•
NUMMER l
•
ZOMER 1993
deinhoud I0
BOTSENDE GENERATIES
"Hoe moet dat verder met die theatermakers die nu al te oud zijn
om jong te worden genoemd maar die naar het zich laat aanzien nog geruime tijd op het pluche blijven zitten? De tomaten-generatie plukt, na een moeizaam begin, nog steeds de vruchten van haar eigen actie en lijkt voorlopig niet bereid ruimte te maken of middelen af te staan. Zij lijkt zich liever te koesteren in haar relatieve tevredenheid." Fien Bloemen klaagt de ijdelheid en het cynisme van de toneelgeneratie van de dikveertigers aan.
31
NEOBAROK "De eenheid van het Redelijke, hèt sluitstuk van de moderniteit, valt op alle terreinen uiteen in een veelheid van gezichtspunten. Men duidt dit alles wel eens aan als 'postmodernisme'. Maar sinds enkele jaren komen marktgevoelige filosofen met een nieuwe 'catch-a/I-term' aandraven: 'neobarok'. Het neobarokke ideeëngoed is een nieuwe poging om, in opvolging van het postmodernisme, de tekenen des tijds te ontcijferen." Een opstel van Filip Huysegems over een eontrareformatie in de cultuur.
34
JAPANS VERNIS Journalist Hans Krikke bezocht Japan om zich te informeren over de achtergronden van het Wirtschaftswunder in dat land. Hij krabde het vernis weg en ontdekte de doffe werkelijkheid van de werkvloer. "Op de vloer zijn rode, gele en oranje strepen aangebracht. Dege/e streep is het looppad voor de band-arbeiders als zij van de werkplek naar de kantine marcheren en weer terug."
40
CULTUURSCHOK 'Wat is het hier klein, in à/Ie opzichten! In goede en ongunstige zin; overzichtelijk, beheersbaar, de menselijke maat, maar tegelijk is alles afgepast en leefjein een klein kringetje." Ex-Volkskrant-correspondent PAUL BRILLis reeds enige tijd terug uit de Verenigde Staten, maar helemaal thuis voelt hij zich nog niet. Paul Damen interviewde hem over het immense verschil tussen Holland en Amerika.
4 HET CENTRAAL PLANBUREAU Directeur Gerrit Zalm vindt dat alle serieuze politieke partijen hun verkiezingsprogramma,s door het Centraal Planbureau moeten laten doorrekenen. "Voordeel is dat de programma,s in dat geval een gemeenschappelijk vertrekpunt hebben. Een partij kan dan geen fraaiere resultaten voorspiegelen louter en alleen op grond van het feit dat men is uitgegaan van meer optimistische economische ontwikkelingen dan andere partijen.,,
I '
PARLEMENTAIRE ENQUÊTE
I6
de verzorgingsstaat in zijn nadagen Kees Vendrik
LANDSCHAP I
I8
red ons van het bos! Tim Verhoef
LANDSCHAP 2
ll
afscheid van het landschap Hans Schoen
I
'
I
I
COMMENTAAR
46
PvdA, oh PvdA
,; 11
Henk Krijnen
I',,
I
!
RUBRIEKEN
39
column
44
column
Karin Spaink Jantine Oldersma
45
30 vragen aan ... Simone van Geest
47
WB-berichten
ACHTERPAGINA Tom Schreuder
,,
26 DE INCOMPETENTE BURGER De contacten tussen burgers en het openbaar bestuur verveelvuldigen. "Vaak is het resultaat een ongelijk gevecht, waarbij de zittende politieke klasse burgers, meestal omfloerst maar niet minder hoogmoedig, wijst op hun bestuurlijke en politieke incompetentie." fen essay van Paul Thewissen over twee schurende culturen.
COLOFON
De Helling, tijdschrift voor linkse politiek. is een onafhankelijk politiek magazine met belangstelling voor ontwikkelingen op het sociale en culturele vlak. Het wil een algemeen medium zijn voor linkse politieke meningsvorming en publieke debatten beïnvloeden. De Helling verschijnt viermaal per jaar. Losse nummers: f I0,-, jaarabonnement: f 39,50, gironummer: 2 73 7994, Stichting Wetenschappelijk Bureau Groen Links (o.v.v. DE HELLING). Uitgever: Stichting Wetenschappelijk Bureau Groen Links. Redactie: Marianne van den Boomen, Els Diekerhof, Adriënne van Heteren, Henk Krijnen, Joost Lagendijk, )os van der Lans, Hans Schoen, Radi Suudi, Kees Vendrik. Hoofdredactie: Henk Krijnen. Vormgeving & zetwerk: Richard Pollé/ Ruparo, Amsterdam. Druk: Drukkerij Raddraaier. Abonnement: De abonnee verplicht zich het abonnementsgeld over te maken vóór het begin van het nieuwe kalenderjaar. Niet voor I januari opgezegde abonnementen worden automatisch voor één jaar verlengd. Redactiesecretariaat, administratie & correspondentie: DE HELLING, Postbus 700; I000 AS Amsterdam (020) 6202212. Omslagfoto: Gé Dubbelman I HH. ISSN 0922-0119
li l
''
In de hoedanigheid van onpartijdige rekenmeester legt het Centraal Planbureau het politieke debat lam. Deze kritiek valt te lezen in het zojuist verschenen boek ÇHet Centraal Planbureau in politieke zaken'. Economische hervormingsvoorstellen met een progressief karakter stuiten op een muur van onbegrip. In DE HELLING antwoordt GERRIT ZALM, de directeur van het enige
econorriisch~
planbureau dat Nederland
rijk is, zijn linkse critici. Het is een aangename verrassing dat een aan een politieke partij gelieerd wetenschappelijk bureau een boek uitgeeft dat volledig is gewijd aan de rol van het Centraal Planbureau (CPB). Dat het bovendien gaat om Groenlinks, een partij die tot nu toe het CPB nogal links heeft laten liggen, maakt de verrassing nog groter en zeker niet minder aangenaam. Hoewel de toonzetting vaak kritisch is, hebben de bijdragen in het boek Het Centraal Planbureau in Politieke Zaken een zakelijke inslag: er wordt op de bal gespeeld en niet op de man. Eigenlijk heb ik maar één grote teleurstelling na lezing van het boek. Dat is de zeer minieme belangstelling die wordt betoond voor Scanning the Future en Nederland in
4
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer /993
Drievoud. Deze twee nieuwe publikaties vormen samen de weerslag van de recente lange-termijn-studie van het CPB. Beide rapporten zijn een belangrijke vernieuwende stap vooruit. Zij komen in veel opzichten tegemoet aan kritiek op het meer traditionele CPB-werk zoals die ook in Het Centraal Planbureau in Politieke Zaken wordt verwoord. In beide CPB-publikaties is oog voor de fundamentele onzekerheid van de toekomst en daarmee van prognoses, het neo-klassieke paradigma wordt sterk gerelativeerd, voor econometrische modellen is een bescheiden plaats gereserveerd, terwijl kwalitatieve analyses en de interactie tussen economische en niet-economische vol in de schijnwerper staan. LOONKOSTEN Scherpe kritiek wordt geleverd door Wesse/ Visser. In zijn artikel De macht en onmacht van CPB-modellen stelt hij 'dat de CPBmodellen op een aantal punten ernstig tekort schieten'. De kern van zijn betoog kan in twee stellingen worden samengevat. Ten eerste, het CPB stelt de werkgelegenheid volstrekt afhankelijk van de arbeidskosten. Ten tweede, de werkgelegenheid wordt in feite bepaald door de daadwerkelijke en effectieve beschikbaarheid van potentiële arbeidskrachten. Kloppen zijn beweringen? Nauwelijks, zou ik zeggen. De eerste stelling is echte onzin en de tweede stelling is ongenuanceerd. De werkgelegenheid wordt in de CPB-modellen niet uitsluitend bepaald door de reële arbeidskosten. Ook andere factoren spelen een rol zoals de produktie, de investe-
~------------------------------------------------------------------------------------------------------------~-~
De bewering dat het CPB geen goed woord over ringen, de rente en de mate van winstgevendheid. In deze factoren weerspiegelen heeft voor het zich ook de internationale ontwikkelingen: de groei van de wereldhandel, de ontwikinstrument energiekeling van de wisselkoersen, de hoogte van de Duitse rente et cetera. Al deze factoren heffing is onjuist komen dan ook expliciet in de CPB-modellen voor. Ze worden vaak zelfs rechtstreeks in verband gebracht met de werkgelegenheid. Vanwege het enorme belang van de onzekere internationale ontwikkelingen heeft het CPB bij de meest recente middellangetermijnverkenning twee aparte scenario's opgesteld, het ene wat behoedzaam en het andere meer optimistisch. Interessant is dat in het 'gunstige' scenario zowel de lonen als de werkgelegenheid beduidend sneller stijgen dan in het behoedzame scenario. In het gunstige scenario wordt het negatieve verband tussen werkgelegenheid en lonen dus overschaduwd door het positieve verband tussen werkgelegenheid en algemene economische groei. De loonkosten vormen in de CPB-modellen dus slechts een onderdeel van de verklaring van de werkgelegenheidsentwikkel ing. Afgezien hiervan is de relatie tussen loonkosten en werkgelegenheid veel complexer dan de 'charmante eenvoud' van een simpele koppeling die Visser suggereert. Zo wordt er bij voorbeeld rekening mee gehouden dat op korte termijn de positieve werkgelegenheidseffecten van loonmatiging gedeeltelijk worden teniet gedaan door de ongunstige effecten via lagere consumptieve bestedingen. Daarnaast wordt de nadrukgelegd op sectorale verschillen in produktiestructuren, en op de gevolgen daarvan voor de relatie tussen loonkosten en werkgelegenheid. Zo reageert de relatief arbeidsintensieve en flexibele sheltered sector in eerste instantie veel sneller op een mutatie in de loonkosten dan de relatief kapitaalintensieve exposed sector. Op middellange-termijn daarentegen domineert het werkgelegenheidseffect in de exposed sector. Dan heeft de loonkostenmutatie zich inmiddels via een verandering in de internationale concurrentiepositie 'doorvertaald' naar het volume van de export en heeft die sector de gelegenheid gekregen om via investeringen haar produktiecapaciteit aan te passen. ARBEIDSAANBOD Naar het inzicht van Visser is alle drukte over de relatie tussen lonen en werkgelegenheid eigenlijk volkomen misplaatst. Want, zo beweert hij, de empirische correlatie tussen lonen en werkgelegenheid is geen causaal verband, maar slechts een schijnverband. Er is een derde variabele die de andere twee bepaalt: het effectieve ar-
6
beidsaanbod. De relatie tussen werkgelegenheid en lonen zou daarom vervangen moeten worden door een relatie tussen werkgelegenheid en arbeidsaanbod. Als criticus van CPB-analyses slaat Visser hiermee de plank mis. De effecten van het effectieve arbeidsaanbod op lonen en werkgelegenheid zijn namelijk wel degelijk in de CPB-modellen en -analyses verdisconteerd. Een toename van het effectieve arbeidsaanbod leidt tot een lagere loonstijging, een toename van de werkgelegenheid en een matiging van de arbeidsproduktiviteitsstijging. Dit ligt geheel in de lijn van wat Visser wenst. In de tweede plaats wil ik wijzen op het toegepaste algemeen-evenwichtsmodel van het CPB, MIMIC genaamd. Dit model, dat Visser onbesproken laat, is nu juist speciaal ontwikkeld om de effecten van diverse beleidsmaatregelen op het effectieve arbeidsaanbod en van het arbeidsaanbod op de loonvorming en werkgelegenheid zeer gedetailleerd te kunnen analyseren. Ook hier resulteert een toename van het arbeidsaanbod in loonmatiging en stijging van de werkgelegenheid. Bovendien geeft het model vele aangrijpingspunten voor beïnvloeding van het beleid rond het effectieve arbeidsaanbod. Tenslotte wijs ik op de lange-termijn-studie van het CPB Nederland in Drievoud. Daarin wordt uitgebreid ingegaan op de mogelijkheden om het effectieve arbeidsaanbod te vergroten en de arbeidsmarkt beter te laten functioneren. Het woord loonmatiging komt niet eens in de studie voor. In het Europeon Renaissance-scenario wordt het 'coördinatieperspectief nieuw leven ingeblazen. Intensivering van de arbeidsbemiddeling en scholing, meer verplichtingen en controle in de sociale zekerheid en een bescheiden versobering van 'arbeidsmarktrelevante' uitkeringen zijn daarbij de sleutelwoorden. Zij moeten leiden tot een vergroting van het effectieve arbeidsaanbod en tot een toename van de werkgelegenheid. Het Batoneed Growth-scenario schetst een andere weg, waarbij juist de groeibepalende factoren uit het 'vrijemarkt-perspectief worden gestimuleerd. Een sterke bevordering van marktwerking, krachtige deregulering alsmede versobering en vereenvoudiging van de sociale zekerheid en het belastingstelsel zijn de sleu-
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
telwoorden in dit scenario. EXTREMESTROMINGEN Men zou haast denken dat we het uiteindelijk toch wel met elkaar eens zijn: het effectieve arbeidsaanbod bepaalt de werkgelegenheid en de loonkosten zijn slechts een tussenschakel. Hoewel eensgezindheid een groot goed is, gaat die conclusie me toch te ver. De stelling dat ieder aanbod z'n eigen vraag schept, wordt na Keynes, zeker als het om de arbeidsmarkt gaat, nog slechts onderschreven door tamelijk extreme stromingen in de economische theorie. In dergelijke visies wordt het effectieve arbeidsaanbod altijd volledig te werk gesteld, het loonpeil is louter een resultante. Maar zo 'perfect' werkt de Nederlandse arbeidsmarkt niet. Op korte en middellange termijn spelen allerlei vertragingen en aanpassingskasten een rol. Op wat langere termijn doet zich gelden dat de loonvorming in ons land niet atomistisch is maar door wetgeving en cao's een sterk gecollectiviseerd karakter heeft. Hierdoor kunnen het loonpeil en de loonstructuur zich ook gedurende langere tijd onttrekken aan de arbeidsmarktverhoudingen. In zo'n situatie kan ook effectief arbeidsaanbod buiten het arbeidsproces blijven. Dit is de reden dat in de twee gunstige lange-termijn-scenario's ook de wijze van loonvorming wordt gewijzigd. In het Europeon Renaissance-scenario is sprake van een revitalisering van de overlegeconomie en krijgen de belangen van 'outsiders' een groter gewicht in de cao-afspraken: meer mogelijkheden voor lagere loonschalen, afspraken over het inschakelen en scholen van zwakke arbeidsmarktgroepen. CAOafspraken die haaks staan op de participatiedoelstelling worden niet meer algemeen verbindend verklaard. In het Batoneed Growth-scenario wordt het algemeen verbindend verklaren van cao's vrijwel volledig gestaakt en het minimumloon afgeschaft nadat een basisinkomen is geïntroduceerd. Het is precies het collectieve karakter van de Nederlandse loonvorming dat de rechtvaardiging geeft om zo nodig het belang van loonmatiging voor de werkgelegenheid voor het voetlicht te brengen. Bij een atomistische loonvorming is dat geheel zinloos, vandaar dat in Amerika dergelijke geluiden ook nooit worden gehoord. MILIEU Een tweede lijn van kritiek in de bundel heeft betrekking op de 'milieu-economische berekeningen' van het CPB. In zijn bijdrage Milieu en economie stelt Bart Sne/s dat de gebruikte rekenmodellen beperkt en eenzijdig zijn. Dit leidt tot een ongenuanceerde afwijzing van het instrument energieheffing.
De stelling dat ieder aanbod z,n eigen vraag Uit verschillende CPB-studies van de afgelopen vier jaar valt af te leiden dat de schept, wordt na macro-economische gevolgen van aanvullend milieubeleid klein zijn, zeker als het Keynes, zeker als het buitenland een vergelijkbaar beleid voert. In Nederland in Drievoud wordt vermeld dat om de arbeidsmarkt het forse milieubeleid volgens het Batoneed Growth-scenaria de produktiegroei in Nederland, en ook internationaal, ongeveer gaat, nog slechts een kwart procent per jaar lager doet onderschreven door uitkomen. Het in het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) gepresenteerde beleid tamelijk extreme leidt na twintigjaar tot een produktieniveau dat 0,9 procent lager uitkomt als het buitenland ook zo'n beleid voert en dat 2,6 stromingen in de procent lager uitkomt als het buitenland economische theorie niet meedoet. Het effect op de jaarlijkse groeivoet is dus zeer beperkt. Door de 'krimpstroming' binnen de milieubeweging worden we overigens weer bekritiseerd dat we te optimistisch zijn over de verenigbaarheid van economische groei en een goed milieu. Heeft het CPB inderdaad geen goed woord over voor het instrument energieheffing11k wijs deze suggestie van de hand. Ten behoeve van de Stuurgroep Regulerende Energieheffingen ( de 'commissie-Wolfson') heeft het CPB in 1992 een aantal vormen van een energieheffing geanalyseerd op de consequenties voor de vraag naar energie en de economische groei. Algemeen kenmerk van de modaliteiten die de Stuurgroep onderzocht wilde zien, was dat het schaalbereik van de heffing (OESO, danwel Nederland) sterk afweek van de schaal van het probleem waarvoor de heffing primair bedoeld was (mondiale broeikasproblematiek). Flankerend beleid (bij voorbeeld invoerrechten, handelsbeleid) is - op verzoek van de Stuurgroep- niet in de berekeningen betrokken. Een belangrijke conclusie uit de analyses van de Stuurgroep was dat bij een beperkt heffingsgebied, zelfs als dit het OESO-gebied is, er zander rankerend beleid een relatief omvangrijke verplaatsing van economische activiteiten in gang wordt gezet met dientengevolge relatief meer energieverbruik en C02-uitstoot buiten het heffingsgebied. Het negatieve effect op de economische ontwikkeling in het heffingsgebied is dan relatief groot. De les die hieruit getrokken dient te worden is dat een heffing zodanig vorm moet krijgen dat deze 'verplaatsingseffecten' worden voorkomen. Voorts dient het heffingsgebied veel groter te zijn dan het OESOgebied. Oftewel: voor de aanpak van dit mondiale probleem is een mondiale heffing nodig. Een dergelijke mondiale regulerende C0 2 heffing is door het CPB, op eigen initiatief, nader uitgewerkt in het Ba/anced Growthscenario. Hiermee zij geïllustreerd dat de
bewering dat het CPB geen goed woord over heeft voor het instrument energieheffing onjuist is. Wèl wijst het CPB er uitdrukkelijk op dat het instrument op het geëigende 'schaalniveau' moet worden ingezet. Onder die conditie zijn de negatieve gevolgen voor de economische groei ook bescheiden. Overigens moet uit het opnemen van de mondiale C02-heffing in het Ba/anced Growth-scenario niet worden afgeleid dat dit gemakkelijk te realiseren is. De weg naar het paradijs is smal. Dreigementen met handelsbelemmeringen en vermindering van ontwikkelingshulp aan niet-OECD landen die weigeren mee te doen, worden in Scanning the Future genoemd als onvermijdelijke onderdelen van een strategie om tot een mondiale C02-heffingte komen. Naast de stick wordt in deze strategie ook de carrot gebruikt. Dit laatste krijgt onder andere vorm via verhogingvan ontwikkelingshulp aan arme landen en verlichting van de schuldenlast van deze landen.
VOORSPELKWALITEIT In de bijdragen van zowel Coen Teulings als van Veit Bader en Harry van den Berg wordt de betrekkelijkheid van prognoses onderstreept. Het voorspellen van economische ontwikkelingen is een hachelijke zaak, zo stelt Teulings. Bader en Van den Berg spreken over de 'riskante kunst van het voorspellen' en benadrukken de onzekerheden die inherent zijn aan elke prognose. Ik kan het daar alleen maar hartgrondig mee eens zijn. De invloed van moeilijk voorspelbare internationale politieke gebeurtenissen op de economische politiek is opvallend groot. Denk aan het uitbreken van de oorlog tussen Irak en Iran die een tweede oliecrisis veroorzaakte. En aan het bizarre begratingsbeleid in de Verenigde Staten onder Reagan leidend tot enorme bestedingsim-
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
pulsen, hoge rentevoeten en een extreme stijging van de dollar. Ook de Golfcrisis was van belang vanwege haar aanzienlijke kortetermijneffecten op de olieprijs en op het vertrouwen in de internationale economie. En niet te vergeten de Duitse eenwording, met omvangrijke gevolgen voor de Westduitse begroting, arbeidsmarkt en monetaire politiek. Maar ook binnen het strikt economische domein doen zich in de internationale sfeer veranderingen voor die soms wèl kwalitatief te duiden zijn maar zeer moeilijk qua tijdstip en intensiteit. Voorbeelden zijn de zeer snelle omslag medio jaren tachtig van 'Europessimisme' naar 'Euroforie', de beurskrach van 1987, het inzakken van de Japanse aandelenmarkt in 1990 en 1992 die een sterke groeivertraging inluidde en het uiteenvallen van het EMS in september vorig jaar. Los van dit soort min of meer spectaculaire en onvoorziene veranderingen blijven er nog de 'normale' onzekerheidsmarges bij het ramen van de internationale economische ontwikkeling. Een recent onderzoek naar de 'voorspelkwaliteit' van de middellange-termijn-prognoses van het CPB laat zien dat er aanzienlijke afwijkingen bestaan tussen prognoses en realisaties. Uit het onderzoek blijkt tevens dat circa tweederde van de misraming van de Nederlandse economische groei kan worden herleid tot de misschatting van één internationale variabele: de groei van de wereldhandel. Anderen die prognoses en realisaties van het CPB vergeleken, constateren dat er in de loop der tijd sprake is geweest van een verbetering van het 'voorspelvermogen' van het CPB. Desondanks heeft het CPB niet de illusie dat het ooit perfect zal ramen. We zullen dus moeten leren leven met onzekerheden. Dat is ook één van belangrijkste boodschappen in Nederland in drievoud en Scanning the future. Hoe kunnen we daar het beste mee omgaan? Bij de kortetermijn-ramingen van het CPB, die slaan op het lopende en komende jaar, wordt in de publikaties altijd ingegaan op onzekerheden en risico's en worden vaak 'onzekerheidsvarianten' gegeven. Dit in de hoop dat hiermee bij de beleidsbepaling rekening wordt gehouden. De regering moet echter wel een concrete begroting bij het parlement indienen. En om dat te kunnen doen, is ook een concrete cijferset macro-economische variabelen nodig. De belastingraming vereist een compleet macro-economisch beeld en ook de collectieve uitgaven worden in belangrijke mate bepaald door macro-economische factoren (loonstijging, prijsstijging, rentevoet, werkloosheid). De grote invloed van de macro-economische ontwikkeling betekent ook dat een bijstel-
7
I.
jl.
-
·~====~------=-----------------------------------------------------------------------------------
Het erbij creëren van nog ling van macro-economische prognoses een aantal CPB's automatisch leidt tot een wijziging van het begrotingsbeeld. En als, zoals in het afgelobrengt het risico mee pen decennium, het begratingsbeleid prevan 'selectief cieze doelstellingen kent voor grootheden als het financieringstekort en de lastenwinkelen'. Men druk, betekent iedere bijstelling van de macro-economische prognose ook dat het begratingsbeleid moet worden aangepast. neemt de prognose of Dàt wijzigende macro-economische proganalyse die politiek noses zoveel onrust teweeg brengen in het begratingsbeleid heeft te maken met het het meest plezierig is ontbreken van enigerlei buffer in de begroting. De uitgavenraming bevat geen enkele reserve en het financieringstekort kan evenmin de normale bufferfunctie vervullen. Hierdoor hebben de prognoses van het CPB een ongezond grote invloed gekregen. Onder de huidige omstandigheden kan het CPB daar weinig aan doen. De lijn is: niet al te frequent met nieuwe prognoses komen. Als zich echter plotseling belangrijke wijzigingen in de internationale economie voordoen, dan is het zaak om zeer snel met een gecorrigeerde prognose te komen. Dan resteert immers zoveel mogelijk tijd om tot een zorgvuldige wijziging van het beleid te komen.
~I
SMALLE MARGES Leidt het gebruik van CPB-prognoses of scenario's bij het beleid tot een inperking van politieke marges? In bepaalde opzichten is dat inderdaad het geval. Het is gemakkelijker politiek te bedrijven naarmate de prognoses gunstiger zijn. Wat dat betreft kan het CPB soms een vervelende factor zijn. Als het opstellen van prognoses een door de politiek beheerst proces wordt, dreigen deze echter al snel stelselmatig te optimistisch te worden. De CPB-prognoses voor de economische ontwikkeling vertonen geen systematische trend in de richting van optimisme of pessimisme. Een verstandig gebruik van deze prognoses bij het beleid leidt evenmin tot het doodslaan van het politiek debat, in tegendeel. Door een hoge economische groei als vertrekpunt te nemen, is het niet moeilijk om allerlei doelstellingen te verenigen. De koopkracht van de minima, het milieu, de ontwikkelingshulp, het tekort en de lastendruk zijn dan allemaal redelijk op orde te brengen. Als de uitweg van optimistische ramingen echter niet bestaat, moet de politiek controversiële keuzen maken tussen de diverse doelstellingen. Naar ik uit het artikel van Bader en Van den Berg heb begrepen, is dàt de kern van de politiek. Het is bovendien niet zo dat de prognoses 'beleidsresistent' zijn. In dat opzicht is er een fundamenteel verschil met de prognoses van het KNMI. De uitdaging voor de politiek is tevens om tot beleidsbeslissingen
8
te komen die leiden tot een gunstiger ontwikkeling dan bij ongewijzigd beleid.
ECONOMISCHE POLITIEK Vanaf de oprichting van het CPB is het de bedoeling geweest om niet alleen prognoses te maken maar ook om een rol te vervullen bij de bepaling van het sociaaleconomisch beleid. Dit verklaart ook dat de directeur van het CPB van meet af aan lid is geweest van een aantal adviescolleges, zoals de Sociaal-Economische Raad (SER) en de Commissie Economische Coördinatie (CEC). Ex-CPB-directeur Jan Tinbergen stelde een paar jaar geleden: 'Ik heb me als econoom eigenlijk nooit zo beziggehouden met de vraag of ik kon voorspellen hoe het zou gaan. Voor mij was van veel groter belang wat de juiste economische politiek op een bepaald moment zou kunnen zijn, en hoe we die het beste konden uitstippelen.' Bij het beoordelen van de economische gevolgen van concrete beleidsvoorstellen gaat het om een zeer breed scala. De wijze waarop de economische gevolgen in beeld worden gebracht, verschilt dan ook van onderwerp tot onderwerp. Per onderwerp wordt nagegaan wat het meest geschikte model is dat we daarvoor in huis hebben. De keus is vrijwel altijd voor de hand liggend. De uitspraak 'different models for different purposes' geldt ook op het CPB. Hoewel lang en boeiend gefilosofeerd kan worden over de politiek-ideologische grondslagen van verschillende economische theorieën geldt in de praktijk ook 'different theories for different problems'. Zo kan je het effect van regulerende heffingen en lastenverschuivingen alleen maar zinvol analyseren binnen het neo-klassieke paradigma. Per onderwerp verschilt ook de stelligheid waarmee het CPB uitspraken durft te doen. Over de gevolgen van een verlaging bij voorbeeld kunnen we tamelijk stellig zijn. Die is theoretisch niet complex en we hebben er de nodige ervaring mee. Voor de effecten van een winstdelingsregeling daarentegen moeten zoveel aanvullende veron-
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
derstellingen worden gemaakt dat we daar veel slagen om de arm houden. En tenslotte: over sommige onderwerpen hebben we niets kwantitatiefs te melden. Zo wagen we ons niet aan kwantitatieve uitspraken over de gevolgen van een actiever mededingingsbeleid, het afschaffen van de preventieve ontslagtoets, het staken van het algemeen verbindend verklaren van bedrijfstak-cao's en ga zo maar door.
POLITIEKE PARTIJEN De vraag is opgeworpen of deze activiteit van het CPB er niet toe leidt dat het CPB teveel macht heeft en of de politiek niet te zeer wordt ingeperkt door de rol die het CPB speelt. Bader en Van den Berg spreken zelfs van 'een herovering van het primaat door de democratische politiek'. Zoals wij het zien, geven we naar beste weten onze indruk van de economische gevolgen van beleidsvoorstellen en het is aan politici om daar hun voordeel mee te doen. Ook in de praktijk zie ik niet dat politieke partijen hun keus louter bepalen aan de hand van de CPB-beoordeling van de economische effecten. Dat is maar goed ook want er is méér dan economie. In het geval dat wij becijferen dat het afschaffen van Defensie en Ontwikkelingshulp gunstig zou uitwerken op de Nederlandse economie zal geen enkele politieke partij dit bepleiten. In het feit dat volgens het CPB het afschaffen van kostwinnersfaciliteiten in de belastingheffing gunstig uitwerkt op de werkgelegenheid heeft het CDA geen aanleiding gezien dit te propageren. Dat een lager niveau van sociale uitkeringen volgens het CPB gunstig werkt voor de werkgelegenheid heeft Groenlinks en de PvdA niet tot een ander standpunt gebracht. En dat een verlaging van de toptarieven van de inkomstenbelasting niet erg effectief is voor de werkgelegenheid zal de VVD niet snel tot andere opvattingen brengen. Dat is ook allemaal prima. ledere politieke partij heeft haar eigen doelstellingen en afwegingen, en die liggen ook voor een belangrijk deel buiten de economische sfeer. De vraag laat zich tegelijkertijd stellen of het wenselijk is dat politieke partijen in het vervolg op eigen gezag de economische effecten van hun beleidsvoorstellen in beeld brengen. Als ze zèlf een keus mogen maken tussen verschillende instituten treedt hetzelfde effect op: men kiest de becijfering die het beste uitkomt. Hier dringt zich een analogie op met de prognoses. Ongetwijfeld treedt dan een vermenging op van politieke wensen en economische beoordeling. Groenlinks zal gaan rekenen met zeer hoge 'prijselasticiteiten' van de vraag naar energie, het CDA zal het werkgelegenheidseffect van afschaffing van
kostwinnersfaciliteiten bagatelliseren en de VVD zal zeer gunstige effecten toekennen aan de afschaffing van de vermogensbelas-
men en knelpunten op internationaal en nationaal niveau. Het CPB wil daarmee de politieke creativiteit bevorderen zodat tot
effecten die van de diverse beleidspakketten mogen worden verwacht.
ting en aan het niet doorgaan van de verhoging van het huurwaardeforfait. De huidige taakverdeling is efficiënt. De politiek houdt zich bezig met politieke keu-
een effectief beleid kan worden gekomen.
