Debiteuren beleidsplan Haren 2015 Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren
Inhoudsopgave INLEIDING ..................................................................................................................... 4 ALGEMEEN .................................................................................................................... 5 Algemene Wet Bestuursrecht ..................................................................................... 5 Algemene uitgangspunten ......................................................................................... 6 Moment van inleveren bescheiden ............................................................................. 6
TERUGVORDERING ...................................................................................................... 7 Terugvordering kosten van bijstand ............................................................................ 7 Geldlening ................................................................................................................. 7 Algemene bijstand in de vorm van een geldlening ........................................................ 7 Uitkering en bedrijfskrediet op grond van h et Bbz ........................................................ 7 Voorschotten ............................................................................................................. 7 Boeten ...................................................................................................................... 7 Vorderingen onder verband met krediethypotheek of pandrecht ................................... 8 Afzien van terugvordering .......................................................................................... 8 Kwijtschelding ........................................................................................................... 8 Schuldsanering .......................................................................................................... 9 Brutering................................................................................................................... 9
VERHAAL ..................................................................................................................... 10 Wet op de lijkbezorging ............................................................................................ 10 Afzien van verhaal ................................................................................................... 10 Gedeeltelijk afzien van verhaal ................................................................................. 10 Tremanormen .......................................................................................................... 10 Wettelijke indexering ............................................................................................... 11 Cessie ..................................................................................................................... 11
INVORDERING ............................................................................................................ 12 Minder geschikte dagen ........................................................................................... 12 Aflossingscapaciteit ................................................................................................. 12 Aflossing minnelijke regeling .................................................................................... 12 Aflossingsritme ........................................................................................................ 12 Aflossing geldlening bijzonder bijstand ...................................................................... 13 Borgstelling ............................................................................................................. 13 Kruimelbedragen .................................................................................................... 13 Uitstel van betaling .................................................................................................. 13 Verrekening ............................................................................................................. 13 Aanmaning .............................................................................................................. 14 Executie .................................................................................................................. 14 Dwangbevel ............................................................................................................. 14 Invordering in het buitenland ................................................................................... 14 Inning ..................................................................................................................... 15 Saldobevestiging ...................................................................................................... 15
2
KOSTEN EN WETTELIJKE RENTE ............................................................................ 16 VERJARING .................................................................................................................. 17 Ten uitvoerlegging van de rechtsvordering ................................................................ 17 Het stellen van de vordering ..................................................................................... 17 Het opleggen van de bestuurlijke boete ..................................................................... 17 t/m € 340,00 ............................................................................................. 17 hoger dan € 340,00 ................................................................................... 17
