Universiteit Gent – Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar 2009-2010
De vredesidealen van de Olympische beweging (1960-2008)
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad Master in de Geschiedenis
Maes Thibaut Promotor: Prof. Dr. Jan Tolleneer
2005 4912
2
Inhoudstafel Inhoudstafel………………………………………………………………………………………………………………………….3 I – Inleiding……………………………………………………………………………………………………………………………5 II – Probleemstelling……………………………………………………………………………………………………………..7 III – Methodologie……………………………………………………………………………………………………………….12 IV – De structuur van het IOC en de Olympische beweging…………………………………………………14 V – Historisch overzicht van de vredesproblematiek in de Olympische Spelen……………………16 V.1 – Het IOC onder Avery Brundage: groeiende onenigheid…………………………………..16 V.1.1 – 1960: Rome………………………………………………………………………………………16 V.1.2 – 1964: Tokio……………………………………………………………………………………….18 V.1.3 – 1968: Mexico-Stad……………………………………………………………………………22 V.1.4 – 1972: München…………………………………………………………………………………27 V.2 – Het Killanin-interludium: de Afrikaanse en westerse boycots………………………….32 V.2.1 – 1976: Montréal…………………………………………………………………………………32 V.2.2 – 1980: Moskou…………………………………………………………………………………..35 V.3 – Juan Antonio Samaranch en de expansie, commercialisering en geleidelijke modernisering van de Spelen…………………………………………………………………………………..38 V.3.1 – 1984: Los Angeles……………………………………………………………………………..39 V.3.2 – 1988: Seoel……………………………………………………………………………………….42 V.3.3 – 1992: Barcelona……………………………………………………………………………….44 V.3.4 – 1996: Atlanta……………………………………………………………………………………48 V.3.5 – 2000: Sydney…………………………………………………………………………………….49
3
V.4 – Het IOC in de 21ste eeuw: Jacques Rogge…………………………………………………………51 V.4.1 – 2004: Athene…………………………………………………………………………………….52 V.4.2 – 2008: Peking…………………………………………………………………………………….53 VI – Respect voor de regels: de strijd tegen doping…………………………………………………………….55 VII – Algemeen besluit…………………………………………………………………………………………………………58 VIII – Bijlagen………………………………………………………………………………………………………………………62 IX – Bibliografie…………………………………………………………………………………………………………………..72 X – Dankwoord……………………………………………………………………………………………………………………77
4
I – Inleiding “The most important thing in the Olympic Games is not winning but taking part; the essential thing in life is not conquering but fighting well.” “To ask different peoples to love one another is mere childishness. To ask them to respect one another is not utopian, but to respect one another, they have to know one another.” Pierre de Coubertin, stichter IOC
De moderne Olympische Zomerspelen zijn heden het grootste sportevenement ter wereld. De bovennatuurlijke prestaties van de atleten worden door twee derden van de bevolking op aarde gevolgd, een haast irreëel cijfer1. De commerciële belangen van een dergelijk mega-evenement zijn vanzelfsprekend zeer groot. Olympische helden worden in het collectieve geheugen opgenomen en vertegenwoordigen een enorme publicitaire waarde. De Jamaicaanse sprinter Usain Bolt, bijvoorbeeld, wereldrecordhouder op de 100 en 200 meter spurt en drievoudig gouden medaillewinnaar, brengt voor zijn sponsor Puma honderden miljoenen dollar in het laatje2. Ook de politieke belangen zijn groot. China spaarde voor zijn Spelen kosten noch moeite om Beijing 2008 tot een succes te maken en de kritiek op zijn mensenrechtenbeleid en zijn houding in de Tibetaanse kwestie even te doen verstommen. In die optiek zijn de Olympische Spelen weinig veranderd in de afgelopen honderd jaar. Politiek is steeds intiem
1
The Nielsen Company: “The Final Tally – 4.7 Billion Tunes In To Beijing 2008 – More Than Two In Three People
Worldwide”, in: http://blog.nielsen.com/nielsenwire/wp-content/uploads/2008/09/press_release3.pdf, 05.09.2008, geraadpleegd op 17.03.2010. 2
J. Kollewe: “Champion Sprinter Usain Bolt Helps Puma Trainers Fly Out of Shops”, in: The Guardian, 23.08.2009
(http://www.guardian.co.uk/business/2009/aug/23/puma-usain-bolt-trainers), geraadpleegd op 17.03.2010.
5
vervlochten geweest met de Spelen (iets waar verder in deze masterproef nog uitvoerig zal worden op teruggekeerd) en dat zal in de nabije toekomst nog niet zo snel veranderen. Ook baron Pierre De Coubertin besefte dit gevaar bij de oprichting van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) in 1894 en de organisatie van de eerste moderne Olympische Spelen in Athene twee jaar later. Hij heeft dan ook steeds geprobeerd de Olympische beweging vrij te houden van politiek misbruik, een doelstelling die tot op de dag van vandaag in het Olympische Charter is opgenomen3. Het is dan ook paradoxaal dat een van de hoofddoelen van de Olympische Spelen –vrede tussen volkeren- in essentie een politieke doelstelling is. De Amerikaanse academicus Allen Guttmann schreef daarover het volgende: “In the eyes of De Coubertin and the men who succeeded him as president of the IOC, the political purpose of the games –the reconciliation of warring nations- was more important than the sports. They were merely the competitive means to a cooperative end: a world at peace4.” Het spanningsveld tussen sport (i.c. de Olympische Spelen) en zijn politieke en sociaalculturele omgeving is een van de hoofdthema’s van deze masterproef. Het inzicht dat sport zich niet in een vacuüm bevindt, maar een product van en factor in de maatschappij is, dienen we dan ook voortdurend in het achterhoofd te houden. In deze scriptie zullen we oog hebben voor de relatie tussen de Olympische beweging –en meer specifiek het IOC- en haar idealen, een relatie die niet altijd zonder accidenten verliep. In de voorbije halve eeuw zijn er dertien Olympische Zomerspelen georganiseerd, sommigen succesvol, anderen controversieel of zelfs tragisch en vermoedelijk zal dat grillig patroon ook in de toekomst bewaard blijven.
3
“The IOC’s role is: (…) 5. to take action in order to strengthen the unity and to protect the independence of
the Olympic Movement (…) 10. to oppose any political or commercial abuse of sport and athletes” in: IOC: Olympic Charter, 11.02.2010 (http://www.olympic.org/Documents/Olympic%20Charter/Charter_en_2010.pdf) , geraadpleegd op 17.03.2010. 4
A. Guttman: The Olympics: A History of the Modern Games, 1992, University of Illinois Press, p. 1.
6
II – Probleemstelling
Alvorens we tot de concrete vraagstelling overgaan, dienen we uiteraard eerst nauwkeurig de basisconcepten van deze masterscriptie nauwkeurig te definiëren. Het mag dan wel evident lijken, toch kan het zeker nuttig zijn om van start te gaan met de betekenis van het concept “sport”. Sporthistorici hebben immers nogal wat uiteenlopende en soms contradictorische definities van sport geponeerd, waarbij ze de nadruk legden op de diverse eigenschappen van sport. In deze scriptie zullen we de definitie van Allen Guttmann volgen, die in zijn basiswerk Sports: The First Five Millennia5 gewag maakt van sport als “autotelic physical contests”. Hij verklaart het onderscheid nader tussen “sports” enerzijds en “play”, “games” en “contests” anderzijds. Mensen doen, aldus Guttmann, aan spel (play) omdat ze willen, niet omdat ze moeten. Spelen hebben dus zichzelf tot doel (autotelisch). Play is heel los en ongedwongen –bijvoorbeeld het willekeurig wegtrappen van een bal-. Zodra er iets meer regels bij komen kijken, spreekt hij van games. Een game kan bijvoorbeeld haasje-overspringen zijn. Zodra er in een game een competitief element wordt opgenomen, heeft Guttmann het over wedstrijden (contests). Wedstrijden kunnen zowel intellectueel (bv. schaken) als fysiek zijn (bv. hockey). Fysieke wedstrijden worden gelijk gesteld aan sports6. Het moge duidelijk zijn dat de sporten op het curriculum7 van de moderne, door Pierre De Coubertin opnieuw gelanceerde, Olympische Spelen zeker aan die definitie voldoen. Guttmann’s definitie van sport is, zoals eerder geschreven, niet de enige. Bernard Suits8 biedt een nuttig inzicht door de nadruk op het belang van vaardigheden: “Sports, so understood, may be defined, or at least described, as competitive events involving a variety 5
A. Guttmann: Sports: The First Five Millennia, 2004, University of Massachusetts Press, pp. 448.
6
Ibid., pp. 1-2.
7
IOC, Sports (http://www.olympic.org/en/content/Sports/), geraadpleegd op 20.03.2010.
8
B. Suits: Tricky Triad: Games, Play and Sport, in: Journal of the Philosophy of Sport, Vol. XV, 1988, pp. 1-9.
7
of physical (usually in combination with other) human skills, where the superior participant is judged to have exhibited those skills in a superior way 9.” Het dient opgemerkt dat het fysiek en het competitief element uit Guttmann’s definitie ook bij Suits terugkeren. In het Olympisch Charter, de codificatie van de fundamentele principes en regels van de Olympische beweging -waarvan het Internationaal Olympisch Comité aan het hoofd staat-, blijkt duidelijk dat een van de doelstellingen van de beweging het promoten van vrede is: “The IOC’s role is: (…) 4. to cooperate with the competent public or private organisations and authorities in the endeavour to place sport at the service of humanity and thereby to promote peace10” (zie bijlage 1 voor de preambule van het Charter en de fundamentele principes en missie van het IOC).
Maar wat bedoelt men precies met “vrede”? Het definiëren van een dergelijk beladen concept is uiteraard niet vanzelfsprekend. Het bekende woordenboek Merriam-Webster11 geeft vier toepasbare betekenissen; 1: “a state of tranquillity or quiet”; 2: “freedom from disquieting or oppresive thoughts”; 3: “harmony in personal relations” en 4: “a state or period of mutual concord between governments; a pact or agreement to end hostilities between those who have been at war or in a state of enmity”. Het is duidelijk dat vooral de vierde betekenis het meest relevant is in de context van een internationaal evenement zoals de Olympische Spelen. Toch zullen we die definitie niet volgen. Frans De Wachter12 beargumenteert immers dat het definiëren van vrede als het ontbreken van conflicten utopisch is: “Let us define peace as a permanent state of individual or
9
B. Suits, op.cit., p. 2.
10
IOC: Olympic Charter, 11.02.2010 , p. 14
(http://www.olympic.org/Documents/Olympic%20Charter/Charter_en_2010.pdf), geraadpleegd op 20.03.2010. 11
Merriam Webster (http://www.merriam-webster.com/dictionary/peace), geraadpleegd op 20.03.2010.
12
F. De Wachter: Are Sports a Factor of Peace?, in: H. Lenk (ed.): Aktuelle Probleme der Sportphilosophie/
Topical Problems of Sport Philosophy, 1983, pp. 255-268. F. De Wachter: Education for Peace in Sports Education, in: Molloy (J.W.) & Adams (R.C.) (eds.): The Spirit of
8
collective capacity to resolve interpersonal or intergroup conflicts without violence. (…) peace is not defined as the utopian absense of conflict13”. Hij legt het verband met sport door te stellen dat fair play en het respecteren van spelregels zeker vredesbevorderend kunnen zijn. Hij maakt een parallel met democratische procedures, die legitimiteit verkrijgen omdat iedereen betrokken wordt in het proces en de rechten van minderheden worden gevrijwaard. De Wachter: “Still it is immediately apparent how closely the notion of fairness in sports fits with it. First, it is respect for game-constitutive rules, just as the democratic attitude can be formally defined as respect for the ‘rules of the game’, that themselves constitute democracy. Second, it is respect for decisions, not on the basis of their truth, but on the basis of the legitimacy of the authority to which decisionmaking competence is assigned by contract, in this case the referee or umpire. (…) Third, fairness in sports teaches the acceptance of opposition and rivalry, as democracy accepts opposing parties and various conceptions of social values (…) At the same time, I learn to subject myself to the result, even if it appears to me to be incorrect.14” Ook Heather Reid15 komt tot een gelijkaardig besluit door de vergelijking te maken tussen de Olympische Spelen uit de Griekse oudheid en de Spelen in hun moderne vorm: “Olympic sport can teach us three lessons about peace: first, that we must deliberately set aside a time and place for it; second, that we must recognize others’ equality; and third, that we must respect one another’s differences within the larger world community. (…) As St. Augustine put it: ‘Any man who has examined history and human nature will agree with me that there is no such thing as a human heart that does not crave for joy and peace’. Let the Olympic Games be more than an expression of this craving; let them be an instrument of peace –one
Sport: Essays About Sport and Values, 1987, pp. 17-31. F. De Wachter: Fairness, Democracy and Justice, in: Ilmarinen (M.): Sport and International Understanding, 1984, pp. 111-114. 13
F. De Wachter, Are Sports a Factor of peace?, p. 255.
14
Ibid., p. 264.
15
H.L. Reid: Olympic Sport and its Lessons for Peace, in: Journal of the Philosophy of Sport , Vol. XXXIII, 2006,
pp. 205-214.
9
that provides the opportunity for the peaceful values of sport to offer their lessons in a violent, cynical and increasingly small world.16” We zullen in het verdere verloop van deze masterscriptie vrede blijven bekijken vanuit de optiek van De Wachter, dus als de capaciteit tot het vredevol oplossen van conflicten, waarbij sport een positieve bijdrage kan leveren. Eerbied voor de regels van het spel, het respecteren van de tegenstander en het strijden met gelijke wapens zijn dus cruciaal in onze analyse. Nu we de basisconcepten van deze scriptie verduidelijkt hebben, kunnen we ons de hoofdvraag van deze masterscriptie stellen: in hoeverre heeft het IOC, als gezagsdrager van de Olympische beweging, zich van haar statutaire vredestaak gekweten? Eveneens van belang is het vijfde fundamentele principe van de Olympische beweging, aangaande discriminatie: “5. Any form of discrimination with regard to a country, or a person on the grounds of race, religion, politics, gender or otherwise is incompatible with belonging to the Olympic movement.17” Het strijden tegen eender welke vorm van discriminatie gaat mijns inziens zeker hand in hand met het ijveren voor vrede. De strijd tegen doping neemt een speciale plaats in; ze kan immers zeker als vredesbevorderend worden beschouwd (het doen respecteren en naleven van reglementen is immers strijdig met dopinggebruik). Toch is de dopingproblematiek (hoe interessant ook) niet het onderwerp van deze masterscriptie. In een afzonderlijk hoofdstuk zal ze echter worden behandeld. Door middel van een krantenonderzoek zullen we nagaan welke concrete maatregelen het IOC ondernomen heeft tijdens en rond de Olympische Spelen van de laatste 50 jaar om beide doelstellingen (het promoten van vrede en het tegengaan van discriminatie) te verwezenlijken en in welke mate die succesvol zijn gebleken. De focus van dit onderzoek ligt
16
Ibid. p. 212.
17
IOC: Olympic Charter, 11.02.2010, p. 10
(http://www.olympic.org/Documents/Olympic%20Charter/Charter_en_2010.pdf), geraadpleegd op 20.03.2010.
10
op de Olympische Zomerspelen, maar ook de Winterspelen (die tot en met 1992 in hetzelfde jaar vielen als de Zomerspelen) komen meermaals aan bod (zie bijlage 3 voor een chronologisch overzicht van de Winter- en Zomerspelen van 1960 tot nu). In de gevallen waar de acties van het IOC indruisten tegen de twee vermelde doelstellingen, zullen we de vraag stellen naar het waarom. Welke belangen speelden mee? In hoeverre waren de reacties in lijn met voorgaande beslissingen? Was er sprake van (politieke) druk van buitenaf? Een andere vraag die in deze scriptie aan bod zal komen is in hoeverre het ijveren voor vrede en het strijden tegen discriminatie conflicteerden met andere doelstellingen en principes van het IOC, meer specifiek met het eerder vermelde voornemen “to oppose any political or commercial abuse of sport and athletes18”. Dat de Olympische Spelen wel vaker het toneel waren van politieke acties, zal in het vervolg van deze scriptie echter meermaals blijken. Strenk19 beschrijft zes vormen van politiek gebruik en misbruik van sport; 1: als middel tot erkenning of niet-erkenning, 2: als middel voor ideologische propaganda, 3: ter bevordering van het prestige, 4: ter bevordering van internationale samenwerking en vrede, 5: als protestvorm en 6: als katalysator van conflicten. We zullen tal van voorbeelden van Strenk’s typologie in het verloop van deze scriptie zien terugkeren. Er zal ook aandacht uitgaan naar evoluties en verschuivingen in het discours en de idealen van de Olympische beweging en in het handelen van het Internationaal Olympisch Comité en diens vier voorzitters in de periode tussen 1960 (Rome) en 2008 (Peking). Die voorzitters waren respectievelijk de Amerikaan Avery Brundage (1952-1972), de Ier Michael Morris, beter bekend als Lord Killanin (1972-1980), de Spanjaard José Antonio Samaranch (19802001) en de Belg Jacques Rogge (2001-heden)20.
18
Ibid., p. 15.
19
A. Strenk: Sport as an International Political and Diplomatical Tool, in: Arena Review 1, 1977, pp. 3-10.
20
IOC: Presidents: (http://www.olympic.org/en/content/The-IOC/The-IOC-Institution1/?NewsTab=0&Tab=3),
geraadpleegd op 20.03.2010.
