> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Directie Financiële Markten Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl
Ons kenmerk FM/2012/403 M Uw brief (kenmerk)
Datum 2 april 2012 Betreft Uitkomsten consultatie accountancy en definitief kabinetsstandpunt voorstellen Europese Commissie
Bijlagen Overzicht reacties consultatie accountancy
Geachte voorzitter, Voor het wetgevingsoverleg over het tweede FM-pakket op 6 februari jl. heb ik u bij brief van 2 februari 2012 een eerste indruk verschaft van de ontvangen reacties op de consultatie accountancy. In deze consultatie zijn door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen om het vertrouwen in de wettelijke controletaken van accountants te herstellen publiekelijk geconsulteerd. Een aantal aspecten is hierbij in overleg met de AFM en de NBA1 in breder verband geconsulteerd. Alle reacties zijn inmiddels verwerkt en als bijlage bij deze brief vindt u een overzicht van de consultatiereacties. In deze brief vindt u de uit de consultatie voortvloeiende conclusies en de invloed die deze uitkomsten hebben op het eerder in het fiche “Verordening en richtlijn op het terrein van accountancy” aangegeven kabinetsstandpunt over de voorstellen van de Europese Commissie. De voorstellen van Europees Commissaris Barnier op het terrein van accountancy zijn al een paar keer besproken in de hiervoor aangewezen Raadswerkgroep. Zoals het er nu naar uitziet zullen deze voorstellen niet eerder dan in de tweede helft van dit jaar en wellicht pas in 2013 voor besluitvorming in de EU-Raad worden aangeboden. Op een aantal punten bevatten deze voorstellen vergaande maatregelen om de onafhankelijkheid van de accountant te versterken. Juist op deze punten heeft uw Kamer onlangs bij de behandeling van de Wet op het accountantsberoep een aantal amendementen aangenomen. Deze behelzen een verplichte roulatie van accountantsorganisaties voor organisaties van openbaar belang (hierna: OOB‟s), een scheiding van controlediensten en andere werkzaamheden voor accountantsorganisaties die wettelijke controles verrichten bij OOB‟s en het door OOB‟s informeren van de AFM over de accountantskeuze. Ik constateer dat uw Kamer hiermee, vooruitlopend op de onderhandelingen in Brussel, richting heeft gegeven aan het Nederlandse standpunt op deze aspecten. 1
Het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en de Nederlandse Orde van AccountantsAdministratieconsulenten (NOvAA) gaan fuseren en werken thans al samen als de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA).
Pagina 1 van 29
Directie Financiële Markten
Tegelijkertijd stel ik vast dat de behandeling van het wetsvoorstel Wet op het accountantsberoep in de Eerste Kamer nog moet plaatsvinden. De vaste commissie voor financiën in de Eerste Kamer heeft op 21 februari jl. besloten om voorlichting te vragen aan de Raad van State over het wetsvoorstel Wet op het accountantsberoep zoals het nu in geamendeerde vorm voorligt. Deze adviesaanvraag is op 6 maart jl. plenair vastgesteld. Wanneer en of de door uw Kamer aangenomen regelgeving op het terrein van accountancy in werking kan treden blijft daarmee vooralsnog onduidelijk. Dit betekent, dat het ingenomen kabinetsstandpunt nog aan verandering onderhevig kan zijn.
Ons kenmerk FM/2012/403 M
Uitkomsten consultatiereacties Gebruikers van jaarrekeningen verwachten van de externe accountant een onafhankelijk oordeel over de financiële verslaggeving van ondernemingen. Uit de consultatiereacties blijkt ten enenmale, dat het maatschappelijk verkeer niet is overtuigd van de onafhankelijkheid van de accountant vandaag de dag. Daar waar accountants en ondernemingen dit vooral wijten aan perceptie en aangeven dat het dichten van de vertrouwenskloof meer een zaak is van cultuur dan van regelgeving, wijzen gebruikers erop dat de accountancy de afgelopen decennia zodanig is vercommercialiseerd, dat de bestaande waarborgen onvoldoende vertrouwen geven aan de gebruiker dat deze afdoende zijn. De uitkomsten van de consultatie bieden dan ook voldoende draagvlak voor het versterken van de bestaande onafhankelijkheidswaarborgen. Alle consultatiereacties wijzen erop, dat voor de vraag welke diensten een externe accountant aan een OOB mag leveren naast de wettelijke controle, een onderscheid moet worden gemaakt tussen aan de controle gerelateerde diensten en overige dienstverlening. Uit de consultatiereacties vloeit - de in ieder geval door vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen duidelijk gesteunde maatstaf - voort, dat diensten die zijn gericht op het verschaffen van zekerheid aan externe gebruikers van informatie van de controlecliënt kunnen worden beschouwd als aan de controle gerelateerde diensten. Deze diensten liggen zodanig in het verlengde van de controle, dat deze geen bedreiging hoeven te vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant. Vrijwel alle consultatiereacties lijken het erover eens dat de verlening van aan de controle gerelateerde diensten dan ook niet door een percentage ten opzichte van de omzet uit de wettelijke controle of anderszins hoeft te worden gelimiteerd. Wat betreft de overige dienstverlening wordt gedacht aan diensten ten behoeve van de controlecliënt zelf. Vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen hechten aan een verbod op het verrichten van deze diensten naast de wettelijke controle. Ook de AFM vindt een verbod gepast. Anderen, waaronder accountants en ondernemingen, pleiten meer voor een beperking naar de aard van de dienstverlening, waarbij de auditcommissie van betrokken controlecliënten zou moeten beslissen welk overige diensten al dan niet verleend mogen worden. Een puur kwantitatieve beperking wordt ook hier door weinigen gesteund.
Pagina 2 van 29
Uit de consultatiereacties blijkt dat het lastig is om alle dienstverlening van accountants op eenduidige wijze te definiëren en vervolgens te categoriseren. Veel respondenten pleiten voor een principle based benadering waarmee het beste kan worden ingespeeld op specifieke situaties en waarbij het publieke belang bepaalt welke overige dienstverlening verboden dan wel is toegestaan of verwijzen naar in internationaal verband gehanteerde definities zoals die wordt gehanteerd door de IFAC. De AFM kan zich overigens vinden in de wijze waarop controle gerelateerde diensten en overige diensten zijn gecategoriseerd in de voorstellen van de Europese Commissie. Met het oog op de proportionele toepassing van regelgeving in het licht van het ermee gediende maatschappelijke belang stellen de meeste respondenten, dat voor niet-OOB‟s de bestaande regelgeving op dit terrein gehandhaafd moet worden.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
De meeste respondenten hebben moeite met het sponsoren van OOBcontrolecliënten, al was het maar omdat hierdoor een schijn van betrokkenheid en het zich identificeren met de OOB-controlecliënt ontstaat. Vooral vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen staan ook sceptisch tegenover zakelijke relaties met controlecliënten. Deze zouden slechts bij hoge uitzondering mogen zijn toegelaten. Volgens anderen zijn zakelijke relaties toelaatbaar, mits deze passen binnen de gewone bedrijfsuitoefening en geen bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis vormen voor de onafhankelijkheid. Het oordeel over de toelaatbaarheid zou als uitvloeisel van de consultatiereacties in ieder geval moeten liggen bij de auditcommissie. Verder zou er op dit terrein geen onderscheid moeten worden gemaakt tussen OOB-controlecliënten en niet-OOBcontrolecliënten. Uit de consultatiereacties volgt verder dat er veel scepsis bestaat ten aanzien van een verplichte kantoorroulatie. Er wordt daarbij gewaarschuwd voor een mogelijk negatieve invloed op de kwaliteit van de accountantscontrole. Volgens meerdere respondenten kan met de bestaande verplichte roulatie van externe accountants bij OOB-controlecliënten worden volstaan. In aanvulling daarop bestaat er veel draagvlak voor een periodieke verplichte aanbesteding van de controleopdacht en een prominente rol van de auditcommissie van de controlecliënt hierbij. Over hoe vaak een dergelijke aanbesteding moet plaatsvinden en voor welke periode een accountantsorganisatie bij OOB-controlecliënten telkens moet worden benoemd lopen de meningen uiteen. Algemene richtlijn is dat de duur van de relatie tussen de accountantsorganisatie en de controlecliënt niet zodanig wordt dat die de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie bedreigt. Daarnaast wordt geopperd om voor de vaststelling van deze termijn aan te sluiten bij de roulatietermijn van externe accountants (thans elke zeven jaar). Met betrekking tot niet-OOB-controlecliënten lijken de meeste respondenten te willen vasthouden aan de bestaande situatie. Voor het verplicht stellen van een joint audit bestaat onvoldoende draagvlak. Daarnaast lijkt niemand te begrijpen waarom volgens de voorstellen van de Europese Commissie in geval van een joint audit de voorgestelde verplichte kantoorroulatie pas na een langere periode zou moeten plaatsvinden dan wanneer geen sprake is van een joint audit.
