Versie 2 – Intro op Openbaring dl.1 – nr.1226
[Uitzending 1226: Intro op Openbaring, deel 1]
In deze uitzending maken we een begin met het lezen en de bespreking van het laatste Bijbelboek van het NT: De openbaring die Jezus Christus gaf aan Johannes op het eiland Patmos. Als inleiding eerst iets over de verschillende visies op het Bijbelboek Openbaring.
Het is niet overdreven om te stellen dat het Bijbelboek Openbaring het meest omstreden Bijbelboek van het NT is. Hoewel het Bijbelboek in eerste instantie een brede erkenning vond, zijn er vanaf de derde eeuw n.Chr. groepen gelovigen geweest die het Bijbelboek hebben bestreden. Zij waren van mening dat het Bijbelboek Openbaring niet bij de andere Bijbelboeken in de canon van de Bijbel kon worden opgenomen. In onze tijd wordt het in bepaalde kerken en christelijke gemeenten nog steeds genegeerd, mede ook doordat andere groepen christenen er – voor hun gevoel – juist heel veel aandacht aan geven.
In de tweede eeuw was het Bijbelboek Openbaring al bekend en in aanzien bij kerkleiders als Papias van Hiërapolis, Justinus de Martelaar en Melito van Sardes. Deze drie kerkleiders bewogen zich in de invloedssfeer van het evangelie naar Johannes en leefden respectievelijk aan het begin, in het midden en in de tweede helft van de tweede eeuw. Helaas is het meeste van hun werk verloren gegaan, maar van Justinus is zeker dat hij getuigt van het auteurschap van de apostel Johannes. Aan het eind van de tweede eeuw, toen de namen en de inhoud van de Bijbelboeken van het NT grotendeels vastlagen, was het Bijbelboek Openbaring algemeen erkend als een canoniek werk van de apostel Johannes. De bronnen waaruit deze informatie komt – zoals de werken van kerkvader Ireneüs; de Canon van Muratori, waarin de oudst bekende opsomming van de Bijbelboeken te vinden is; de werken van Clemens van Alexandrië en Tertullianus – bevonden zich in vrijwel alle gebieden waar christelijke gemeenten waren ontstaan. Daarmee behoort het Bijbelboek Openbaring bij de Bijbelboeken van het NT, die het eerst en het meest algemeen aanvaard werden. In de Westerse kerk is de houding ten opzichte van het Bijbelboek Openbaring niet meer veranderd. Maar in het Oosten kwam in
TTB – NL – TWR – CW
1
Versie 2 – Intro op Openbaring dl.1 – nr.1226
de derde eeuw een tegenbeweging op gang, die op inhoudelijke gronden bezwaar had tegen het Bijbelboek Openbaring. De belangrijkste criticus was Dionysius van Alexandrië. Door de effecten van deze tegenbeweging is het Bijbelboek in het Oosten eeuwenlang omstreden gebleven. De achtergrond van de meeste kritiek is een afwijzing van het chiliasme, dat wil zeggen de verwachting van een concreet duizendjarig rijk. Onder andere de invloedrijke kerkhistoricus Eusebius was een felle anti-chiliast. Hij probeerde Openbaring in diskrediet te brengen en gebruikte daarbij soms het voorwendsel dat het Bijbelboek niet door een apostel was geschreven. De tegenstand maakt overigens wel duidelijk dat de chiliastische uitleg zeer oude papieren heeft en dat de kerkvaders van de tweede eeuw het Bijbelboek Openbaring aanvaardden, inclusief de verwachting van een toekomstig duizendjarig vrederijk. In later tijd heeft het chiliasme vaak een slechte naam gekregen. Voor velen, zoals bijvoorbeeld Calvijn, was en is het een scheldwoord. Bij chiliasme wordt vaak gedacht aan naïef Bijbelgebruik en sektarisch radicalisme.
