De volgende bodemonderzoeken zijn in deze bijlage opgenomen: Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 (kenmerk 179387, d.d. november 2007) uitgevoerd door Oranjewoud; Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 (kenmerk 180940, d.d. 11 maart 2008), uitgevoerd door Oranjewoud; Saneringsevaluatie van de Brinkenweg 87 (kenmerk 183509-eval, d.d. 22 mei 2008), uitgevoerd door Oranjewoud.
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Inhoud
Blz.
1
Inleiding
2
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Vooronderzoek Algemeen Terreinbeschrijving Historische informatie Bodemopbouw en geohydrologie Conclusie vooronderzoek en onderzoeksopzet
3 3 3 4 4 4
3 3.1 3.2
Verrichte werkzaamheden Veldwerkzaamheden Laboratoriumonderzoek
5 5 6
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4
Onderzoeksresultaten Lokale bodemopbouw en veldwaarnemingen Analyseresultaten Toetsingskader Grond Grondwater Asbest
7 7 7 7 8 8 9
5
Conclusies
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Profielbeschrijvingen en veldwaarnemingen Analyseresultaten grondmonsters met overschrijding toetsingswaarden Analyseresultaten grondwatermonsters met overschrijding toetsingswaarden Toelichting op streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering Analysecertificaten grond en grondwater Analysecertificaten asbest Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën
Tekeningen 179387-S-1
blad 1 van 11
Situatie met boringen en peilbuizen
Milieu & Veiligheid
10
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
1
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Inleiding In opdracht van de heer Bleumink is door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. in de periode oktober-november 2007 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het erf aan de Brinkenweg 87 te Klarenbeek. Aanleiding De aanleiding voor het verkennend bodemonderzoek is de voorgenomen transactie. Doel Het doel van het verkennend bodemonderzoek is de bodemkwaliteit vast te leggen om in het kader van de voorgenomen transactie de gebruiksmogelijkheden van het terrein te bepalen. Onderzoeksstrategie en kwaliteit Het bodemonderzoek is gebaseerd op de richtlijnen uit de NEN 5740 (Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek, NNI, 1999). Het veldwerk is uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB-procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. is volgens dit SIKB-procescertificaat gecertificeerd. Eventuele afwijkingen van de beoordelingsrichtlijn zijn in hoofdstuk 3 vermeld. Met betrekking tot de kwaliteitsaspecten en toegepaste methoden van het onderzoek wordt verwezen naar bijlage 7. In dit rapport wordt verslag gedaan van de uitgevoerde werkzaamheden en worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Betrouwbaarheid/garanties Bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van al dan niet verdachte bodemlagen. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving handelt, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de verontreinigingssituatie af te geven op basis van de resultaten van een bodemonderzoek. Het vorenstaande betekent dat Oranjewoud op voorhand geen aansprakelijkheid accepteert ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Oranjewoud uitgevoerde bodemonderzoek neemt. In een voorkomend geval adviseren wij u altijd contact op te nemen met uw aanspreekpunt binnen Oranjewoud. In dit kader kan ook worden opgemerkt dat de voor het historisch onderzoek geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Voor het verkrijgen van historische informatie is Oranjewoud wel afhankelijk van deze bronnen, waardoor Oranjewoud niet kan instaan voor de juistheid en volledigheid van de verzamelde historische informatie. Verklaring inzake onafhankelijkheid (eis uit BRL 2000): de onderzochte locatie is niet in eigendom van Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. of gerelateerde zusterbedrijven.
blad 2 van 11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
2 2.1
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Vooronderzoek Algemeen Bij toepassing van de NEN 5740 moet een hypothese worden opgesteld omtrent de aan-/ afwezigheid, de aard en de ruimtelijke verdeling van eventuele verontreinigingen. Ten behoeve van het opstellen van een hypothese dient een vooronderzoek te worden uitgevoerd overeenkomstig de NVN 5725 (Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, NNI, oktober 1999). Het historisch onderzoek is uitgevoerd op basisniveau. Derhalve is informatie verzameld over het historisch en huidige gebruik, bodemopbouw en geohydrologie. Per onderdeel zijn één of meerdere informatiebronnen geraadpleegd. De verzamelde informatie is weergegeven in de volgende paragrafen.
2.2
Terreinbeschrijving De onderzoekslocatie betreft het erf aan de Brinkenweg 87 te Klarenbeek en heeft een oppervlakte van circa 0,5 ha. Het perceel staat kadastraal bekend onder: gemeente Beekbergen, sectie A, sectienummer 7106 (gedeeltellijk). Op het erf zijn een woning en diverse opstallen aanwezig. De opstallen bestaan onder meer uit een tractorwerkplaats en twee werktuigbergingen. Een groot aantal opstallen bevatten asbestverdacht dakbeschot. Tussen de woning en de opstallen is een puinpad aanwezig. Ten noordoosten van het woonhuis bevindt zich een zinkput. De Brinkenweg bevindt zich ten zuiden van de onderzoekslocatie. Aan de noord- en oostzijde wordt de onderzoekslocatie begrensd door agrarische percelen. Aan de westzijde bevindt zich een agrarisch bedrijf. De beschreven terreinindeling is weergegeven op tekening 179387-S-1.
blad 3 van 11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
2.3
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Historische informatie De historische informatie is geleverd door gemeente Apeldoorn. Aanvullend heeft Oranjewoud een archiefonderzoek uitgevoerd op 17 oktober 2007. Gemeente Apeldoorn meldt dat van de onderzoekslocatie geen relevante bodemgegevens bekend zijn. Wel zijn van de locatie milieuvergunningen in het gemeentelijk milieuarchief aanwezig. Uit de milieuvergunningen blijkt dat ter plaatse van de tractorwerkplaats in het verleden diesel- en motorolieopslag heeft plaats gevonden. Deze opslag was ten tijde van de eerste milieucontrole van de gemeente Apeldoorn (8 oktober 1998) niet voorzien van een vloeistofdichte voorziening. In een later stadium (18 oktober 1999) is de opslag voorzien van een lekbak. Tijdens de locatie-inspectie bleek dat de tank reeds verwijderd is.
2.4
Bodemopbouw en geohydrologie Voor de plaatselijke bodemopbouw wordt verwezen naar paragraaf 4.1. Ten aanzien van de geohydrologie kan het volgende worden vermeld: freatische grondwaterstand: 0,9 à 1,3 m mv. regionale grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket: oostelijk voorkomen van oppervlaktewater in de directe omgeving: ja, enkele perceelssloten voorkomen van brak/zout grondwater: nee ligging binnen een grondwaterbeschermingsgebied: nee
2.5
Conclusie vooronderzoek en onderzoeksopzet Op basis van het vooronderzoek is het onderzoek uitgevoerd conform NEN 5740 waarbij voor het erf de strategie 'onverdacht' (ONV) is gehanteerd. De locatie van de diesel- en motorolieopslag is verdacht op de aanwezigheid van minerale oliecomponenten en wordt onderzocht als (VEP-BO). Er zijn geen specifieke gegevens bekend over het gebruik van de zinkput. Aanvullend wordt ter plaatse van de zinkput een extra peilbuis geplaatst. In enkele opstallen is asbest verwerkt. Tijdens het veldwerk wordt het maaiveld en de bodem beoordeeld op het voorkomen van asbestverdacht materiaal.
blad 4 van 11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
3 3.1
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Verrichte werkzaamheden Veldwerkzaamheden De veldwerkzaamheden zijn conform de VKB-protocollen 2001 en 2002 en eventuele aanvullende NEN-/NPR-normen uitgevoerd in oktober 2007. Voorafgaand aan de werkzaamheden is het maaiveld visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal. Erf Met behulp van de edelmanboor zijn 10 boringen tot 0,5 m -mv. (boring 1, 4, 6, 8 t/m 13 en 16) geplaatst. Drie boringen zijn doorgezet tot grondwaterniveau (boring 3, 5 en 7). Zinkput Ter plaatse van de zinkput is 1 boring geplaatst tot grondwaterniveau en afgewerkt tot peilbuis (nummer 2). Voormalige diesel- en olieopslag Ter plaatse van de voormalige diesel- en olieopslag is 1 boring geplaatst tot 0,5 m -mv. (boring 15) en 1 peilbuis (nummer 14). In het veld is de opgeboorde grond zintuiglijk beoordeeld, waarbij géén actieve geurwaarnemingen zijn gedaan. Indien het in het veld relevant werd geacht om bepaalde bodemlagen te onderzoeken op de aanwezigheid van olie-achtige verbindingen en vluchtige verbindingen is gebruik gemaakt van olie-water-testen en/of PID-metingen (PID: foto-ionisatie-detector). Tijdens de terreininspectie binnen het onderzoeksgebied en bij het uitvoeren van de boringen is aandacht geschonken aan de aanwezigheid van asbestverdachte materialen op het maaiveld of in het opgeboorde materiaal. Aansluitend is de grond beschreven en bemonsterd en zijn de te analyseren (meng)monsters geselecteerd. De peilbuizen zijn direct na plaatsing goed afgepompt en vervolgens is het elektrischegeleidingsvermogen bepaald. Circa één week later, na nogmaals goed afpompen, is het grondwater bemonsterd voor laboratoriumonderzoek. Voorafgaand aan de bemonstering is de grondwaterstand opgenomen en is de zuurgraad (pH) van het grondwater bepaald. Het bemonsterde grondwater is in het veld, voor zover noodzakelijk, gefiltreerd en geconserveerd. De locaties van de boringen en de peilbuizen zijn weergegeven op situatietekening 179387-S-1. Afwijkingen op BRL SIKB 2000 Bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden is niet of niet noemenswaardig afgeweken van de BRL SIKB 2000 c.q. de VKB-protocollen 2001 en 2002.
blad 5 van 11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
3.2
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Laboratoriumonderzoek In de volgende tabelen is een overzicht gegeven van de uitgevoerde analyses. Tabel 3.1: Laboratoriumonderzoek Erf (Meng)2) Monsterbeschrijving monster Bovengrond MM01-BG Verdachte locaties MM02-BG Onverdachte locaties Ondergrond MM03-OG Zand erf Grondwater 002 zinkput Asbest verdacht plaatmateriaal A 001 Tussen melklokaal en hooiberging A 002 Ter plaatse van de tractorwerkplaats A 003 Ten noorden van de schapenstalling A 004 Ten noorden van de werktuigberging A 005 Ten zuiden van de hooiberging
NENgrond1)
Humus/ lutum
NENwater1)
Asbest
Minerale Olie
X X
X X
-
-
-
X
X
-
-
-
-
-
X
-
-
-
-
-
X
-
-
-
-
X
-
-
-
-
X
-
-
-
-
X
-
-
-
-
X
-
Tabel 3.2: Laboratoriumonderzoek Voormalige diesel- en olieopslag (Meng)2) Monsterbeschrijving NENHumus/ monster grond1) lutum Grond 014 visueel verontreinigde grondlaag (0,5-0,9 m -mv.) Grondwater 001 locatie voormalig diesel- en olieopslag
NENwater1)
Asbest
Minerale Olie
-
-
X
X
-
-
1) NEN-grond:
zware metalen (8 stuks), extraheerbare organohalogeenverbindingen (EOX), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK 10 VROM), minerale olie (GC) NEN-grondwater: zware metalen (8 stuks), vluchtige aromaten, (BTEXN), vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen, minerale olie (GC) 2) Voor de specificatie van de monstersamenstelling wordt verwezen naar bijlage 1
De analyses zijn uitgevoerd door het door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde laboratorium van ACMAA B.V.
blad 6 van 11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
4 4.1
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Onderzoeksresultaten Lokale bodemopbouw en veldwaarnemingen De profielbeschrijvingen van de verrichte boringen met de bijbehorende veldwaarnemingen zijn opgenomen in bijlage 1. Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodem tot overwegen uit matig fijn tot matig grof zand bestaat. Plaatselijk is de bovengrond geroerd. Op een diepte van 1,5 à 3,1 is een humeuze leemlaag aangetroffen met daaronder een veenlaag. Tot de maximaal geboorde diepte van 3,7 m -mv. is matig fijn tot zeer fijn zand aangetroffen. Ter plaatse van boringen 10, 12 en 16 blijkt de toplaag (0,2 meter) matig tot volledig puinhoudend te zijn. Bij de voormalige diesel- en olieopslag is ter plaatse van boring 14 een zwakke olie-water reactie waargenomen in de bodemlaag 0,0-1,6 m -mv. Op vijf locaties (A 001 t/m A 005) is op het maaiveld asbestverdacht materiaal aangetroffen. Bij boring 16 is in de toplaag (0,0-0,5 m -mv.) visueel asbestverdacht materiaal aangetroffen (monster A 001). In het opgeboorde materiaal van de overige boringen is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. De vijf locaties waarbij asbestverdacht materiaal op het maaiveld is aangetroffen zijn weergegeven op tekening 179387-S-1. Ter plaatse van de zinkput is geen bodemvreemd materiaal aangetroffen.