Pagina 3 van 29
Iedereen is het er wel over eens, dat de auditcommissie een prominente rol moet hebben bij de selectie en aansturing van de externe accountant en dat het belangrijk is dat de leden van de auditcommissie ook in dit kader voldoende betrokken en deskundig zijn. Er lijkt daarentegen weinig draagvlak te bestaan voor een rol van de publieke toezichthouder(s) bij de accountantskeuze. Er bestaat vooral een angst dat hiermee de onafhankelijkheid van de AFM als toezichthouder op de accountantsorganisaties onder druk komt te staan. De AFM spreekt zich hierover in haar consultatiereactie overigens niet uit.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
De opvatting dat transparantie over de kwaliteit van de dienstverlening bijdraagt aan de keuze voor een bepaalde accountantsorganisatie wordt door iedereen gedeeld. Het door accountantsorganisaties te publiceren transparantieverslag wordt hiertoe als een belangrijk middel gezien. Alle respondenten zijn van mening dat kantoorspecifieke onderzoeksrapporten van de toezichthouder gedeeld moeten worden met de (auditcommissie van de) raad van commissarissen van de desbetreffende controlecliënt. Een grote meerderheid vindt dat kantoorspecifieke rapporten van de AFM openbaar moeten worden gemaakt. De AFM plaatst hierbij wel een paar kanttekeningen. Ten aanzien van de transparantie van de niet-OOBkantoren zijn de meningen verdeeld. Iedereen is van mening dat accountantsorganisaties transparant moeten zijn over hun onafhankelijkheid. Veel respondenten vinden dat dit, meer dan thans veelal het geval is, opgenomen kan worden in het transparantieverslag. Veruit de meeste respondenten zijn van mening dat er ten aanzien van de transparantie over de onafhankelijkheid geen verschil zou moeten zijn in de regelgeving voor OOBkantoren en niet-OOB-kantoren. Voornamelijk gebruikers van jaarrekeningen en enkele grote accountantsorganisaties hechten eraan dat in de controleverklaring meer informatie wordt verschaft over de verrichtte controle. Zeker wanneer de accountant meer aanvullende informatie zou verschaffen door gebruik te maken van de toelichtende paragrafen, lijkt er weinig behoefte te zijn aan het opnemen van een eigen rapportage van de accountant over zijn controle in de vorm van een Auditor Discussion & Analysis bij de jaarrekening van de controlecliënt. Een veelgehoord geluid is dat in ieder geval vermeden moet worden dat accountants in de accountantsverklaring en de toelichtende paragrafen gebruik maken van standaardformuleringen, de zogenaamde boilerplate teksten. Ook is gewezen op de noodzaak waarborgen aan te brengen zodat vertrouwelijke informatie die geen verband houdt met het oordeel van de accountant niet zomaar via de accountant naar buiten gaat. Het in het consultatiedocument en door de NBA voorgestelde model waarbij de accountant rapporteert aan de raad van commissarissen en deze de relevante informatie al dan niet voorzien van commentaar naar buiten brengt, wordt breed gedragen. Vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen als ook meerdere accountantsorganisaties verklaren zich voorstander van het door de accountant laten rapporteren aan het maatschappelijk verkeer over onderdelen van het jaarverslag, als ook over het bestuursverslag inclusief het verslag van de raad van commissarissen. Het door de accountant in de management letter
Pagina 4 van 29
verplicht aandacht laten besteden aan zaken als risicobeheersing, financiering en continuïteit, schattingen management en belangrijke waarderingsgrondslagen, lijkt aan te sluiten op staande praktijk.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Een verdergaande harmonisering van het Europees toezicht kan ten slotte op veel steun rekenen, zeker waar het gaat om internationale netwerken en het creëren van een gelijk speelveld binnen de Europese Unie. Aan de Europese toezichthouder zouden verschillende taken kunnen worden toebedeeld, uiteenlopend van het bevorderen van consistentie in de toepassing van regelgeving en coördinatie tussen de nationale toezichthouders tot het stellen van normen inzake de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountants. Kabinetsstandpunt over voorstellen van de Europese Commissie In het BNC-fiche “Verordening en richtlijn op het terrein van accountancy” 2 heeft het kabinet aangegeven de voorstellen van de Europese Commissie op hoofdlijnen te steunen. Zo vindt het kabinet het belangrijk dat binnen de EU dezelfde minimumstandaarden voor de kwaliteit van de accountancy gelden. Het kabinet is daarom voorstander van maatregelen die gericht zijn op het harmoniseren van materiële normen voor de accountantscontrole, het versterken van toezicht op EUniveau en de introductie van een Europees paspoort. Voor het kabinet staat voorop dat maatregelen op een effectieve en proportionele wijze moeten bijdragen aan de kwaliteit van de accountantscontrole. In dit verband steunt het kabinet de voorstellen voor zover deze de onafhankelijkheid en de professioneel-kritische houding van de accountants versterken. Het kabinet heeft in het fiche aangegeven in het bijzonder nog vraagtekens te hebben bij het door de Europese Commissie voorgestelde verbod op het leveren van non audit diensten aan wettelijke controlecliënten en ook de voorgestelde verplichte roulatie van accountantsorganisaties als punt van aandacht te beschouwen. In de hierna volgende nadere invulling van het kabinetsstandpunt wordt aan deze aspecten aandacht besteed, alsmede aan de andere onderwerpen die in het consultatiedocument aan de orde zijn gesteld, te weten: de selectie en aansturing van de externe accountant, transparantie over kwaliteit en onafhankelijkheid, informatiebehoefte van de gebruiker en Europese harmonisatie en toezicht. Onafhankelijkheid van de accountant De voorstellen van de Europese Commissie bevatten een aantal maatregelen om de onafhankelijkheid van de accountant te versterken. Het gaat hierbij onder meer om een (vrijwel volledig) verbod op het leveren van niet-controlediensten aan wettelijke controlecliënten: niet-controlediensten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een aantal in de betreffende ontwerpverordening gespecificeerde aan de wettelijke controle gerelateerde diensten, die zijn toegestaan tot een plafond van 10% van de totale omzet bij dezelfde controlecliënt, en van een aantal in de ontwerpverordening gespecificeerde niet-controlediensten, die alleen zijn toegestaan met voorafgaande goedkeuring van de toezichthouder of de auditcommissie van de betreffende onderneming. Hierbij geldt voor de
2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 22 112, nr. 1305, Fiche 12
Pagina 5 van 29
allergrootste accountantsorganisaties een totaalverbod op het verlenen van nietcontrolediensten. Het kabinet is in lijn met vrijwel alle consultatiereacties geen voorstander van het creëren van zogenaamde 'audit only firms' waarbij een accountantsorganisatie naast de wettelijke controle en een aantal daaraan gerelateerde controlediensten in het geheel geen andere diensten mag verlenen. Wel moet duidelijk zijn welke dienstverlening al dan niet in combinatie met de wettelijke controle mag worden verricht. In het door uw Kamer aangenomen amendement Plasterk c.s.3 is de regel dat een accountantsorganisatie die wettelijke controles verricht bij een OOB naast de wettelijke controle een aantal gespecificeerde controlediensten mag verrichten. Tot de controlediensten worden volgens de toelichting bij het betreffende amendement gerekend: - de wettelijke controles, - de controle van de jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening, - de controle van (tussentijdse) financiële overzichten, - de waarmerking van staten ten behoeve van de toezichthouder zoals bedoeld in de Pensioenwet (artikel 147, lid5) en de Wet op het financieel toezicht (artikel 3:72, lid7), - de verstrekking van assurance met betrekking tot het directieverslag, het verslag corporate governance, het verslag risicomanagement en het verslag maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook in de voorstellen van de Europese Commissie wordt een opsomming gegeven van wat onder “gerelateerde financiële controlediensten” moet worden verstaan: - de controle of beoordeling van tussentijdse financiële overzichten, - de verstrekking van betrouwbaarheidsverklaringen met betrekking tot corporate governance, - de verstrekking van betrouwbaarheidsverklaringen met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen, - de verstrekking van betrouwbaarheidsverklaringen met betrekking tot of attestatie van de verslaggeving aan regelgevers van financiële instellingen uit hoofde van het regelgevingskader die verder gaat dan de wettelijke controle van financiële overzichten en bedoeld is om regelgevers bij te staan bij het vervullen van hun taak, zoals verklaringen over kapitaalvereisten of specifieke solvabiliteitsratio‟s die bepalen hoe waarschijnlijk het is dat een onderneming aan haar schuldverplichtingen zal kunnen blijven voldoen, - de verstrekking van certificering inzake de naleving van belastingvoorschriften indien een dergelijke attestering door de nationale wetgeving wordt voorgeschreven en - elke andere wettelijke taak die verband houdt met controlewerkzaamheden die door de wetgeving van de Unie is opgelegd aan de wettelijke accountant of het accountantskantoor.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Hoewel ook de Europese Commissie de werkzaamheden die een externe accountant naast de wettelijke controle mag verrichten zoveel mogelijk wil indammen, omvat de door de Commissie opgesomde lijst van aan de controle
3
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 025, nr. 18
Pagina 6 van 29
gerelateerde diensten materieel meer dan de opsomming van controlediensten in het amendement van Plasterk c.s. Het kabinet constateert dat de opsomming van de Europese Commissie lijkt te voldoen aan de uit de consultatiereacties voortvloeiende en in ieder geval door vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen duidelijk gesteunde maatstaf dat onder aan controle gerelateerde diensten worden verstaan diensten die zijn gericht op het verschaffen van zekerheid aan externe gebruikers van informatie van de controlecliënt. In lijn met vrijwel alle consultatiereacties hoeven deze aan de controle gerelateerde werkzaamheden wat het kabinet betreft overigens niet in kwantitatief opzicht te worden gelimiteerd. Het kabinet zal haar definitieve standpuntbepaling ten aanzien van toegestane controle gerelateerde diensten laten afhangen van de behandeling van het amendement van Plasterk c.s. door de Eerste Kamer.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Overige dienstverlening, dat wil zeggen dienstverlening waarvan duidelijk is dat deze enkel ten behoeve van de controlecliënt zelf wordt verricht, moet volgens het kabinet worden verboden. Dit is in lijn met het aangenomen amendement van Plasterk c.s. en met de consultatiereacties van gebruikers van jaarrekeningen en de AFM. Daar ook uit de consultatiereacties blijkt dat het lastig is om alle door accountants aangeboden diensten eenduidig te definiëren en te categoriseren, heeft het kabinet twijfels bij een lijst van diensten die al dan niet verleend mogen worden. Het kabinet is van mening, dat voor het verrichten van diensten waarvan bij voorbaat niet duidelijk is onder welke categorie deze vallen, voorafgaand goedkeuring van de auditcommissie moet worden verkregen. Dit laatste is in lijn met de meeste consultatiereacties. Bij twijfel zou een auditcommissie te rade kunnen gaan bij de toezichthouder. Met dit laatste komt het kabinet in zekere mate tegemoet aan het voorstel van de Europese Commissie waarin is bepaald dat bepaalde niet-controlediensten enkel met voorafgaande goedkeuring van de toezichthouder mogen worden verleend. Met de voorstellen van de Europese Commissie wordt een verplichte roulatie van accountantsorganisaties bij wettelijke controlecliënten geïntroduceerd. Hierbij is de maximale loopduur van een opdracht voor de wettelijke controle negen jaar wanneer sprake is van een zogenaamde joint audit door twee accountants(organisaties) (N.B. na een onafgebroken opdracht van zes jaar, bedraagt de maximumduur van de opdracht van elke betrokken accountant(sorganisatie) negen jaar) en anders zes jaar (te weten een oorspronkelijk overeengekomen duur tussen minimaal twee en maximaal vijf jaar met optioneel een eenmalige verlenging tot in totaal zes jaar). Moet het oog op de rechtszekerheid en om een soepele overgang te waarborgen is in de voorstellen van de Commissie overigens voorzien in een overgangsregeling. Wat de joint audit betreft volgt uit de ontwerpverordening dat lidstaten mogen besluiten dat in bepaalde gevallen een minimum aantal accountants(organisaties) moet worden benoemd voor de controle van een OOB. Het kabinet is geen voorstander van een verplichte joint audit. Daarnaast ziet het kabinet niet in waarom een verplichte roulatie in het geval van een joint audit minder frequent zou moeten plaatsvinden dan wanneer er geen sprake is van een joint audit, te meer daar hier volgens respondenten geen objectief aantoonbare reden voor is. Het kabinet is van mening dat er gekozen moet worden voor één en
Pagina 7 van 29
dezelfde roulatietermijn en deze zou wat het kabinet betreft in lijn met het door uw Kamer aangenomen amendement Van Vliet4 gesteld moeten worden op acht jaar met een afkoelingsperiode van minimaal twee jaar (N.B. in de voorstellen van de Europese Commissie wordt uitgegaan van een afkoelingsperiode van minimaal vier jaar).