Op het CPB is een omvangrijke deskundigheid en ervaring verzameld op het gebied van economische theorie, statistiek, econometrie, informatica, modellenbouw en
DOORREKENEN Wat is het nut van het verschijnsel dat poli-
zen, de belangengroepen met het verdedigen van belangen en het CPB met de beoordeling van maatregelen op economische effecten. En ook wat dit betreft is het zo dat die taakverdeling het politieke debat ten goede komt. Politici kunnen zich niet verschuilen achter fraaie retorica omtrent economische effecten maar worden geforceerd hun politieke keuzen naar voren te brengen. Essentieel is daarbij wèl dat het vertrouwen mag bestaan dat het CPB zich op een evenwichtige wijze van zijn taak kwijt. Hoewel ook politici, vakbonden en
tieke partijen zich tot het CPB wenden om
werkgevers soms zeer goede kritiek op
zichtbaar.
economisch terrein kunnen leveren en we daar graag ons voordeel mee doen, is dat niet het vak waarvoor ze betaald worden. De mening van professionele collega's is uiteindelijk interessanter en zeker minder bevooroordeeld.
Een ander voordeel is dat de gangbare praktijk dat in programma's opgenomen getallen vaak een verschillende basis hebben, kan worden tegengegaan. Als de ene partij zegt dat de gezondheidszorguitgaven in volume stabiel moeten blijven, en de
SCENARIO'S Een ander deel van de CPB-activiteiten is het behulpzaam zijn bij het ontwikkelen van beleidsopties die bijdragen aan door de politiek bepaalde doelstellingen. Naast de gewone hand- en spandiensten aan regering en politieke partijen heeft deze activiteit ook uitdrukking gekregen in de lange-termijn-studies van het CPB. In de diverse scenario's is niet alleen tot uitdrukking gebracht hoe zaken snel mis kunnen lopen, maar ook hoe belangrijke doelstellingen binnen bereik kunnen worden gebracht. De meeste auteurs in de bundel Het Centraal Planbureau in politieke zaken zien de aanpak van de lange-termijn-studies- met wat slagen om de arm - als een positieve ontwikkeling. Dit is ook overigens de overheersende reactie uit de kring van politieke partijen, vakbeweging, werkgeversorganisaties en individuele bedrijven. Teulings lijkt op dit vlak een dissident. Zijn vrees is dat het CPB het gat dicht van het gebrek aan zelfbewustzijn en serieuze lange-termijnperspectieven bij politieke partijen. Dat gat moeten politieke partijen zèlf dichten, zo luidt zijn opvatting. Op dit vlak zit ik toch dichter bij Visser die ik in het voorafgaande nogal kritisch heb bejegend. Voor het CPB is óók een taak weggelegd in het zoeken naar alternatieven voor de toekomst en naar verschillende mogelijkheden en wegen om doelen te verwezenlijken. Een belangrijk doel van de beide lange-termijnstudies was juist het stimuleren van het debat over belangrijke structurele proble-
het verkiezingsprogramma door te laten rekenen? Ik zie daarin een viertal voordelen. Het eerste voordeel is dat de programma's bij hun opstelling een gemeenschappelijk vertrekpunt hebben. Een partij kan geen fraaiere resultaten voorspiegelen louter en alleen op grond van het feit dat men is uitgegaan van meer optimistische economische ontwikkelingen dan andere partijen. Hierdoor worden de verschillende financieel-economische keuzen die politieke partijen maken duidelijker
andere partij zegt dat er jaarlijks I ,3 procent bezuinigd moet worden, kunnen dat identieke voornemens zijn. De ene partij redeneert dan ten opzichte van het gerealiseerde niveau, de andere ten opzichte van de groeiende meerjarenramingen. Bij de vorige verkiezingsprogramma's bleek een dergelijke spraakverwarring te bestaan over de intensivering van het milieubeleid, waarbij iedere partij een ander referentiepunt had. Het op een uniforme wijze naast elkaar zetten van de programma's maakt de inhoud ervan beter vergelijkbaar.
Ten derde worden partijen gedwongen helderheid te scheppen over de werkelijke financieel-economische betekenis van bepaalde voornemens. Het is bij voorbeeld verhelderend als 'prioriteit voor het onderwijs' volgens de financiële verantwoording betekent dat er geen extra geld voor is uitgetrokken, en als 'het zoveel mogelijk beschermen van de koopkracht van de minima' blijkt uit te komen op een daling van tien procent van die koopkracht. Een laatste voordeel is dat partijen een beroep kunnen doen op de bij het CPB aanwezige deskundigheid op allerlei deelterreinen (gezondheidszorg, sociale zekerheid, verkeer en vervoer, volkshuisvesting et cetera) en de getallen die bij bepaalde maatregelen horen, kunnen laten checken. Dit zijn allemaal voordelen die ertoe leiden dat programma's beter vergelijkbaar worden zodat duidelijker wordt welke keuzen en afwegingen de diverse politieke partijen maken. Bovendien geeft de doorrekening ook nog een indruk van de economische
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
modelgebruik. Daarnaast is er ook veel know-how op allerlei deelterreinen: internationale economie, bedrijfstakken, sociale zekerheid, arbeidsmarkt enzovoorts. Die verzamelde deskundigheid vereist een zekere schaalgrootte en is niet alleen van belang voor prognoses maar ook voor complexe beleidsanalyses. Het lijkt niet erg zinvol dit te doubleren, daarvoor is Nederland te klein. Het erbij creëren van nog een aantal CPB's brengt bovendien het risico mee van 'selectief winkelen': men neemt de prognose of
, I
analyse die politiek het meest plezierig is. De monopoliepositie die het CPB in een aantal opzichten de facto heeft, maakt het wèl des te meer noodzakelijk dat discussie, concurrentie en pluriformiteit worden bevorderd. Langs allerlei wegen probeert het CPB daaraan mee te werken. T
Gerrit Zalm Gerrit Zalm is directeur van het Centraal Planbureau Ter gelegenheid van het verschijnen van de bundel 'Het Centraal Planbureau in Politieke Zaken' vond op 14 mei JOngstleden in De Balie in Amsterdam een studiemiddag plaats. De organisator, het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks, nodigde Gerrit Zalm uit te reageren op de in de bundel verzamelde kntiek. Bovenstaand artikel is gebaseerd op de aldaar gehouden lezing Het boek IS verkrijgbaar bij het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks, Voor meer informatie zie pagina 4 7.
I'
I
I I
I
------------------------------------------------------------------------------------------------~~~
Revolutie achter de coulissen
De generatie uit de jaren zestig bezit het monopolie op
het begrip
~generatieconflice.
Zo ook in de
toneelwereld. Aktie Tomaat, en alles wat daarna kwam, stond model voor toneelvernieuwing. Van een botsing tussen de generaties is dan ook geen
sprake in de ogen van de dikveertigers die nu de dienst uitmaken. De nieuwe lichting theatermakers denkt daar anders over. Is er een nieuw generatieconflict in de maak? Vorig seizoen werd door het Amsterdamse Theater Frascati een discussie georganiseerd over de vraag of er in de toneelwereld een generatieconflict woedt. Dit gebeurde onder de veelzeggende titel Status Quo. Naar aanleiding van de verschillende enscèneringen van een aantal jonge theatermakers van een scène uit De Meeuw van Tsjechov, zaten de twee theater-generaties - de dikveertigers en de begindertigers voor het eerst tegenover elkaar. Door het stellen van de vraag of er sprake is van een generatieconflict, werd indirect de dieperliggende vraag opgeworpen of er nieuwe vormen van engagement in het toneel die contrasteren met de oude. Volgens de dikveertigers, die overduidelijk de dienst uitmaken, was er van een generatieconflict geen sprake. Want een genera-
10
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
tieconflict, zo schrijft de mythe voor, moet plaatsvinden op artistiek-inhoudelijke gronden, vanuit een verzet tegen de bestaande situatie. Dat was immers zo tijdens Aktie Tomaat, de symbolische actie waardoor het vorige generatieconflict aan het eind van de jaren zestig een omwenteling in het theaterbestel veroorzaakte. Van 'de nieuwe generatie' lijkt nu iets soortgelijks te worden verwacht- alsof zij op voorhand een nieuwe mythe tegenover de oude moet plaatsen. Waar is jullie statement, jullie pamflet of manifest wordt hen steeds gevraagd, terwijl zij zelf gewoon het liefst door willen gaan met het maken van voorstellingen, zonder zich af te hoeven vragen of zij wèl of niet tot deze nieuwe generatie behoren. Een groot deel van de 'nieuwe generatie' is het bovendien in principe en oprecht eens met de wijze waarop er tegenwoordig theater wordt gemaakt. Kortom, zij hebben dus niets om zich tegen af te zetten. Van een generatieconflict van het type van de jaren zestig is dan ook geen sprake. Waarom verwacht men toch steeds dat de geschiedenis zich op basis van dezelfde condities zal herhalen? Dat er sprake is van botsende toneelgeneraties is evident. Het nieuwe generatieconflict draait om de verdeling van de beschikbare middelen. De democratisering waarlangs de vorige generatie omhoog is geklommen, blijkt namelijk een keerzijde te hebben gekregen. Het huidige theater, het eerste en tweede circuit, is overvol geraakt en van doorstroming is nauwelijks sprake. Hoe moet dat verder met die theatermakers die nu al te
Volgens de dikveertigers, die oud zijn om jong te worden genoemd maar overduidelijk de die naar het zich laat aanzien nog geruime tijd op het pluche blijven zitten/ De tomadienst uitmaken, is er ten-generatie plukt, na een moeizaam begin, nog steeds de vruchten van haar eigen van een actie en lijkt voorlopig niet bereid ruimte te maken of middelen af te staan. Zij lijkt zich generatieconflict liever te koesteren in haar relatieve tevredenheid en doet haar best om datgene wat geen sprake zij jarenlang heeft opgebouwd zolang mogelijk, en in ieder geval voor zichzelf, te behouden. De grote vraag lijkt: wie-o-wie maakt in de toekomst die voorstellingen in de grote zaal/ Of wordt het niet eens tijd om het toneelbestel aan de veranderingen aan te passen/
DEMOCRATISCHE KLEUTERS Volgens Susan Sontag is het begrip generatie alweer verouderd en spreken wij tegenwoordig in decennia, in de jaren vijftig, zestig, zeventig, tachtig. Bij gebrek aan ijkpunten, in een tijd die voortgestuwd wordt door de snelheid en veelheid van op elkaar volgende veranderingen, verwijzen wij naar typisch en vaak uiterlijke kenmerken van de tijd waarin we opgegroeid zijn waaraan wij voor onszelf met terugwerkende kracht een herkenbare identiteit ontlenen. Tien jaar is in de huidige omstandigheden al een betrekkelijk lange periode. In de zomer na de Status Quo-bijeenkomst maakten en speelden tien jonge theatermakers de voorstelling Neushoorns in juli. De eerste scènes zijn zogenaamde decenniabeelden, waarmee men zichzelf terug in de tijd plaatst. Zo is er de jeugd waarin de lichamelijke onschuld verloren gaat. Rond het lijk van Sneeuwwitje voltrekt zich een jaren-zeventig-feestje waar collectief wordt geblowd en men uit zijn bol gaat. In de tweede helft van de voorstelling lijken de losse scènes over het nu te gaan en trachten de makers een positie te bepalen. Een aantal citaten uit getuigenverslagen van oorlogsslachtoffers wordt onderbroken door het geluid van overvliegende helikopters terwijl een vuurspuwer de vloer gevaarlijk verlicht en een meisje dromerig met een mandje met botten speelt. 'Oorlog' zoals door de makers via de media ervaren, wordt hier theatraal voelbaar gemaakt. In de scène die op mij de meeste indruk maakte, drijft men de spot met de zichzelf legitimerende retoriek van het democratische debat en het demagogische geweld dat daarmee gepaard gaat. Na een belsignaal klinkt een statement en geeft iedereen zijn commentaar. De scène wordt telkens exact herhaald, zoals je een videofragment weer steeds opnieuw kunt afdraaien. Het enige dat verandert zijn de statements en het daaraan aangepaste woordelijke com12
mentaar. Alle bewegingen worden exact en steeds heftiger herhaald. Een glas water dat iemand vasthoudt, raakt door het reproduceren van telkens maar weer hetzelfde reactiepatroon langzaam leeg. De statements worden mededelingen, iedereen schreeuwt door elkaar en staat uiteindelijk als een kleuter in een klein plasje water te stampen. Deze voorstelling verwijst naar een belangrijk dilemma waar deze jonge theatermakers door de huidige cultuurpolitieke situatie mee te maken hebben. Chris Keulemans brengt dit dilemma in een artikel in de Volkskrant van 4 oktober 199 I goed onder woorden: 'Plotseling zijn allerlei begrippen onbruikbaar geworden, omdat de wereld waarin ze pasten niet meer bestaat. (... ) Er moet iets gebeuren, maar hoe1 Wie de verantwoordelijkheid neemt vraagt ook om macht, en die is onhanteerbaar. Misschien zijn macht en verantwoordelijkheid ook opgezette woorden, op zoek naar nieuwe betekenissen om ze op te vullen.' Neushoorns in juli gaat over een groep jonge mensen die graag blijvend theater wil maken. Er is geen geld en er zijn geen grote thema's. Zij nemen geen stelling maar laten zien hoe zij tegen de wereld en haar onvolmaaktheden aankijken. Zij tonen zichzelf en hun gemeenschappelijke ervaringen en laten tussen de regels door merken dat zij hoe dan ook door zullen gaan met het maken van theater.
IJDELE VEERTIGERS Dat het rommelt in het theaterbestel bleek ook in dit voorjaar toen het oude hoofdstedelijke Shaffytheater - Felix Meritis is tegenwoordig weer de naam- in een impulsieve actie werd bezet. Er zouden teveel zalen leegstaan en de actievoerders wilden, net als voorheen, hun voorstellingen in dit theater blijven uitbrengen. 'Felix Meritis staat helemaal niet leeg', was het commentaar van één van de directeuren en tevens de Godfather en oprichter van het Shaffytheater: 'Jullie mogen blij zijn dat het gebouw nog als zodanig bestaat. Wij hebben het ternauwernood kunnen redden door er een Europeon Centre for Arts and Science in onder te brengen. Er vinden allerlei internationale conferenties plaats
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
waarvoor maar in zeer beperkte kring publiciteit wordt gemaakt (vandaar dat jullie dat niet weten). Maar er zijn ook repetitieruimtes voor een aantal ingewijden die er ook hun voorstellingen uitbrengen. Er moest een keuze worden gemaakt'. Kun je na wat Shaffy al die tijd betekend heeft voor de jonge garde theatermakers, een bruisend theaterbolwerk waar drie voorstellingen op één avond te zien waren, een ontmoetingscentrum voor veel theatermakers die later zijn gaan samenwerken - kun je zo'n plek nu omwille van de persoonlijke Europese ambities van de oprichter zomaar aan het circuit onttrekken, was de vraag. 'Nee', zei men in de zaal. 'In de benarde situatie die door bezuinigingen toch al dreigt te ontstaan, kun je dat niet maken'. Dat de actie onschadelijk werd gemaakt doordat zij alleen maar zou berusten op een intuïtief gevoel van onrechtvaardigheid is voorspelbaar en tekenend tegelijkertijd. Toch kwam juist hierdoor de impertinente vraag naar boven 'wat is eigenlijk de verantwoordelijkheid van de vorige generatie?' Wat zijn hun ideeën over hoe het verder moet gaan/ De veertigers lijken zich geruisloos te hebben aangepast aan de tijd en blijken, in tegenstellingtot wat de mythe ons lange tijd heeft doen geloven, opeens ijdel en cynisch te zijn. Een teken van ideologie, van saamhorigheid en solidariteit is ver te zoeken. De Ark is gebouwd en blijkt gewoon te klein om iedereen die in tijden van voorspoed is opgeleid mee te laten varen. Deze levenshouding, en hoe je als niet-ingewijden hier tegenover een positie moet bepalen, wordt indirect door jonge theatermakers verheven tot het onderwerp van veel van hun voorstellingen. Zweet, geschreven en geregisseerd door de jonge theatermaker Koos Terpstra, opent met een verkrachting van een jonge vrouw terwijl haar vrienden onverschillig toekijken. Een oudere man, in een rolstoel en met een doek voor zijn ogen, praat alsof er niets aan de hand is over zijn verleden en de daarin opgedane illusies. Uiteindelijk sluit de vrouw een pact met haar verkrachter om hem vervolgens met het pistool van de oude man te bedreigen. De oude man doet weer niks. Hij houdt zijn mond en sluit zich af voor zijn medeplichtigheid, terwijl de jongeren een appel doen op zijn gevoel voor verantwoordelijkheid. Driftmatige reacties en gewelddadige confrontaties vieren hoogtij in de kleinschalige produkties die door deze jonge theatermakers worden gemaakt. Tegen de stroom in is men op zoek naar een verhaal achter datgene wat over het algemeen voor waar wordt aangenomen. Men is op zoek
naar menselijkheid, naar intimiteit, naar waar men nog door geraakt wordt om zo een positie te kunnen bepalen in een systeem dat onrechtvaardig is en een wereld die op instorten staat. Ook uit de andere voorstellingen die worden gemaakt, blijkt dat politiek theater met een duidelijke stellingname eenvoudigweg niet meer te maken is omdat de waarheid niet meer bestaat en ideologische ijkpunten verloren zijn gegaan. Het politieke engagement- als er al sprake van is- uit zich in de manier waarop de actualiteit in het theater wordt binnengehaald en is eerder maatschappelijk of humanistisch van aard. Men probeert de wereld in kaart te brengen om zo te tonen waar en wat er allemaal mis is en kan gaan. De manier waarop dit gebeurt, neemt verschillende vormen aan, naar gelang de omstandigheden waarin en het materiaal waarmee de voorstellingen zijn gemaakt. Wat de functie is van theater en hoe je de toeschouwer anno 1994 nog kunt raken, lijken vooralsnog de belangrijkste vragen waarmee 'de nieuwe generatie' worstelt. ELEMENTAIR WERELDBEELD De klassiekers die door de grote gezelschappen worden gespeeld, ontlenen hun waarde in de eerste plaats aan het feit dat zij gezien worden als ons culturele erfgoed, als de verhalen die de tijd hebben doorstaan en waaruit al het andere toneel is ontstaan. Integraal gespeeld kan een klassieker door de verbeelding van de tekst in het toneelbeeld, de aankleding, de belichting en de speelstijl een actuele waarde krijgen. Het elementaire wereldbeeld, in de vorm van een afgerond en gesloten verhaal, wordt in klassiekers op verschillende manieren door middel van een beeldtaal naar het nu vertaald. Een voorbeeld. In het eerste deel van Ajax/ Antigane van Ivo ten Hove, gespeeld door het Zuidelijk Toneel, bestaat het koor uit kaalgeschoren jongens met ontbloot bovenlijf. Ze smijten met babypoppen en besmeuren zichzelf en elkaar met bloed. De onderlinge machtsstrijd wordt van bovenaf bekeken door een godin. Tussen het cola drinken en chips eten door 'doet' deze vrouw in lakjas ook af en toe een tekstje. Er is hier letterlijk een soort beeldverhaal gemaakt, een actuele illustratie van het oeroude verhaal: de godin symboliseert de reclamewereld en de jongens verbeelden het oorlogsgeweld dat we dagelijks via de tv voorgeschoteld krijgen. Het smijten met de babypoppen ten slotte lijkt te duiden op hun onverantwoordelijkheid ten aanzien van wat nog komen gaat. De onverschilligheid van de op consumptie gerichte mediacultuur waarin reclame de dienst uitmaakt,
Overgewicht door De Trust; foto: Potnek G. Mets is in deze voorstelling aanleiding voor een overgave aan zin- en grenzeloos geweld. In het tweede deel, in het middelpunt van een doolhof van lege tafels die in een spiraalvorm staan opgesteld, onderhandelt Antigene (de dochter van de verbannen koning Oedipus) met haar oom, die tijdelijk de dienst uitmaakt. Ondanks het feit dat de politieke situatie het volgens oomlief niet toelaat, eist Antigene, met gevaar voor eigen leven, haar broer te mogen begraven. Door de ruimtelijke metafoor, het labyrinth van lege tafels, heeft het toneelbeeld hier ook fysieke consequenties voor het spel. Ik merk dat ik juist hierdoor directer wordt geraakt dan door de visuele beeldtaal die het eerste deel tot een soort stripverhaal maakte. De gang van en naar het middelpunt, in dit geval tussen de lege tafels door, verbeeldt pijnlijk herkenbaar de psychologische manipulatie van een politieke onderhandelingssituatie. De uitputtingsslag, de afmattingsstrategieën en de schijn van medezeggenschap van het hedendaagse politieke debat in onze bureaucratische samenleving worden ook lichamelijk voelbaar. In A// for Love van de Blauwe Maandag Compagnie en geregisseerd door Luk Perceval wordt de actualisering daarentegen gezocht in de drijfveren van de personages. Het dilemma wordt in deze voorstelling in een emotioneel kader geplaatst waardoor hedendaagse en persoonlijk gearticuleerde obsessies tot op het bot worden uitgespeeld. Els Dottermans en Jan Decleir acteren de sterren van de hemel. De hartstocht waarmee zij hun wanhoop te lijf gaan en vooral elkaar proberen te raken, is pijnlijk herkenbaar en van alle vormelijkheid die klassiekers zo ouderwets maakt, ontdaan. Hier spreekt de hedendaagse mens door middel van een historisch personage. Antonius is een kinderlijke man die zich teveel laat gaan: een laffe machthebber die zijn ondergang voelt aankomen, zijn politieke verantwoordelijkheid in de wind slaat en vlucht in een lustspel met Cleopatra. Cleopatra is niet zozeer mooi maar vooral sterk,
,I een vrouw die haar schoonheid ontleent aan het feit dat ze weet wat ze wil en haar eigen keuzes maakt. De regisseur laat de acteurs schitteren en het werkt. Ik word geraakt, hoewel de politieke dilemma's in de tekst volledig langs mij heen gaan. Het probleem is dat de link met de actualiteit in klassiekers lijkt te worden beperkt door de opgelegde structuur van het vertelde verhaal. REDELOOS GEWELD In nieuw repertoire neemt de waanzin het heft engecontroleerder in handen omdat deze is doorgedrongen tot in de structuur van het verhaal. Bovendien wordt er van andere metaforen gebruik gemaakt dan in de geactualiseerde klassiekers. Zo is er het failliet van de taal die bol staat van grof geventileerde frustraties, beledigingen en misverstanden. De taal is verhullend en de personages maken nauwelijks een ontwikkeling door waardoor de stukken vooral situatiedrama's zijn. De personages zijn geen karakters maar bestaan uit een willekeurig aantal reactiepatronen en daaruit voortvloeiende handelingen. Door de verstikkende irrationaliteit van de situatie men begrijpt elkaar niet, luistert niet, men spreekt een andere taal - wordt er een soort redeloos geweld naar de oppervlakte gehaald. leder praat en leeft voor zichzelf ook al probeert men halsstarrig contact te maken. Een overkoepelend thema in het nieuwe repertoire is 'de vreemdeling' waaraan een botsing tussen verschillende culturen - in de meest brede zin van het woord- wordt opgehangen. In Overgewicht, vormeloos-van de jonge Oostenrijkse schrijver Werner Schwab opgevoerd door de Trust onder leiding van Theu Boermans-worden twee schuchtere moderne yuppen door de stamgasten van een volkscafé aangevallen en verkracht. Spectaculair is vooral het beeld in het tweede deel waarin, na een donkerslag, blijkt dat zij letterlijk verorberd zijn. Er liggen alleen nog maar twee aangevreten karkassen tussen de met bloed be-
I
,'1
I
I I
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
1
i
[I 1.1
Men drijft de spot met de zichzelf legitimerende smeurde stamgasten die vlijtig de restjes vlees tussen hun tanden verwijderen om retoriek van het zich vervolgens over te geven aan een bevrijdings- of reinigingsritueel. In het derde deel, als we de vreemdelingen weer in democratische debat levenden lijven zien, blijkt dit bacchanaal en het demagogische slechts een visioen te zijn. De yuppen eten nu een hapje en vermaken zich dit keer juist kostelijk met de grofheid en ellende van de geweld dat daarmee stamgasten, die op hun beurt moeten overgeven, overstuur worden of in zichzelf gegepaard gaat keerd raken. Het geweld dat onder de oppervlakte tekeer gaat wanneer een vreemdeling zich in een andere cultuur waagt, zoekt hoe dan ook een uitweg. Het is eten of gegeten worden. Het misselijk maken of misselijk zijn, is hier een nieuwe variatie op Hamiets dilemma. De link met de actualiteit is in het nieuwe repertoire overduidelijk, maar kan ook worden afgedaan met het feit dat het over een bepaald soort mensen gaat, ergens in een café in het voormalige OostDuitsland. Doordat het visioen concreet is gemaakt en de spelers hun personages grotesk hebben uitgewerkt, wordt wat mij betreft het verhaal juist onschadelijk gemaakt en gereduceerd tot een soort modern entertainment. Ik word niet wezenlijk geconfronteerd met mijzelf en mijn persoonlijke dilemma's in soortgelijke situaties. SCHIZOFREEN PARADIJS
Count your Blessings, een door Gerardjan Rijnders geschreven en geregisseerde tekst, behandelt hetzelfde thema. In een hotel van tweemaal vier kamertjes boven elkaar worden de acteurs vanToneelgroep Amsterdam geconfronteerd met een aantal gastspelers (de vreemdelingen). Dit stuk gaat niet over vreemdelingenhaat, want iedereen in het hotel blijkt een vreemdeling te zijn in zijn of haar eigen wereld. Er wordt niet of nauwelijks op elkaar gereageerd hoewel de acteurs zich wel letterlijk en figuurlijk proberen bloot te geven. Ze vragen om aandacht of gaan gewoon hun eigen gang, zonder rekening te houden met elkaar. Count your Blessings (Tel uw zegeningen of moderner vertaald: Tel uit uw winst) is de naam van het hotel dat symbool lijkt te staan voor het schizofrene paradijs van de westerse wereld waarin gevluchte vreemdelingen zijn ondergebracht. In tegenstelling tot de kudde acteurs blijven de meeste vreemdelingen eenzaam met hun eigen verhaal in hun kamertjes. Op een benauwende manier zijn alle personages door en in het toneelbeeld, dat de hele toneellijst opvult, gelijkwaardig. Als toeschouwer moet je van het ene naar het andere kamertje schakelen en zèlf bepalen waar je naar kijkt. Er is geen 14
verhaal, er zijn alleen flarden teksten, losse beelden en geluiden uit radio- en televisieprogramma's. Is dit theater als televisie, een aaneenschakeling van fragmenten zonder een overkoepelend verhaal? Of een opera, een visueel hoorspel van stemmen onder een oppervlaktelaag? In ieder geval heeft hier ook de vorm van de vertelling (het 'zappen') een actuele waarde omdat die verwijst naar onze ervaring van de wereld, die grotendeels door de televisie wordt bepaald. Vijf jaar geleden (al) schreef Gerardjan Rijndersin Toneel Theatraal: 'Toneel heeft lange tijd de pretentie gehad een duidelijke stelling, een duidelijke mening te poneren. (... ) Wat ik leer van alle informatie die door elkaar heenloopt, is dat ik niet meer op zoek ben naar een ultieme waarheid of een definitief oordeel. Ik ben zelf wel voortdurend aan het oordelen en probeer na te gaan wat ik er nou van vind, hoe ik er tegenover sta. Maar dit debat wil ik vooral met het publiek aangaan. In voorstellingen wil ik zoveel mogelijk kanten en aspecten aan bod laten komen, dingen die elkaar tegenspreken, die elkaar kunnen versterken, die elkaar absoluut kunnen ontzenuwen en relativeren.' Hoewel Count your Blessings een weerspiegeling is van de huidige wereld en van een tijdsgevoel haal ik na het zien van de voorstelling toch mijn schouders op. De voorstelling heeft mij niet ècht kunnen raken. Ik bleef er van een afstand tegenaan kijken zoals ik soms ook naar de televisie staar. Pas na intensieve bestudering van de voorstelling besefte ik dat Gerardjan Rijnders de vraag stelt 'welke mensen zijn het meeste waard?' Het kiezen tussen mensen die in feite al verloren zijn, wordt hier gepresenteerd als het nieuwe politieke dilemma. MONTAGETHEATER Hoewel Count your Blessings gezien wordt als één van de zogenaamde montagevoorstellingen van Gerardjan Rijnders blijft demontage beperkt tot het door de regisseur samenvoegen van de verschillende elementen die een rol spelen in de voorstelling. Het 'echte' montagetheater zoals Neus-
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
hoorns in juli wordt collectief en op de vloer gemaakt. Er is dus geen vantevoren bepaald en afgerond concept, geen vantevoren geschreven tekst die al definitief vaststaat. Voor het grootste gedeelte wordt de voorstelling door de spelers zelf naar aanleiding van improvisaties en materiaal wat iedereen aandraagt, gemaakt. De betrokkenheid en inbreng van de acteurs als mensen die midden in deze wereld en in onze tijd staan, is dan ook een wezenlijk bestanddeel van het effect dat deze voorstellingen proberen op te wekken. 'Montagevoorstellingen' zijn een soort theatrale essays over actuele onderwerpen en maken gebruik van allerlei structuren, van verschillende stijlen en technieken. Uitgangspunt is meestal een hedendaagse paradox die voor de ogen van de toeschouwer uiteen wordt gerafeld. Bewust word je als toeschouwer direct aangesproken en op het verkeerde been gezet. Dit met de bedoeling om (voor)oordelen aan de kaak te stellen. Door 'het concrete' op de voorgrond te plaatsen en doordat dit theater zijn eigen strategieën en die van de omringende werkelijkheid doorzichtig maakt, confronteert het montagetoneel je als toeschouwer met dat wat je nog als gênant of shockerend kunt ervaren. CULTURELE GRENZEN Voor Suver Nuver is de (Friese) afkomst van Peer van den Berg, Dette Glashouwer en Henk Zwart al jarenlang een inspiratiebron voor autobiografische en associatieve mimevoorstellingen. Wat begon met het openbreken van de vooroordelen over en de romantiek rondom hun Friese achtergrond -tijdens een afstudeerproject aan de Amsterdamsemimeopleiding-is in de loop der jaren uitgegroeid tot een gemeenschappelijke fascinatie voor culturele grenzen in het algemeen. In elke Suver-Nuvervoorstelling is het 'over de grens gaan' over een sociaal-maatschappelijke, historische of een feitelijke grens- als een prikkelende spanning, als een sentimentele herinnering die iedereen eigen is, uitgewerkt. Hoewel sommige voorstellingen op locatie worden ontwikkeld, kan ook het ergens verblijven dienst doen als locatie. Door zichzelf op te sluiten, door het maken van een reis of door een bepaalde samenwerkingaan te gaan, tastSuver Nu ver een soort actuele geestelijke vrijheid af. In De weg van het vlees bij voorbeeld werkten zij samen met drie bejaarde variété-artiesten, die zij als een soort vergane glorie trots op het toneel plaatsten om zichzelf ertegen af te zetten. In Pleisterwoede waren het drie gehandicapten en stelden zij zichzelf de vraag wie of wat gezond is in een tijd waarin alles gefixeerd is op de esthetiek van het lichaam.