4.2
Analyseresultaten De analyseresultaten van de onderzochte grond- en grondwatermonsters zijn weergegeven in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 3. Een toelichting op het toetsingskader is opgenomen in bijlage 4. De analysecertificaten van de onderzochte grond- en grondwatermonsters zijn toegevoegd in bijlage 5. De analysecertificaten van het onderzochte asbestverdachte materiaal zijn toegevoegd in bijlage 6.
4.2.1
Toetsingskader Wet Bodembescherming (Wbb) De resultaten zijn conform het huidige overheidsbeleid getoetst aan de streef- en interventiewaarden uit de circulaire 'Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering' van 4 februari 2000. De analyseresultaten van de onderzochte grond- en grondwatermonsters zijn weergegeven in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 3. In bijlage 6 zijn de analysecertificaten opgenomen.
blad 7 van 11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
De resultaten zijn conform het huidige overheidsbeleid getoetst aan de streef- en interventiewaarden uit de circulaire 'Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering' van 4 februari 2000. De streef- en interventiewaarden, die voor de grond afhankelijk zijn van het humus- en lutumgehalte, zijn opgenomen in bijlage 4. Een toelichting op het toetsingskader is opgenomen in bijlage 5. In de tekst zal de term 'licht verhoogd' worden gebruikt bij gehalten hoger dan de streefwaarden en lager dan de tussenwaarden. De term 'matig verhoogd' wordt gebruikt bij gehalten hoger dan de tussenwaarden en lager dan de interventiewaarden. De term 'sterk verhoogd' wordt gebruikt bij gehalten hoger dan de interventiewaarden.
4.2.2
Grond In de volgende tabel zijn de parameters weergegeven, die de betreffende streef-, tussen- of interventiewaarde overschrijden. Tabel 4.1: Overschrijdingstabel grond (Meng)monster
Veldwaarneming
Parameters
Parameters
Parameters
> streefwaarde
> tussenwaarde
> interventiewaarde
< tussenwaarde
< interventiewaarde
(sterk verontreinigd)
(licht verontreinigd)
(matig verontreinigde)
Erf Bovengrond MM01-BG
-
-
-
-
MM02-BG
puin
-
-
-
-
-
-
-
-
-
MO (5.000 mg/kg ds)
Ondergrond MM03-OG
Voormalige diesel- en olieopslag 014 - : MO :
4.2.3
-
Geen van de onderzochte parameters overschrijdt de betreffende toetsingswaarde Minerale olie
Grondwater In de tabel 4.2. zijn de parameters weergegeven, die de betreffende streef-, tussen- of interventiewaarde overschrijden. Tevens zijn de grondwaterstand (GWS) de zuurgraad (pH) en de elektrische-geleidingsvermogen (EC) weergegeven.
blad 8 van 11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Tabel 4.2: Overschrijdingstabel grondwater Peilbuis met filterdiepte (m mv.)
GWS
pH
(m-mv)
Ec
Parameters
Parameters
Parameters
(mS/cm)
> streefwaarde
> tussenwaarde
> interventiewaarde
Erf 002 (2,7-3,7)
1,28
7,8
3,19
Cr
As
-
6,9
0,74
Cr, Hg, X, N, MO
-
-
Voormalige diesel- en olieopslag 014 (0,3-2,3) - : Cr : X :
0,92
Geen van de onderzochte parameters overschrijdt de betreffende toetsingswaarde Chroom As : Arseen Hg : Kwik xylenen MO : Minerale olie N : naftaleen
De zuurgraad van het grondwater (peilbuis 002) uit watermonsters is licht verhoogd ten opzichte van een natuurlijke situatie. Het elektrisch geleidingsvermogen komt eveneens verhoogd voor. De zuurgraad en het elektrische-geleidingsvermogen van het grondwater uit peilbuis 014 zijn niet afwijkend van een natuurlijke situatie.
4.2.4
Asbest In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de analyseresultaten van het geanalyseerde asbestverdachte materiaal. Monster
blad 9 van 11
Totaal gemeten gehalten Gehalte serpentijnasbest (mg)
Gehalte amfiboolasbest (mg)
Totaal gehalte asbest (mg)
A 001
35.188
0
35.188
A 002
8.103
0
8.103
A 003
14.269
3.995
18.264
A 004
3.255
0
3.255
A 005
6.234
0
6.234
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
5
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Conclusies In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Erf In de zowel de boven- als in de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte componenten aangetoond. Het grondwater ter plaatse van de zinkput bevat een matig verhoogde concentratie aan arseen en een licht verhoogde concentratie aan chroom. Voormalige diesel- olieopslag In de grond in de tractorwerkplaats is ter plaatse van de voormalige diesel- en olieopslag bij boring 14 (0,5 - 0,9 m -mv.) een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie gemeten. Tijdens de veldwerkzaamheden is in de laag boven (0-0,50 m-mv.) als in de laag onder het geanalyseerde monster (0,9-1,6 m-mv) eveneens een olie-water reactie waargenomen. Het grondwater ter plaatse van de voormalige diesel- en olieopslag bevat licht verhoogde gehalten aan chroom, kwik, xylenen, naftaleen en minerale olie. Asbest Op het erf zijn 5 asbestverdachte stukjes plaatsmateriaal aangetroffen (A 001 t/m A 005). Uit de materiaalanalyse blijkt dat deze stukjes asbest bevatten. Toetsing hypothese De vooraf opgestelde hypothese onverdachte locatie wordt verworpen vanwege de licht tot matig verhoogde gehaltes in het grondwater, de sterk verhoogde concentratie minerale olie in de grond en de aanwezigheid van asbesthoudend plaatmateriaal op de locatie. Grond De onderzoeksresultaten geven aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek naar de aard en omvang van de verontreiniging met minerale olie, omdat het gehalte aan minerale olie de betreffende interventiewaarde overschrijdt. De gemeten verhogingen met minerale olie is te relateren aan de voormalige aanwezigheid van de diesel- en olieopslag. Tevens dient een nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest in de bodem. Het vervolgonderzoek dient uitsluitsel te geven over de mate en omvang van de verontreiniging en de aanwezigheid van risicos. Grondwater Arseen komt van nature voor in het grondwater en heeft vermoedelijk een natuurlijke oorsprong. Aanvullend onderzoek wordt hier niet noodzakelijk geacht.
blad 10 van 11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Tot Slot De puinverharding is met dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Gezien de aanwezigheid van asbest op het maaiveld adviseren wij om de puinlaag eveneens te onderzoeken conform NEN 5740 en NEN 5798. Voornoemde conclusies zijn gebaseerd op het vooronderzoek, de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten van dit onderzoek. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Deventer, november 2007
blad 11 van 11
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
Bijlage 1:
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Profielbeschrijvingen en zintuiglijke waarnemingen
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
Bijlage 2:
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analyseresultaten grondmonsters met overschrijding toetsingswaarden
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
Bijlage 3:
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analyseresultaten grondwatermonsters met overschrijding toetsingswaarden
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
Bijlage 4:
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Toelichting op streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering Hieronder wordt uitgebreider op de begrippen streef- en interventiewaarden en hun betekenis ingegaan. De streefwaarde (S) geeft het concentratieniveau in de grond, waterbodem of grondwater aan waarboven wèl en waaronder géén sprake is van een aantoonbare verontreiniging. Bodems waarin geen streefwaarde-overschrijdingen zijn aangetroffen of waarin de gehalten de streefwaarden door natuurlijke oorzaak overschrijden , gelden als multifunctioneel. De interventiewaarde (I) geeft het concentratieniveau in de grond, waterbodem of grondwater aan waarboven de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant en dier heeft, in ernstige mate kunnen zijn verminderd. In het overheidsbeleid wordt gesproken van een geval van ernstige bodemverontreiniging, indien de gemiddelde concentratie aan één stof de interventiewaarde overschrijdt in tenminste 25 m3 grond/slib of voor het grondwater in tenminste 100 m3 bodemvolume. Over de hoeveelheid grond/slib of grondwater waarop een eventuele overschrijding van de interventiewaarde zich voordoet kan in een eerste onderzoek meestal nog geen betrouwbare uitspraak worden gedaan. Daarom kunnen op basis van de resultaten van dit eerste onderzoek dan ook geen conclusies worden getrokken ten aanzien van het wel of niet ernstig zijn van het verontreinigingsgeval. Een geval van ernstige bodemverontreiniging kan zich ook voordoen zonder dat de interventiewaarden worden overschreden. Als een verontreiniging zich zodanig in een ander milieucompartiment (bijv. het grondwater) of objecten (bijv. consumptiegewassen) verspreidt dat daar schadelijke effecten kunnen optreden, is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Ook als het bij puntbronnen van verontreinigingen (bijv. op grond van berekeningen) waarschijnlijk is dat zonder maatregelen op korte termijn (binnen maximaal enkele maanden) een verontreiniging van genoemde 25 of 100 m3 bodemvolume kan optreden, is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De ernst en saneringsurgentie van het geval wordt vastgesteld in een nader onderzoek. Een nader onderzoek kan worden uitgevoerd als er een duidelijke indicatie bestaat dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In het overheidsbeleid wordt als criterium voor het uitvoeren van een nader onderzoek, afhankelijk van de omstandigheden, uitgegaan van een concentratie die ligt boven het gemiddelde van de interventie- en streefwaarde (T-waarde = (S+I)/2). De streef- en interventiewaarden van de stoffen in de grond zijn om uiteenlopende redenen gedeeltelijk afhankelijk gesteld van de samenstelling van de grond, nl. het gehalte lutum (bodemdeeltjes < 2 µm) en/of het gehalte organisch stof (humus). In bijlage 5 zijn deze streef- en interventiewaarden berekend aan de hand van geanalyseerde of geschatte gehalten organisch stof en lutum.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
Bijlage 5 :
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analysecertificaten grond en grondwater
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
Bijlage 6:
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analysecertificaten asbest
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
Bijlage 7:
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek en de toegepaste methoden en strategieën Certificatie/accreditatie Ingenieursbureau Oranjewoud is gecertificeerd volgens NEN-ISO 9001. Ons bureau is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Voor het uitvoeren van veldwerk bij bodemonderzoek is Ingenieursbureau Oranjewoud gecertificeerd conform de BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKBprocescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). De naleving van de kwaliteitseisen en -procedures wordt periodiek getoetst door interne auditors en externe auditors, onder toezicht van de Raad voor Accreditatie. De in het bodemonderzoek benodigde analyses van grond en grondwater laat Oranjewoud verrichten door een door de RvA geaccrediteerd laboratorium. Deze accreditatie garandeert dat bij de analyses consequent de juiste en vastgelegde procedures worden gehanteerd zodat de analyseresultaten een hoge betrouwbaarheid hebben. Normen en richtlijnen De veldwerkzaamheden worden uitgevoerd volgens de VKB-protocollen 2001 en 2002 en eventuele aanvullende NPR/NEN-normen. Deze protocollen en richtlijnen zijn opgenomen en uitgewerkt in het Handboek Veldwerk Bodem van Oranjewoud. Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht verkennend bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op de NEN 5740 'Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek' (NNI, oktober 1999). Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht waterbodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op de NVN 5720 'Onderzoeksstrategie bij verkennend waterbodemonderzoek' (NNI, maart 2000). Veldwerk- en analyseprogramma in het kader van door Oranjewoud verricht nader bodemonderzoek worden, tenzij anders vermeld, gebaseerd op het Protocol voor het Nader onderzoek deel 1' (Sdu Uitgeverij, maart 1994) of op de 'Richtlijn nader onderzoek deel 1' (Sdu Uitgeverij, september 1995). Toepassing grond Het bodemonderzoek geeft inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het kader van het gebruik en/of de bestemming van de onderzochte locatie. Indien echter grond van de locatie wordt afgevoerd voor toepassing elders, volstaan de resultaten van het verrichte bodemonderzoek niet. Grond is in dat geval een (secundaire) bouwstof. Voor toepassing van een bouwstof dient formeel een bouwstoffenonderzoek te worden verricht conform het Bouwstoffenbesluit. In een dergelijk onderzoek wordt ingegaan op het gebruik en/of de bestemming van de grond (bouwstof). Asbest In de Beleidsbrief asbest in bodem, grond en puin(granulaat)' van de staatssecretaris van VROM (3 maart 2004, kamerstuk 28 663 en 28 199, nr. 15) wordt het sinds 1 januari 2003 geldende interim-beleid definitief verankerd. In de beleidsbrief stelt de staatssecretaris van VROM definitief vast:
Milieu & Veiligheid
projectnr. 179387 november 2007, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
-
-
een interventiewaarde voor asbest in bodem, grond en baggerspecie van 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie); een restconcentratienorm voor de toepassing en het hergebruik van alle asbestbevattende materialen (inclusief grond, baggerspecie en puin-(granulaat)) van 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie).