11
III – Methodologie
De bronnen die werden gebruikt om de vragen uit de voorgaande probleemstelling te toetsen, zijn de kranten Het Nieuwsblad en The Times. We opteerden voor kranten uit twee verschillende landen om een bredere kijk te hebben op de materie. Beide kranten staan er ook om bekend een lijvig sportkatern te hebben. Mogelijke verschillen en gelijkenissen tussen beide kranten inzake de selectie van onderwerpen en de berichtgeving erover zullen worden belicht in de komende hoofdstukken. Het is echter niet onze hoofdopzet om een volledige comparatieve analyse te doen van beide kranten. Van beide kranten werden die jaargangen onderzocht waarin er Olympische Zomerspelen werden georganiseerd. Dat maakt een totaal van dertien onderzochte jaargangen per krant (1960, 1964, 1968, 1972, 1976, 1980, 1984, 1988, 1992, 1996, 2000, 2004 en 2008). Speciale aandacht ging naar artikelen over onder meer samenwerking en onenigheid tussen de diverse deelnemende landen, evenals ingrepen, initiatieven en maatregelen van zowel hun regeringen en (Olympische) sportfederaties als van het Internationaal Olympisch Comité zelf. Voor de periode 1960-1984 werd in het geval van The Times uit praktische overwegingen een beroep gedaan op The Times Archive21, het volledig gedigitaliseerde archief van de Engelse krant. De database werd doorzocht met alle mogelijke combinaties van de trefwoorden “Olympic(s)”, “Games”, “I.O.C./IOC22”, “International Olympic Comittee”, “N.O.C./NOC”, en “National Olympic Comittee(s)”. Aangezien The Times de kranten die dateren uit de periode na 1985 nog niet (volledig) heeft gedigitaliseerd, werden de jaargangen 1988-2008 onderzocht in hun gedrukte vorm. Het Nieuwsblad werd volledig in zijn gedrukte vorm geanalyseerd, dus voor de periode 19602008. We kunnen nu reeds de opmerking maken dat The Times meer aandacht besteedt aan het 21
The Times Archive (http://archive.timesonline.co.uk/tol/archive/)
22
Beide afkortingen zijn gebruikelijk; de tweede schrijfwijze overweegt in recentere publicaties.
12
IOC en diens idealen, verwezenlijkingen en tekortkomingen dan Het Nieuwsblad. Het Nieuwsblad focust zich meer op de zaken die directere weerslag hebben op de sportprestaties op de Spelen, zoals weigeringen van bepaalde NOC’s en atleten of de dopingproblematiek. Een afbakening van 50 jaar (13 Olympische Zomerspelen) leek ons een mooie compromis tussen werklast en volledigheid. Het komt ook ongeveer overeen met de helft van het bestaan van de moderne, heruitgevonden Olympische Spelen. Uit persoonlijke interesse werd gekozen voor de recentste periode.
13
IV – De structuur van het IOC en de Olympische beweging
Aangezien de Olympische beweging, en meer specifiek het Internationaal Olympisch Comité, het voornaamste studieobject is in deze masterscriptie, kan een korte introductie van de organisatie en haar structuur uiteraard niet ontbreken. De Olympische beweging bestaat uit drie hoofdcomponenten: het IOC -het bestuursorgaan-, de internationale sportfederaties (IF’s) –zoals bijvoorbeeld de wereldvoetbalbond FIFA en de internationale zwemfederatie FINA, en de 205 nationale Olympische comités (NOC’s) – waaronder het Belgische BOIC (Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité) of het Britse BOA (British Olympic Association)-. Daarnaast ressorteren ook de organiserende comités van de Olympische Spelen (OCOG’s – Organizing Committees of the Olympic Games) onder de Olympische beweging, evenals alle ondergeschikte organisaties en personen die lid zijn van de IF’s en NOC’s. Ten slotte worden ook nog uiteenlopende door het IOC erkende organisaties tot de Olympische beweging gerekend, zoals het wereldantidopingagentschap WADA of het arbitragehof voor sport TAS23 (zie bijlage 2 voor een gedetailleerde lijst met alle door het IOC erkende organisaties). De functie van het IOC bestaat de Olympische beweging te leiden en de samenwerking tussen alle leden te optimaliseren. Het dagelijks bestuur van het IOC is in handen van het vijftienkoppig24 uitvoerend comité (executive board), voorgezeten door de president (momenteel Jacques Rogge) en verder bestaande uit vier vicepresidenten en tien leden. Het
23
IOC: The IOC – Introduction (http://www.olympic.org/en/content/The-IOC/Governance/Introductionold/),
geraadpleegd op 01.04.2010. 24
Huidige situatie; in de jaren ’60 waren er slechts negen leden van het uitvoerend comité.
14
uitvoerend comité is onder meer verantwoordelijk voor de financiën van het IOC en de agendasetting van de IOC-sessie (cf. infra)25. Het uitvoerend comité wordt verkozen door de sessie van het IOC. De sessie is een jaarlijkse algemene vergadering, waarin alle leden van het IOC26 een stem hebben. De sessie is het hoogste orgaan van het IOC en kan onder andere het Olympisch Charter amenderen, nieuwe leden verkiezen of afzetten, de president verkiezen of de gaststad van de Olympische Spelen aanduiden27. Het Internationaal Olympisch Comité wordt volledig gefinancierd met private middelen. Het grootste deel van haar inkomsten (47%) haalt ze uit het verkopen van de televisierechten van de Olympische Spelen. 45% van haar inkomsten haalt ze uit sponsordeals. De overige bedragen worden gehaald uit de ticketverkoop (7%) en licenties (o.a. merchandising) (5%). Het dient opgemerkt dat 90% van de inkomsten van het IOC geredistribueerd worden aan de NOC’s, IF’s en OCOG’s. De overige 10% wordt gebruikt om de werkingskosten van het IOC te financieren28. Dat sponsordeals dergelijk groot stuk van de taart vormen, is in historisch opzicht opvallend. In het komende hoofdstuk zal duidelijk blijken dat de commercialisering van de Olympische Spelen een relatief recent fenomeen is. In de jaren ’60, het beginpunt van onze analyse, trad het IOC immers krachtdadig op tegen elke vorm van commercialisering .
25
IOC: The IOC - Executive Board (http://www.olympic.org/en/content/The-IOC/Commissions/Executive-
Board/?Tab=0), geraadpleegd op 01.04.2010. 26
Momenteel 113, statutair mogen het er maximaal 115 zijn. In de jaren ’60 waren het er 71.
27
IOC, Olympisch Charter, 11.02.2010, pp. 39-42
(http://www.olympic.org/Documents/Olympic%20Charter/Charter_en_2010.pdf), geraadpleegd op 01.04.2010. 28
IOC, The IOC – Revenue Sources and Distrution (http://www.olympic.org/en/content/The-
IOC/Financing/Revenues/), geraadpleegd op 01.04.2010.
15
IV - Historisch overzicht van de vredesproblematiek in de Olympische Spelen
De volgende historische analyse is de hoofdmoot van ons onderzoek. We hebben de tijdsperiode van het onderzoek opgesplitst in de ambtstermijnen van de vier voorzitters die het IOC gekend heeft in de periode 1960-2008. De eerste was Avery Brundage, gevolgd door Michael Morris (Lord Killanin), Juan Antonio Samaranch en Jacques Rogge.
V.1 – Het IOC onder Avery Brundage: groeiende onenigheid
Avery Brundage stond 20 jaar (1952-1972) aan het hoofd van het uitvoerend comité van IOC. In de door ons onderzochte periode zou hij vier Zomerolympiades onder zijn hoede hebben: Rome (1960), Tokio (1964), Mexico-Stad (1968) en München (1972). Brundage was duidelijk beïnvloed door de idealen van De Coubertin, wat onder andere bleek uit zijn conservatieve houding ten opzichte van professionele sporters en commercialisering.
V.1.1 – 1960: Rome
In 1960 was de Olympische beweging na een woelige periode terug in rustiger vaarwater terechtgekomen. Guttmann29 merkt op: “There was no Korean War, no Suez War, and no Hungarian Revolution to cloud the skies over Squaw Valley30 and Rome31.”
29
A. Guttmann: The Olympics: A History of the Modern Games, 1992, University of Illinois Press, pp. 191.
30
Squaw Valley, Californië was de plaats waar de Winterspelen van 1960 plaatsvonden.
16
Niettemin bleken er toch enkele incidenten. The Times berichtte over Hongaarse atleten die na de Olympische Spelen van 1956 in Melbourne, omwille van de Hongaarse Revolutie (die slechts enkele weken voor de Spelen had plaatsgevonden) hun vaderland waren ontvlucht, maar in 1960 nog geen nieuwe nationaliteit hadden verkregen. Onder hen was de 1500mloper Laszlo Tabori, een voormalig wereldrecordhouder op die afstand. De staatloze atleten hadden het IOC verzocht om onder de vlag van het IOC deel te nemen en ze werden daarin gesteund door meerdere NOC’s32. Hun protest haalde uiteindelijk weinig uit, want het voorstel werd geweigerd met als reden dat het Charter het niet toeliet, omdat een atleet moet worden voorgedragen door zijn eigen NOC33. Inderdaad, het Charter stelt dat “To be eligible for participation in the Olympic Games, a competitor, coach, trainer or other team official must comply with the Olympic Charter as well as with the rules of the IF concerned as approved by the IOC, and the competitor, coach, trainer or other team official must be entered by his NOC.34” We kunnen ons echter afvragen of die beslissing niet strijdig is met het fundamenteel principe 5 over non-discriminatie (cf. supra). Mijns inziens kan er zeker aangevoerd worden dat Tabori en de andere staatloze atleten werden gediscrimineerd omwille van politieke redenen. Op de Olympische Spelen van 1960 waren er alleszins 34 atleten aanwezig die eveneens Hongarije ontvlucht waren, maar die ondertussen wel een nieuwe identiteit hadden verkregen35.
31
A. Guttmann: The Olympics, p. 103.
32
The Times: New Olympic appeal – Stateless athletes may compete, 18.08.1960.
33
The Times: Hungarian exiles out of Games, 23.08.1960.
34
IOC: Olympic Charter, 11.02.2010, pp. 80-81.
(http://www.olympic.org/Documents/Olympic%20Charter/Charter_en_2010.pdf), geraadpleegd op 01.07.2010. 35
The Times: New Olympic appeal – Stateless athletes may compete, 18.08.1960.
17
V.1.2 – 1964: Tokio
Toen baron Pierre de Coubertin op het einde van de 19 de eeuw het Internationaal Olympisch Comité oprichtte en daarmee de Olympische Spelen nieuw leven inblies, had hij als ideaal een atleet voor ogen die de waarden van het Olympisme uitdroeg. Olympisme wordt tot op de dag van vandaag door het IOC gedefinieerd als “a philosophy of life, exalting and combining in a balanced whole the qualities of body, will and mind. Blending sport with culture and education, Olympism seeks to create a way of life based on the joy of effort, the educational value of good example and respect for universal fundamental ethical principles.36” Onder academici is er echter heel wat filosofische discussie over dat concept37, maar het zou ons te ver leiden om er in detail op in te gaan. McNamee38 onderscheidt bij de diverse auteurs vijf steeds terugkerende “persisting features” van het concept Olympisme: “Sportsmanship/ fair play, sports for all/mass participation, sport as education, cultural exchange, international understanding.39” Het Olympisme als levensfilosofie kan dus zeker gerijmd worden met het vredesbevorderend karakter van sport. Volgens De Coubertin was een Olympische atleet echter ook vooral een amateur, die meedeed uit liefde voor de sport en de idealen van het Olympisme en er dus niet voor vergoed diende te worden. Eassom40 wijst erop dat De Coubertin bij het ontwikkelen van zijn ideeën sterk beïnvloed werd door zijn aristocratische achtergrond, waar het amateurethos 36
IOC: Olympic Charter, 11.02.2010, p. 11
(http://www.olympic.org/Documents/Olympic%20Charter/Charter_en_2010.pdf), geraadpleegd op 01.07.2010. 37
L. Da Costa: A Never-ending Story: The Philosophical Controversy over Olympism, in: Journal of the Philosophy
of Sport , Vol. XXXIII, 2006, p. 157-173. 38
M. McNamee: Olympism, Eurocentricity and Transcultural Values, in: : Journal of the Philosophy of Sport ,
Vol. XXXIII, 2006, pp. 174-187. 39
Ibid., p. 176.
40
S. Eassom: Critical Reflections on Olympic Ideology, 1994, University of Ontario, pp. 175.
18
gretig ingang vond. Tegen de tweede helft van de twintigste eeuw was het amateurideaal echter verouderd41. Guttmann merkt op dat tegen de jaren ‘60 “many ‘amateurs’ were getting broken time payments while others had jobs at which no work was required or were simply supported by their governments.42” Een groot deel van de atleten nam dus een loopje met de amateurregels. Volgens De Coubertin (en zijn opvolgers, waaronder ook Brundage) was Olympisme echter niet los te koppelen van het amateurstatuut, iets wat toch wat vragen oproept en in onze ogen toch heel wat minder vanzelfsprekend is. Waarom zou een professionele atleet immers niet in staat zijn te leven volgens de idealen van het Olympisme en een amateur wel? De huidige situatie, waarin grote aantallen professionele atleten deelnemen aan de Spelen en heel wat deelnemers persoonlijke sponsorcontracten hebben, was toen echter nog ondenkbaar. IOC-voorzitter Brundage was echter zoals gezegd een felle aanhanger van het amateurstatuut, ondanks de groeiende weerstand van atleten en leden van het IOC zelf, zoals secretaris Otto Mayer, die uit protest zijn functie opgaf43. Het IOC bleek (toch in 1964; in 1968 al heel wat minder) wel eensgezinder te zijn over de reactie ten opzichte van Zuid-Afrika, waar op dat moment het apartheidsregime aan de macht was. De discriminatie ten opzichte van zwarten en coloureds tijdens de apartheid was immers geenszins aanvaardbaar volgens de Olympische regels. Hoewel het Zuid-Afrikaanse Nationale Olympische Comité (SANOC) reeds meerdere jaren een loopje nam met de regels en zelfs beweerde dat ze niet discrimineerden en enkel de beste atleten selecteerden (die toevallig allemaal blank bleken)44, was in 1964 voor het IOC de maat vol. Na eerdere waarschuwingen45, stelde het IOC op 26 juni een ultimatum: voor 16 augustus diende het SANOC publiekelijk de apartheidspolitiek in Zuid-Afrika te
41
Ibid., pp. 120-123.
42
A. Guttmann: The Olympics, p. 103.
43
The Times: ‘Olympic ideas of amateur outdated’, 15.02.1964.
44
A. Guttmann: The Olympics, p. 107.
45
The Times: Olympics warning to South Africa, 07.03.1964.
19
veroordelen, zoniet bleef de uitnodiging om deel te nemen aan de Spelen ingetrokken 46. Enkele eerder gedane kleine toegevingen van het SANOC bleken niet voldoende voor het IOC (er werden zeven niet-blanke atleten geselecteerd voor Tokio, die bovendien het springbokembleem mochten dragen –voordien enkel voorbehouden aan blanke sporters-)47. Het SANOC gaf geen gehoor aan het dreigement van het IOC en werd vervolgens geschorst: Zuid-Afrika mocht geen team naar de Spelen van 1964 sturen48. Hoewel we een kanttekening kunnen maken bij de al bij al toch laattijdige reactie van het IOC (de apartheid bestond reeds vanaf 1948; niettemin mocht Zuid-Afrika deelnemen aan de Spelen van 1952, 1956 en 1960), kunnen we het bannen van Zuid-Afrika toch een krachtig signaal van het IOC noemen. In het niet tolereren van de discriminatie tegenover zwarten en coloureds door de Zuid-Afrikaanse regering heeft het IOC in 1964 zich volgens mij zeker gehouden aan haar vredesdoelstelling. Naast de affaire-Zuid-Afrika was er in de aanloop naar de Spelen te Tokio nog een heikele kwestie: het bannen van atleten die hadden deelgenomen aan de GANEFO (Games of the New Emerging Forces) van november 1963 te Jakarta. In 1962 was Jakarta reeds het toneel geweest van de vierde Aziatische Spelen (die werden gesteund door het IOC). Toen had Indonesië als gastheer geweigerd om visums uit de delen aan deelnemende atleten uit Israël en Taiwan (Republiek China49), een beslissing die kwaad bloed zette bij het IOC, dat
46
The Times: ‘Last Chance’ for South Africa – Racial freedom at Olympic Games, 27.06.1964.
Het Nieuwsblad: I.O.C. vergadert - Zuid Afrika uitgesloten?, 27.06.1964 Het Nieuwsblad: De vergadering van het I.O.K. te Lausanne – Zuid-Afrika vermoedelijk niet naar O.S., 29.06.1964 47
Het Nieuwsblad: Zuid-Afrika toch toegelaten tot de O.S.?, 18.06.1964.
The Times: Invitation to Tokyo Awaited, 18.06.1964. 48
Het Nieuwsblad: Zuid-Afrika ‘out’, 19.08.1964.
49
We dienen hier op te merken dat de Chinese Volksrepubliek op dat moment géén lid meer was van het IOC.
Het Chinese Olympische Comité (COC) had zich namelijk in 1958 teruggetrokken uit de Olympische beweging, uit protest omdat Taiwan zich als (Republiek) China presenteerde, terwijl de communistische Volksrepubliek volhield dat zij China’s enige vertegenwoordiger was. De kwestie zou pas in 1979 opgelost worden, toen de Volksrepubliek opnieuw lid werd van het IOC en Taiwan vanaf dat moment in het IOC bekend stond onder de
20
reageerde door het Indonesische NOC tijdelijk te schorsen50. De Indonesische president Sukarno besloot daarop (met de steun van de Volksrepubliek China) om de GANEFO te organiseren. Guttmann merkt op dat Sukarno zelfs niet naliet om het politieke karakter van de GANEFO in de verf te zetten: “Let us declare frankly that sport has something to do with politics.51”, een uitspraak die duidelijk gericht was aan het adres van het IOC, dat altijd het apolitieke karakter van de Spelen heeft verdedigd, een doelstelling die –zoals eerder vermeld- ook in het Charter opgenomen is. De GANEFO werden niet gesteund door het IOC, dat dreigde alle deelnemers te schorsen voor de komende Olympische Spelen te Tokio (en dat uiteindelijk ook deed). Indonesië en later ook Noord-Korea weigerden zich echter te schikken naar die beslissing en wilden toch GANEFO-atleten naar de Olympische Spelen sturen52. Het leidde er zelfs toe dat dertien Arabische landen53 dreigden de Spelen te boycotten als de gebande Indonesische atleten niet werden toegelaten54. Ook het Japanse OCOG stond niet weigerachtig tegenover deelname van Noord-Korea en Indonesië55. Het IOC bond echter niet in. Toen Indonesië en Noord-Korea aankwamen te Tokio met hun Olympische delegaties, die zowel bestonden uit toegelaten als geweigerde atleten (waarbij ook de Noord-Koreaanse loopster Sin Kim Dan, wereldrecordhoudster op de 400m en de 800m) dreigden ze om hun volledige delegaties terug te trekken, indien de GANEFO-atleten niet alsnog werden geaccepteerd op de
naam Chinees Taipei. De Chinese Volksrepubliek heeft aldus niet deelgenomen aan de Olympische Spelen van 1960, 1964, 1968, 1972 en 1976. 50
De schorsing werd in 1964 ongedaan gemaakt.