Count your blessings door Toneelgroep Amsterdam; foto: Serge Ligtenberg 11
1: i
In Corpus lncorporated, een voorstelling van theater De Balie gemaakt in het kader van het publieke debat over keuzen in de gezondheidszorg, werd dezelfde paradox op een andere manier ontrafeld. Het publiek kreeg in een fictief toekomstbeeld de normatieve effecten van manipulatie-technieken die een rol spelen in de commercialisering van de gezondheidszorg voorgeschoteld. Corpus lnc. is namelijk ook de naam van een Amerikaanse multinational, een bedrijf dat gezondheid letterlijk als een produkt verkoopt. Heel slim haken de vijf medewerkers, tijdens wat de eerste Nederlandse produktpresentatie blijkt te zijn, in op de onmogelijke verwachtingen en onvervulbare verlangens die onze op vooruitgang gerichte en tot 'high-tech' uitgegroeide gezondheidszorg met zich meebrengt. Corpus /ncorporated is een aan de reclamewereld ontleende strategie om de angst van de toeschouwer op te roepen om haar vervolgens te bezweren. Als je geen lid wordt van Corpus tel je vroeg of laat niet meer mee en val je er buiten. In feite ridiculiseert de voorstelling de angst en afhankelijkheid van de burger die bereid is alles te doen om maar in die ene illusie te kunnen geloven: dat het onbeheersbare te beheersen valt. Duidelijk werd dat diegene die de psyche van de mens het beste kent en hierop het slimste kan inspelen, tegenwoordig degene is die gelijk heeft. Duidelijk is ook dat het montagetheater, hoewel het sinds Aktie Tomaat een steeds prominentere plaats inneemt, zich voorlopig nog in de marge van het bestel bevindt. Een bestel waarin de verdeling van de middelen nog steeds vooral gericht is op het
laten floreren van het repertoiretoneel van de grote gezelschappen. Dat de zogeheten jonge theatergeneratie uitsluitend montagetheater maakt, is niet waar, hoewel zij wèl meer geïnspireerd lijkt te worden door dit soort theater dan door het toneel dat gezelschappen maken.
ENGAGEMENT Of het montagetheater politiek theater is, blijft een moeilijke vraag. Wat in de jaren zeventig politiek theater heette omdat er een ideologie werd uitgedragen, werd in de jaren tachtig een statement genoemd. Anno 1993 spreken we van politiek engagement. 'Words, words, words', zei Hamlet al. Toch is het wat mij betreft zo dat juist in dit theater, meer dan in het theater dat gebaseerd is op de tekst van een auteur en waarin een afgebakende fictieve wereld wordt gepresenteerd, ik als toeschouwer direct in mijn beleving van het alledaagse word aangesproken. Door het bewust hanteren van alle voorhanden zijnde middelen en technieken worden in dit soort voorstellingen hedendaagse paradoxen, vooroordelen en vooronderstellingen naar voren gehaald. Veel van deze voorstellingen laten het failliet zien van een systeem waarop wij jaren hebben gevaren. Juist door de retorica van de strategieën en manipulaties die kenmerkend zijn voor onze huidige cultuur tot onderwerp te maken, zoals ook in veel van de voorstellingen van de jongere makers, worden hedendaagse dilemma's in al hun complexiteit en onoplosbaarheid voelbaar en zichtbaar gemaakt: Het leven met een dubbele moraal; de manier waarop we met waarden en normen omgaan; de
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
doortraptheid van manipulatiemechanismen en verleidingsstrategieën van onze welvaartstaat et cetera. Door de grenzen van en in onze beleving af te tasten, ontstaan andere vormen van vertellen en andere verhalen. In deze verhalen wordt de strijd tegen de gangbare onverschilligheid voor het lot van individuele mensen aangebonden en tracht men in de chaos en verwarring een positie te bepalen, ondanks de onzekerheid en de illusies die daarmee gepaard gaan. Opvallend is dat in dit theater het personage naar de achtergrond is verplaatst in tegenstelling tot de afgeronde karakters of vaststaande reactiepatronen van de personages uit het klassieke en nieuwe repertoire. De confrontaties tussen personages, tussen ideologieën of stellingnames is vervangen door een rechtstreekse confrontatie tussen de makers en de toeschouwer, een confrontatie van mens tot mens. Ten slotte, zeker in deze tijd, is de mens de maat van alle dingen. Juist door deze houding is het montagetheater niet alleen direct maar ook vaak open, toegankelijk en uitdagend. Het wil niet verleiden, is niet behaagziek maar biedt zich aan in zijn weerbarstigheid. Het stelt impertinente vragen die verwarring stichten en onbehagen veroorzaken. Het is aan de toeschouwer om (er) mee te vechten en zijn eigen politiek te bepalen. T
',
Fien Bloemen F1en Bloemen is freelance dramaturg en publiceert regelmatig in Toneel Theatraal
IS
Ogenschijnlijk werkt de instelling van de parlementaire enquête naar de sociale zekerheid in het voordeel van alle politieke stromingen die een fundamentele hervorming van het stelsel bepleiten. KEES VENDRIK bestrijdt dit naïeve beeld. Rechts is aan de winnende hand en probeert met alle macht te voorkomen dat er een beleid van scherpe arbeidsmarktinterventie van de grond komt.
I
De verzorgingsstaat in zijn nadagen De uitvoering van de sociale zekerheid is nog altijd het exclusieve domein van werkgevers en werknemers. Zij opereren binnen de marges die wetgever hen toestaat. De speelruimte is het grootst bij de werknemersverzekeringen. Immers, door een arbeidsmarktpolitiek kan het aantal mensen dat gebruik maakt van deze verzekeringen beïnvloed worden. Dit geldt niet voor de door demografische factoren bepaalde regelingen als AOW, AKW en AWW. Mensen worden immers vanzelfvijfenzestig jaar, krijgen een kind of gaan dood. Met de uitvoering van die regelingen valt niet makkelijk te sjoemelen. Bij de werknemersverzekeringen ligt dat anders. De politiek kan een 'volumebeleid' voeren - whatever that may be.
HISTORISCH COMPROMIS Het belangrijkste vangnet van de Nederlandse verzorgingsstaat - het sociale-zekerheidsstelsel- is in essentie gebouwd op een historisch compromis tussen werkgevers en werknemers. Dat grote verbond van 'arbeid' en 'kapitaal' bevatte een subtiel stelsel van afspraken: in ruil voor een goede collectieve sociale zekerheid en CAO's verkregen de werkgevers arbeidsrust, loonmatiging en een vrije arbeidsmarkt. De christendemocraten, liberalen en socialisten namen dit evenwicht tot uitgangspunt van hun naoorlogse economische politiek. Door de jaren heen heeft dit redelijk werkbare verhoudingen opgeleverd. De economische groei zorgde voor de financiële bodem onder de sociale zekerheid, de 'sociale partners' kregen het dagelijks bestuur
16
over de grootste bureaucratie van Nederland. Hoewel in de loop der jaren de sociale knokpartijen in driedelig paken-in mindere mate - op de steiger soms heftige vormen aannamen, geldt dit compromis tot de dag van vandaag. Langzaam maar zeker kwam de zwakte van dit systeem aan het licht. Het wordt almaar duidelijker dat het sociale-zekerheidssysteem alleen kon gedijen bij weinig aanbod van werklozen en arbeidsongeschikten. Vanaf het midden van de jaren zeventig echter werden de omstandigheden ongunstiger. Een structurele economische crisis deed de uitvoeringsburelen bijna bezwijken onder de aanvragen voor WW en WAO. Het 'historisch compromis' kwam onder druk te staan. Werkgevers en werknemers groeiden uit elkaar. Geconfronteerd met het stijgende beroep op de sociale zekerheid, wilden de werkgevers de kosten beperken door verlaging van de uitkeringen en beperking van de uitkeringsvoorwaarden. Hieraan heeft de politiek inmiddels al verschillende malen gehoor gegeven. De vakbonden, gesteund door de linkse politieke partijen, hanteerden een geheel ander principe: vermindering van de kosten van de sociale zekerheid via verruiming van de arbeidsmarkt door loonmatiging, herverdeling, aanbod van aangepast werk, extra banen in de collectieve sector en een verplichtingvoor de werkgevers om arbeidsongeschikten in dienst te nemen. De werkgeversoptie werd door de politiek overgenomen, de vakbonden werden op een zijspoor gerangeerd. Het perspectief van verhoging van de belas-
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
tingen ten bate van de collectieve sector en een daadwerkelijk ingrijpen in de arbeidsmarkt (herverdeling, aangepast werk, quotering en dergelijke) leidde tot mening nachtmerrie in werkgeverskamp. Men weigerde resoluut 'essentiële' ondernemersvrijheden op het spel te zetten. De politieke meerderheid volgde het werkgeversstandpunt: ingrepen in de arbeidsmarkt bleven achterwege, ook in de dramatische WAOzomer van 1991. Hoewel nooit officieel tot beleid verheven, heeft de praktijk van het 'omgekeerde volumebeleid' vaste voet aan de grond gekregen: hoe meer uitkeringen, hoe beter. De uitvoeringsorganen lieten de arbeidsmarkt voor wat zij was en deden weinig tot geen moeite om 'uitkeringsgerechtigden' aan het werk te krijgen. De respons van de vakbeweging was even logisch als fataal: geen (aangepast) werk, dan op zijn minst een fatsoenlijke uitkering. En zo geschiedde; met goedkeuring van de politiek, geheel in de geest van het sociaal compromis, op kosten van de gemeenschap.
WAO-SCHANDE Het meest duidelijk komt dit 'non-interventionisme' tot uitdrukking in de WAOkwestie. Om de totale kosten in de hand te houden, zijn alle Nederlandse ondernemers nodig. De WAO staat en valt met de bereidheid van elke werkgever om aangepast werk te organiseren. Het tegenovergestelde gebeurde, de anonieme sociale fondsen financierden de stelselmatige uitstoot van arbeidskrachten uit de economie.
.......
------------------------------------------------------------------------------------------------------~.i.
foto's: Jan Everhard I HH De sociale partners hielden elkaar in een wurggreep. Bij gebrek aan (aangepast) werk werden zoveel mogelijk werknemers de WAO ingeleid. Alles wat ziek, zwak en misselijk was, werd in de armen van de GAK-kantoren en GMD-artsen gedreven. Met name de ouderen, waar sneller 'iets' mee aan de hand is, en voor wie een sociale 'oplossing' eerder wenselijk wordt gevonden, werden naar de sociale loketten verwezen. Bij voorkeur richting VUT en WAO, vanwege de betere uitkeringsvoorwaarden (de WW is tijdelijk en van de bijstand valt niet te leven - de WAO en VUT lopen door tot de AOWgerechtigde leeftijd) en omdat de achtereenvolgende ministers van Sociale Zaken een 'opzwabbering' van het werkloosheidscijfer politiek bijzonder goed uitkwam. Men werd immers toen niet afgerekend op het WAO-volume, maar op het werkloosheidscijfer en elke WAO'erwas een werkloze minder. Het gesteehel over de vraag of met name voor de WAO de uitkeringsvoorwaarden en toetredingscriteria te ruim of te riant waren doet eigenlijk minder terzake. Arbeidsongeschiktheid valt vrijwel niet objectief-medisch vast te stellen, ook al wordt dat door velen beweerd. Strengere toetredingscriteria leidden dan ook niet tot een oplossing van het 'WAO-vraagstuk', maar hooguit tot een verschuiving naar andere werknemersverzekeringen. Wat niet wordt gezien is dat iedereen- hoe gehandicapt ook- een vorm van arbeid kan verrichten. Is dat type arbeid niet voorhanden of wordt het niet betaald, dan is men volledig arbeidsongeschikt. Dat maakt arbeidsongeschiktheid tot een maatschappelijk fenomeen bij uitstek. Veel werk is weggerationaliseerd, naar elders verplaatst en van inhoud veranderd. De Nederlandse werknemer wordt geacht steeds sneller, veelzijdiger, zelfstandiger, intelligenter, produktiever en creatiever te opereren. Onder de stijging van de arbeidsproduktiviteit gaat een indrukwekkende
kwaliteitsverandering van het werk schuil, waardoor velen als arbeidsongeschikt langs de kant komen te staan. Elke samenleving creëert dus haar eigen arbeidsongeschikten. In Nederland is dat pas ècht tot een probleem uitgeroepen toen het aantal WAO' ers zo hoog werd dat zij de bedrijven financieel tot last waren geworden. Het bedrijfsleven kreeg immers achteraf een deel van de rekening gepresenteerd in de vorm van stijgende premies (en looneisen).ln het licht van de ontwikkeling van het Nederlandse corporatisme is dat begrijpelijk, maar het blijft schandelijk. DIJKDOORBRAAK In onze verzorgingsstaat hebben sociale overwegingen nooit de kracht en macht van het financiële argument verworven. Dat is ook de gevaarlijke kant van de parlementaire enquête. Het sociale compromis van Nederland dreigt te worden opgeblazen en daarmee wankelt één van de belangrijkste pijlers van de verzorgingsstaat. Voor het front van de publieke opinie geven de sociale partners en de politiek een onthutsende kijk in de keuken van de sociale zekerheid. Ook de politiek staat daarbij voor gek. Dat creëert en legitimeert een roep om daadkrachtig optreden. De Wolfson-adepten (sociale zekerheid betaalbaar en in stand houden via 'volumebeleid') dreigen nu definitief het onderspit te delven tegen de snelle jongens van het ministelsel, die overal fraude en ongerichte lastenverzwaringen ontwaren. De markt wordt gepresenteerd als het enige werkzame coördinatiemechanisme in de sociale zekerheid. Het worden moeilijke tijden voor links. Vijftien jaar discussie over de sociale zekerheid heeft links in een steeds defensiever positie gebracht. Ondertussen werd de bodem onder de sociale zekerheid weggeslagen. Links is er niet in geslaagd om CDA en WD verantwoordelijk te maken voor het drama achter de werknemersverzekeringen: liberalen en christendemocraten
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
maakten nooit werk van werk en de arbeidsmarkt bleef op instigatie van werkgevers vrij van overheidsingrijpen. Dat is het wèrkelijke schandaal van de WAO. De rest is eigenlijk bijzaak. Nu dreigen zowel de zo lang versmachte nieuwe arbeidsplaatsen als de uitkeringen verloren te gaan. Dat begint al met de politieke conclusies die uit de lopende parlementaire enquête worden getrokken. Tussen politiek en sociale partners zal een strijd om de macht ontbranden. Als de collectieve werknemersverzekeringen straks nog bestaan, zullen de sociale partners hun positie moeten prijsgeven om een vergaande integratie van arbeidsmarkt en sociale-zekerheidsbeleid mogelijk te maken. De FNV heeft daarop al geanticipeerd met het voorstel om de overheid toe te laten in de besturen van de bedrijfsverenigingen. Maar of daarmee een politieke dijkdoorbraak voorkomen kan worden, is twijfelachtig. De politiek is aan zet. Zij moet een daadwerkelijke keuze maken tussen een ingrijpende arbeidspolitiek en de invoering van een ministelsel. Voor het CDA breekt het Uur U aan. Poetst men het eigen sociale verleden op met een pleidooi voor een andere organisatie van de wettelijke sociale zekerheid en zet men werkgevers onder druk, of laat men het stelsel als een baksteen vallen? De ogen van Brinkman voorspellen weinig goeds. Voor de PvdA breken spannende tijden aan: nu moet er ècht gekozen worden tussen sociale-zekerheidsbeleid en arbeidsmarktbeleid. Er is nog een laatste kans om het WAO-debacle recht te zetten. Of het wordt twee keer zo erg? T Kees Vendrik
17
Red ons van het bos! Ons landschap staat aan de
vooravond van een ingrijpende metamorfose. Planologen,
natuurbeschermers en politici ontvouwen ambitieuze plannen voor een forse uitbreiding van ons bosareaal.
~Natuur
ontwikkeling' luidt het nieuwe toverwoord. Moeten we wel blij zijn met deze eigentijdse
vorm van natuurimperialisme?
18
'EN DAN: WAT IS NATUUR nog in dit land? Een stukje bos, ter grootte van een krant, een heuvel met wat villaatjes ertegen.' De dichter J.C Bloem had duidelijk een relativerende kijk op de natuur in Nederland. En met die opvatting bevindt hij zich in deskundig gezelschap, want volgens veel ecologen en biologen is dat wat de gemiddelde toerist als typisch Hollandse natuur ervaart, dat nu juist niet. Heide, bossen, veenweidegebieden, rietlanden en blauwgraslanden; in feite zijn het allemaal cultuurlandschappen, produkten waar de mens in een min of meer ver verleden de ontwikkeling van heeft bepaald. Misschien zou 'gerepte natuur' een adequate benaming voor deze landschappen zijn. De meest consequente natuurliefhebbers maken zich uit het oogpunt van natuurbescherming dan ook geen zorgen over de toekomst van de Nederlandse bossen. Zoals Victor Westerhoff: 'Voor de (Nederlandse) bossen heb ik een heel eenvoudige oplossing: in brand steken. (... ) De natuurwaarde van die bossen is nihil. De waarde van die terreinen zit hem in iets heel anders: het is on bemeste grond en die is in Nederland zeldzaam geworden. Dus weg met dat bos.' DENNENAKKERS, noemt Westerhoff de Nederlandse bossen smalend. En toch zou het niet goed zijn - en stellig ook niet de bedoeling van de principiële ecologen- om dit negatieve oordeel over de waarde van de Nederlandse 'natuur' op te vatten als een relativering van de onderzoeken naar de vitaliteit van het Nederlandse bos. Hoe
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
oninteressant onze bossen in natuurlijk opzicht ook zijn, de toestand waarin zij verkeren, is een goede graadmeter voor de algemene kwaliteit van het milieu. Volgens de meest recente cijfers uit het najaar van 1992 is nog slechts een derde van onze bossen gezond en het percentage zieke bomen verdubbelde binnen een jaar van 17,8 tot 34 procent. De gezondheid van de zeer gevoelige naaldbossen is in elk geval een betrouwbare waagschaal om het gewicht van de milieubelasting te meten. Het is natuurlijk maarzeer de vraagof'ongerepte natuur' wel een kans op ontwikkeling maakt, waar 'gerepte natuur' zo genadeloos het loodje legt. DAT HET NIET GOED GAAT met de flora en fauna in Nederland staat buiten kijf; alle groene seinen staan zogezegd op rood. Aan het begin van deze eeuw bestond ons land nog voor driekwart uit halfnatuurlijke landen, nu is dat minder dan 5 procent. Van de 800.000 ha heide die Nederland rond 1800 had, is er nog 40.000 over. Ooit kwamen zeshonderd grassoorten algemeen in Nederland voor, nu nog twaalf. Bij 78 procent van de zoetwatervissen en bij 62 procent van de soorten dagvlinders is ernstige achteruitgang geconstateerd, terwijl ongeveer de helft van de inheemse zoogdiersoorten, paddestoelen en hogere plantensoorten is verdwenen of met uitsterven wordt bedreigd. ZUIDHOLLANDSE AMBTENAREN rapporteerden onlangs geschokt over de kwaliteit van het grasland in het veenweidegebied
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
I
I
I
i
11
'!
teken1ng: Anneke de Soete van hun provincie. De natuurwaarde van plantengroei in het agrarisch landschap bleek de afgelopen tien jaar met 30 procent te zijn afgenomen, bij zeer waardevolle vegetaties zelfs met 70 procent. Sommige vogelsoorten waren geheel verdwenen. Natuur vind je in Zuid-Holland alleen nog maar in snippers, 'die steeds meer eilandjes worden in een zee van steen, glas, asfalt en mest'. Als oorzaken voor het dramatisch natuurverlies noemen de schrijvers van het rapport behalve landbouw ook woningbouw, wegenaanleg, industrialisering, glastuinbouw en luchtvervuiling door het verkeer. Nederland - en daarbinnen vormt ZuidHolland nog weer een concentratiegebied -is met 390 mensen per km 2 verreweg het dichtstbevolkte EG-land (België volgt met 330 inwoners/km 2 ; het EG-gemiddelde is 147). Ruim 27 procent van het Nederlandse grondgebied heeft volgens de EG-statistieken een 'overige bestemming', dat wil zeggen geen agrarische- of natuurbestemming (gemiddelde in de EG: 16 procent). Na de Tweede Wereldoorlog is juist dit nietagrarisch bodemgebruik sterk toegenomen: het is ruim verdubbeld.
MAAR DE RUIMTELIJKE CLAIM van agrarisch Nederland mag sinds 1950 zelfs wat zijn afgenomen, de 'milieugebruiksruimte' van de landbouw is dat zeer beslist niet. Per hectare is de produktiewaarde van de Nederlandse landbouw zesmaal zo hoog als het EG-gemiddelde. Die hoge produktiviteit is recht evenredig aan de milieudruk op de landbouwgronden. Vergeleken met de rest van de EG gebruiken wij per hectare tweemaal zoveel kunstmest, tweeëneenhalfmaal zoveel bestrijdingsmiddelen, houden we ongeveer drie keer zoveel rundvee en zelfs zevenmaal meer varkens. De massale import van veevoer (goed voor 80 miljoen kilo fosfaat) wordt door de Nederlandse veestapel in een indrukwekkend mestoverschot omgezet: 75 procent van de ingezette stikstof verdwijnt ongebruikt in het milieu en meer dan 60 procent van de in Nederland uitgestoten verzurende stoffen is afkomstig van de landbouw. En om nog één ander cijfer te noemen: door de daling van het grondwaterpeil is inmiddels 72 procent van de 90.000 hectare verdrogingsgevoelige bossen en natuurterreinen matig tot sterk verdroogd. Het slagveld overziend komt de
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
Natuurbeschermingsraad tot de conclusie 'dat de huidige milieukwaliteit in het algemeen onvoldoende is voor behoud en ontwikkeling van de Nederlandse natuur met bijzondere waarden'. De laatste jaren wint de gedachte steeds meer veld dat - wil het ooit nog wat worden met de natuur in Nederland- een groot gebaar, een forse investering en vooral veel ruimte nodig is. Natuurbeschermer Frank Nijland schrijft hierover in de Leeuwarder Courant van 9 december jongstleden: 'Beheer van geïsoleerde natuurgebiedjes temidden van een drooggelegd, intensief gebruikt agrarisch landschap is vrijwel kansloos. (... ) Vergroting en verbinding van natuurgebieden is een essentiële voorwaarde voor het beter functioneren van onze natuur.' Er lijkt zich een maatschappelijke consensus af te tekenen om de oppervlakte natuurgebieden in Nederland te verdubbelen tot in totaal 400.000 ha. Gangmakers hierbij zijn de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten en de Nederlandse afdeling van het Wereld Natuur Fonds. Deze natuurorganisaties hebben inmiddels de steun van de PvdA, die vindt dat 200.000 ha
19
~. . . . . . . . . . . . . . . .~. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .~. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .~~MM~,. .