Op basis van het recent verschenen Milieuhygiënische Saneringscriterium bodem, protocol asbest (van toepassing indien de interventiewaarde wordt overschreden) kan worden bepaald of er bij een bepaald bodemgebruik sprake is van locatiespecifieke risicos. De systematiek maakt onderscheid in 3 categorieën: - geen/geringe risicos - meer kans op risicos - onacceptabele risico's
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Inhoud
Blz.
1
Inleiding
2
2 2.1 2.2 2.3
Bekende gegevens Terreinbeschrijving Historische informatie Voorgaand onderzoek
3 3 3 4
3
Onderzoeksopzet
5
4 4.1 4.2
Verrichte werkzaamheden Veldwerkzaamheden Laboratoriumonderzoek
6 6 8
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.3
Onderzoeksresultaten Veldresultaten Analyseresultaten Toetsingskader Grond Grondwater Asbest Interpretatie bodem- en asbestonderzoek
9 9 11 11 12 12 13 13
6
Conclusies
15
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Profielbeschrijvingen en zintuiglijke waarnemingen Analyseresultaten grondmonsters met overschrijding toetsingswaarden Analyseresultaten grondwatermonsters met overschrijding toetsingswaarden Toelichting op streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering Analysecertificaten grondmonsters en grondwatermonsters Analysecertificaten asbest Berekening asbestgehalte Toelichting asbestbeleid Veldwerkformulier Kwaliteitsaspecten, toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/garanties van het onderzoek
Tekeningen 180940-S-1 180940-S-2
blad 1 van 16
Situatie met boringen Situatie met sleuven
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
1
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Inleiding In opdracht van de heer Bleumink is door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. in de periode december 2007 tot en met februari 2008 een nader bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Brinkenweg 87 te Klarenbeek. Aanleiding Aanleiding voor het onderhavig onderzoek is de in het eerder uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (Oranjewoud, datum 16 november 2007, projectnummer 179387) vastgestelde verontreiniging met olie in de grond. De omvang van de verontreiniging is niet vastgesteld en dient nader onderzocht te worden. Tevens is de locatie asbestverdacht en dient de aard en omvang in de grond en puinverharding te worden vastgelegd. Doel Het doel van het onderzoek is driedelig, te weten: - Het bepalen van de bron van de verontreiniging met minerale olie en asbest; - Indien een bron aanwezig is, het vaststellen van de omvang van de verontreiniging; - Indien nodig het bepalen van de (milieuhygiënische) risico's en het vaststellen van de spoedeisendheid van het geval van bodemverontreiniging. Onderzoeksstrategie en kwaliteit Het asbestonderzoek is gebaseerd op de richtlijnen uit de NEN 5897 (Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat) en NEN 5707 (Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem). Het nader bodemonderzoek is gebaseerd op de voorschriften en richtlijnen van het protocol 'nader onderzoek deel 1 (SDU, 1995)'. Het veldwerk is uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB-procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. is volgens dit SIKB-procescertificaat gecertificeerd. Eventuele afwijkingen van de beoordelingsrichtlijn zijn in hoofdstuk 3 vermeld. Met betrekking tot de kwaliteitsaspecten, toegepaste methoden en betrouwbaarheid/garanties van het onderzoek wordt verwezen naar de bijlagen 9 en 10. In dit rapport wordt verslag gedaan van de uitgevoerde werkzaamheden en worden de resultaten van het onderzoek beschreven.
blad 2 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
2 2.1
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Bekende gegevens Terreinbeschrijving De onderzoekslocatie betreft het erf aan de Brinkenweg 87 te Klarenbeek en heeft een oppervlakte van circa 2.000 m2. Het perceel staat kadastraal bekend onder: gemeente Beekbergen, sectie A, sectienummer 7106 (gedeeltellijk). Op het erf zijn een woning en diverse opstallen aanwezig. De opstallen bestaan onder meer uit een tractorwerkplaats en twee werktuigbergingen. Een groot aantal opstallen bevatten asbestverdacht dakbeschot. Tussen de woning en de opstallen is een puinpad aanwezig. Het overige terreindeel is braakliggend. Ten noordoosten van het woonhuis bevindt zich een zinkput. De Brinkenweg bevindt zich ten zuiden van de onderzoekslocatie. Aan de noord- en oostzijde wordt de onderzoekslocatie begrensd door agrarische percelen. Aan de westzijde bevindt zich een agrarisch bedrijf. De beschreven terreinindeling is weergegeven op tekening 180940-S-1.
2.2
Historische informatie De historische informatie is geleverd door gemeente Apeldoorn. Oranjewoud heeft aanvullend een archiefonderzoek uitgevoerd op 17 oktober 2007. Gemeente Apeldoorn meldt dat van de onderzoekslocatie geen relevante bodemgegevens bekend zijn. Wel zijn milieuvergunningen in het gemeentelijk milieuarchief aanwezig. Uit de milieuvergunningen blijkt dat ter plaatse van de tractorwerkplaats in het verleden diesel- en motorolieopslag heeft plaats gevonden. Deze opslag was ten tijde van de eerste milieucontrole van de gemeente Apeldoorn (8 oktober 1998) niet voorzien van een vloeistofdichte voorziening. In een later stadium (18 oktober 1999) is de opslag voorzien van een lekbak. Tijdens de locatie-inspectie bleek dat de tank reeds verwijderd is.
blad 3 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
2.3
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Voorgaand onderzoek In de periode oktober-november 2007 is in opdracht van de heer Bleumink op het onderzoeksterrein een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek; Oranjewoud; projectnummer 179387; d.d. 16 november 2007). De onderzoeksresultaten zijn als volgt samengevat: Erf In zowel de boven- als in de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte componenten aangetoond. Het grondwater ter plaatse van de zinkput bevat een matig verhoogde concentratie aan arseen en een licht verhoogde concentratie aan chroom. Verspreid over het erf zijn 5 asbestverdachte stukjes plaatsmateriaal op het maaiveld aangetroffen (A 001 t/m A 005). Uit de materiaalanalyse blijkt dat deze stukjes asbest bevatten. Voormalige diesel- olieopslag In de grond in de tractorwerkplaats is ter plaatse van de voormalige diesel- en olieopslag bij boring 14 (0,5 - 0,9 m -mv.) een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie gemeten. Tijdens de veldwerkzaamheden is in de laag boven (0-0,50 m-mv.) als in de laag onder het geanalyseerde monster (0,9-1,6 m-mv) eveneens een olie-water reactie waargenomen. Het grondwater ter plaatse van de voormalige diesel- en olieopslag bevat licht verhoogde gehalten aan chroom, kwik, xylenen, naftaleen en minerale olie. Conclusie Grond De onderzoeksresultaten geven aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek naar de aard en omvang van de verontreiniging met minerale olie, omdat het gehalte aan minerale olie de betreffende interventiewaarde overschrijdt. De gemeten verhogingen met minerale olie is te relateren aan de voormalige aanwezigheid van de diesel- en olieopslag. Tevens dient een nader onderzoek te worden uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest in de bodem. Grondwater Arseen komt van nature voor in het grondwater en heeft vermoedelijk een natuurlijke oorsprong. Aanvullend onderzoek wordt hier niet noodzakelijk geacht. Puinverharding De puinverharding is met dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Gezien de aanwezigheid van asbest op het maaiveld wordt geadviseerd om de puinlaag eveneens te onderzoeken conform NEN 5740 en NEN 5798.
blad 4 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
3
Onderzoeksopzet De tijdens het verkennend bodemonderzoek aangetroffen asbest- en minerale olieverontreiniging geven aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodem- en asbestonderzoek. Het onderhavig onderzoek richt zich op het gehele erf. Hieronder vallen de puinverhardingen en de aangrenzende onverharde terreindelen ter plaatse van het erf. Op basis hiervan worden hiervoor de volgende uitgangspunten gehanteerd: totale oppervlakte erf ca. 2.100 m2; oppervlakte puinverharding circa 350 m2 oppervlakte onverharde terreindeel oost circa 900 m2 oppervlakte onverharde terreindeel west circa 850 m2 gemiddelde dikte puinhoudende laag van 0,2 meter; hoeveelheid puinhoudend materiaal circa 70 m3; massapercentage bodemvreemd materiaal is groter dan 20%. Uitgaande van het bovenstaande wordt de het asbestonderzoek uitgevoerd conform de NEN 5897 en NEN 5707 uitgaande van drie verdachte ruimtelijke eenheden van elk maximaal 1.000 m2 en maximaal 500 m3. Het bodemonderzoek is erop gericht om de omvang van de in het voorgaande bodemonderzoek aangetoonde minerale olieverontreiniging ter plaatse van de voormalige diesel- olieopslag in kaart te brengen. Op basis van de gegevens wordt bepaald of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De invulling van de onderzoeksopzet is gerelateerd aan het protocol voor nader bodemonderzoek. Tijdens het onderhavig bodem- en asbestonderzoek is ter plaatse van boring 111 in de bovengrond tot 0,3 m -mv. een waarneming gedaan die duidt op de aanwezigheid van olieverontreiniging. Om een indruk te krijgen van de omvang van de verontreiniging is ter plaatse aanvullende 3 boringen tot 0,3 m -mv. verricht en is de grond geanalyseerd op de aanwezigheid van minerale olie en aromaten.
