet verscholen zitten in elk ambachtelljk voorwerp. En nog minder in de hoofden van hun makers/gebruikers. Heelwat voorwerpen uit het dagelijkse leven worden vol gens een tradisionEel aangeleerde tegniek vervaardigd. °Ze verschillen niet noodwendig van mekaar en zijn dus alles behalve eenmalige en oorspronkelijke stukken. Toegegeven versiering is dikwijls louter voor het genot van het oog, dus esteties. Ze kan echter natO zo goed simbolies gelade~ ZlJn. Overigens schrijft Grossert zelf hoe de afwerking van gebruiksvoorwerpen "monotonous, lacking of creativity" kan zijn (p.401). En dan is er nogOhet verschil in funksionering tussen kunst- en
zorgvuldig aen de tend gevoeld.
De definisies en
hoofdstuk en dan is het hele boek gedekt. Steeds opnieuw beklemtoond de schrijver hoe kunst- en ambach-
tellectual, emotional, perceptual, aesthetic and creative activity of children within their social group" (p.385). De leerlingen "discover themselves and their capabilities, both manual and intellectual, and enhance their estimation of themselves through the success of their effDrts. Independent and original thinking beCDmes integrated with the experience Df living" (p.387). Vanuit ~£!~~~~~~~g standpunt zijn er eveneens interessante gedeelten in Grosserts uiteenzetting. Zo is er in het eerste hoofdstuk "The artist and craftsman in the Zulu social system" (p.37-46).
VDor schilder- en beeldhouwkunst ontbreken van-
gebruiksvoorwerpen. Eerstgenoemqe zijn per definisie amper bedoeld om niet gebruikt te worden. Terwijl bij het GE8RUIK(en)
zelfsprekend volkekundige kanttekeningen. Maar wat de bespreking van tradisiDnele houtsnijwerk, keramiek, kraal- en gras-
van laatstgenoemde idee~n in de vorm van ASSOSIASIES, GEVOELENS
vlechtwerk betreft, is er voortdurer.de teruqvoering naar de 'autochtone' Zulukultuur. Te veel om op te noemen. TECHNOLOGIE, EKOLOGIE, NAAMGEVING, GE8RUIK en VERSIERING komen aan bad. Ook de aanhangsels lopen over van eindeloze namenlijsten die met de hulp van de leerlingen Dpgesteld werden.
en WAARDEN een belangrijke rol gaan spelen 2)
(v) Wet de auteur toepassingen noemt, zijn voor ons in· feite maar weer aspekten van stoffelijke kultuur: EDUCATION, ETHNOLOGY, AESTHETICS/PHILOSOPHY OF ART en COMMERCE (p.12). Daarbij moet echter nag ZIELKUNDIGE en POLITIEKE aspekten gevo~gd warden. Alhoewel ze niet uitdrukkelijk door de schrijver vermeld warden.
~~~~!~~j~g~E!g~
beschouwingen komen natuurlijk vooral in de definisies en terminolqgie van Hoofdstuk I terecht. Maar zelfs tot in Hoofdstuk IV, waar praktiese voorbeelden van Zulu studenten tegen de metDdologiese uiteenzetting van HDOfdstuk I en III uitgespeeld worden, is de teoretiese snaar bespeeld.
I
N 0"\ Vl
I
/'
124 125
Veroer is dit hoofdstuk rijkelijk voorzien met niet
s~eeds
vrij-
blijvende - maar daarom niet .minder tipies kunstfilosofiese taal. Zoals "exquisite d"elicacy; haptic qualities; the f'ull dignity is epitomised in the erect head; rhythmical design; a simple interchange of black and white forms, is direct and unequivocal ••• ". Dient het nog gezegd dat voor de estetikus VORM ~e kroon steelt tussen alle aspekten van een artefakt?'
vOETNOTEN: (1) In 1948 wordt de ~chrijver aangesteld als 'arganiser a~ art and c~afta for native achools in Natal'. (2) Het is duidelijk dat in Grosserts denkwijze VORM een belangrijke rol speelt. (3) Ban toe kunstonderwijs van 1850 tot 1962.
De ~~:~~~!~g!~=~ beschrijving van Zulu artefakten groepeert gegevens omtrent VERVAARDIGING en MATERIALEN. Allemaal bruikbare qegevens voor wie hiermee op enige wij zs geld w.il (laten) ve r d Lun en (!2~~~!:!). Ook kunnen de resultaten van het praktiese aantoe(kunst)onderwijs gebruikt worden doar familieleden in het tuisland. In 'the theme' - helemaal aan het begin van anze bespreking is rerds een p~!!~!!~!: andertaan merkbaar. Praktiese Bantoe kunst~nderricht lijkt ons niet zander betekenis voor een gezond beleid van gescheiden ontwikkeling. Vervaardiging van artefakten werkt enerzijds konstruktief aan een belBngrijke WAARDE namelijk het gemeensc~apsgevoel van de Zulu leer~ing en. Anderzijds werkt het de vervreemding t.o.v. hun tuisLan ck u Lt uu r tegen (p.593). Beals en Hoijer definU!ren deze belangrijke funksie van 'arts'/artefakten als KOMMUNIKASIEMIDDEL, "to reinforce belief, custom, and values" (1953 548). Wat tenslotte het ~!!:!~~~~!g~ asoekt betreft, heeft de schrijver de verschillende stadia van ontwikkeling bij de kunstzinnigheid van zijn leerlingen waargenomen. ~ij ~erqelijkt die resultaten met soortgelijke gegevens uit de psichologiesa litteratuur. (vii) Grossert komt tat de konklusie dat "the purpose for which the spoon will be used dictates its -size and general form" (p.3B9). Op zichzelf een onbenullig detail uit de baschrijving ,van Zulu houtsnijwerk. Als we weten dat deze korrelasi~ tussen VORM en GEBRUIK oak elders regelmatig tussen de lijnen door opdaagt, is het toch wel de moeite van het vermelden waard.
I
ro
0'\
-;:.. I