De Sherman M4A1E9 middelzware tank van het Legermuseum H.L. Spoelstra
Dit jaar is het vijftig jaar geleden dat George C. Marshall, de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, zijn plan presenteerde voor hulp ten behoeve van de Europese wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Dit plan had een economisch en een politiek aspect. Om te voorkomen dat het communisme voet aan grond kreeg in WestEuropa, werd een politiek stabiele situatie noodzakelijk geacht. Daartoe moesten de krijgsmachten van de geruïneerde WestEuropese landen weer in een voortvarend tempo worden opgebouwd. In het kader van dit Marshall Plan kreeg Nederland in de periode 1947-1950 een krediet van ruim drie miljard gulden. Daarvan werd slechts vier procent besteed aan het herstel van infrastructuur en wel 19 procent aan militaire projecten.[1] De krijgsmacht werd op Amerikaanse leest geschoeid, om zo haar taken binnen de NAVO te kunnen vervullen. In het kader van het Mutual Defence Assistance Plan (MDAP) werden vele wapens geleverd uit Amerikaanse voorraden. Hieronder bevonden zich ook een groot aantal Sherman tanks, waarvan er één in het Legermuseum staat. In dit artikel wordt - voor zover bekend - de levensloop van deze Sherman tank beschreven. De ontwikkeling van de Sherman tank Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bezaten de Verenigde Staten een van de kleinste en meest verouderde tankbestanden in de wereld. Dit was een direct gevolg van begrotingsbeperkingen en verouderde militaire doctrines. Met zijn Blitzkrieg toonde Duitsland de wereld, hoe een effectief gebruik van tanks de oorlogswering definitief had veranderd. In korte tijd moest er een programma gestart worden om het Amerikaanse leger en dat van de bondgenoten van grote aantallen tanks te voorzien. Deze tijdsdruk leidde ertoe dat er van bestaande en beproefde ontwerpen werd uitgegaan. In de periode tussen de wereldoorlogen was er wel aandacht besteed aan belangrijke aspecten van de tank, zoals motoren, aandrijving en veersystemen. Er werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van deze gestandaardiseerde componenten om massafabricage mogelijk te maken. Doordat men nog niet in staat was om een 75 mm kanon in een volledig draaibare toren te plaatsen, bedacht men een tussenoplossing. Uit de M2 Medium Tank werd snel de M3 Medium Tank ontwikkeld. Deze tank was uitgerust met een kanon dat was opgesteld in de romp. Hoewel dit kanon slechts beperkt beweegbaar was, werden met de M3 Medium Tank successen behaald in Noord Afrika. In de tussentijd werd de M4 Medium Tank met een 75 mm kanon in een 360° draaibare toren ontworpen. Deze werd door de Engelsen `Sherman' gedoopt, naar William Tecumseh Sherman (18201891), een beroemde generaal uit de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865).
Kort voordat de productie van de M3 en M4 Medium Tanks een aanvang nam, werden tanks nog geproduceerd door locomotief- fabrikanten of door het leger zelf. Om de enorme benodigde aantallen tanks te kunnen produceren werd ook de automobielindustrie ingeschakeld. Vele van de betrokken ingenieurs en fabrikanten hadden voor die tijd nog nooit een tank gezien! Toch slaagden zij erin om binnen korte tijd gigantische fabrieken te bouwen en tanks aan de lopende band te produceren. Beschrijving van de Sherman De eerste generatie Shermans waren tanks met een gevechtsgewicht van ruim 30 ton en een topsnelheid van 39 kilometer per uur. De bewapening bestond uit het stuk `75mm Gun M3', dat ontwikkeld was uit een Frans kanon uit de Eerste Wereldoorlog. Verder werden er twee Browning machinegeweren met een kaliber van 7,62 mm gemonteerd, één coaxiaal aan het kanon en de andere in een beweegbare affuit, voor in de romp. Op de toren stond een Browning machinegeweer met een kaliber van 12,7 mm als verdediging tegen luchtaanvallen. De bemanning bestond uit een commandant, een schutter en een lader in de toren, en een chauffeur met een hulpchauffeur voorin de romp van de tank. De eerste productie- versie van de Sherman had een doosvormig chassis van gewalste pantserplaat, eerst geklonken en later gelast. Het bovenste rompdeel bestond uit gegoten pantserstaal