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Het kabinet zal in lijn met het amendement Van Vliet inzetten op een verplichte kantoorroulatie (dit wel in afwachting van de behandeling van het amendement door de Eerste Kamer). Het kabinet steunt de in de voorstellen van de Europese Commissie opgenomen overgangsregeling teneinde een ordelijk verloop van de introductie van de verplichte roulatie te kunnen waarborgen. Daarbij moet wel worden aangetekend, dat bij de meeste respondenten veel scepsis bestaat ten aanzien van een verplichte kantoorroulatie. Daarnaast komt uit de eerste bijeenkomsten van de Raadswerkgroep in Brussel het beeld naar voren dat weinig lidstaten voorstander zijn van een dergelijke verplichte roulatie. De ontwerpverordening van de Europese Commissie vergroot de rol van de auditcommissie en stelt hogere (wettelijke) eisen aan diens onafhankelijkheid, deskundigheid en betrokkenheid bij de OOB. Zo is de auditcommissie verantwoordelijk voor de aanbestedingsprocedure van de controleopdracht aan een accountantsorganisatie, monitort zij het werk van de accountantsorganisatie die de wettelijke controle verricht en kan zij toestemming geven voor het verrichten van bepaalde overige diensten. Daarnaast is in de voorstellen van de Europese Commissie neergelegd dat in het geval van een kredietinstelling of verzekeringsonderneming het voorstel voor de beoogde accountantsorganisatie wordt ingediend bij de toezichthouder die hier vervolgens een veto over kan uitspreken. Het kabinet is in lijn met alle consultatiereacties voorstander van een prominente rol van de auditcommissie bij de selectie en aansturing van de accountant zoals voorgesteld in de ontwerpverordening van de Europese Commissie. Mocht blijken dat het voorstel voor de verplichte kantoorroulatie in Brussel op onvoldoende steun kan rekenen, dan ziet het kabinet de in de voorstellen van de Europese Commissie opgenomen verplichte aanbesteding van de wettelijke controleopdracht als goed alternatief. In ieder geval de vertegenwoordigers van de gebruikers van jaarrekeningen en de AFM zijn voorstander van een dergelijke verplichte aanbesteding. Deze zou wat het kabinet betreft minimaal elke acht jaar moeten plaatsvinden, in lijn met de termijn die is gesteld in het amendement Van Vliet. Deze termijn sluit ook goed aan bij de in de Nederlandse Code Corporate Governance opgenomen best practice bepaling waaruit volgt dat het bestuur en de auditcommissie ten minste elke vier jaar een grondige beoordeling maken van het functioneren van de externe accountant; de praktijk zou dan worden dat na vier jaar een grondige beoordeling plaatsvindt en na acht jaar een verplichte aanbesteding. In lijn met het door uw Kamer aangenomen amendement Braakhuis/Irrgang5 is het kabinet in plaats van het voorgestelde vetorecht voorstander van een mededeling aan de toezichthouder betreffende de voorgenomen accountantskeuze. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat uit de 4 5
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 025, nr. 19 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 025, nr. 12
Pagina 8 van 29
consultatiereacties weinig draagvlak blijkt voor een rol van de toezichthouder bij de accountantskeuze, vooral omdat hiermee de onafhankelijkheid van de toezichthouder onder druk zou komen te staan.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Het kabinet steunt overigens de in de ontwerpverordening van de Europese Commissie opgenomen bepalingen aangaande de beoordeling van bedreigingen voor de onafhankelijkheid. Hierin is onder meer opgenomen dat een wettelijke controle niet wordt uitgevoerd, indien er sprake is van enige directe of indirecte financiële, zakelijke, arbeids- of andere relatie tussen accountant(sorganisatie) en controlecliënt op grond waarvan een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde partij zou concluderen dat de onafhankelijkheid in het gedrang komt. Betreffende bepalingen zijn grotendeels al opgenomen in de Nederlandse wet- en regelgeving en komen tegemoet aan de consultatiereacties die aangeven dat zakelijke relaties alleen toelaatbaar zijn, als deze passen binnen de gewone bedrijfsuitoefening en geen bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis vormen voor de onafhankelijkheid. Het kabinet is het overigens eens met de door respondenten geuite scepsis ten aanzien van sponsoring van controlecliënten en zal hiervoor aandacht vragen bij de behandeling van de voorstellen van de Europese Commissie. Informatievoorziening Accountantsorganisaties moeten inzicht bieden in de kwaliteit van hun dienstverlening, bijvoorbeeld via het transparantieverslag dat zij op grond van de bestaande auditrichtlijn6 jaarlijks moeten publiceren. De ontwerpverordening van de Europese Commissie bevat een beperkte uitbreiding van de elementen die het transparantieverslag moet bevatten. Daarnaast kan ook de toezichthouder inzicht bieden in de kwaliteit van accountantsorganisaties. Zo is in de voorstellen van de Europese Commissie opgenomen dat de toezichthouder transparant moet zijn over de bevindingen en conclusies van individuele inspecties. Ten aanzien van de transparantie van de kwaliteit is het kabinet in lijn met de consultatiereacties van mening dat het huidige transparantieverslag een belangrijk middel vormt om inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van de accountantsorganisatie. Het kabinet ondersteunt het voorstel van de Europese Commissie dat de toezichthouder het transparantieverslag moet betrekken bij de inspectie van de accountantsorganisatie. Het kabinet verwacht dat een dergelijk onderzoek een disciplinerend effect heeft op de accountantsorganisatie bij het opstellen van het transparantieverslag. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan een aantal consultatiereacties die suggereren om het transparantieverslag door een onafhankelijke derde te laten toetsen. Verder wil het kabinet in navolging van enkele consultatiereacties in overleg met de NBA onderzoeken of het mogelijk is om te komen tot een meer uniforme opzet van de transparantieverslagen. Het vergelijken van de accountantsorganisaties is momenteel lastig doordat de transparantieverslagen nogal verschillend zijn. Uniformering zou onder meer
6
Artikel 40 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad
Pagina 9 van 29
kunnen worden bewerkstelligd door richtsnoeren van ESMA of een praktijkhandreiking van de NBA. In de ontwerpverordening van de Europese Commissie is, evenals in de bestaande auditrichtlijn, onder meer opgenomen dat het transparantieverslag van de accountantsorganisaties een verklaring betreffende de praktijken op het gebied van de onafhankelijkheid moet bevatten. Ook wordt op grond van de ontwerpverordening van accountantsorganisaties verwacht dat zij incidenten die ernstige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de integriteit van de wettelijke controlewerkzaamheden melden bij de toezichthouder.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
In een aantal consultatiereacties is opgemerkt dat de voorstellen van de NBA in de geconsulteerde concept code voor accountantsorganisaties een verbetering vormen ten aanzien van de transparantie van de onafhankelijkheid van accountantsorganisaties. Zo wordt hierin vastgelegd dat interne en externe reviews en een overzicht van klachten, overtredingen en de daarop genomen maatregelen worden opgenomen in het transparantieverslag. Hiermee wordt nader invulling gegeven aan de minder specifieke norm in de auditrichtlijn. Het kabinet is van mening dat deze vorm van zelfregulering bijdraagt aan de transparantie van de kwaliteit. Verder is het kabinet voorstander van het voorstel van de Europese Commissie om de bevindingen en conclusies van kantoorspecifieke onderzoeken van de AFM te publiceren. Dit draagt, naast het bestaande toezichtsregime in Nederland met als sluitstuk het kunnen publiceren van boetebesluiten, bij aan een verdere transparantie over de kwaliteit van accountantsorganisaties. In lijn met veel consultatiereacties vanuit ondernemingen en accountants is het kabinet van mening dat daarbij wel aan enkele randvoorwaarden moet worden voldaan. In de eerste plaats dient voorafgaand aan de openbaarmaking door de AFM hoor en wederhoor plaats te vinden tussen de AFM en de desbetreffende accountantsorganisatie. In de tweede plaats dient de informatie in het onderzoeksrapport niet herleidbaar te zijn tot een controlecliënt. Publicatie van de onderzoeksrapporten kan volgens de AFM leiden tot verdergaande juridisering van het controleproces en meer discussie over de verwoording en gebruikte voorbeelden in het onderzoeksrapport. Het kabinet geeft zich rekenschap van deze kanttekeningen, maar is van mening dat deze niet opwegen tegen de voordelen die met het publiceren van kantoorspecifieke onderzoeken gepaard gaan. In de ontwerpverordening stelt de Europese Commissie nadere regels voor de inhoud van de controleverklaring voor. Dit betreft onder meer voorschriften over de wijze waarop de controle is uitgevoerd en de intensiteit van de controle. Maar ook zaken als risico‟s met betrekking tot afwijkingen van materieel belang, essentiële schattingen en meetonzekerheden in de jaarrekening, continuïteit van de onderneming, interne beheersing en een verklaring omtrent de consistentie van het oordeel over de controle met het verslag aan de auditcommissie dienen hierin te worden opgenomen. Naast de elementen die de controleverklaring moet bevatten voorziet de ontwerpverordening in een aanvullende verklaring voor de auditcommissie. Deze verklaring moet onder meer gedetailleerde informatie verschaffen over de uitgevoerde controlewerkzaamheden.
Pagina 10 van 29
Directie Financiële Markten
De consultatiereacties bevatten een grote verscheidenheid aan reacties omtrent de behoefte aan meer informatie. In grote lijnen zijn de vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen van mening, dat zij meer informatie dienen te krijgen van de accountant dan de huidige controleverklaring bevat. Vanuit ondernemingen wordt gesteld dat het vooral de onderneming is die informatie over de jaarrekening verschaft en dat dit geen taak is van de accountant. Vanuit de accountants(organisaties) zijn de reacties hierop verschillend. Het kabinet is van mening dat de voorstellen in de verordening om de inhoud van de controleverklaring uit te breiden in belangrijke mate tegemoetkomen aan de informatiebehoefte van de gebruikers. In de controleverklaring en de daarop toelichtende paragrafen zou nadrukkelijker moeten worden ingegaan op zaken die in het controleproces aan de orde komen, zoals de risico‟s met betrekking tot materiële afwijkingen, de schattingen en andere onzekerheden in de jaarrekening. In dit kader ondersteunt het kabinet het voornemen van de NBA om binnenkort een praktijkhandreiking uit te brengen waarin het gebruik van de toelichtende paragrafen wordt gestimuleerd en richtlijnen worden gegeven omtrent de praktische toepassing daarvan. Ook acht het kabinet het wenselijk dat er meer inzicht komt in de werkzaamheden die de accountant heeft verricht bij de controle en welke aspecten specifiek de aandacht van de accountant hebben gehad. Het kabinet is er tevens voorstander van dat de accountant op de vergadering van aandeelhouders een (uitgebreide) toelichting geeft op de controlewerkzaamheden. Hiervoor bestaat in de huidige regelgeving voldoende ruimte. Het is veeleer een kwestie van cultuur dat dit meer en nadrukkelijker wordt toegepast. De onderneming en de aandeelhouders spelen hierin een belangrijke rol.