I I
nieuw natuurgebied tot stand kan worden gebracht door grond aan de landbouw te onttrekken. Het is overigens zeer de vraag of de regeringspartij zich gerealiseerd heeft dat de twee natuurorganisaties een fors prijskaartje aan dit plan hebben gehangen: I0 jaar lang I miljard gulden per jaar, oftewel ongeveer een half procent van het nationaal inkomen. DAT OERGELIJKE AMBITIEUZE scenario's op dit moment serieus ter discussie staan, kan voor een belangrijk deel op het conto worden geschreven van de projectgroep onder leiding van de Wageningse hoogleraar Rabbinge. Deze projectgroep publiceerde vorig jaar in opdracht van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid het rapport Grond voor Keuzen. In het rapport worden vier modellen uitgewerkt voor het grondgebruik in de EG tot het jaar 20 IS. De vier varianten zijn gebaseerd op vier beleidsvisies: een 'vrije-markt-model', waarbij tegen zo laag mogelijke kosten wordt geproduceerd; een 'regionaal ontwikkelingsmodel', waarbij er naar gestreefd wordt de huidige werkgelegenheid in de regio's van de EG zoveel mogelijk te handhaven; het 'scenario natuur en landschap', waarbij zoveel mogelijkgrond wordt vrijgemaakt voor de natuur en aan de landbouw die blijft strenge milieu-eisen worden gesteld; het 'milieuhygiëne-model' met een zo laag mogelijke belasting van het milieu. OE BEVINDINGEN VAN HET RAPPORT komen op het volgende neer. Om te beginnen heeft men onderzocht wat in de verschillende regio's technisch de mogelijkheden zijn voor verdere groei van de produktiviteit. De conclusie hiervan is dat, zonder dat kostbare irrigatiewerken nodig zijn, de produktie in grote delen van de Gemeenschap nog aanzienlijk kan stijgen; op grote arealen in de zuidelijke lidstaten met meer dan I 00 procent, in sommige gebieden zelfs met meer dan 250 procent. Voor welk scenario men ook kiest, in alle gevallen zal er in de Europese landbouw letterlijk een aardverschuiving plaatsvinden: van de huidige 127 miljoen hectare landbouwgrond zal nog slechts 26 miljoen hectare (scenario C) tot ten hoogste 80 miljoen hectare (scenario B) in produktie blijven. De werkgelegenheid zal dalen van de huidige 6 miljoen manjaren naar anderhalf tot hoogstens ruim 2 miljoen. Opmerkelijk is verder dat bij alle vier varianten het gebruik van stikstof en bestrijdingsmiddelen letterlijk gedecimeerd wordt vergeleken met de huidige inzet. De auteurs benadrukken dat een beleid dat niet is gericht op het verminderen van het areaal cultuurgrond contraproduktief, duur en maatschappelijk onge-
20
wenst is. WAT IS NU DE PRAKTISCHE WAARDE van Grond voor Keuzen/ Het landbouwtijdschrift Spil wijdde in december 1992 een speciaal nummer aan de studie, waarin een aantal deskundigen commentaar leverde op de conclusies en aanbevelingen. Veel van de kritiek spitst zich toe op de nogal technocratische benadering waarvoor is gekozen. 'De impliciete aanname bij het gebruik van dergelijke ideaal-modellen is dan klaarblijkelijk dat de beperkingen die uit historie, institutie en menselijkgedrag voortvloeien, irrelevant of tenminste oplosbaar zijn' (Drs. Strijker). En: 'ernstiger is echter dat ook voorbijgegaan is aan de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om de potentiële opbrengst te kunnen realiseren. Deze impliceren onder meer een hoog niveau van investeringen en kennis, efficiënte instituties en geschikte economische prikkels. Verschillen tussen regio's zijn vaak duurzaam en veranderingen hierin treden slechts geleidelijk op' (Ir. A. de Zeeuw en Dr. ir. Van der Meer). Met andere woorden: er kan technisch nog zo veel mogelijk zijn, als mensen om wat voor reden dan ook niet bereid of in staat zijn om het 'objectieve optimum' te realiseren, blijft het model toch vooral van theoretische waarde. DOLF LOGEMANN van de Stichting Natuur en Milieu wijst er bovendien op dat het weliswaar zo mag zijn dat door intensivering van de produktie per oppervlakteeenheid het overschot aan landbouwgrond dat beschikbaar komt voor natuurontwikkeling zal toenemen. Maar daar staat tegenover dat vooral waardevolle cultuurlandschappen - met soms erg interessante natuurwaarden - verloren zullen gaan. Immers, het ten volle benutten van de produktiecapaciteit van de grond in bepaalde regio's en het volledig uit produktie nemen van grond in andere gebieden heeft allebei tot gevolg dat bestaande natuur- en landschapswaarden zullen verdwijnen. Voorkomen moet worden dat de dringend gewenste Europese Ecologische Hoofdstructuur wordt omsloten door een platteland dat steeds sterker het karakter krijgt van een kleur- en smaakloze eenheidsworst. SOMMIGE DESKUNDIGEN verwachten dat de Nederlandse land- en tuinbouw in de toekomst minder grondgebonden zal zijn. Zij menen dat Nederland vooral sterk zal blijken als leverancier van hoogwaardige artikelen als tuinbouwprodukten, zaaizaad, pootgoed en fokmateriaaL De behoefte aan landbouwgrond zal daardoor afnemen, de grondprijs dalen. De vraag is echter hoe reëel deze verwachting is, wanneer men
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
bedenkt dat de miljoenen varkens, kippen en andere intensief gehouden vleesdieren hun mest op dit moment met geen mogelijkheid op een milieuverantwoorde manier kwijt kunnen. Zou de veehouderij in Nederland weer grondgebonden worden, dan is mogelijk meer landbouwgrond nodig. Hetzelfde geldt voor een duurzamere aardappel- en bollenteelt, nu twee grootverbruikers van pesticiden. Om in deze sectoren het bestrijdingsmiddelengebruik terug te dringen, is onder meer een ruimere vruchtwisseling en dus meer grond nodig. DAARNAAST IS ER NOG een buitengewoon praktisch probleem dat kleeftaan alle plannen voor natuurontwikkeling op landbouwgrond: er zijn zeer hoge kosten aan verbonden. In het Natuurbeleidsplan heeft de overheid vastgelegd dat er in Nederland in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur 150.000 hectare nieuwe natuur moet komen. Op aandringen van GroenLinks heeft de Kamer uitgesproken dat het Natuurbeleidsplan- en daarmee de Ecologische Hoofdstructuur-versneld in twintig (in plaats van dertig) jaar gerealiseerd zou moeten worden. Het geld om die grond de komende twintig jaar aan te kopen en te beheren, is echter nog niet rond. De jaarlijkse lasten voor grondverwerving, inrichting en beheer bedragen ongeveer vier- tot zesduizend gulden per hectare. Wanneer het verlies aan werkgelegenheid wordt meegeteld, bedraagt het verlies voor het nationaal inkomen mogelijk zelfs tienduizend gulden per hectare. Vermenigvuldigd met 150.000 ha (Natuurbeleidsplan) of met 400.000 (WNF en Natuurmonumenten) betekent dit een aanzienlijke lastenverzwaring voor de Nederlandse burger. OE KEUZE TUSSEN landbouw en natuur is zo bezien ingrijpender dan de argeloze burger in eerste instantie misschien zou vermoeden. Uiteindelijk moet een aantal fundamentele beginselen van onze samenleving ter discussie worden gesteld. De (intensieve) agrarische sector is nu bij voorbeeld goed voor ongeveer eenderde van de Nederlandse exportwaarde. Daar staat tegenover dat bij de huidige prijzen van arbeid en grondstoffen biologisch voedsel 40 tot I00 procent meer kost dan gangbaar geproduceerde landbouwprodukten. En toch valt in geen geval te ontkomen aan een structurele verandering van de wijze waarop landbouw bedreven wordt, voor welke soort natuur de samenleving ook kiest gerepte of ongerepte. Natuurontwikkeling en -bescherming is immers kansloos wanneer wij coûte que coûte aardappelen willen blijven nuttigen die onder de kostprijs worden geproduceerd en zo lang onze
~----~-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
welvaart deels blijft rusten op de mest waarop onze vleesexport drijft. IN REACTIE OP het al eerder genoemde vitaliteitsonderzoek publiceerde Stichting Natuur en Milieu een rampenplan met zestien maatregelen om het bos te redden. Behalve saneringsmaatregelen voor de veehouderij, bevat het plan ook maatregelen die op andere terreinen van het menselijk leven gedragsveranderingen vergen. Om er enkele te noemen: een moratorium op de aanleg van autowegen en een maximumsnelheid van negentig kilometer per uur op de snelweg, een verbod op binnenlandse lijnvluchten, verhoging van de energieprijzen. Alleen in een duurzame samenleving is er ruimte, lucht en water voor natuur. Gezien de enorme maatschappelijke inspanningen en kosten die nodig zijn om een dergelijke trendbreuk tot stand te brengen, is het daarom de vraag of grootschalige natuurontwikkeling - in termen van 400.000 ha of meer- op dit moment eerste prioriteit moet zijn. Temeer daar de natuur op dit moment nog vol tegen de milieustroom in moet roeien. In allerlei opzichten - zowel ecologisch als financieel - zijn de voorwaarden voor grootschalige natuurterreinen in andere delen van de EG trouwens veel gunstiger dan in Nederland.
neem
VOLGENS het Rijks Instituut voor Natuurbeheer is Nederland in natuurlijk opzicht binnen Europa vooral waardevol als deltagebied, als vochtig geheel van moerassen, kwelders en schorren, duinen en stuifzanden en broedplaats van weidevogels. Voorlopig zou Nederland zich wat betreft de natuurontwikkeling kunnen richten op haar 'natuurlijke kerntaken': bescherming en uitbreiding van die natuurwaarden waar Nederland sterk in is: de getijdegebieden, estuaria, jonge duinlandschappen, natte en schrale graslanden, enzovoorts. En verder zou het natuurbeleid eerst voorwaardenscheppend moeten zijn. Met name van de landbouw vraagt dit een wezenlijke verbreding van het duurzaamheidsbegrip: niet alleen zal de vervuiling van lucht, bodem en water snel en sterk teruggedrongen moeten worden, maar er zullen ook nadrukkelijk inspanningen moeten worden verricht om de flora en fauna in het agrarisch milieu te verrijken. Door bewust ruimte te creëren voor spontane vegetatieontwikkeling, door extensief perceelrandenbeheer en intensieve zorg voor weidevogelpopulaties kan op relatief goedkope wijze veel bereikt worden. In het gebied Giethoorn-Wanneperveen werden in een terrein waar een boer zonder beperkingen werkte, vijf suc-
cesvolle gruttolegsels per vierkante kilometer gevonden. In een gebied met zwaar weidevogelbeheer (met bij voorbeeld uitstel van maai- en beweidingsactiviteiten tot na I juni), bedroeg dat aantal maar liefst zeventig. ZO'N TWEESPORENBELEID van enerzijds inperking van de menselijke bemoeienis en aanwezigheid ten gunste van levende rivieren en andere wilde en ongerepte, zelfregulerende ecosystemen en anderzijds verduurzaming van nuttige cultuurlandschappen, lijkt maatschappelijk zinvoller. In elk geval is een dergelijk soort beleid goedkoper dan de vereiste miljardeninvesteringen voor het behoud van verstilde, 'antieke' natuurmonumenten die van nature om een intensief beheer vragen. T
I
Tim Verhoef
I
T1m Verhoef IS medewerker van de TweedeKomer(mcue van GroenLinks
de Hellingproef
Zet je reserves op de Helling en neem nu een abonnement. Of geef een abonnement cadeau. Bijvoorbeeld aan die vriend of vriendin met wie je wel graag reist, maar die bij het inpakken nooit aan de geestelijke bagage denkt. Als welkomstgeschenk laat de Helling je kiezen uit één van de tien reisgidsen uit de succesvolle Odyssee-reeks van de SUA. Of kies voor een van de publikaties van het Wetenschappelijk
Bureau GroenLinks.
d e
Helling
Postbus 700, I 000 AS Amsterdam, 020 6202212
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer I 993
11
!
............................................................~-----------------------------------------~
~
I
A scheid van het landschap Ii
Het Nederlandse landschap sterft uit. De
panoramische blik heeft zichzelf overleefd. Onze omgeving is onoverzichtelijk geworden, dichtgeslibt en opgeknipt.
Gebruikmakend van de moderne elektronica
laten we nu de wereld onze huiskamer
binnenkomen. Een essay over de
ontwikkeling van buitenwereld naar binnenkamer.
ll
DE LAATSTE JAREN is geen hectare van ons land meer veilig. De geopolitieke bemoeizucht van het ambtenarendom kent geen grenzen meer. Niet alleen is er in de stad bijna geen steen meer of hij is in wel drie nota's omgekeerd, ook het platteland figureert in een toenemend aantal papieren plannen. Of ze nu van het ministerie van Landbouw, VROM, Verkeer en Waterstaat of economische zaken komen. En ook de individuele burgers laten zich niet onbetuigd. Wie een tuintje heeft, heeft tuinboeken op de plank. Al is het maar een glossy om het balkon tot lustwarande om te toveren. En wie geen eigen grond bezit, kan zijn toevlucht nemen tot de schier oneindige reeks boeken, brochures en bladen over elk denkbaar facet van het lokale landschap en de plaatselijke geschiedenis. De brandweer van Pieterburen in de negentiende eeuw of het straatmeubilair van Eibergen in de jaren twintig en dertig, het is gedrukt en verkoopt ook nog goed. DE NATUURBESCHERMERS en -beheerders konden natuurlijk niet achterblijven. Het sympathiek klinkende concept 'natuurontwikkeling' is een overheersende mode geworden. Men is bevangen van de maakbaarheid van natuur en landschap, net nu in het maatschappelijk leven de maakbaarheid dood is verklaard. Zo is onlangs nog een grote actie gestart om het in de negentiende eeuw gekapte oerbos het Beekbergerwoud in de buurt van Apeldoorn weer in de oude staat terug te brengen. Een paar jaar geleden zamelde 's lands grootste particuliere natuurbeschermingsorganisatie geld
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
in voor het plan Goudplevier. Dat ging gepaard met promotiefilmpjes op tv, waarin een in pseudo-vogelkijkerstenu gestoken zanger een natuurlied zong, terwijl op de achtergrond bulldozers bezig waren om van weidegrond weer een drassig natuurterrein te maken. Natuurbeschermers geven het zelf ook toe: wil je fondsen verwerven, dan heb je een exotisch uitgestorven beest nodig en een plan waarbij veel op de schop gaat. De charitasformule van 'open het dorp' verandert in 'maak een natuurgebied'. HET LANDSCHAP is in hoge mate maakbaar geworden. Landschap is niet meer een vanzelfsprekende al aanwezige omgeving, waarin de mens ronddwaalt. Het begint een verouderd begrip te worden. Het landschap is in grote delen van Nederland aan het uitsterven. Opmerkzame schrijversnaturen hebben daar een goed oog voor. De introïtus van het requiem voor het landschap stijgt uit veel boeken op. Koos van Zomeren is de boodschapper bij uitstek. Een paar jaar terug verscheen van zijn hand een boek over het landschap met de onheilspellende Titanie-naam Het scheepsorkest, waarin hij zich vertwijfeld afvroeg: 'Het moderne landschap, allemachtig, wat is dat eigenlijk 1' Het laatste jaar heeft hij dagelijks voorop het NRC een kolom waarin hij van tochtjes door de laatste resten Nederlands landschap verhaalt temidden van het andere wereldnieuws. IEDEREEN DENKT tegenwoordig aan landschap als waarneembare werkelijkheid,
I·
'
Cospor David Frlednch, co. I 8 I 0
maar in feite is het altijd een idee geweest; een gemoedsgesteldheid. Het landschap bestaat vooral tussen de oren en niet voor de ogen. Het woord is ooit begonnen als geopolitiek begrip in de middeleeuwen. Het betekende toen zoveel als landstreek of gewest. Het was een weinig gangbare term voor een bestuurlijke eenheid. In de middeleeuwen hadden ze nog geen enkele boodschap aan een kijkwijze naar de natuurlijke omgeving. Dat was letterlijk onland. Als de middeleeuwer het al over natuur had, dan bevond dat zich meestal in ommuurde klooster- of kasteeltuinen. Behalve dat het daarbij ging om symbolische verwijzingen naar het paradijs, de bijbelse hof van Eden, zegt het ook veel over de barheid en onveiligheid buiten de gesloten muren van de schaarse bewoonde plaatsen. Denk negen van de tien van de huidige mede-Nederlanders weg en vertienvoudig het aantal bomen in de bossen en je hebt een aardige indruk van het middeleeuwse decor.ln veel middeleeuwse epische verhalen reizen de hoofdpersonen van de ene stad naar de andere. Het sluitstuk van deze verhalen is veelal: 'En toen kwamen zij aan een groot bos en/ of lege vlakte en reden er snel doorheen.' LATER IN DE RENAISSANCE werd het woord landschap voor het eerst op grote schaal gebruikt en kreeg het gaandeweg de huidige betekenis. Een betekenis die het Woordenboek der Nederlandsche Taal, het volumineuze standaardwerk dat na meer dan eeuw eindelijk onze woordenschat heeft vastgelegd, fraai als volgt om-
schrijft: 'eene uitgestrektheid lands die men met een blik overziet, die men voor oogen heeft, eventueel met inbegrip van kleine dorpen en steden'. Deze nieuwe betekenis van landschap vond zijn oorsprong in de schilderkunst. Dat heeft alles te maken met de 'uitvinding' van het perspectief. Daarmee werd het landschapsgenre als kunstuiting geboren. DE ESSAYIST TON LEMAIRE heeft de geboorte van het landschap in meer filosofische bewoordingen ooit toegeschreven aan de toegenomen beheersing van de ruimte vanaf de renaissance. De moderne natuurwetenschappen ontkiemden. De mens kreeg grip op de natuur. De natuurlijke omgeving was niet langer een wildernis van bedreigingen, maar een plek om te observeren, om van te genieten en om doorheen te toeren. En wie rijkgenoeg was en profiteerde van de natuurlijke rijkdommen uit de ontdekte witte vlekken op de wereldbol, de koloniën, die liet zich een buitenhuis langs een lommerrijk riviertje of in de kuststreek bouwen. Als deze Nouveaux riches buiten waren, deden ze of ze terugkeerden tot de idyllische staat van de herders en herderinnetjes. In opdracht lieten ze zich zelfs in pastorale travestie schilderen en door dichters toezingen. ZOALS UIT DE OMSCHRIJVING in het woordenboek blijkt, zit er in het landschapsidee altijd een mengeling van natuur en cultuur. In feite is het landschap een gegroeide eenheid waarin die twee elementen samenvloeien. Veel van de Nederland-
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
se cultuurlandschappen zijn in de loop der eeuwen ontstaan door een wijze van boeren en leven, waarbij alles op verhoudingsgewijs kleine schaal binnen de beslotenheid van dat landschap gebeurde. Een goed voorbeeld is het heidelandschap: dorpen ontstonden op de rand van beekdalen en hogere zandgronden. Rond de dorpen waren essen met akkerbouw. De mest kwam van schapen die de hei op de zandgronden kaal graasden. Er werd nog wat vee gehouden op de weiden langs de beek, die ook hooi leverden. Een microwereld die voor een aantal essentiële levensbehoeften zelfvoorzienend was. Zet nog een godshuis in het dorp met uit de wijde omtrek van afgelegen gehuchten de karakteristieke kerkpaden er naar toe en een kunstig web is gespannen. De komst van de kunstmest veranderde alles. De schapen waren overbodig. De heidevlakten konden dichtgroeien tot bos. Het behoud van dit landschapstype was niet langer gewaarborgd door het economisch nut, maar werd afhankelijk van natuurwaarden, cultuurhistorische nostalgie en vrijetijdsbesteding. Er is dan ook nauwelijks meer hei over.
,, il
I
DE NEGENTIENDE EEUW was de grote bloeiperiode van de kunstzinnige landschapsbeleving. De beheersing van de natuur was zover gevorderd dat er een reactie op kwam. De romantiek zette aan het begin van de eeuw de confrontatie tussen de eenzame mens en de kosmische natuur dwingend op de gevoelsagenda. De individuele zucht naar de confrontatie met de woestheid en eenzaamheid van het land-
13
!
jl
schap ontstond. Dit wordt mooi zichtbaar gemaakt in de landschapsportretten van de toonaangevende Duitse romanticus Caspar David Friedrich. In de bebouwde omgeving werden veel stadswallen geslecht, vanwege de veranderde militaire strategie, en omgevormd tot lommerrijke wandel parken, die een blik op het omliggende landschap boden. Het panorama was dan ook een negentiende-eeuwse vinding. Duizenden bezochten ook de artificiële wereld van de beschilderde panorama's die in ronde gebouwen tentoongesteld werden. Van alle panorama's is in Nederland slechts het Panorama Mesdag van Scheveningen de enig overgebleven herinnering. De opkomst van de nu ook al weer op z'n retour zijnde bioscoop verdrong het statisch beschilderde dundoek. In de schilderkunst culmineerde de negentiende eeuw in de landschappen van het impressionisme en in Nederland in de landschapskunst van de Haagse School (waar Mesdag ook bij hoorde). TOCH IS HET OOK de negentiende eeuw waarin de maakbaarheid van het landschap en de breuk met een langzame organische groei begon. In het begin van de eeuw ontstond als Napoleontische erfenis het kadaster. De eerste stap op weg naar het huidige beleid van 'ruimtelijke ordening'. Daarmee had ook de nationale, bovenlokale politiek haar intrede in het landschap gedaan. Tot dan toe waren alleen inpolderingen de uitzondering op de regel van geen bemoeienis van de hogere overheid op grote schaal met het landschap. Als er een nieuw beleidsterrein ontstaat in de politiek is enige argwaan vaak op z'n plaats. Als politici iets gaan benoemen en tot hun domein gaan rekenen, is het meestal een bedreigd of niet langer zichzelf regulerend maatschappelijk terrein. Wie de veranderingen van de laatste decennia om zich heen de revue laat passeren, ziet ogenblikkelijk de paradoxale ironie van de kreet ruimtelijke ordening. OOK DEED OE VERSNELLING haar intrede in de negentiende eeuw. Dat begon met de trein. Prachtig verbeeld op een HaagseSchool-schilderij dat 'Hij komt van ver' heet. Waarop in een wijds Hollands polderlandschap in het uiterste hoekje van het schilderij een stoomtrein aan komt denderen. Inmiddels zijn snelheid en mobiliteit een levenshoudinggeworden.Jules Deelder, de performing poet, drukt het treffend uit: 'Natuur is dat niet watje vanuit de auto ziet als je van de ene stad naar de andere rijdt'. De huidige snelle mobiliteit vernietigt de continuïteit van de op wandel- of hoeftempo berustende landschapsmaat. Verplaatsen is een fluitje van een cent en heeft ook
14
de volledige functiescheiding in onze leefomgeving mogelijk gemaakt. Zelfs de fiets was eind negentiende eeuw eigenlijk al een bescheiden democratisering van de snelheid. Er bestaat een prachtig boekje van de Vlaamse schrijver van het boerenland Stijn Streuvels, simpelweg Mijn rijwiel geheten, waarin hij aan het begin van deze eeuw schrijft hoe adembenemend het was dat je na het werk op een zomeravond zomaar wel in een paar buurdorpen tegelijk rond kon gaan kijken. OE GOUDEN EEUW van het Landschap vond haar definitieve einde in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Er was nog wel een nabloei in de poëzie. Nog nooit werden er zoveellandschapsgedichten geschreven als juist toen zelfs in Nederland de samenleving geheel door de industriële revolutie gekleurd was. Het emancipatie-socialisme uit het begin van de eeuw propageerde de gezonde buitenlucht sterk. De hang naar landschapsbeleving was inmiddels gezonken cultuurgoed. Het dagje uit werd gemeengoed en het nieuwe fenomeen ansichtkaart het ongekend populaire medium dat aan de thuisblijvers moest bewijzen dat men van het buitenleven genoot. In de jaren dertig verloor de poëzie haar natuurlijke onschuld voorgoed. Het landschapsschilderij loste op zoals de boomgaarden in de eerste abstracte schilderijen van Mondriaan. NA OE TWEEDE WERELDOORLOG zijn de ontwikkelingen nog sneller gegaan, mede dankzij de totale toewijding aan de wederopbouw. De naoorlogse geboortegolf is dankzij de welvaartsexplosie in buitenwijken gehuisvest, die allemaal stukken landschap vervangen hebben. Bovendien hebben ze de horizon bevolkt en daarmee de woorden 'eene uitgestrektheid lands die men met een blik overziet' teniet gedaan. De grootschalige ruilverkavelingen in de landbouw hebben de beslotenheid en variatie uit het landschap gehaald. Tevens is een groot deel van de landbouw uit de ruimte gehaald. Het vee staat opgepropt in bicschuren en de tuinbouw vindt op glaswol en onder kunstlicht plaats in kassen. Een recent rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid geeft dan ook aan dat Nederland probleemloos zonder groot produktieverlies- tweederde van z'n landbouwgrond braak kan leggen en vervolgens in bossen veranderen. OE EXPLOSIE VAN AUTOMOBILITEIT heeft tot een snelwegennet geleid dat het overzicht en de rust uit het landschap verjaagd heeft. Maar ook in de kunsten is het afgelopen met de grote verbeelding van
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
het landschap. Niet alleen het object landschap zelf maar ook de klassieke beleving ervan is in hoog tempo een anachronisme aan het worden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er tegenwoordig een grote neiging tot nostalgie en conservering van het landschap valt te bespeuren. Of het nu de politieke protesten tegen de drèigende aantasting van ons rivierenlandschap zijn, de ongekende revival van het lange-afstandswandelen of de Nederlandse uitvinding die is uitgegroeid tot een ware rage van natuurbeschermers: de natuurontwikkeling. Het verdwijnen van het landschap roept protest op, vraagt om listig bedachte routes die van Pieterburen tot de Pietersberg een indrukgeven of er niets veranderd is en opent zelfs de mogelijkheid om met onze enorme technische potentie nieuw landschap op 'historisch verantwoorde wijze' te maken. IN OE BEGINTIJD van de arbeidersbeweging bestond er veel aandacht voor natuur- en landschapsbeleving. Zij was een vrijplaats waar de emancipatie van de arbeider gestalte kon kragen. Buitenlucht maakt vrij. Daarna is de linkse beweging in de ban geraakt van de vooruitgang en de welvaartsdwang. Werkgelegenheid en woningnood waren sleutelbegrippen om het landschap als een quantité négligeable te behandelen. Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving ging vooral ten koste van de natuurlijke omgeving. De eerste grote milieugolf in de jaren zeventig betekende een kentering. Ook links kent nu de conserveringszucht. Veel meer valt er ook niet te doen. Zeker zolang er niet een overkoepelend antwoord gevonden wordt voor de vraag: hoe je met (te)veel mensen in een hoogtechnologische welvarende maatschappij zo kunt samenleven dat de omgeving leefbaar blijft. GEEN KUBIEKE METER GROND zal meer op z'n plaats blijven de komende eeuw. Alle functies die in de afgelopen vier eeuwen van het landschap zo mooi samenvielen worden uit elkaar getrokken en zijn niet langer op elkaar betrokken. Ons huidige landschap bestaat uit een collage van losse functionele puzzlestukken waarmee naar believen geschoven kan worden: industrieterreinen, woonwijken, kantorenparken, winkelcentra en recreatieparken. Nederland was ooit het eerste min of meer door mensenhanden gemaakte landschap ter wereld en zal ook de primeur hebben dat het het eerste door mensenhanden - of beter gezegd door knoppenbediening gedemonteerde landschap zal zijn. Het is de vraag hoe de omgeving die dan ontstaat, moet worden genoemd. Hoe dan ook, het cultuurhistorische begrip
-
,I'
I
I
foto fotopersbureau Hendriksen - Valk 'landschap' zal na een staat van dienst van zo'n slordige vier eeuwen verdwijnen en daarmee de bijbehorende geesteshouding ook. Afgelopen najaar was de Rotterdamse fotobiennale aan het landschap gewijd. De overkoepelende idee werd door de organisatoren als volgt beschreven: 'De uitbeelding van natuur en landschap door kunstenaars zegt derhalve meer over( ... ) de houding van mensen ten opzichte van hun omgeving, dan over 'landschap' zelf. In deze uitbeelding is de laatste decennia sprake van een duidelijke waarneembare crisis, een fenomeen dat nauw gerelateerd is aan (de groei van het bewustzijn van) de ecologische crisis die in de loop van de jaren zeventig manifest werd. De omgang met onze natuurlijke omgeving staat op mondiaal niveau ter discussie. Verontrust als we zijn over de toenemende vervuiling van land, water en lucht maken we ons daarbij in toenemende mate sterk voor natuur- en landschapsbehoud en de 'biodiversiteit'. Tegelijkertijd staat dit streven meer en meer in het teken van technologisch ingrijpen: ingewikkelde wet- en regelgeving, voorschriften omtrent gebruik en exploitatietechnieken, bescherming door afsluiting en surveillance, beheersing van de waterhuishouding enzovoorts. Met andere woorden: in ons streven de wereld 'natuurlijker' te maken wordt zij in wezen steeds kunstmatiger. Daarmee wordt de kloof die er altijd is geweest tussen de (westerse) mens en de natuur steeds beter zichtbaar: onze houding tot de natuur is er een van afstand en niet van harmonieus samengaan. De natuur boezemt ons angst in of bewondering, of wij misbruiken haar.( ... ) Tegen de achtergrond van dit onmiskenbare faillissement van onze omgang met de natuur
groeide in de (beeldende) kunst het besef dat de oude visies, codes en symbolen in het uit- en afbeelden van natuur en landschap, wortelend in de Romantiek en het impressionisme, hun betekenis hebben verloren.' Het is duidelijk: de uitvinders van het landschapsconcept, de kunstenaars, schaffen haar ook weer als eerste af. In het recente winternummer van De Helling, in zijn geheel gewijd aan het onderwerp Traditie & Vernieuwing, stond een interview met filosoof René Boomkens over de toekomst van de stad, waarin de teloorgang van de klassieke stad met een centrum beschreven werd. Alles concentreerde zich in steeds verder uitdijende buitenwijken, kantorenparken en industrieterreinen. Kortom, ook het stadschap lost op in dezelfde ruimtelijke hutspot waarin het landschap verdwijnt.
making van dit idee is de virtua/ reality. Eén van de succesvolste tentoonstellingen van het afgelopen jaar was die over Pompeï in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Waar je met computersimulatie jezelf in een echte Pompeï-tuin van vóór de lavastromen kon wanen. En in het blad Milieudefensie van de gelijknamige vereniging werd onlangs de volgende wijze van milieuvriendelijke vakantie gepropageerd: 'Op vacantie in je eigen fantasie. Met behulp van een interactieve CD en andere electronica creëert de vacantieganger een schijnwereld, waarin alle zintuigen de hersenen bijvoorbeeld laten weten dat het een loodzware fietstocht is, daar op de flanken van Alpe d'Huez-met een felle oostelijke tegenwind. Als het aan de Consumentenbond ligt gaan we binnenkort op deze duurzame manier op vacantie'.
TOT SLOT REST DE VRAAG waar de blik zich nu op gaat richten; nu het landschap dat in een dynamische chaos verkeert, de op overzicht en harmonie gerichte blik niet meer kan bevredigen. In de middeleeuwen was de blik verticaal gericht naar de goddelijke ordening. Daarin was geen ruimte voor landschapsbeleving. Daarna was de blik horizontaal gericht op de verovering en beheersing van de ruimte. Cu Iminerend in het vooruitgangsgeloof van de Verlichting. Het heeft er veel van weg dat de blik opnieuw verticaal gaat en wel naar de zegeningen van de communicatiesatellieten. De tijd van de naar binnengerichte mediablik is aangebroken. De harmonische ordening van de buitenwereld en het landschapsgenot worden ingewisseld voor de communicatiewereld van buis en binnenshuis. Cocooning is de nieuwe levensstijl. De vervol-
ALS DE GENOEMDE ONTWIKKELINGEN zich doorzetten, zal Nederland eindigen met vrijwel iedereen in de 'stad' wonend en daarom heen allemaal neo-oerbossen met neo-oerossen. Het vervoer geschiedt door tunnelbuizen in futuristische voertuigen. Misschien komt het zelfs zover als Tonke Dragt twintig jaar geleden in haar kinderboek Torenhoog, mij'lenbreed beschreef. Over de steden komen doorzichtige koepels tegen alle verontreiniging en straling. De natuur is gevaarlijk en verboden, alleen aanlokkelijk voor avonturiers en outcasts. Het landschap is alleen nog op verzoek op oude films te zien. De nieuwe middeleeuwen zijn daar. T
de Helling- jaargong 6 - nummer 2 -zomer 1993
I I !
Hans Schoen
15
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .~-..u~~
~~~~~~~~
I
ESSAY De politiek kan niet meer zonder de burger. Op talloze en vaak onorthodoxe
manieren wordt hij bij het openbaar bestuur betrokken. Maar als het erop aankomt, loopt zijn bemoeienis stuk op de codes van de bestaande politieke cultuur. Maar wie krijgt de schuld? De burger! PAUL THE.WISSE.N
schetst de patronen van een ongelijke krachtmeting.
