Deze preek is geschreven door ds Rob Vreugdenhil. Destijds predikant in Lelystad. Wij hebben in onze gemeente de traditie dat met hemelvaart een deel van de gemeente gaat kamperen. Dat kamperen is overdag heel gezellig en je geniet van het buiten zijn. ’s Nachts is dat anders. Ik vraag me dan elke keer weer af waarom ik weer ben meegegaan. Het is vreselijk koud, soms vriest het gewoon ’s nachts, en als je ’s nachts uit je bed moet heb je een probleem. Het is aardedonker. Je moet eerst op zoek naar je zaklantaarn en dan probeer je de rits van je slaapcabine te vinden, daarna je schoenen en tenslotte een klamme trui. Vervolgens loop je kleumend over het niet verlichte veld, de scheerlijnen vermijdend naar het toiletgebouw. In een kampeervakantie merk je het grote verschil tussen een lamp en de zon. De zon is er, elke morgen. Het is licht en je wordt warm. Je hoeft hem niet aan te doen. Je hoeft hem niet op te hangen. Hij raakt niet op. Je hoeft ook niet allemaal je eigen zon mee te nemen op vakantie. Hij is er gewoon en alles is licht en warm als de zon er is. Zo ben ik, zegt Jezus. Ik ben het licht voor de wereld. Hij zegt dus niet: ik ben de grote lamp. Dat had hij wel gezegd over Johannes de Doper. Johannes de Doper was een profeet die kort voor het optreden van Jezus de mensen had opgeroepen om zich te bekeren. Over die Johannes zegt Jezus Johannes was een lamp die helder brandde, en u hebt zich een tijd in zijn licht verheugd. Maar Jezus is geen lamp. Hij is het licht van de wereld; dat betekent: hij is de zon, het zonlicht. Dat is ook duidelijk uit wat we lazen in Johannes 9. Zolang het dag is, moeten we het werk doen van hem die mij gezonden heeft; zolang ik in de wereld ben, ben ik het licht voor de wereld. Het licht voor de wereld is het daglicht, het zonlicht. Daarmee nodigt Jezus je uit: denk eens na over de zon, over het zonlicht: zo ben ik. 1
Vergelijk dan eens het zonlicht met zo’n lamp. De zon schijnt vanzelf. Daar hoef jij niets voor te doen. De zon krijg je. Je hoeft hem niet te kopen, niet vast te houden, niet aan te doen. Je mag gewoon in het zonlicht gaan staan. Zo is Jezus Christus. Zo is wat Jezus Christus aan je wil geven. Je hoeft daar niet zelf iets voor te doen. Je hoeft het niet te verdienen. Je mag gewoon in zijn licht gaan staan. Heer, dank u wel dat uw zonlicht op mij schijnt. Dank u wel voor uw genade. Het zonlicht is ook niet iets van jou alleen. Je hebt niet je eigen zon in je eigen achtertuin hangen, met een scherm er omheen om te voorkomen dat de buren er van meegenieten. De zon is voor iedereen. Zo is het goede nieuws van Jezus Christus. Dat is niet iets van jou, maar het is voor iedereen. Dit is belangrijk voor hoe een christelijke gemeente zich opstelt. Wij hebben niet het licht, alsof het ons licht is. Alsof de zon hier binnen in onze kerk hangt. Wij mogen leven in het licht, maar datzelfde licht is er voor anderen, voor heel de wereld. Ook voor mensen aan wie jij misschien niet zo gauw jouw lamp zou geven. Je staat naast elkaar in hetzelfde licht. Jezus is het zonlicht voor u en jou, en dan sta je in hetzelfde licht als die vrouw die ze ‘s nachts betrapt hadden toen ze met de buurman in bed lag. Overigens, misschien herken jij je wel in die buurman die in het verhaal buiten beeld blijft, maar toch ook in dat bed lag. Niemand weet welk donker zich misschien in jouw leven afspeelt, maar ook voor jou is het licht. Jezus is het zonlicht voor u en jou, en dan sta je in hetzelfde licht als die andere man. De man die vanwege z’n handicap al levenslang aan de kant zat. Jezus is het zonlicht voor u en jou, en dan sta je naast iemand van wie je weet dat hij behoorlijk wat dingen verkeerd gedaan heeft; maar ook voor hem is het licht.