Ons kenmerk FM/2012/403 M
Het kabinet is van mening dat de controleverklaring het belangrijkste communicatiemiddel is tussen de aandeelhouder en de accountant. Tevens is het kabinet van mening dat er gedurende het controleproces communicatie mogelijk moet zijn tussen de accountant en de controlecliënt, die niet gedeeld hoeft te worden met het maatschappelijk verkeer. Het resultaat is uiteindelijk de controleverklaring. Die moet zodanig zijn ingericht dat het maatschappelijk verkeer voldoende informatie krijgt over het controleproces en de bevindingen van de accountant. Dit brengt met zich mee dat stukken die gedeeld worden met het bestuur of de auditcommissie, zoals de management letter en een Auditor Discussions & Analysis niet als zodanig hoeven te worden gepubliceerd. Het kabinet is evenals de AFM wel voorstander van het aanvullend rapport aan de auditcommissie, zoals is voorgesteld door de Europese Commissie in de ontwerpverordening. Een dergelijk rapport versterkt de informatiepositie van de auditcommissie, hetgeen ook wordt bepleit in veel consultatiereacties. De raad van commissarissen is zo beter in staat zijn toezichthoudende taak richting de onderneming en zijn rol als opdrachtgever richting de accountant waar te maken. Europese harmonisatie en toezicht In de voorstellen van de Europese Commissie wordt verdergaande harmonisatie van de accountancyregelgeving voorgesteld. Met betrekking tot een Europese toezichthouder stelt de Commissie voor dat de samenwerking tussen de nationale
Pagina 11 van 29
toezichthouders wordt belegd bij ESMA. ESMA neemt daartoe ook de taken van de European Group of Auditors‟ Oversight Bodies (EGAOB) over. Daarnaast wordt voorgesteld dat ESMA richtsnoeren vaststelt met betrekking tot verschillende kwesties, waaronder de vorm en inhoud van de controleverklaring, de aanvullende verklaring aan de auditcommissie en de kwaliteitsbeoordelingen.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Het kabinet is in lijn met de consultatiereacties voorstander van het ontwikkelen van een Europese toezichthouder en verdere afstemming en coördinatie tussen de verschillende nationale toezichthouders binnen de EU. Het kabinet is van mening dat het onderscheid duidelijk moet zijn tussen de taken en rollen van de nationale toezichthouders en de Europese toezichthouder. De inspecties van (internationale) accountantsnetwerken horen in lijn met de voorstellen van de Commissie te berusten bij de nationale toezichthouder, die ook verantwoordelijk is voor de vergunningverlening aan de accountantsorganisatie. Overige opmerkingen Het kabinetsstandpunt ziet vooral op de standpuntbepaling ten aanzien van de voorstellen van de Europese Commissie. Het consultatiedocument ging op een aantal aspecten echter wat verder in, onder andere op de mogelijkheden om de transparantie te vergroten en de informatie voor de gebruiker te verbeteren. De consultatiereacties die hierop ingaan, zijn gedeeld met de NBA en de AFM. In overleg met hen zal worden bezien hoe deze reacties verder worden verwerkt. In het bijzonder dient hier het onderscheid tussen OOB‟s en niet-OOB‟s te worden genoemd. De Europese voorstellen beperken zich voornamelijk tot maatregelen gericht op OOB‟s. In het consultatiedocument is ook stilgestaan bij de vraag in hoeverre bepaalde maatregelen ook van toepassing zouden moeten zijn in het geval van niet-OOB-controlecliënten. Het maatschappelijk belang vereist dat voor OOB‟s in ieder geval goede waarborgen worden neergelegd in regelgeving voor de controle op de jaarrekening. Voor niet-OOB‟s is het maatschappelijk belang wat kleiner. De overheersende mening lijkt dan ook te zijn, dat de diverse maatregelen ten aanzien van niet-OOB‟s een proportionele toepassing vergen, met uitzondering van een aantal aspecten waaronder sponsoring. Met de NBA, vanwege haar normstellende taak voor het accountantsberoep, en de AFM zal worden overlegd op welke wijze de uitkomsten van de consultatie voor controles op niet-OOBcontrolecliënten verder kunnen worden opgepakt.
Hoogachtend, de minister van Financiën,
J.C de Jager
Pagina 12 van 29
Overzicht reacties consultatie accountancy
Directie Financiële Markten
Inhoudsopgave
Ons kenmerk FM/2012/403 M
Achtergrond Thema 1: Onafhankelijkheid van de accountant - Samenloop tussen de controle van de jaarrekening en overige dienstverlening - Zakelijke relaties en sponsoring - Verplichte roulatie en joint audits - De selectie en aansturing van de externe accountant Thema 2: Informatievoorziening - Vergroten transparantie over kwaliteit - Vergroten transparantie over onafhankelijkheid - Informatiebehoefte van de gebruiker - Informatie over het controleproces - Een frequenter gebruik van toelichtende paragrafen - Rapportering over bevindingen van de accountant aan de raad van commissarissen en de doorvertaling naar het verslag van de raad van commissarissen - Verbetering informatie in het directieverslag en controle daarop door de accountant
Thema 3: Europese harmonisatie en toezicht
Achtergrond De consultatie accountancy is tot stand gekomen in overleg met de AFM en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en is gericht op een drietal thema‟s: onafhankelijkheid van de accountant, informatievoorziening, en Europese harmonisatie en toezicht. De consultatie heeft in totaal 43 reacties opgeleverd.7 Naast reacties van diverse belanghebbende organisaties (Eumedion, VEB, VNONCW/MKB-Nederland, Verbond van Verzekeraars, VEUO) zijn reacties ontvangen van de grootste vier accountantsorganisaties in Nederland (Deloitte, Ernst & Young, KPMG en PwC), van meerdere andere accountantsorganisaties en individuele accountants al dan niet in georganiseerd verband (waaronder SRA, Ledengroepbestuur Accountants in business NBA en Limperg-overleg), van diverse grotere ondernemingen, van een viertal universiteiten (Erasmus Universiteit Rotterdam, Nyenrode Business Universiteit, Universiteit Maastricht en Vrije Universiteit Amsterdam), van de toezichthouder AFM en van enkele overige belanghebbenden. Bij de weergave van de ontvangen reacties worden waar nodig de verschillende belangengroepen onderscheiden (met „ondernemingen‟ worden in dit verband de opstellers van jaarrekeningen bedoeld) en waar relevant en mogelijk (niet alle reacties zijn openbaar) worden individuele reacties aangehaald.
7
De openbare consultatiereacties zijn raadpleegbaar via: http://internetconsultatie.nl/consultatiedocument_accountancy/reacties
Pagina 13 van 29
Thema 1: Onafhankelijkheid van de accountant
Directie Financiële Markten
Onafhankelijkheid van externe accountants is één van de steunpilaren van de externe accountantsfunctie. Het maatschappelijk verkeer wil een onafhankelijk oordeel horen over de kwaliteit van de jaarlijkse financiële verslaggeving van ondernemingen. Dit oordeel moet afkomstig zijn van een onafhankelijke deskundige, de externe accountant. Relaties met cliënten, bijvoorbeeld het houden van financiële en zakelijke belangen, kunnen een bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant. Verschillende vormen van dienstverlening die de externe accountant naast de wettelijke controle verricht kunnen risico‟s met betrekking tot de onafhankelijkheid met zich meebrengen. Een ander aspect dat de onafhankelijkheid van de accountant kan beïnvloeden is door wie hij wordt benoemd en aangestuurd.
Ons kenmerk FM/2012/403 M
Alle respondenten zijn het er over eens dat het maatschappelijk verkeer niet is overtuigd van de onafhankelijkheid van de accountant vandaag de dag. Accountants zelf wijzen erop dat het dichten van deze vertrouwenskloof niet per se moet gebeuren door meer regelgeving, maar door een versterking van de naleving van bestaande regelgeving. Ook wordt er voor gewaarschuwd dat de gedane voorstellen niet moeten gaan leiden tot schijnzekerheid. Ook vanuit ondernemingen wordt aangegeven dat het dichten van de vertrouwenskloof meer een zaak is van cultuur dan van regelgeving. Daar waar accountants en ondernemingen de vertrouwenskloof vooral wijten aan de maatschappelijke perceptie, wordt er vanuit andere kanten op gewezen dat de accountancy de afgelopen decennia ook wel is vercommercialiseerd: beloning is een deel van de winst van de organisatie en daarmee heeft de accountant zo mogelijk belang bij een softe opstelling tijdens de controle om zoveel mogelijk (winstgevende) adviesdiensten binnen te halen. Volgens Eumedion heeft het er vaak veel van weg dat accountants zich meer vereenzelvigen met het bestuur van de onderneming dan met de beleggers en andere gebruikers van de verslaggeving. De VEB wijst erop dat de bestaande waarborgen onvoldoende vertrouwen geven aan de gebruiker van de jaarrekening dat deze afdoende zijn. Al met al vindt de noodzaak voor het versterken van de bestaande onafhankelijkheidswaarborgen voldoende bevestiging in de ontvangen consultatiereacties. Samenloop tussen de controle van de jaarrekening en overige dienstverlening De voorstellen van de Europese Commissie bevatten een aantal maatregelen om de onafhankelijkheid van de accountant te versterken. Het gaat hierbij onder meer om een (vrijwel volledig) verbod op het leveren van niet-controlediensten aan wettelijke controlecliënten: niet-controlediensten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een aantal in de betreffende ontwerpverordening gespecificeerde aan de wettelijke controle gerelateerde diensten, die zijn toegestaan tot een plafond van 10% van de totale omzet bij dezelfde controlecliënt, en van een aantal in de ontwerpverordening gespecificeerde niet-controlediensten, die alleen zijn toegestaan met voorafgaande goedkeuring van de toezichthouder of de auditcommissie van de betreffende onderneming. Hierbij geldt voor de allergrootste accountantsorganisaties een totaalverbod op het verlenen van nietcontrolediensten.
Pagina 14 van 29
Directie Financiële Markten
Alle consultatiereacties wijzen erop dat het passend is een onderscheid te maken tussen aan controle gerelateerde diensten en overige dienstverlening bij de vraag welke diensten een accountantsorganisatie mag leveren bij een OOB naast de wettelijke controle. Slecht een enkeling oppert dat accountants zich uitsluitend met controlewerkzaamheden moeten gaan bezighouden en dat er een onderscheid moet komen tussen organisaties die slechts de wettelijk aan de accountant toegewezen diensten verrichten en organisaties die slechts de overige diensten verrichten.