met daarop een toren, eveneens van gegoten pantserstaal. De bepantsering varieerde in dikte van 1,3 cm tot 8,9 cm. De romp was aan de voorzijde 5 cm dik. De aandrijving geschiedde door een aangepaste vliegtuigmotor. De Continental R975 Cl of R975 C4 was een negen cilinder, vier-tact kopklep benzinemotor, in stervorm met geforceerde luchtkoeling. Het slagvolume bedroeg bijna zestien liter, en de motor leverde een maximaal vermogen van 460 pk. bij 2.400 omwentelingen per minuut. De motor bevond zich achterin en dreef via een koppeling met droge plaat en een cardanas de vijf- versnellingsbak aan, die voorin zat. Door de grote hoogte van de stermotor nam de cardanas in het midden van de tank veel ruimte in beslag. Omdat de toren boven de cardanas geplaatst was, had de Sherman een vrij hoge romp. De rupsbanden waren 42 cm breed, elk opgebouwd uit 79 schakels. Deze bestonden uit een stalen frame, met een bekleding van rubber, staal, of een combinatie daarvan. In het frame zaten twee pennen in rubberen bussen gevulcaniseerd. De pennen werden verbonden met koppelstukken met geïntegreerde geleidekammen. De Sherman had aan beide zijden zes met rubber beklede loopwielen. Deze wielen waren opgehangen in draagarmen, en per twee gemonteerd in een wielstel. De vering vond plaats door middel van verticaal geplaatste bufferveren. Aan de voorzijde bevond zich het aandrijftandwiel en aan de achterzijde het spanwiel. Het originele ontwerp van de Sherman tank zoals hierboven beschreven is, werd `Medium Tank M4A1' genoemd en dit was het eerste type Sherman dat in productie ging. A1 voor de aanvang van de productie bleken de fabrieken, die gietwerk zouden produceren, niet de gevraagde aantallen te kunnen leveren. Daarom werd er een hoekige romp van aaneen gelaste, gewalste pantserplaten ontworpen. Deze uitvoering werd de `Medium Tank M4' genoemd en was verder identiek aan de uitvoering met de gegoten romp. De Sherman in de expositie De Sherman die in de vaste expositie van het Legermuseum staat opgesteld is van het type M4A1. Hij voldoet aan de hierboven gegeven beschrijving en is dus een exemplaar dat model stond voor alle andere typen Sherman tanks. Van deze M4A1 is door het ontbreken van het originele identificatieplaatje de fabrikant en de precieze productiedatum onbekend. Wel kon er
bovenop de kanonwieg de datum `5-17-43' gevonden worden. Daarnaast bied een aantal kenmerken hulp bij het vaststellen van de globale productiedatum. Een voorbeeld is de dichtgelaste pistoolpoort aan de linkerzijde van de toren. Op basis van de eerste gevechtservaringen met de Sherman werd besloten om de pistoolpoort weg te laten om zo een homogenere pantsering te verkrijgen en het productieproces te vereenvoudigen. Deze modificatie werd in februari 1943 door gevoerd en van de reeds geproduceerde torens werd de opening voor de pistoolpoort dichtgelast met een stuk pantserstaal (dat is hier het geval) of werd het luikje zelf dichtgelast. Begin 1944 werd de pistoolpoort opnieuw geïntroduceerd, omdat deze zeer bruikbaar bleek voor het laden en lossen van de kanonmunitie. Vanaf juni 1943 werd een granaatwerper linksboven in het torendak gemonteerd. Deze is op de M4A1 van het Legermuseum niet aanwezig. Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden, dat de betreffende M4A1 rond mei 1943 is gemaakt. Op dit tijdstip werd het type door drie fabrieken geproduceerd, namelijk Lima Locomotive Works (Lima, Ohio), Pressed Steel Car Company (Pittsburgh, Pennsylvania) en Pacific Car & Foundry Company [2] (Renton, Washington). Deze fabrieken bouwden tussen februari 1942 en december 1943 in totaal 6.281 M4A1's met een 75 mm kanon. Snel nadat deze M4A1 van de band rolde, werd hij afgeleverd aan een van de vele Amerikaanse pantsereenheden, die een zwaar trainingsprogramma volgden in de Verenigde Staten. Nieuwe motortypen en de volgende generatie Sherman tanks Doordat de industrie de grote aantallen tanks nauwelijks kon produceren, moesten er oplossingen gevonden worden voor de tekorten aan met name motoren. Zo ontstonden er verschillende typen Shermans, allen volgens het basisontwerp zoals hiervoor beschreven, maar ieder met een eigen