51
A. Guttmann, The Olympics, pp. 109-110.
52
The Times: Olympic Games ban, 05.05.1964.
53
Algerije, Irak, Jordanië, Koeweit, Libië, Libanon, Saoedi-Arabië, Soedan, Syrië, Tunesië, Marokko, Jemen en de
Verenigde Arabische Republiek. 54
The Times: Arabs threaten to boycott Olympics, 21.05.1964
55
The Times: Japanese want ban lifted – Little likelihood of appeal succeeding, 18.09.1964.
21
Spelen56. Het Internationaal Olympisch Comité bleef voet bij stuk houden, met als gevolg dat Indonesië en Noord-Korea op de vooravond van de Spelen effectief hun voltallige delegaties terugtrokken uit Tokio57. The Times omschreef het kernachtig: “(…)the North Koreans have, in effect, decided to penalize the other 174 eligible team members they laboriously brought by ship across the Sea of Japan for the sake of refusing to acknowledge that rules are rules.” Maar hoe kunnen we het gedrag van het IOC nu evalueren? Kijken we naar de doelstelling om discriminatie tegen te werken, dan lijkt het resultaat alvast relatief positief. Het is immers moeilijk hard te maken dat de Israëlische en Taiwanese op de Aziatische Spelen niet werden gediscrimineerd omwille van politieke redenen. Wanneer we echter enkele uitspraken van Avery Brundage onder de loep nemen, kunnen we vermoeden dat het tegengaan van discriminatie vermoedelijk niet de belangrijkste reden was om Indonesië te straffen. In Het Nieuwsblad viel te lezen: “De poort is open voor alle landen, Indonesië inbegrepen, in de Olympische Spelen te Tokio, op voorwaarde dat de Olympische wetten worden geëerbiedigd. Sommige landen (…) zoeken voordeel te halen uit de Olympische Spelen om hun politieke campagnes te verstevigen. Zulks is onaanvaardbaar.58” Het proberen apolitiek te houden van de Spelen te Tokio en de autoriteit van het IOC en diens regels in stand houden leken dus op zijn minst even belangrijk te zijn.
V.1.3 – 1968: Mexico-Stad
De Olympische Spelen van 1968 te Mexico-Stad werden, net als die van Tokio vier jaar eerder, voorafgegaan door moeilijkheden met Zuid-Afrika. In februari (net voor de
56
The Times: Banned athletes arrive for Olympics, 30.09.1964.
The Times: North Korea to compete in Tokyo after all, 01.10.1964. Het Nieuwsblad: Indonesïe blijft aandringen, 03.10.1964. 57
The Times: North Koreans depart after three days – Refusal to acknowledge that rules are rules, 09.10.1964.
The Times: Indonesia withdraw from Olympic Games - Unavailing Last Plea to Japanese, 10.10.1964. 58
Het Nieuwsblad: Olympische poort open voor alle landen, 12.06.1964.
22
Winterspelen in Grenoble) stemde een meerderheid van de 71 leden van het Internationaal Olympisch Comité ermee in om Zuid-Afrika terug toe te laten tot de Zomerspelen59. De beslissing was een eindpunt van een proces dat reeds een jaar eerder begonnen was. Op een bijeenkomst van het IOC in Teheran in 1967 had Frank Braun, voorzitter van het ZuidAfrikaanse SANOC ermee ingestemd om, als teken van goeie wil, meerdere toegevingen te doen aan het IOC. Die hielden in dat er een gemengd team naar Mexico zou afreizen, waarbij iedereen (ook de niet-blanke atleten) hetzelfde uniform zou dragen en over dezelfde accommodatie zou beschikken. Alle atleten zouden ook gezamenlijk achter de ZuidAfrikaanse vlag moeten lopen. Bovendien dienden alle atleten geselecteerd te worden door speciale comités, bestaande uit gelijke aantallen blanken en niet-blanken. Het uitvoerend comité van het IOC besliste op zijn beurt om de definitieve beslissing uit te stellen tot na het bezoek van een driekoppige IOC-commissie aan Zuid-Afrika. De drie waren de Ierse Lord Killanin (die later de opvolger van Avery Brundage zou worden), de Nigeriaanse Ade Ademola en Reginald Alexander uit Kenia. Na afloop van hun tiendaagse rondreis stelden de drie een verslag op, waarin ze de in Teheran gemaakte toegevingen als voldoende achtten en stelden dat het SANOC ernstig probeerde te onderhandelen met de Zuid-Afrikaanse regering60. De uiteindelijke beslissing van het IOC om een Zuid-Afrikaanse delegatie in Mexico toe te laten, stuitte heel snel op veel verzet. De eerste reacties kwamen ’s anderendaags reeds van Ethiopië en Algerije, die zich terugtrokken uit de Olympische Spelen. Een Ethiopische afgevaardigde verwoordde het zo: “What is being given in the name of a concession to those oppressed Africans in South Africa is artificial, devoid of reality, as apartheid continues to be the order of life imposed by the South African government.61”. Hun voorbeeld werd al snel
59
The Times: South Africa back in Olympics, 16.02.1968.
60
The Times: Guide to Olympic crisis over South Africa, 18.04.1968.
A. Guttmann: The Olympics, p. 126. 61
The Times: Algeria, Ethiopia withdraw – Olympic Games protest over South Africa, 17.02.1968.
23
gevolgd door talloze andere Afrikaanse staten62, maar ook door India63. Uiteindelijk zou de Hogere Sportraad voor Afrika, die 32 Afrikaanse landen vertegenwoordigde, beslissen om niet deel te nemen aan de Olympische Spelen64 “uit protest tegen het IOK-besluit Zuid-Afrika toe te laten ondanks zijn politiek van rassendiscriminatie in de sport, die een inbreuk is op grondbeginselen van het Olympische handvest.65” Het is een opvallend gegeven dat inzake de Zuid-Afrikaanse kwestie de Afrikaanse landen aldus veel verder gingen met de Olympische principes dan het IOC zelf, dat met de toegevingen van het SANOC vrede nam. Zolang er geen rassendiscriminatie was in de Olympische teams van het SANOC, was het IOC tevreden, ook al bleef de apartheid onverminderd duren in Zuid-Afrika. Avery Brundage liet zich zelfs ontvallen dat, ondanks de Afrikaanse boycot, de Spelen een groot succes zouden worden66. Niettemin bleef de druk op Brundage en het IOC groeien, niet het minst door het Mexicaanse organiserend comité. The Times merkte zelfs op dat het Mexicaanse OCOG nog liever geen Spelen organiseerde dan mini-Spelen zonder Afrikaanse landen. De Mexicanen maakten er ook geen geheim van dat ze sympathie hadden voor de Afrikaanse actie67.
62
The Times: More may boycott the Games, 19.02.1968.
The Times: Kenya in Olympic Games boycott – Keino’s hopes dashed, 21.02.1968. The Times: Braun says: Reconsider Boycott, 22.02.1968. The Times: Senegal out of Games, 29.02.1968. Het Nieuwsblad: Libië uit Olympische Spelen, 07.03.1968. 63
The Times: India leaves Olympic Games, 29.02.1968.
64
Het Nieuwsblad: Hogere Sportraad voor Afrika tegen deelneming Zuid-Afrika aan O.S., 20.02.1968.
Het Nieuwsblad: Geen Afrikaanse landen naar O.S. te Mexico, 27.02.1968 65
Het Nieuwsblad: Geen Afrikaanse landen naar O.S. te Mexico, 27.02.1968.
66
Het Nieuwsblad: Olympische herrie over Zuid-Afrika, 28.02.1968.
67
The Times: Cancellation threat in Mexico, 07.03.1968.
24
Toen ook de Sovjet-Unie zich aan de kant schaarde van de boycottende landen en dreigde om niet deel te nemen68, vroegen de Mexicaanse organisatoren om een spoedvergadering van het IOC met de bedoeling de toelating van Zuid-Afrika ongedaan te laten maken69. Guttmann heeft het zelfs over een paniekreactie van het OCOG70. De gevraagde vergadering vond plaats op 20 en 21 april te Lausanne. Daar besloot het negenkoppig uitvoerend comité om een stemming te vragen van de IOC-leden. Brundage stuurde een telegram naar alle stemgerechtigden, waarin hij met aandrang verzocht om Zuid-Afrika te weigeren71. Een grote meerderheid stemde in met de weigering72. Brundage zei iets later dat hij zijn mening over Zuid-Afrika recentelijk had gewijzigd omdat hij vreesde voor de veiligheid van de Zuid-Afrikaanse atleten in Mexico-Stad. Hij was onder de indruk geraakt van de rellen in zijn woonplaats Chicago die volgden op de moord van Martin Luther King73. Brundage: “You’ve got to think about agitators and people who come into the country maybe looking for trouble.74” Met betrekking tot de hele kwestie, valt vooral de wisselende houding op van het IOC, die, niet geheel onterecht, vergeleken werd met een windhaan75. Nadat het IOC in 1964 ZuidAfrika weigerde, ging het in de aanloop naar Mexico 1968 overstag voor de toegevingen van het SANOC, om uiteindelijk toch Zuid-Afrika de deelname te ontzeggen. De nimmer 68
The Times: Russia puts on pressure, Warning Over South Africa, 08.03.1968.
69
The Times: Pressures grow on Brundage, 12.03.1968.
Het Nieuwsblad: Mexico vraagt spoedvergadering over kwestie ‘Zuid-Afrika’, 11.03.1968. 70
A. Guttmann: The Olympics, p. 127.
71
Het Nieuwsblad: Bestuurscomité stuurt aan op verwijdering van Z.-Afrika uit O.S., 22.04.1968.
The Times: Olympic call for a vote to exclude South Africa, 22.04.1968. 72
Het Nieuwsblad: Z.-Afrika niet op de Spelen, 24.04.1968.
73
Martin Luther King werd vermoord op 4 april 1968.
74
The Times: Board surprised at own decision – Mr. Brundage swayed, 23.04.1968.
75
A. Guttman: The Olympics, p. 127.
25
aflatende druk op het IOC heeft onmiskenbaar zijn invloed gehad en we kunnen zeker vraagtekens plaatsen bij de plotselinge bekommernissen om veiligheid, die uiteindelijk officieel de doorslag hebben gegeven. Met betrekking tot de vredesdoelstelling van het IOC is elke stap in het bestrijden van racisme uiteraard een goede stap, maar men kan moeilijk verklaren dat het IOC, in het geval van de Spelen te Mexico-Stad, de kar heeft getrokken. Integendeel, de (voornamelijk Afrikaanse) landen die dreigden weg te blijven van de Spelen hadden –zoals gezegd- meer oog voor de Olympische principes van vrede en nondiscriminatie dan het IOC zelf. In een kritisch artikel schrijft Het Nieuwsblad: “In het geval van Zuid-Afrika werd een situatie geschapen die zonder voorgaande is. (…) Het Internationaal Olympisch Komité werd, zoals gezegd, voor het eerst in zeventig jaar –zij het dan al dan niet voor een goede zaak- in een welomschreven politieke richting gemaneuvreerd.76” Of het de eerste keer was dat het IOC zich voor een politieke kar liet spannen valt te betwisten (er waren immers bijvoorbeeld de Nazi-spelen van Berlijn 1936), maar de beslissing van het IOC kan inderdaad als een politiek signaal gezien worden. De weigering van Zuid-Afrika was volgens Roland Renson77 zelfs een voorbeeld van Strenk’s eerste vorm van politiek gebruik van sport78. De kwestie Zuid-Afrika toont dus dat de vredesdoelstelling van het IOC kan conflicteren met het voornemen de Spelen vrij te houden van politiek misbruik. Avery Brundage zelf was duidelijk meer een aanhanger van die laatste doelstelling, iets wat nogmaals bleek uit zijn reactie op een gebeurtenis tijdens de Spelen in Mexico-Stad. Na afloop van de 200m spurt (die door de zwarte Amerikaan Tommie Smith gewonnen werd in een wereldrecordtijd van 19.83s; het brons ging naar een andere Afro-Amerikaan, John Carlos) staken beide atleten tijdens de medailleceremonie, op de tonen van het Amerikaanse volkslied, hun vuist in de lucht, de zogenaamde “Black Power”-groet. Hun actie werd door de aanwezige toeschouwers op luid gefluit onthaald. Smith zei op de 76
Het Nieuwsblad: In 75 jaar is het nooit gebeurd – I.O.K. zwichtte nu voor politieke druk, 01.10.1968.
77
R. Renson: De Olympische Spelen 1896-1992 in politiek-historisch perspectief, in: Politica Cahier, 2, 1992, pp.
1-24. 78
Renson, op. cit., p. 11.
26
persconferentie achteraf: “Nu zegt men dat een Amerikaan won, zo ik gefaald zou hebben, zou men gezegd hebben dat een neger gelopen heeft.” Carlos trad hem bij: “We wilden iets doen om de neger als belangrijker te laten aanvaarden79”. Een week eerder was Smith reeds opgevallen door een badge te dragen van het Olympic Project for Human Rights, waarmee hij vreedzaam wilde protesteren tegen de rassenongelijkheid in de Verenigde Staten. In die actie werd hij overigens bijgestaan door tal van andere Amerikaanse atleten, waaronder ook een groot deel blanken 80. Tijdens de overwinningsceremonie van de 200m droegen alle medaillisten overigens de OPHR-badge, ook de blanke Australiër Peter Norman, die tweede was geworden. De reactie van het IOC en het USOC liet niet lang op zich wachten: Smith en Carlos werden verzocht de Spelen en het Olympisch dorp te verlaten81. Ook Brundage vond het gedrag van de twee Amerikanen ontoelaatbaar82. Opnieuw is duidelijk dat het apolitiek willen houden van de Olympische Spelen botst met de fundamentele principe tegen discriminatie.
V.1.4 – 1972: München
Avery Brundage was –zoals eerder vermeld- een aanhanger van De Coubertin’s idee dat de Olympische atleet een onbetaalde amateur diende te zijn. Die 19de-eeuwse visie was in de tweede helft van de 20ste eeuw niet meer houdbaar. Vele atleten omzeilden het amateursgebod dan ook via allerhande constructies. De verouderde amateursregel zou onder Brundage’s opvolger, de Ier Michael Morris, Lord Killanin, versoepeld worden en later, onder Juan Antonio Samaranch, zelfs gradueel afgeschaft. 79
Het Nieuwsblad: T. Smith, sensatie voor, tijdens en na de wedstrijd, 18.10.1968.
The Times: After the race, a racial gesture, 18.10.1968. 80
Het Nieuwsblad: Stilzwijgend protest van de Amerikaanse kleurlingen, 09.10.1968.
81
Het Nieuwsblad: Black Power naar huis!, 21.10.1968.
82
A. Guttmann: The Olympics, p. 130.
27
In 1972 was het echter zover nog niet. De toen 83-jarige IOC-voorzitter liet tijdens de Winterspelen te Sapporo zijn tanden zien. Voor de Spelen dreigde hij om atleten die in strijd waren met het befaamde artikel 2683 te weigeren, hoewel de meeste zogezegde amateurs volgens Guttmann toen al konden worden beschouwd als professionelen, omdat ze ofwel staatsteun kregen (in communistische landen), studiebeurzen (in de Verenigde Staten) of geheime betalingen (in West-Europa)84. De Alpijnse skiërs gaven zelfs openlijk toe dat ze gesponsord werden, maar klaagden over het feit dat zij door het IOC geviseerd werden, terwijl zoveel andere sporters eveneens de regels straal negeerden en daar niet voor werden berispt85. Het was dan ook niet zo verwonderlijk dat het slachtoffer een skiër zou blijken: de Oostenrijker Karl Schranz, toenmalig wereldkampioen reuzenslalom, werd door het IOC weerhouden van deelname aan de Spelen te Sapporo. Zowel Het Nieuwsblad als The Times beschouwden Schranz terecht als de zondebok die moest worden gezocht, zonder echter te ontkennen dat Schranz de regels aan zijn laars lapte86.
83
Artikel 26 van het toenmalig Olympisch Charter vermeldde: “An amateur is one who participates and
always has participated in sport as an avocation without material gain of any kind. He does not qualify: a) If he has not a basic occupation designed to insure his present and future livelihood; b) If he receives or has received remuneration for participation in sport; c) If he does not comply with the Rules of the International Federation concerned, and the official interpretations of this Rule number 26.”
Bron: IOC: Bulletin du Comité Internationale Olympique, 80, 1962 (http://www.la84foundation.org/OlympicInformationCenter/OlympicReview/1962/BDCE80/BDCE80m.pdf), geraadpleegd op 15.07.2010.
In het huidige Olympisch Charter is er geen sprake meer van de amateurbepaling. 84
A. Guttmann: The Olympics, p. 136.
85
Het Nieuwsblad: Ketterjacht begonnen?, 07.01.1972.
86
Het Nieuwsblad: Brundage tot Schranz: Neen voor Winterspelen, 01.02.1972.
The Times: Schranz martyred by Brundage, 01.02.1972.