HERONDERZOEK DEBITEUREN ............................................................................... 18 DEBITEUREN IN CIJFERS .......................................................................................... 19
3
Inleiding Met ingang van 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden. Dit is directe aanleiding geweest om de beleidsregels te actualiseren, te toetsen aan de nieuwe regelgeving, de landelijke richtlijnen en de huidige uitvoeringspraktijk. De wijze waarop omgegaan dient te worden met de vorderingen welke zijn ontstaan uit verstrekking van ten onrechte uitkeringen uit de Particip atiewet, Ioaw en Ioaz ligt voor een groot deel in wet- en regelgeving vast. Niet alleen in de Participatiewet zelf maar ook de Algemene Wet Bestuursrecht geeft bindende regels als het gaat om termijnen , kosten en wijze van invordering e.d. Een gemeente is echter geen deurwaarderskantoor of een incassobureau. De wijze waarop zij zich onderscheidt in de inning van haar vorderingen is dat rekening wordt gehouden me t inkomen, betaalverplichtingen en individuele omstandigheden. Terug- en invordering dient als het ware het spiegelbeeld te zijn van de uitkeringsverstrekking en aan te sluiten bij de plaats en functie van de Participatiewet als laatste voorziening in het sociale zekerheidsstelsel. In deze beleidsregels wordt getracht daaraan tegemoet te komen. De uitvoering daarvan is een ultieme uitdaging
4
Algemeen Algemene wet bestuursrecht Sinds 1 juli 2009 is de vierde Tranche AWB in werking getreden. (Bestuursrechtelijke geldschulden). Deze vierde Tranche is onverkort van toepassing op de vorderingen van de Participatiewet, de Ioaw en de Ioaz. Algemene uitgangspunten Herziening en intrekking van het recht op bijstand zoals omschreven in artikel 54 van de Participatiewet vormen een belangrijke grondslag voor de terugvordering . Hoewel de wet dit niet verplicht stelt, mag er van worden uitgegaan dat het eerst nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit in de betreffende gevallen wel de bedoeling is. Ook de CRvB is van oordeel dat voorafgaande aan de terugvordering met toepassing van artikel 58 lid 2a Pw herziening of intrekking verplicht is Een besluit tot herziening of intrekking moet expliciet vermelden in hoeverre de debiteur teveel aan bijstand heeft ontvangen. Zonder een beslissing hieromtrent is het niet mogelijk om een terugvorderingsbesluit op de herzienings- of intrekkingsbesluit te baseren . Het college maakt volledig gebruik van de bevoegdhei d tot herziening en intrekking van het recht op uitkering zoals omschreven in artikel 54 van de Participatiewet en artikel 17 Ioaw/z
Artikel 58 lid 1 van de Participatiewet , en art.25 lid 1 Ioaw/z bepaalt dat het college de kosten van bijstand moet terugvorderen voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht. Dit is een verplichting voor het college en geen bevoegdheid. De gronden van art. 58 lid 2 Participatiewet, art.25 lid 2 Ioaw en Ioaz zijn een bevoegdheid. Het college maakt volledig gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering zoals in artikel 58 lid 2 van de Participatiewet en art.25 Ioaw/z lid 2 staat omschreven.
Artikel 61 Participatiewet bepaalt dat het college kosten van bijstand kan verhalen in de gevallen en naar de regels aangegeven in paragraaf 6.5 van de Participatiewet. Het verhalen van kosten van bijstand is een bevoegdheid van het college . Ook binnen de Wet op de Lijkb ezorging is verhaal mogelijk. Aangezien hiervoor geen afzonderlijk beleid is geformuleerd is wordt het integrale uitgangspunt in deze notitie opgenomen. Het college maakt volledig gebruik van de bevoegdheid tot verhaal zoals in artikel 61 van de Participatiewet en art.22 van de Wet op de Lijkbezorging omschreven.
5
Kwaliteitseisen debiteurenbeheer Aan het debiteurenbeheer worden de volgende eisen gesteld
Het verhaals- terug- en invorderingsbeleid moet inzichtelijk en niet te bewerkelijk zijn. Dit betekent korte lijnen en heldere procedures.
De invordering dient doeltreffend c.q. resultaatgericht te zijn. Uitgangspunt moet zijn om schulden zoveel mogelijk binnen een redeli jke termijn te laten betalen.
Terugvordering mag de re ïntegratie niet belemmeren
Voor de debiteur moet het aantrekkelijk zijn een minnelijke regeling aan te gaan Het voorkomen van dwanginvordering bespaart directe en indirecte kosten.
Fraude mag niet lonen Het terugvorderingsbeleid dient een effectieve bijdrage te leveren aan een adequate fraudebestrijding
Streven naar een efficiënt en effectief incassoproces Debiteurenonderzoeken worden niet automatisch uitgevoerd maar zoveel mogelijk signaalgestuurd .
bij
elke
debiteur
Moment van inleveren bescheiden Als datum van binnenkomst voor stukken met rechtsgevolgen geldt de datum van ontvangst bij de gemeente. Hierbij kan worden gedacht aan de inlichtingenplicht van de debiteur en het vervalle n van de bescherming van de beslagvrije voet bij het niet nakomen van deze verplichting.
Communicatie Ook binnen het traject van terug - en invordering is een goede communicatie essentieel. Door een tijdige en heldere communicatie kunnen regelingen worde n getroffen en kan een dwanginvorderingstraject (en de daarmee samenhangende kosten) worden voorkomen. Dat betekent dat niet alleen een goede (mondelinge) uitleg omtrent vordering en en de mogelijke fiscale gevolgen van belang zijn maar ook gewezen wordt op de mogelijkheid van betalingsregelingen of administratieve ondersteuning door bv de thuisadministratie van Humanitas. Bij het ontstaan van fraudevordering is afstemming met en doorgeleiding naar het wijkteam van groot belang . De ontstaansgrond van deze soort vorderingen ligt vaak bij meervoudige–problematiek- gezinnen. Middels een goede coördinatie van zorg en hulpverlening kan de problematiek integraal worden opgepakt. .