motortype. Zoals gezegd werd de negen cilinder stermotor in de M4 en M4A 1 toegepast. General Motors plaatste in de M4A2 twee zes cilinder scheepsdiesels in een duo-opstelling om aan het benodigde vermogen te komen. Chrysler combineerde voor de M4A4 vijf zes cilinder vrachtwagenmotoren in één motorblok. Deze motoren bleken, ondanks hun gekunstelde karakter, betrouwbare krachtbronnen. Uiteindelijk kwam Ford voor de M4A3 met een specifiek voor tanks ontworpen motor met acht cilinders in V-vorm. Ondanks allerlei detailverbeteringen, konden de Sherman tanks van de eerste generatie steeds moeilijker aan de toenemende eisen van het slagveld voldoen. Op de aspecten bewapening, bepantsering en mobiliteit bleken zij tekort te schieten. Door het uitblijven van een goede oplossing van Amerikaanse zijde, kwam het Britse leger in 1944 uiteindelijk zelf met een alternatief. Het zeer effectieve 17-ponder anti-tankkanon werd in verschillende typen eerste generatie Shermans gemonteerd. Na de invasie in Normandië bleek deze `Sherman Firefly' de enige geallieerde tank te zijn, die het tegen alle Duitse tanks kon opnemen. Toch had het Amerikaanse leger niet stil gezeten. In januari 1944 werd een volledig gemoderniseerde generatie Sherman tanks in productie genomen. Naast versies met het 75 mm kanon kwamen er ook versies met een 76 mm kanon (in een nieuwe toren) en met een 105 mm houwitser. Daarnaast werden er talloze grote en kleine verbeteringen doorgevoerd. Door deze ontwikkelingen nam het gewicht van de Sherman tank steeds verder toe. A1 snel bleek dat het loopwerk met de wielstellen met verticale bufferveren (Vertical Volute Spring Suspension, VVSS) eigenlijk te slap was en de rupsbanden te smal waren. Om de bodemdruk te kunnen verlagen konden aan de buitenzijde van de rupsband eventueel verbrede
rupsbandschakelkoppelstukken worden aangebracht. Hierdoor werd de standaard rupsband van 42 naar 51 cm verbreed. Toch was er voldoende reden om een nieuw wielstel en een bredere rupsband te ontwerpen. Het nieuwe loopwerk met de benaming Horizontal Volute Spring Suspension (HVSS) had, zoals uit de naam al blijkt, horizontaal geplaatste bufferveren. Dit loopwerk had als voordeel dat de Sherman stugger werd geveerd, dat er 58,4 cm brede rupsbanden konden worden gebruikt en dat het onderhoud vereenvoudigd werd. HVSS was echter alleen bestemd voor de nieuw geproduceerde Shermans, terwijl er ook de behoefte bestond om de bestaande Shermans van een beter loopwerk te voorzien. In het kader van de ontwikkeling van de HVSS had Chrysler een 61 cm brede rupsband ontwikkeld. Deze kon op het VVSS loopwerk gebruikt worden door de wielstellen, aandrijftandwielen en spanwielen verder van de romp af te monteren. Dit idee bleek ook bruikbaar voor bestaande Shermans: door het loopwerk door middel van vulstukken op een afstand van 11,4 cm van de romp te monteren, was er niet eens een nieuwe rupsband nodig. De standaard rupsband kon aan beide zijden voorzien worden van de verbrede koppelstukken en werd zo 60 cm breed. Deze modificatie werd in augustus 1944 gestandaardiseerd onder de aanduiding `E9' (HVSS had de experimentele aanduiding `E8'). Er werd toestemming gegeven om de modificatie bij 1.000 te reviseren tanks aan te brengen, alsmede 1.000 kits voor modificatie in het veld te produceren. Circa eind 1943 hadden vele Amerikaanse divisies hun training afgerond en werden zij naar Europa verscheept. Zij werden daar zoveel als mogelijk met de nieuwste Sherman tanks uitgerust. Hierdoor ontstond er een overschot aan vroege-productie Shermans, die het tijdens de trainingsperiode zwaar te verduren hadden gehad. Er werd een `rework and modernisation' programma op touw gezet om aan de voortdurende vraag naar tanks te voldoen. In de periode van augustus 1944 tot mei 1945 werden er in totaal 5.880 Sherman tanks door verschillende fabrikanten en Tank Depots onder handen genomen (Tank Depots waren gigantische werkplaatsen waar veel modificaties werden uitgevoerd en waar materieel voor verscheping gereed gemaakt werd). Dit revisie- en moderniseringsprogramma hield in, dat de tanks volledig gedemonteerd werden. Daarna werden alle versleten onderdelen