28
De amateurkwestie zou na 1972 echter nooit meer zoveel controverse opwekken en we kunnen ons dan ook de vraag stellen waarom het zo lang heeft geduurd eer het IOC zich aan de realiteit aanpaste. Zoals eerder gezegd lijkt er mij (in tegenstelling tot wat het IOC toen vooropstelde) geen noodzakelijk verband te bestaan tussen het amateurschap en het beoefenen van sport volgens de Olympische code. Een professionele sporter is mijns inziens niet per definitie minder geschikt dan een amateur om een voorbeeldig atleet te zijn die respect opbrengt voor zijn tegenstander en wedijvert volgens de regels en aldus blijk geeft van vredesbevorderende attitudes. In de aanloop naar de Zomerspelen van München werd de Olympische beweging weer geconfronteerd met een politiek getinte rel. Nu was de aanleiding het protest van enkele Afrikaanse landen tegen de deelname van Rhodesië. De regerende blanke minderheid van de voormalige kolonie had zich in 1965 unilateraal afgescheurd van Groot-Brittannië en onafhankelijk verklaard87. Eerst Liberia88 en vervolgens Tanzania89 dreigden de Spelen te boycotten zolang Rhodesië mocht deelnemen. Als reden gaven beide staten de rassenpolitiek in Rhodesië op: de zwarte meerderheid werd overheerst door een (niet internationaal erkende) blanke regering. Er was echter geen apartheidspolitiek zoals in ZuidAfrika. Daarbovenop kwam nog het argument dat de Rhodesische paspoorten niet goedgekeurd werden door de Verenigde Naties, met als gevolg dat Rhodesische atleten enkel konden deelnemen aan internationale sportevenementen met Britse koloniale of Olympische paspoorten90. De boycot kreeg navolging van uiteindelijk 25 Afrikaanse landen (waaronder grote sportlanden als Kenia91 en Ethiopië92). Brundage verdedigde de eerder genomen beslissing 87
R.R. Palmer, J. Colton & L. Kramer: A History of the Modern World – Ninth Edition, p. 906.
88
The Times: Olympic Council asked to rule on Rhodesia, 07.08.1972.
89
Het Nieuwsblad: O.S.: Tanzania trekt zich terug, 11.08.1972.
The Times: Tanzania decides to boycott Olympic Games, 11.08.1972. 90
The Times: Who will be going to Munich?, 11.08.1972.
91
Het Nieuwsblad: Trekt ook Kenya zich terug?, 18.08.1972.
The Times: Kenya out of Olympics if Rhodesia competes, 17.08.1972.
29
van het IOC (die bovendien gesteund werd door de Afrikaanse landen en die inhield dat Rhodesië een multiraciaal team naar de Spelen zou sturen en zich zou aandienen als een Britse kolonie): “Dat is politiek en ik dacht zo dat wij hier samenkomen om aan sport te doen. Wat mij betreft is de kwestie afgehandeld. Vorig jaar bereikten we een akkoord met de raad van de nationale Olympische komittees over die kwestie. We moeten dat akkoord eerbiedigen.93” Na zware discussies op een IOC-vergadering werd er uiteindelijk gestemd over de kwestie: met een kleine meerderheid van 36-31 (3 onthoudingen) werd besloten om Rhodesië de toegang tot de Spelen te weigeren94. Brundage verklaarde achteraf dat de Rhodesiërs niet afdoende konden bewijzen dat ze Britse onderdanen waren en aldus geweigerd werden95. Er zijn zeker gelijkenissen tussen de weigering van Rhodesië in 1972 en die van Zuid-Afrika vier jaar eerder. Telkens werd na zware druk van de Afrikaanse landen een eerder genomen beslissing teruggeschroefd om het gezicht van de Spelen te redden. Maar waar het in 1968 een beslissing betrof van het uitvoerend comité, dat vervolgens werd teruggefloten, ging het in 1972 over een akkoord waar alle Afrikaanse staten in eerste instantie hadden mee ingestemd. Er valt moeilijk te ontkennen dat een land waar de zwarte meerderheid wordt geregeerd door een blanke minderheid niet strookt met de non-discriminatiedoelstelling van het IOC, maar evenzeer geldt dat de situatie in Zuid-Afrika veel schrijnender was dan in Rhodesië. De Spelen van München liggen echter in het collectieve geheugen omwille van de afgrijselijke gebeurtenissen die zich afspeelden in de nacht van 4 op 5 september.
92
Het Nieuwsblad: Ethiopië roept team terug, 16.08.1972.
The Times: Ethiopia to withdraw its team from Olympics, 16.08.1972. 93
Het Nieuwsblad: Brundage: “Rhodesië doet mee”, 16.08.1972.
94
Het Nieuwsblad: Rhodesië gewipt te München – Spelen gered, 23.08.1972.
The Times: Rhodesians expelled from Olympic Games by narrow margin, 23.08.1972. 95
The Times: Rhodesians expelled from Olympic Games by narrow margin, 23.08.1972.
30
Omstreeks 4h30 waren acht Arabische terroristen van de Palestijnse Zwarte Septemberbeweging over de muur van het Olympisch dorp geklauterd, waarna ze zich een weg baanden naar het huis in de Connolystraβe 31, waar de Israëlische delegatie verbleef. Kort daarna werden weergalmden schoten in het gebouw, waarna een groot deel van de 42koppige delegatie naar buiten vluchtte. Twee Israëli’s, de coach van het worstelteam Moshe Weinberg en de gewichtheffer Yossef Romano, kwamen tijdens de aanval om. De leden van Zwarte September namen negen andere Israëli’s gevangen. De gijzelnemers eisten de vrijlating van meer dan tweehonderd Palestijnen die Israël werden vastgehouden, alsook een vliegtuig dat op een nabijgelegen luchthaven klaarstond voor vertrek richting Caïro. Rond 22h werden de acht gijzelnemers en hun gijzelaars naar helikopters gebracht, die hen vervolgens overvlogen naar de NAVO-luchtmachtbasis van Fürstenfeldbruck, nabij München. Daar werden schoten uitgewisseld tussen West-Duitse scherpschutters en de Palestijnse terroristen. In het vuurgevecht kwamen alle negen Israëli’s om, alsook een West-Duitse politieagent en vijf leden van Zwarte September96. De sportevenementen werden met een dag uitgesteld, tot na een officiële plechtigheid, voorgedragen door Avery Brundage97. De IOC-voorzitter veroordeelde de terreurdaad scherp, maar verklaarde toch dat de Spelen moesten verdergezet worden: “Every civilized person recoils in horror at the barbarous criminal intrusion of terrorists in peaceful Olympic precincts. We mourn our Israeli friends, victims of this brutish assault. (…) I am sure that the public will agree that we cannot allow a handful of terrorists to destroy this nucleus of international cooperation and good will we have in the Olympic movement. The Games must go on and we must continue our effort to keep them clean, pure and honest and try to extend the sportsmanship of the athletic field into other areas.98”
96
The Times: Death toll of 14 after battle at military airport, 06.09.1972.
The Times: Israeli Olympic hostages all killed, 06.09.1972. Het Nieuwsblad: Terreur legt Spelen stil – Olympisch dorp in greep van angst, 06.09.1972. Het Nieuwsblad: Maakte politie fout? – Nog veel raadsels rond bloedbad op luchthaven, 07.09.1972. 97
Het Nieuwsblad: Na 90 minuten kon de massa weer jubelen, 07.09.1972.
Het Nieuwsblad: De pijnlijke nieuwe start, 07.09.1972. 98
A. Brundage, zoals geciteerd in A. Guttmann, The Olympics, p.140.
31
Ondanks contemporaine kritiek op zijn keuze, kunnen we de beslissing van Brundage om de Olympische Spelen van München niet stop te zetten, interpreteren als een krachtig signaal voor verdraagzaamheid en vrede. Door niet te buigen voor terreur en geweldpleging bracht hij de vredesdoelstelling van het IOC in de praktijk. Guttmann schrijft dat, op lange termijn bekeken, zijn beslissing door de meeste mensen als de juiste werd bestempeld99.
V.2 – Het Killanin-interludium: de Afrikaanse en westerse boycots
Met het verdwijnen van Brundage en de opkomst van iets pragmatischere Killanin, werd er ruimte gelaten voor enkele kleine veranderingen in de Olympische principes. Toch werd Killanin’s acht jaar durende voorzitterschap vooral gekenmerkt door aanhoudende moeilijkheden. De Ier had de ondankbare taak de Olympische Spelen te leiden tijdens twee boycots.
V.2.1 – 1976: Montréal
In Montréal stond Michael Morris, Lord Killanin voor zijn eerste Olympische Zomerspelen, nadat hij in 1972, net voor de Spelen van München, tot opvolger van Avery Brundage verkozen was. Hij was minder conservatief dan Brundage en liet dan ook toe dat de gecontesteerde amateurbepalingen werden geamendeerd. Atleten mochten tegen 1978 geld ontvangen van sponsorcontracten, zolang dat geld werd geïnd door een IF of NOC. Die konden op hun beurt dan de atleet vergoeden voor zijn onkosten (materiaal, voeding, onderdak, reisvergoedingen,…). Tot het echt afschaffen van het artikel 26 kwam het echter nog niet100.
99
A. Guttmann, The Olympics, p.140.
100
A. Guttmann: The Olympics, p. 143.
32
Ook de Spelen van 1976 werden niet gespaard van strubbelingen. Voor de derde Olympiade op rij dreigden Afrikaanse landen ermee de Spelen te boycotten. Ditmaal was de aanleiding een tournee van de Nieuw-Zeelandse nationale rugbyploeg (de All-Blacks) doorheen ZuidAfrika. De Organisatie voor Afrikaanse Eenheid had haar leden aangemaand om de Spelen van Montréal te boycotten, zolang het IOC toestond dat Nieuw-Zeeland deelnam. Het Nieuw-Zeelandse Olympisch Comité reageerde dat het niets te maken had met de rugbytour, die uitging van de Nieuw-Zeelandse rugbybond, een volledig autonome vereniging. Rugby was daarenboven geen Olympische sport101. Tanzania102 was het eerste land dat aankondigde niet te zullen afreizen naar Canada, gevolgd door Mauritius103. Uiteindelijk zouden 28 Afrikaanse en Caribische landen104 gehoor geven aan de boycot. Enkele delegaties vertrokken pas nadat ze reeds in Montréal waren aangekomen105. Het IOC had niet toegegeven aan de Afrikaanse dreigementen en liet Nieuw-Zeeland dan ook deelnemen. Er was immers geen geloofwaardige reden om het land te weigeren, want rugby viel niet onder de bevoegdheid van het IOC. De atleten die door het Nieuw-Zeelandse NOC werden afgevaardigd hadden niets te maken met de beslissing van de rugbybond, noch met het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime en hadden dan ook alle recht om deel te nemen. Een verbod op deelname zou aldus strijdig geweest zijn met de non-discriminatiedoelstelling. In The Times viel achteraf te lezen: “While there is world disapproval for apartheid –and worldwide condemnation for the Soweto bloodshed- nobody else considers that the Africans have any points of principle for them.106”
101
The Times: Illogical to pick on New Zealand alone, 29.06.1976.
102
The Times: Tanzania withdraw from Olympics, 10.07.1976.
103
The Times: Mauritius announce their boycott, 12.07.1976.
104
The Times: Olympic turmoil after Caribbean move to join African boycott, 19.07.1976.
105
The Times: Nigeria quits Olympics in protest at N Zealand, 17.07.1976.
The Times: Nigeria ring curtain down before it goes up, 17.07.1976. The Times: 19 nations join in Olympic protest, 20.07.1976. 106
The Times: Bad for Olympics, worse for Africa, 23.07.1976.
33
Een ander land dat uiteindelijk niet zou meedoen aan de Spelen was Taiwan (dat zich nog altijd presenteerde als de Republiek China, de naam waaronder ze ook bekend stonden bij het IOC). De Canadese regering kondigde aan de Taiwanese atleten de toegang tot het land te zullen weigeren, zolang ze zich presenteerden als de afgevaardigden van de Republiek China. Lord Killanin omschreef het besluit als helemaal in strijd met de Olympische regels en de afspraken waaronder Montréal de Spelen kreeg toegekend107. Die keuze was een direct gevolg van de erkenning door Canada van de Chinese Volksrepubliek in 1970, en de daarbij gepaarde verbreking van de diplomatieke banden met Taiwan als uiting van die ‘One China policy’. Binnen Canada stuitte het weigeren van de Republiek China ook al op fel verzet van de conservatieve oppositie108. Het IOC probeerde uit alle macht de beslissing van de Canadezen terug te draaien en gaf zelfs te kennen de Spelen te willen annuleren 109. Zo ver kwam het niet, omdat men het uiteraard niet kon maken de atleten uit tientallen andere landen in de kou te laten110. Late voorstellen van Canada om tot een compromis te komen (Taiwan moest de naam China laten vallen, maar mocht aantreden onder de eigen Nationalistische vlag en gebruik maken van haar eigen volkslied) werden door de Taiwanezen weggewuifd, ondanks verzoeken van het IOC om de voorwaarden te aanvaarden111. De Republiek China zou niet deelnemen aan de Olympische Spelen van Montréal. Hoewel het IOC haar volle gewicht in de strijd gooide om Taiwan te doen deelnemen in Montréal, stond het dus uiteindelijk machteloos tegen de beslissing van de Canadese 107
The Times: An Olympics broadside for Canada, 02.07.1976.
108
The Times: Canadian government accused of bad faith toward IOC, 08.07.1976.
109
The Times: Showdown on Taiwan issue expected soon, 09.07.1976.
The Times: Olympic officials threaten to call off Games, 10.07.1976. The Times: IOC to cancel Games if Canadians do not change attitude over Taiwan, 10.07.1976. 110
The Times: Olympic Executive decide Games should go on despite violation by the Government of Canada,
12.07.1976. 111
The Times: Taiwan is still the name of the Games, 15.07.1976.
The Times: A Canadian change of heart on Taiwan, 16.07.1976. The Times: Taiwan reject Olympic offer, 16.07.1976
34
regering, een mooi voorbeeld van Strenk’s eerste vorm van politiek gebruik van sport (erkenning en niet-erkenning). Er kan dus zeker aangevoerd worden dat de Taiwanezen werden gediscrimineerd omwille van politieke redenen. V.2.2 – 1980: Moskou
De Spelen van 1980 te Moskou kunnen we niet los zien van het heropflakkeren van de Koude Oorlog op het einde van de jaren ’70. Eind 1979 had de Sovjet-Unie op vraag van de marxistische regering in Afghanistan troepen gestuurd naar de regio. Op 20 januari 1980 kondigde de Amerikaanse president Jimmy Carter in een tv-programma aan dat, wat hem betreft, er uit protest tegen de inval geen Amerikaanse atleten naar Moskou zouden trekken, tenzij de Sovjet-Unie besloot om haar soldaten terug te roepen. Hij hoopte dat zijn voorstel veel navolging zou krijgen en stelde ook voor de Spelen op een andere locatie te houden. Carter schreef bovendien een brief naar Robert Kane, voorzitter van het United States Olympic Committee (USOC), waarin hij er sterk op aandrong om geen atleten naar Moskou af te vaardigen112. Guttmann merkt op dat Carter eigenlijk weinig andere opties had dan een boycot om te reageren op de invasie van Afghanistan: VN-maatregelen konden gevetood worden door de Sovjet-Unie en economische sancties waren te duur. Hoewel de impact van zo’n boycot al in 1976 betwistbaar had gebleken, was het een relatief goedkope oplossing113. De reactie van het IOC liet niet lang op zich wachten. Killanin benadrukte dat de Spelen in Moskou zouden doorgaan en nergens anders; de Sovjet-Unie had zich aan de afspraken gehouden en dat was voor hem voldoende. Hij sprak bovendien zijn verontwaardiging uit over het feit dat de Olympische Spelen steeds meer de speelbal werden van politieke spelletjes114. De reactie van andere staten op Carters ultimatum was gemengd: enkel Egypte
112
The Times: American ultimatum over Olympics ban, 21.01.1980.
113
A. Guttmann: The Olympics, p. 150.
114
The Times: Lord Killanin rules out change of site for Olympics, 21.01.1980.
The Times: Moscow not in breach of Games agreement, 21.01.1980.
35
kondigde onmiddellijk aan het voorbeeld van de VS te volgen. De Britse premier Margaret Thatcher steunde ook Carters voorstel (later zou ze echter teruggefloten worden door het Britse NOC, de BOA), maar Frankrijk kondigde aan in Moskou aanwezig te zullen zijn115. Nadat eerder al het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden had ingestemd met de boycot, keurde ook de Senaat het voorstel goed116. Enkele dagen eerder was het USOC ook al bezweken onder de druk van de president117, nadat het eerst nog had geprobeerd te schermen met haar eigen charter, dat stelde dat niemand van het USOC een atleet kon dwingen niet mee aan de Olympische Spelen118. Het stond dus vast: de Verenigde Staten zouden niet aanwezig zijn in Moskou, tenzij de Sovjet-Unie alsnog overstag ging en haar troepen uit Afghanistan terugtrok. Het was enkel nog afwachten hoeveel landen Carter zou kunnen overhalen om mee te doen. Veel NOC’s van West-Europese landen bleken niet positief te staan tegenover het idee. Ze kozen er zelfs voor om niet deel te nemen onder hun eigen nationale vlag en volkslied, maar onder de Olympische vlag (de vijf ringen) en hymne. Hun officiële reden: “participation is even more important in a time of tension and international conflicts. We appeal to the Olympic committees of all the countries in the world to take part 119.” Hoewel ze de inval in Afghanistan zeker niet goedkeurden, kozen de West-Europese NOC’s er dus voor om in de Olympische geest deel te nemen. De voornaamste Europese uitzondering was WestDuitsland, dat er uiteindelijk voor opteerde om niet naar Moskou af te reizen120. Het WestDuitse NOC koos daarmee de kant van de regering in Bonn121. De West-Duitse atleten hadden iets daarvoor echter al met een grote meerderheid gestemd om wél te partiperen, 115
The Times: Carter boycott call gets slow response, 21.01.1980.
116
The Times: Senate votes to abandon Moscow Games, 30.01.1980.