6
Terugvordering Een terugvordering kan in verschillende vormen bestaan Vorderingen levensonderhoud Dit zijn de meest voorkomende debiteuren. Deze vorderingen zijn ontstaan vanuit de uitkeringen voor levensonderhoud. Het gaat hierbij om teveel ontvangen bijstand ivm administratieve vergissingen, herberekening van uitkeringen, verrekening van inkomsten achteraf, fraudevorderingen, onverschuldigde betalingen e nz. Geldleningen In een aantal gevallen kan de bijzondere bijstand worden verleend in de vorm van een geldlening Uitgangspunt is dat d eze bijstand volledig dient te worden terugbetaald. Dat ligt in de betreffende vorm van bijstandsverlening besloten. Indien belanghebbende de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet voldoende nakomt, kan (het restant van) de geldlening direct worden teruggevorderd. Indien aan belanghebbende (nog) geen aflossingsverplichtingen zijn opgelegd, kan pas eerst worden teruggevorderd nadat hem een aflossingsverplichting is opgelegd en hij deze niet nakomt. Algemene bijstand in de vorm van een geldlening Algemene bijstand (voor le vensonderhoud) kan ook in de vorm van een geldlening worden verstrekt (art.48 Pw) Dit is echter vorm van bijstand die weinig wordt verstrekt. Vooral de fiscale consequenties maken dat in voorkomende situaties voor andere constructies wordt gekozen. Indien deze vorderingen echter voorkomen geld en hiervoor dezelfde uitgangspunten als bij de geldleningen op grond van de bijzondere bijstand. Uitkering en bedrijfskredieten op grond van het Bijstandsbesluit Zelfstandigen. De vorderingen voortkomende uit de uitkeringen voor levensonderhoud en de bedrijfskredieten van de Bbz h adden lange tijd een apart regime. Per 1-1-2013 is echter het Bbz gewijzigd en wordt hierin voor terugvordering doorverwezen naar art. 58 PW. Hierdoor geldt de in art.60 PW opgenomen bevoorrechting van vorderingen ( waarmee ze direct volgen op artikel 288 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek) ook voor het Bbz en hiermee is de bevoegdheid tot het instellen van een dwangbevel ook voor het Bbz wettelijk verankerd Voorschotten Bij een aanvraag om uitkering is de gemeente na 4 weken wettelijk verplicht een voorschot te verstrekken. Dit voorschot wordt verstrekt als een geldlening. Indien dit voorschot niet verrekend kan worden (bv omdat er geen uitkering wordt toege kend) wordt dit teruggevorderd. Boeten De boetevorderingen zijn voor de invordering het meest bevoorrecht binnen de Participatiewet. In de wet ligt de verplichting tot verrekening met de lopende uitkering vast. Daarbij gaat deze vordering voor op alle andere terugvorderingen.
7
Terugvordering onder verband van k rediethypotheek of pandrecht Voor terugvordering van deze vorm van bijstand heeft het college aparte regels vastgelegd in de beleidsregels krediethypotheek Haren 2015. Afzien van terugvordering 6 maanden jurisprudentie Het feit dat terugvordering in de Participatiewet een bevoegdheid is en geen plicht (met uitzondering van terugvordering bij de schending van de inlichtingenplicht), betekent dat het college bij de uitoefe ning van deze bevoegdheid rekening moet houden met algemene rechtsbeginselen. In dat kader heeft de Centrale Raad van Beroep de zogenaamde 'zesmaanden -jurisprudentie' geformuleerd. Deze jurisprudentie houdt in dat de gemeente onverschuldigd betaalde uitker ingen alleen kan terugvorderen indien zij binnen 6 maanden na de ontvangst van een signaal waaruit de gemeente had moeten afleiden, dat ten onrechte of te veel wordt betaald , adequaat reageert. Dringende redenen Het college kan op grond van artikel 58 lid 8 Pw geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Het gaat hier om bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Er moet dus iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand zijn. Deze omstandigheden moeten in een rapport worden vastgelegd. Kwijtschelding Bij schending inlichtingenplicht Ondanks het feit dat het college verplicht is de bijstand terug te vorderen indien deze vordering is ontstaan in verband met schending van de inl ichtingenplicht biedt de wet (art. 58 lid 7 Pw) het college de mogelijkheid ambtshalve te besluiten af te zien van (verdere) invordering indien a. iemand gedurende tien jaar volledig aan zijn afbetalingsverplichtingen heeft voldaan; b. iemand gedurende tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald; c. iemand gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost.