blad 5 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
4 4.1
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Verrichte werkzaamheden Veldwerkzaamheden De veldwerkzaamheden zijn conform de VKB-protocollen 2001 en 2002 en eventuele aanvullende NEN-/NPR-normen uitgevoerd in december 2007. Veiligheid De onderzoekswerkzaamheden zijn volgens de herziene uitgave van de CROW 132 (oktober 2002) uitgevoerd onder het regiem van de veiligheidsklasse 3T. Dit houdt onder andere in dat de daarvoor geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen zijn gebruikt en dat er tijdens de veldwerkzaamheden een decontaminatie-unit ten behoeve van de werkzaamheden op de locatie aanwezig was. Bodemonderzoek Verspreid over de onderzoekslocatie zijn geplaatst: Voormalige diesel- olieopslag - 8 boringen tot 1,2 m -mv. (nummers 101 t/m 103, 105, 106 en 108 t/m 110) - 2 peilbuizen (nummers 104 en 107). Oliespot - 3 boringen tot 0,3 m -mv. (nummers 112 t/m 114) - 1 peilbuis (nummer 111). In het veld is de opgeboorde grond zintuiglijk beoordeeld, waarbij géén actieve geurwaarnemingen zijn gedaan. Indien het in het veld relevant werd geacht om bepaalde bodemlagen te onderzoeken op de aanwezigheid van olie-achtige verbindingen en vluchtige verbindingen is gebruik gemaakt van olie-water-testen en/of PID-metingen (PID: foto-ionisatie-detector). Tijdens de terreininspectie binnen het onderzoeksgebied en bij het uitvoeren van de boringen is aandacht geschonken aan de aanwezigheid van asbestverdachte materialen op het maaiveld of in het opgeboorde materiaal. Aansluitend is de grond beschreven en bemonsterd en zijn de te analyseren (meng)monsters geselecteerd. De peilbuizen zijn direct na plaatsing goed afgepompt en vervolgens is het elektrischegeleidingsvermogen bepaald. Circa één week later, na nogmaals goed afpompen, is het grondwater bemonsterd voor laboratoriumonderzoek. Voorafgaand aan de bemonstering is de grondwaterstand opgenomen en is de zuurgraad (pH) van het grondwater bepaald. Het bemonsterde grondwater is in het veld, voor zover noodzakelijk, gefiltreerd en geconserveerd. De boorlocaties zijn weergegeven op situatietekening 180940-S-1.
blad 6 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Asbestonderzoek Visuele inspectie maaiveld Een maaiveldinspectie en een visuele beoordeling van het materiaal zijn tijdens het voorgaande onderzoek uitgevoerd. Inspectie en monsterneming opgegraven materiaal Het onderzoeksterrein is opgedeeld in drie ruimtelijke eenheden (RE01, RE02 en RE-puin). RE01: Deze ruimtelijke eenheid bevindt zich ten oosten van de puinverharding en omvat het oostelijk deel van het erf. In deze RE zijn vijf sleuven gegraven (S1 t/m S5). RE02: Deze ruimtelijke eenheid bevindt zich ten westen van de puinverharding en omvat het westelijk deel van het erf. In deze RE zijn vijf sleuven gegraven (S6 t/m S10). RE-puin: Deze ruimtelijk eenheid beslaat de puinverharding gelegen midden op het erf. In deze RE zijn vijf sleuven gegraven (S11 t/m S15). De sleuven zijn doorgezet tot in de visueel niet- verdachte bodemlagen. De lengte en breedte van iedere sleuf bedraagt minimaal de voorgeschreven 0,3 bij 2,0 meter. De sleuven zijn gegraven met behulp van een hydraulische kraan met overdrukcabine. Iedere sleuf is ingemeten en beschreven. Het opgegraven materiaal is visueel beoordeeld op de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal. Hierbij is gebruik gemaakt van een hark en handzeef (maaswijdte 16 mm). Op basis van de maximale deeltjesgrootte is de minimale greepgrootte en de monstergrootte bepaald. Vervolgens zijn binnen iedere RE een mengmonster samengesteld van de verdachte puinlaag en bovengrond. Voor grond is uitgegaan van een minimale monstergrootte van 10 kg en voor puin van 25kg. Na monstername is het opgegraven materiaal teruggebracht in de sleuf en aangevuld. De graaflocaties zijn weergegeven op situatietekening 180940-S2.
blad 7 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
4.2
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Laboratoriumonderzoek In de volgende tabel is een overzicht gegeven van de uitgevoerde analyses. Tabel: Laboratoriumonderzoek (Meng)monster1)
Monsterdiepte (m- mv.)
Asbest puin
Asbest grond
(25 kg)
(10 kg)
Verzamelmonster asbestverdacht plaatmateriaal
Bodemonderzoek Voormalige diesel- olieopslag Grond 102 (20-70) 0,20-0,70 104 (55-100) 0,55-1,00 106 (75-120) 0,75-1,20 108 (25-75) 0,25-0,75 Grondwater 104-1-1 0,10-1,70 107-1-1 0,00-2,00 Oliespot Grond 111 (0-30) 0,00-0,30 Grondwater 111-1-1 0,20-1,20 Asbestonderzoek RE 01 RE 1 0,00-0,50 X RE 02 RE 2 0,00-0,50 X RE-puin RE-puin 0,00-0,20 X 1) Voor de specificatie van de monstersamenstelling wordt verwezen naar bijlage 1
Minerale olie + aromaten
-
X X X X
-
X X
-
X
-
X
X
-
X
-
X
-
De analyses zijn uitgevoerd door het door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde laboratorium van Acmaa B.V.
blad 8 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
5 5.1
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Onderzoeksresultaten Veldresultaten De profielbeschrijvingen van de verrichte boringen en sleuven met de bijbehorende veldwaarnemingen zijn opgenomen in bijlage 1. Bodemonderzoek Algemeen Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodem overwegend uit matig fijn tot matig grof zand bestaat met lokaal in de ondergrond humeuze leemlagen. De bovengrond is tot 0,7 m -mv. zwak tot matig humeus. Voormalige diesel- olieopslag Ter plaatse van de voormalige diesel- en olieopslag is de toplaag tot 0, 2 m -mv. overwegend zwak tot volledig puinhoudend. Ter plaatse van boring 14 is tijdens het voorgaande verkennend bodemonderzoek een olieverontreiniging aangetroffen. Om een verdere indruk van de omvang van de verontreiniging te verkrijgen, zijn rondom boring 14 boringen 101 t/m 110 geplaatst. In tabel 4.1 is aangeven welke veldwaarnemingen waar zijn gedaan. Tabel 4.1: Veldwaarnemingen Boring Einddiepte (m -mv.) 14 101/103/105/ 107 t/m 110 102 104 106
Grondsoort
2,30 1,70
Veldwaarnemingen Diepte Waarneming (m -mv.) 0,00-1,60 zwakke olie/water-reactie 0,00-1,70 geen olie/water-reactie
1,10 1,70 1,20
0,20-0,70 0,55-1,00 0,75-1,20
matig fijn zand matig fijn zand matig fijn zand
matige olie/water-reactie zwakke olie/water-reactie zwakke olie/water-reactie
matig fijn zand matig fijn zand/zwak zandig leem
Oliespot Ter plaatse van boring 111 is tijdens het onderhavig onderzoek waarnemingen gedaan die duiden op olieverontreiniging. Om een verdere indruk van de omvang van de verontreiniging te verkrijgen, zijn rondom boring 111 boringen 112 t/m 114 geplaatst. In tabel 4.2 is aangeven welke veldwaarnemingen waar zijn gedaan. Tabel 4.2: Veldwaarnemingen Boring Einddiepte (m -mv.) 111 112 113/114
blad 9 van 16
Milieu & Veiligheid
1,10 0,30 0,30
Veldwaarnemingen Diepte Waarneming (m -mv.) 0,00-0,30 sterke olie/water-reactie 0,00-0,30 zwakke olie/water-reactie 0,00-0,30 geen olie/water-reactie
Grondsoort
matig grof zand matig grof zand matig grof zand
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Asbestonderzoek RE1 en RE2 Ten oosten en westen van de puinverharding (RE 01 en RE 02) wordt nagenoeg geen puin aangetroffen. Uit de profielbeschrijving blijkt dat de bodem tot de maximaal gegraven diepte van 0, 5 m -mv. overwegend uit matig humeus zand bestaat met lokaal sporen puin. Visueel is tijdens het huidig onderzoek in de sleuven S3, S4 en S6 een drietal stukjes asbest verdacht plaatmateriaal aangetroffen. Elders binnen de ruimtelijke eenheden RE1 en RE2 zijn visueel geen asbestverdachte materialen aangetroffen. RE-puin Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de grind-/puinverharding (RE-puin) een dikte heeft van 0,2 meter. Vervolgens bestaat de bodem tot 0,4 m -mv. uit matig fijn zand met een matige puinbijmenging. Van 0,4 tot 0,5 m -mv. bestaat de bodem uit matig fijn zand zonder puinbijmenging. Het puin heeft een homogeen karakter, bestaande uit bouwafval en bakstenen. Visueel is tijdens het onderzoek in de puinlaag van de sleuven S11, S12, en S14 enkele tot vele stukjes asbest verdacht plaatmateriaal aangetroffen. In de grondlaag onder de puinverharding van de verdachte sleuven en elders binnen de ruimtelijke eenheid RE-puin zijn visueel geen asbestverdachte materialen aangetroffen. De maximale grootte van de aangetroffen puindelen bedraagt 5 cm. (enkele bakstenen uitgezonderd). De greepgrootte bedraagt zodoende maximaal 3 kg. De inspectieefficiëntie is 100 %. Van iedere puin-/bodemlaag is een zeeftest uitgevoerd. In de onderstaande tabel zijn deze zeeftesten uitgewerkt: Locatie RE 01: sleuf S1 t/m S5 RE 02: sleuf S6 t/m S10 RE-puin: sleuf S11 t/m S15 RE-puin: sleuf S11 t/m S15
Diepte (m -mv.) 0,0-0,5 0,0-0,5 0,0-0,2 0,2-0,4
% > 16 mm 2 2 30 15
% < 16 mm 98 98 70 85
Deze percentages worden als representatief beschouwd voor de gehele puin-/bodemlaag in de betreffende ruimtelijke eenheid en toegepast in de asbestberekeningen in bijlage 7.