De incompetente burger Paul Thewissen
De politiek kent sinds enige tijd een nieuwe mode: het zoeken van direct contact met burgers. Het begon enkele jaren geleden met het fenomeen sociale vernieuwing. Maar tegenwoordig wordt zelfs over een sophisticated thema als bestuurlijke vernieuwing heel wat afgeconfereerd met 'gewone burgers'. En ook nieuwe media als stadstelevisie en regionale radio worden gretig benut voor een modern gesprek tussen openbaar bestuur en publiek. Vertegenwoordigers van de dominante politieke cultuur komen zo meer en meer in aanraking met vertegenwoordigers van andere 'niet-politieke culturen'. Dit geldt ook voor ambtenaren, want juist zij hebben veelvuldiger dan voorheen te maken met 'het publiek', met name op het lokale niveau. Vaak is het resultaat een ongelijk gevecht, waarbij de zittende politieke klasse burgers, meestal omfloerst maar niet minder hoogmoedig, wijst op hun bestuurlijke en politieke incompetentie. De politiek zadelt hiermee zichzelf met een probleem op: de incompetente burger die bij de politiek betrokken moet worden. Maar is er wel een probleemllmmers, 'incompetente burgers', burgers die niet ingevoerd zijn in de heersende politieke cultuur, hebben in hun eigen kring vaak heel wat 'competentie' opgebouwd. Echter, het lijkt erop dat deze competentie door de officiële politiek uitsluitend geschikt wordt geacht voor de omgeving waarin zij ontwikkeld is. In hun eigen kring zijn deze actieve en spraakmakende burgers mondig, wijs en ervaren. over ideeën en creativiteit. Op de keper beschouwd ligt het probleem dan ook niet bij hen maar bij de beroepspolitici. Zij weten in andere culturen gegroeide competenties niet op waarde te schatten. Waarom zouden ze ook? Beroepspolitici die hechten aan de waarde van hun eigen clubje als producent van ideeën, en die het alleenrecht op creativiteit, betrokkenheid en distantie van eigenbelang claimen, hebben weinig benul van het politieke gevoel en gedrag van de doorsnee-burger. Volkskrant-columnist Gerry van der Ust merkt terecht op dat de politici die de aantrekkingskracht van hun partijen zoeken in hun potentie als ideeënleverancier weinig snappen van het politiek gedrag en de politieke attitude van burgers.
16
de Helling -jaargang 6
Maar niet alleen binnen de reguliere politieke vindt culturele selectie plaats. Onder de steeds groter wordende groep actieve burgers die met de reguliere politiek communiceren, zien we hetzelfde gebeuren. Daar kan een positief-actie-beleid - meer vrouwen en migranten in vertegenwoordigende organen en partijen - klaarblijkelijk weinig aan veranderen. Ook onder actieve burgers vindt selectie plaats volgens dezelfde principes. Zo is voor veel vrouwen (en tegenwoordig ook enkele mannen) een politieke carrière vaak maar moeizaam te combineren met andere maatschappelijke rollen en zo verlaten allochtone raadsleden hun gemeenteraadsfractie omdat ze zich onbegrepen en ondergewaardeerd voelen. Het niet willen of kunnen volgen van het jargon en gemillimeter van coltegapolitici wordt hen als verwijt ingepeperd. Op een gegeven moment raakt dan de maat vol en wordt er afgehaakt. Wie niet af wil haken, schikt zich meestal in de codes van de bestaande politieke cultuur. Hoe begrijpelijk en verklaarbaar mechanismen van selectie en zelfselectie ook zijn, ze stemmen niet tot vreugde. Het negeren van de culturele achtergronden van 'politieke uitsluiting' is een voor de politiek riskante zaak. Natuurlijk, er wordt door de politiek druk over de burger nagedacht. Maar is het meer dan een eenzijdige exercitie van de politieke elite? En is er soms een brede maatschappelijke beweging die zich inzet voor een referendum? Is er iets dat lijkt op een ontluikend 'power-to-thepeople'-gevoel? Waar is de 'wij-willen-een-debat-met-depolitiek!' -beweging? En dan hebben we het nog niet eens over de zeventig procent van de jongere burgers tussen achttien en vijfentwintig jaar dat niet naar de stembus gaat. Wat vele burgerschapsproteten bovendien vergeten, is dat het aanbieden van meer mogelijkheden en kansen voor politieke participatie aan de burger de competitie tussen burgers verscherpt. Er zal een markt van actieve en met elkaar concurrerende burgers ontstaan. De uitsluitingsmechanismen die nu nog in het gesloten politiek bestel zijn verankerd, zullen in de nabije toekomst ook tussen burgers onderling een rol gaan spelen. Hiermee wil maar gezegd zijn dat degene die burgers meer
nummer 2 - zomer 1993
li : ~----------------------------------------------------------------------------------------~~ i I' I
11:11
''I
11
" J,,
'
1:
]I
'I
~
QJ
0
V)
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
27
....................................................~....--~----------------------------------UM----8~
~
)
burgerschap wil geven, moet weten wat hij doet. Wanneer men meer mogelijkheden wil creëren voor politieke en maatschappelijke participatie van burgers om zo burgerschap meer inhoud te geven, wie precies bewijst men dan een dienst? Het in zwang zijnde 'nee-republikeins' burgerschapsideaal dat uitgaat van de burger die ook bestuurder kan worden, roept klemmende vragen op. Wie gaat er in de toekomst beslissingen over anderen nemen? Wie zal wie vertegenwoordigen? Er kan zelfs een nieuwe politieke onderklasse ontstaan: een klasse van tweederangsburgers. Niet alleen komt de politiek daarmee haar belofte niet na, het politiek systeem verliest op termijn ook zijn legitimiteit.
Een tweederangsburger is iemand die zijn democratische rechten en bevoegdheden niet kan uitoefenen. 'Volwaardig burgerschap voor de allochtone burger is bereikt wanneer zijn etnische afkomst geen nadelige invloed heeft op zijn participatie in alle vitale delen van de samenleving en de allochtone burger zelf mederegeerder is geworden', schrijft Chan Choenni in het rapport Burgerschap in praktijken van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. ledereen die weleens een inspraakvergadering of iets dergelijks heeft bijgewoond, zal beamen dat er verhoudingsgewijs erg weinig 'nieuwkomers' te bespeuren zijn bij zo'n gelegenheid. En ieder schoolbestuur dat geconfronteerd wordt met bij voorbeeld fusieperikelen zal de ervaring kunnen bevestigen dat het moeilijk is aan ouders van allochtone kinderen uitleg te verschaffen of inspraak te bieden. ledere opbouwwerker zal kunnen melden dat het niet gemakkelijk is om aan allochtonen duidelijk te maken wat hun belangen zijn die op het spel staan bij een of andere ingreep in de wijk, en wat voor wegen er zijn om daar invloed op uit te oefenen. Ten aanzien van de categorie nieuwkomers lijkt de angst voor een tweederangs burgerschap derhalve voldoende reële gronden te hebben. Het gevaar van tweederangs burgerschap dreigt natuurlijk niet alleen voor de groep migranten en hun kinderen. Een andere scheidslijn tussen eerste- en tweederangs burgers laat zich trekken tussen categorieën van verschillende niveaus van welzijn en welstand. Na enkele generaties verticale klassen-migratie en een gemiddeld gegroeid welstandsniveau is het klassenbewustzijn in zijn traditionele betekenis voor velen goeddeels iets onbekends geworden. Maar toch kan de enorme groei van wat een 'middenklasse' heet te zijn niet wegnemen dat er aperte objectieve verschillen zijn. Ook 'witte' Nederlanders maken deel uit van groepen die een aanzienlijk lagere levensverwachting kennen, minder gebruik maken van gezondheidsvoorzieningen, andere sterfteoorzaken laten zien dan gemiddeld et cetera. Een soort onderklasse is dus toch vaak definieerbaar. Tal van kansen en verwachtingen zijn ongelijk verdeeld. En dit heeft consequenties voor de mate waarin burgers hun burgerschapsrechten kunnen waarmaken. Echter, de relatie tussen een bepaalde mate van welstand of welzijn en het vermogen om democratische rechten te laten gelden, is moeilijk grijpbaar. Toch is er wel degelijk sprake van een relatie. Om nog een voorbeeld te geven: op een gemiddelde inspraakbijeenkomst zitten overwegend hoogopgeleidde mannen, 35-plus, met een aardige baan. Zijn dit louter mensen die handelen uit welbegrepen eigenbelang, of zijn het juist goede altruïstische burgers die zich in hun vrije tijd inzetten voor de publieke zaak? Dragen zij de lasten of juist de lusten van de democratie?
28
Bestuurders en politici onderkennen in toenemende mate dat er sprake is van een alternatieve politieke cultuur. Wibo Koole, voorzitter van de PvdA-afdeling Amsterdam, schreef onlangs in het Parool dat de gedachte dat de gemeenteraad de stad bestuurt een misvatting is. 'De stad wordt bestuurd door de honderden actieve burgers die in verenigingen, instellingen en organisaties de boel bij elkaar houden. Het is een uitdaging de ervaringen en ideeën van deze dagelijkse bestuurders van de stad te bundelen.' Het is een gegeven dat reeds in 1985 door onderzoekers van beide Amsterdamse universiteiten onomstotelijk met getallen werd bevestigd. Nauwelijks zevenhonderd mensen spannen zich in voor de stad via politieke partijen, terwijl zo'n zeventigduizend Amsterdammers zich inzetten voor het leven in de stad via maatschappelijke organisaties, actiegroepen, bestuurswerk binnen instellingen en dergelijke. Niet alleen zijn burgers op veel vlakken maatschappelijk actief, zij zijn ook daadwerkelijk oordeelkundiger geworden. Politici realiseren zich in toenemende mate dat burgers in meer alledaagse situaties geacht worden moeilijke keuzen te maken, waarbij zij een afhankelijke of minder deskundige positie innemen. Het gaat dan bij voorbeeld over het gebruik van de gezondheidszorg, de rechtsbijstand of andere vormen van dienstverlening. Een ander belangrijk verschijnsel is dat in de laatste decennia het burgerinitiatief een hoge vlucht heeft genomen. Hierdoor is een gordel van 'contra-expertisecentra' ontstaan. Kortom, burgerlijke competentie genoeg. Het beeld van de 'incompetente burger' die niet in staat is om ingewikkelde politieke kwesties te volgen, is eeuwenoud. Zijn kortzichtigheid en zijn perfide zucht naar behartiging van het eigenbelang zouden de democratie kunnen schaden, zo wordt reeds lang beweerd. Aan de hand van stereotypen en vooroordelen worden ook nu nog diskwalificerende interpretaties van burgers en hun participatie gemaakt. Sommige burgers zouden te veel calculeren en te weinig handelen naar de geest van allerlei collectieve regelgeving. Dit type burger vindt men in de reguliere politiek eerder berekenend en doortrapt dan competent. Verder weten wij inmiddels van de ingedutte burger: die zou geactiveerd moeten worden, met name ten aanzien van scholing en werk. Politici noemen dit 'sociale vernieuwing'. Ook zijn er burgers die moeten 'inburgeren': dit is WVC-jargon voor nieuwkomers die nog niet zo vertrouwd zijn met de in onze omgangscultuur dominante normen en waarden. En uit recent onderzoek is de tevreden, en daarom gezapige, burger gedistilleerd: hij vindt het allemaal wel best, is tevreden als klant van de overheid en politiek onverschillig geworden. De notoire klager daarentegen die de politicus doorgaans tegenkomt bij inspraak-achtige gelegenheden is zijn nachtmerrie: dit type burger berijdt telkens dezelfde stokpaardjes en heeft in de ogen van de politicus zelden iets nieuws te melden. In plaats van serieuze aandacht voor de relatie tussen 'competenten' en 'incompetenten' in een vernieuwde politieke werkelijkheid worden er in razend tempo weer nieuwe stereotiepe beelden van burgers geconstrueerd. Met die beelden zèlf hoeft overigens niets mis te zijn. Zo is er het nieuwe beeld van de burger als 'bronhouder' van politiek relevante informatie. De burger weet bij voorbeeld als geen ander hoe het er op zijn stoep uitziet als de gemeentereinigingsdienst is langsgeweest. Zijn informatie kan van belang zijn voor de aanpassing van overheidsdiensten. Die moeten sowieso klantgerichter worden, was al besloten. Een ander nieuw beeld is dat van de burger als 'ervaringsdeskundige'. Dat er zus of zoveel wachtenden voor de kinderopvang zijn, langdurig werklozen, of afhankelijken van
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
----a---------------------------------------------------------------------------------------------~--
zorgaanbieders, kunnen politici vernemen uit de statistieken. Maar alleen zieke en werkloze burgers kunnen hen vertellen wat het tegenwoordig betekent om ziek of werkloos te zijn. Omdat politici zich in toenemende mate realiseren dat zij in een klein wereldje leven, is dit informatie die zij graag opnemen. En zo komt het dat er steeds meer dialoog en communicatie met burgers wordt opgezocht. Dit 'postmoderne' gesprek tooit zich nogal eens met malle namen als 'bij de burger aan tafel' (in Groningen) of 'op de koffie-gesprekken' (in Rotterdam).
Alle belangstelling van de politiek voor de burger ten spijt, navelstaarderij is troef. Wie de publikatiestroom van 'politieke vernieuwers' enigszins volgt, moet het beeld krijgen dat men zich nauwelijks moeite getroost om iets verder te kijken dan de sores van alledag. Vertrekpunt voor vernieuwing is veelal een introspectieve analyse van het openbaar bestuur. Dat wil zeggen dat bestaande situaties en reële ervaringen van bestuurders, politici en ambtenaren het kader vormen waarbinnen initiatieven voor politieke en bestuurlijke vernieuwing worden geplaatst. Het is angstaanjagend dat vrijwel niemand van al dte vernieuwers zichzelf de rust gunt om na te denken over de democratie van de toekomst. En over de burger van de toekomst. Weet men wel wie dat is? De politiek maakt zich druk over opkomstpercentages bij verkiezingen. Maar niemand schijnt zich af te vragen hoe het electoraat er over pakweg tien of twintig jaar uitziet. Wat betekent het voor de gezaghebbendheld van het parlementaire systeem op termijn dat bij voorbeeld nu de meeste jongeren tussen achttien en vijfentwintig jaar niet gaan stemmen, of dat er over tien jaar een enorme toename is van stemgerechtigden die hun democratische plicht wellicht eerder zullen baseren op de ervaringen van hun Turkse of Marokkaanse ouders? En wie breekt zich het hoofd over het ontstaan van een sociaaleconomische onderklasse die structureel de stembus mijdt? De klassieke taak van de politiek- de toedeling van normen en waarden -wordt voor grote groepen toekomstige burgers ongetwijfeld door anderen dan politici, pastores en dominees uitgevoerd. Wie zullen het zijn: een popster of sportheld, een televisiegoeroe, de imam of het individu zelf? Het overgrote deel van de mensen dat nu in dit land de dienst uitmaaakt, is opgegroeid met heldere concepten: dit moet je geloven, en dat moet je doen. Dit type mensen bepaalt nog steeds de dominante politieke cultuur. Het is dan ook niet meer dan vanzelfsprekend dat deze 'cultuurdragers' voor de door henzelf geformuleerde problemen oplossingen verzinnen in de geest van Van Agts ethisch reveil en de trom roeren voor een modern normbesef. De vraag is echter of we niet beter ons democratisch systeem klaar kunnen maken voor de bewoners, kiezers, burgers, kortom de zoekenden van de toekomst, in plaats van voort te bouwen op oplossingen voor problemen die de zittende politieke klasse (nog) niet kent. Natuurlijk zijn er ook steeds meer zaken te kiezen, waarbij de keuzemogelijkheid zich eerder als onwenselijkheid opdringt, als een vervelende kiesdwang. In het tijdschrift ZENO signaleerde Maarten Evenblij deze ontwikkeling. Zou dit kunnen leiden tot een nieuw soort verzuiling met bijbehorende politieke kanalen, vraagt hij zich af. Het autonome individu dat niet wil of kan kiezen, zal op zoek gaan naar nieuwe bakens. Nieuwe pragmatisch-ethische breuklijnen zullen ontstaan met een collectief geheugen dat aanzienlijk korter is dan dat van de traditionele religieuze en politieke zuilen. Terwijl de politiek in bij voorbeeld de euthanasiekwestie spreekt over wat te doen met 'wils-onbekwamen', zoeken de zich 'wils-incompetent'
voelende burgers reeds naar nieuwe zekerheden. En zo gaat het natuurlijk niet alleen met vragen over levensbeëindiging. De belangrijkste vraag is hier of en hoe de politiek relevante aanknopingspunten kan vinden.
Gelukkig wordt de politiek steeds indringender geconfronteerd met reacties uit de samenleving. Zoals gezegd, er zijn vele burgers actief. Men krijgt de indruk dat de actieve burger heden ten dage met meer gejuich wordt begroet door de politieke elite dan enkele jaren geleden. De bestuurder van tien jaar geleden vond iedere actiegroep of protestbeweging maar vervelend. De moderne bestuurder organiseert tegenwoordig zijn eigen oppositie en biedt zichzelf zo het uitzicht op een draagvlak voor beslissingen. Deze ontwikkeling is tamelijk vanzelfsprekend, en zij zal nog wel een tijdje doorgaan. Moeten we nu met al dit soort inkapselingen van maatschappelijk verzet en vernuft in principe blij zijn? Ik vind van wel. Het resultaat is immers een beter geïnformeerde en maatschappelijk gevoeliger overheid. Zowel de 'issues' als de besluiten zullen beter overeenkomen met wat de burger wil. En daar is het in een democratie toch om te doen. De vraag blijft echter wèlk deel van de bevolking dan regeert. Met andere woorden, als er nieuwe allianties met maatschappelijke organisaties ontstaan, en als er een politieke cultuur groeit die zich meer gelegen laat liggen aan maatschappelijke gevoelens zoals vertolkt door groepen georganiseerde (competente) burgers, ontstaat er dan geen nieuwe strijd om de macht? En zullen dan niet die groepen winnaar worden die bereid zijn zich te conformeren aan de dominante politieke cultuur? Dit soort (organisaties van) burgers maakt zich vaak verrassend snel wetenschappelijke en bureaucratische kennis en dito taalgebruik eigen en stemt zijn agenda af op die van de politieke elite. Het is echter zeer twijfelachtig of vergroting van burgerparticipatie zonder meer leidt tot een versteviging van het sociale draagvlak van de democratie. De bestaande politieke cultuur selecteert namelijk vertegenwoordigers en bestuurders die klaarblijkelijk maar moeizaam met die burger overweg kunnen. Er is een groot verschil tussen de in de politiek benodigde sociale competenties en de in andere sferen van de maatschappij geldende sociale competenties. Wat is sociale competentie? Volgens het woordenboek van Van Dale betekent competent 'bevoegd' of 'bekwaam'. Competentie heeft dus met bevoegdheid en bekwaamheid te maken. Neem iemand die uit is op een gezellig praatje aan de bar. De snelheid waarmee dit lukt, zal afhangen van de appreciatie van de andere kroeggasten. De criteria die de beoordelaars in de kroeg hanteren, blijven meestal bedekt, maar ze kunnen ook heel expliciet worden uitgesproken met woorden en met lichaamstaal. Dat gaat in een hard-rock-café niet anders dan in een politiek café. De psychologen Lang en Van der Molen onderscheiden drie fasen in het proces dat tot meetbare effecten van sociaal competent handelen kan leiden: het gaat om het decoderen, bes/issen en encoderen. Bij het decoderen gaat het erom in hoeverre iemand in staat is om informatie en waarneming van de situatie te identificeren, te ordenen en te interpreteren. Vervolgens, en dit is de tweede fase, zal de persoon moeten beslissen wat hij doet of zegt. Een aantal mogelijke reacties zal dan tegen elkaar moeten worden afgewogen. Wat iemand zegt of doet, hangt af van zijn eigen wil en van zijn inschatting van wat de situatie vereist. Zo'n proces kan heel snel, intuïtief verlopen, maar ook weloverwogen en langzaam. In de derde fase, die van het encoderen, gaat het erom of de persoon de (verbale en non-
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 - ;zomer 1993
I
1
11
29
verbale) respons weet te hanteren. 'Eh, zo bedoelde ik het niet, laat ik het anders zeggen .. .'
Wie de dominante politieke cultuur tracht te ontcijferen, moet opvallen dat het omgangsverkeer bijzonder formeel en arm aan emotionaliteit is. Klaarblijkelijk is een belangrijke sociale competentie in de politieke arena het vermogen om emoties uit te bannen. Hans van Mierlo gebruikt in dit verband de term 'ontmenselijking'. Vele burgers zullen tijdens de decoderingsfase bedenken 'dit is niks voor mij'. Wie zich niet aanpast, stuit op onbegrip. Zo kan zelfs iemand die jaren op de hoogste trede van de politiek heeft gefunctioneerd nog voor verrassende opmerkingen worden geplaatst: Ria Beekers mocht bij gelegenneid van haar afscheid uit de Tweede Kamer van Ruud Lubbers horen dat hij vaak het senaamrood op de kaken kreeg als hij haar emotionaliteit in het debat zag. In de politiek ziet men doorgaans slechts emoties bij triviale haarkloverij. Het waarlijk politiek vertoog waarin ingrijpende keuzen worden gedaan, wordt daarentegen gebracht als een saai harteloos verhaal met veel cijfers en slagen om de arm, waarin de taal van ondoordringbaar jargon en ondoorgrondelijke wetenschap (prognoses) de boventoon voeren. De burgers die de tweede fase ingaan, degenen die ervoor kiezen volledig mee te draaien in de cultuur van de politiek, door bij voorbeeld actief te worden binnen een partij of een andere politieke organisatie, staat een scala aan ervaringen te wachten dat varieert van succes tot frustratie. Van nieuwe medewerkers wordt kennis, alertheid, en helderheid verwacht. Wat ze in ieder geval zullen merken, is dat 'onwetendheid' wordt afgestraft. De derde fase is die van de 'feedback'. Zeg maar, het aanpassingsproces. In de huidige politieke cultuur is dat een éénrichtingsoperatie waarbij de nieuweling zich met vallen en opstaan dient aan te passen aan de dominante omgangsvormen en riten. Degene die nu nog roept, zoals PvdA-voorzitter Felix Rottenberg, dat alle grijze muizen uit zijn partij weg moeten van vertegenwoordigende posities, wordt voor het moment gedoogd omdat het mogelijk een aansprekende kreet is. Als deze figuur een blijvertje is, zal hij over enkele jaren zelf al even grauw en grijs zijn geworden, valt te vrezen. Aan dit lot zal niemand in de politiek gemakkelijk kunnen ontkomen. Kijk maar naar de Tweede Kamer: iedereen lijkt daar toch steeds meer op elkaar. En dat terwijl de samenleving juist steeds diverser wordt. Terwijl de politiek blijk geeft van onvermogen om 'De Ongekende Samenleving' met al haar variëteiten in opvattingen en levenswijzen te sturen, verdringt haar dominante cultuur alle afwijkende uitingen. Sommigen hunkeren dan ook wel eens in het openbaar naar de tijden van types als boer Koekoek. In een stoute bui denk ik wel eens aan het optreden van Hadjememaar en de Rapaillepartij. De almacht van de traditionele politieke cultuur is dus een belangrijk obstakel in de democratisering van de maatschappij. Op termijn is dit wellicht een belangrijker obstakel dan een ongeïnspireerde overheid die worstelt met haar bestuurlijke onvermogens. De politicus die met de burgers converseert tijdens een 'politiek café' onder net mom dat hij wel eens iets wil horen van die creatieve burger, spreekt de taal van de politiek en niet die van het café. Dat is nog tot daaraan toe, maar hij duldt niet dat de mensen die met hem praten zich uitdrukken in de taal van het café. Ik heb het al meegemaakt dat een wethouder bij zo'n gelegenheid een geïnteresseerde en betrokken burger die toch de moeite had genomen eens naar een andere kroeg te gaan als volgt probeerde te confronteren met zijn 'incompetentie': de
30
wethouder vroeg of de man binnen een minuut kon vertellen hoe hij, als de burger wethouder zou zijn, om zou gaan met de verplichte aanleg van een groot woonwagenterrein in de gemeente. In het debat van die avond een volstrekt uit de lucht gegrepen onderwerp. De beste man kon dat natuurlijk niet. Allicht want daar is nog geen enkele wethouder zonder kleerscheuren vanaf gekomen. Deze wethouder slaagde er in ieder geval in om de burger even het gevoel te geven inderdaad een stumper te zijn die niet in staat is tot moeilijke belangenafwegingen. Tegelijkertijd wekte hij de suggestie dat een gearriveerd politicus uit ander hout is gesneden. Het spreekt voor zich dat hier niet alleen een dappere poging om met de burger in gesprek te raken, is mislukt. Dat het zo moet gaan, is in mijn ogen een helaas welhaast wetmatige uitkomst van de intensivering van de ontmoeting tussen verschillende 'nietpolitieke' culturen en de bestaande politieke cultuur.
Waar ligt dan toch een sleutel voor de poort naar een onbekommerde democratische toekomst? In het begrip competentie: predes daar waar de dominante cultuur haar bekwamen selecteert om ze met bevoegdheden te overladen. Op alle punten in het politiek systeem waar sluiswachters bevoegdheden te vergeven hebben, van de toegang tot het parlement (kieslijsten) tot het vaststellen van de rechten van een of andere onduidelijke adviesraad, zal bewust aan een cultuuromslag moeten worden gewerkt. Andere types dan die nu zijn oververtegenwoordigd dienen te worden toegelaten tot de dominante politiek cultuur. Zowel tot de partijpolitiek als tot het kordon 'bekende gesprekspartners'. De.dominante cultuur komt dan in elk gevat onder druk te staan om te veranderen. Dit betekent dat er met verhevigde inzet en met betere resultaten een soort modern 'positief-actie-beleid' gevoerd zou moeten worden, alleen zou ik dat nooit zo willen noemen. Positieve actie roept slechts weerstand op en wakkert de culturele selectie en zelfselectie aan die de dominante cultuur juist in stand houdt. Dat laat de achterblijvende participatie van vrouwen en migranten maar al te goed zien. Eigenlijk is er voor die cultuuromslag niet veel nodig, niets meer dan alertheid en onbenoemde agenda's. Maak in de politiek meer toegang voor alle groepen die niet grauw en grijs zijn. Kortom, geef ruimte aan mensen die enige weerbaarheid hebben opgebouwd tegen de dominante cultuur. Alleen zo kan het begrip 'vertegenwoordiging' weer inhoud krijgen. Om het in modern stedelijk vemieuwingsjargon te zeggen: de democratie heeft behoefte aan een kritische massa van vertegenwoordiging. Democratie vraagt namelijk niet slechts betrokkenheid van burgers bij politieke vraagstukken, maar heeft ook behoefte aan verbondenheid met de vertegenwoordigers. En die verbondenheid is voor een groot deel een sociaalcultureel probleem dat zich manifesteert aan de hand van ongelijke waarderingen voor verschillende competenties. Politici moeten worden wat Couwenberg ruim vijftien jaar geleden 'articulatiedeskundigen' noemde: personen die gevoelens aan de basis in ideologische termen politiseren. De staatsrechtgeleerde had daarbij de competenties van deskundige burgers op het oog die het de politici lastig kunnen maken. De situatie van dit moment vraagt aan de politiek om zich meer te openen voor de dragers van deze competenties. Pa u/ Thewissen is medewerker van het Nederlands Centrum voor Democratische Burgerschapsvorming
rle Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
~----~----------------------------------------------------------------------------------------------------------------~
•
tr1om van de neobarok De
I I
i '
I,
De strakke zakelijkheid van de jaren tachtig heeft plaats gemaakt voor barokke zwierigheid. Jeff Koons, Benoit Mandelbrat en Ricardo Bofill zijn de nieuwe helden. Neobarokke chaos- de eontrareformatie van onze tijd.
De klad zit in het vooruitgangsgeloof. De laat-twintigste-eeuwse mens heeft genoeg van ideologieën en leerstelsels die de mensheid beterschap beloven. Het tijdperk van de moderniteit, sinds de Franse Revolutie goed voor tweehonderd jaar lofzang op de Universele Rede, is in zijn eindfase. Niemand durft nog een universele waarheid te claimen op straffe van totalitaire verdenkingen. Terzelfder tijd gaan alle zekerheden van weleer in een razend tempo één voor één aan splinters. De eenheid van het Redelijke, hèt sluitstuk van de moderniteit, valt op alle terreinen uiteen in een veelheid van gezichtspunten. Men duidt dit alles wel eens aan als 'postmodernisme'. Maar sinds enkele jaren komen marktgevoelige filosofen met een nieuwe catch-all-term aandraven: 'neobarok'. Het neobarokke ideeëngoed is een nieuwe poging om, in opvolging van het postmodernisme, de tekenen des tijds te ontcijferen.
BAROK Laat ons voorgoed het voorvoegsel'neo' nog even wegbergen en eerst de associaties vrij laten vloeien bij de term 'barok'. De barok, dat was de zestiende eeuw, de Contrareformatie, de opkomst van de jezuïeten, het Sint-Pietersplein in Rome, het paleis van Versailles, de kerken van de Italiaanse bouwmeesters, de schilderijen van Rubens, de muziek van Monteverdi, Vivaldi en Bach ... Pas in de achttiende eeuw maakte de Franse Revolutie definitief komaf met de barokke zwier, want voor de revolutionairen was de barok een verwerpelijk Ancien de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
I
I'
!