Bij overige vorderingen Het college kan op verzoek van de debiteur besluit tot het geheel of gedeeltelijk afzien van (verdere) invordering van de vordering indien a. redelijkerwijs te voorzien is dat degene van wie wordt teruggevorderd niet zal kunnen voortgaan met het betalen van schulden en b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vordering van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en c. de vordering van de gemeente tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.
8
De aflossingstermijn voor een geldlening ingevolge de bijzondere bijstand voor woninginrichting wordt gesteld op maximaal 36 maanden. Het restantbedrag wordt vervolgens kwijtgescholden en omgezet in bijstand om niet.
Schuldsanering Bij schending inlichtingenplicht Omdat het college verplicht is zgn “fraudeschulden” terug te vorderen is in de wet nadrukkelijk vastgelegd dat het college voor deze schulden geen medewerking mag verlenen aan een schuldsanering. De rechter kan echter in bepaalde gevallen de gemeente dwingen mee te werken aan een schuldsanering. Om deze reden zullen fraudevorderingen bij een verzoek om schuldsanering altijd worden ingediend waarbij het aan de rechter zal worden overgelaten of de gemeente hieraan medewerking moet verlenen. Bij overige vorderingen Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk afzien van verdere invordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk afzien van verde re invordering wordt ingetrokken of ten nadele van de debiteur gewijzigd indien a. niet binnen 12 maanden nadat het besluit is bekend gemaakt een schuldregeling tot stand is gekomen b. de debiteur zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregelin g voldoet of c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid of d. niet wordt voldaan aan de voorwaarden die aan het afzien van verdere invordering worden verbonden.
Brutering Indien betaling van de vordering niet voor het eind van het boekjaar heeft plaatsgevonden worden de terugvorderingen levensonderhoud verhoogd met de daarover afgedragen loon heffing voor zover deze loonheffing niet verrekend kan worden met de Belastingdienst. De debiteur ontvangt van de (berekening van de) verhoging een beschikking. Deze verhoging is niet van toepassing indien a. de debiteur niet tijdig in kennis is gesteld dat, bij niet -tijdige betaling, de vordering na afloop van het boekjaar zal worden verhoogd b. de terugvordering niet aan de debiteur is te wijten en hem geen verwijt kan worden gemaakt dat niet tot tijdige betaling (dwz voor het eind van het boekjaar) is overgegaan. c. het een cessievordering betreft.
De debiteur kan de door hem betaalde loonheffing (nav de brutering) terugontvangen van de Belastingdienst. Dit is echter pas mogelijk indien er op de vordering daadwerkelijk betalingen zijn verricht.