door nieuwe vervangen. Modernisatie vond plaats door zoveel als mogelijk - dat wil zeggen zonder ingrijpende veranderingen - verbeterde of vernieuwde componenten te monteren. Zo kon er bijvoorbeeld een nieuw model motor of kanonschild gebruikt worden. In totaal werden er in deze periode 2.259 M4A1's gereviseerd door de Chrysler vestiging te Evansville (Indiana), de International Harvester Company en de Tank Depots in Chester, Lima en Richmond. De revisie van de M4A1 van het legermuseum De M4A1 in het KNLWM is een van de 1.216 M4A1's die na gebruik voor trainingen bij Chrysler's vestiging te Evansville werden gereviseerd. Daarnaast werden er 446 M4's gereviseerd. Van het totaal van 1.662 werd het loopwerk van ongeveer 1.000 M4's en M4A1's voorzien van de E9- modificatie. Er werden ter hoogte van de munitieopslag extra pantserplaten tegen de zijkant van de romp gelast. De luchtfilters aan de achterzijde werden door extra pantsering beschermd. Op de rechter voorzijde van de toren werd ook een stuk pantserstaal gelast. De commandantskoepel werd vervangen door een vernieuwde versie. Het oude model had een luik uit twee delen, het nieuwe model een luik uit één deel. Deze koepel kreeg een vijftal episcopen rondom het luik om het zicht van de commandant bij een gesloten luik te verbeteren. Om het kanon tijdens verplaatsingen vast te kunnen zetten werd er een kanonsteun op de
voorzijde aangebracht. De eindaandrijving verkeerde kennelijk nog in goede staat, want er werd geen nieuwere versie met dikkere pantsering gemonteerd. De M4A1 in de expositie behoort tot de exemplaren waarvan het loopwerk werd gemodificeerd. De extra ruimte voor de verbrede koppelstukken tussen de rupsbanden en de romp is duidelijk te zien. Spatborden werden aan de zijkant van de tank aangebracht om de uitstekende rupsbanden te bedekken. De rupsbanden werd vervangen door exemplaren van het type T74. Dit type is opgebouwd uit rupsbandschakels, met aan de buitenzijde een stalen loopvlak en rubberbekleding aan de binnenzijde. De schakels zijn verbonden door koppelstukken met extra brede geleidekammen. De rupsbanden van de museum-M4A1 missen de verbrede koppelstukken. Deze bleken in de praktijk nogal kwetsbaar, waardoor zij meestal niet gemonteerd werden. De typeaanduiding van de onderhavige Sherman veranderde door deze modificatie in M4A1E9, al werd die aanduiding vaak niet gebruikt. Na de revisie en modernisatie werd de beschreven M4A1E9 opgeslagen. Veel gereviseerde tanks kwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog niet meer in actie, maar werden daarna aan bevriende naties gegeven. De M4A1 en M4A1E9 in dienst bij de Koninklijke landmacht Direct na de Tweede Wereldoorlog betrok het Nederlandse leger tussen de 200 en 250 Sherman tanks en varianten uit de Britse en Canadese legerdumps in Nederland. Deze voertuigen waren veelal tot op de draad versleten en reservedelen waren moeilijk te krijgen. Toch heeft de Koninklijke landmacht deze tanks nog tot halverwege de vijftiger jaren voor opleidingsdoeleinden gebruikt. Na de Tweede Wereldoorlog stelde de VS grote aantallen tanks ter beschikking aan NAVOlanden en andere bevriende naties. Nederland ontving in de beginjaren vijftig ongeveer 250 Sherman tanks en varianten in het kader van het MDAP. In 1951/1952 arriveerde een leverantie van 88 stuks M4A 1 en M4A 1 E9. Het museum-exemplaar behoorde tot de 50 M4A1E9's met het gemodificeerde loopwerk. De resterende 38 M4A1's hadden het standaard loopwerk. Bij de Koninklijke landmacht kregen de M4A1E9's de benaming: "tank, middelzwaar (Sherman), M4A1, m/kanon 75 mm, m/motor R975 C 1 of R975 C4, verticale wielophanging, smalle rupsbanden, ver van het romplichaam". De Sherman in de expositie was één van de 46 stuks die met een Continental R975 C 1 motor was uitgerust. De overige vier stuks hadden de iets krachtiger R975 C4 motor van hetzelfde merk. De eerste jaren hebben de door de Verenigde Staten geleverde Shermans bij de Koninklijke landmacht dienst gedaan met hun USA-registratienummer. Omstreeks 1957 hebben zij een Nederlands militair kenteken gekregen. Van de 88 M4A1's en M4A1E9's kregen er slechts 83 een KL-registratie: KX-17-O1 