117
The Times: US Olympic Committee votes for Games to be moved, put off or abandoned, 28.01.1980.
118
A. Guttman, The Olympics, p. 150.
119
The Times: West Europe groups back the Olympics, 05.05.1980.
120
The Times: West Germans decide to boycott the Olympics, 16.05.1980.
121
The Times: West German government tells athletes to boycott Olympics, 24.04.1980.
36
een standpunt waarin ze werden gesteund door de voorzitter van het West Duitse NOC –en tevens vice-voorzitter van het IOC- Willi Daume122. Diezelfde Daume zou later laten optekenen dat “wegblijven uit Moskou geen tank uit Afghanistan zal doen terugkeren” en dat “als politici zich op de sport of op de Spelen gaan concentreren, dat gebeurt uit pure onmacht123.” De meeste staten die gehoor gaven aan de Amerikaanse oproep waren islamitische landen of landen die militair of financieel afhankelijk waren van de VS, zoals Israël, Japan en Canada124. De Volksrepubliek China weigerde ook, hoewel het een jaar eerder lid was geworden van het IOC (Taiwan stond vanaf dan in het IOC bekend als Chinees Taipei) en dus kon deelnemen125. Taiwan zou op zijn beurt ook de Spelen boycotten, maar dan uit protest vanwege de erkenning van de Volksrepubliek. Uiteindelijk waren 65 landen niet aanwezig in Moskou. Killanin ondernam nog een ultieme poging om de Amerikaanse boycot af te wenden door met het Sovjetstaatshoofd Leonid Breznjev te onderhandelen over toegevingen die de Amerikanen hun mening konden doen herzien. Zijn voorstel was dat de Sovjet-Unie alle politieke symbolen en alles wat men als propaganda kon beschouwen achterwege zou laten. Het haalde niets uit; de boycot bleef in voege126. Tijdens de Olympische Spelen zou Killanin in zijn laatste speeches als voorzitter van het IOC nog hard uithalen naar de Amerikaanse president Carter: “If some heads of state were as badly informed on more important matters as they were about sport, then God help us all127.” Hij verklaarde verder hoezeer hij het betreurde dat de Spelen werden misbruikt door 122
The Times: W German athletes vote for Moscow, 21.04.1980.
123
Het Nieuwsblad: “Boycot? Vijftig jaar later weet ik nog niet of ik juist heb gehandeld”, 12.07.1980.
124
A. Guttman, The Olympics, pp. 152-153.
125
The Times: China and Japan join Olympics boycott, 02.02.1980.
126
127
The Times: Last-ditch Killanin bid to save the Olympics, 07.05.1980.
The Times: Lord Killanin’s bitterness and relief, 19.07.1980.
Het Nieuwsblad: Lord Killanin: “Carter kent niets van sport”, 22.07.1980.
37
politici en dat hij vreesde dat de gevolgen van de boycot op de Olympische beweging en de internationale sport nog jaren merkbaar zouden zijn128. Hij zou gelijk krijgen, want vier jaar later namen de Sovjet-Unie en haar satellieten weerwraak door op hun beurt te weigeren deel te nemen aan de Spelen van Los Angeles. De opvolger van de moegestreden Lord Killanin was reeds enkele dagen voor het begin van de Spelen verkozen: de Spanjaard Juan Antonio Samaranch129, die de functie maar liefst 21 jaar zou bekleden en de Spelen in meer dan een opzicht zou hervormen. Het moge duidelijk zijn: de Spelen van 1980 stonden in het teken van de politiek. De boycot overheerste de andere thema’s. De Verenigde Staten maakten gebruik van de Olympische Spelen om hun onvrede te uiten over de Afghaanse kwestie (Strenk’s vijfde type) en het IOC stond de facto machteloos tegen die keuze. De beslissing van de landen die wel deelnamen – sommigen bovendien onder dezelfde Olympische vlag- kunnen we echter wel als vredesbevorderend beschouwen: zij kozen ervoor hun tegenstander te bekampen volgens de regels.
V.3 – Juan Antonio Samaranch en de expansie, commercialisering en geleidelijke modernisering van de Spelen
De 21 jaar en vijf Olympiades (Los Angeles 1984, Seoel 1988, Barcelona 1992, Atlanta 1996 en Sydney 2000) onder Samaranch werden gekenmerkt door grote veranderingen. De Sovjetboycot van 1984 bleek de laatste, de commercialisering werd omarmd en professionele atleten werden toegelaten tot de Olympische Spelen. Ook zouden de Spelen een enorme groei kennen, die zelfs leidden tot beschuldigingen van gigantisme.
128
The Times: President is critical of political interference and urges peace, 15.07.1980.
129
Het Nieuwsblad: Killanin wil niet langer voorzitter IOK blijven – “Er is een andere aanpak nodig”, 16.07.1980.
Het Nieuwsblad: Spanjaard Juan Antonio Samaranch achtste voorzitter IOK, 17.07.1980.
38
V.3.1 – 1984: Los Angeles
Vier jaar na de boycot van de Spelen van Moskou door de Verenigde Staten en een zestigtal andere staten, zou de Sovjet-Unie op zijn beurt Los Angeles de rug toekeren. Tijdens de Winterspelen te Sarajevo was het land nog aanwezig geweest, maar op 8 mei 1984 kwam dan toch het officiële bericht dat de Sovjet-Unie niet naar LA zou afreizen. Het NOC van de Sovjet-Unie verklaarde daarin dat er “onverdoken dreigementen zijn geuit tegen Sovjetatleten en –officials” en dat de “veiligheid, rechten en menselijke waardigheid van de Sovjetdeelnemers niet konden worden gegarandeerd130”. Marat Gramov, voorzitter van het SovjetNOC legde er wel de nadruk op dat de Russische keuze géén wraakactie was voor de Amerikaanse boycot in 1980, iets waar zowel Het Nieuwsblad en The Times ernstig aan twijfelden131. Ook Guttmann weerlegt de Russische argumenten inzake veiligheid en stelt: “In short, there seems little doubt that the Soviet decision was motivated by the desire to retaliate for the damage done in 1980.132” Het kwam ook niet als een verrassing dat de meeste landen uit de sovjetinvloedssfeer het Russische voorbeeld zouden volgen. Bulgarije en vervolgens Oost-Duitsland waren de eersten om zich terug te trekken133 en later zouden nog elf andere –voornamelijk communistische- landen dat doen, waarmee het totaal aldus op veertien kwam134.
130
The Times: Moscow pulls out of Olympics but denies retaliation, 09.05.1984.
Het Nieuwsblad: Sovjet-Unie niet naar Olympische Spelen, 09.05.1984. 131
The Times: Moscow pulls out of Olympics but denies retaliation, 09.05.1984.
Het Nieuwsblad: Waarom nog Spelen?, 10.05.1984. 132
A. Guttman: The Olympics, p. 159.
133
The Times: Russia may boycott Olympics in 1988, 11.05.1984.
Het Nieuwsblad: DDR en Bulgarije blijven ook weg, 11.05.1984. 134
Sovjet-Unie, Bulgarije, Oost-Duitsland, Tsjecho-Slowakije, Vietnam, Laos, Mongolië, Afghanistan, Polen,
Angola, Ethiopië, Hongarije, Noord-Korea en Cuba.
39
Roemenië en Joegoslavië135 zegden echter wel toe, evenals de Volksrepubliek China136, die voor het eerst sinds 1952 weer zou deelnemen. Ook Taiwan deed mee, onder de naam Chinees Taipei (cf. supra). Diplomatiek overleg tussen het Internationaal Olympisch Comité en het Russische NOC haalde weinig uit. Gramov benadrukte dat de beslissing onherroepelijk was137. Ook een speciale top in Lausanne –de thuishaven van het IOC- bracht geen noemenswaardige veranderingen in het Russisch standpunt teweeg. Het USOC stelde voor om een antiboycotpact tussen beide landen te laten tekenen, maar dat voorstel werd afgewimpeld. De Sovjet-Unie deed echter de toegeving dat juryleden, scheidsrechters, technici en journalisten wél zouden afreizen naar Los Angeles138. Ondanks alles zouden de Spelen van Los Angeles meerdere toenmalige records breken. Nooit eerder namen zoveel verschillende landen deel, waren er zoveel toeschouwers en brachten
de
Spelen
zoveel
geld
op
(in
totaal
een
160
miljoen
dollar)139.
Dat had uiteraard veel te maken met de beslissing van het IOC om tijdens de sessie van 1978 de Olympische Spelen voor het eerst toe te kennen aan een private organisator. Samaranch
135
The Times: Yugoslavia denounces Moscow’s pullout, 10.05.1984. Het Nieuwsblad: Joegoslavië en Roemenië negeren Sovjetbeslissing, 12.05.1984. 136
The Times: US attack on Soviet boycott, 14.05.1984.
Het Nieuwsblad: Chinese Volksrepubliek zoals verwacht naar Los Angeles, 14.05.1984. 137
The Times: Olympic official fails to shift Moscow, 14.05.1984.
The Times: Russian Olympic pull-out ‘is final’, 15.05.1984.
138
The Times: Moscow to send group to Games, 19.05.1984. The Times: Judges of absent nations to preside, 30.05.1984. Het Nieuwsblad: VS stellen Sovjetunie ant-boycotpakt voor, 19.05.1984. Het Nieuwsblad: Sovjet-officials wel in L.A., 30.05.1984. 139
Het Nieuwsblad: De schaduw van de boycot, 13.08.1964. The Times: Games’ surplus $150 million beyond expectations, 12.09.1984. The Times: Profit of $160M expected from Los Angeles, 19.12.1984.
40
gaf toe dat er geen andere keus was, omdat Los Angeles zich als enige kandidaat gesteld had na de financiële kater van Montréal140. Het Los Angeles Olympic Organizing Committee (LAOOC), met aan het hoofd Peter Ueberroth, beperkte het aantal officiële sponsors (en gaf hen aldus meer exclusiviteit in ruil voor hogere bijdragen), onderhandelde een nooit gezien tv-contract met de Amerikaanse zender ABC en kon de kosten beperken door te steunen op de reeds uitgebreide sportinfrastructuur van de stad. Enkel een nieuw Olympisch zwembad en een velodroom moesten worden gebouwd en dat gebeurde bovendien op kosten van respectievelijk het fastfoodconcern McDonald’s en de warenhuisketen Southland. Een Olympisch dorp werd niet nodig geacht: de atleten werden ondergebracht in de diverse universiteiten van de stad, zoals de UCLA en de University of Southern California. Het Nieuwsblad maakte bij het aanschouwen van alle commercie gewag van de ‘frikandellen-spelen’ van Los Angeles141. The Times zag in Carl Lewis en zijn jacht op goud en succes de verpersoonlijking van de Spelen142. Lewis zou overigens slagen in zijn opzet en vier gouden medailles behalen (100m, 200m en 4x100m sprint en verspringen). Hoe dan ook, het was duidelijk dat de Spelen van Los Angeles een voorbode waren van wat nog komen zou. De commercialisering van de Spelen zou niet meer stilvallen. De Olympische Spelen van Los Angeles 1984 waren de laatste die op grote schaal geboycot werden. Zelfs het wegblijven van de Sovjet-Unie en haar bondgenoten verhinderde niet dat er nooit eerder zoveel landen deelnamen aan de Spelen. De evolutie dat steeds meer landen zich wilden meten met anderen in een sfeer van geweldloze, gereguleerde competitie mag voor een deel op het conto van het IOC geschreven worden. Het IOC probeerde echter ook – voor de derde Spelen op rij- met diplomatieke middelen een boycot af te wenden, maar slaagde daar andermaal niet in. We mogen de invloed van het IOC dus ook niet overschatten. 140
The Times: Olympic Games: IOC president committed to Seoul venue – Samaranch bound for Moscow in a determined mood, 15.05.1984. 141
Het Nieuwsblad: De frikandellen-spelen?, 17.07.1984. The Times: Cheaper and purer: Games go commercial, 27.02.1984. 142
The Times: Glittering, and not just the golds, 08.08.1984.
41
V.3.2 – 1988: Seoel
Na drie opeenvolgende grootschalig geboycotte Zomerspelen, was de Olympiade in Seoel een welgekomen verademing. Zowel de Sovjet-Unie als de Verenigde Staten tekenden present in de Zuid-Koreaanse hoofdstad. Met een recordopkomst van 159143 deelnemende landen waren de Spelen van Seoel bovendien opnieuw de grootste tot dan toe. De keuze voor Seoel wordt door Mangan en Nam-Gil144 als het culminatiepunt gezien van de interne ontwikkelingen van het land, dat op dat moment reeds enkele decennia sport promotende militaire regimes had gekend145. De voornaamste afwezige was Noord-Korea (officieel nog in oorlog met Zuid-Korea), later gevolgd door zijn communistische bondgenoot Cuba. Noord-Korea had het IOC een coorganisatie tussen Seoel en Pjongjang voorgesteld, maar dat voorstel werd door het IOC geweigerd. Net als bij de boycots van 1976 en 1980 plaatste het IOC zich echter opnieuw in een bemiddelende rol. Voorzitter Samaranch en de zijnen deden er alles aan om de NoordKoreaanse beslissing om te keren: het IOC gaf Noord-Korea de toestemming zich later in te schrijven dan de gebruikelijke deadline (17 januari) en deed het land een tegenvoorstel waarbij het vijf sporten (wielrennen, volleybal, voetbal, boogschieten en tafeltennis 146) mocht organiseren (sommige sporten volledig, van de andere slechts bepaalde
143
IOC: Seoul 1988 (http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-Olympic-
Games/Summer/Seoul-1988/), geraadpleegd op 22.07.2010. 144
H. Nam-Gil & J.A. Mangan: Ideology, Politics, Power: Korean Sport – Transformation, 1942-92, in:
International Journal of the History of Sport, Vol. XIX-2/3, 2002, pp. 213-242. 145
Ibid., p. 237.
146
Het Nieuwsblad: Noord-Korea mag tot 2 september inschrijven, 18.08.1984.
42
evenementen), maar die suggestie werd op zijn beurt door de Noord-Koreanen afgewimpeld147. Een ander idee van Samaranch was om beide Korea’s zij aan zij te laten paraderen tijdens de openings- en slotceremonies, waarbij ieder team zijn eigen vlag droeg, voorafgegaan door de Olympische vlag. “Such a highly symbolic event would allow the youth of Korea to show in the most striking way that it belongs in one and the same nation, and to demonstrate its strong desire for dialogue and reconciliation148”, aldus Samaranch. Het waren mooie woorden van de Spanjaard, maar ze waren tevergeefs: ook dat voorstel werd van tafel geveegd door Noord-Korea. De parlementen van beide landen zouden in een gezamenlijke sessie nog een ultieme poging wagen om tot een vergelijk te komen, maar ook dat overleg haalde uiteindelijk niets uit149. Op 2 september, de uiterste inschrijvingsdatum, was er nog steeds geen compromis bereikt: Noord-Korea bleef thuis150. De Spelen van Seoel werden door zowel Het Nieuwsblad als The Times als een succes beschouwd. Beide kranten loofden de eerste Spelen zonder grootschalige boycot sinds 1972 omwille van het hoge sportieve niveau, de foutloze organisatie en de uitstekende faciliteiten151. The Times maakte echter kritische kanttekeningen bij de omvang van de Spelen, die volgens de Britse krant hun limiet hadden bereikt. Het Nieuwsblad plaatste vraagtekens bij de ongelijkheid van de Spelen: slechts 52 landen haalden Olympische medailles, wat betekende dat er meer dan honderd (vooral armere en kleinere) landen met
147
The Times: N Korean plans clear, 25.05.1984.
The Times: Seoul keeps door open, 26.05.1984. 148
The Times: Samaranch Waves the Games’ Flag of Truce, 12.08.1984.
149
Het Nieuwsblad: Noord- en Zuid-Korea komen niet tot elkaar, 27.08.1984.
The Times: North Korea rejects new IOC proposal, 17.07.1984. 150
The Times: Seoul keeps door open, 26.05.1984.
Het Nieuwsblad: Noord-Korea mag tot 2 september inschrijven, 18.08.1984. Het Nieuwsblad: Noord-Korea zegt neen aan Olympische Spelen, 05.09.1984. 151
Het Nieuwsblad: Kloof tussen rijk en arm steeds groeiend, 04.10.1984.
The Times: A gold medal for the Games masters, 03.10.1984.
43
lege handen achterbleven. Beiden wezen er ook op dat de positieve dopingtest van de Canadees Ben Johnson (die de 100m sprint had gewonnen in een wereldrecordtijd, voor Carl Lewis) een smet op de Spelen had geworpen152. De dopingproblematiek komt in deel VI nog verder aan bod. Er dient echter wel al opgemerkt dat er in 1988 voor het eerst grote aandacht aan het probleem werd besteed, zowel door het IOC als door de media. In Seoel werd de stijgende evolutie van het aantal deelnemers gewoon verder gezet. De impact van politiek getinte incidenten (met de Noord-Koreaanse weigering als voornaamste) op de Spelen werd echter geringer. We kunnen dan ook, zonder naïef te willen zijn, stellen dat door de groeiende aantrekkingskracht van de Olympische Spelen, die een toonvoorbeeld van geweldloze, gereguleerde competitie zijn, de vredesidealen van de Olympische beweging een klein stapje dichter bij hun vervulling kwamen.
V.3.3 – 1992: Barcelona
De eerste Spelen sinds het einde van de Koude Oorlog gingen verder op de weg die sinds Los Angeles 1984 werd ingeslagen. Dat betekende dus verdere groei en commercialisering. Juan Antonio Samaranch was er in 1986 in geslaagd de Spelen naar zijn geboortestad te halen en dat had geleid tot nooit geziene investeringen in infrastructuur (5.2 miljard pond153), zoals de (her)aanleg van snelwegen, het bouwen van de Olympische faciliteiten en het opknappen van luchthavens. De Spelen van Barcelona 1992 waren bovendien voor het eerst sinds 1972 volledig boycotvrij. Er was enkel opschudding inzake Joegoslavië. In reactie op het bloedvergieten in Bosnië-Herzegovina en het beleg van de Bosnische hoofdstad Sarajevo, hadden de
152
Het Nieuwsblad: Kloof tussen rijk en arm steeds groeiend, 04.10.1984.
