De restauratie van de provisiekamer Auteur: Jaap Boonstra - Meubelrestaurator Augustus 2014
Begin maart dit jaar is door Samo Matthes en Job Beekman de laatste hand gelegd aan twee wandkasten in de provisiekamer van Museum Willet Holthuysen. Ze konden worden gereconstrueerd op basis van de aangetroffen sporen op de wanden en het plafond. De kasten zijn gebouwd van gewaterd inlands grenen van Houtzagerij Twickel, waarbij zoveel mogelijk volgens de historische constructiemethodes gewerkt werd. Dat betekende bijvoorbeeld dat houtverbredingen steeds werden uitgevoerd met messing en groef en alle overige verbindingen gespijkerd zijn met gesmede nagels. Alle hout werd met de hand nageschaafd om het van machineslag te ontdoen. De profiellijsten werden eveneens met de hand geschaafd om een authentiek effect te bereiken. In april heeft de schilder de kasten in de lijnolieverf gezet zodat nu de kasten ingericht kunnen worden.
Afb. 1 Samo Matthes & Job Beekman tijdens installatie van de kasten.
1
Afb. 2,3 De wandkasten.
2
Afb. 4 De wandkasten geschilderd.
Introductie Halverwege de trap van de beletage naar de eerste verdieping van het museum bevindt zich achter het trappenhuis een tussenverdieping met een piepklein halletje en een laag vertrek dat als het ware tussen de eetkamer en slaapkamer ingeklemd zit. Zo’n ‘insteekkamer’ ontstaat wanneer een verdieping op halve hoogte gesplitst wordt. Op deze wijze werd ruimtewinst geboekt en dit gebeurde in Amsterdamse huizen al vanaf de 16e eeuw. Op de hoofdverdieping van grachtenpanden bouwde men aan de achterzijde geregeld een vertrek met een verlaagd plafond dat als eetkamer werd benut. Zo’n verlaagde kamer was gemakkelijker te verwarmen en daardoor comfortabeler, terwijl in de overblijvende ruimte erboven dan een (onverwarmde) insteekkamer ontstond. (In Willet is de eetkamer bovendien recht boven de keuken gesitueerd, de enige ruimte op het souterrainniveau waarvan de haard steeds zal hebben gebrand.)
Afb. 5 Doorsnede pand.
3
Onze insteekkamer heeft tussen 1960 en 2012 als depotruimte gediend en kwam eind 2012 vrij toen de collectie die er bewaard werd naar het nieuwe museumdepot verhuisde.
Afb. 6 Provisiekamer als depot 1965.
Afb. 7 Provisiekamer als schilderijendepot 1996. 4
Hierdoor werd het mogelijk de kamer weer zijn historische rol van provisiekamer terug te geven, zoals de kamer in twee boedelbeschrijvingen uit 1757 en 1895 wordt aangeduid. Om de reconstructie zo getrouw mogelijk uit te voeren is gezocht naar sporen van de oude inrichting uit de tijd voordat de kamer werd aangepast door het museum. Het bleek al spoedig dat de ruimte nog relatief veel vroege elementen bevatte. Terwijl het pand eromheen forse wijzigingen onderging bleven hier in dit verstopte kamertje interieur en gebruik lange tijd onveranderd.
De vloer
Afb. 8 doorsnede kamer / aanzicht oostwand – vloerbalken donkergroen, plafondbalken lichtgroen, vloerdelen bruin.
Afb. 9 doorsnede kamer / aanzicht zuidwand, kleuren als vorige afbeelding.