Ons kenmerk FM/2012/403 M
De AFM beveelt aan de diensten die accountantsorganisaties verlenen te onderscheiden in twee hoofdcategorieën: 1) diensten gericht op het verstrekken van zekerheid over de door de controlecliënt verstrekte informatie ten behoeve van externe gebruikers van deze informatie en 2) diensten ten behoeve van de controlecliënt zelf. Diensten uit de eerste categorie, die gelijktijdig met de wettelijke controle worden verricht, zijn doorgaans gerelateerd aan die controle en vormen volgens de AFM zelden een bedreiging voor de onafhankelijkheid. De AFM ziet daarom geen noodzaak om de verlening van deze diensten te beperken tot een bepaald percentage van de omzet bij dezelfde controlecliënt. In het door de AFM gemaakte onderscheid kan een overeenkomst worden gezien met het door accountants gemaakte onderscheid tussen assurance en non assurance. Een „assurance-opdracht‟ wordt wel gedefinieerd als een opdracht waarbij de accountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruiker met betrekking tot het object van onderzoek te versterken. Deze „assurance diensten‟ zouden geen bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant, omdat deze in het verlengde liggen van zijn taak als controleur van de jaarrekening en de accountant bij het uitvoeren van deze diensten niet in een positie komt dat hij zijn eigen werkzaamheden controleert of besluiten neemt voor zijn cliënt. Hieraan wordt door accountants en ondernemingen toegevoegd dat aan controle gerelateerde diensten ook kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de audit en in dat geval ook het meest efficiënt kunnen worden verleend door de controlerend accountant. De vraag of er een maximum moet worden gesteld aan het percentage van de aan controle gerelateerde dienstverlening, respectievelijk overige dienstverlening ten opzichte van de omzet uit de wettelijke controle leidt bij de meeste respondenten tot weinig enthousiasme. Het stellen van percentages wordt gezien als arbitrair en weinig principieel. Daarbij wordt gewaarschuwd voor verschuivingsgevaar en allerhande noodzakelijk controlemaatregelen. De meeste respondenten lijken in ieder geval geen percentage te willen stellen aan de verlening van aan de controle gerelateerde diensten. Een enkeling doet nog de suggestie van een percentage van 50% ten opzichte van de omzet voor de wettelijke controle. Wat betreft de overige diensten lopen de meningen wat uiteen. Door respondenten genoemde percentages variëren van 0% tot 10% en 30%. Vooral vanuit accountants en ondernemingen wordt erop gewezen dat de beperking naar de aard van de diensten belangrijker is dan een puur kwantitatieve beperking en wordt er meer belang gehecht aan een rol voor de auditcommissie die non assurance diensten vooraf moet goedkeuren. Volgens de AFM vergroten de diensten uit de door haar aangegeven tweede categorie het risico op zelftoetsing, eigenbelang,
Pagina 15 van 29
belangenverstrengeling, vertrouwdheid en/of intimidatie. De AFM acht het dan ook gepast dat de Europese Commissie voorstelt om deze diensten naast het verrichten van de wettelijke controle in beginsel geheel te verbieden. Ook Eumedion en de VEB hebben hierin een duidelijk standpunt: dienstverlening van accountants moet zijn gericht op het verschaffen van zekerheid aan de gebruikers over de jaarrekening, jaarverslag en andere informatie van de uitgevende instelling en overige diensten moeten in het geheel niet worden verschaft. De VEB voegt hier nog aan toe dat door het gebruik van standaard uurtarieven de commerciële prikkel van het verkopen van winstgevende nevenactiviteiten grotendeels kan worden voorkomen.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Ook over het toepassen van lijsten met respectievelijk toegestane, verboden en overige diensten zijn respondenten niet onverdeeld enthousiast. Er wordt door meerdere respondenten op gewezen dat dergelijke lijsten altijd weer onvolledig blijken te zijn en dat de toepassing ervan kan leiden tot veel discussies tussen accountants, ondernemingen en toezichthouders. Uit de reacties blijkt in ieder geval dat het lastig is om alle dienstverlening van accountants op eenduidige wijze te definiëren en vervolgens te categoriseren. Zo wordt er door verschillende respondenten op gewezen dat de Belastingdienst in het kader van „horizontaal toezicht‟ convenanten sluit met OOB‟s en dat daarmee wordt gesteund op het werk van accountants op basis van gerechtvaardigd vertrouwen. Niet duidelijk is bijvoorbeeld in hoeverre deze dienstverlening van accountants valt onder de in de voorstellen van de Europese Commissie aan de wettelijke controle gerelateerde “verstrekking van certificering inzake de naleving van belastingvoorschriften” of onder de niet toegestane “diensten inzake belastingadvies”. Veel respondenten pleiten dan ook voor een principle based benadering waarmee het beste kan worden ingespeeld op specifieke situaties en waarbij het publieke belang bepaalt welke overige dienstverlening verboden dan wel is toegestaan. Ook wordt door meerdere respondenten benadrukt dat zoveel mogelijk moet worden aangehaakt bij Europese en/of mondiale regelgeving. De AFM geeft aan zich te kunnen vinden in de wijze waarop controle gerelateerde diensten en overige diensten zijn gecategoriseerd in de voorstellen van de Europese Commissie. Door andere respondenten wordt ook wel verwezen naar de internationale definitie van controleopdrachten, beoordelingsopdrachten, assurance-opdrachten en aan assurance verwante opdrachten die wordt gehanteerd door de IFAC en naar de begrippenlijst van de IAASB. In de voorstellen van de Europese Commissie blijft een beperkt aantal nietcontrolediensten toegestaan na goedkeuring door de auditcommissie of na goedkeuring door de toezichthouder. De AFM toont zich voorstander van een situatie waarin uitzonderingen op het algemene verbod worden voorgelegd aan de auditcommissie die kan beoordelen over de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie. Ook de meeste andere respondenten wijzen de auditcommissie aan als orgaan dat de beslissing moet nemen over het verlenen van toelaatbare overige diensten aan een controlecliënt in een specifiek geval. Eumedion voegt hieraan toe dat hierover verantwoording zou moeten worden afgelegd in het verslag van de raad van commissarissen en dat het beleid ten aanzien van het goedkeuren van diensten vooraf openbaar moet worden gemaakt
Pagina 16 van 29
bijvoorbeeld op de website van de onderneming. De VEB benadrukt dat alleen zeer nauw aan de controle gerelateerde diensten moeten zijn toegestaan en dat bij twijfel de aandeelhoudersvergadering zou moeten beslissen. Vrijwel niemand ziet hier een rol weggelegd voor de publieke toezichthouder. Dit met het oog op de onafhankelijkheid van de toezichthouder en het gescheiden houden van regelgeving en toezicht.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
De meeste respondenten zijn van mening dat onafhankelijkheidswaarborgen proportioneel moeten worden toegepast en gezien het maatschappelijk belang voor OOB‟s stringenter zouden moeten zijn dan voor niet-OOB‟s. Zo pleit de SRA ten aanzien het MKB-segment voor handhaving van de huidige regelgeving en ook VNO-NCW/MKB-Nederland ziet geen enkele aanleiding om niet-OOB‟s met meer of strengere regelgeving te belasten dan op dit moment van toepassing. Zakelijke relaties en sponsoring De ontwerpverordening van de Europese Commissie bevat een expliciet verbod op het ontvangen van geld, geschenken of gunsten van personen met wie de externe accountant of de accountantsorganisatie een contractuele relatie heeft. In het rapport „Prikkels voor kwaliteit accountantscontrole‟ van 5 oktober 2011 heeft de AFM geconstateerd dat accountants(organisaties) ook geld, giften en gunsten verstrekken aan controlecliënten, bijvoorbeeld in het kader van sponsoring, marketing en relatiebeheer. Vrijwel alle respondenten zijn van mening, dat zakelijke relaties tussen accountantsorganisaties en hun OOB-controlecliënten toelaatbaar zijn, mits deze passen binnen de gewone bedrijfsuitoefening en geen bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis vormen voor de onafhankelijkheid. Een aantal specifieke relaties wordt door meerdere respondenten al gauw als ontoelaatbaar beschouwd. Het gaat dan om zakelijke leningen, autolease, huur en verzekeringen. Ook pleiten meerdere partijen in dit kader voor de nodige transparantie bijvoorbeeld door vermelding van de omvang van de relaties in de jaarrekeningen van de accountantsorganisatie en de controlecliënt. De meeste respondenten staan daarentegen sceptisch tegenover het sponsoren van OOB-controlecliënten, al was het maar omdat hierdoor een schijn van betrokkenheid en het zich identificeren met de OOB-controlecliënt ontstaat. Zo geeft KPMG onomwonden aan dat accountantsorganisaties hun OOBcontrolecliënten niet mogen sponsoren, maar dat bij een eventueel verbod wel een eenduidige definitie noodzakelijk is om het onderscheid tussen zakelijke relatie en sponsorrelatie duidelijk te maken. Als het gaat om de te treffen waarborgen verwijzen vooral accountants naar de bestaande Verordening gedragscode accountants (VGC) en de Nadere voorschriften onafhankelijkheid accountant (NVO). Ernst&Young geeft specifiek aan dat accountantsorganisaties voor het aangaan van dit soort relaties beleidsregels moeten ontwikkelen, waaronder een consultatie- en goedkeuringsprotocol, en dat over zakelijke relaties en sponsoring met de auditcommissie/raad van commissarissen moet worden gecommuniceerd. Ook ondernemingen geven aan,
Pagina 17 van 29
dat in geval van twijfel het oordeel moet worden gelaten aan de auditcommissie en dat hierover transparantie moet worden betracht. Eumedion geeft aan, dat zakelijke relaties met of sponsoring van controlecliënten bij hoge uitzondering mogelijk zouden moeten zijn en dat het toezichthoudend orgaan en/of de commissie publiek belang in de zin van de conceptcode accountantsorganisaties in voorkomend geval zou moet beoordelen of een uitzondering passend is. De VEB geeft aan dat het oordeel niet bij de accountant moet liggen, maar bij het orgaan dat de accountant benoemt en bij OOB‟s is dit in het algemeen de algemene aandeelhoudersvergadering.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
De meeste respondenten zijn van mening dat er in beginsel geen onderscheid is tussen OOB-controlecliënten en niet-OOB-controlecliënten op het gebied van het aangaan van zakelijke relaties en sponsorrelaties met betrekking tot de onafhankelijkheid. Opvallend is overigens wel dat de een hierbij aangeeft dat onafhankelijkheid in schijn bij een niet-OOB minder zwaar weegt dan bij een OOB, terwijl een ander aangeeft dat bij kleinere organisaties de toezichtstructuren minder adequaat zijn en de risico‟s op belangenverstrengeling mede daardoor groter. Verplichte roulatie en joint audits Met de voorstellen van de Europese Commissie wordt een verplichte roulatie van accountantsorganisaties bij OOB-controlecliënten geïntroduceerd. Hierbij is de maximale loopduur van een opdracht voor de wettelijke controle negen jaar wanneer sprake is van een zogenaamde joint audit door twee accountants(kantoren) en anders zes jaar. Wat de joint audit betreft volgt uit de ontwerpverordening dat lidstaten mogen besluiten dat in bepaalde gevallen een minimum aantal accountants(organisaties) moet worden benoemd voor de controle van een OOB. Vrijwel alle respondenten achten een kantoorroulatie niet noodzakelijk. Enkel Nyenrode Business Universiteit en de VEB scharen zich in hun reacties achter deze maatregel. Nyenrode geeft hierbij aan dat uit onderzoek is gebleken dat een langere termijn alvorens over te gaan tot roulatie de voorkeur geniet en stelt daarnaast de vraag of een kantoor na het aflopen van de controletermijn wel direct adviesdiensten zou mogen uitvoeren bij dezelfde onderneming. In veel reacties worden vooral de nodige nadelen van een verplichte kantoorroulatie genoemd waarbij wordt gewaarschuwd voor een negatieve invloed op de kwaliteit van de controle. Zo zou een gedwongen kantoorroulatie ontijdig en daarmee schadelijk kunnen zijn bijvoorbeeld ten tijde van een economische recessie, reorganisatie of overname. De ervaring van een controlerend accountant zou met name dan van belang zijn. Ook wordt gewezen op een verwachte kostenstijging voor het bedrijfsleven. Daarnaast zou de bereidheid worden beperkt tot investeren in de controle bij complexe organisaties vanwege de vooraf bekende zeer beperkte terugverdientijd. Verder wordt gewezen op het verhoogde risico van onzekerheid en het niet ontdekken van onjuistheden in de eerste pakweg twee jaar van het controlemandaat, omdat het nieuwe kantoor dan nog niet vertrouwd is met alle bijzonderheden van de betreffende onderneming.