We noemen een paar gegevens die het succes van de tegenstanders van het Bijbelboek Openbaring laten zien. Het concilie van Laodicea (363 n.Chr.) liet het Bijbelboek buiten de canon. Verschillende kerkvaders gebruikten het Bijbelboek Openbaring niet (zoals de befaamde prediker Johannes Chrysostomus, Cyrillus, Gregorius van Nazianze en Theodoretus). Bij het maken van de vertaling van het NT in het Syrisch – de zgn. Pesjitta – in het begin van de vijfde eeuw, werd het Bijbelboek Openbaring overgeslagen. Maar in de zesde eeuw n.Chr. werd het Bijbelboek alsnog in de Syrische canon opgenomen. De Armeense kerk aanvaardde het Bijbelboek pas in de twaalfde eeuw als horende bij de canon van het NT en de Grieks Orthodoxe Kerk heeft Openbaring niet opgenomen in het rooster van lezingen in de liturgie. Deze eeuwenlang afwijzende houding heeft ook invloed gehad op de overlevering van de tekst van het Bijbelboek. Van Openbaring hebben we beduidend minder Griekse handschriften dan van de andere Bijbelboeken van het NT. Van de kerkhervormers uit de zestiende eeuw had Maarten Luther, die wel vaker radicale standpunten innam, het Bijbelboek Openbaring het liefst uit de lijst met Bijbelboeken van het NT (de canon) verwijderd. Hij had niet alleen moeite met de uitleg die in zijn tijd aan het Bijbelboek werd gegeven, maar ergerde zich ook TTB – NL – TWR – CW
2
Versie 2 – Intro op Openbaring dl.1 – nr.1226
aan de versluierende vorm waarin Johannes zijn boodschap vertelt. Luther stelde dat in het Bijbelboek Openbaring Christus niet wordt geleerd en gepredikt. Van reformator Calvijn zijn zulke verregaande gedachten niet bekend, maar het is een feit dat hij op alle Bijbelboeken commentaren heeft geschreven, behalve op het Bijbelboek Openbaring. Calvijn leerde van Luther dat de antichrist niet één persoon is, maar een aanduiding voor de pausen van Rome. De Zwitserse hervormer Heinrich Bullinger is de enige die het Bijbelboek Openbaring uitlegde voor de christelijke gemeente.
Ondanks de tegenstanders en de weerstand is het Bijbelboek Openbaring in alle tijden tot steun geweest voor christenen in oorlogssituaties en gelovigen die om hun geloof werden vervolgd. We zien dit al in de verslagen van de marteldood van christenen in de tweede en derde eeuw, in de zogenoemde 'martelaarsakten'. De Doperse beweging in de zestiende eeuw maakte, naast de evangeliën en de boeken van de profeten, veel gebruik van het Bijbelboek Openbaring. Vooral de gematigde stroming binnen de Doperse beweging, die terug wilde naar de NT-vorm van kerk-zijn, gebruikte Openbaring meer dan sinds de tweede eeuw ooit was gebeurd. Het leidde onder andere tot een herleving van de eschatologische verwachting. De Doperse beweging, die door de gevestigde kerk werd verdrukt, zagen – de gevestigde kerk als het 'Babylon' van hun tijd, en de Dopersen zelf kenmerkten zich als de ware gemeente van Christus. De kerken van de Reformatie leerden van de Doperse beweging over de komende geloofsvervolging, antichristelijke ontwikkelingen, de mogelijkheid van afval binnen de kerk en de dreigende perversie door de hoer van Babylon. Ook de verwachting van de spoedige wederkomst van Christus en van het duizendjarig rijk kreeg door deze omgang met het Bijbelboek Openbaring een sterke impuls. De grote Bijbeluitlegger en piëtist J.A. Bengel (16871752) gaf het Bijbelboek Openbaring een centrale plaats in zijn theologie. Hij werd daardoor de vader van het moderne chiliasme. Dankzij hem kon het Bijbelboek in de kerken niet meer worden genegeerd. Via John Wesley drong Bengels invloed ook door in de Engelstalige wereld. Zijn eigen uitleg werd overigens gehinderd door berekeningen. Onder andere verwachtte hij de wederkomst van Christus in het jaar 1836. In de Tweede Wereldoorlog werd het
TTB – NL – TWR – CW
3
Versie 2 – Intro op Openbaring dl.1 – nr.1226
Bijbelboek veelvuldig gelezen en uitgelegd, en het gaf mensen kracht en moed in hun verzet tegen de antichristelijke overheid.