5
De grenenhouten vloer van de provisiekamer is relatief licht van constructie: een oppervlak van zo’n 36 m² wordt gedragen door slechts 4 balken. De maximale belasting van de vloer is volgens de laatste berekeningen van de constructeur slechts 1,25 kN/m² in het midden van de kamer… (Dankzij moderne trekstangen wordt dit verhoogd tot 1,75 kN/ m² oftewel 175 kg per m². ) Weliswaar zijn de 2 duims - ruim 5 cm. - dikke vloerdelen zwaar uitgevoerd, maar om extra kamerhoogte te winnen liggen de vloerdelen niet zoals gebruikelijk bovenop de balken zodat ze de gehele kamerlengte kunnen overbruggen, maar zijn ze in drie lengtes van ca. 2 m. opgedeeld en in sponningen (kepen) in de balkzijden opgelegd en vastgespijkerd. Zoals te doen gebruikelijk zijn de vloerdelen aan de zijkant voorzien van groeven, waarin 4 mm. dikke losse eiken latjes – zgn. ‘veren’ – passen, die voor onderling verband in de breedte zorgen. Een halverwege ingeboorde eikenhouten deuvel (een soort stift) zorgt bovendien dat planken ook in de lengterichting onderling niet kunnen verschuiven. Afb. 10 Detail veer en deuvel. De aldus ontstane balkvakken tonen aan de bovenzijde nog het ruwe, molengezaagde ongeschaafde hout en op ieder plank staat met rood krijt het nummer van het vak aangegeven; N° 1, 2 of 3. Het feit dat de grenen delen aan de bovenzijde nooit verder afgewerkt zijn en zelfs nog een nummering uit de bouwtijd vertonen betekent waarschijnlijk dat er altijd een soort vloerbedekking of mat op heeft gelegen.
Afb. 11 Zaagsporen van de houtzaagmolen en kraslijnen voor deuvel. 6
Afb. 12 ‘No 2’ in rood krijt op vloerdeel. Deze vloerbedekking moet los op de vloer hebben gelegen, want spijkergaten langs de randen van de kamer ontbreken. Op een enkele plaats (vooral bij het raam) zijn nog de moeten zichtbaar van de afgenaaide rand van zo’n mat of kleed. In de naden tussen de vloerdelen werden veel vezels aangetroffen die mogelijk afkomstig zijn van een biezen mat.
Afb. 13 Vezelrestanten uit kier. 7
Afb. 14 Moeten matrand
Afb. 15 Biezen vlechtmat Museum OLHOS
8
Afb. 16 Biezen rolmat Tapijtmuseum Genemuiden. De zoldering – tevens de vloer van de bovengelegen vroegere bibliotheek/zitkamer van Abraham Willet – is met 7 dragende balken veel zwaarder uitgevoerd dan de vloer van de provisiekamer. Interessant is dat deze zoldering bovendien ca. 32 cm. hoger ligt dan het vloerniveau van de overige eerste verdieping. Kennelijk heeft men op deze wijze hoogte willen winnen voor de insteekkamer. De strijkbalken (de twee balken van halve dikte die direct langs de muren lopen) vertonen sporen van veranderde raamkozijnen en een gewijzigde toegangsdeur en trap.
De ramen en deuren Bij de noordmuur, aan de tuinzijde zijn in de strijkbalk nog de inkepingen aanwezig die gemaakt zijn voor twee nu verdwenen kozijnen met elk twee vensters.
Afb. 17 Detail strijkbalk noordgevel met inkepingen oorspronkelijke kozijn. 9
Qua breedte, raamverdeling en profilering komen ze exact overeen met de kozijnen van de tweede verdieping er recht boven. Aan de binnenzijde was het stucwerk ter hoogte van het ingeboete venster losgeraakt. In het metselwerk tekenen zich deze kozijnen uit de bouwtijd van het pand nog af.
Afb. 18 Stucadoor Jan Avé bij het verwijderen van los stucwerk gedurende de restauratie van de noordoost muur.
Afb. 19 Kozijncontouren uitgaande van de sporen in de strijkbalk en het metselwerk.