2
Ik mag het dus ook tegen jou zeggen als je niet bij deze gemeente hoort. Ook als je geen christen bent. Ook voor jou is het licht. Wij willen graag met jou in dat zelfde licht staan. Het licht dat we zelf ook zo hard nodig hebben. Misschien hebben christenen wel eens te veel gedaan alsof zij het licht in hun binnenzak hadden. Het spijt me. Dat was stom van ons. De zon in je binnenzak stoppen, dat lukt niet; dan brand je je vingers. Wij moeten steeds weer leren dat het niet ons licht is. Het is Gods licht voor jou en voor ons. Wij willen graag met jou in datzelfde licht staan. 2 Het zonlicht, dat ben ik, zegt Jezus. Hij is het licht dat God geeft. Licht in het donker. Jezus zegt eigenlijk heel weinig over wat het betekent dat hij het licht is. Ik denk dat hij er vanuit gaat dat het wel duidelijk is. Dat zal het zeker geweest zijn voor de Joden toen. Want ze kenden hun bijbel, het oude testament. Daar kom je het ook regelmatig tegen: het licht dat God geeft. Dat is dan een beeld voor wat God doet om te helpen, te redden, te bevrijden. Het is licht in het donker. En het verwees ook naar Jezus zelf. Jesaja zei: overal heerst verstikkende duisternis; donker en somber is het, nacht overal. En wie daardoor omsloten wordt, zal niet ontkomen. Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen. Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. Het is oorlogstijd. Legers uit een buurland zijn binnengetrokken. zwarte bladzijden in de geschiedenis van Israël. 3
Maar God de HEER belooft redding. Er is een kind geboren, hij zal koning zijn, hij zal bevrijden. Het volk dat in duisternis ronddoolt, ziet een schitterend licht. Licht als beeld van de redding die God geeft. Dat had God beloofd voor het volk Israël. Maar niet alleen voor Israël. Ik pak er nog een tekst uit Jesaja bij, Jesaja 49:6. Ook daar gaat het over redding voor Israël. Maar dan zegt de HEER: Dat je mijn dienaar bent om de stammen van Jakob op te richten en de overlevenden van Israël terug te brengen, dat is nog maar het begin. Ik zal je maken tot een licht voor alle volken, opdat de redding die ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt.’ Redding voor alle volken. Licht voor heel de wereld. Daarvan zegt Jezus: dat licht voor de wereld ben ik. Licht in het donker. Niet alleen het donker van vijandige legers die onderdrukken. Maar het donker van alle soorten moeite, verdriet, pijn, schuld; alles waarin je gevangen kan zitten. Kijk maar naar het moment waarop Jezus dit zegt. Hij heeft net een vrouw bevrijd. Bevrijd uit haar schande. Bevrijd uit haar doodsangst. Ze was betrapt op overspel. Ze lag met de verkeerde man in bed. De kerkleiders hadden haar zonder medelijden meegesleept naar Jezus. Zij zelf wisten het wel: een vrouw die zoiets doet, moet gedood worden. Dat stond in de wet. Dat heeft die vrouw zelf natuurlijk ook geweten. Ze wist dat ze gestenigd zou gaan worden. Wat werd het op dat moment donker voor haar. Maar wat krijgt ze van Jezus te horen? ga heen, zondig niet weer. Ze mocht weer gaan. Ze mocht verder leven. Ze was vrij om naar huis te gaan. Na een vreselijke nacht scheen voor haar de zon weer. Toen zij wegliep, terwijl de zon op kwam, zei Jezus: zo ben ik het zonlicht voor de wereld. Ik geef bevrijding uit al het donker waarin je gevangen kunt zitten.