9
Verhaal Verhaal van kosten van bijstand heeft niet betrekking op bijstandsgerechtigden maar op derden: De wet noemt hiervoor de volgende onderhoudsplichtigen - de onderhoudsplichtige die zijn wettelijke onderhoudsplicht jegens een persoon (kind en/of ex -echtgenoot) die bijstand ontvangt niet of niet voldoende nakomt. - de nalatenschap (erfgenamen) van overleden bijstandsgerechtigden - de personen die een schenking hebben ontvangen van iemand die bijstand ontvangt of heeft ontvangen. Wet op de lijkbezorging De wet op de lijkbezorging kent verhaal op de nalatenschap (art.22) op dezelfde wijze als de Participatiewet dit kent. Uit pragmatische overwegingen wordt voor de uitvoering hiervan bij deze beleidsregels aangesloten. Afzien van verhaal Het college ziet af van verhaal van bijstand als a. het te verhalen bedrag in het kader van de onderhoudsplicht minder bedraagt van € 50,00 per maand. b. de schenking of nalatenschap minder bedraagt dan € 1000,00. c. er, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, daarvoor dri ngende redenen aanwezig zijn. Gedeeltelijk afzien van verhaal Het college kan op verzoek van de debiteur besluit tot het gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand indien a. redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van schulden en b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vordering van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en c. de vordering van de gemeent e wegens verhaalde bijstand tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang. Trema-normen Voor de berekening van de verhaalsbijdrage wordt rekening gehouden met de in het Tijdschrift voor de Rechteli jke Macht geformuleerde aanbevelingen voor het berekenen van draagkracht (de zogenaamde Tremanormen). Hiermee wordt aangesloten bij d e alimentatieberekening zoals deze door de burgerlijke rechter in het kader van de onderhoudsplicht wordt vastgesteld. 10
Wettelijke indexering De onderhoudsbijdrage wordt jaarlijks verhoogd met de wettelijke indexering zoals deze ook geldt voor partner/kinde ralimentatie
Cessie Indien noodzakelijk kunnen vorderingen (bv van het LBIO) worden gecedeerd. Bewaking van deze vordering vindt op reguliere wijze plaats. Afboeking van een cessievordering kan plaatsvinden indien uit een (verhaals) onderzoek blijkt dat betaling van de vordering verder niet meer in de rede ligt. Dit moet in een rapport worden vastgelegd.
11
12
Invordering Bij invordering wordt altijd gekozen voor de minst zwaarwegende wijze van invordering. Dit betekent dat indien vereenvoudigd derdenbeslag tot een effectieve invordering kan leiden, er geen deurwaarder wordt ingeschakeld. Dit kan ook betekenen dat beslag op goederen de voorkeur verdient boven beslag op een periodiek inkomen, daar de kosten door snelle inning van de totaalsom door middel van beslag op goederen lager zijn. Minder geschikte dagen Aangesloten wordt bij de Landelijke richtlijn voor invordering 2008 (Belastingdienst) als het gaat om voor invordering minder geschikte dagen. Voor invordering minder geschikte dagen zijn met name: landelijk of regionaal vrij algemeen erkende feest - en gedenkdagen (hieronder ook begrepen Goede Vrijdag) met inbegrip van de daaraan voorafgaande en de daarop volgende dag; de dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar Aflossingscapaciteit Uitgangspunt is dat een terugvordering ineens wordt terugbetaald. Uitgangspunt bij verhaal is dat de onderhoudsbijdrage maandelijks bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. In de terugvorderingsbeschikking wordt de debiteur verzocht om binnen de termijn van 6 weken als genoemd in art. 4:87 Awb de gehele vordering te voldoen of contact op te nemen met de gemeente om uitstel van betaling aan te vragen (art . 4: 94 AWB) Aflossing minnelijke regeling De minnelijke regeling bevindt zich in het spanningsveld van de twee kwaliteitseisen waarbij een regeling aantrekkelijk moet zijn voor de debiteur en de invordering resultaatgericht moet zijn voor de gemeente. Als richtlijn voor een minnelijke regeling geldt 75% van het bedrag dat vatbaar is voor beslag . Dit geldt dus eveneens als de debiteur een inkomen heeft boven de bijstandsnorm. Door de koppeling aan de “beslagnorm” wordt immers een evenredig deel van het meerinkomen vrijgelaten. Een minnelijke regeling wordt schriftelijk bevestigd. Aflossingsritme Gelet op het feit dat uitkeringsverstrekking per maand geschiedt en de geautomatiseerde administratie is ingericht op deze periodiciteit wordt het aflossingsritme bepaald op eenmaal per maand. Slechts in zeer bijzondere omstandigheden waarbij de debiteur aangeeft dat hij bij een aflossingsritme van eens per maand in financiële problemen zal geraken, kan hiervan worden afgeweken
13