Aan de buitengevel is met enige moeite de kozijncontour te herkennen waar een afwijkend formaat bakstenen gebruikt is, de zgn. ‘klisklezoren’ – overlangs gekloofde bakstenen. (Met dank aan Jozefien Tegelaar die me hierop attendeerde). Mogelijk bevond zich de horizontale middendorpel van het zogeheten ‘kruiskozijn’ ter hoogte van de provisiekamervloer, zodat die in de gevel een minder opvallende onderbreking vormde. Bovendien kan de gebruikelijke combinatie van luiken (beneden) en glas in lood (boven) zijn toegepast. Waarschijnlijk zijn deze kruiskozijnen vervangen toen eigenaar Willem Gideon Deutz halverwege de 18de eeuw de achtergevel liet moderniseren met een centrale erkeruitbouw in het midden van de tuingevel en grote moderne schuiframen ter weerszijden.
10
Afb. 20 Buitenzijde noordgevel met vermoedelijke kozijncontouren.
Afb. 21 Keep in zuidelijke strijkbalk.
Aan de trappenhuiszijde, oftewel de zuidmuur van de kamer vertoont de strijkbalk pal naast de huidige ingang een brede keep in het hout, die gevuld is met puin van stucwerk. Vermoedelijk gaat het hier om een overblijfsel van de oorspronkelijke 17de-eeuwse toegangsdeur, die later naar de zuidoosthoek verplaatst is in verband met de verbouwing van het trappenhuis door eerdergenoemde Deutz . De sporen in de vloer tussen het trappenhuis en de schoorsteen van een vaste wandkast laten zien dat die kast toen verkleind is opdat ze de verplaatste toegangsdeur niet zou blokkeren.
11
Afb. 22 Kastcontouren op de vloer in de zuidoosthoek: groen vóór 1740, oranje ná 1740.
Afb. 23 Tekening van de kamervloer met kastcontouren in kleur; als vorige afbeelding.
12
De eiken toegangsdeur is een paneeldeur van het type dat we ook in de eind 17de-eeuwse wandkast op de 2de verdieping tegenkomen. Deze deur is echter geschilderd en in laatste verflaag tekent zich de contour af van het nu verdwenen kolossale opdekslot - er werden in de provisiekamer kennelijk waardevolle zaken bewaard. Het huidige raam dateert uit 1952. Het is een historiserende reconstructie naar ontwerp van architect Eschauzier van een 18de-eeuws type schuifraam met vast bovenraam. Dit is vrijwel overal in het huis aangebracht ter vervanging van originele 19de-eeuwse T-vensters met elk drie ruiten en empirevensters met ieder vier ruiten. Deze reconstructieramen uit 1952 zijn losjes gebaseerd op een schets van de voorgevel in het Grachtenboek van Caspar Philips. Een dubbel stel gewichtkasten in het kozijn van de provisiekamer toont echter dat er aanvankelijk een ander type raam heeft gezeten; een zgn. dubbel schuifraamdaarbij was zowel het bovenraam in de insteekkamer als het benedenraam in de eetkamer beweegbaar. Zo kon men in beide kamers onafhankelijk van elkaar ventileren. Verder zijn in het kozijn nog de restanten zichtbaar van scharnieren en schuiven van een opklapluik en een schot. Zowel schuiframen als luiken moeten tot in de 20ste eeuw hebben bestaan zoals een oude foto van de tuingevel uit vroege museumtijd bewijst.
Afb. 24 Toegangsdeur, kamerzijde.
Afb. 25 Historische foto achtergevel (ca. 1940?) 13
.
De wanden Het tegenwoordige schoorsteenkanaal is een modern, nieuw opgemetseld rookkanaal met gescheiden ventilatieschacht ten behoeve van de centrale verwarmingsinstallatie die in 1954 werd geïnstalleerd. Waarschijnlijk is het eenvoudigweg vóór het originele rookkanaal opgemetseld, waarbij de vloeren rond de schoorsteenboezem werden opengebroken. De kamer heeft langs drie wanden vaste kasten gehad die mogelijk pas relatief laat, in de jaren ’50 gesloopt zijn.1 De kamer werd toen als kluis in gebruik genomen voor de opslag van kostbare boeken van het Kunsthistorisch Instituut op de 1e verdieping. De contouren van de oude kasten zijn echter vrij goed te herkennen in het verfwerk van plafondbalken en planken en in het stucwerk van de wanden als verfruggen en retouches.