The Times: Biggest may not always be the best, 04.10.1984. 153
The Times: Barcelona points the way for Manchester, 05.08.1992.
44
Verenigde Naties economische en andere sancties opgelegd aan toenmalig Joegoslavië154 (nu: Servië, Kosovo en Montenegro). Onder die sancties was het verbod voor Joegoslavische atleten om deel te nemen aan internationale sportcompetities. Het Spaanse ministerie van buitenlandse zaken liet echter weten dat het de definitieve beslissing voor deelname of weigering van Joegoslavische atleten overliet aan het Internationaal Olympisch Comité. Het OCOG van Barcelona stond alvast positief tegenover deelname van Joegoslavië155. Het IOC besloot om de resoluties van de VN te volgen en Joegoslavië te weigeren, maar Samaranch bleef verder zoeken naar een formule om zoveel mogelijk atleten toch naar Barcelona te krijgen156. Het Spaanse OCOG schikte zich naar die beslissing157. De uiteindelijke oplossing kwam er na een ontmoeting van de G7, de zeven rijkste industrielanden, waar de Britse premier John Major het voorstel lanceerde om enkel de Joegoslavische ploegen te weigeren en de 86 individuele Servische en Montenegrijnse atleten ‘statenloos’ te laten afreizen. Het voorstel kon op bijval van Samaranch rekenen158. Dankzij die maatregel waren alle voormalige republieken van Joegoslavië op de Spelen aanwezig (Servië en Montenegro, Slovenië, Kroatië, Macedonië en Bosnië-Herzegovina). De Serviërs en Montenegrijnen werden in het wit gekleed en namen deel onder Olympische vlag159. Een andere opgemerkte gast was Zuid-Afrika, waar de afschaffing van de apartheid was ingezet en dat aldus voor het eerst sinds 1960 weer mocht deelnemen aan de Olympische
154
R.R. Palmer, J. Colton & L. Kramer: A History of the Modern World – Ninth Edition, pp. 1013-1014.
155
Het Nieuwsblad: Joegoslaven in Barcelona onder Olympische vlag?, 02.06.1992.
156
The Times: Yugoslav athletes’ hopes hit, 15.06.1992.
157
Het Nieuwsblad: Joegoslavië niet naar Barcelona, 18.06.1992.
158
Het Nieuwsblad: Alleen individuele sportlui van Joegoslavië naar Barcelona, 09.07.1992.
Het Nieuwsblad: Joegoslaviërs doen 'statenloos' mee, 11.07.1992. 159
Het Nieuwsblad: Bosnië-Herzegovina met eigen vlag, Serviërs en Montenegrijnen als individuelen,
24.07.1992. The Times: Bosnia wins recognition, 24.07.1992.
45
Spelen. Even had het er niet goed uitgezien, toen het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) overwoog om zelf de boycot verder te zetten, uit protest vanwege het bloedbad in de township Boipatong, waar 46 slachtoffers vielen160. Uiteindelijk gaf het ANC toch zijn goedkeuring voor deelname, op voorwaarde dat de atleten zwarte rouwbanden of armbandjes met pro-democratische slogans zouden dragen161. Hoewel die strikt genomen indruisten tegen de reglementen kneep het IOC een oogje dicht162. Ook Nelson Mandela was aanwezig in Barcelona, tijdens de openingsceremonie. The Times jubelde het einde van ZuidAfrika’s isolement toe: “Suddenly, overnight as it were, South Africa was part of not just the Olympics, but the big wide world. Their competitors may mostly have been wiped out in the preliminary rounds but –and it is a huge change- the rest of Africa is clamoring for fixtures with their new brothers163.” De succesvolle re-integratie van Zuid-Afrika in de internationale sportwereld mogen we zeker beschouwen als een succesje in de vredesdoelstelling van de Olympische beweging. Het einde van de Koude Oorlog en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie had ook gevolgen. In plaats van aparte teams voor Oost- en West-Duitsland stuurde het herenigde Duitsland één team. Twaalf van de vijftien voormalige Sovjetrepublieken164 namen deel als ‘Unified Team’. Enkel de Baltische staten Estland, Letland en Litouwen namen zelfstandig deel165. Terreuracties (o.a. van de Baskische afscheidingsbeweging ETA en de antifascistische verzetsgroep GRAPO) waren de grootste vrees geweest van de Spaanse organisatoren: een herhaling van het scenario van München 1972 was uit ten boze. Grootschalige 160
The Times: S African participation still in limbo, 26.06.1992.
161
The Times: South Africa cleared by ANC for Games, 02.07.1992.
162
The Times: IOC queries call for political slogans, 03.07.1992.
163
The Times: S Africa’s integration is cause for rejoicing, 04.08.1992.
164
Rusland, Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Kazakstan, Kirgizië, Moldavië, Tadzjikistan,
Turkmenistan, Oekraïne en Oezbekistan. 165
IOC: Barcelona 1992 (http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-Olympic-
Games/Summer/Barcelona-1992/), geraadpleegd op 24.07.2010.
46
veiligheidsmaatregelen werden genomen (40.000 veiligheidsagenten waren aanwezig en in de haven van Barcelona lagen meerdere oorlogsschepen aangemeerd), maar aanslagen bleven uit166. Het Nieuwsblad omschreef de Spelen als “zeker niet onvergetelijk”. De krant plaatste vooral kanttekeningen bij de enorme omvang van de Spelen en achtte de veiligheidsmaatregelen soms te verstikkend167. The Times, die –zoals reeds opgemerkt- wel vaker meer oog heeft voor de idealen van de Olympische beweging, was veel lovender en sprak van “the ultimate demonstration of peacefulness”. De krant ging verder met zijn lofrede: “Yet, the sporting world, gathered in unique harmony, has presented a face of tranquility amid intense competition that must surely carry some legacy of hope for mankind. Never have so many heads of state and political leaders given such acknowledgement to this gathering of peoples.168” Met betrekking tot de vredesdoelstelling van het IOC kan Barcelona 1992 als een voorbeeld worden gezien. De re-integratie van Zuid-Afrika en de eenheidsteams van de Sovjet-Unie en het herenigde Duitsland zijn positieve voorbeelden daarvan. Tegelijk zagen we ook de ooit zo verheerlijkte amateurdoelstelling (die door De Coubertin als onafscheidelijk van het Olympisme werd beschouwd) een geruisloze dood sterven. Reeds in Seoel waren zo goed als alle professionele sporters toegelaten (met uitzondering van professionele boksers, wielrenners, basketters en voetballers boven de 23 jaar169). In 1992 werden de NBA-basketters toegelaten tot de Spelen en in Atlanta 1996 zou ook het wielrennen volgen. Het legendarische Amerikaanse ‘Dream Team’ (met sterren als Michael
166
Het Nieuwsblad: Leven in Fort Barcelona - Veiligheid grote nachtmerrie: voor koning Juan Carlos hoeft het al
bijna niet meer, 16.07.1992. Het Nieuwsblad: Spelen: spektakel, rekords en schrik – Gigantisch veiligheidsnet in en rond Barcelona, 25.07.1992. 167
Het Nieuwsblad: Barcelona: zeker geen onvergetelijke Spelen, 11.08.1992.
168
The Times: Olympians show mankind’s better side to the world, 10.08.1992.
169
A. Guttmann: The Olympics, p. 166.
47
Jordan, Magic Johnson, Charles Barkley en Scottie Pippen) zou met sprekend gemak de Olympische baskettitel behalen.
V.3.4 – 1996: Atlanta
Voor de honderdste verjaardag van de moderne Olympische Spelen, koos het IOC als locatie de Amerikaanse stad Atlanta. De aangehouden kritiek op het gigantisme van de Spelen werd door het Internationaal Olympisch Comité serieus genomen: er werden quota opgelegd aan het aantal atleten (iets meer dan 10.000, wat toen nog steeds een record was), demonstratiesporten werden afgeschaft en het invoeren van nieuwe disciplines ging gepaard met het schrappen van oudere170. De commercialisering van de Olympische Spelen bereikte in Atlanta een nieuw hoogtepunt, met ongeziene hoeveelheden reclame van de officiële Olympische sponsors (in Atlanta was tevens de hoofdzetel van Coca-Cola gevestigd). Critici merkten op dat de ‘Centennial Games’ soms meer geleken op een handelsbeurs of vlooienmarkt dan op een internationaal sportevenement171. In tegenstelling tot Barcelona in 1992 zou Atlanta niet gespaard blijven van een aanslag. Ondanks de 35.000 man sterke veiligheidsmacht, kostte een bomexplosie op 27 juli in het Centennial Olympic Park het leven aan twee personen. 111 mensen raakten gewond. Net als in 1972 zou het IOC echter niet toegeven aan terreur: de Spelen gingen verder. Samaranch: “Het IOC laat zich niet intimideren door terroristen, die zich niet aan de normen en waarden
170
Het Nieuwsblad: Olympisch gigantisme te lijf, extra bijlage, 17.07.1996.
171
The Times: Greed eclipses Olympic creed at Atlanta ‘flea market’, 03.08.1996.
The Times: Olympic spirit survives Atlanta, 05.08.1996. Het Nieuwsblad: Hoogzwanger Atlanta is klaar, 19.07.1996.
48
in de wereld willen houden. Wij kunnen de Olympische Spelen niet laten misbruiken voor hun doelstellingen172.” Net als in München 24 jaar eerder kunnen we het standpunt van het IOC als een krachtig signaal interpreteren: door de Spelen te laten verder gaan werd getoond dat de Spelen (en wat ze symboliseren) te belangrijk zijn om te buigen voor terreur.
V.3.5 – 2000: Sydney
De Olympische Spelen van Sydney, de laatste met Juan Antonio Samaranch aan het roer van het Internationaal Olympisch Comité, werden niet opgeschrikt door terreuraanslagen. Integendeel, Sydney zou tot een van de hoogtepunten uit de Olympische geschiedenis uitgroeien. Nochtans was ook Sydney 2000 groter dan alle voorgaande Spelen. Aan de ongeremde groei was echter een einde gekomen. In Sydney namen 10.651 atleten deel, slechts een 300-tal meer dan in Atlanta. Die stijging was bovendien enkel te danken aan het gestegen aantal vrouwen; het aantal mannelijke atleten was immers gedaald173. 38% van de atleten was vrouwelijk, tegenover 34% vier jaar eerder. De toegenomen vervrouwelijking van de Spelen kunnen we dan ook als een stap zien in de richting van het verwezenlijken van de nondiscriminatiedoelstelling van het IOC. Voor het eerst werden vrouwen ook toegelaten tot de competities gewichtheffen en moderne vijfkamp.
172
Het Nieuwsblad: Spelen in ban van bom, 29.07.1996.
Het Nieuwsblad: Bom stopt Spelen niet, 29.07.1996. 173
IOC: Sydney 2000 (http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-Olympic-
Games/Summer/Sydney-2000/), geraadpleegd op 28.07.2010. IOC: Atlanta 1996 (http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-OlympicGames/Summer/Atlanta-1996/), geraadpleegd op 28.07.2010.
49
199 van de 200 door het IOC erkende NOC’s namen deel aan de Spelen. Enkel Afghanistan werd geweigerd. Een jaar eerder had het IOC namelijk het Afghaanse NOC geschorst omwille van het Talibanregime en diens sport- en vrouwenbeleid174. Een opgemerkte actie vond plaats tijdens de openingsceremonie. Voor het eerst marcheerden Noord-Koreaanse en Zuid-Koreaanse atleten gezamenlijk onder een speciale vlag (het volledige Koreaanse schiereiland in het blauw tegen een witte achtergrond)175. De twee teams namen wel afzonderlijk deel aan de diverse competities, met hun respectievelijke nationale vlaggen. Niettemin kunnen we deze symbolische actie zeker beschouwen als een voorbeeld van het vredesbevorderend karakter van sport. In de aanloop naar Sydney stond The Times zeer kritisch tegenover de Olympische Spelen176. In 1999 was namelijk een omkoopschandaal aan het licht gekomen: bij de toekenning van de Winterspelen van Salt Lake City hadden IOC-leden zich laten beïnvloeden door het biedende organiserende comité van de stad. De krant had twijfels over de toekomst en het belang van de Spelen. Het zag in Sydney de laatste kans op een breuk met het verleden: “Despite all this, Sydney has the chance to be a light in the gloom. The task for these Games is to restore hope to the Olympics. Sydney 2000 must be the Olympics as purgative, the Olympics that sluice away the evils that have built up in the bloated body of the movement. 177” Het Nieuwsblad van zijn kant stelde zich –met Atlanta 1996 in het achterhoofd- vooral vragen bij de commercialisering en de omvang van de Olympische Spelen: “De Spelen zijn uit hun voegen gebarsten, ze zijn onoverzichtelijk en log, net als het apparaat dat ze besturen (sic)178”. 174
Het Nieuwsblad: IOC blijft Afghanistan weren, 18.08.2000.
Het Nieuwsblad: IOC handhaaft schorsing Afghanistan, 26.08.2000. 175
IOC: Sydney 2000 (http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-Olympic-
Games/Summer/Sydney-2000/), geraadpleegd op 28.07.2010. 176
The Times: Games must rewrite cheats’ charter, 15.09.2000.
The Times: Phoney president who deals in tarnished gold, 15.09.2000. 177
The Times: Games must rewrite cheats’ charter, 15.09.2000.
178
Het Nieuwsblad: De grootste show op aarde, 15.09.2000.
50
Toch was er achteraf veel lof voor de Australiërs179. Sydney was in alle opzichten vlekkeloos verlopen. De commerciële excessen van Atlanta waren weggewerkt en de organisatie was uitmuntend. The Times sprak zelfs over het “meest succesvolle evenement in vredestijd in de geschiedenis van de mensheid”180. De enige smet die beide kranten konden bedenken waren de positieve dopinggevallen. Dé atlete die in de schijnwerpers stond was de Australische Aborigine Cathy Freeman. Zij won overtuigend de 400m sprint en liep haar ereronde met zowel de Australische als de Aboriginalvlag in haar handen, gesteund door de talloze Australiërs in het stadion181. Cathy Freeman is een voorbeeld van het verzoenend karakter van sport in het algemeen en de Olympische Spelen in het bijzonder.
V.4 – Het IOC in de 21ste eeuw: Jacques Rogge
Na 21 jaar onder Juan Antonio Samaranch (de langste ambtstermijn sinds de 29 jaar van IOCstichter Pierre de Coubertin), begon de Belg Jacques Rogge in 2001 aan zijn eerste periode als voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité. In die eerste acht jaar vonden de Olympische Zomerspelen van Athene (2004) en Peking (2008) plaats, alsook de Winterspelen van Salt Lake City (2002) en Turijn (2006). In 2009 werd Rogge herverkozen voor een tweede en laatste ambtstermijn tot 2013. In 2010 was Vancouver het decor van de Winterspelen. De Zomerspelen van Londen staan gepland voor 2012. Jacques Rogge maakte van de strijd tegen doping en het kleinschaliger maken van de Spelen zijn hoofddoelen. Hij lanceerde ook het idee van de Olympische Jeugdspelen (Youth Olympic 179
The Times, The best Games ever… but never again, 02.10.2000.
The Times: Sydney in mourning as the flame dies, 02.10.2000. Het Nieuwsblad: ‘De beste Spelen ooit’, 03.10.2000. 180
The Times, The best Games ever… but never again, 02.10.2000.
181
Het Nieuwsblad: Freeman maakt droom waar, 26.09.2000.
51
Games) voor atleten van 14 tot 18 jaar. De eerste Jeugdzomerspelen starten in Singapore op 14 augustus 2010; de eerste Jeugdwinterspelen zullen doorgaan in Innsbruck in 2012.
V.4.1 – 2004: Athene
Jacques Rogge maakte er –zoals gezegd- een belangrijk punt van om de Spelen van Athene kleinschaliger te maken. Het aantal atleten (10.625) lag amper een fractie lager dan in Sydney (bijna 41% vrouwen, wat weer een lichte vooruitgang was)182, maar Rogge wees vooral op het aanzienlijk lager aantal beschikbare tickets (5,5 miljoen, tegenover 9,5 miljoen), wat had geleid tot een kleinere en goedkopere infrastructuur183. Net als vier jaar eerder kozen Noord- en Zuid-Korea ervoor om samen en onder de speciale vlag te marcheren in de openingsceremonie, iets wat door de IOC-voorzitter positief werd onthaald: “It shows that sport can unite and promote peace184”. Om de veiligheid te garanderen werd meer dan een miljard euro uitgegeven, een ongezien bedrag. De aanslagen van 11 september 2001 lagen uiteraard nog vers in het geheugen en daarom werd alles in het werk gesteld om herhalingen van 1972 en 1996 te vermijden: 70.000 man veiligheidspersoneel, permanente camerabewaking, een militaire vloot en luchtafweerraketten rond de stadions waren slechts enkele van de maatregelen die het OCOG van Athene trof om incidenten te vermijden185.
182
IOC: Athens 2004 (http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-Olympic-
Games/Summer/Athens-2004/), geraadpleegd op 29.07.2010. 183
Het Nieuwsblad: ‘Ik ben niet veranderd maar het IOC wel’, 12.08.2004.
184
The Times: Korean unity, 03.07.2004.
185
Het Nieuwsblad: Athene wordt versterkte vesting - Olympisch kampioen veiligheid, 04.08.2004.