Aflossing geldleningen bijzondere bijstand De aflossingscapaciteit voor leningen op grond van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op 6% van de toepasselijk bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Dit ongeacht de aard van de vordering. Deze aflossing wordt in de beschikking vastgelegd. Indien er geen terugbetalingsverplichting wordt opgelegd wordt in de rapportage de reden hiervan aangegeven. Als de aflossingsverplichting niet wordt nagekomen wordt ten aanzien van het resterende bedrag van de lening een terugvorderingsbesluit genomen. Hierdoor ontstaat er ten aanzien van het resterende deel van de lening een executoriale tite l. In de executoriale fase wordt geïncasseerd volgens de beslagregels. Borgstelling Indien bijstand is verstrekt in de vorm van borgtocht, komt deze bijstand pas tot uitbetaling indien de debiteur in gebreke blijft met het terugbetalen aan de geldverstrekker (bv kredietbank). Op moment van uitbetaling aan de borg ontstaat tevens een vordering op grond van art.58 Pw. Hiervoor is wel een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk. Kruimelbedragen Er kan van invordering worden afgezien indien de vordering niet hoger is dan € 100, en de vordering niet het gevolg is van een schending van de inlichtingenplicht. Afzien van invordering betekent dat er wel een terugvorderingsbeschikking wordt afgegeven en een aanmaning wordt verzonden. Indien er een mogelijkheid is tot verrekening met de lopende uitkering wordt dit benut. Pas wanneer het invorderingstraject wordt opgestart en tot eventuele beslaglegging moet worden overgegaan wordt beoordeeld (op basis van kosten/baten analyse) of van invordering wordt afgezien.
Uitstel van betaling Op verzoek kan uitstel van betaling worden verleend indien er sprake is van zeer dringende redenen die het uitstel noodzakelijk maken. Studerenden aan wie een geldlening wordt verstrekt ontvangen ambtshalve uitstel van betaling tot het einde van de studie . Indien de studie met goed gevolg w ordt afgerond wordt de lening vervolgens kwijtgescholden. Ambtshalve wordt ook uitstel van betaling verleend indien a. in het kader van schuldproblematiek dit uitstel bijdraagt aan het oplossen van de schuldproblematiek b. tegen de terugvordering een bezwaarschrift is ingediend. Een beroepschrift geldt niet ambtshalve als een verzoek om uitstel van betaling. In dit geval dient de debiteur een afzonderlijk verzoek om uitstel van betaling in te dienen. Uitstel van betaling wordt in een beschikking vastgelegd .
14
Verrekening Er wordt niet tot verrekening overgegaan indien de middelen van de debiteur voldoende zijn om de vordering in 1x te betalen. Indien de debiteur een uitkering van de gemeente Haren ontvangt en aangeeft een betalingsregeling te willen, wordt de aflossing verrekend met de maandelijkse uitkering. Slechts in bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. Indien de debiteur geen uitkering van de gemeente Haren ontvangt i s hij zelf verantwoordelijk voor een tijdige betaling. De debiteur wordt schriftelijk op de hoogte gesteld over de wijze van verrekening en het aantal termijnen. Bij verrekening wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet. Er wordt niet eerder tot ve rrekening overgegaan dan tot zes weken nadat het terugvorderingsbesluit op de voorschreven wijze is bekendgemaakt. Aanmaning Voor aanmaningen gelden de termijnen zoals deze genoemd zijn in art.4: 112 lid 1 AWB) Executie Executie van de vordering vindt pl aats indien de debiteur zijn aflossingsverplichting niet nakomt. Executie vormt als het ware het sluitstuk van het incassobeleid. De gemeente gaat in de volgende gevallen tot executie over a. indien de debiteur na het ontvangen van de aanmaning (art.4: 112 Aw b) in gebreke blijft; b. indien een minnelijke aflossing door middel van inhouding op de uitkering als gevolg van een externe beslaglegger opzij dreigt te worden gezet. In deze gevallen leidt dit tot het uitvaardigen van een dwangbevel (art.4: 114 Awb) Indien rechtstreeks derdenbeslag (art 60 lid 5 Pw) niet mogelijk is wordt de vordering overgedragen aan incassobureau/deurwaarder Cannock Chase Uit efficiencyoverwegingen wordt in principe afgezien van overdracht aan Cannock Chase indien de vordering lager is d an € 150,00. De reden ligt hier voornamelijk in dat de gemeente bepaalde deurwaarderskosten niet op de debiteur mag verhalen. Dwangbevel Voor het uitvaardigen van een dwangbevel gelden de regels van de Algemene Wet Bestuursrecht (art.4:117 e.v.) Indien de debiteur binnen vijf werkdagen de vordering vo ldoet of een regeling treft waaraan de debiteur zich houdt, worden geen rente en invorderingskosten in rekening gebracht. Invordering in het buitenland Vanuit het oogpunt van mogelijke diplomatieke conseque nties dienen gemeenten een voornemen tot beslaglegging in het buitenland van te voren aan te melden bij het gemeenteloket (
[email protected] ).