In het voorgaande kwam het verzet tegen de verwachting van een concreet duizendjarig rijk al even aan de orde. De interpretatie van het 'Millennium' is nog altijd omstreden, en dat is een signaal van de bredere discussie over de vraag hoe het Bijbelboek Openbaring moet worden uitgelegd. Tot in onze tijd bestaan er totaal verschillende visies op de uitleg van het Bijbelboek Openbaring naast elkaar. Ik wil nu nader ingaan op deze verschillende visies. De twee voornaamste kunnen we in het kort als volgt omschrijven. Het zogenoemde Idealisme pleit voor een geestelijke uitleg. Deze visie meent dat het Bijbelboek met behulp van allerlei beelden een typering geeft van de geschiedenis in termen van een strijd tussen goed en kwaad. Daarmee krijgt het Bijbelboek een zekere tijdloosheid. Een andere visie is de historische uitleg. Deze visie gaat ervan uit dat Johannes spreekt over feitelijke gebeurtenissen die in de loop van de tijd hebben plaatsgevonden of nog zullen plaatsvinden. Afhankelijk van het antwoord op de vraag: op welke tijdsperiode het Bijbelboek betrekking heeft, kunnen historische interpretaties nog weer onderverdeeld worden in de hedendaagse of contemporaine uitleg, de algemeen historische uitleg en de eschatologische uitleg. Binnen de eschatologische uitleg zijn zelfs nog verdere onderscheidingen mogelijk. De historische interpretatie doet in die zin recht aan het Bijbelboek, door de inhoud ervan op te vatten als verwijzingen naar historische feiten. Toch is er geen enkele Bijbeluitlegger die alles in het Bijbelboek volledig letterlijk opvat. Daarom moeten we nu eerst aandacht geven aan de vraag hoe letterlijk we het Bijbelboek moeten uitleggen.
We zeiden al dat geen enkele exegeet het Bijbelboek Openbaring helemaal letterlijk uitlegt. Iedere exegeet realiseert zich dat er in de beschrijving van de feiten een bepaalde mate van symboliek is gebruikt. Een centrale vraag bij de uitleg van Bijbelboek Openbaring is – en eigenlijk van alle apocalyptische visioenen: hoe verhouden zich de feiten met de symbolen. In welke mate moeten of kunnen de gebruikte begrippen en getallen letterlijk worden opgevat? We gaan nu wat dieper op deze vraag in. De reformatorische uitleg is er altijd vanuit gegaan dat het Bijbelboek Openbaring veel beelden bevat die door de TTB – NL – TWR – CW
4
Versie 2 – Intro op Openbaring dl.1 – nr.1226
uitlegger moeten worden verklaard. Maar vanaf de opkomst van het Fundamentalisme in de negentiende eeuw wordt in kringen die daardoor beïnvloed zijn een nauw verband gelegd tussen een letterlijke uitleg van de Bijbel enerzijds en het aanvaarden van het gezag van de Bijbel als Gods Woord anderzijds. Het is een stroming waarin men beducht is voor een al te 'vrije' omgang met het Woord van de HERE. Teveel 'vergeestelijken' zou er namelijk toe kunnen leiden dat tenslotte ook de beschrijving van het scheppingsverhaal en de opstanding van Christus niet meer letterlijk worden genomen. In bepaalde kringen gelden alleen interpretaties die alles zoveel mogelijk letterlijk opvatten als 'orthodox' of 'Bijbelgetrouw'. Respect voor de zorg en oprechtheid die achter deze opvatting ligt, hoeft nog niet te betekenen dat iemand in alles meegaat in deze denkwijze. Niet alles in de Bijbel is letterlijk bedoeld, dat zagen we ook al in andere Bijbelboeken. Voorbeelden daarvan zijn de gelijkenissen die de Here Jezus vertelt in Matth.13. De uitdrukking in het Bijbelboek Amos dat de HERE brult ‘als een getergde leeuw’ (Amos 1:2; 3:8) en de woorden van de Here Jezus bij de instelling van het Avondmaal 'dit is Mijn lichaam' en 'dit is het bloed van Mijn verbond' (Marcus 14:22,24) maakt duidelijk dat we bij de gelijkenissen de boodschap missen als we ze zuiver letterlijk opvatten, en ook bij de andere voorbeelden doet een strikt letterlijke uitleg geen recht aan Gods Woord. De Bijbelboeken van profeten als Micha en Joël blijven onbegrepen als de lezer geen gevoel heeft voor de beeldspraak die eigen is aan het profetische taalgebruik.