blad 10 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
5.2 5.2.1
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analyseresultaten Toetsingskader Asbest De analysecertificaten van de onderzochte asbestmonsters zijn toegevoegd in bijlage 6. In de Beleidsbrief asbest in bodem, grond en puin(granulaat)' van de staatssecretaris van VROM (3 maart 2004, kamerstuk 28 663 en 28 199, nr. 15) is het sinds 1 januari 2003 geldende interim-beleid definitief verankerd. In de beleidsbrief stelt de staatssecretaris van VROM definitief vast: - een interventiewaarde voor asbest in bodem, grond en baggerspecie van 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie). - een restconcentratienorm voor de toepassing en het hergebruik van alle asbestbevattende materialen (inclusief grond, baggerspecie en puin-(granulaat)) van 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie). Het asbestgehalten wordt berekend op basis van de veldwerkresultaten gecombineerd met de analyseresultaten. In bijlage 7 is deze berekening weergegeven. Een toelichting op het toetsingskader is opgenomen in bijlage 8. Op basis van het recent verschenen Milieuhygiënische Saneringscriterium bodem, protocol asbest (van toepassing op historische verontreinigingen met asbest in (water)bodem, grond en baggerspecie indien de interventiewaarde wordt overschreden) kan worden bepaald of er bij een bepaald bodemgebruik in de huidige situatie sprake is van locatiespecifieke risicos. De systematiek maakt onderscheid in 3 categorieën: - geen/geringe risicos; - meer kans op risico's; - onacceptabele risico's. Grond en grondwater De analyseresultaten van de onderzochte grond- en grondwatermonsters zijn weergegeven in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 3. Een toelichting op het toetsingskader is opgenomen in bijlage 4. De analysecertificaten van de onderzochte grond- en grondwatermonsters zijn toegevoegd in bijlage 5. De resultaten zijn conform het huidige overheidsbeleid getoetst aan de streef- en interventiewaarden uit de circulaire 'Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering' van 4 februari 2000. In de tekst zal de term 'licht verhoogd' worden gebruikt bij gehalten hoger dan de streefwaarden en lager dan de tussenwaarden. De term 'matig verhoogd' wordt gebruikt bij gehalten hoger dan de tussenwaarden en lager dan de interventiewaarden. De term 'sterk verhoogd' wordt gebruikt bij gehalten hoger dan de interventiewaarden.
blad 11 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
5.2.2
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Grond In de volgende tabel zijn de parameters weergegeven, die de betreffende streef-, tussen- of interventiewaarde overschrijden. Tabel 4.2: Overschrijdingstabel grond Monster
Veldwaarneming
(diepte cm -mv.)
Parameters
Parameters
Parameters
> streefwaarde
> tussenwaarde
> interventiewaarde
< tussenwaarde
< interventiewaarde
(sterk verontreinigd)
(licht verontreinigd)
(matig verontreinigde)
-
-
MO (5.000 mg/kg ds)
Verkennend bodemonderzoek 014 (50-90)
zwakke olie/water-reactie
Nader bodemonderzoek Voormalige diesel- olieopslag 102 (20-70)
matig olie/water-reactie
-
-
MO (2.300 mg/kg ds)
104 (55-100)
zwakke olie/water-reactie
-
-
-
106 (75-120)
zwakke olie/water-reactie
-
-
-
108 (25-75)
geen olie/water-reactie
-
-
-
sterke olie/water-reactie
MO (91 mg/kg ds)
-
-
Oliespot 111 (0-30) - : MO :
5.2.3
Geen van de onderzochte parameters overschrijdt de betreffende toetsingswaarde Minerale olie (GC)
Grondwater In de volgende tabel zijn de parameters weergegeven, die de betreffende streef-, tussen- of interventiewaarde overschrijden. Tevens zijn de grondwaterstand (GWS) de zuurgraad (pH) en de elektrische-geleidingsvermogen (EC) weergegeven. Tabel 4.2: Overschrijdingstabel grondwater Peilbuis met filterdiepte (m mv.)
GWS
pH
(m-mv)
Ec
Parameters
Parameters
Parameters
(mS/cm)
> streefwaarde
> tussenwaarde
> interventiewaarde
Cr (11 µg/l)
-
-
Verkennend bodemonderzoek 014 (0,3-2,3)
0,92
6,9
0,74
Hg (0,06 µg/l) X (0,53 µg/l) N (1,2 µg/l) MO (230 µg/l) Nader bodemonderzoek Voormalige diesel- olieopslag 104 (0,10-1,70)
0,19
6,54
0,71
X (0,44 µg/l)
-
-
107 (0,00-2,00)
0,26
6,85
0,74
-
-
-
0,29
5,98
0,29
-
-
-
Oliespot 211 (0,20-1,20) - : Cr : MO :
Geen van de onderzochte parameters overschrijdt de betreffende toetsingswaarde Chroom Hg : Kwik X : xylenen Minerale olie N : naftaleen
De zuurgraad en het elektrische-geleidingsvermogen van het grondwater is niet afwijkend ten opzichte van een natuurlijke situatie. blad 12 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
5.2.4
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Asbest In de onderstaande tabel zijn de analyseresultaten en toetsingen samengevat.
Locatie
Hoeveelheid asbest Hoeveelheid gewogen asbest Toetsingsgehalte norm Overschrijding norm in aangetroffen in het gezeefde mengmonster gewogen asbestgehalte 100 mg/kg ds. stukjes in mg in mg/kg ds. in mg/kg ds. RE 01 3.548 9,9 11,7 nee RE 02 430 5,9 6,0 nee RE-puin 213.946 740* 608,3 ja RE-puin (ondergrond) 2,6 2,6 nee * Bij benadering en de onder- en bovengrenzen zijn in verband met de grote hoeveelheden asbest niet te bepalen
5.3
Interpretatie bodem- en asbestonderzoek Voormalige diesel- olieopslag Grond De sterkste olie-/waterreactie is waargenomen in boring 102 van 0,2 m -mv. tot 0,7 m -mv. Analytisch bevat het grondmonster van deze laag een sterk verhoogd oliegehalte (2.300 mg/kg ds.). De zintuiglijk zwakke verontreinigde bodemlaag in boring 14 van het voorgaande verkennend bodemonderzoek (van 0,0-1,6 m -mv.) bevat eveneens een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie (5.000 mg/kg ds). De zintuiglijk zwakke verontreinigde bodemlagen in de boringen 104 (0,55-1,00 m mv.) en 106 (0,75-1,20 m -mv.) bevatten, in afwijking van de bovenstaande zintuiglijk verontreinigde boringen, geen verhoogde oliegehalten. Het monster van de zintuiglijk schone bodemlaag in boring 108 (0,25-0,75 m -mv.) bevat eveneens geen verhoogd oliegehalte. Rondom de zintuiglijk verontreinigde boringen zijn in de boringen 101, 103, 105 en 107 t/m 110 geen olie-/waterreacties waargenomen. In de bodemlaag onder de zintuiglijk verontreinigde bodemlagen van boringen 14 en 102 zijn geen olie-/waterreacties waargenomen. Grondwater Het grondwater ter plaatse (peilbuis 14, 102 en 104) bevat licht verhoogde concentraties aan xylenen, naftaleen, minerale olie, chroom en kwik. Omvang verontreiniging Omdat de bodem ter plaatse van boring 14 vanaf het maaiveld verontreinigd is, is de verontreiniging waarschijnlijk veroorzaakt door lekkage van de olie- dieseltank vanaf het maaiveld ter plaatse. Op basis van de verkregen onderzoeksresultaten is een inschatting gemaakt van de hoeveelheid sterk verontreinigde grond. Er is circa 15 m3 sterk verontreinigde grond aanwezig. Hierbij is uitgegaan van een contour met een oppervlakte van
blad 13 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
2 X 6 m. = 12 m2 en een gemiddelde laagdikte van 1,1 meter. Op basis van de onderhavige onderzoeksresultaten wordt aangenomen dat de daaronder gelegen zintuiglijk schone zandlaag geen verhoogde oliegehalten bevat. Op tekening 180940-S1 is de interventiewaardecontour weergegeven. Oliespot De sterkste olie-/waterreactie is waargenomen in boring 111 vanaf het maaiveld tot 0,3 m -mv. Analytisch bevat het grondmonster een licht verhoogd oliegehalte (91 mg/kg ds). Ten zuiden van de zintuiglijk verontreinigde boring 111 is in boring 112 een zwakke olie-/waterreacties waargenomen (0,0-0,3 m -mv.). Op basis van de zintuiglijke waarnemingen en de uitgevoerde analyse wordt aangenomen dat deze bodemlaag geen matig tot sterk verhoogde oliegehalten bevat. Ten zuiden en westen van de zintuiglijk verontreinigde boringen zijn in de boringen 113 en 114 geen olie-/waterreacties waargenomen. Het grondwater bevat geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten. Asbestonderzoek Voor het vaststellen van het totale gewogen asbestgehalte van de puinhoudende laag is de hoeveelheid visueel aangetroffen asbest samengevoegd met het geanalyseerde asbestgehalte uit het gezeefde mengmonster. Het hierbij berekende gewogen asbestgehalte is vervolgens getoetst aan de norm. Ruimtelijke eenheid 1 en 2 Uit de berekening en toetsing in bijlage 3 blijkt dat het gewogen asbestgehalte in de bovengrond ter plaatse van het oostelijke en westelijke onverharde erfdeel (RE 01 en RE 02) respectievelijk 11,7 en 6,0 mg/kg ds bedragen. Deze gehalten liggen onder de interventiewaarde. Puinverharding Uit de berekening en toetsing in bijlage 3 blijkt dat het gewogen asbestgehalte in de puinverharding gelegen midden op het erf (RE-puin) 608,3 mg/kg ds bedraagt. Dit gehalte ligt boven de Restconcentratienorm. Het gewogen gehalte in de direct onderliggende grondlaag (0,2-0,4 m -mv.) bedraagt 2,6 mg/kg ds. Dit gehalte ligt onder de interventiewaarde.
blad 14 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
6
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Conclusies Met de uitvoering van het nader bodem- en asbestonderzoek is conform de NEN 5740, NEN 5897 en NEN 5707 inzicht verkregen in de omvang en mate van de aangetoonde olie- en asbestverontreiniging ter plaatse de Brinkenweg 87 te Klarenbeek. Bodemonderzoek Voormalige diesel- olieopslag Tijdens het voorgaand verkennend bodemonderzoek is ter plaatse van boring 14 een sterke olieverontreiniging aangetoond. Om een indruk te krijgen van de omvang van de olieverontreiniging is rondom boring 14 een nader bodemonderzoek uitgevoerd. De sterkste olie-/waterreactie is waargenomen in boring 102 van 0,2 m -mv. tot 0,7 m -mv. Analytisch bevat het grondmonster van deze laag een sterk verhoogd oliegehalte (2.300 mg/kg ds.). Het grondwater ter plaatse (peilbuis 14, 102 en 104) bevat licht verhoogde concentraties aan xylenen, naftaleen, minerale olie, chroom en kwik. Het is niet exact bekend wanneer de verontreiniging is ontstaan. Bekend is dat in 1998 is geconstateerd dat geen lekbak aanwezig was, die vervolgens pas later geplaatst is. De verontreiniging is voor die tijd ontstaan waardoor mogelijkde zorgplicht van toepassing is. Ondanks het ontbreken van zekerheid hierover wordt aanbevolen de olieverontreiniging te saneren in relatie tot de voorgenomen verkoop. Op basis van de verkregen onderzoeksresultaten is een inschatting gemaakt van de hoeveelheid sterk verontreinigde grond. Er is circa 15 m3 sterk verontreinigde grond aanwezig. Hierbij is uitgegaan van een contour met een oppervlakte van 2 X 6 m. = 12 m2 en een gemiddelde laagdikte van 1,1 meter. Aangenomen wordt dat de daaronder gelegen zintuiglijk schone zandlaag geen verhoogde oliegehalten bevat; in aangrenzende monsters zijn in de ondergrond geen verhoogde gehalten aangetoond. Op tekening 180940-S1 is de interventiewaardecontour weergegeven. In de onderhavige situatie worden deze grenzen niet overschreden, waardoor er geen sprake is van een geval en derhalve geen saneringsplicht. Gezien het een historische verontreiniging betreft, is er geen spraken van een zorgplicht. Oliespot Ter plaatse van boring 111 is in de bovengrond tot 0,3 m -mv. een waarneming gedaan die duidt op de aanwezigheid van olieverontreiniging. Ter plaatse is aanvullend 3 boringen tot 0,3 m -mv. verricht en is de grond geanalyseerd op de aanwezigheid van minerale olie en aromaten. De sterkste olie-/waterreactie is waargenomen in boring 111 van 0,0 m -mv. tot 0,3 m -mv. Analytisch bevat het grondmonster een licht verhoogd oliegehalte (91 mg/kg ds).