t/m 17-53, KX-18-64 t/m 18-87 en KX-18-89 t/m 18-94. Of de museum-Sherman bij deze 83 heeft behoord, is niet bekend, maar wel waarschijnlijk. Jaren later kreeg hij tijdens zijn uitwendige restauratie de onjuiste registratie KX-17-72. Dit kenteken heeft namelijk indertijd toebehoord aan een Sherman M4A3(105) HVSS, die door de Koninklijke landmacht in de jaren vijftig was overgenomen van het Korps mariniers. De Sherman M4A1's en M4A1E9's hebben de eerste jaren dienst gedaan bij de tank-en verkenningseenheden van de cavalerie. In 1953 begon de vervanging van de Shermans bij de tankeenheden door de Engelse Centurion tank. Rond 1958 was deze vervanging compleet en al in 1959 werd een Sherman aan de collectie van het Legermuseum toegevoegd. Deze Sherman kwam via de verzamelplaats op Soesterberg van een cavaleriedepot in Amersfoort.[3] Dertig M4A1's, die in het midden van de jaren vijftig waren voorzien van een dozerblad, bleven nog tot 1964 in gebruik bij de Genie en de TD- munitiecompagnieën. Daarna verdwenen de
meeste Shermans via de verzamelplaats op Soesterberg naar de oefenterreinen of naar de Hoogovens. Naast het exemplaar van het Legermuseum, is er nog een exemplaar van de M4A1E9 bij de Historische verzameling cavalerie in Amersfoort bewaard gebleven. Drie andere exemplaren overleefden het gebruik op de oefenterreinen en de opruimacties in de jaren tachtig. Een hiervan staat als Britse tank beschilderd als monument in Woensdrecht. De andere twee exemplaren zijn in handen van particulieren. Hoewel één daarvan uitvoerig is gerestaureerd, is de M4A1E9 van het Legermuseum het meest authentieke exemplaar. Tenslotte De Sherman tank werd in verschillende uitvoeringen geproduceerd door een elftal fabrikanten en talloze toeleveranciers. In juni 1945, na krap drie-en-eenhalf jaar, waren er alleen al zo'n 50.000 Sherman tanks geproduceerd. Dit was ruwweg twee maal zoveel als de totale tankproductie van Duitsland![4] Het chassis werd ook gebruikt als basis voor vele andere gepantserde rupsvoertuigen, waarvan er vele duizenden gemaakt werden. De Sherman tank excelleerde op geen van de drie aspecten bepantsering, bewapening of mobiliteit. Maar hij was eenvoudig en in grote aantallen te produceren, betrouwbaar en veelzijdig. De flexibiliteit van het ontwerp maakte continue modificatie en verbetering mogelijk. De Sherman en zijn varianten zijn door alle Geallieerden op alle strijdtonelen van de Tweede Wereldoorlog met succes ingezet. Tot ver na de Tweede Wereldoorlog was de Sherman de belangrijkste tank van vele legers en werd nog veelvuldig ingezet tijdens allerlei conflicten. Het beste voorbeeld van het aanpassingsvermogen van het ontwerp zijn de door Israël gemoderniseerde Shermans. Ruim dertig jaar nadat de eerste Shermans van de band rolden zette het Israëlische leger zijn gemoderniseerde versies met succes in tegen tanks van nieuwere ontwerpen.[5] Zelfs tegenwoordig zijn er nog enkele honderdtallen, al of niet gemoderniseerd, in gebruik bij Zuid-Amerikaanse legers.
BRONNEN EN LITERATUUR De belangrijkste bron voor dit artikel is het boek: Hunnicut, R.P., Sherman: A history of the American medium tank (2e druk; Novato 1978). In de Nederlandse taal is er geen uitgebreide literatuur beschikbaar over de Sherman tank. De tank komt beperkt aan de orde in: Schuiten, C.M. en J. Theil, Nederlandse pantservoertuigen, Serie Militair Memoriaal 5 (Bussum 1979). Voor aanvullende gegevens over Sherman tanks in dienst bij de KL gaat mijn dank uit naar de heren G. van Zelm en mr. E.A.K.G. Ruys. Verder zijn enige Nederlandse benamingen ontleend aan het artikel `De Sherman-tank op de keper beschouwd', in: Legerkoerier, 2e jaargang, nummer 3 (maart 1952) 16-17.
NOTEN 1. NRC Handelsblad, 5 mei 1997, 2. 2. Uit dit bedrijf kwam het huidige Paccar voort. In november 1996 nam dit concern DAF Trucks over. 3. Legermuseum identiteitskaart van de Sherman tank, catalogusnummer AK 4B. 4. Gedurende de Tweede Wereldoorlog produceerde Duitsland 24.360 tanks. Zie: Peter Chamberlain en Chris Ellis, British and American tanks of World War II (London 1969). 5. Onder andere: Edward Luttwak en Dan Horowitz, The Israeli Army (London 1975).