15
De executoriale titel die een terugvorderingsbeschikking van de Participatiewet heeft (art.60 Pw) geldt niet automatisch in het buitenland. Daarnaast is het van belang of Nederland met het betreffende land een executieverdrag heeft. Voor advies omtrent invordering in het buitenland kan contact worden opgenomen met het bureau Internationale Fraude -informatie (IBF), tel 020-7524175, email
[email protected] Uit oogpunt van efficiëntie wordt alleen tot (dwang)invordering overgegaan in het buitenland bij vorderingen boven de € 15.000,00.
Inning Bij verrekening van terugvorderingen met de uitkering wordt rekening gehou den met de beslagvrije voet. Bij verrekening van boetes wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet en hetgeen in de verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive is bepaald. Bij verschillende vorderingen worden de ontvangen bedragen eerst afgeboekt op de oudste vordering. Bij vorderingen ontstaan uit terugvordering en boeten worden de ontvangsten eerst op de boetevordering afgeboekt en vervolgens op de terugvordering. Gestelde zekerheden in de vorm pand en hypotheek worden uitgewonnen.
Saldobevestiging Ter informatie van de debiteur wordt hem na afloop van het boekjaar een overzicht van de openstaande vordering(en) en de hierop gedane aflossingen verstrekt. Hierin is opgenomen de hoofdsom van de vordering, de ontvangen aflossing en het restant van de vordering. Het overzicht van de stand van zaken per 1 januari wordt jaarlijks voor 1 maart aan de debiteur verstrekt.
16
Kosten en wettelijke rente Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging dan wordt de vordering verhoogd met rente en kosten De hoogte van de rente wordt vastgesteld op de wettelijke rente en wordt berekend over de nog openstaande hoofdsom vanaf de datum van het terugvorderingsbesluit. De hoogte van de aanvullende kosten wordt vastgesteld op 15% va n de hoofdsom vanaf de datum van de terugvorderingsbeschikking (met een minimum van € 50,00 en een maximum van € 680,00) Dit dient ter dekking van de kosten die minnelijk worden gemaakt aan brieven, kopieerkosten, verzendkosten en dergelijke. De werkelijk gemaakte kosten van deurwaarder, betekening, tenuitvoerlegging en dergelijke worden op de debiteur verhaald.
gerechtelijke
Geen wettelijke rente en kosten (dwangbevel, aanmaning- en incassokosten) worden gevorderd indien de debiteur uitstel van betaling is verleend dan wel is toegelaten de WNSP.