blad 15 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Het grondwater bevat geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten. De lichte verontreiniging in de grond geeft geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentratie lager is dan de betreffende tussen- en interventiewaarde. De resultaten vormen geen milieuhygiënische belemmering voor de voorgenomen transactie. Overwegen kan worden om onderhavige oliespot in combinatie met de verwijdering van de olieverontreiniging ter plaatse van de olie/dieselopslag te verwijderen. Asbestonderzoek Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat het gewogen asbestgehalte in de puinverharding gelegen midden op het erf (RE-puin) de Restconcentratienorm (100 mg/kg ds) overschrijdt. Het gewogen asbestgehalte in de onderliggende bodemlaag (RE-puin (ondergrond)) ligt ruim beneden de interventiewaarde van 100 mg/kg ds. In de bovengrond ter plaatsen van het oostelijke en westelijke onverharde erfdeel (RE 01 en RE 02) is weliswaar asbest aangetoond, maar dit gehalte ligt ruim beneden de interventiewaarde. De asbestverontreiniging beperkt zich alleen tot de puinverharding. De Restconcentratienorm wordt in de puinverharding overschreden. Geschat wordt dat de omvang van de asbestverontreiniging in puin circa 350 m² bedraagt. De gemiddelde dikte van de puinlaag is circa 0,2 m. De totale hoeveelheid asbesthoudend puin met een gehalte tot boven de Restconcentratienorm wordt zodoende berekend op circa 70 à 80 m3. Bij de bepaling van de totale hoeveelheid asbesthoudend puin zijn op basis van de visuele waarnemingen en de historische informatie de volgende aannames aangehouden: - Ter plaatse van de stallen, schuren en mestplaat bevindt zich geen puin; - De puinverharding bevindt zich alleen op het erf en wordt door het weiland begrensd. Conform het Besluit Asbestwegen zijn sanerende maatregelen noodzakelijk omdat de norm voor het puinpad (RE-puin) wordt overschreden. Eventuele sanerende maatregelen dienen voorafgaand aan de uitvoering ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag (VROM-inspectie). Bij de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met aanvullende veiligheidsmaatregelen. Voor het oostelijk en westelijk gelegen onverharde erfdeel (RE 01 en RE 02) en de bodemlaag onder de puinverharding (RE-puin (ondergrond)) geldt dat aanvullend onderzoek of sanerende maatregelen niet noodzakelijk zijn op basis van de vastgestelde asbestgehalten. Voornoemde conclusies zijn gebaseerd op het vooronderzoek, de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten van dit onderzoek. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Deventer, maart 2008
blad 16 van 16
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
Bijlage 2:
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analyseresultaten grondmonsters met overschrijding toetsingswaarden
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
Bijlage 3:
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analyseresultaten grondwatermonsters met overschrijding toetsingswaarden
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
Bijlage 4 :
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Toelichting op streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering Hieronder wordt uitgebreider op de begrippen streef- en interventiewaarden en hun betekenis ingegaan. De streefwaarde (S) geeft het concentratieniveau in de grond, waterbodem of grondwater aan waarboven wèl en waaronder géén sprake is van een aantoonbare verontreiniging. Bodems waarin geen streefwaarde-overschrijdingen zijn aangetroffen of waarin de gehalten de streefwaarden door natuurlijke oorzaak overschrijden , gelden als multifunctioneel. De interventiewaarde (I) geeft het concentratieniveau in de grond, waterbodem of grondwater aan waarboven de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant en dier heeft, in ernstige mate kunnen zijn verminderd. In het overheidsbeleid wordt gesproken van een geval van ernstige bodemverontreiniging, indien de gemiddelde concentratie aan één stof de interventiewaarde overschrijdt in tenminste 25 m3 grond/slib of voor het grondwater in tenminste 100 m3 bodemvolume. Over de hoeveelheid grond/slib of grondwater waarop een eventuele overschrijding van de interventiewaarde zich voordoet kan in een eerste onderzoek meestal nog geen betrouwbare uitspraak worden gedaan. Daarom kunnen op basis van de resultaten van dit eerste onderzoek dan ook geen conclusies worden getrokken ten aanzien van het wel of niet ernstig zijn van het verontreinigingsgeval. Een geval van ernstige bodemverontreiniging kan zich ook voordoen zonder dat de interventiewaarden worden overschreden. Als een verontreiniging zich zodanig in een ander milieucompartiment (bijv. het grondwater) of objecten (bijv. consumptiegewassen) verspreidt dat daar schadelijke effecten kunnen optreden, is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Ook als het bij puntbronnen van verontreinigingen (bijv. op grond van berekeningen) waarschijnlijk is dat zonder maatregelen op korte termijn (binnen maximaal enkele maanden) een verontreiniging van genoemde 25 of 100 m3 bodemvolume kan optreden, is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De ernst en saneringsurgentie van het geval wordt vastgesteld in een nader onderzoek. Een nader onderzoek kan worden uitgevoerd als er een duidelijke indicatie bestaat dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In het overheidsbeleid wordt als criterium voor het uitvoeren van een nader onderzoek, afhankelijk van de omstandigheden, uitgegaan van een concentratie die ligt boven het gemiddelde van de interventie- en streefwaarde (T-waarde = (S+I)/2). De streef- en interventiewaarden van de stoffen in de grond zijn om uiteenlopende redenen gedeeltelijk afhankelijk gesteld van de samenstelling van de grond, nl. het gehalte lutum (bodemdeeltjes < 2 µm) en/of het gehalte organisch stof (humus). In bijlage 4 zijn deze streef- en interventiewaarden berekend aan de hand van geanalyseerde of geschatte gehalten organisch stof en lutum.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
Bijlage 5:
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analysecertificaten grondmonsters en grondwatermonsters
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
Bijlage 6:
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analysecertificaten asbest
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
Bijlage 7:
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Berekening asbestgehalte
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
Bijlage 8:
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Toelichting asbestbeleid In de Beleidsbrief asbest in bodem, grond en puin(granulaat)' van de staatssecretaris van VROM (3 maart 2004, kamerstuk 28 663 en 28 199, nr. 15) wordt het sinds 1 januari 2003 geldende interim-beleid definitief verankerd. In de beleidsbrief stelt de staatssecretaris van VROM definitief vast: - een interventiewaarde voor asbest in bodem, grond en baggerspecie van 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie); - een restconcentratienorm voor de toepassing en het hergebruik van alle asbestbevattende materialen (inclusief grond, baggerspecie en puin-(granulaat)) van 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie). Op basis van het recent verschenen Milieuhygiënische Saneringscriterium bodem, protocol asbest (van toepassing op historische verontreinigingen met asbest in (water)bodem, grond en baggerspecie indien de interventiewaarde wordt overschreden) kan worden bepaald of er bij een bepaald bodemgebruik in de huidige situatie sprake is van locatiespecifieke risicos. De systematiek maakt onderscheid in 3 categorieën: - geen/geringe risicos Hierbij dient de plaats, mate en omvang van de bodemverontreiniging nauwkeurig geregistreerd te worden in het kadaster. Als de inrichting van de locatie wijzigt, dienen de locatiespecifieke risico's opnieuw beoordeeld te worden. - meer kans op risico's Naast kadastrale registratie dienen beheersmaatregelen genomen te worden om blootstelling aan de verontreiniging te voorkomen. Op enig moment dient er een sanering plaats te vinden van het deel van de locatie met verhoogde risico's. - onacceptabele risico's Naast kadastrale registratie dienen spoedig saneringsmaatregelen te worden genomen op (het betreffende deel van) de locatie. De termijn 'spoedig' dient uitgewerkt te worden door het bevoegd gezag in een beschikking.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
Bijlage 9:
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Veldwerkformulier
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
Bijlage 10:
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/garanties
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/garanties Betrouwbaarheid/garanties Bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van al dan niet verdachte bodemlagen. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving handelt, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de verontreinigingssituatie af te geven op basis van de resultaten van een bodemonderzoek. Het vorenstaande betekent dat Oranjewoud op voorhand geen aansprakelijkheid accepteert ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Oranjewoud uitgevoerde bodemonderzoek neemt. In een voorkomend geval adviseren wij u altijd contact op te nemen met uw aanspreekpunt binnen Oranjewoud. In dit kader kan ook worden opgemerkt dat de voor het historisch onderzoek geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Voor het verkrijgen van historische informatie is Oranjewoud wel afhankelijk van deze bronnen, waardoor Oranjewoud niet kan instaan voor de juistheid en volledigheid van de verzamelde historische informatie.
Certificatie/accreditatie Ingenieursbureau Oranjewoud is gecertificeerd volgens NEN-ISO 9001. Ons bureau is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Het veldwerk is uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB-procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. is volgens dit SIKB-procescertificaat gecertificeerd en erkend. Eventuele afwijkingen van de beoordelingsrichtlijn zijn op het veldwerkformulier vermeld dat als bijlage bij dit rapport is gevoegd. Hierop staan tevens de namen en parafen van de veldmedewerkers die het onderzoek hebben uitgevoerd. De naleving van de kwaliteitseisen en -procedures wordt periodiek getoetst door interne auditors en externe auditors, onder toezicht van de Raad voor Accreditatie. De onderzochte locatie is niet in eigendom van Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. of gerelateerde zusterbedrijven. De in het bodemonderzoek benodigde analyses van grond en grondwater laat Oranjewoud verrichten door een door de RvA geaccrediteerd laboratorium. Deze accreditatie garandeert dat bij de analyses consequent de juiste en vastgelegde procedures worden gehanteerd zodat de analyseresultaten een hoge betrouwbaarheid hebben. Voor de analyses geldt dat deze conform het Accreditatieschema(AS)3000 zijn uitgevoerd.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Toepassing grond en asbest Het bodemonderzoek geeft inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het kader van het gebruik en/of de bestemming van de onderzochte locatie. Indien echter grond van de locatie wordt afgevoerd voor toepassing elders, volstaan de resultaten van het verrichte bodemonderzoek mogelijk niet. Een en ander is afhankelijk van de eisen van de acceptant of het bevoegd gezag. Grond is in dat geval een (secundaire) bouwstof. Om te bepalen of de grond buiten de locatie kan worden hergebruikt, kan om een onderzoek conform het Bouwstoffenbesluit of Besluit bodemkwaliteit worden verzocht. Met nadruk wordt vermeld dat onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem geen onderdeel uitmaakt van onderzoek dat door Oranjewoud volgens de NEN 5740 is uitgevoerd. Het voorliggende onderzoek doet derhalve geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem op de onderzochte locatie. Als tijdens het veldwerk in de bodem asbestverdachte materialen zijn opgemerkt, dan komt dit in de profielbeschrijvingen en de conclusies naar voren. Overigens wordt opgemerkt dat in de bodem aanwezig puin enig asbest kan bevatten. Specifiek onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem dient volgens de NEN 5707 Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in de bodem (NNI, april 2003) te worden uitgevoerd.