Afb. 26 Zuidwand met kastcontouren Een gelukkige vondst was bovendien het restant van de kastzijde die bleek te zijn hergebruikt als reparatiehout in de vloer voor het schoorsteenkanaal. Kleuronderzoek wees uit dat de oudste vaste interieuronderdelen zoals het plafond en het wandkastfragment maximaal drie olieverfstadia (resp. grijs-grijsgroen-grijsgroen en wit-grijsgrijsgroen) vertoonden, opvallend weinig voor een vertrek dat uit de bouwtijd van het huis stamt. De pigmenten die in de laatst aangebrachte groene verf werden geanalyseerd – loodwit, zeer weinig Pruisisch blauw en een fijn verdeeld organisch zwart zijn zeer traditioneel; ze werden reeds in de 18de eeuw door huisschilders gebruikt. Het houtwerk van de kamer inclusief verdwenen kasten zal dus ook in Willet’s tijd grijsgroen geweest zijn. Het stucwerk van de westwand ter hoogte van de westwandkast bezit weliswaar nog 12 afwerklagen (11 x
1
Op een plattegrond van de bestaande situatie uit 1953 staat de westwandkast nog geschetst. Krantenproppen uit 1957 werden aangetroffen in het stucwerk waar ooit een wandkast links van het schoorsteenkanaal in de muur verankerd was.
14
witkalk, 1x lichtoker olieverf) maar kalkverf is dan ook minder dekkend, minder sterk en erg snel vuil vergeleken met olieverf.
Afb. 27 Fragment kastzijde zuidwand in situ naast deur.
Afb. 28 Verftrap op het fragment van de zuidwandkast.
Samenvattend Wat is aangetroffen aan historische sporen duidt op een zeer sober vertrek met in de eerste plaats een opslagfunctie.
15
Het niet-representatieve, utilitaire karakter van de ruimte verklaart het relatief geringe aantal veranderingen en aanpassingen van het interieur; hier kwam geen bezoek en de eigenaars vertoefden er waarschijnlijk niet langdurig. Na de 18de-eeuwse wijzigingen van de raamwand (waarbij ook een inloopkastruimte links van het raam in het uitstek ontstond) en van de trappenhuiswand (verplaatsing van de toegangsdeur) zijn er tot de jaren ’50 geen wezenlijke veranderingen meer aangebracht. Dit geldt niet alleen voor bouwkundige onderdelen zoals de wanden, de vloer en de zoldering maar ook voor de uitmonstering: opvallend weinig delen zijn overschilderd, na een eerste grijze of witte verfbeurt is het houtwerk van de kamer mosgroen geverfd en daarbij is het gebleven. De muren waren vrijwel steeds gewit.
Restauratie & reconstructie Voor de openstelling van de provisie-/insteekkamer per december 2012 werd in eerste instantie nagestreefd de meest storende moderne elementen te verwijderen, de basisvoorzieningen aan te brengen en de hoofdstructuur te restaureren. Verwijderd werden o.a. de schilderijenrekken, de metalen raamluiken, de t.l.-verlichting, de spaanplaat en triplex aftimmering van het plafond, diverse elektrische- en andere bekabeling, een moderne dekvloer en de moderne toegangsdeur.
Afb. 29 Kamer tijdens sloopwerkzaamheden oktober 2012. Wat daarbij tevoorschijn kwam moest vaak gerestaureerd worden. Zo is het stucwerk hersteld; loszittende lagen zijn afgestoken en aangeheeld met een kalkmortel, de muren zijn vervolgens in de witkalk gezet. Qua timmerwerk is de bewaard gebleven originele toegangsdeur herplaatst, de raveling is opnieuw afgetimmerd, het oude formaat van het schoorsteenkanaal is gereconstrueerd en de elektrische leidingen zijn gecamoufleerd door ze te bundelen in twee houten kokers of ze te verbergen achter een kast achterschot (westwand).