17
Verjaring Verjaring bestaat in verschillende vormen en hieraan zijn verschillende termijnen verbonden. Tenuitvoerlegging van de rechtsvordering In de Algemene Wet Bestuursrecht zijn verjaringbepalingen opgenomen die redelijk gelijk zijn aan de bepalingen van BW boek 3 artikel 306 e.v. Dit komt er op neer dat een titel voor terugvordering gedurende 20 jaar kan worden tenuitvoergelegd met dien verstande dat iedere 5 jaar een zogenaamde stuitingshandeling moet worden verricht. Dat wil zeggen dat de gemeente de debiteur op ondubbelzinnige wijze kenbaar moet maken dat hij nog steeds tot nakoming van de betalingsverplichting is gehouden. Deze termijn van 5 jaar wordt verlengd met de periode waarbij aan de debiteur uitstel van betaling is verleend Dit is eveneens van toepassing indien a. de debiteur in surseance van betaling verkeert b. de debiteur in staat van faillissement verkeert c. de debiteur is opgenomen in de WSNP d. De tenuitvoerlegging van een dwangbevel is geschorst door een lopend rechtsgeding met dien verstande dat de termijn waarmee verjaringstermijn wordt verlengd een aanvang neemt op de dag waarop het rechtsgeding door middel van een dagvaarding aanhangig wordt gemaakt. Het stellen van de vordering Voor het stellen van de vordering zijn in de Participatiewet geen specifieke bepalingen opgenomen. De enige specifieke termijn die de Participatiewet bevat is die van twee jaar voor het stellen van een vordering die het gevolg is van een kenne lijke vergissing (art.58 lid 6 Pw). Dit is een vervaltermijn die van rechtswege geldt. Voor het overige moet aansluiting worden gezocht bij de verjaringsbepalingen uit het civiel recht, zodat voor het stellen van een terugvordering in beginsel een termijn van 20 jaar geldt. Hierbij is wel van belang dat van de gemeente – op grond van de zesmaandenjurisprudentie – voortvarendheid wordt verlangd nadat zij bekend is geworden met omstandigheden waardoor de uitkering ten onrechte is verstrekt. Het opleggen van bestuurlijke boete Voor de verjaring van boetes zijn bepalingen opgenomen in de Algemen e Wet Bestuursrecht. De AWB maakt hierbij een onderscheid tussen boetes t/m € 340,00 en boetes hoger dan € 340,00. t/m € 340,00 De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt 3 jaar nadat de overtreding (gedraging) heeft plaatsgevonden. Hoger dan € 340,00 De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt 5 jaar nadat de overtreding (gedraging) heeft plaatsgevonden.
18
Heronderzoeken debiteuren Indien de hoogte van het inkomen daartoe aanleiding geeft , dan wordt op verzoek van de debiteur de hoogte van de betaalverplichting met ingang van de eerstvolgende maand, volgend op de datum van het verzoek herzien. Minstens 1x per jaar wordt een onderzoek verricht naar de mogelijkheid terugbetaling van vorderingen waarom niet (regelmatig) wordt betaald.
tot
Bij geldleningen waarvan aflossing plaatsvindt middels inhouding op de uitkering wordt 1x per 36 maanden een onderzoek verricht naar de betaalverplichting. De nakoming van de betaalverplichtingen wordt maa ndelijks gecontroleerd in het kader van de inning van de bedragen. Eens per jaar wordt aan het college een overzicht getoond van de oninbare debiteuren met een eventueel voorstel tot afboeking.
19
Debiteuren in cijfers
Debiteurenaantallen Werk en Inkomen per 1 -1-2015
Verhaal Bbz-renteloos Bbz- rentedragend Boete Minimabeleid Terugvordering Terugvordering fraude Bijzondere bijstand Overig Totaal
Aantal 4 32 6 5 0 43 0 1 1 92
percentage 4,35% 34,78% 6,52% 5,44% 0% 46,73% 0% 1,09% 1,09% 100%
Openstaande bedragen per vorderingssoort
Verhaal Bbz-renteloos Bbz- rentedragend Boete Minimabeleid Terugvordering Terugvordering fraude Bijzondere bijstand Overig Totaal
Vordering € 19.106,91 € 125.927,53 € 232.817,22 € 5.871,30 € 0,00 € 136.718,93 € 0,00 € 16,51 € 250,00 € 520.708,40
percentage 3,67% 24,18% 44,71% 1,13% 0% 26,26% 0% 0% 0,05% 100%
€ 5.051,37 € 4.552,20 € 58.058,58 € 1.293,97 € 0,00 € 52.294,71 € 0,00 € 96,37 € 305,33 € 121.652,53
percentage 4,15% 3,74% 47,73% 1,06% 0% 42,99% 0% 0,08% 0,25% 100%
Ontvangen bedragen over 2014
Verhaal Bbz-renteloos Bbz- rentedragend Boete Minimabeleid Terugvordering Terugvordering fraude Bijzondere bijstand Overig Totaal
20