Milieu & Veiligheid
projectnr. 180940 maart 2008, revisie 00
De heer E.D. Bleumink Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek
TEKENINGEN
Milieu & Veiligheid
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek projectnr. 183509-eval revisie 00 22 mei 2008
Opdrachtgever Dhr. E.D. Bleumink Klingmakersdorp 201 7326 GB APELDOORN
datum vrijgave 22 mei 2008
beschrijving revisie 00 concept
goedkeuring B. Halsema
vrijgave B. Halsema
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Inhoud
Blz.
1
Inleiding
2
2 2.1 2.2 2.3
Achtergrondinformatie Terreinsituatie Verontreinigingsituatie Plan van aanpak
3 3 3 4
3 3.1 3.2
Uitvoering van de sanering Voorbereidende werkzaamheden Saneringswerkzaamheden
5 5 6
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Veiligheid en milieukundige begeleiding Veiligheidsmaatregelen Milieukundige begeleiding Controlebemonstering asbestsanering puinpad Controlebemonstering olieverontreinigingen
7 7 7 8 8
5
Samenvatting en conclusies
Bijlagen: 1a 1b 2a 2b 3 4 5a 5b 6
Goedkeuring VROM-inspectie t.b.v. sanering puinpad Bericht van gemeente Apeldoorn betreffende informele goedkeuring Weegbonnen afgevoerd asbesthoudend puin Weegbonnen afgevoerde oliehoudende grond Rapport Eindcontrole na asbestverwijdering Fibrecount Analyse Profielen gegraven proefgaten rondom gesaneerd puinpad Analysecertificaten controlemonsters asbestsanering Analysecertificaten controlemonsters oliesaneringen Toetsing analyseresultaten olie aan de Wbb
Tekeningen: 183509OG1 183509OG2
Ontgravingstekening asbestsanering Ontgravingstekening oliesaneringen
Milieu en Veiligheid
10
blad 1 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
1
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Inleiding Op 5 mei 2008 is in opdracht van de heer Bleumink de sanering uitgevoerd van een asbesthoudende puinverharding en twee olieverontreinigingen gelegen aan de Brinkenweg 87 te Klarenbeek. De saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd door Oranjewoud Remediation Management te Ede. De saneringswerkzaamheden zijn milieukundig begeleid door de heer Erik Wechstapel van Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. te Deventer. Aanleiding De aanleiding voor het uitvoeren van de sanering zijn de aangetroffen verontreinigingen op de locatie in relatie tot de voorgenomen transactie van de locatie. Doel Doel van de uitgevoerde sanering van het puinpad was het verwijderen van het sterk met asbest verontreinigd puin tot gehalten onder de restconcentratienorm voor asbest. Doel van de oliesanering was het verwijderen van de met olieverontreinigde grond tot gehalten rond de streefwaarde voor minerale olie. Basis Als basis voor de uitvoering van de sanering diende de volgende rapporten: Verkennend bodemonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek; Oranjewoud projectnr. 179387; revisie 00; d.d. 16 november 2007; Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek; Oranjewoud projectnr. 180940; revisie 00; d.d. 11 maart 2008; Plan van aanpak opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek; Oranjewoud projectnr. 183509; revisie 00; d.d. 28 maart 2008. Rapportage In voorliggend rapport wordt in hoofdstuk 2 informatie gegeven over het terrein en de verontreinigingsituatie zoals vastgelegd in voorgaande onderzoeken. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de uitgevoerde werkzaamheden ten behoeve van de sanering. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven met betrekking tot de veiligheid en de milieukundige begeleiding van de saneringswerkzaamheden. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 het rapport afgesloten met een samenvatting en conclusie.
Milieu en Veiligheid
blad 2 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
2 2.1
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Achtergrondinformatie Terreinsituatie De locatie betreft het erf aan de Brinkenweg 87 te Klarenbeek en heeft een oppervlakte van circa 2.000 m2. Het perceel staat kadastraal bekend onder: gemeente Beekbergen, sectie A, sectienummer 7106 (gedeeltelijk). Op het erf zijn een woning en diverse opstallen aanwezig. De opstallen bestaan onder meer uit een tractorwerkplaats en twee werktuigbergingen. Tussen de woning en de opstallen is een puinpad aanwezig. Het overige terreindeel is braakliggend. Ten noordoosten van het woonhuis bevindt zich een zinkput.
2.2
Verontreinigingsituatie In maart 2008 is op deze locatie een nader bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. De actuele verontreinigingsituatie is beschreven in het rapport "Nader bodem- en asbestonderzoek Brinkenweg 87 te Klarenbeek", ingenieursbureau Oranjewoud B.V., d.d. maart 2008, projectnummer 180940. De bevindingen van het onderzoek staan hieronder kort omschreven. Asbest in puinpad De restconcentratienorm wordt in de puinverharding overschreden. Geschat wordt dat de omvang van de asbestverontreiniging in puin circa 350 m² bedraagt. De gemiddelde dikte van de puinlaag is circa 0,2 m. De totale hoeveelheid asbesthoudend puin met een gehalte tot boven de restconcentratienorm wordt zodoende berekend op circa 70 à 80 m3. Olie ter plaatse van voormalige dieselolieopslag Er is circa 15 m3 sterk verontreinigde grond aanwezig. Hierbij is uitgegaan van een contour met een oppervlakte van 2 x 6 m = 12 m2 en een gemiddelde laagdikte van 1,1 meter. Het grondwater bevat licht verhoogde gehalten aan xylenen, naftaleen, minerale olie, chroom en kwik. Deze gehalten liggen beneden de desbetreffende tussenwaarden. Oliespot De sterkste olie-/waterreactie is waargenomen in boring 111 van 0,0 m -mv. tot 0,3 m -mv. Analytisch bevat het grondmonster een licht verhoogd gehalte aan minerale olie (91 mg/kg d.s.). De tussenwaarde wordt niet overschreden. Het grondwater ter plaatse van de oliespot bevat geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten.
Milieu en Veiligheid
blad 3 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
2.3
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Plan van aanpak In het plan van aanpak zijn de volgende doelstellingen en uitgangspunten geformuleerd. Saneringsdoelstellingen Voorafgaand aan de sanering zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: • Ter plaatse van de centraal op het terrein gelegen puinverharding (RE-puin, ca. 350 m²) wordt het asbesthoudende puin verwijderd totdat dit terreindeel visueel vrij van asbesthoudende materialen is en de asbestconcentratie lager is dan de restconcentratienorm van 100 mg/kg gewogen; • De met olie verontreinigde grond bij de voormalige diesel-/olieopslag en de "oliespot" (boring 111) wordt verwijderd tot de streefwaarde voor minerale olie. Uitgangspunten In het plan van aanpak zijn de volgende uitgangspunten beschreven: • De vrijgekomen puinverharding en grond zal worden afgevoerd naar een geëigende verwerker; • De werkzaamheden zullen met gangbaar materieel op een zorgvuldige en professionele wijze worden uitgevoerd, waarbij schade aan belendingen zoveel mogelijk voorkomen wordt; • De olieverontreiniging bij de voormalige diesel-/olieopslag is aanwezig in de tractorwerkplaats. Deze opslag is verwijderd vóór de werkzaamheden beginnen; • De ontgravingen zullen niet worden aangevuld.
Milieu en Veiligheid
blad 4 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
3 3.1
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Uitvoering van de sanering Voorbereidende werkzaamheden Administratief Voorafgaand aan de sanering is door Oranjewoud een beknopt Plan van aanpak opgesteld. Aan de hand van dit plan is toestemming gevraagd voor het uitvoeren van de saneringswerkzaamheden. Voor de sanering van de asbestweg is toestemming gevraagd aan de VROM-Inspectie Regio Oost. Deze toestemming is op 3 april 2008 schriftelijk verkregen bij brief met kenmerk 2008036514/Mpl/Jpa. Een kopie van deze brief is als bijlage 1a bij dit rapport gevoegd. Voor de sanering van de olieverontreinigingen, is in het licht van de Wet Bodembescherming, geen sprake van een ernstig geval. Volgens de provincie Gelderland kan hierdoor de gemeente Apeldoorn optreden als het bevoegd gezag. Derhalve is het plan van aanpak ter goedkeuring naar de gemeente Apeldoorn gestuurd. Formeel heeft de gemeente het plan van aanpak niet goedgekeurd. De gemeente geeft aan dat ze wel een oordeel kan geven over voorliggend evaluatieverslag. De correspondentie hieromtrent is als bijlage 1b bij dit rapport gevoegd. Ten behoeve van het transport van de verontreinigde materialen zijn afvalstroomnummers aangevraagd, te weten: Asbesthoudende grond/puin Afvalstroomnr: 05WQ8V051021 Verontreinigde grond (oliehoudend) Afvalstroomnr: 05WQ8V051020 Technisch Voorafgaand aan de daadwerkelijke bodemsanering zijn de volgende werkzaamheden verricht: • Door de beperkte omvang van de werkzaamheden is in afwijking op de CROW 132 de saneringslocatie afgezet met lint i.p.v. hekwerk; • Ten behoeve van de sanering is een decontaminatie-unit op de locatie geplaatst; • Ten behoeve van het voorkomen van ongecontroleerde verspreiding van verontreinigd materiaal is een tijdelijke borstelplaats voor het schoonvegen van de vrachtauto's ingericht; • Behoudens het puinpad is het maaiveld op het overige deel van de locatie ontdaan van asbeststukjes middels hand-picking. Dit is in opdracht van Oranjewoud Remediation Management uitgevoerd door de firma J.A. Goris & Zonen B.V. te Doornenburg. Er zijn maar enkele stukjes op het maaiveld aangetroffen en verwijderd. Deze stukjes zijn met het asbestverontreinigde puin van het puinpad mee afgevoerd.
Milieu en Veiligheid
blad 5 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
3.2
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Saneringswerkzaamheden In eerste instantie is het puinpad op de achterzijde van het terrein ontgraven, opgeladen en afgevoerd. Vervolgens zijn de twee locaties met olieverontreiniging gesaneerd door middel van ontgraving van de zintuiglijk met olieverontreinigde grond. De grond is direct op een vrachtauto geladen en afgevoerd naar de VAR te Wilp. Vervolgens is het overige deel van het puinpad ontgraven, opgeladen en afgevoerd. Het puin is eveneens afgevoerd naar de VAR te Wilp. In totaal is bij de sanering 40,18 ton olieverontreinigde grond vrijgekomen en ter reiniging afgevoerd naar de VAR te Wilp. De weegbonnen van deze grond zijn opgenomen als bijlage 2a bij dit rapport. Bij de sanering van het puinpad is in totaal 110,24 ton asbesthoudend puin ontgraven en eveneens ter reiniging afgevoerd naar de VAR te Wilp. De weegbonnen hiervan zijn opgenomen als bijlage 2b bij dit rapport. De ontgravingen zijn in het kader van de sanering niet aangevuld. Eventuele aanvulling zal later geschieden in het kader van eventuele voorgenomen overige werkzaamheden.