4
Die andere situatie is ook één en al bevrijding. Een man die vanaf zijn geboorte blind geweest is. Nooit iets gezien. Altijd donker. Jezus laat hem zien. Hij bevrijdt hem uit het donker waar hij zijn leven lang al in zat. Zo is Jezus het licht voor de wereld. Hij geeft licht waar het donker was. Hij bevrijdt. Hij bevrijdt uit alles waarin je gevangen kunt zitten. Hij bevrijdt van schuld, van schaamte over wat je verkeerd gedaan hebt. Waarom hebben we in de kerk niet zoiets als de biecht? Dat je al je fouten kunt opbiechten en het via iemand bij God kunt neerleggen. Dat was een vraag van iemand die gevangen zat in het donker van een heleboel fouten die hij gemaakt had. Inderdaad, wat kan het dan goed zijn om dat op te biechten. Maar kijk eens om je heen, er zitten priesters in de kerk. We kunnen elkaar bij Jezus brengen. Iemand in je kring, je kringleider, een vriend, iemand die je vertrouwt, desnoods een ouderling. Ga dan samen naar Christus: Heer, ik loop vast in het donker. Vergeef me, laat het weer licht worden. Dan mag in de naam van Christus de vergeving uitgesproken worden. Dan mag het licht worden in je leven. Het licht van bevrijding uit schuld. Dat is de belangrijkste bevrijding: dat je weer in het licht van Gods liefde en genade komt te staan. Christus wil ook bevrijden uit het donker van verslaving, of een negatief zelfbeeld. En er is zoveel waardoor het donker kan zijn in je leven. Jezus is het warme zonlicht. Hij wil het donker verjagen en het licht laten zijn in je leven.
5
3 Ook het licht om te volgen. Dat is wel vreemd, dat Jezus dat zegt: ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis. Dat past eigenlijk niet bij de zon. De zon hoef je niet te volgen. Die schijnt toch wel. Die is overal. Op dat punt gaat de vergelijking met de zon dus niet op. Het licht van Jezus moet je wel volgen. Het is geen automatisme. Je blijft niet vanzelf in dat licht. Dat zie je ook bij die vrouw. Ze kreeg zomaar het licht weer terug. Ze werd niet veroordeeld, zo mocht terug naar huis. Maar Jezus zegt wel: zondig vanaf nu niet meer. Blijf nu in het licht. Kies niet weer voor het donker, voor de stiekeme dingen van de nacht. Blijf het goed doen. Leef in het licht. Jezus zegt: als je mij volgt, loop je nooit meer in de duisternis, maar dan heb je het licht dat leven geeft. Dat héb je dan. Het schijnt niet alleen op je, maar ook in je. Paulus schrijft later in zijn brief aan nieuwe christenen in Efeze, 5:8,9 Eens was u duisternis maar nu bent u licht, door uw bestaan in de Heer. Ga de weg van de kinderen van het licht. Het licht brengt goedheid voort en gerechtigheid en waarheid. Als je Jezus volgt, leef je in zijn licht. Zijn licht schijnt in je. Je wordt zelf licht en dat straalt naar buiten in goedheid, gerechtigheid, waarheid. Je kunt hier ook denken aan wat Jezus zegt in de Bergrede. Hij zegt tegen zijn leerlingen: jullie zijn het licht van de wereld. Letterlijk dezelfde woorden als wat hij over zichzelf zegt. Jullie zijn (door mijn licht in jullie) het zonlicht van de wereld. Jullie licht moet schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel. Volg het licht om zelf licht te kunnen zijn voor anderen. Ons kerkgebouw laat in het donker het kruis van Jezus schijnen. Een docent van Zadkine vertelde eens dat hij bemoedigd werd toen hij dat voor het eerst zag. Maar de kerk is niet dit gebouw van stenen. De kerk dat zijn wij. Jezus wil dat wij licht voor deze wereld zijn. 6
Wat is het dan belangrijk dat jij zelf leeft in het licht van Jezus Christus. Dat je zijn licht volop laat schijnen in je eigen hart. Dat je zijn licht volgt, in je eigen leven, samen in de gemeente. Dan heb je licht om door te geven. Laten we daar amen op zeggen!
7