16
Een schragentafel is gereconstrueerd naar een historisch model uit het poppenhuis van Petronella Oortman. Enkele lantaarns werden voorzien van led-verlichting in kaarsvorm.
Afb. 30 Jan Avé tijdens het stuccen.
Afb. 31 Remko Streep herstelt de raveling rond het schoorsteenkanaal.
17
Afb. 32 Kamer tijdelijk ingericht december 2012.
In 2013 zijn diverse beschadigingen aan de vloer hersteld, wat vooral ter hoogte van het middenvak noodzakelijk was. De vloerdelen van het middenvak waren bij een eerdere verbouwing om onduidelijke reden omgedraaid, waardoor ze met de geverfde zijde - van het 17de-eeuwse eetkamerplafond - naar boven kwamen te liggen. De planken waren toen bovendien ingekort en de eikenhouten veren en deuvels waren grotendeels verwijderd. Deze schade is hersteld en de vloerdelen zijn afgaande op de spijkersporen weer op hun oorspronkelijke plaats teruggelegd. Afwijkende moderne vloerdelen zijn vervangen door nieuwe delen van authentieke breedte en dikte geleverd door houtzagerij Twickel. Ook na de succesvolle reconstructie van de twee wandkasten blijft er nog wel wat te wensen over. Zo staan een nieuw raamluik en schot op ons lijstje, evenals een vloermat, en een slot op de historische toegangsdeur. Tenslotte zou nog de reconstructie van de derde wandkast aan de oostwand het karakter van opslagruimte versterken.
18
Afb. 33 Schets raamluik en schot.
Afb. 34 Schets noordoostkast.
19
Museum conservator Bert Vreeken heeft als initiatiefnemer voor de herinrichting op basis van de boedelinventaris van mevrouw Willet-Holthuysen een objectenlijst voor de kamer samengesteld. Uit de opsomming uit 1895 blijkt dat er allerhande spullen waren opgeslagen, variërend van huishoudelijke zaken tot sierobjecten. Zo worden o.a. genoemd; voetstukken, verschillende stoven, divers speelgoed, kolenemmers, theestoven met ketels, een spit, enig strijkgereedschap, messenfoedralen, een likeurkeldertje, divers koperwerk, divers lakwerk, Wedgewood aardewerk, enig koper, aardewerk en provisiegoed, eierrek, schalen, stoel, tafeltje, inlegpotten, emmers, Saksisch theeservies, likeurstel, compôten, Frans porcelein, beschuittrommel, divers kristal, glaswerk, zuurschalen, blauw porseleinen borden, theeservies, etagèregoed, engelse bloempotten, eetservies, muurgirandoles. Komt dat zien! Museum Willet-Holthuysen Herengracht 605 Amsterdam www.willetholthuysen.nl
Bouwkundige begeleiding: Ruud Ruhé (AM) Constructie berekeningen: S. Toonen (ABT) Kasten: Samo Matthes, Job Beekman Kunsthistorisch onderzoek: Hubert Vreeken (AM) Pigmentanalyse: Matthijs de Keijzer (RCE) Projectleiding: Annemarie den Dekker (AM) Sloop-, demontage: Fa. Vechtmetaal Schilderwerk: Willem Boom SBS-schilders Schragentafel: Gerrit van der Meulen (AM) Stucwerk: Jan van Avée Tekenwerk & bouwhistorisch onderzoek: Jaap Boonstra (AM) Timmerwerk divers: Remko Streep (Bruys & Streep) en Jaap Boonstra (AM) Verlichting en electriciteit: Paul Born, René Siecker/Bastiaan Schrik (AM)
20