I
'lil
Régime. Als we aan 'barokke' kunst denken, borrelen meteen beelden op van grillige pareltjes van kerken met overladen façades, overdadige crème-au-beurre-patisserie; we zien in steen gehouwen heiligen in delirische godsvervoering, gehuld in fladderende gewaden van marmer, badend in een gloed van gouden en zilveren schittering. De kerken en paleizen van de barok zijn praalzuchtige spektakelzalen waar de versierselen elkaar verdringen. Het goud, de draperieën en de oneindige stoet van krullen, fiorituren en guirlandes doen de zintuigen duizelen onder een regen van prikkels. De barok was een feestelijke kunst en het was tegelijk een politieke strategie. Ten tijde van de barok onderging het wereldbeeld een sterke middelpuntvliedende kracht. Het katholieke geloof kraakte onder de verwoestende werking van de protestantismen. De Kerk wilde de massa terugbrengen naar het katholicisme, dus werd publiek gelokt met alle mogelijke middelen: verleidelijke kunstwerken, muziek, schitterende kathedralen ... De strategie van de barok was precies een omsingelende beweging om de brokken van het tuimelende wereldbeeld samen te houden. Men wou de twijfelaars herwinnen door hen te imponeren met majestatische schoonheid. De kunst van de barok presenteert zich als een spektakel, een parade, een festijn van illusies en schijn. Alles baadt er in een bovenaardse, wonderlijke atmosfeer - de barok spiegelt de kijker een aparte realiteit voor: een hyper-realiteit.
jl. 11' . ',.I
31
De eontrareformatie zette de verleidende kracht van de schijn in om de ene ware Godsdienst veilig te stellen, en zo was het barokke illusionisme toch nog stevig verankerd in een Waarheid. Het postmodernisme heeft vandaag zijn werk zo grondig gedaan, dat de Ene Waarheid die de Schijn nog kan schragen niet meer overschiet. TERUGKEER Het maatschappelijke klimaat van vandaag vertoont overeenkomsten met de crisis uit de tijd van de barok: alle globaliteitgaat naar de knoppen, de overzichtelijke schema's van de wereld zakken ineen, onzekerheid en instabiliteit duiken op. Net als het Europa van de zeventiende eeuw leeft onze tijd onbeschaamd met de schijn: vertoon, verpakking en vormgeving geven de toon aan. Alles speelt zich af aan de oppervlakte. Men wisselt met hetzelfde gemak van kapsel, 'vaste' partner en tv-kanaal als van overtuiging, imago en smaak. Authentiek-zijn, het motto dat in de jaren zestig en zeventig heilig was verklaard, heeft het toneel geruimd voor een veralgemeend beoefenen van het 'doen-alsof' en 'zich-gedragen-als'. We zappen ons een weg door eindeloze series geënsceneerde schijnvertoningen. Wie deze trend in zijn meest verdichte vorm wil ervaren, moet maar eens een poosje het tv-scherm gadeslaan of een weekend in een house-discotheek doorbrengen. 'Neobarok' staat voor een nieuwe levenslogica. Een logica die niet langer een alomvattend maatschappelijk project wil waarmaken, maar een die schaamteloos gericht is op het hier en nu. De verlangende blik naar de toekomst ruimt plaats voor een hartstochtelijk 'pluk de dag', uiteindelijk ook het motto van de barokcultuur. Net zoals de historische barok presenteert de neobarok het belevingsveld als parelsnoer van kleine genietingen, met dit verschil dat uit de reeksen zonder einde van de neobarok geen totaliserend, geruststellend overzicht af te leiden valt. NEOBAROK Velen voelen de verwantschap van onze tijd met de barok kennelijk op een of andere manier wel aan. In de culturele sfeer is een verhoogde belangstelling te merken voor alles wat uit het barokke tijdvak komt. Uitvoeringen van de barokke tierelantijnenmuziek mogen op verruimde bijval rekenen: BRT Radio 3 vergast zijn luisteraars bij het middageten graag op barokke 'Tafelmuziek' en er woedt een ware rage van ensembles die uitpakken met een barokrepertoire bij voorkeur gebracht op instrumenten die 'authentieke namaaksels' zijn van de oorspronkelijke. Hedendaagse
3l
De 'remake' van je(( Koons vormgevers en artiesten knipogen graag naar de barok. De muziek van Philip Glass en Steve Reich wordt voortgestuwd door hetzelfde motorische ritme als de fugata van Bach. Bij de minimalist Michael Nyman staat barokke muziek vaak direct voor zijn eigen werk, onder meer in 'Zoo', 'The Cool<' en 'The draughtman's Contract'. Het is barok al wat de klok slaat. Zelfs je eigen woonst is er niet meer veilig voor. In de binnenhuisinrichting wordt volop ge-
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
dweept met 'neobarokke' lepeltjes, vazen en ander huisraad. Sedert hun succesvolle tentoonstelling 'Vraiment Faux' (Echt Nep), voeren de ontwerpers Garouste en Bonetti de hitparade van het neobarokke meubilair aan, op de voet gevolgd door Philippe Starck. De uitgepuurde minimalistische salonnetjes van het voorbije decennium mogen bij het groot huisvuil, is hun boodschap. Zitten wordt een waar feest dank zij allerlei neobarok genotsmeubilair
~~----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------~,-.--1:
dat je laat wegzakken in zwoel rood of felblauw fluweel, aaibaarheidsfactor I0. De neebarokke fauteuils zijn breed en log en rusten bij voorkeur op royaal gekrulde verzilverde pootjes. Zonnekoning in eigen huis. De briljantste telg van de postmoderne architectuur, de Spanjaard Ricardo Bofill, bouwde in Parijs de indrukwekkende 'Echelles du baroque' bij het station Montparnasse. Het is overduidelijk dat hij hiervoor 'citaten' sprokkelde uit de gekromde gevels van de barokke architecten. Zelfs Vlaanderen heeft zijn staaltje neebarokke architectuur. In Doek's Café in Antwerpen kunnen trendy upscale people elkaar gaan bekijken in het decor van de 'industriële barok' van de Portugees Antoine Pinto. Leer, brons, marmer, eik en andere edele materialen worden omkaderd met zware, weelderige gordijnen. Doek's Café zwelgt in een sfeer van rijkelijkheid; over alles zweemt de glans van goud, hier en daar geaccentueerd met roestig rood en het groen van geoxydeerd ijzer. De wapenspreuk van de zaak, uit het Latijn ontcijferd, luidt: 'Dit oord werd opgetrokken en versierd om genot te verschaffen aan de ogen en aan het gehemelte.' ONZE LIEVE VROUW ONBEVLEKT Net als tijdens de eontrareformatie mogen wij ons verheugen op een heuse Madonnacultus. De overeenkomst tussen seks en religie, waar de Italiaanse meesteres zo graag mee uitpakt, inspireerde ook menig barok kunstenaar. Tal van martelaren en heiligen werden toen uitgebeeld in broeierige religieuze trances: halsreikend, de ogen gesloten, de mond half open, tussen snakken en zingen. Het beroemdste voorbeeld daarvan is het beeld van de Heilige Teresa in de Santa Maria della Vittoria in Rome. In diepe religieuze extase wordt zij meegevoerd in een stormwind van passie, verscheurd tussen sensuele en spirituele verlangens. De smachtende expressie van de Heilige Teresa is bijna een perfecte blauwdruk van de coverfoto van Madonna's 'True Blue' -en omgekeerd. Evenmin te missen in dit verband is het van religiositeit en sensualiteit doordrenkte 'Like a prayer', featuring op Madonna's 'lmmaculata'- ('de onbevlekte'!)album Maar terwijl Onze Lieve Vrouw haar fans een stabiel en in waarheid verankerd levensprogramma kon aanprijzen, geeft het idool Madonna haar volgelingen de stichtende boodschap mee om ongecompliceerd van het leven te genieten. Mèt condoom weliswaar. CHAOS Zelfs in de wetenschappen is de neebarokke
tijdgeest aan het werk: daar zorgt de chaostheorie voor, die op dit ogenblik in de natuurwetenschap furore maakt. De chaos-theorie doet navorsing naar dingen zoals de dynamiek van luchtlagen in de atmosfeer- een echte soep -, het gedrag van een wolkje melk in een hete kop koffie of het traject van een kolom rook uit een sigaret: die is eerst mooi lijnrecht totdat chaos zich ervan meester maakt en de orde in het ijle doet uiteenwaaieren. De chaos-theorie houdt zich bezig met het onvoorspelbare in de natuur, terwijl de conventionele wetenschap zich liever toelegt op het stabiele en berekenbare. Het vertrouwen in ijzeren wetmatigheden kreeg dank zij de chaos-theorie een paar stevige deuken; helemaal in de lijn van het postmodernisme kwam het geloof in de 'predestinatie' der dingen op de helling te staan. Warrelstromen in gassen en vloeistoffen vormen het voornaamste onderzoeksterrein van de chaos-onderzoekers; wellicht is deze wetenschappelijke aandacht voor turbulenties de weerslag van de geestelijke turbulentie waaraan wij mensen onderhevig zijn. Net als de historische barok legt de chaostheorie zich toe op het woelige, het vloeiende en het kolkende. In de historische barok valt eenzelfde belangstelling voor 'dynamische systemen' terug te vinden. Denken we maar aan de waaiende draperingen van Bernini's gebeeldhouwde engelen en heiligen, of aan de wervelende plooiingen in wolken, rotsen en lichamen bij El Greco en de spiralende luchtlijnen in Rubens' schilderijen. Andere aanwijzingen van die voorliefde voor 'chaos-gedrag' zijn de deinende, 'levende' gevels van Borromini's gebouwen en de barokke fonteinen, versierd met figuren die water doen opbruisen in alle richtingen. MANDELBROT Nagenoeg elk kunstboek over de barok houdt even halt bij Bernini's borstbeeld van Ladewijk de Veertiende (waarvan Jeff Koons overigens een remake maakte. Koons: 'Mijn taal is die van de barok'). Het toont het jonge, knappe gelaat van de schitterende en verkwistende zonnekoning die langoureus in de verte staart. Zijn lange haren krullen wild naar beneden en vallen op de diepe, heftig bewogen plooien van zijn marmeren mantel, waarmee Bernini schitterend wind en turbulentie weet te evoceren. Een beeld waarin voortreffelijk de barokke sfeer is samengebald. Op dezelfde manier zal de latere geschiedschrijving kunnen teruggrijpen naar de Mandelbrat-set als perfecte verzinnebeelding van de neobarok. De Mandelbrat-set is genoemd naar de wiskundige Benoit
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
Mandelbrot, de bedenker van de set. Het gaat om een algebraïsche formule die, wanneer ze door een krachtige computer wordt uitgevoerd, het wezen van de neebarokke chaos in een virtua/ rea/ity tot leven brengt (rekentijd op uw pc thuis: 181 uur). De formule neemt de kijker mee op een duizelingwekkende tocht door veelkleurige draaikolken van links- en rechtsdraaiende spiralen die zich oplossen in een parelsnoer van zeepaardenstaarten, die op hun beurt weer bestaan uit oneindig veel bontgestreepte uitstulpingen en uitwaaieringen die in zwarte gaten vallen of, in hun omgekeerde richting, daaruit omhoog rijzen in een beklemmende, stille schoonheid. Elk klein krulletje herbergt opnieuw de hele verzameling, in telkens wisselende configuraties, zodat de tocht nooit tot een einde komt. Elk patroon op willekeurige diepte is nogmaals een weerspiegeling van het oppervlaktebeeld. 'leder detail', aldus Mandelbrot, 'bevat het geheel, maar nooit is de dochter precies hetzelfde als de moeder.' Het doet denken aan de leer der nomaden, het sluitstuk van de metafysica van de meester-filosoof van de barok, Leibniz. Voor hem was al het zijnde opgebouwd uit ontelbare aantallen nomaden; en elke nomade apart weerspiegelde binnen zichzelf opnieuw de hele kosmos. De Mandelbrat-set symboliseert treffend de neebarokke samenleving. We leven, om het met Joyce te zeggen, in 'a whoried without aimed', wat zowel kan betekenen een 'wereld' (world) zonder doel als een 'draaikolk' (whirl) zonder einde of richting. We voelen geen grond meer onder de voeten, maar dat brengt ons, neebarokke mensen, niet tot wanhoop. Eerder dan ons in een schrikwekkende donkere leegte mee te zuigen, voert de neebarokke chaos ons mee in een sponzige ruimte waarin wij caleidoscopische schoonheid kunnen ontdekken. T Filip Huysegems (D1t art1ke/ is overgenomen uit het Vlaamse poliliek culturele tijdschri/L 'De N1euwe Moond', januari 1993)
De keerzijde van het Japanse
succes Japanners doen alles beter, sneller en vooral goedkoper. Het geheim van hun formule: hoge technologie, loyale werknemers en een perfect produktiesysteem. Het is het Japan van de fraaie reclamespotjes, de schone fabrieksvloeren en de vloeiende samenwerking. Maar er is ook een ànder Japan. Toyota City wordt het 'Detroit van de Oriënt' genoemd. Het is de zetel van de grootste industriële onderneming van Japan, Toyota Motor Company. De stad is één grote fabriekshal, maar dan opgedeeld in grote, middelgrote en kleine hallen en werkplaatsen. Belangrijke assemblagevestigingen van Toyota staan in Toyota City. De plaatselijke bevolking (84 procent) is in dienst bij de automobielgigant en zijn duizenden toeleveringsbedrijven. Elf grote vestigingen telt de stad, veertig bedrijven hebben maximaal vijfhonderd werknemers in dienst. Het kleinbedrijf is oververtegenwoordigd. Bij de gemeente staan I 366 klein-ondernemingen geregistreerd. Hiervan zijn er duizend piepklein met drie à vier werknemers. Dit zijn zogenaamde familiebedrijfjes die bekend staan als de sweatshops van Toyota City.
GEDELEGEERDE CONTROLE Yamamoto Tekkosyo is één van de drieduizend toeleveringsbedrijven van Toyota. De
14
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
fabriek levert simpele metalen onderdelen voor de airconditioning. Bij Yamamoto werken alleen vrouwen die op parttimebasis meer dan 35 uur per week achter de stanzmachines staan. Yamamoto is een relatief goed geoutilleerd bedrijf. Getuige de nieuwe machines is recentelijk flink génvesteerd. Yamamoto is een derdelijns- bedrijf. Toch meent de eigenaar dat zijn fabriek onderdeel is van de Toyota-familie. De onderdelen worden via een tussenbedrijf aan Denso geleverd. Denso verzorgt als dochteronderneming de sub-assemblage en levert direct aan Toyota. Yamamoto zelf heeft vier kleine subcontractors, familiebed rijfjes die qua afzet sterk van Yamamoto afhankelijk zijn. Op een stuk papier tekent de eigenaar een aantal cirkels. Eén rond Toyota en de dochters, waaronder Denso. Als mainsupplier staat Denso in het middelpunt van een ander cluster bedrijven. Zo tekent hij cirkel na cirkel. Groepen toeleveringsbedrijven die onder controle staan van het T oyotamanagement. In management-jargon heet dit het systeem van 'gedelegeerde controle'. Als we vragen naar de relatie tussen Yamamoto en T oyota, zegt de fabriekseigenaar: 'We zijn een familie en zijn wederzijds afhankelijk.' Bij doorvragen blijkt dat boekhouders en ingenieurs van Toyota en Densc de fabriek regelmatig bezoeken. Dit om het produkt maar vooral het produktieproces te controleren en zonodig correctie voor te stellen. De reden van de frequente bezoeken is de storings-en sabotagegevoeligheid van het just-in-time-systeem. Just-in-
rato.· Tjobnng
von EgLen
time-toelevering in Toyota City betekent in hoge frequenties kleine series van de juiste kwaliteit op het juiste moment aanleveren. Daarom bepaalt Toyota welke technologie toegepast wordt en dus in welke machines geïnvesteerd wordt. Het 'moederbedrijf heeft ook grote invloed op het personeelsbeleid van Yamamoto. 'Bij Toyota zeggen ze', aldus de eigenaar, 'als er meer loon betaald kan worden, kunnen de prijzen ook omlaag.' De eigenaar zegt elke maand, samen met andere toeleveringsbedrijven in een speciale werkgroep bijeen te komen. De voorzitter van de werkgroep is een manager van Toyota die belast is met kwaliteit van toelevering. Over maakkosten en toeleveringscontracten wordt in deze groep niet gepraat. Dat gebeurt achter gesloten deuren. Echte contracten zijn volgens de eigenaar van Yamamoto niet nodig. Er worden alleen mondelinge afspraken gemaakt. En volgens de eigenaar van de derdelijns-subcontractor kan dat alleen bij wederzijds vertrouwen. Niet alleen Toyota Motor Company voert een strategie van geografische concentratie van mainsuppliers en hun toeleveranciers. Zo heeft Nissan, Japans tweede autofabrikant, een hoofdvestiging nabij Tokyo, in Zama City, toeleveranciers geconcentreerd op een rij-afstand van dertig minuten. Eén van de redenen voor de geografische concentratie is de gebrekkige infrastructuur van Japan, met haar vele opstoppingen en files. Belangrijker zijn echter de voorwaarden voor een optimaal just-intime-toeleveringssysteem, inclusief de zorg
om het kwaliteitsmanagement in de lagere echelons van het netwerk te garanderen. Zama City is een industrieel district. De meerderheid van de bevolking is qua werk en inkomen afhankelijk van een economische sector, namelijk de auto-industrie. Een tocht door deze 'Nissan-stad' is een bezoek aan een museum voor industriële geschiedenis. De assemblagevestiging is rijkelijk voorzien van high techno/ogy, geüniformeerde werknemers en gerobotiseerde produktielijnen en heeft een imago van veilige arbeidsomstandigheden. De subcontractors daarentegen werken niet zelden onder negentiende-eeuwse omstandigheden. In Zama treffen we kleine zelfstandigen aan die tachtig uur per week ploeteren. In fabriekshalletjes met sterk verouderde machines. In tegenstelling tot het gangbare beeld van Japan als het land van high technology treffen we vooroorlogse omstandigheden aan. Ook de arbeidsverhoudingen in de ondernemingen die deel uitmaken van het netwerk rond de Nissan-vestiging zijn allesbehalve 'modern.'
DE DRIE D'S Eén van de toeleveringsbedrijven van Nissan is een spruitstukkenfabriek. De fabriek, op een steenworp afstand van de assemblagehal van Nissan, is een zogenaamde mainsupplier. In de produktiehalliggen overal bergjes afval en plassen olie. De machinewerkers staan op vlonders. Vier machines per persoon. In een moordend tempo worden spruitstukken van de ene machine naar de andere gebracht, boren gewisseld en nieuwe stukken geplaatst.
de Helling -jaargang 6 - nummer 2 - zomer 199 3
Quentin, een Filipijnse migrant die sinds 1989 in Zama City werkt, noemt het Th ree D Iabour'. 'Demanding, Dangerous and Dirty'. Quentin legt uit dat voor de volgende dag een 'produktiedoel' wordt bepaald dat echter 's ochtends en 's middags gewijzigd kan worden. Nissan Zama wijzigt de dagorder volgens het zogenaamde 'pullsystem'. De laatste werkstations van de montagelijn bij Nissan geven de orders door aan het voorlaatste werkstation of unit. Deze unit geeft op haar beurt weer opdrachten aan haar interne of externe toeleveranciers. Zo komt de order uiteindelijk bij de spruitstukkenfabriek aan. Nissan streeft ernaar om zonder voorraden te werken wat tot gevolg heeft dat de onderdelen en componenten in kleine hoeveelheden maar in hoge frequentie aangeleverd moeten worden. Het streven is om alleen die aantallen en type auto's te assembleren die ook werkelijk besteld zijn. Het commentaar van Quentin is veelzeggend: 'Ik weet alleen hoe laat ik van huis ga, nooit hoe laat ik van mijn werk thuis kom.' Per dag werkt Quentin twee uur over. Omdat de fabriek met een tweeploegensysteem werkt moet hij vaak vier uur overbruggen. Quentin en zijn collega's zijn geen lid van een vakbond. De eigenaar staat een vakbond niet toe. De werknemers in de toeleveringsbedrijven van Toyota en Nissan behoren tot het legioen van ongeorganiseerde arbeiders in Japan. Daarentegen is bij Toyota en Nissan zélf de organisatiegraad bijna honderd procent. In bedrijven met maximaal honderd werknemers slechts 6,5 procent. In de
35
De toeleveringsbedrijven kleine sweatshops met hooguit tien werkwerken niet zelden nemers is 0,4 procent lid van een vakbond. Uit de statistieken van het Ministerie van onder negentiendeArbeid in T okyo blijkt dat de sociale verschillen verband houden met het fenomeen eeuwse van bedrijfsvakbonden. Japan telt iets meer dan twaalf miljoen vakbondsleden, veromstandigheden. In deeld over maar liefst 72.000 bedrijfsvakbonden. De organisatiegraad schommelt Zama treffen we rond de twintig procent. Vakbondslidmaatschap is exclusief. Dat wil kleine zelfstandigen zeggen dat slechts een selecte groep lid kan worden van de bedrijfsvakbond. Zo heeft aan die tachtig uur Toyota Motor Company bijna 60.000 mensen in dienst. De Toyota-medewerkers per week ploeteren in vormen tezamen met de werknemers van de mainsuppliers en Toyota-dealers de Fefabriekshalletjes met deratie van T oyota-bedrijfsbonden. De werknemers in de lagere echelons van de sterk verouderde toeleveringsketen hebben geen recht op vakbondslid maatschap. Zij behoren tot het machines onbeschermde deel van de Japanse samenleving. Als we de lonen van Toyota en Nissan voor de jaren 1970 en 1986 op honderd stellen, dan daalt het loon-indexcijfer in de periode van 1970 tot 1986 - het laatste jaar waarover gegevens bekend zijn- voor het kleinbedrijf van 73,9 naar 65,3. In mei 1993 is de van oorsprong communistisch georiënteerde Vakbondsfederatie Zenraren met aanvullende gegevens gekomen op basis van eigen onderzoek. In het grootbedrijf, zoals Toyota of Toshiba, Fujitsu of Nippon Steel Corporation, wordt bijna vijftig procent meer verdiend dan in het kleinbedrijf met maximaal dertig werknemers. Een soortgelijk verschil is ook aan te geven als het gaat om werktijden. Een Toyota werknemer werkt op jaarbasis ruim 21 00 uur- 500 meer dan zijn Europese collegaterwijl in het kleinbedrijf drieduizend uur wordt gemaakt. ONZICHTBARE DWANG In Komaki, een industriestadje op tw1nt1g kilometer afstand van Toyota City, treffen we twee dissidenten in de boeddhistische tempel van priester Watanabe. In het bruisende industriestadje is de tempel een oase van rust. Kinderen spelen op het erf, honden rennen blaffend rond. Als we aankomen staat priester Watanabe al op de uitkijk. Op groene en versleten slippers leidt hij ons door een wirwar van gangetjes naar een kamer. Twee mannen zitten gehurkt op de tatami-matten. Snoepgoed koekjes met gedroogde vis -ligt uitgestald op tafel. Hatari, zo stelt de priester de oudste voor, werkt reeds drieëndertig jaar bij Toyota. Hita, zijn collega, twintig jaar. De Engelse woordenschat van Ha tori reikt niet verder dan The cantral is tata/.' De
36
priester vertaalt zijn relaas. 'Het management-systeem werkt verstikkend, onderdrukkend.' Als je geen overwerk doet of niet actief deelneemt aan de managementcampagnes om kosten te verminderen, dan word je gebrandmerkt als een niet-loyale werknemer. 'Een dissident'. Hatori legt uit dat de auto's goed en goedkoop zijn, maar dat de keerzijde van het Toyota-management dwang is. Hiermee bedoelt hij geen fysieke dwang. 'De dwang is onzichtbaar' en hij wijst naar zijn hoofd. 'Bij Toyota wordt gesproken over een gemeenschap. En alle leden van de gemeenschap streven het zelfde doel na. Ze respecteren elkaar en komen voor elkaar op. Maar toch, gehoorzaamheid is bij Toyota de grootste deugd.' Hita valt zijn oudere collega en vriend bij. Hij spreekt van de ongeschreven regel om je letterlijk uit de naad te werken voor de werkgemeenschap. 'Normaal is bij voorbeeld dat je vijfhonderd uur per paar extra werkt. Twee maanden per jaar. Je moet altijd beschikbaar zijn. Je wordt geacht je neer te leggen bij ongeschreven regels. Bij voorbeeld dat een deel van het overwerk niet wordt betaald. Service overtime noemen we dat. Voldoe je niet aan de norm, dan word je gestraft.' Straffen bij Toyota blijkt te gaan via het loonzakje. Zo rekent Hatori voor dat zijn koppigheid twee miljoen yen per jaar kost. Omgerekend meer dan twaalfduizend gulden. 'Maar', zo relativeert hij, 'wij hebben tenminste tijd en kunnen genieten van verlofdagen.' Promotie is evenwel niet weggelegd voor Hatori en Hita. Hoewel ze reeds lange tijd bij Toyota in de Motomachifabriek werkzaam zijn, is het bekende senioriteitsprincipe aan hen voorbij gegaan. Geen automatische promotie en loonsver-
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
hoging bij een langdurig dienstverband. Hatori vertelt dat Toyota haar dissidenten of oudere - en dus minder produktieve werknemers niet ontslaat. in plaats daarvan worden mensen overgeplaatst naar buitenfirma'sof-in het geval van opstandigen - zo gepest en getreiterd dat zij uit eigen beweging opstappen. KAROSHI Priester Watanabe valt uit zijn vertalersroL Angst voor sociaal isolement is wat de Japanse werknemers parten speelt. 'Japanse werknemers identificeren zich met een groep. Dat kan de wijk zijn waar ze wonen, maar ook het bedrijf waar ze werken. Het gezin komt in dit rijtje niet voor.' Het is om deze reden dat Japanse werknemers zo hard werken dat ze er dood bij neervallen. De priester verwijst naar 'karoshi', hetgeen zoveel betekent als 'dood door overwerk'. Per jaar werken naar schatting tienduizend Japanners zich letterlijk en figuurlijk dood. Ook in T oyota zijn karoshi-slachtoffers te betreuren. Karoshi is in Japan een veelbesproken thema. Er is een zogenaamde 'karoshi-grens'. Deze ligt op drieduizend uur per jaar. Arbeiders die meer dan drieduizend uur werken lopen volgens deze norm het risico eerdaags dood neer te vallen. Vermoeid, uitgeput, versleten. Het meld- en informatiepunt voor karoshi in de miljoenenstad Nagoya registreert regelmatig vierduizend en meer werkuren per jaar. Advocaat Ueyanagi die sinds midden jaren tachtig strijdt voor een compensatieregeling voor de nabestaanden van karoshi-slachtoffers schat dat zich meer dan tien miljoen werknemers in de gevarenzone bevinden. Priester Watanabe relativeert het probleem van karoshi. Volgens hem is hetaantal zelfdodingen onder jongere werknemers een nog groter probleem. LEVENSLANG
Kozaburo Tsukishima is vice-voorzitter van de bedrijfsvakbond van Toyota, de Toyota Motor Workers Union. Volgens de vicevoorzitter worden de Japanse 'industrial re/ations' gekenmerkt door het life-timeemployment-systeem, het principe van senioriteit en het bestaan van de bedrijfsvakbond. Zo hebben de werknemers bij Toyota een aanstelling voor het leven. Sinds de beginjaren vijftig heeft Toyota niet een medewerker ontslagen. Vanwege de platte organisatiestructuur met een minimum aan hiërarchische lagen, wijkt het carrièrepad in de Japanse bedrijfsorganisatie wezenlijk af van dat in het Westen, aldus Tsukishima. T oyota leidt op de eerste plaats de mensen zelf op. Hierbij is multi-ski/I het parool. Maar een opleiding bij Japanse grootste autofa-
I I
11
1'
'I
'1
111
:I
,I
I i
I
I
I
I!
(oto: T]obring van Egten brikant duurt een heel werkzaam leven. Over het fenomeen van bedrijfsvakbond stelt Tsukishima: 'Werknemers en management bij Toyota verhouden zich als twee wielen aan een as.' Veel later, bij onze terugkeer in Tokyo horen we van een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisatie Nikkeiren, Hiroyuki Matsui, hoe belangrijk de bedrijfsvakbonden worden geacht. Volgens de Nikkeiren-vertegenwoordiger is de verspilling in de vorm van ziekteverzuim en stakingsdagen- zeker in vergelijking met Westerse economieën zeer gering. Het ziekteverzuim ligt op 2,4 procent, terwijl op een arbeidsbevolking van vele tientallen miljoenen slechts 80.000 dagen verloren gaan aan stakingen. De rust op het arbeidsfront wordt mede in stand gehouden door de bedrijfsvakbonden. Belangrijker noemt Matsui het feit dat het senioriteitsprincipe en de bedrijfsvakbond geen holle frasen zijn. Tachtig procent van de managers in 'g/oba/ companies' zoals Toyota is eigen kweek en zeven op de tien topmanagers hebben carrière gemaakt binnen de bedrijfsvakbond.