De Bijbel is in dit opzicht niet anders dan andere literatuur. En in het dagelijksleven gebruiken we allemaal beeldspraak en symbolen: visuele symbolen zoals bv. 'de Nederlandse leeuw', maar ook beeldspraak zoals 'een stortvloed van woorden'. Het is een beeld of een symbolische aanduiding van een feitelijke werkelijkheid, die niemand strikt letterlijk opvat. En wat te denken van aanduidingen als 'prijzenoorlog' en 'concurrentieslag'? Vaak zijn we ons totaal niet meer bewust van het niet-letterlijke element in ons taalgebruik, zoals in de vraag: Kunt u dit volgen? Symboliek en beeldspraak hoeven niet minder serieus genomen te worden dan letterlijk bedoelde woorden. Vaak hebben beelden of metaforen juist een grotere suggestieve zeggingskracht dan een betoog, zoals bv. in de Bijbel zichtbaar wordt in gelijkenissen (bv. 2 Sam.12:1TTB – NL – TWR – CW
5
Versie 2 – Intro op Openbaring dl.1 – nr.1226
7; Matth.18:21-35). Een nadeel van een beeld en een symbool ten opzichte van bijvoorbeeld een betoog en geschiedschrijving is wel dat ze moeilijker te interpreteren zijn. Als het oorspronkelijke verband verloren is gegaan, zullen ze na verloop van tijd onbegrijpelijk worden. Dat maakt studie naar de achtergronden waartegen een tekst werd geschreven belangrijk, in ons geval de inhoud van Bijbelboek Openbaring.
We hebben in de Bijbel regelmatig met beelden, symbolen, symbolische getallen, enzovoort, te doen. Daardoor dringt de vraag naar de verhouding tussen beeld en werkelijkheid zich op veel plaatsen op. Een goed principe is dat de tekst zelf wel aangeeft hoe we de betekenis ervan moeten opvatten, namelijk: letterlijk of niet letterlijk. Als het gaat om historische Bijbelboeken en brieven heeft de letterlijke uitleg de voorkeur, maar de dichterlijke Bijbelboeken vragen een andere aanpak. We moeten de Bijbel steeds proberen te lezen met de ogen van de eerste lezers, en niet met onze veelal rationalistische en westerse ogen. In het geval van het Bijbelboek Openbaring worden we op het goede spoor gezet door rekening te houden met het karakter van het Bijbelboek als een profetische en tegelijk apocalyptisch-visionair boekwerk. Omdat het een profetisch Bijbelboek is, zal Openbaring betrekking hebben op historische situaties. Net als bij de profeten in het OT mogen we verwachten dat Johannes veel gebruik maakt van symbolen en vergelijkingen. Omdat Openbaring apocalyptische visioenen bevat, kunnen we beeldtaal en symboliek verwachten. Bovendien maakt het eerste vers van het Bijbelboek Openbaring ons erop attent dat wij beelden kunnen verwachten doordat in de verwoording wordt gezinspeeld op Dan.2 (vs.28-30,45), waar sprake is van dromen en gezichten. Een meer algemeen probleem hierbij is dat de meeste Bijbellezers vaak niet vertrouwd zijn met de Bijbelboeken van de profeten, en ook dat ze vaak geen andere apocalyptische literatuur kennen dan wat in de Bijbel staat. Daardoor missen ze vergelijkingsmateriaal.