52
V.4.2 – 2008: Peking
Twintig jaar na Seoel keerden de Olympische Spelen terug naar Azië. De Volksrepubliek China had alles in het werk gesteld om van Peking 2008 een succes te maken. De Spelen waren veruit de duurste ooit met een kostprijs van ongeveer 43 miljard dollar186 en hadden als doel China voor te stellen als een grootse, moderne natie. Close, Askew en Xu187 poneerden zelfs dat de Spelen van Peking als katalysator zouden dienen voor het vinden van een nieuw globaal politiek evenwicht, met een belangrijkere rol voor Azië188. Nochtans waren er voor de Spelen veel vragen gerezen over de luchtkwaliteit in Peking en de door China beloofde verbeteringen in de situatie van de mensenrechten en de internetcensuur189. Die luchtkwaliteit zou uiteindelijk de door het IOC gestelde normen halen (door allerlei drastische maatregelen van de Chinese regering, zoals het tijdelijk sluiten van steenkool verbrandende fabrieken in en rondom Peking, het sterk terugdringen van het aantal auto’s in de stad en het artificieel veroorzaken van regenbuien190), maar de internetcensuur was de oorzaak van controverse. Ondanks de beloftes die de Chinese regering had gedaan om buitenlandse journalisten onbelemmerde toegang tot het internet te geven, bleken bij aanvang een aantal websites onbereikbaar, zoals de pagina’s van mensenrechtenorganisatie Amnesty International en de Tibetaanse regering of de Chinese versie van de BBC. Kritische stemmen over heikele onderwerpen werden dus door de Chinese regering zo vele mogelijk het zwijgen opgelegd. 186
The Times: The power and the glory: China salutes awestruck world, 09.08.2008.
187
P. Close, D. Askew & X. Xu: The Beijing Olympiad - The Political Economy of a Sporting Mega-Event, 2007,
Routledge, pp. 272. 188
Ibid., p. 2.
189
The Times: IOC declares Beijing ready but pollution still a concern, 09.07.2008.
190
Het Nieuwsblad: Welkom (hoest) in Peking (rochel), 30.07.2008.
53
Toen het nieuws over de censuur bekend raakte, moest het IOC schoorvoetend toegeven dat het met China een akkoord had gesloten om bepaalde gevoelige sites te blokkeren die niets met de Spelen te maken hadden. De Chinese overheid verklaarde dat de journalisten alles hadden om hun werk te doen191. Het akkoord te gaan met een (gedeeltelijke) internetcensuur wierp ontegensprekelijk een smet op de idealen van het IOC.
191
The Times: Olympic censorship deal – IOC agrees to Chinese block on internet sites, 31.07.2008.
The Times: Games chiefs admit censorship deal with Beijing, 31.07.2008. The Times: Games show China through a glass, darkly, 31.07.2008. Het Nieuwsblad: China op de vingers getikt voor internetcensuur, 31.07.2008. Het Nieuwsblad: Toch censuur op internet in Peking, 31.07.2008.
54
VI – Respect voor de regels: de strijd tegen doping
Zoals reeds vermeld in onze probleemstelling kunnen we de strijd tegen doping in zekere zin ook zien als een vredesbevorderend aspect van sport. De ideeën van eerlijke competitie en het respecteren van de regels staan immers lijnrecht tegenover het gebruik van illegale prestatiebevorderende middelen in de sport. Toch heeft het een tijd geduurd eer het Internationaal Olympisch Comité optrad tegen doping. Pas in 1968, met de Olympische Spelen van Grenoble en Mexico-Stad gebeurden de eerste dopingcontroles. Een jaar eerder was de medische commissie van het IOC opgericht, die een eerste lijst met verboden substanties had opgesteld192. De groeiende belangstelling voor doping kan zeker niet los gezien worden van de opkomst van de DDR als sportland. In 1976 in Montréal was Oost-Duitsland zo dominant geworden in zwemmen en atletiek dat er openlijk vragen gesteld werden bij de legitimiteit van die prestaties. Het gebruik van anabole steroïden was tegen dan reeds wijdverspreid onder DDR-atleten, iets wat bij de Duitse hereniging jaren later tot uiting kwam193. Het was dan ook des te opvallender dat vier jaar later, bij de Spelen in Moskou, geen enkele atleet positief had getest. Guttmann wijst erop dat, hoewel alle officiële dopingtesten negatief waren, één enkele onofficiële steekproef van een IOC-lid reeds het gebruik van lichaamsvreemd testosteron aantoonde bij maar liefst zestien zwemsters194. In Los Angeles was het aantal betrapten alweer opgelopen tot twaalf195. 192
WADA: A Brief History of Anti-doping (http://www.wada-ama.org/en/About-WADA/History/A-Brief-History-
of-Anti-Doping/), geraadpleegd op 04.10.2010. 193
A. Guttmann: The Olympics, pp. 146-147.
194
Ibid., p. 155.
195
Het Nieuwsblad: De maffia verdient miljarden, 14.09.1988.
55
In 1988 was doping voor het eerst voorpaginanieuws toen de Canadees Ben Johnson betrapt werd op het gebruik van stanazolol, een anabole steroïde. Johnson had in Seoel de 100m spurt gewonnen door Carl Lewis te kloppen in een wereldrecordtijd. Naast Johnson zouden nog twee andere Olympische kampioenen hun gouden medailles moeten inleveren196. In 1992 en 1996 bleef het aantal positieve gevallen beperkt tot respectievelijk vijf en twee. Er dient wel opgemerkt te worden dat er in 1996 nog geen manier was om erythropoetine (EPO) en groeihormoon (HGH) op te sporen, iets wat de toenmalige voorzitter van de medische commissie van het IOC Alexandre de Mérode ook openlijk toegaf 197. Na de Festina-Tour van 1998 en met het oprichten van het wereldantidopingagentschap WADA in 1999198 raakte de strijd tegen doping in een stroomversnelling. Het Nieuwsblad merkte op dat het IOC met het besluit om veel krachtiger op te treden tegen doping “een bocht van honderdtachtig graden” had gemaakt. Daarvoor werden te veel gevallen niet opgevolgd199. In Sydney was de epo-test voor het eerst beschikbaar, wat er mede toe leidde dat er elf atleten betrapt werden, waaronder vier Olympische kampioenen200. In 2007 zou ook de Amerikaanse Marion Jones haar vijf medailles (drie keer goud, twee keer brons) terug moeten geven na het toegeven van haar dopinggebruik. De nieuwe IOC-voorzitter Jacques Rogge (zelf een arts) maakte van de strijd tegen doping een van zijn prioriteiten. De toegenomen technologie en het hoger aantal tests leidden in Athene 2004 dan ook tot 26 positieve testen (vijf Olympische kampioenen)201. Ook het missen van testen kon leiden tot diskwalificatie, wat het geval was voor de Griekse sprinters Konstantinos Kenteris en Ekaterini Thanou, beiden medaillewinnaars in Sydney. Rogge zou 196
Het Nieuwsblad: ‘We zullen het dan toch anders moeten aanpakken’, 28.09.1988
197
Het Nieuwsblad: Groeihormoon en epo blijven buiten schot, 16.07.1996.
198
WADA: A Brief History of Anti-doping (http://www.wada-ama.org/en/About-WADA/History/A-Brief-History-
of-Anti-Doping/), geraadpleegd op 04.10.2010. 199
Het Nieuwsblad: De epo-jacht is open , 08.09.2000.
200
The Times: The dancing entertainer Bolt runs away with his second gold, 28.08.2008.
201
The Times: The dancing entertainer Bolt runs away with his second gold, 28.08.2008.
56
na afloop van de Spelen laten optekenen dat hij tevreden was dat de hardere aanpak zijn vruchten afwierp202. In Peking bereikte het aantal controles met ongeveer 4.500 een voorlopig hoogtepunt. Het aantal positieve testen lag echter iets lager, op 21. Daar was een Olympische kampioen bij, winnaar van de 1500m lopen, Rashid Ramzi203. We kunnen dus zeker een evolutie waarnemen in de strijd van het IOC tegen dopinggebruik. Het standpunt is steeds harder en gerichter geworden doorheen de jaren, van een embryonaal beleid onder Avery Brundage tot de wetenschappelijke aanpak van Jacques Rogge en het WADA.
202
Het Nieuwsblad: De slotbalans van Jacques Rogge – “Henin was mijn mooiste moment”, 30.08.2004.
203
Het Nieuwsblad: “Ik verwacht veertig positieve gevallen in Peking”, 02.08.2008.
Het Nieuwsblad: Peking, de op één na ‘vuilste’ Spelen ooit, 30.04.2009
57
VII – Algemeen besluit
De hoofdvraag uit onze probleemstelling was: “In hoeverre heeft het IOC, als gezagsdrager van de Olympische beweging, zich van haar statutaire vredestaak gekweten?” Daarnaast hebben we ook gekeken naar hoe het IOC omging met haar non-discriminatieprincipe. Dat principe luidde: “Any form of discrimination with regard to a country, or a person on the grounds of race, religion, politics, gender or otherwise is incompatible with belonging to the Olympic movement.204” Een andere vraag die we stelden was in hoeverre het ijveren voor vrede en het strijden tegen discriminatie conflicteerden met andere doelstellingen en principes van het IOC, meer specifiek met het eerder vermelde voornemen “to oppose any political or commercial abuse of sport and athletes205”. Vrede hadden we in de woorden van De Wachter gedefinieerd als “a permanent state of individual or collective capacity to resolve interpersonal or intergroup conflicts without violence206”, niet als een al te utopische staat van conflictloosheid. Ons onderzoek gebeurde aan de hand van twee kranten, namelijk de Britse krant The Times en het Vlaamse Het Nieuwsblad. Het betrof een kwalitatieve analyse, geen kwantitatief onderzoek, ondanks de mogelijkheden die een dergelijke analyse biedt (cf. supra). Er werd bovendien even stilgestaan bij de structuur van de Olympische beweging, bestaande uit drie grote pijlers -het Internationaal Olympisch Comité (met aan het hoofd het
204
IOC: Olympic Charter, 11.02.2010, p. 10
(http://www.olympic.org/Documents/Olympic%20Charter/Charter_en_2010.pdf), geraadpleegd op 05.08.2010. 205
IOC: Olympic Charter, p. 15.
206
F. De Wachter: Are Sports a Factor of Peace?, in: H. Lenk (ed.): Aktuelle Probleme der Sportphilosophie/
Topical Problems of Sport Philosophy, 1983, p. 255.
58
uitvoerend comité), de Internationale Sportfederaties en de 205 erkende Nationale Olympische Comités- en een brede waaier aan gerelateerde organisaties. Onze historische analyse van een periode van 50 jaar (van de Olympische Spelen van Rome tot die van Peking) gaf ons een veelgelaagd beeld van de daden en ideeën van het IOC. Het antwoord op onze onderzoeksvraag is dan ook niet eenvoudig en eenzijdig. Toch kunnen we een ruwe scheidingslijn trekken bij de Spelen van 1984 te Los Angeles. De twee periodes komen ook grotendeels (maar niet helemaal) overeen met de bestuursperiodes van enerzijds de Amerikaan Avery Brundage (1952-1972) en de Ier Michael Morris, Lord Killanin (1972-1980) en anderzijds die van de Spanjaard Juan Antonio Samaranch (1980-2001) en de Belg Jacques Rogge (2001-heden). In die eerste periode raakte de vredesdoelstelling van het IOC relatief gezien meer op het achterplan door allerlei onder sportieve en extrasportieve incidenten, zoals het gijzelingsdrama in München van 1972 en de boycots van eerst de Verenigde Staten en diens bondgenoten in 1980 en vervolgens die van de Sovjet-Unie en een aantal andere communistische landen in 1984. Brundage en Killanin legden ook meer de aandacht op waarden als het behouden van het amateurstatuut en het tegengaan van commercialisering en het apolitiek houden van de Spelen (een zo goed als onmogelijke opdracht). Toch kunnen we niet ontkennen dat er in de eerste periode meerdere initiatieven werden genomen om de vredesdoelstelling en het non-discriminatieprincipe tot uiting te laten komen. Zo trad het IOC in 1964 krachtig op tegen het Zuid-Afrikaanse SANOC, dat weinig of niets deed om het apartheidsregime in Zuid-Afrika te veroordelen en bovendien amper optrad tegen de discriminatie van niet-blanke atleten. Ook de harde aanpak van de GANEFOatleten kan als voorbeeld dienen. Israëlische en Taiwanese atleten werden immers duidelijk gediscrimineerd door de beslissing van de Indonesische regering. In 1972 gaf het IOC ook een sterk signaal tegen terreur en voor vreedzame competitie door de Spelen niet af te gelasten, ondanks de grote druk en de vele contemporaine kritiek. In 1976, 1980 en 1984 deed het IOC ook verwoede pogingen (weliswaar tevergeefs) om de boycots van
59
respectievelijk Afrikaanse landen, de VS en zijn bondgenoten en de Sovjet-Unie en diens bondgenoten te verhinderen. Niettemin zijn er ook aanzienlijk wat voorbeelden te geven van situaties waarin het IOC de beide door ons onderzochte doelstellingen van ondergeschikt belang achtte of zelfs ronduit tegenwerkte. In 1968 was het IOC immers bereid Zuid-Afrika toe te laten tot de Spelen van Mexico-Stad op basis van enkele relatief beperkte toegevingen door het SANOC. Het massale protest van voornamelijk Afrikaanse landen deed het IOC echter uiteindelijk inbinden. ZuidAfrika zou verstoten blijven van de Olympische Spelen tot in 1992. De reactie van het IOC op de Black Power-groet van de Amerikanen Smith en Carlos (zowel een politiek signaal als een teken van vreedzaam protest) kunnen we interpreteren als het laten primeren van de doelstelling om de Spelen apolitiek te houden boven het principe van non-discriminatie en het ijveren voor gelijke rechten. In de tweede periode die we onderscheidden (ruwweg de legislaturen van Samaranch en Rogge) zagen we een verschuiving van het discours. Het amateurstatuut werd geleidelijk ontmanteld en uiteindelijk afgeschaft en de commercialisering werd omarmd in plaats van afgewezen. In de tweede periode zagen we de Spelen ook exponentieel groeien, tot op het punt dat er zelfs moest ingegrepen worden om de expansie van de Spelen af te remmen en controleerbaar te houden. Ook de strijd tegen doping werd steeds harder gevoerd, mede door het uitbreken van dopingschandalen zoals dat van Ben Johnson tijdens Seoel 1988. Te beginnen in 1988 werden de Spelen niet meer grootschalig geboycot. We kunnen dan ook stellen dat de vredesdoelstelling van het IOC in de tweede periode aanzienlijk beter uit de verf is gekomen. Steeds meer landen namen deel (ook dwergstaatjes en minuscule eilandjes), tot op het punt dat zo goed als alle door het IOC erkende NOC’s afgevaardigden stuurden naar de Spelen. De aantrekkingskracht van een grootschalige, vreedzame, gereguleerde competitie als de Olympische Spelen is steeds gegroeid. In 1992 zagen we ook een reïntegratie van Zuid-Afrika in de internationale sportwereld alsook de symbolische eenheidsteams van Rusland en zijn voormalige deelrepublieken en het herenigde Duitsland. In 2000 en 2004 marcheerden Noord- en Zuid-Korea (officieel nog steeds in staat van oorlog met elkaar) gezamenlijk onder een ersatz-eenheidsvlag tijdens de
60
Olympische openingsceremonie. Dergelijke symbolische uitingen waren in de periode Brundage-Killanin aanzienlijk minder aanwezig. Niettemin kunnen ook bij de tweede onderscheiden periode vraagtekens geplaatst worden: de censuurdeal van het IOC met de Chinese regering in 2008 valt bijvoorbeeld niet makkelijk te verzoenen met de Olympische idealen. Ook is er de vraag of het enorme commerciële karakter van de Spelen geen afbreuk doet aan de idealen van de Olympische beweging. Samengevat kunnen we dus de vredesdoelstelling van het IOC positiever benaderen in de recentere periode van Samaranch en Rogge dan in het tijdperk van Brundage en Killanin. Door ons te beperken in tijd en tot een kwalitatief analyse, zijn er uiteraard nog andere mogelijkheden tot verder onderzoek. Een eerste mogelijkheid kan zijn om de vredesdoelstelling van het IOC in de periode 18961954 te onderzoeken. Ook een kwantitatief onderzoek van bijvoorbeeld toespraken van IOCvoorzitters en -prominenten zou een nuttig inzicht kunnen bieden met betrekking tot de vredesproblematiek. Men zou bijvoorbeeld kunnen nagaan in welke periode welke onderwerpen voor het IOC het belangrijkste werden geacht. Tot slot zou ook een analyse van de interne besluitvorming van het IOC aan de hand van bronnen van het IOC zelf verrijkende resultaten kunnen opleveren. Laten we deze scriptie besluiten met de woorden van journalist Simon Barnes: “The Games are full of good things and full of bad things, because they represent humanity. Not an idealised, fictionalised version of humanity, the real thing, in all its mess and chaos and corruption and glory and beauty.207”
207
The Times: The story continues for better and for worse, 04.08.2008.
61
VIII – Bijlagen
Bijlage 1: Olympisch Charter208
Preamble Modern Olympism was conceived by Pierre de Coubertin, on whose initiative the International Athletic Congress of Paris was held in June 1894. The International Olympic Committee (IOC) constituted itself on 23 June 1894. The first Olympic Games (Games of the Olympiad) of modern times were celebrated in Athens, Greece, in 1896. In 1914, the Olympic flag presented by Pierre de Coubertin at the Paris Congress was adopted. It includes the five interlaced rings, which represent the union of the five continents and the meeting of athletes from throughout the world at the Olympic Games. The first Olympic Winter Games were celebrated in Chamonix, France, in 1924.
Fundamental Principles of Olympism 1. Olympism is a philosophy of life, exalting and combining in a balanced whole the qualities of body, will and mind. Blending sport with culture and education, Olympism seeks to create a way of life based on the joy of effort, the educational value of good example and respect for universal fundamental ethical principles.
208
IOC: Olympic Charter, 11.02.2010
(http://www.olympic.org/Documents/Olympic%20Charter/Charter_en_2010.pdf), geraadpleegd op 04.08.2010.
62
2. The goal of Olympism is to place sport at the service of the harmonious development of man, with a view to promoting a peaceful society concerned with the preservation of human dignity.