KAlZEN Stokpaardje van Tsukishima is het 'management van de permanente verbetering', in Japan 'Kaizen' genoemd. Onderdeel van dit management zijn de fameuze kwaliteits-
kringen. T oyota telt 9000 kringen die jaarlijks twee miljoen ideeën en suggesties produceren om het produkt, de organisatie en het proces te verbeteren. In heel Japan bestaan er bijna een miljoen kwaliteitskringen met ongeveer zes miljoen leden. Volgens de vakbandsman wordt bijna honderd procent van de ingeleverde ideeën bij T oyota daadwerkelijk uitgevoerd. Kaizen wordt in de literatuur tegenover innovatie geplaatst. In tegenstelling tot Westerse ondernemingen, zijn de Japanse bedrijven niet zo bedreven in de grote innovatieve toepassingen waarmee het produkt, de organisatie en het produktieproces een grote sprong vooruit maken. Het management van T oyota en andere grote ondernemingen is gericht op het gestage verbeteren. Kaizen wordt afgebeeld als een zacht glooiende helling, stapje voor stapje wordt de kwaliteit verbeterd. Voorwaarde is wèl dat de werknemers het gereedschap hebben om vormen van verspilling te traceren, oplossingen te bedenken en deze - zoveel mogelijk - zelf in te voeren. Het geheime wapen bij kaizen is de kleine kring. BijT oyota 'kwaliteitskring' genoemd, in andere ondernemingen als 'jishu Kanri'kringen aangeduid. Jishu Kanri betekent vrij vertaald- 'vrijwillig en zelfstandig management'. De medewerker en lid van de JK-
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
kring staat elke dag op scherp, maakt de werkorganisatie doorzichtig, traceert fouten en vormen van verspilling, bedenkt oplossingen en brengt deze zelf in praktijk.
VISUELE CONTROLE Het interview met de vertegenwoordiging van de bedrijfsvakbond loopt uit. Na het diner volgt een rondleiding door de T oyota City. Het nieuwe vakbandskantoor - in aanbouw- wordt aangedaan. Tsukishima vertelt dat er een grote hal wordt gereserveerd voor bruiloften. Als we vreemd opkijken, legt hij uit dat er in Toyota City een tekort is aan bruiden en dat daarom de jongeren niet meer zo gretig zijn om bij T oyota te werken. Daarom heeft de bedrijfsleiding het initiatief genomen om met een zusterstad waar veel textielindustrie is gevestigd een uitwisselingsprogramma op te zetten. T oyota-werknemers en textielarbeidsters treffen elkaar op gezette tijden. De Toyota-vakbond levert ook een bijdrage: zij stelt het eigen vakbandskantoor ter beschikking als trouwzaal. Na de bezichtiging van het Toyota-sportcomplex volgt een bezoek aan de Motomach i-fabriek. Deze vestiging is sinds 1959 operationeel. Al op het eerste gezicht wordt het verschil duidelijk met de Europese automobielindustrie. Het personeel draagt een grijs uniform. Alleen de kleur
37
foto. Tjobring van Egten van de petten varieert. Sommigen hebben gekleurde strepen op het uniform. Visuele controle, zo wordt ons uitgelegd, is belangrijk. Aan de kleur van de pet kan men zien of een medewerker van buiten is of niet. Op de vloer zijn rode, gele en oranje strepen aangebracht. De gele streep is het looppad voor de band-arbeiders als zij van de werkplek naar de kantine marcheren en weer terug. Boven de werkstations hangen grote borden met lampen. Aan de banden zijn lampen aangebracht, zogenaamde 'ondons'. Tsukishima: 'De nummers corresponderen met de leden van een team.' Als een werknemer zijn werkplek verlaat, drukt hij een knop in. De voorman kan op grote afstand controleren hoelang hij niet op zijn positie is. Andere lampen gaan branden bij een storing. Aan de band is een zogenaamde stoplamp aangebracht. Als het tempo niet bijgebeend kan worden, kan de medewerker de band stilleggen.
MUDA Joggen, zo kun je het werk van de Toyotawerknemers in de montage - het meest arbeidsintensieve deel van de assemblagehet best omschrijven. De werknemers hollen van het werkstation naar de kratten met kleine onderdelen. 'Arbeid' wordt in Japan, en zeker bij T oyota, op een bijzondere manier opgevat. In de propaganda-brochures van het concern wordt de werkplek omschreven als een plek om jezelf te ontplooien en waar je een levenslange opleiding kan volgen. Verbeteren van kwaliteit en ontplooiing zijn synoniemen. En kwaliteit is bijT oyota hetzelfde als kosten reductie. De Toyota-manager laat zich leiden door het gezegde 'Een daling van de kosten mettien procent is gelijkaan een stijgingvan de verkopen met honderd procent.'
18
Om nog gedetailleerder te zijn: kwaliteitsverbetering is het tegengaan van verspilling, op zijn Japans mud a. De vice-voorzitter legt uit dat er verschillende soorten van verspilling zijn. Verspilling door kwalitatief slechte produkten, onnodige voorraad, overproduktie. Voor het welbevinden van de werknemers en de kwaliteit van de arbeid is een belangrijke vorm van muda essentieel, namelijk verspilling in de vorm van 'onnodige arbeidsverrichtingen'. 'Arbeid' is voor de T oyota-manager een niet bestaand begrip. Hij ziet slechts handelingen die geld in het laatje brengen meerwaarde aan het produkt toevoegen en handelingen die alleen geld kosten. De eerste handelingen - het toevoegen van meerwaarde - worden 'zuivere handelingen' genoemd. De 'niet-zuivere handelingen' zijn weliswaar nodig om meerwaarde toe te voegen maar blijven in de ogen van de manager een kostenpost. 'Kaizen' richt zich daarom mede op het traceren en terugbrengen van 'niet-zuivere handelingen'. T oyota-werkers worden daarom - in de eerste opleiding- geleerd onderscheid te maken tussen deze twee soorten handelingen. Een volgende stap in de opleiding is het aanleren van technieken om de 'niet-zuivere handelingen' op de eigen werkplek terug te dringen. STRIKTE HIËRARCHIE Vijftig kilometer van Osaka, het Amsterdam van Japan, ligt de universiteitsstad Kobe. Het is de woonplaats van professor Makota Kumazawa. Op de bovenste verdieping van de Konan-universiteit staat Kumazawa, half verscholen achter stapels boeken en paperassen, ons te woord. Kumazawa geldt als een van de belangrijkste criticasters van wat hij 'toyotisme' noemt. De prikkelende
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
stelling van de professor is dat niet het kwaliteitsmanagement karaterisriek is voor de Toyota-organisatie, maar juist de controle op de prestaties van de werknemers. Het life-time-employment-systeem wordt volgens Kumazawa veelal gepresenteerd als bescherming van de werknemers. 'Een levenslange garantie op werkgelegenheid heeft Toyota nog nooit afgegeven. Werknemers die niet aan de hoge eisen voldoen, worden te werk gesteld in de uitbestedende firma's of moeten het 'three D'-werk doen.' Volgens de professor worden beloning en promotie niet gebaseerd op verjaring van het dienstverband. De wijze waarop werknemers worden beoordeeld geschiedt volgens het 'nenko'-systeem. 'Nen' betekent leeftijd, 'ko' vaardigheid en prestatie. In de woorden van Kumazawa is het beoordelingssysteem bij Toyota en andere Japanse globa/ companies gebaseerd op senioriteit en competitie tussen de werknemers onderling. Kumazawa: 'In tegensteling tot het gangbare beeld bestaat er bij Toyota een strikte hiërarchie. Zelfs de kleinste organisatorische eenheid - de taakgroep of kwaliteitskring- is eigenlijk een pyramide van rangen en standen.' De professor legt uit dat een taakgroep in de montage zestien verschillende taken moet uitvoeren en dat iedere taak ingeschaald is op drie vaardigheidsniveaus. 'In de taakgroep bestaat de hiërarchie uit zestienmaal drie rangen. leder lid wordt uitvoerig geëvalueerd door de teamleider, de 'hancho' en door de voorman, de 'kumi-cho'. Volgens de professor is dit alles nog niet zo'n probleem ware het niet dat de criteria waaraan de prestaties en vaardigheden van de werknemers worden afgemeten, bijzonder manipulatief zijn. De achterliggende reden hiervan licht Kumazawa toe: 'Bij T oyota bestaat er niet zoiets als vakmanschap. Dat is lang geleden uitgebannen. Er zijn in tegenstelling tot Amerikaanse en Europese bedrijven geen kwalificaties op basis waarvan de werknemer wordt ingeschaald en zijn vakmanschap of beroep beschermd.' Produktieve prestaties van individuele werknemers worden nauwkeurig bijgehouden. Maar volgens de professor worden ook het gedrag en de houding van de werknemer geadministreerd. Een van de graadmeters is wat Kumazawa 'trainability' noemt; de bereidheid tot overwerk, de inbreng van ideeën ter verbetering van de kwaliteit, de bereidheid tot deelname aan bedrijfsactiviteiten buiten werktijd. 'Competitie', zo analyseert Kumazawa, 'komt om de hoek kijken omdat er een inflatie van prestatienormen bestaat. De werknemer die het hoogste aantal ideeën levert, de
~....--------------------------------------------~===========================================================================---~----
Manieren
meeste overuren maakt, de beste kwaliteit levert, die werknemer wordt als norm voor de andere gesteld.' Binnen de taakgroep vindt een competitie plaats. En voegt de professor eraan toe, ook de prestaties van de taakgroepen worden onderling vergeleken. De beste taakgroep wordt de norm waarop andere taakgroepen worden afgerekend. Het effect is dat de taakgroepsleden elkaar corrigeren en aansporen tot ongekende prestaties. De veelgeprezen loyaliteit van de Japanse werknemer, zo is de mening van professor Kumazawa, is niet meer dan een gedwongen aanpassing. 'De druk van de permanente competitie bij Toyota en andere autofabrikanten, wordt wel gecompenseerd. De wedijver wordt als het ware verzacht door het teamwerk en het idee van het bedrijf als gemeenschap van gezamenlijke belangen.' Daarnaast constateert de criticus een economisch tegenwicht. 'De werknemers bij T oyota vormen in de Japanse samenleving een bevoorrechte groep. Wie niet bij Toyota of een andere Japanse multinationale onderneming werkt, verdient minder, werkt harder en heeft minder sociaal aanzien. De T oyota-mensen behoren nog steeds tot de elite van Japan.' HetJapanse succes in de mondiale arena is uitgegroeid tot een mythe. Het is waar en tegelijk niet waar. Het economisch succes van Japanse g/oba/ companies wordt gespiegeld aan wat de aristocratie onder de Japanse werknemers kan worden genoemd; aan de exorbitante hoge betalings- en handelsoverschotten en het niet aflatende concurrentievermogen. Maar het economische succes heeft een keerzijde: de maatschappelijke gevolgen van de veelgeprezen loyaliteit van de Japanse werknemer en van het kwaliteitsmanagement. Gevolgen die tevens voorwaarden zijn voor het succes van wat 'toyotisme' heet. T Hans Krikke Hans Krikke IS freelance JOUrnalist en meelewerker van de Sticht1ng Opstond
Een goede vriend van miJ woont te Brussel. Wij
dat moest je vooral groot z1en. Feitelijk spoog
schrijven elkaar tot beider genoegen veel en lang.
men namelijk niet op het asfalt of een baksteen
Het enige pmbleem met deze vriend is dat hiJ niet
doch op de wereld in haar totaliteit. En vanwege
goed plakt, of te we1nig, wat op hetzelfde neer-
de omkenng aller waarden d1e punk voorstond,
komt. Het netto-resultaat is Immers dat allerlei
had het spugen intem de functie van soc1ale ac-
mannen b1j Tante Pos dagenlang in de wee1· ZIJn
ceptatie: dat je oké was. De1·halve bespoog)ohnny
met wegen, rekenen en d1ngen nakiJken in tabellen
Rotten ZIJn publiek altoos met ve1-ve, en zijn aan-
en met het opzoeken van daartoe bestemde for-
hang- sow1eso in meerderlei opzichten Rottens
mulieren waamp weer getallen moeten wo1·den
spitting 1moge -spoog kameraadschappeliJk terug
(riencily exchange
of body nwcis.
Ingevuld en ambtshalvelijke volgnummers gestem-
in
peld dienen te worden. Waama ik z1t opge-
Het teloorgaan van decorum wordt ook wel ge-
scheept met te betalen strafport maar vooral, en
weten aan de opkomst van het femin1sme. Deu-
0
dàt is pas erg, met te late post. Zodat wij elkaa1·
ren open- en Jassen ophouden werden ineens
niet meteen snappen aan de telefoon. Dan zegt
verdachte handelingen, beleefdheden die eigenliJk
hir 'Maar dat schrééf ik je toch??? Of léés Je me
verkapte vormen van kleinhouden en betuttel1ng
niet somslll' En dan hebben we bijna ruzie. Alle-
waren. Zelfstandigheid nastrevende dames wei-
maal omdat hiJ niet goed plakt.
gel·den voortaan als broze poppetjes doo1· deuren
D1e strafport betaal ik steevast. Ik ben netjeS op-
geloodst te worden en gaven ferm te kennen zèlf
gevoed en houd miJ b1·aaf aan m11n burge1·plichten.
heel goed in staat te ZIJn hun armen in hun
Nooit zal 1k papiertjes op straat werpen, ik laat ze
Jasmouwen te steken. daar hadden ze niemands
me zelfs n1et schijnbaar achteloos ontglippen alsof
hulp biJ nodig. Feministen ZIJn namelijk stoer. Per-
ikzelf hoegenaamd niet weet wat er achter m1jn
soonliJk heb 1k nooit goed beg1·epen waarom
nug om gebeurt. (Opgerookte sigaretten trap ik
stoerheid tot het afschaffen van zulke galantheden
wel op straat uit. in het verzachtende besef dat ik
moest le1den; ik ben mee1· voor de reciproque
geen filter rook.) Maar proppen op straat gooien:
strategie en houd dan ook immer voor miJn af-
nee. Ik zoek naarst1g naar publieke prullenbakken
scheld nemende bezoek de JaS op en de deu1·
of bewaar ze in mijn tas voor thuis, waar ik miJn
open. Mene1·en ZIJn daar doo1·gaans verbaasd over,
proppen Uitgebreid en vervuld van een diep besef
doch tevens aangenaam ve1-rast; de leukste onde1·
van miJn mooie inborst en mijn vadei-landsliefde
hen debiteren dan, tervviJI ze miJn attentles bliJ-
fiJn ga zitten weggooien, liefst stuk voor stuk. Ik
moedig onde1-gaan, iets 1n de trant van 'Ah, but the
zwaa1
ze na tot in de diepten van miJn vuilnisbak
lady is a gentleman''
en mep daarbij: leve de Koningin, hoera, hoera,
Tegenwoo1·dig, de omkering aller waarden nog
hoe1·al Houdt Uw stad schoon! En dat deed ik
altijd trouw, ziJn de hoffeliJkste heren te vinden
dan.
onder postpunks en metol(ons. Laatst was ik op
(De laatste keer dat 1k een papieli:Je op straat liet
Dynamo, een tweedaagse metalmarathon, en
vallen, herinner 1k miJ als de dag van gisteren. Het
toen 1k miJ aan het eind van de eerste dag met
was op een middag in apnl 1991, voor het station
rolstoel en al door de meute naa1· de uitgang van
te Leiden. Tervvijl wij op een tax1 wachtten, pre-
het concertterrein trachtte te werken, dwars over
senteerde B.
ik zal zijn naam niet noemen, ik
ben tenslotte beschaafd en klil< derhalve niet- me
hobbelig gras, drassige grond, plastic bekers, pizzaverpakkingen en wat dies meer zij heen, en onder-
een verpalet dropje: hiJ nam er zelf ook een, ont-
wijl biJna geplet werd door miJn mede-festivalgan-
deed het snoepgoed van zijn kleren en goo1de het
gers die op hun ooghoogte uitsluitend leegte za-
omhulsel plompverloren op straat. Toen ik 1n een
gen en niet m11n stoel daaronder, iedereen wierp
spiegelbeeldige refiex net als hiJ het papiertje pe1·
z1ch in miJn gat en 1k kreeg het Spaans benauwd,
ongeluk op straat l1et vallen, moest ik mezelf be-
was daar ineens die immens grote punk. BiJna
dwingen om hel gesprek niet te onde1·breken
twee meter hoog met een gescheu1·d shirtje, een
teneinde het propje weer op te pakken en weg te
liter gel in ZIJn haa1· en leren laarzen van een dus-
bergen. Dagen later had ik nog spijt dat ik dat niet
danig formaat dat ik daar een ruimzittende broek
toch gedaan heb.)
uit had kunnen maken. HiJ gebaarde kalmte. HiJ
Maar het gaat fout met de beschaving, hoor ik.
maalcte zich breed. ZiJn vrienden posteerden zich
Een vriendin meldde m11 laatst onthutst dat ze
links en 1·echts van miJ, h1j g1ng voor en baande
alom spugende mannen ziet. Zomaar op straat:
een pad. De festivalmeute spleet zich als ee1·der
fiats) I - weer wordt een onuitsprekelijk iets uit de
de Rode Zee - om mij heen was verademende
keel opgeschraapt en vanuit de mond op de stl·aat
ruimte. Mozes bleek punk en ik werd ve1·lost.
gekwalct. Het neemt, zo vertelde ze me verbaasd,
De rentree van de beschaving en elementaire
hand over hand toe; laatst werd ze biJna geraalct
manieren begint biJ postpunkers en metalmensen.
doo1· een eruptcrend heerschap, nog wel 1emand
Ik heb hen duizendmaal liever dan winkelend pu-
1n pak met alctentas. In het NRC kwam ik eerder
bliek in de Kalverstraat op zaterdag, daar is het
dit par ook al 1ets tegen ove1· deze vieze slraatge-
werkelijk botheid en ongemanierdheid troef. En
woonte; men weet het aan immigratie en inge-
punkers spugen ook n1et meer tegenwoordig, is U
voerde Middellandse-Zee-gewoonten, maar vol-
dat al opgevallen?
gens miJ begon de verbreiding van het spugen biJ
punk. Spugen was in als Je punk was, spugen was
Karin Spaink
een politiek statement: men spoog op straat maar
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer I 993
39
~Nederland
is een staatje in Amerika' De tijden zijn waarlijk veranderd: in zijn eerste bericht vanuit Washington kondigde Volkskrantcorrespondent PAUL BRILL de topontmoeting tussen de presidenten Reagan en Gorbatsjov aan. Nu, zeseneenhalf jaar later, zijn beide presidenten gepensioneerd en is Bril/ weer terug in Nederland. Na een maximale termijn, omdat hij nog anderhalf jaar extra kreeg om de Amerikaanse verkiezingen te coveren, en bij terugkeer overvallen door een kleine cultuurschok. Hij weet er nog te weinig van en heeft zich vast voorgenomen de veranderde Nederlandse samenleving niet voortdurend met de Amerikaanse maatschappij te vergelijken. Maar toch klinkt af en toe de verbazing door. "Op een korte, lauwe periode na toen alles in Oost-Europa ging tuimelen en er in de Verenigde Staten weinig te doen was, heb ik me daar geen moment op de verkeerde plaats gevoeld", aldus Brill (46). "Ik heb altijd een speciale affiniteit gehad met Amerika omdat ik er als jongen na mijn middel-
40
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
bare schooltijd heb gewoond, een jaar lang, als zeventienjarige uitwisselingsstudent, in Michigan vlakbij Detroit. Toen dat correspondentschap vrijkwam, heb ik me er met enige kracht voor aangemeld. Dat kon ik ook doen omdat ik op dat moment bij de Volkskrant chef buitenland was." Merkwaardig dot je er al heen ging toen
Amenko nog we1nrg popul01r was. "Ja. Op de middelbare school en in mijn studententijd was de vaste opvatting dat de Verenigde Staten niet deugden. Het was een bastion van het imperialisme, enzovoorts. Tegelijkertijd kwamen veel linkse impulsen uit Amerika: de filosoof Marcuse, de studentenbond SDS, het hippiedom, en ga zo maar door. Dat was heel dubbel. En midden-Amerika, waar ik als zeventienjarige gezeten heb, was een Amerika dat bij uitstek niet deugde."
Wat v1el je het meest op toen je er eind /986 opnieuw ging wonen? "Dat het bepaald geen regelloos land is: voor het krijgen van een huis, het kopen van een auto, is ongelooflijk veel papiertroep nodig. De Verenigde Staten kennen meer bureaucratie dan je denkt. Zo was het ontzettend moeilijk om er iets te kopen omdat ik geen credit history had, geen overzicht van dingen die je hebt aangeschaft en van je schulden. Zonder die credit history zit je in een vicieuze cirkel: je kan niks kopen en omdat je niks koopt, bouw je geen credit history op."
Dus don moor geen grote ijskast? "De ijskast hoorde bij het huis. Stapje voor stapje ging het beter, maar het kostte moeite om mijn geld uitgegeven te krijgen."
Het is een misvatting te WaL een ellende - en dat midden 1n het denken dat Wash1ngton van Ronald Reogan. "Enerzijds had je daar glitter en glamour en Amerikanen zo veel anderzijds een sterke sociale kloof, maar er hing geen malaise-sfeer. Het pessimisme meer oppervlakkig overheerste pas in het laatste jaar van Bush. Toen ik er kwam, leefde men nog steeds zijn dan Nederlanmet het idee het grootste en beste land ter wereld, laat staan daarbuiten, te zijn. Als Nederlandse journalist wàs en bèn je niks. Zo simpel is het. Politiek gesproken omdat in Washington geldt dat de politici de kranten bedienen waar ze wataan hebben. En de enige buitenlanders die een streepje voor hebben, zijn de Engelsen en de Japanners. De eersten omwege hun gemeenschappelijke taal, de tweeden doordat Japan een grote markt heeft, en beiden omdat de correspondenten dezelfde manier van werken hebben als de Amerikanen zèlf; met een bureau in de stad, terwijl andere correspondenten vanuit hun huisadres werken."
GROTEMENSENLAND In een interview vertelde Parool-hoofdredacteur Van der Zee onlangs dat hij na terugkeer uit Amerika werd gewantrouwd als hij ergens een stevige kop of bloedige foto bij wou zetten. Dat komt ervan als je de Amerikaanse journalistiek gewend bent, zeiden zijn redacteuren dan. "De grote kranten daar, zoals de Washington Post, de New York Times, de Los Angeles Times, die worden met zoveel meer mensen en zoveel zorgvuldiger gemaakt, die sla ik hoger aan dan de kranten hier." Ook als ze zich blindstaren op schandaaiLjes? "Amerika is een grotemensenland, en dus zijn er veel meer schandalen dan hier. En dan is het ook nog de enig overgebleven supermacht. Dat is niet te vergelijken met hier; je vergelijkt Amsterdam met Assendelft, zoiets." Niet onterecht: gezien de stampei rond Cl intons knipbeurt, heeft Amerika het politiek niveau van de dorpspomp van Assendelft. "Luister: de president vertegenwoordigt daar de roerganger van de natie. Daarbij zijn Amerikanen buitengewoon geïnteresseerd in karakter-issues. En aangezien de Amerikaanse president zoveel meer macht heeft, hij kan tenslotte beslissen over leven en dood van een hele natie, is alles wat hij doet van belang." Ook hoe hij gekmpt 1s? Ofzoals Hillary oo1t ze1. als 1k Bosnië van de voorpagina's af w1l hebben, hoef 1k alleen mijn haar te knippen? "Nee, maar wel dat hij zich laat knippen door een peperdure kapper terwijl hij zelf soberheid propageert, en dat ondertussen de startbaan van Los Angeles Airport een half uur geblokkeerd is. Dat is van buitenge-
41
ders. Het tegendeel is het geval: ik ken geen ander land waar men zo snel zijn hele hart voor je openlegt woon politiek belang in Amerika. Wij vinden dat raar, maar de Amerikaanse politieke cultuur is niet overdraagbaar of wat ook. De president kan alleen maar macht ontwikkelen door zich rechtstreeks tot het volk om steun te wenden, over de hoofden van alle kleine machthebbertjes op Capitol Hili heen. En daarom is het zo belangrijk wat voor indruk hij maakt op de bevolking en daarom is zo'n fout met die kapper zo jammer, zo onvergeeflijk. Ik vind dat wel leuk, moet ik zeggen. Er hangt ongelooflijk veel hype rond de politiek in Amerika. Daar moet je doorheen prikken. In het begin laat je je ontzettend opjagen. Dan denk je elke dag: 'wat is hier nou weer aan de hand?'. Maar je leert snel dat het allemaal wel meevalt, dat de helft van het nieuws uit herhalingen bestaat. Zodra je het niveauverschil in hijgerigheid leert onderscheiden, blijft er een fascinerend politiek bestel over."
WITTE BALONNEN Bij de Golfoorlog schreef Je dat het vrijwel vaststond dat het presidentschap van Bush zou worden verguld dan wel onttakeld door de Uitkomst van d1e oorlog. Hij won, maar niettemin werd hiJ n1et herkozen. "Na de Golfoorlog was Bush ontzettend populair: negen van de tien Amerikanen had een gunstig oordeel over hem en toen hij verslag kwam uitbrengen in het Congres werd hij minutenlang toegejuicht. Hij had daarvan gebruik kunnen maken om van de bevolking een aantal offers te vragen die heel erg nodig zijn om dat land weer op een beter spoor te zetten. Dat heeft hij niet gedaan omdat hij de noodzaak er niet van inzag. Hij was een traditionele Republikein met een enorme weerzin tegen staatsbemoeienis en een groot geloof in het vrije spel der maatschappelijke krachten. Amerika was gezond, met wat problemen, maar met enige liefdadigheid was dat wel op te
de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993
lossen."
Je schreef na Bush' nederlaag dat hiJ zijn tweede ambtstermun definitief had verspeeld toen hiJ 10 een televisiedebat ondervraagd werd door een groep ongebonden l
te kunnen schatten? Heeft een Nederlandse krant wel een correspondent ter plaatse nodig? "Hoe alles loopt in de context van die samenleving, dat haal je nooit uit de krant. Ik was er nog geen maand weg of ik kon dingen al niet meer precies plaatsen- je ziet niet hoe hetgebracht wordt op de televisie, je kunt er niet meer met mensen over praten. Die achtergrond is belangrijk, want je zit daar als correspondent niet om nieuws te maken, je moet een antenne zijn voor wat er gebeurt. Dat is belangrijker dan dat je er eerder achter zou komen dat senator Huppelepup het met zijn secretaresse heeft gedaan. Op dat punt kun je de Amerikaanse pers toch nooit verslaan. En daarbij, wat is nou Nederland vanuit Amerika gezien? Niet eens niks - men denkt over Nederland niet na. Een rustig landje aan de Noordzee, waar ze zich geen zorgen over hoeven te maken. Toen de kruisraketten speelden, was Nederland éven interessant omdat we zo'n tussenpositie innamen, maar verder? Ja: iedereen in Amerika komt oorspronkelijk ergens uit Europa vandaan, dus op dat niveau zijn ze wel vreselijk geïnteresseerd in waar je vandaan komt." Het interview wordt even onderbroken doordat Brills vriendin en in Washington collega-correspondentJanny Groen binnenkomt in gezelschap van hun zoontje. De laatste heeft bloemen geplukt. Dat brengt ons op de vraag: je komt terug naar Neder-
land en wat valt je dan als eerste in? "Wat is het hier klein, in àlle opzichten! In goede en ongunstige zin; overzichtelijk, beheersbaar, de menselijke maat, maar tegelijk is alles afgepast en leef je in een klein kringetje. Ook de dingen zijn klein, de huizen, de auto's, de aanrechten, de ijskasten. Wij kregen een wasmachine van Janny's ouders, maakten het pak open en dachten, jezus, wat een klein ding. Maar dat is de normale maat hier. De politiek is, net zo, wezenlijk kleiner- er zit geen passie in. Als er in de Verenigde Staten een probleem is, gaat het tegelijk om miljoenen mensen. Hier is alles afgepast, goed georganiseerd ... " ... met als nadeel dot je m1dden in zo'n WAOdiscussie volt en denkt. wat een boterzocht land 1s dit? "Natûûrlijk denk je dat, en dat is wennen. Maar wat méér opvalt, is wat er ten opzichte van vroeger veranderd is. Toen we vertrokken, was criminaliteitgeen issue, nu heeft iedereen het erover. Nederland is wèrkelijk een multiculturele maatschappij geworden. En ten derde, al speelt het niet op het niveau van het dagelijks leven, is Joegoslavië erbij gekomen, een fors politiek issue dat ons deel van de wereld zo bedreigt. In Amerika speelt Joegoslavië helemaal niet: daar zit om te beginnen die zee tussen. Ze denken hoogstens: 'kennelijk kunnen ze het daar niet oplossen, moeten wij dat nu doen?' Maar steeds meer luidt het antwoord: 'liever niet'."