De Bijbel bevat naast het Bijbelboek Openbaring nog een aantal andere apocalyptische Bijbelgedeelten, namelijk: Jesaja 24 t/m 27, Ezechiël 38 en 39, Daniël 2,4,5 en 7 t/m 12, het Bijbelboek Joël, Zacharia 12 t/m 14, Marcus 13
TTB – NL – TWR – CW
6
Versie 2 – Intro op Openbaring dl.1 – nr.1226
en een aantal verzen uit 1Kor.15 (vs.20-28), 1Thess.4 (vs.13-18) en 2 Thess.2 (vs.3-12). Het loont de moeite om deze Bijbelgedeelten ter vergelijking te lezen. Het is duidelijk dat de diverse dieren en andere elementen die daarin voorkomen beelden of symbolen zijn van onder andere koningen en wereldmachten. Dat inzicht helpt bij het begrijpen van de vergelijkbare beeldtaal van Johannes.
Als we met het voorgaande in gedachten gaan lezen in het Bijbelboek Openbaring, vinden we daar beelden zoals 'het Lam', 'het beest' en 'de bruid'. De context geeft aan dat ook andere aanduidingen als beelden moeten worden gezien, zoals 'ruiters' en 'sprinkhanen'. Openb.2:1 is een mededeling in symbolische taal, daar wordt over de Here Jezus Christus gezegd dat Hij 'de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt' en 'tussen de zeven gouden kandelaars loopt'. Het is een verwijzing naar de beschrijving van het visioen van de verhoogde Christus in Openb.1. Ook in Openb.2 is het de Here Jezus die spreekt. Hetzelfde geldt voor Openb.2:7, waar we lezen dat wie overwint zal eten van de boom die leven geeft. Vers 7 betekent niet dat er een echte boom zal staan, maar omschrijft het geloof dat de overwinnaar het eeuwige leven zal ontvangen. Het 'beest met tien horens en zeven koppen’ (Openb. 13:1) – fysiek gezien niet goed voor te stellen – is al evenzeer een symbolische omschrijving alsook de naam 'Babylon'.
Moeilijker is het met de getallen. De opvallende getallen 3, 4, 7, 12 en 1260 kunnen niet altijd letterlijk worden genomen, maar moeten van geval tot geval beoordeeld worden (bv. Openb.21:16-17). Het getal 12 in 'de twaalf apostelen' (Openb.21:14) verwijst naar een feitelijk twaalftal, maar het getal 144.000 in Openb.7 moeten we opvatten als een symbool voor volheid. Een speciaal omstreden kwestie is in hoeverre het getal 1000 met betrekking tot de periode van duizend jaar (Openb.20:1-7) letterlijk bedoeld is of met name 'een volheid of compleetheid' aanduidt. Na deze uiteenzetting is er nog meer te zeggen over de verschillende richtingen in de uitleg van het Bijbelboek Openbaring, maar daarvoor moet ik u verwijzen naar Bijbelcommentaren, boeken en artikelen die dit onderwerp verder uitwerken.
TTB – NL – TWR – CW
7
Versie 2 – Intro op Openbaring dl.1 – nr.1226
Tenslotte, gaan we in deze uitzending nog wat dieper in op het karakter van het Bijbelboek Openbaring. In Openb.1:4 t/m 6 krijgen we de indruk dat het Bijbelboek een brief is. De aanhef die we daar aantreffen komt bv. overeen met die van de brieven van de apostel Paulus: Dit schrijft Johannes aan de zeven christengemeenten in Asia: Ik wens u de genade en vrede toe van God. Bij de beschrijving van de visioenen vanaf Openb.4 komen we geen kenmerken van een brief tegen, maar in het slothoofdstuk wordt de briefvorm weer opgepakt in de zegengroet. We lezen in Openbaring 22 vers 21: Ik wens u allen de genade van de Here Jezus Christus toe. Amen.