Pagina 18 van 29
Directie Financiële Markten
De SRA geeft nog aan dat met deze maatregel de (door ondernemingen) gepercipieerde deskundigheid van de grote kantoren en het daardoor ontstane oligopolie niet wordt opgelost. VNO-NCW/MKB-Nederland wijst erop dat een verplichte kantoorroulatie, waarbij het „zittende‟ kantoor zijn diensten gedurende een bepaalde periode niet mag aanbieden, in feite leidt tot een vermindering van het aantal accountantsorganisaties waaruit een onderneming kan kiezen. Ledengroepbestuur Accountants in business NBA geeft nog aan dat het in de praktijk blijkt voor te komen dat wanneer een cliënt overstapt naar een ander kantoor, het controleteam ook overstapt van het ene naar het andere accountantskantoor.
Ons kenmerk FM/2012/403 M
Enkele respondenten geven aan dat in aanvulling op de bestaande verplichte roulatie van externe accountants een kantoorroulatie niet noodzakelijk is en volgens vijf middelgrote kantoren zou dit zelfs niet werkbaar zijn. Daarnaast wijzen meerdere respondenten op de wenselijkheid van een periodieke heroverweging van de accountant door de auditcommissie van de raad van commissarissen. Dit sluit aan bij de reactie van Eumedion, die aangeeft dat een periodieke verplichte aanbesteding van de controleopdracht waaraan ook de huidige controlerende accountantsorganisatie kan deelnemen, te prefereren valt. Ook de AFM geeft aan dat de risico‟s van vertrouwdheid of vertrouwen kunnen worden gemitigeerd door een prominente evaluerende rol van de auditcommissie en een verplichte periodieke aanbesteding van de controleopdracht. PwC geeft in dit verband aan dat de toezichthouder wettelijk verplicht zou moeten worden om onderzoeksrapporten per accountantsorganisatie openbaar te maken. Dit laatste zou een effectievere maatregel zijn ter bevordering van de kwaliteit. Vooral Eumedion en de VEB lijken uitgesproken voorstander te zijn van een verplichte periodieke aanbesteding van de accountantscontrole voor OOBcontrolecliënten. Eumedion acht een aanbesteding elke zes jaar opportuun waarbij ook het „zittende‟ kantoor kan meedingen. Volgens de VEB zou een aanbesteding elke vier jaar moeten plaatsvinden waarbij het contract met het „zittende‟ kantoor eenmaal met vier jaar mag worden verlengd. De aanbesteding zou volgens de VEB overigens moeten geschieden door de auditcommissie, waarbij de aandeelhoudersvergadering als benoemend orgaan inzage krijgt in de gevolgde procedure. De meeste andere respondenten zijn van mening dat een aanbesteding van de accountantscontrole eerder een vrije keuze moet zijn van een onderneming. Zo schrijft de Nederlandse Code Corporate Governance voor dat het bestuur en de auditcommissie elke vier jaar een grondige beoordeling van het functioneren van de externe accountant maken waarbij de belangrijkste conclusies worden gedeeld met de algemene vergadering van aandeelhouders. KPMG toont zich in dit kader voorstander van een actievere en uitgebreidere rapportage door de raad van commissarissen aan de aandeelhouders over dit proces, zodat marktwerking wordt geborgd en transparant verslag wordt gedaan van de accountantskeuze waarbij kwaliteit een belangrijke rol zou moeten spelen. Andere respondenten, waaronder de SRA en het Limperg-overleg, wijzen erop dat een verplichte aanbesteding vooral zal leiden tot een neerwaartse druk op de tariefstelling waardoor de kwaliteit van de controle niet zal toenemen. Een
Pagina 19 van 29
respondent voorziet dat de verplichte aanbesteding enkel leidt “tot een rondtrekkend circus van de ene Big 4 naar de andere Big 4”. Vrijwel niemand spreekt zich uit voor het verplichten van joint audits voor de controle van OOB‟s. Enkel een vijftal middelgrote accountantsorganisaties is van mening dat een verplichte joint audit bij OOB‟s met de mogelijkheid om de betrokken kantoren op verschillende momenten te wisselen een aanzienlijk betere waarborg biedt voor de kwaliteit en onafhankelijkheid van de controle dan een verplichte kantoorroulatie. Volgens de betreffende kantoren wordt door het verplicht betrekken van minimaal één niet Big 4-kantoor bij de controle van een OOB, de marktwerking bevorderd en ontstaat er geleidelijk een verbreding van de keuzemogelijkheden voor OOB‟s.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Respondenten voeren meerdere nadelen aan van een verplichte joint audit. De AFM wijst erop dat in de praktijk taken en werkzaamheden zullen worden verdeeld, waardoor geen van beide partijen meer het volledige overzicht heeft en geen van de partijen de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de kwaliteitsbeheersing van de gehele controle. De meeste respondenten hebben de verwachting dat, mede gelet op het verhoogde risico van gaten in het controleproces als gevolg van coördinatieproblemen tussen de betrokken accountantsorganisaties, joint audits niet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de controle, maar eerder tot een stijging van de kosten en daarmee tot een stijging van de lasten voor het bedrijfsleven. Door KPMG wordt erop gewezen dat het aantal joint audits de laatste jaren is gedaald vooral, omdat de effectiviteit en efficiency niet is aangetoond en PwC voegt nog toe dat in Denemarken de verplichting tot joint audits in het recente verleden is afgeschaft. Volgens respondenten bestaat er dan ook geen objectief aantoonbare reden waarom in geval van een joint audit de voorgestelde verplichte kantoorroulatie pas na een langere periode zou moeten plaatsvinden dan wanneer er geen sprake is van een joint audit. Volgens de meeste respondenten zouden joint audits overigens ook niet door regelgeving verhinderd moeten worden. Op de vraag voor welke periode een accountantsorganisatie bij OOBcontrolecliënten telkens moet worden benoemd binnen de maximale termijn van aanbesteding lopen de meningen uiteen. De AFM acht het in het belang van de kwaliteit van de accountantscontrole dat de duur van de relatie tussen de accountantsorganisatie en de OOB-controlecliënt niet zodanig lang wordt dat die de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie bedreigt. Een totale gecombineerde opdrachtperiode van maximaal zes jaar lijkt daarom redelijk. De AFM is echter vooralsnog niet overtuigd van de noodzaak om de totale opdrachtperiode te allen tijde te beperken tot maximaal zes jaar: “Vanuit het oogpunt van het maatschappelijk verkeer kan het zinvol zijn een meer langdurige betrokkenheid na te streven van de kwalitatief beste accountantsorganisatie, zeker als alternatieven niet voorhanden zijn en een open aanbesteding en kritische beoordeling heeft plaatsgevonden”. Andere respondenten noemen verschillende opties zoals: geen termijn, minimumtermijn van één controlecyclus ofwel één jaar, minimumtermijn van benoeming gelijk aan de termijn van de aanbesteding om het terugverdienen van de gemaakte kosten voor de aanbesteding mogelijk te maken, een termijn van drie tot vier jaar om voldoende tijd te hebben om de business van de controlecliënt te doorgronden met het oog op een goede controle of in het
Pagina 20 van 29
algemeen een benoemingstermijn van de helft van de maximale termijn met een verlengingsmogelijkheid. De meeste respondenten geven aan, dat de bestaande roulatietermijn van externe accountants bij OOB-controlecliënten van zeven jaar voldoet. Een paar respondenten geven in overweging om deze termijn terug te schroeven naar vijf jaar en weer anderen geven aan dat moet worden aangesloten bij een termijn in internationaal verband. Zo oppert Eumedion, dat als er een verplichte aanbesteding komt iedere zes jaar, het logisch is om ook de termijn van de partnerroulatie naar zes jaar te brengen. Wat betreft de wenselijkheid van een verplichte roulatietermijn voor externe accountants bij niet-OOB-controlecliënten lopen de meningen uiteen. Meerdere respondenten achten de huidige regelgeving op dit terrein adequaat, respondenten uit de wetenschap zien op dit punt geen noodzaak voor het maken van een onderscheid tussen OOB en niet-OOB, anderen benadrukken dat maatregelen proportioneel moeten zijn in verhouding tot het te dienen publieke belang en dat de groep van niet-OOB‟s te groot en te divers is om een vuistregel aan te kunnen geven en enkele accountantsorganisaties (zowel Big 4 als niet-Big 4) noemen een concrete roulatietermijn van tien jaar.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
De selectie en aansturing van de externe accountant De ontwerpverordening van de Europese Commissie vergroot de rol van de auditcommissie en stelt hogere (wettelijke) eisen aan diens onafhankelijkheid, deskundigheid en betrokkenheid bij de OOB. Zo is de auditcommissie verantwoordelijk voor de aanbestedingsprocedure van de controleopdracht aan een accountantsorganisatie, monitort zij het werk van de accountantsorganisatie die de wettelijke controle verricht en kan zij toestemming geven voor het verrichten van bepaalde overige diensten. Daarnaast is in de voorstellen van de Europese Commissie neergelegd dat in het geval van een kredietinstelling of verzekeringsonderneming het voorstel voor de beoogde accountantsorganisatie wordt ingediend bij de toezichthouder die hier vervolgens een veto over kan uitspreken. De meeste respondenten geven aan dat het in de Nederlandse Corporate Governance Code opgenomen model waarbij de (auditcommissies van) raden van commissarissen meer het voortouw nemen in de relatie met de accountant nu niet zozeer onvoldoende tot uiting komt als wel dat de uitwerking hiervan in de praktijk nog beter kan. Door een aantal respondenten wordt aangegeven, dat dit samenhangt met de wijze waarop de leden van auditcommissies/raden van commissarissen hun taak opvatten en de kwaliteit en bemensing van de auditcommissie. Ook worden in dit kader genoemd de dominante rol van de CFO en de informatiekloof tussen leden van de auditcommissie en de leden van de raad van bestuur. De VEB wijst er in dit verband op dat zij van commissarissen een proactieve houding verwacht op het moment dat een kennisachterstand wordt geconstateerd of tegenwerking vanuit de raad van bestuur wordt ervaren. In dergelijke gevallen moeten zij zo vaak als zij dat nodig achten voor een adequate invulling van hun taken externe opleidingen volgen, extern advies inwinnen of met functionarissen van de interne financiële afdeling van gedachten kunnen wisselen.