DOZEN Nog even terug: 1n Wosh1ngton huizen al jOrenlong doklozen 1n dozen op de stoep van het Witte Hu1s. h1er worden de dozen von lljkswege verstrekt. "Ja, dat is wat. Net zoals die discussie of er nu twee mensen in een cel mogen. Vanuit Amerika gezien is dat natuurlijk tamelijk absurd. Of wat zal ik zeggen: anders. Het is heel moeilijk om niet zo te denken. Nederland heeft ongeveer evenveel mensen als de staat Pennsylvania, en die is dan nog veel groter qua oppervlak. Op dat niveau speelt zich de politiek hier af - Nederland is hoogstens een staatje in Amerika. We hebben ons heel erg voorgenomen, als we terugwaren, niet te zeggen; het stelt hier allemaal niks voor. Natuurlijk, zodra je terug bènt, denk je 'mijn god, wat is het toch allemaal petieterig'. Dat is een elementaire fout. Je kunt die landen niet op elkaar transplanteren en wat wederzijds beter is overnemen. Het is wennen, dàt wel, maar je moet jezelf ertoe zetten daar overheen te groeien, anders heb je geen leven." Zeker 1n een land woor Amerrko stoot voor cle cultuur von hel colobl1kje. "Dat is een misvatting. Amerikanen hebben
I
ontzettend veel historisch besef, dat merk je aan de manier waarop ze hun historische plaatsen en gebouwen onderhouden, met veel meer zorgvuldigheid dan hier." Omelot ze er m1nder van hebben. "Uiteraard. Maar als je rondreist in New England, in Virginia of in Pennsylvania struikel je over het ene historische slagveld na het andere." Zools Gettysburg woor ze, geloof 1k, een hotelcomplex op w1lden bouwen. "Maar dat is niet gebeurd! Het hele land zit vol met historische gebouwen, goed onderhouden, waar geen graffiti op wordt geklad. Het is een gepassioneerd land en een misvatting te denken dat Amerikanen zo veel meer oppervlakkig zijn dan Nederlanders. Het tegendeel is het geval; ik ken geen ander land waar men zo snel zijn hele hart voor je openlegt. Je kan het niet meten, maar de nationale musea in Washington bij voorbeeld zijn gratis. Daar zou Den Uyl zijn vingers bij hebben afgelikt. Elke stad van enige betekenis heeft een eigen klassieke zender en die is verdomd veel leuker dan deze hier. Er wordt heel veel gelezen. Wij hebben in de loop van de tijd heel wat vrienden gekregen en we hadden niet het idee dat dat allemaal platte, banale ketchupkoningen waren." In roze geru1te broeken. "Ja, jezus, je hebt daar wat andere gewoonten. Ik liep daar ook, als het even kon, liever rond in een korte broek. Heerlijk! Je hebt daar een aantal materiële genoegens die buitengewoon aangenaam zijn en waar ik me ook aan verlustigd heb, als het even kon. Niet alleen de lekker grote auto's; je gaat naar de supermarkt, je slaat ruim in en je kwakt het in de ijskast. Het is allemaal makkelijker, en meer op jou gericht als klant." Werd dot or
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
hier naar de supermarkt, en bij de kassa kun je alleen maar zo en zoveel boodschappetjes tegelijk erdoorheen doen en dan staan er onhandige kistjes klaar waar niks in kan. Dat zijn kleine dingen, het is helemaal niet erg, je levensgeluk hangt er niet van af maar in Amerika ... " (weids gebaar, grote grijns) " ... hebben ze dat allemaal veel beter geregeld."
PASSIE Stel dot je toch 1ets zou w11/en overnemen, wol don 7 "Passie in de politiek. Dat hebben ze daar. Het gaat ergens over, er wordt stevig politieke strijd geleverd, hard tegen hard." Zodat Clinton, als een oude stoommochine, steeds weer zun hele regerrng op lobby moet Uitsturen om nèt ci1e meerelerheld 1n het Congres te holen. "Dat krijg je met een districtenstelsel. Hier is een regering alleen verantwoording schuldig aan de Tweede Kamer en een politicus eens in de zoveel tijd aan het vol I<. Als een Congreslid, ik noem maar wat, erg veel ouderen in zijn district heeft, en merkt dan dat ze ongerust worden omdat de regeringsplannen hun sociale zekerheid bedreigen, zo'n Congreslid wordt bewerkt, die moet stevig in zijn schoenen staan om de druk van de kiezers te weerstaan. Vervolgens moet het Witte Huis weer die Congresman, door een paar leuke dingetjes te beloven in zijn district, proberen over te halen. Dat is de essentie van de politiek daar. Dat maakt het heel interessant om te zien of ondanks het feit dat die belangen zo'n grote rol spelen, politici toch nog in staat zijn op basis van wat ze denken dat het beste is, te kiezen, Dat is nu een belangrijke discussie daar: verhindert ons bestel niet dat politici nog boven hun eigen belang kunnen uitstijgen? Zodat offers die gemaakt moeten worden niet meer mogelijk zijn omdat al die politici voortdurend die kiezers op hun nek hebben? Dat systeem heeft ook zijn nadelen maar het is nooit verve43
lend. Het gaat er hard aan toe. Neem nou die hele WAO-enquête op de televisie hier. Het is voor Nederlandse burgers, denk ik,
Zoals U weet ziJn er verschillen tussen mannen. Structurele determinatie, Internationale kapitaalsvervlechting en vooral de plaatseliJke
lekkere dingen als Tandoori Chicken, eaus eaus of coq au vin te v1nden, maar biJ Groen-
ontzettend moeilijk om zich erover op te winden, al was het maar omdat politici slecht in staat zijn om uit te leggen wat er aan de hand is. Daar hadden we nu in de
'pub/tc/private wel(aremix' spreken allemaal
de pan uit: nijlbaars avec páté et sauce tomate, estouffade à la Camargue, zarzuela de pescaro en ga zo maar door. Een leven onder Groenlinks-mannen kan een voortdurend
Verenigde Staten zelden problemen mee. Het knetterde doorlopend op de buis, de issues waren glashelder, en er werd altijd even heldere politiek bedreven."
S/otvraag: ben Je nou 'rechtser' geworden die zeven Jaar?
1n
"Ik wàs al geen linkse fanaat, maar ik ben ongetwijfeld behoudender geworden. Al was het maar omdat rechts, intellectueel gezien, niet bestaat in Nederland. Wat heb je hier nou, op misschien Heldring na, die kan er voor doorgaan, en dan heb je er nog twee. In Amerika heb je wel een heel krachtige, veerkrachtige en interessant rechts gedachtengoed, dat je niet zomaar een schop kan geven, maar waar je serieus mee moet debatteren. Hier beweegt zich de intellectuele opinievorming van het centrum naar een stukje links ervan. Als wij in Washington kamerdelegaties op bezoek kregen uit Nederland - en wij kenden die mensen niet meer omdat we al zo lang weg waren - dan konden we soms niet uitmaken wie nou de vertegenwoordiger van de VVD en wie van Groen Links was. We vonden ze allemaal, in de Amerikaanse context, erg links. De VVD'erzei even hard dat het in de VS toch wel echt te wensen over liet. Misschien is het wel erg rechts dat te zeggen, maar Nederlanders zijn buitengewoon zelfgenoegzaam, dat hebben ze niet alleen naar de Verenigde Staten toe. Ze denken dat het hier het beste geregeld is van de hele wereld en dat ze de buitenlanders nog veel te leren hebben."
Wat kunnen we dan, andersom, van Amerika leren? "Dat is de vraag helemaal niet. We moeten absoluut niet proberen hier een klein Amerika van te maken, en het omgekeerde zou alleen maar belachelijk zijn. Het gekke is: vroeger was Amerika een schrikbeeld, de CIA, Varkensbaai, rassenrellen, Vietnam. Inmiddels is de behoefte om zich tegen Amerika af te zetten enorm afgenomen, in tegendeel, we hebben gezien hoe hard het nodig was dat Amerika er was. Nu hebben veel mensen hun hoop gesteld op Amerika om in Joegoslavië iets te bereiken. Dat is natuurlijk wel een behoorlijke omkering van alle waarden." T
een woordje mee en resulteren uiteindelijk 1n meer of m1nder begerenswaardige mannen. Er is discussie mogelijk over kwaliteitseisen, maar ik houd miJ het liefst aan het manbeeld van de moderne damesroman: de romantische held bl1nkt uit in goed en krachtig neuken, maar evenzeer in het verzorgende aspect. De romant1sche held is een culinaire held. Waar is zo'n 1deale man nu te vinden? Aan het beantwoorden van d1e vraag wordt druk gewerkt in internationaal verband. Een Australisch team 1s bezig met het vergelijken van tijdsstudies van drieëntwintig landen. U1t een eerste vergeliJking tussen Finland en Australië bleek dat Australische mannen meer tijd aan koken besteden dan F1nse. Hoe de Nederlandse man het doet in internationaal perspect1ef ligt voorlop1g nog even verscholen in de nevelen van het internationaal databestand, maar dankZIJ Els Veems en Karin Hoogeveen weten we nu veel over de Groenlinks-man. Z1j deelden op het laatste congres een vragenlijst uit en vergeleken de mannen en vrouwen onder de congresgangers onderl1ng op hun 'zorgzelfstandlgheid'. De mannen werden weer vergeleken met
de gemiddelde Nederlandse man. Diegenen onder U d1e al langer omgang hebben met een GroenLinks-man zullen n1et hebben opgekeken van het resultaat maar daarom bliJft het nog wel de moe1te waard om even bij stil te staan: Groen-Linkse mannen ziJn bij uitstek zorgende mannen. In het ledenblad van de partiJ deden Karin en Els verslag van hun analyses en daann staat een opmerking die m1j mateloos 1s gaan 1ntngeren. Vooral de mannen geven op dat ze relatief vaak bewerl<elijke en exotische maaltijden maken. Ook daarin verschillen Groenlinks-mannen van gewone Nederlandse mannen, die beperken zich namelijk l1efst tot simpele gerechten. Maar wàt koken Groenlinks-mannen! Hóe exotisch/ ZiJn er nog sporen te vinden van de verschillende bloedgroepen van de part1j? Is er een Ch1nese, een Russische, een Eurocommunistische ncht1ng? Is het derde-wereld-activisme een drijvende kracht achter het exotisch koken? Bij GroenLinks v1nd Je de aantrekkelijkste mannen, natuurlijk, maar wat is de politiektheoretische achtergrond die deze mannen culinair heeft gevormd? Els Veen1s en Karin Hoogeveen waren bere1d meer gegevens beschikbaar te stellen, zodat
Paul Damen Po ui Domen is freelance JOUrnalist. Kortgeleden verscheen van ZIJn hond een JOUrnalistieke biografie over Renote Rubinste1n
44
1k U exclus1ef kan inlichten over het kookgedrag van Groenlinks-man. Wat blijkt:! De l1jsten met favoriete gerechten ziJn Inderdaad niet mis, biJ Groen-L1nks-vrouwen zijn
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer /993
Links-mannen spat het inderdaad pas goed
culinair hoogtepunt zijn. Zijn er nu, behalve culinaire, ook politiektheoretische conclus1es te trekken uit de gegevens? Dat bleek een stuk moeilijker. Oost-Europa komt onder de genoemde gerechten praktisch niet voor, op een eenzame Hongaarse koolschotel na, die evengoed kan w1jzen op vroegtijdige diss1dentie. De Chinese keuken is volledig afWezig, het lijkt wel of Mao geen enkel spoor heeft nagelaten 1n Groenlinkse kringen. Het Eurocommunisme werd in linkse knngen in Nederland ge'i'ntroduceerd toen de traditionele eetfestiJnen d1e de communistische dagbladen van Italië, SpanJe en Portugal Jaarlijks hielden, werden ontdekt. lnktv1ssen. speenvarl<ens en Italiaans ijs werden sterl<e argumenten in de stnjd voor een minder dogmatische interpretatie van de linkse leer. Je zou sporen daarvan kunnen vermoeden in een paella, een nsotto of tag!tatell1 op de liJSt. maar erg sterk is d1e argumentatle n1et. Achter Mexicaans, taco's, lnd1ase pompoenschotels zouden we de leus 'hun stnjd, onze striJd, internationale sol1danteit' kunnen vermoeden, maar potentieel meer overtuigende uitingen daarvan, zoals Eritrees, Chileens of Nicaraguaans eten ZIJn volstrekt afwezig. Is er alleen maar sprake van ont1deolog1senng, van het afschudden van de ballast van het verleden I Ik vrees van niet. Toen één van de onderzoeksters en 1k elkaar om beurten wat gerechten van de lijst voorlazen en zo probeerden te proeven wat er van GroenLinks is geworden, meenden we wel degelijk een lijn te z1en. Gepocheerde schol met veldsla, lamsbout, onze gedachten gingen onw1llekeung naar Albert He1Jn en ZIJn prachtige blad Allerhande. Het marktmechanisme dus. T erwiJI er op de congressen nog dnuk wordt gediscussieerd over de toelaatbaarheld van de markt en de optimale mix tussen overlreidsplanning en marktmechanisme heeft vooral de GroenLinks-man z1ch al gerealiseerd dat het grootkapitaal staat te trappelen om d1enstbaar te ziJn bij het vervolmaken van de zorgzame man en hij heeft de u1tgestoken hand dankbaar aangegrepen.
Jantine Oldersma
~-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------~,--~
I
;ili, I
DERTIG VRAGEN AAN ...
I' 11 !i
I'
Sirnone van Geest
:I
1
•11 11
1
,I,
i
:.i
.I
•i·. I!
Op dit moment aan geen een, vroeger vond ik turnen heel leuk.
Welke dag- en weekbloden lees je? Trouw, de Volkskrant, het AD en de NRC soms; De Groene, Vrij Nederland af en toe, de universiteitsbladen natuurlijk en verder veel wat los en vast zit.
Wat
IS
Ben je vóór ecolog1sche heffingen op energiegebrUik?
Ja. Zou je zonder outo kunnen?
je favoriete vokont1elond?
Ik ben zonder auto.
Ik ga het liefst elk jaar naar een ander land.
Woor geloo(Je n1et meer in?
Welk gerecht mook je het liefste zelf kloor?
Politie.
Ik heb een hekel aan koken maar als ik kook dan bij voorkeur vegetarische lasagna.
Ben je voor het Instellen von quo/Cl bij het toeloten von vluchtelingen? Nee. Von welke klcJSS!eke muziek houd je? Klassieke gitaarmuziek, Paco di Lucia, Al Demiola. Von welke poporLiest heb je de meeste ploten) Van Morrison. Wot is het lootste boek dot je gekocht hebt? 'Allemaal psychisch' van Piet Vroon. Woar spreek je het liefste met ie mond of? Ligt eraan wie het is maar het liefst in een rustige kroeg, Dizzy in Rotterdam bij voorbeeld. In welke sLad zou je het gmogsL wonen in het buitenlomP Lissabon. Noor welke stcmtssecreLaris goot jC voorkeur u1t, Wolloge of In 't Velcl 7 Dat is geen echte keuze want ik zie het verschil niet. Wie zun je fovoriete (ilmocteur- en -actrice? Liza Minelli en Dustin Hoffman. Welke droom komt steeds terug? Dat ik een kamer heb gevonden in Parijs. WaL v1nd je het moo1ste gebouw 1n Nederloncf? Het LSVB-kantoor. Ben je l1d von de VARA of von de VPRO? De VPRO. Aon wot voor sport doe je?
Aon welke grote tv-octie heb je geld gegeven? Eén voor Afrika.
Welke tolkshows op tv vind je wel leuk? Ik kijk bijna geen tv, ik zou het niet weten.
Heb je wel eens GroenLinks gestemd?
Ja. Wot is je duurste kledingstuk en hoe duur WOS 't? Simone van Geest werd in I 969 geboren in Maasland. In Vlaardingen zat ze op het vwo. Momenteel studeert ze in Rotterdam maatschappijgeschiedenis. Over een jaar hoopt ze klaar te zijn met haar studie. Op de Erasmusuniversiteit zat ze twee jaar in de universiteitsraad en was ze actief bestuurslid van de Rotterdamse studentenvakbond. In juni 1992 volgde ze René Damen op als voorzitter van de LSVB, de landelijke studentenvakbond. Eind juni is ze op haar beurt opgevolgd door Trudy jansen. Landelijke bekendheid kreeg ze door de plannen van minister Ritzen om te bezuinigen op de studiefinanciering en na het fel bekritiseerde politieoptreden bij de grote landelijke jongerenmanifestatie in Den Haag. Na haar studie wil ze graag de journalistiek in, gaan werken bij een vakbond of, heel misschien, de politiek in.
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
M'n schoenen, die kostten 239 gulden.
Vind je dot je 1n de toekomst met minder gelei toe zou kunnen? Nee, dan krijg ik honger.
Waar heb je respect voor? Voor ware liefde.
Wat
(ovonete kleur?
Bruin.
Waor heb je het meeste spijt von? Ik heb nog niet zoveel spijt. Maar vooruit: dat ik niet langer single ben gebleven.
V1nci je dot bedruven geelwongen moeten worden meer ollochtonen in dienst Le nemen?
Ja. Wot doe je meestol op zondogmiddog? Liefst iets leuks maar ik werk ook vaak. Wos studeren tien jaor geleden oontrekkelijker don nu? Voor zover ik weet was het in ieder geval minder gehaast dan nu. Ben je voorstonder von mi11toir 1ngrupen 1n Bosnië? Ik wil graag dat er een oplossing komt maar ik weet niet of ingrijpen een goede oplossing is.
II
45 !
II
....
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~------------~~~~~~~--------
...
~~~~~~~~~--------------------------
COMMENTAAR
PvdA, oh PvdA De jaren dat linkse mensen zonder gewetensnood de PvdA rechts konden laten liggen, zijn voorbij. De crisis waarin de partij momenteel is ondergedompeld, is daarvoor te diep. Zelfs de arrogantie waarmee de PvdA andere linkse partijen enkele decennia tegemoet trad, kan een dergelijk cynisme niet langer billijken. Wie zich nu nog door gevoelens uit het verleden laat leiden, lijdt aan zelfgenoegzaamheid. De analyses die momenteel de omloop doen, zijn in twee groepen te verdelen. In het eerste type verklaringen wordt gewezen op het 'naderend einde van de sociaaldemocratie'. De beweging mist een coherente ideologie. In het tweede type verklaringen wordt de hoofdoorzaak van de huidige malaise gezocht in het stuntelige en principeloze optreden van de partijtop. In mijn ogen is de eerste verklaring te speculatief. Zij wordt ingegeven door een valse behoefte aan duidelijkheid. Of er nog toekomst is voor een vernieuwde PvdA weet niemand. En ook wie zegt zeker te weten dat de rol van de PvdA als toekomstige animatorvan progressieve politiek is uitgespeeld, overschreeuwt zichzelf. Is de gedachte dat de sociaal-democratie als zelfstandige beweging ten dode is opgeschreven te pessimistisch, de tweede verklaring is, hoe paradoxaal ook, te optimistisch. Het is niet het foutenfestival in de top van de partij dat zorgt voor huidige drama. Een strakkere politieke regie, imagoverbetering en grondige partijvernieuwing zijn aardig maar onvoldoende. De huidige dramatische situatie is in mijn ogen vooral een legitimatiecrisis in de verhouding tot de kiezers. Met die kanttekening dat PvdA voor het ontstaan ervan zèlf verantwoordelijk is, en niet een of andere 'objectieve ontwikkeling'. Wat zich de afgelopen jaren voltrok, is een stelselmatige afbrokkeling van kiezersgunst onder die twee delen van het electoraat waar de PvdA veertig jaar lang tamelijk vanzelfsprekend op kon rekenen, het klassieke - op sociale rechtvaardigheid georiënteerde arbeiderselectoraat en de - in termen van solidariteit denkende- middengroepen. Dit 'sociaal-politieke bondgenootschap' is gesneuveld en zal in deze vorm ook nooit meer terugkeren. Wat jarenlang in de PvdA ontbroken heeft, is een helder inzicht in het 'emancipatieproces' dat beide groepen doormaakten. De FNV heeft er lang over gedaan maar heeft kortgeleden dan toch 'de nieuwe werknemer' ontdekt. Voor de PvdA daarentegen
46
bestaan er bij voortduring vooral 'zwakkeren in de samenleving'. De 'balans tussen rechten en plichten' moet weliswaar hersteld worden maar dat de politiek hen moet helpen, staat in de ogen van paternalistische sociaal-democraten als Kok nog altijd buiten kijf. Aan de andere kant zijn er die vermaledijde hogergeschoolden, de goedverdienende salaristrekkers en de yuppies, die bestookt worden met een appel op hun sociale verantwoordelijkheid en hun gevoel voor solidariteit. Door beide groepen op deze wijze te bejegenen, heeft de PvdA vooral haar morele en culturele krediet verspeeld. De PvdA begon bijna vijftig jaar geleden als een 'historisch compromis', een compromis tussen de 'traditionele arbeidersklasse' en de opkomende 'nieuwe middengroepen'. De eerste groep is inmiddels gesplitst in twee groepen die cultureel gesproken mijlenver van elkaar afstaan. De groep 'nieuwe werknemers' heeft inmiddels aspiraties gekregen en een levensstijl aangenomen die het verzorgingsstaat-socialisme van de PvdA verre overstijgen, terwijl het samenraapsel aan groepen aan de 'onderkant van de samenleving' weliswaar geen eenduidige 'economische onderklasse' vormt maar wel gemeen heeft dat deze voor haar lotsverbetering weinig fiducie heeft in de regelingen die de PvdA weet te treffen. In de tussentijd zijn de middengroepen zover verwijderd geraakt van wat de PvdA symboliseert dat zij haar in groten getale de rug toekeerden. Hun binding met de PvdA was vooral gebouwd op een linkse variant van de 'protestantse ethiek', de verplichting om, ook al heb je het zèlf beter, solidair te zijn met groepen 'die het minder hebben'. Dat een oproep tot solidariteit gebouwd op schuldgevoel niet meer werkt, is aan de PvdA voorbijgegaan. Voor het diepgaande karakter van deze 'vervreemding' tussen de partij en groot deel van haar sociale basis begint men in partijangehauchte kringen langzaam oog te krijgen. In de Volkskrant (29 mei) schildert}. Th. J. van den Berg, de voorlaatste directeur van de Wiardi Beekman Stichting, in feite de contouren van deze morele crisis. De PvdA heeft zich zijns inziens ontpopt als kampioen bezuinigen zonder te zorgen voor een rechtvaardige en zorgvuldig beheerde verzorgingsstaat. 'Bezuinigingen worden aanvaard als zij zijn gebaseerd op weloverwogen politieke keuzes en prioriteiten en op beginselen van materiële rechtsgelijkheid en rechtszekerheid.( ... ) Van reële, en
de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
uit te leggen, keuzes in het systeem van publieke voorzieningen is, uitzonderingen daargelaten, geen sprake. De argumenten wisselen naargelang het uitkomt. Van een doctrine over beheer en organisatie van de sociale zekerheid is geen spoor te vinden.' Van den Bergs analyse lijkt te kloppen maar hij vergeet na te gaan waarom de PvdA zichzeifin zo'n politieke positie heeft gemanoeuvreerd. De achtergrond is dat de partij sinds het midden van de jaren zeventig hopeloos gespleten is. De PvdA is een partij met twee inborsten. Aan de ene kant is er sinds het kabinet-Den Uyl een sterke affiniteit met progressieve hervormingsidealen, maartegelijkertijd is er bijna een obsessieve dwang tot mee-regeren. Nooit heeft de PvdA dan ook serieus werk gemaakt van het uitwerken van een progressieve hervormingspolitiek. Telkens koos men voor een kunstmatige, in moralistisch termen vervatte, politieke eensgezindheid. Pau/ Scheffer houdt in NRC Handelsblad van 5 juni een hartstochtelijk maar laat pleidooi voor progressieve samenwerking. 'De PvdA moet zichzelf niet wegcijferen, maar bijdragen tot het ontstaan van een nieuwe politieke ruimte, waarin haartraditie onbevangener kan worden gewogen.' Ja zelfs moet zij 'een vorm van intensieve politieke samenwerking (aangaan) met de beide andere hervormingsgezinde partijen in Nederland'. Alles goed en wel, maar historisch gezien is het toch primair aan de PvdA om die ruimte maken. Maar om dat te doen moet ze zich losmaken uit haar fatale tweeslachtigheid. De tekenen zijn niet bijzonder gunstig. De spreekwoordelijke dubbelhartigheid woekert door. Enerzijds is er de toenemende wil om nu eindelijk eens het progressieve avontuur op te zoeken. Zie de langzame standpuntverschuiving bij vooraanstaande partij-ideologen als Paul Scheffer, Paul Kalma en nu ook J. Th. J. van den Berg. Aan de andere kant is daar het begrijpelijke maar niet minder afkeurenswaardige electorale opportunisme. Gevreesd moet worden dat de campagnestrategen het komende jaar soeverein zullen heersen. Dit laatste geldt zeker ook voor Groenlinks en D66. Maar dat het nodig is dat in die drie partijen onder de behoudzuchtige partijtoppen door een nieuwe politieke dynamiek op gang komt, staat voor mij vast. 'Y Henk Krijnen
~--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------~~
WB -berichten ACTUEEL ZOEKTOCHT ACHTER DE COULISSEN
Nederland is een immigratieland geworden. Ons land krijgt in toenemende mate het karakter van een multietnische samenleving. Hiermee is de aandacht voor de positie van migranten toegenomen. Zij vormen al geruime tijd het onderwerp van het zogeheten minderhedendebat. Vragen over een volwaardige maatschappelijke positie van de etnische minderheden zullen ook de komende jaren actueel blijven. De manier waarop de Nederlandse samenleving zal omgaan met vluchtelingen en migranten vormt een lakmoesproef voor het democratisch gehalte van de maatschappij als geheel. Maar wat zijn de mogelijkheden voor een beleid gericht op integratie van nieuwkomers en bestrijding van discriminatie en uitsluiting? Het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks heeft die vraag voorgelegd aan bekende auteurs op het terrein van migrantenvraagstukken. Het resultaat is de bundel Achter de coulissen. De opvattingen van de au-
teurs zijn allerminst unaniem. Gelukkig maar, want voor het ontwikkelen van nieuwe visies is het juist van belang verschillende meningen en gezichtspunten met elkaar te confronteren. De bundel is daarmee een bijdrage aan het maatschappelijke debat zonder te vervallen in clichés over nieuwkomers. inhoud 1 Tussen droom en daad: minderhedenbeleid in Nederland justus Veenman beschrijft het overheidsbeleid met betrekking tot nieuwkomers.
2 De constructie van minderheden: de tegenbedoelde efficten van het minderhedenbeleid jan Rath plaatst het minderhedenbeleid in de context van de overheidsstrijd tegen 'onmaatschappelijkheid' en gaat vooral in op de onbedoelde effecten van dat overheidsbeleid 3 Naar een pluralistische democratie: multiculturalisme, verzuilde samenleving en verzorgingsstaat
PUBLIKATIE$ Achter de coulissen: gedachten over de multi-etnische samenleving Redactie: Gerrit Pas Een bundel met uiteenlopende visies over migranten, racisme, discriminatie en beleid Prijs f27,50 (boek, 1993, 136pag.) Het Centraal Planbureau in Politieke Zaken Redactie: Harry van den Berg, Gert Both en Paul Basset Over de rol van het Centraal Planbureau in de politieke besluitvorming in Nederland Prijs f 17,50 (boek, 1993, 96 pag.)
Shalom/Sala'am: Towards a just peace and lasring cooperation in the Middle East Redactie: Hans Feddema en Gerrit Pas Prijs: f 11,50 (werkboek, 1992) De economie van de energieheffing Bart Snels Prijs: f 15,- (boek, 1992, 48 pag.) De contouren van een libertair milieubeleid Paul Basset Prijs: f 25,- (boek, 1992, 144 pag.)
,
Glenn Willcmsen en Kwame Nimako plaatsen de ontwikkeling van inter-etnische verhoudingen in de historische context van de afbrokkelende verzuiling.
staatsburger hebben en welke belemmeringen traditionele opvattingen over de natiestaat opleveren voor de volledige erkenning van migranten als burger.
4 Migrantenidentiteit: migratie als erfenis Helma Lutz gaat in op de complexe processen die schuilgaan achter de constructie van migranten-identiteiten.
7 Werkelijkheid en betekenisgeving: achtergronden van vooroordelen over etnische minderheden Maykel Verkuyten richt de schijnwerpers op de houding van de gevestigden ten opzichte van de nieuwkomers.
'
5 Twee soorten racisme: oude superioriteitsgevoelens en nieuwe vijandbeelden Meindert Fennema onderneemt een speurtocht naar de historische wortels van racistische ideologieën.
8 Het moeilijke antiracisme: een pleidooi voor nuance Wil! Tinnemans schetst de mogelijkheden voor bestrijding van racisme en discriminatie.
6 Van natie-staat naar burgerstaat: de breuk tussen nationaliteit en burgerschap Brieuc- Yves Cadat onderzoekt welke status migranten als
Achter de coulissen. Gedachten over de multi-etnische samenleving, Gerrit Pas (red.), Amsterdam 1993 (136 blz.). Met lit. opg. ISBN 90-72288.
KERNGEGEVENS bestuur: Harry van den Berg
Klappe - sociale economie &
(voorzitter), Titia van Leeuwen
democratisering, Henk Krijnen-
(secretaris), Gert Both
hoofdredactie De Helling, Gerrit Pas -
(penningmeester), Radi Suudi
buitenland & vrede en veiligheid, Eric
(partijbestuur), ]os Delnoij (publiciteit), Hans Schraven (De
Drissen -project milieu en economie,
Helling/personeel)
Elia van Dommelen -project Democratiejèstival, Jan Kastje -
medewerkers: Paul Basset milieu & bestuur en beleid, Judit
project Draagvlak voor milieu
Individualisering en zorgpolitiek Corinne Kersbergen Prijs: f 5,- (werkboek, 1992)
Gedeelde Veiligheid 2000 Prijs: f 17,50 (werkboek, 1991, ook in het Engels verkrijgbaar)
Op zoek naar een nieuw stelsel van sociale zekerheid Prijs: f 5,- (werkboek, 1992)
Conferentiebrochure Gedeelde Veiligheid 2000 Prijs: f7,50 (werkboek, 1990, ook in het Engels verkrijgbaar)
Gelijke kansen op de arbeicismarkt Prijs f3,- (werkboek, 1991) Groen en Links in de jaren negentig Prijs: f17,50 (boek, 1991, 80 pag.)
Het Zweedse Model: sociaal-democratie en arbeidsmarktbeleid judit Klappe Prijs: f 25,- (boek, 1990, 128 pag.)
Losser of vaster Prijs: f 3,- (werkboek, 1990)
WETENSCHAPPELIJK BUREAU GROEN LINKS- Postbus 700- 1000 AS Amsterdam- (020) 620 22 12 de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993
I
47
I'
AHI ~ACIJI3TH :>A
rooskleurig