3. The Olympic Movement is the concerted, organised, universal and permanent action, carried out under the supreme authority of the IOC, of all individuals and entities who are inspired by the values of Olympism. It covers the five continents. It reaches its peak with the bringing together of the world’s athletes at the great sports festival, the Olympic Games. Its symbol is five interlaced rings.
4. The practice of sport is a human right. Every individual must have the possibility of practicing sport, without discrimination of any kind and in the Olympic spirit, which requires mutual understanding with a spirit of friendship, solidarity and fair play. The organisation, administration and management of sport must be controlled by independent sports organisations.
5. Any form of discrimination with regard to a country or a person on grounds of race, religion, politics, gender or otherwise is incompatible with belonging to the Olympic Movement.
6. Belonging to the Olympic Movement requires compliance with the Olympic Charter and recognition by the IOC.
1. The Olympic Movement and its Action 1 Composition and General Organisation of the Olympic Movement
1. Under the supreme authority of the International Olympic Committee, the Olympic Movement encompasses organisations, athletes and other persons who agree to be guided by the Olympic Charter. The goal of the Olympic Movement is to contribute to building a
63
peaceful and better world by educating youth through sport practised in accordance with Olympism and its values.
2. The three main constituents of the Olympic Movement are the International Olympic Committee (“IOC”), the International Sports Federations (“IFs”) and the National Olympic Committees (“NOCs”). Any person or organisation belonging in any capacity whatsoever to the Olympic Movement is bound by the provisions of the Olympic Charter and shall abide by the decisions of the IOC.
3. In addition to its three main constituents, the Olympic Movement also encompasses the Organising Committees of the Olympic Games (“OCOGs”), the national associations, clubs and persons belonging to the IFs and NOCs, particularly the athletes, whose interests constitute a fundamental element of the Olympic Movement’s action, as well as the judges, referees, coaches and the other sports officials and technicians. It also includes other organisations and institutions as recognised by the IOC.
2 Mission and Role of the IOC The mission of the IOC is to promote Olympism throughout the world and to lead the Olympic Movement.
The IOC’s role is:
1. to encourage and support the promotion of ethics in sport as well as education of youth through sport and to dedicate its efforts to ensuring that, in sport, the spirit of fair play prevails and violence is banned;
2. to encourage and support the organisation, development and coordination of sport and sports competitions;
3. to ensure the regular celebration of the Olympic Games;
64
4. to cooperate with the competent public or private organisations and authorities in the endeavour to place sport at the service of humanity and thereby to promote peace;
5. to take action in order to strengthen the unity and to protect the independence of the Olympic Movement; 6. to act against any form of discrimination affecting the Olympic Movement;
7. to encourage and support the promotion of women in sport at all levels and in all structures with a view to implementing the principle of equality of men and women;
8. to lead the fight against doping in sport;
9. to encourage and support measures protecting the health of athletes;
10. to oppose any political or commercial abuse of sport and athletes;
11. to encourage and support the efforts of sports organisations and public authorities to provide for the social and professional future of athletes;
12. to encourage and support the development of sport for all;
13. to encourage and support a responsible concern for environmental issues, to promote sustainable development in sport and to require that the Olympic Games are held accordingly;
14. to promote a positive legacy from the Olympic Games to the host cities and host countries;
15. to encourage and support initiatives blending sport with culture and education;
16. to encourage and support the activities of the International Olympic Academy (“IOA”) and other institutions which dedicate themselves to Olympic education.
65
Bye-Law to Rule 2
1. The IOC Executive Board may grant IOC patronage, upon such terms and conditions as it may consider appropriate, to international multisports competitions – regional, continental or worldwide – on condition that they take place in compliance with the Olympic Charter and are organised under the control of NOCs or associations recognised by the IOC, with the assistance of the IFs concerned and in conformity with their technical rules.
2. The IOC Executive Board may grant IOC patronage to other events, provided such events are in keeping with the goal of the Olympic Movement.
66
Bijlage 2: Lijst van met het IOC verbonden of door het IOC erkende organisaties209
IF Associations ASOIF
Association of Summer Olympic International Federations
AIOWF
Association of the International Olympic Winter Sports Federations
ARISF
Association of IOC Recognised International Sports Federations
AGFIS/GAISF Sportaccord/GAISF
NOC Associations ACNO/ANOC
Association of National Olympic Committees
ACNOA/ANOCA
Association of National Olympic Committees of Africa
OCA
Olympic Council of Asia
COE/EOC
The European Olympic Committees
ODEPA/PASO Pan-American Sports Organisation ODESUR
Organización Deportiva Suramericana
ONOC
Oceania National Olympic Committees
ODECABE
Organización Deportiva Centroamericana y Caribe
Education / Dissemination of the Olympic Ideal / Fair Play AIO
International Olympic Academy
CIPC
International Pierre de Coubertin Committee
IPC
Pierre de Coubertin Institute
PI
Panathlon International
CIFP
International Committee for Fair Play
ICHPER-SD 209
International Council for Health, Physical Education, Recreation, Sport and
IOC: Affiliate and recognised organisations (http://www.olympic.org/en/content/The-
IOC/Governance/Affiliate-Organisations/), geraadpleegd op 04.08.2010.
67
Dance APAO Pan-Iberic Association of Olympic Academies
Multi-Sports Organizations and Events / Sport for All FISU
International University Sports Federation
ISF
International School Sport Federation
FISEC International Catholic School Sport Federation CSIT
International Workers' Sports Confederation
CISM International Military Sports Council USIP
International Union of Police Sports
IWGA International World Games Association CIJM International Committee of Mediterranean Games FIEP
International Federation of Physical Education
FISPT International Sport for All Federation TAFISA
Trim & Fitness International Sport for All Association
CJIE/CICG
Committee of the International Children's Games
Commonwealth Games Federation IANOS International Assembly of National Organisations of Sport IMGA International Masters Games Association
Disabled Sport IPC
International Paralympic Committee
CISS
International Committee of Sports for the Deaf
SOI
Special Olympics Inc.
Sports Medicine and Sciences ECSS
European College of Sport Science
AICVS International Association for Non Violent Sport CIEPSS/ICSSPE
International Council of Sport Science and Physical Education
FIMS International Federation of Sports Medicine
68
Sports Equipment & Facilities IAKS
International Association for Sports and Leisure Facilities
WFSGI World Federation of the Sporting Goods Industry
Media - Information AFP
Agence France Presse Reuters Limited
AIPS
International Sports Press Association
FICTS Fédération Internationale du Cinéma et Télévision Sportifs AP
The Associated Press
IASI
International Association for Sports Information
Other Organizations CAS
Court of Arbitration for Sport
WADA
World Anti-Doping Agency
AMO/WOA
World Olympians Association
CITO/IOTC
International Olympic Truce Centre Fondation Internationale OLYMPAFRICA
FIC
International Timekeeping Federation
ENGSO
European Non-Governmental Sports Organisation
FITO/IOTF
International Olympic Truce Foundation
ISOH
International Society of Olympic Historians
RTP
Right to Play
69
Bijlage 3: Chronologische lijst van Olympische Zomer en Winterspelen (1960-2010)210
Zomerspelen 1960: Rome (25 augustus - 11 september) 1964: Mexico-Stad (12 oktober – 27 oktober) 1968: Tokio (10 oktober – 24 oktober) 1972: München (26 augustus – 11 september) 1976: Montréal (17 juli – 1 augustus) 1980: Moskou (19 juli – 3 augustus) 1984: Los Angeles (28 juli – 12 augustus) 1988: Seoel (17 september – 2 oktober) 1992: Barcelona (25 juli – 9 augustus) 1996: Atlanta (19 juli – 4 augustus) 2000: Sydney (15 september – 1 oktober) 2004: Athene (13 augustus – 29 augustus) 2008: Peking (8 augustus – 24 augustus)
Winterspelen 1960: Squaw Valley (18 februari – 28 februari) 1964: Innsbruck (29 januari – 9 februari) 1968: Grenoble (6 februari – 18 februari) 1972: Sapporo (3 februari – 13 februari) 1976: Innsbruck (4 februari – 15 februari) 1980: Lake Placid (13 februari – 24 februari) 1984: Sarajevo (8 februari – 19 februari) 210
IOC: Olympic Games (http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/), geraadpleegd op 04.08.2010.
70
1988: Calgary (13 februari – 28 februari) 1992: Albertville (8 februari – 23 februari) 1994: Lillehammer (12 februari – 27 februari) 1998: Nagano (7 februari – 22 februari) 2002: Salt Lake City (8 februari – 24 februari) 2006: Turijn (10 februari – 26 februari) 2010: Vancouver (12 februari – 28 februari)
71
IX - Bibliografie
Close (P.), Askew (D) & Xin (X.): The Beijing Olympiad - The Political Economy of a Sporting Mega-Event, 2007, Routledge, pp. 272. Eassom (S.): Critical Reflections on Olympic Ideology, 1994, University of Ontario, pp. 175. Guttmann (A.): Sports: The First Five Millennia, 2004, University of Massachusetts Press, pp. 448. Guttman (A.): The Olympics: A History of the Modern Games, 1992, University of Illinois Press, pp. 191. Ilmarinen (M.) (ed.): Sport and International Understanding: Proceedings of the Congress Held in Helsinki, Finland, July 7-10, 1982, 1984, Springer-Verlag, pp. 372. Allen (D.): Beating Them at Their Own Game: Rugby, the Anglo-Boer War and Afrikaner Nationalism, 1899-1948, in: International Journal of the History of Sport, Vol. XX-3, 2003, pp. 37-57. Breivik (G.): Presidential Adress Philosophic Society for the Study of Sport 1997 - Sport in High Modernity: Sport as a Carrier of Social Values, in Journal of the Philosophy of Sport, Vol. XXV, 1998, pp. 103-118. Carpentier (F.) & Lefèvre (J.-P.): The Modern Olympic Movement, Women’s Sport and the Social Order During the Inter-war Period, in: International Journal of the History of Sport, Vol. XXIII-7, 2006, pp. 1112-1127. DaCosta (L.): A Never-ending Story: The Philosophical Controversy over Olympism, in: Journal of the Philosophy of Sport , Vol. XXXIII, 2006, pp. 157-173. De Wachter (F.): Are Sports a Factor of Peace?, in: Lenk (H.) (ed.): Aktuelle Probleme der Sportphilosophie/ Topical Problems of Sport Philosophy, 1983, pp. 255-268
72
De Wachter (F.): Education for Peace in Sports Education, in: Molloy (J.W.) & Adams (R.C.) (eds.): The Spirit of Sport: Essays About Sport and Values, 1987, pp. 17-31. De Wachter (F.): Fairness, Democracy and Justice, in: Ilmarinen (M.): Sport and International Understanding, 1984, pp. 111-114. Dyreson (M.): Globalizing the Nation-making Process: Modern Sport in World History, in: International Journal of the History of Sport, Vol. XX-1, 2003, pp. 91-106. Gems (G.R.): Sports, War and Ideological Imperialism, in: Peace Review, 11-4, 1999, pp. 573578. Hansen (H.): The Pursuit of Peace Has No Place for Petty Dissension, in: International Review of the Sociology of Sport, 20, 1985, pp. 215-220. Hoberman (J.): Toward a Theory of Olympic Internationalism, in: Journal of Sport History, Vol. XXII-1, 1995, pp. 1-37. Hong (F.) & Xiaozheng (X.): Communist China: Sport, Politics and Diplomacy, in: International Journal of the History of Sport, Vol. XIX-2/3, 2002, pp. 319-342. Kill (J.): “Peace Through Sport?”: Sport, Internationalism and the British Working Class in the Inter-war Years, in: ?,?, pp.62-72. Kretchmar (R.S.): On Beautiful Games, in: Journal of the Philosophy of Sport, Vol. XVI, 1989, pp. 34-43. Loland (S.): Coubertin’s Ideology of Olympism from the Perspective of the History of Ideas, in: Olympika: The International Journal of Olympic Studies, Vol. IV, 1995, pp. 49-78. Loland (S.): Olympic Sport and the Ideal of Sustainable Development, in: Journal of the Philosophy of Sport , Vol. XXXIII, 2006, pp. 144-156. Mangan (J.A.) & Bandyopadhay (K.): Imperial and Post-Imperial Congruence: A Challenge to Ideological Simplification, in: International Journal of the History of Sport, Vol. XXI-2, 2004, pp. 402-429.
73
McNamee (M.): Olympism, Eurocentricity and Transcultural Values, in: : Journal of the Philosophy of Sport , Vol. XXXIII, 2006, pp. 174-187. Meier (K.V.): Triad Trickery: Playing With Sport and Games, in: Journal of the Philosophy of Sport, Vol. XV, 1988, pp. 11-29. Miller (T.), Lawrence (G.), McKay (J.) & Rowe (D.): Playing the World, in: Peace Review, 11-4, 1999, pp. 495-198. Morgan (W.J.): Patriotic Sports and the Moral Making of Nations, in: Journal of the Philosophy of Sport, Vol. XXVI, 1999, pp. 50-67 Morgan (W.J.): Sports and the Making of National Identities: A Moral View, in: Journal of the Philosophy of Sport, Vol. XXIV, 1997, pp. 1-20. Nam-Gil (H.) & Mangan (J.A.): Ideology, Politics, Power: Korean Sport – Transformation, 1942-92, in: International Journal of the History of Sport, Vol. XIX-2/3, 2002, pp. 213-242. Niehaus (A.): “If You Want to Cry, Cry on the Green Mats of Kôdôkan”: Expressions if Japanese Cultural and National Identity in the Movement to Include Judo Into the Olympic Programme, in: International Journal of the History of Sport, Vol. XXIII-7, 2006, pp. 11731192. Parry (S.J.): Hegemony and Sport, in: Journal of the Philosophy of Sport, Vol. X, 1983, pp. 7183. Parry (S.J.): Sport and Olympism: Universals and Multiculturalism, in: Journal of the Philosophy of Sport , Vol. XXXIII, 2006, pp. 188-204. Quanz (D.R.): Civic Pacifism and Sports-Based Internationalism: Framework for the Founding of the International Olympic Committee, in: Olympika: The International Journal of Olympic Studies, Vol. II, 1993, pp. 1-23. Quanz (D.R.): Formatting Power of the IOC Founding the Birth of a New Peace Movement, 1994. Reid (H.L.): Olympic Sport and its Lessons for Peace, in: Journal of the Philosophy of Sport , Vol. XXXIII, 2006, pp. 205-214.
74
Renson (R.): De Olympische Spelen 1896-1992 in politiek-historisch perspectief, in: Politica Cahier, 2, 1992, pp. 1-24. Strenk (A.): Sport as an International Political and Diplomatic Tool, Arena Review, 1, 1977, pp. 3-10. Suits (B.): Tricky Triad: Games, Play and Sport, in: Journal of the Philosophy of Sport, Vol. XV, 1988, pp. 1-9. Thomas (D.L.): Sport: The Conceptual Enigma, in: Journal of the Philosophy of Sport, Vol. III, 1976, pp. 35-41. Tolleneer (J.): Sport and international relations: a comparative-historical approach, in Tani (T.) (ed.): Comparative studies on urban cultures, 2009, pp. 99-120.
http://blog.nielsen.com/nielsenwire/wp-content/uploads/2008/09/press_release3.pdf http://www.guardian.co.uk/business/2009/aug/23/puma-usain-bolt-trainers http://www.la84foundation.org/OlympicInformationCenter/OlympicReview/1962/BDCE80/ BDCE80m.pdf http://www.merriam-webster.com/dictionary/peace http://www.olympic.org/Documents/Olympic%20Charter/Charter_en_2010.pdf http://www.olympic.org/en/content/The-IOC/Commissions/Executive-Board/ http://www.olympic.org/en/content/Sports/ http://www.olympic.org/en/content/The-IOC/The-IOC-Institution1/?NewsTab=0&Tab=3 http://www.olympic.org/en/content/The-IOC/Financing/Revenues/ http://www.olympic.org/en/content/The-IOC/Governance/Affiliate-Organisations/ http://www.olympic.org/en/content/The-IOC/Governance/Introductionold/
75
http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-OlympicGames/Summer/Seoul-1988/ http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-OlympicGames/Summer/Barcelona-1992/ http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-OlympicGames/Summer/Atlanta-1996/ http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-OlympicGames/Summer/Sydney-2000/ http://www.olympic.org/en/content/Olympic-Games/All-Past-OlympicGames/Summer/Athens-2004/ http://www.wada-ama.org/en/About-WADA/History/A-Brief-History-of-Anti-Doping/
76
X - Dankwoord
Deze scriptie zou nooit tot stand gekomen zijn zonder de steun en hulp van heel wat verschillende mensen. In de eerste plaats verdient mijn promotor, prof. dr. Jan Tolleneer, docent van het vak Sportgeschiedenis en Vergelijkende Lichamelijke Opvoeding, mijn dank vanwege de vele uren die hij gestopt heeft in mijn begeleiding. Hij was steeds bereikbaar en stond altijd klaar met ideeën voor en kritische reflecties bij mijn masterscriptie. Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk en heeft zeker mijn interesse voor het vakgebied sportgeschiedenis vergroot. Nogmaals mijn dank. Mijn dank gaat ook uit naar Tom Van Aken, die de lessen en uitstappen sportgeschiedenis steeds goed begeleidde. Verder wil ik mijn medestudenten bedanken, met wie ik doorheen de voorbije vijf jaar ontelbare leuke momenten heb beleefd. Sommigen onder hen zijn hechte vrienden geworden. Hen allemaal opnoemen zou een onbegonnen werk zijn, maar diegenen die zich aangesproken voelen, verdienen mijn oprechte dankbetuigingen. Ze weten ongetwijfeld wie ze zijn. Ik dank verder de diverse presidia van de Vlaamse Geschiedkundige Kring, met een speciale vermelding voor het presidium 2008-2009, waar ik tot mijn groot genoegen deel van uitmaakte. Dubbele Falanx, vooruit! Last but not least zou ik mijn ouders, Lieven en Catherine, willen bedanken, omdat ze mij de kans gegeven hebben om te studeren. Mijn mooie studententijd heb ik aan hen te danken.
77
78