Pagina 21 van 29
Een groot aantal respondenten geeft aan zich te kunnen vinden in de strekking van het door de NBA gepubliceerde adviesrapport „De raad van commissarissen als opdrachtgever van de accountant‟. Volgens Eumedion zou aan de sturende rol van de auditcommissie nog meer invulling kunnen worden gegeven door de in het adviesrapport opgenomen aanbevelingen in wetgeving en beroepsregelgeving te implementeren. Daarnaast is Eumedion van mening dat de raad van commissarissen over het opdrachtgeverschap, het proces van de accountantscontrole en haar overige taken op het terrein van verslaggeving en risicobeheersing goed verantwoording dient af te leggen in het verslag van de raad van commissarissen als onderdeel van het jaarverslag. En dient het bestuur of de raad van commissarissen de hoofdpunten uit het verslag van de accountant (management letter) in het jaarverslag te bespreken en aan te geven op welke wijze men gevolg heeft gegeven aan de management letter. Ook de VEB staat achter het doel van de voorgestelde maatregelen in het adviesrapport: “…de accountant heeft direct contact met de auditcommissie en wordt minder vatbaar voor de druk vanuit het bestuur”. Wel wordt door enkele accountants(organisaties) benadrukt dat de auditcommissie zich niet met de inhoud van de controle zou moeten bemoeien: het controleplan zou wel met de raad van commissarissen kunnen worden gedeeld, maar zou niet aan zijn goedkeuring onderhevig mogen zijn.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Over de vraag welke rol de toezichthouder AFM en/of DNB zou moeten vervullen bij de benoeming van de accountant zijn de meningen verdeeld. KPMG toont zich voorstander van een meldingsplicht door financiële instellingen van een voorgenomen besluit tot benoeming van de accountant bij DNB en een vetorecht door DNB gegeven de specifieke expertise die vereist is bij de controle van financiële instellingen. Ook Eumedion kan zich voorstellen dat er, naast de raad van commissarissen en de aandeelhoudersvergadering, bij de benoeming ook een rol toekomt aan DNB. Deze zou dan een soort van proces- en geschiktheidstoets kunnen uitvoeren. De meeste andere respondenten lijken huiverig te staan tegenover een rol van de toezichthouders bij de benoeming van de accountant, vooral omdat hiermee de onafhankelijkheid van de AFM als toezichthouder op de accountantsorganisaties onder druk zou komen te staan. Voor zover respondenten een meldplicht of veto aanvaardbaar achten, is overigens niet voor iedereen duidelijk wat hiermee concreet wordt beoogd. Thema 2: Informatievoorziening Vergroten transparantie over kwaliteit Het transparantieverslag dat de accountantsorganisaties jaarlijks op grond van de huidige auditrichtlijn moeten publiceren is een belangrijk instrument om inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van de dienstverlening van de accountantsorganisatie. Deze bepalingen worden overgenomen in de ontwerpverordening van de Europese Commissie. Daaraan worden twee elementen toegevoegd, die met name betrekking hebben op de onafhankelijkheid: een beschrijving van het beleid van roulatie van de key audit partners en een corporate governance verklaring indien de accountantsorganisatie meer dan een derde van de omzet behaalt uit wettelijke controles bij OOB-cliënten. Daarnaast kan ook de toezichthouder inzicht bieden in
Pagina 22 van 29
de kwaliteit van accountantsorganisaties. Zo is in de voorstellen van de Europese Commissie opgenomen dat de toezichthouder de bevindingen en conclusies van individuele inspecties actief openbaar moet maken.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Onder de respondenten leeft breed de opvatting dat transparantie over de kwaliteit van de dienstverlening door een accountantsorganisatie bijdraagt aan de keuze voor een bepaalde accountantsorganisatie. Verder wordt opgemerkt dat ook andere criteria zoals de kosten en wijze van de dienstverlening een grote rol spelen bij de keuze voor een accountantsorganisatie. Daarnaast wordt opgemerkt dat het nog niet eenvoudig is om de kwaliteit van de accountantsorganisatie inzichtelijk te maken. In veel reacties wordt het transparantieverslag genoemd als middel om de kwaliteit inzichtelijk te maken. Zowel de grote accountantsorganisaties en Eumedion geven aan dat de kwaliteit van de transparantieverslagen de afgelopen jaren sterk verbeterd is. Als gevolg van de door de NBA geconsulteerde ontwerpcode accountantsorganisaties zijn er verdere verbeteringen te verwachten. In de code wordt geregeld dat interne en externe onderzoeken over de kwaliteit van de accountantsorganisatie, geconstateerde overtredingen van de onafhankelijkheidsregels, klachten van externen en de daarop getroffen maatregelen en voorzieningen zullen worden opgenomen in het transparantieverslag. De AFM is voorstander van meer transparantie door de accountantsorganisaties en is dus ook voor de uitbreiding van het transparantieverslag. Er zijn ook meer sceptische opmerkingen over de bruikbaarheid van het transparantieverslag om de kwaliteit te beoordelen. Onder meer de VEB, Nyenrode en Erasmus Universiteit Rotterdam geven aan dat de transparantieverslagen meer specifiek en concreet zouden moeten zijn. Deze zouden minder succesverhalen en meer informatie over de daadwerkelijke follow up van geconstateerde gebreken moeten bevatten. Volgens enkele accountants zou de vergelijkbaarheid van de transparantieverslagen erg lastig zijn, omdat ze nu vormvrij worden opgesteld door de accountantsorganisatie. Een uniforme opzet zou daarom voorgeschreven moeten worden. Enkele accountants zijn van mening dat de waarde van het transparantierapport beperkt is, omdat dit is opgesteld door de accountantsorganisatie zelf. Om de onafhankelijkheid te bevorderen stellen enkele accountants dat het transparantierapport door de toezichthouder zou moeten worden gecertificeerd. Naast opmerkingen over het transparantieverslag hebben respondenten de volgende suggesties gedaan om de transparantie te verbeteren:
laat stakeholders jaarlijks aangeven wat zij van de kwaliteit van de desbetreffende accountantsorganisatie vinden; stel een onafhankelijke Raad van Toezicht in bij de accountantsorganisatie die het bestuur kritisch bevraagd; de management letter, het SAS 70 rapport en het verslag van belangenconflicten van de accountantsorganisatie zelf zouden moeten worden gedeeld met controlecliënten. Controlecliënten zouden tevens
Pagina 23 van 29
toegang moeten hebben tot de internal audit afdeling van de accountantsorganisatie; maak zichtbaar hoe de controle tot stand is gekomen door een overzicht van het controledossier openbaar te maken; creëer naar Brits voorbeeld een dialoog tussen de aandeelhouders en de controlerende accountant.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Alle respondenten zijn van mening dat kantoorspecifieke onderzoeksrapporten van de toezichthouder gedeeld moeten worden met de (auditcommissie van) de raad van commissarissen van de desbetreffende controlecliënt. Een grote meerderheid van de respondenten vindt dat de kantoorspecifieke rapporten van de AFM openbaar moeten worden gemaakt, evenals in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Volgens een aantal accountantsorganisaties moet voorafgaand aan de openbaarmaking wel hoor en wederhoor met de desbetreffende accountantsorganisatie plaatsvinden en ondernemingen zijn van mening dat de onderzoeksrapporten niet herleidbaar mogen zijn tot de controlecliënten. De AFM plaatst zelf de kanttekening, dat publicatie kan leiden tot verdergaande juridisering van het controleproces en meer discussie over de verwoording en gebruikte voorbeelden in het onderzoeksrapport. Naar de mening van onder meer de SRA en het Limperg-overleg voegt openbaarmaking van de onderzoeksrapporten weinig toe aan de transparantie, maar voedt dit eerder juridische procedures tussen de AFM en de accountantsorganisaties. Ten aanzien van de transparantie van de niet-OOB-kantoren zijn de meningen verdeeld. De grote accountantsorganisaties zijn van mening dat de niet-OOBkantoren aan dezelfde transparantieregels moeten voldoen als de OOB-kantoren. Een vijftal middelgrote kantoren stelt dat de niet-OOB-kantoren vrijwillig een transparantierapport kunnen opstellen. Erasmus Universiteit stelt voor om ook de kantoorspecifieke onderzoeksrapporten van de SRA en NBA openbaar te maken. Ook in andere reacties wordt gesteld dat interne en externe onderzoeksrapporten moeten worden gepubliceerd op de website van het desbetreffende kantoor. Enkele respondenten, waaronder de SRA, zijn van mening dat de huidige transparantieregelgeving geen wijziging behoeft. Vergroten transparantie over onafhankelijkheid In de ontwerpverordening van de Europese Commissie is, evenals in de bestaande auditrichtlijn, opgenomen dat het transparantieverslag van de accountantsorganisaties een verklaring betreffende de praktijken op het gebied van de onafhankelijkheid moet bevatten. Ook wordt in de ontwerpverordening van de Europese Commissie voorgeschreven dat accountantsorganisaties incidenten die ernstige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de integriteit van de wettelijke controlewerkzaamheden moeten melden bij de toezichthouder. Alle respondenten zijn van mening dat accountantsorganisaties transparant moet zijn over hun onafhankelijkheid. Er is is echter wel verschil van opvatting tussen de respondenten of dit dan ook verbeterd moet worden en op welke wijze dat dient te geschieden. Op de vraag hoe de transparantie over de onafhankelijkheid kan worden verbeterd antwoorden accountants(organisaties) en Eumedion dat dit
Pagina 24 van 29
onderdeel moet worden opgenomen in het transparantieverslag. Enkele grote accountantsorganisaties geven aan dat zij hun beleid en de genomen maatregelen om de onafhankelijkheid te waarborgen nu al opnemen in het transparantieverslag. Ondernemingen zijn echter van mening dat terughoudendheid is geboden met het publiceren van gegevens omtrent de onafhankelijkheid in het onafhankelijkheidsverslag, omdat deze gegevens mogelijk te herleiden zijn naar de controlecliënt. Mogelijk komen hierdoor bedrijfsvertrouwelijke gegevens op straat te liggen en leidt dit tot een negatieve uitstraling naar de jaarrekening van de desbetreffende controlecliënt. Het Limpergoverleg is van mening dat publicatie van gegevens over de onafhankelijkheid op gespannen voet staat met het beginsel dat niemand gehouden is belastende verklaringen over zichzelf te verstrekken. Enkele accountants geven aan dat niet de accountantsorganisatie, maar de AFM gegevens over de onafhankelijkheid van accountantsorganisaties moet publiceren. In enkele reacties wordt de suggestie gedaan om melding te maken van grote relaties, belangenconflicten en getroffen maatregelen op de website, aan de auditcommissie of de AFM. De VEB geeft aan dat zij transparantie wil krijgen over de winstgevendheid van bepaalde diensten die de accountantsorganisatie aan de controlecliënt verleent.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Veruit de meeste respondenten zijn van mening dat er ten aanzien van de transparantie over de onafhankelijkheid geen verschil zou moeten zijn in de regelgeving voor OOB-kantoren en niet-OOB-kantoren. Enkele accountants zijn van mening dat een lichter regime voor de niet-OOB-kantoren passend is, omdat de maatschappelijke impact van deze controles kleiner is. Informatiebehoefte van de gebruiker De Europese Commissie heeft in de ontwerpverordening bepalingen opgenomen over de inhoud van de controleverklaring. Dit betreft onder meer voorschriften over de wijze waarop de controle is uitgevoerd en de intensiteit van de controle. Maar ook zaken als risico‟s met betrekking tot afwijkingen van materieel belang, essentiële schattingen en meetonzekerheden, continuïteit van de onderneming, interne beheersing en een verklaring omtrent de consistentie van het oordeel over de controle met het verslag aan de auditcommissie dienen in de controleverklaring te worden opgenomen. Naast de elementen die de controleverklaring moet bevatten voorziet de ontwerpverordening in een regeling voor een aanvullende verklaring voor de auditcommissie. In deze verklaring moet de accountant meer gedetailleerde informatie verschaffen over de uitgevoerde controlewerkzaamheden. De AFM is een voorstander van meer informatieverstrekking (in de controleverklaring) over bijvoorbeeld het controleproces en de onafhankelijkheid van de accountant(sorganisatie) aan de gebruikers van jaarrekeningen. Voor de precieze reikwijdte van de informatie zou moeten worden aangesloten bij de informatiebehoefte van de gebruiker. De AFM is eveneens voorstander van adequate informatieverstrekking aan de auditcommissie.