Milieu en Veiligheid
blad 6 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
4 4.1
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Veiligheid en milieukundige begeleiding Veiligheidsmaatregelen Voor de uitvoering van de sanering zijn conform de CROW 132 "Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water" de werkzaamheden uitgevoerd conform de volgende veiligheidsklassen: Olieverontreiniging 1T en OF Asbestverontreiniging 3T en 0F Bij de sanering van de asbestverontreiniging is tevens gewerkt met in achtneming van het asbestverwijderingsbesluit. Conform de CROW 132 is voorafgaand aan de daadwerkelijke sanering een toolboxmeeting gehouden waarin alle binnen het saneringsgebied aanwezige personen zijn geïnformeerd over de verontreinigingsituatie en de daarmee gepaard gaande risico's. Ten behoeve van de sanering van het puinpad zijn bodemvochtmetingen uitgevoerd. Het bodemvochtgehalte bedroeg tijdens de sanering 17%. Hierdoor kon zonder actieve adembescherming (nodig bij bodemvochtgehalte van minder dan 10%) worden gewerkt.
4.2
Milieukundige begeleiding De saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd onder milieukundige begeleiding van de heer E. Wechstapel van Oranjewoud. Hij is conform de eisen van Kwalibo gecertificeerd voor de BRL 6000, protocol 6001 "milieukundige begeleiding en verificatie van landbodemsanering". De milieukundig begeleider heeft in het kort de volgende werkzaamheden verricht: • Het aangeven van de ontgravingsgrenzen op basis van de onderzoeksresultaten en zintuiglijke waarnemingen; • Het nemen en laten analyseren van controlemonsters van de putwanden en -bodems; • Het houden van toezicht op de saneringswerkzaamheden ter voorkoming van onnodige risico's of verspreiding van verontreinigd materiaal; • Het maken van proefgaten aan de rand van het puinpad en zintuiglijk beoordelen op de aanwezigheid van visueel waarneembare stukjes asbest; • Het controleren van transportbonnen/ geleidebiljetten voor de afvoer van de verontreinigde grond. Ter controle van de verwijdering van het asbest middels hand-picking, op het deel van de locatie buiten het puinpad om, is in opdracht van het asbestverwijderingsbedrijf (J.A. Goris & Zonen te Doornenburg) een eindcontrole uitgevoerd door Fibrecount Analyse te Rotterdam. De inspectie is uitgevoerd op 6 mei 2008 en gerapporteerd in het rapport van Fibrecount van 13 mei 2008 met kenmerk: Opdrachtnummer 81077. De rapportage van deze eindcontrole is opgenomen als bijlage 3 bij dit rapport. Bij de eindcontrole is gebleken dat de geïnspecteerde ruimte vrij is van visueel waarneembare asbestverdachte materialen. Milieu en Veiligheid
blad 7 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
4.3
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Controlebemonstering asbestsanering puinpad De verwijdering van de asbesthoudende puinverharding is uitgevoerd en geverifieerd met in acht name van het technisch uitkeuringsprotocol en verificatieprotocol saneringsregeling asbestwegen (provincie Gelderland/Overijssel; 2e fase, november 2006). Op basis hiervan zijn rondom het verwijderde puinpad 5 proefgaten gegraven en zintuiglijk beoordeeld op de aanwezigheid van stukjes asbest. De profielbeschrijvingen van de proefgaten zijn opgenomen als bijlage 4. Zintuiglijk zijn hierin geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In aanvulling op de visuele controle zijn de onderstaande verificatiemonsters samengesteld en door het geaccrediteerd laboratorium van ACMAA BV te Almelo geanalyseerd op asbest. De analyserapporten van het laboratorium zijn opgenomen als bijlage 5a bij dit rapport. Deze monsters zijn getoetst aan de restconcentratienorm (RCN = 100 mg/kg d.s.) voor asbest. Putbodem (RE Puin CB1): Van de putbodem zijn met behulp van een spade 20 grepen genomen van 0,5 kg. Deze grepen zijn zo genomen dat de gehele putbodem representatief is bemonsterd. De grepen zijn verzameld in een emmer. De grond in deze emmer, met een inhoud van circa 10 kg, is ter analyse aangeboden. Uit de analyseresultaten blijkt dat er nog een licht verhoogd gehalte (2,8 mg/kg d.s.) aan asbest in bodemmonster is aangetoond. Dit gehalte blijft echter ruim beneden de RCN. Putwand (RE Puin CW1): Van de putwand zijn 20 grepen genomen van 0,5 kg. Deze grepen zijn verdeeld over de putwand genomen. Aangezien de totale lengte van de putwand ongeveer 120 meter bedraagt is globaal om de 6 meter een greep genomen. De grepen zijn verzameld in een emmer en ter analyse aangeboden. In dit grondmonster is nog een gehalte aan asbest aangetoond van 23 mg/kg d.s. Ook dit gehalte blijft ruim beneden de RCN.
4.4
Controlebemonstering olieverontreinigingen De verificatie van de oliesaneringen heeft plaats gevonden conform de BRL 6000, protocol 6001. Het aantal te onderzoeken controlemonsters is gebaseerd op het ontwerp-VKBprotocol 6001 (milieukundige begeleiding van landbodemsanering met conventionele methoden). Conform dit VKB-protocol zijn de hierna beschreven monsters genomen en door het geaccredirteerd laboratorium van ACMAA BV te Hengelo geanalyseerd op minerale olie. De analysecertificaten van het laboratorium zijn opgenomen als bijlage 5b bij dit rapport. De analyseresultaten zijn getoetst aan de toetsingwaarden uit de Wet bodembescherming (Wbb) en opgenomen in bijlage 6. Locatie voormalige dieselopslag Putbodem (tank CB1): • De totale oppervlakte van de bodem bedroeg hier circa 18 m². Van de bodem zijn in totaal 13 gutssteken genomen en samengesteld tot 1 mengmonster dat ter analyse is aangeboden. • In het monster is geen verhoogd gehalte (< 50 mg/kg d.s.) aan minerale olie aangetoond. Milieu en Veiligheid
blad 8 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Putwand (tank CW1): • De totale lengte van de wand bedroeg hier circa 16 m. De maximale diepte bedroeg hier 0,9 m. De bodemtextuur was over de gehele wand gelijkwaardig. Van de wand zijn in totaal 13 gutssteken genomen en samengesteld tot 1 mengmonster dat geanalyseerd is op minerale olie. • In het monster is geen verhoogd gehalte (< 50 mg/kg d.s.) aan minerale olie aangetoond. Voor de voormalige dieselopslag kan worden gesteld dat is voldaan aan de saneringsdoelstelling en dat verdere maatregelen niet noodzakelijk zijn. Locatie oliespot Putbodem (spot CB1): • De totale oppervlakte van de bodem bedroeg hier circa 9 m². Van de bodem zijn in totaal 13 gutssteken genomen en samengesteld tot 1 mengmonster dat ter analyse is aangeboden. • In het monster is een licht verhoogd gehalte (56 mg/kg d.s.) aan minerale olie tot net boven de betreffende streefwaarde aangetoond. Putwand (spot CW1): • De totale lengte van de wand bedroeg hier circa 15 m. De maximale diepte bedroeg hier 0,5 m. De bodemtextuur was over de gehele wand gelijkwaardig. Van de wand zijn in totaal 13 gutssteken genomen en samengesteld tot 1 mengmonster dat geanalyseerd is op minerale olie. • In het monster is een gehalte (50 mg/kg d.s.) aan minerale olie aangetoond gelijk aan de betreffende streefwaarde. Voor deze locatie geldt dat niet geheel voldaan is aan de saneringsdoelstelling (saneren tot aan de streefwaarde). In het bodemmonster is nog een zeer lichte overschrijding van de streefwaarde aangetoond. Doordat dergelijke gehalten echter zintuiglijk niet waarneembaar zijn en het gehalte ruim onder de tussenwaarde blijft is hier niet verder gesaneerd. Alle risico's zijn hier ruimschoots weggenomen.
Milieu en Veiligheid
blad 9 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
5
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Samenvatting en conclusies In opdracht van de heer E.D. Bleumink is op 5 mei 2008 de sanering uitgevoerd van een asbesthoudende puinverharding en een tweetal oliespots gelegen op de locatie Brinkenweg 87 te Klarenbeek. De saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd door Oranjewoud Remediation Management te Ede. De milieukundige begeleiding en verificatie zijn verzorgt door de heer E. Wechstapel van Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. te Deventer. Aanleiding voor het uitvoeren van de sanering zijn de aangetroffen verontreinigingen op de locatie in relatie tot de voorgenomen transactie van de locatie. Doel van de uitgevoerde sanering van het puinpad was het verwijderen van het sterk met asbest verontreinigd puin tot gehalten onder de restconcentratienorm voor asbest. Doel van de oliesanering was het verwijderen van de met olieverontreinigde grond tot gehalten rond de streefwaarde voor minerale olie. In totaal zijn bij de sanering de volgende hoeveelheden verontreinigd materiaal ontgraven en afgevoerd naar de VAR te Wilp: Asbesthoudend puin 110,24 ton Afvalstroomnr: 05WQ8V051021 Olie verontreinigde grond 40,18 ton Afvalstroomnr: 05WQ8V051020 Uit de controlemonsters van het puinpad blijkt dat hier in de wanden en bodem van de ontgraving geen gehalten asbest boven de restconcentratienorm zijn achtergebleven. Derhalve kan worden geconcludeerd dat hiermee wordt voldaan aan de saneringsdoelstelling. Uit de eindcontrole, uitgevoerd door Fibrecount, van het maaiveld op het overig deel van de locatie blijkt dat geen visueel waarneembare stukjes asbest meer zijn aangetroffen waardoor kan worden gesteld dat na handpicking de locatie afdoende is gesaneerd. Uit de controlemonsters van de putwand en -bodem van de olieverontreiniging ter plaatse van de voormalige dieselopslag blijkt dat hier geen olie meer in de grond aanwezig is. Derhalve is hier voldaan aan de saneringsdoelstelling (saneren tot streefwaarde). Ter plaatse van de spot is in de wand gesaneerd tot een gehalte gelijk aan de streefwaarde. In de bodem wordt de streefwaarde hier nog in beperkte mate overschreden. Formeel wordt hiermee niet geheel voldaan aan de saneringsdoelstelling. Doordat echter dermate lage gehalten zintuiglijk niet te traceren zijn en alle risico's zijn verwijderd wordt verdere actie hier niet noodzakelijk geacht. In zijn geheel kan worden geconcludeerd dat de locatie geen beperkingen meer heeft voor het gebruik.
Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Deventer, mei 2008 Milieu en Veiligheid
blad 10 van 10
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Bijlage 1a
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Goedkeuring VROM-inspectie t.b.v. sanering puinpad
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Bijlage 1b
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Bericht van gemeente Apeldoorn betreffende informele goedkeuring
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Bijlage 2a
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Weegbonnen afgevoerd asbesthoudend puin
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Bijlage 2b
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Weegbonnen afgevoerde oliehoudende grond
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Bijlage 3
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Rapport Eindcontrole na asbestverwijdering Fibrecount Analyse
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Bijlage 4
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Profielen gegraven proefgaten rondom gesaneerd puinpad
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Bijlage 5a
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analysecertificaten controlemonsters asbestsanering
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Bijlage 5b
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Analysecertificaten controlemonsters oliesaneringen
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
Bijlage 6
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Toetsing analyseresultaten olie aan de Wbb
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
183509OG1
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Ontgravingstekening asbestsanering
Milieu en Veiligheid
bijlagen
projectnr. 183509-eval 19 mei 2008, revisie 00
183509OG2
Evaluatieverslag Opruimen asbesthoudende puinverharding en olieverontreiniging Brinkenweg 87 te Klarenbeek
Ontgravingstekening oliesaneringen
Milieu en Veiligheid
bijlagen