Er zijn nog meer aanwijzingen dat we in het Bijbelboek Openbaring met een brief te maken hebben. Het boek is een rondzendbrief, bedoeld om rondgestuurd te worden aan zeven gemeenten in Klein-Azië (Openb.2 en 3). Net als andere brieven in het NT (bv. Kol.4:16) is het Bijbelboek bedoeld om voorgelezen te worden gedurende de samenkomst van de gemeente (Openb.1:3; 22:6vv.). Een opmerkelijk kenmerk van de schrijfstijl van de auteur is dat hij schrijft in de eerste persoon enkelvoud. Hoewel de autobiografische vorm bij profetische of apocalyptische literatuur niet is uitgesloten, komt de vorm toch het meest voor bij brieven. De overtuiging dat we te maken hebben met een brief wordt ook gesteund door de relatie die de schrijver blijkbaar heeft met een specifieke groep christenen in een bepaald gebied. Het Joodse apocalyptische geschrift 1 Henoch daarentegen zegt bijvoorbeeld dat de inhoud ervan bedoeld is voor de uitverkorenen die in de toekomst zullen leven, in de dagen van de verdrukking, wanneer al de slechte en goddeloze mensen verwijderd zullen worden (Openb.1:1). Hierdoor ontstaat afstand tussen de schrijver en de lezers. Er zijn meerdere voorbeelden in de Oudheid bekend van brieven die goddelijke openbaringen, orakels of profetieën doorgeven. We kunnen hier spreken van 'profetische brieven'. Ook in het OT vinden we hiervan voorbeelden. 2 Kron.21:12 t/m 15 bevat een brief van Elia met een oordeelsaankondiging. De meeste 'profetische brieven' die we kennen zijn verbonden met de naam van Jeremia en zijn secretaris Baruch (Jer.29:4-23, 24-28, 30-32). Ook in de vroege kerk werd de briefvorm van Openbaring zo nu en dan opgemerkt (bv. in de Canon Muratori, eind tweede eeuw). TTB – NL – TWR – CW
8
Versie 2 – Intro op Openbaring dl.1 – nr.1226
De Openbaring van Jezus Christus aan Johannes is een lange brief die een verhalende lijn vertoont, het is een gestructureerd verhaal. De brief is apocalyptisch wat betreft het behandelde thema en profetisch in het bemoedigen en vermanen van de christelijke gemeenten.
Als we het woord 'apocalyps' als uitgangspunt nemen, moeten we wel erkennen dat het Bijbelboek zichzelf maar één keer als 'apocalyps' aanduidt (Openb.1:1), en vijf keer als 'profetie' of de 'profetische woorden (van dit boek)' (Openb.1:3; 22:7,10,18-19 en mogelijk Openb.19:10). Hoewel Johannes zichzelf nergens betitelt als 'profeet', noemt hij het verslag van zijn visioenen wel: 'profetische woorden. Het roept de vraag op of Johannes een onderscheid heeft willen maken tussen de twee termen of dat volgens hem 'profetie' een nadere omschrijving is van 'apocalyps'. De overgang van 'apocalyps' in Openb.1:1 naar 'profetie' in Openb.1:3 suggereert dat de twee woorden door hem min of meer identiek worden gebruikt. Het Bijbelboek Openbaring lijkt zichzelf te presenteren als een openbaring die aan Johannes is gegeven en die hij, niet anders dan de profeten van het OT, te boek heeft gesteld. Evenals de profetieën van de OT profeten vaak werden voorafgegaan door een roepingsvisioen van de profeet (Jes.6:1-13; Jer.1:4-19; Ezech.2:1-3:15), zo gebeurt dit ook bij Johannes (Openb.1:9-20; 10:1-11). En evenals de boodschap van de profeten van het OT is die van Johannes ingebed in de heilsgeschiedenis, gebaseerd op en geworteld in de heilsdaden van de HERE in het verleden. Voor Johannes is dit het verlossingswerk van God in Jezus Christus. Toch wordt door de moderne onderzoekers vaak in een andere richting gedacht.
In de volgende uitzending gaan we verder met de introductie van het Bijbelboek Openbaring: deel 2.
TTB – NL – TWR – CW
9