Pagina 25 van 29
Met uitzondering van de VEB en Eumedion geven alle overige respondenten aan dat de accountant in principe geen inhoudelijke informatie mag verstrekken over de controlecliënt. Eumedion ziet het verschaffen van informatie wel primair als de taak van het bestuur of de raad van commissarissen van de onderneming. Maar als zij de vereiste informatie niet verschaffen, dan zou de accountant dit moeten verstrekken in de toelichtende paragrafen bij de controleverklaring. De VEB is van mening dat de geheimhouding van de accountant uitsluitend geldt voor bedrijfsgeheimen en concurrentiegevoelige informatie. Voor de overige informatie prevaleert volgens de VEB het maatschappelijk belang van de openbaarmaking boven het belang van de controlecliënt.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Over het vergroten van de kwaliteit van de huidige controleverklaring lopen de meningen sterk uiteen. KPMG en Eumedion wijzen erop dat de waarde van de huidige verklaring juist erg groot is wanneer deze niet geheel goedkeurend is. Vanwege de reactie van investeerders heeft dit een sterk disciplinerend effect op de controlecliënt. Het komt echter niet vaak voor dat een controleverklaring niet geheel goedkeurend is. Verbeteringen moeten daarom voornamelijk gezocht worden in de informatieve waarde van de goedkeurende verklaring. Met nadruk wordt door respondenten uit diverse geledingen opgemerkt dat in ieder geval moet worden vermeden dat accountants in de controleverklaring en de toelichtende paragrafen gebruik maken van standaardformuleringen (boilerplate teksten). Deze zijn doorgaans nietszeggend en maken de controleverklaring ontoegankelijk. Men zou daarvoor beter kunnen verwijzen naar een website of iets dergelijks. Informatie over het controleproces
Met betrekking tot de informatie over de controlewerkzaamheden merken de VEB en Eumedion en de grote accountantsorganisaties op dat accountants meer informatie zouden moeten verstrekken over de verrichtte controle. Enkele accountants zijn echter van mening dat aanvullende informatie eerder leidt tot meer verwarring en onduidelijkheid, dan dat het een toegevoegde waarde heeft. Ondernemingen zijn juist van mening dat de accountant geen aanvullende informatie over de controle hoeft te verstrekken. Overigens ziet de VEUO wel ruimte om meer inzicht te geven in de materialiteit van mogelijke afwijkingen, reikwijdte en intensiteit van de controle. Nyenrode en Erasmus Universiteit pleiten ervoor dat de accountant meer informatie verschaft over de significante risico‟s en continuïteit. De VEB wenst dat er een dialoog ontstaat tussen de accountant en de aandeelhouders op de aandeelhoudersvergadering. De accountant zou daar een uitgebreide toelichting kunnen geven over de wijze waarop hij de controle heeft verricht. De SRA is van mening dat het verschaffen van aanvullende informatie over de jaarrekening principieel een taak is van de desbetreffende onderneming. De accountants moeten de verantwoordelijkheden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen niet doorkruisen door zelf de benodigde informatie te verstrekken. Wanneer dit wel zou moeten, dan is er volgens de SRA een wettelijke grondslag nodig, omdat het verstrekken van informatie gevoelig ligt bij de controlecliënt.
Pagina 26 van 29
Publicatie van een eigen rapportage van de accountant over zijn controle in de vorm van een Auditor Discussions & Analysis bij de jaarrekening stuit op weerstand van ondernemingen, de grote en middelgrote accountantsorganisaties en de SRA. Volgens hen is het de taak van de onderneming om informatie te verschaffen over de jaarrekening. Wel is het volgens de SRA mogelijk dat de raad van commissarissen een Auditor Discussions & Analysis publiceert, al dan niet voorzien van een eigen commentaar. Ook Eumedion acht het publiceren van een Auditor Discussions & Analysis niet noodzakelijk wanneer de accountant meer aanvullende informatie verstrekt door gebruik te maken van de toelichtende paragrafen. De VEB acht het publiceren van een Auditor Discussions & Analysis wel wenselijk.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Een frequenter gebruik van toelichtende paragrafen
Het voorstel van Commissie de Wit8 om frequenter gebruik te maken van toelichtende paragrafen door de accountant heeft niet de onverdeelde steun van de respondenten. Eumedion en de VEB, alsmede Nyenrode en Erasmus Universiteit zijn hiervan voorstander. Ondernemingen reageren hierop ronduit negatief. De accountants(organisaties) zijn verdeeld over het frequenter gebruik van toelichtende paragrafen. Een aantal grote accountantsorganisaties en individuele accountants vinden het wenselijk dat de accountant in de toelichting bij de controleverklaring meer informatie verstrekt over de waarderingsgrondslagen, schattingen en andere zaken die de bijzondere aandacht hebben gekregen tijdens de controle. KPMG, de SRA en het Limperg-overleg vinden het frequenter gebruik van de toelichtende paragraaf onwenselijk. Rapportering over bevindingen van de accountant aan de raad van commissarissen en de doorvertaling naar het verslag van de raad van commissarissen
Het voorstel in het consultatiedocument om de accountant meer uitvoerig te laten rapporteren aan de raad van commissarissen en dat deze de informatie al dan niet voorzien van eigen commentaar publiceert heeft brede steun onder de accountants(organisaties). Alleen het Limperg-overleg merkt op dat de raad van commissarissen niet verplicht zou moeten zijn om alle bevindingen van de accountant openbaar te moeten maken. Zij zien de management letter als communicatiemiddel tussen de accountant en de controlecliënt. De controleverklaring is volgens hen bedoeld voor de communicatie met het maatschappelijk verkeer. De vraag of de accountant zou moeten rapporteren over het verslag van de raad van commissarissen wordt vooral door ondernemingen negatief beantwoord. De VEUO en VNO/NCW zijn van mening dat de accountant niet moet rapporteren over het verslag van de raad van commissarissen. Eumedion en de VEB zijn hier juist wel een voorstander van. De accountants en accountantsorganisaties zijn hierover verdeeld. De grote en middelgrote accountantsorganisaties zijn van mening dat de accountant kan rapporteren over het verslag van de raad van commissarissen. Maar dan zou wel aan enkele randvoorwaarden moeten worden voldaan, zoals een
8
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31 980, nr. 4, p. 24, Aanbeveling 27: Verbetering taak van accountants
Pagina 27 van 29
wettelijke grondslag in het Burgerlijk Wetboek en inhoudsvereisten waaraan het verslag wordt beoordeeld. Ten aanzien van de vraag of de accountant in de management letter verplicht aandacht moet besteden aan de risicobeheersing, financiering, continuïteit, schattingen en waarderingsgrondslagen die de onderneming hanteert in de jaarrekening en het jaarverslag wordt door accountantsorganisaties opgemerkt dat deze zaken nu al onderdeel zijn van de management letter. Zij hebben hiertegen dan ook geen bezwaar, evenals Eumedion en de VEB. Een accountant merkt op dat het nu niet zinvol is om deze verplichting te introduceren, omdat het opstellen van een management letter niet verplicht is. Van ondernemingen zijn de reacties wisselend. Enkele ondernemingen stellen dat het bedrijf zelf beter in staat is om een inschatting over de risico‟s te maken. Volgens VNO/NCW is het al vanzelfsprekend dat de accountant hierover rapporteert aan de raad van bestuur.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
Verbetering informatie in het directieverslag en controle daarop door de accountant
Op de vraag naar welke elementen van het jaarverslag de controle van de accountant zou moeten worden uitgebreid, wordt door ondernemingen terughoudend gereageerd. Zij geven aan dat de accountant over de niet-financiële informatie zoals toekomstscenario‟s en de risico‟s van de onderneming geen assurance kan verstrekken. Eumedion en de VEB zijn van mening dat de gebruikers juist behoefte hebben aan betrouwbare niet-financiële informatie. Volgens hen moet de accountant ook controleren of het jaarverslag evenals de jaarrekening een betrouwbaar beeld geeft. De VEB geeft daarbij aan dat de huidige wettelijke plicht in artikel 2:293 van het Burgerlijk Wetboek er al toe leidt dat de accountant het hele jaarverslag moet toetsen. Volgens de VEB past hierbij geen terughoudende houding van de accountant. De grote accountantsorganisaties stemmen in grote lijnen in met een uitbreiding van de controle naar het jaarverslag. Deloitte en het netwerk van MKBaccountantsorganisaties SRA vinden dat dit alleen gedaan kan worden op verzoek van de controlecliënt. KPMG en Nyenrode Business Universiteit zijn van mening dat dit meegenomen moet worden in internationale ontwikkelingen omtrent integrated audit en het Corporate Reporting Framework. De SRA en het Limperg-overleg willen niet dat de controleplicht wordt uitgebreid, omdat de juiste kengetallen niet of nauwelijks bestaan. Bovendien moet volgens het Limperg-overleg voorkomen worden dat de accountant een oordeel gaat geven over de kwaliteit van de raad van bestuur. Thema 3: Europese harmonisatie en toezicht In de voorstellen van de Europese Commissie wordt verdergaande harmonisatie van de accountancyregelgeving voorgesteld. Zo wordt in de ontwerpverordening geregeld dat de samenwerking tussen de nationale toezichthouders wordt belegd bij ESMA. ESMA neemt daartoe de taken van de European Group of Auditor's Oversight Bodies (EGAOB)over. Daarnaast wordt voorgesteld dat ESMA richtsnoeren vaststelt met betrekking tot verschillende kwesties, waaronder de
Pagina 28 van 29
vorm en inhoud van de controleverklaring, de aanvullende verklaring aan de auditcommissie en de kwaliteitsbeoordelingen. Vrijwel alle respondenten zijn voor een verdergaande harmonisatie van het toezicht op accountants binnen de Europese Unie. Met name de grote accountantsorganisaties die deel uitmaken van een internationaal netwerk, zien de voordelen van een pan-Europese aanpak. Ook ondernemingen hebben behoefte aan een verdergaande harmonisatie van de regelgeving, zodat er een meer gelijk speelveld ontstaat binnen de Europese Unie.
Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2012/403 M
De meningen zijn verdeeld over de wijze waarop de harmonisatie moet worden vormgegeven en welke bevoegdheden de Europese toezichthouder zou moeten krijgen. In de consultatiereacties worden de volgende suggesties gedaan:
het bevorderen van consistentie en coördinatie tussen de nationale toezichthouders; toezicht houden op nationale toezichthouders; geschillenbeslechting tussen nationale toezichthouders; afstemming met toezichthouders uit derdelanden, zoals de PCAOB; in plaats van de nationale toezichthouders toezicht houden op de internationale netwerken van accountantsorganisaties; normen stellen inzake de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountants; het verlenen van vergunningen aan accountantsorganisaties; geen toezichthoudende of normerende bevoegdheden voor de EUtoezichthouder.
Tot slot wordt er in verschillende reacties voor gewaarschuwd dat EU-toezicht niet moet leiden tot een extra toezichtlaag naast het bestaande toezicht van de AFM.
Pagina 29 van 29