De Mededeelingen verschijnen om de drie maanden, nl. in Maart, Juni, September en December.
MEDEDEEL1NGEN UITGEGEVEN DOOR DE VLA. TOP. VEREENIGING TE LEUVEN 1934.
TIENDE JAARGANG
DE VLA. TOP. VEREENIGING TE LEUVEN wenscht op het gebied der Vlaamsche plaatsnaamkunde de samenwerking van alle belangstellenden te bevorderen. De Mededeelingen verschijnen vier maal per jaar en worden aan de medewerkers kosteloos toegestuurd. Niet-medewerkers betalen een jaariijksche bijdrage van min. 10 frs. Medewerkers en abonnenten genieten een prijsvermindering van E 40 0 /0 op de uitgaven van de V. T. V.
w INSTITUUT VOOR VLAAMSCHE TOPONYMIE U N I V E R S I T E I T S B I B L I O T H E E K — LEUVEN DIR. Eno,. DR. H. J. VAN DE WIJER — LEUVENITEL. 1111), POSTREK. 162831.
BELANGRIJK BERICHT Wij vestigen , hierbij de aandacht van onze lezers op de laatste publicaties van de Vlaamsche Toponymische Vereeniging Plaatsnamen te Turnhout door J. 1934, Iv en 18 bl., fr. 2.—.
BIJLAGE V.
VAN GORP.
VI. Rond het woord „ uitvang " door J. 1935, tv en 12 bl., 8°, fr. 2.—.
BIJLAGE
HELSEN.
5. Brabantsche plaatsnamen. 5 (Beersel) door J. LINDEMANS. 1934, vin en 40 bl., 8°, fr. 15.—.
TOPONYMICA I1,
Huisnamen te Lier door J. 1934, viii en 34 bl., 8°, fr. 10.—,
TOPONYMICA V.
11ELSEN.
NOMINA GEOGRAPHICA FLANDRICA. III. De voornaamste bestanddeelen der Vlaamsche plaatsnamen door J. MANSION. 1935, xxI ' en 170 bl., 8°, 45.—.
STUDIËN
i
Wij zijn overtuigd dat vooral het boven aangekondigde werk van Prof. J. MANSION, dat sedert geruimen tijd met ongeduld werd te gemoet gezien, buitengewone belangstelling zal wekken én om het behandelde onderwerp, dat in vogelvlucht de heele Vlaamsche toponymie bestrijkt, én om den naam van den auteur, den meest gezaghebbenden van onze toponymisten.
Op den handelsprijs van de NOMINA en de TOPONYMICA genieten, zooals voorheen, onze medewerkers en abonnenten, alsmede de secretarissen der aangesloten vereenigingen, de gewone prijsvermindering van E 40 0/0. De prijs van de „ Bestanddeelen " werd vastgesteld op 30.— (verzendingskosten inbegrepen). Daar de V. T. V. echter maar over een beperkten voorraad kan beschikken, worden belangstellenden verzocht onmiddellijk in te schrijven. Bedrag te storten op postrekening nr. 16.28.31 (H. J. VAN DE WIJER, Leuven).
MEDEDEEL1NGEN UITGEGEVEN DOOR DE VLA. TOP. VEREENIGING TE LEUVEN TIENDE JAARGANG
1934.
DE VLA. TOP. VEREENIGING TE LEUVEN wenscht op het gebied der Vlaamsche plaatsnaamkunde de samenwerking van alle belangstellenden te bevorderen. De Mededeelingen verschijnen vier maal per jaar en worden aan de medewerkers koste oos toegestuurd. Niet-medewerkers betalen een jaarlijksche bijdrage van min. 10 frs. Medewerkers en abonnenten genieten een prijsvermindering van ± 40 °/° op de uitgaven van de V. T. V.
INSTITUUT VOOR VLAAMSCHE TOPONYMIE UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK -- LEUVEN DIR. PRO F. DR. H. J. VAN DE W IJ E R - LEUVEN (TEL. 1111), POSTREK. 162831.
INHOUD VAN DEN TIENDEN JAARGANG (1934) H. DRAYE - Bij het werk van Dr. J. Langohr .
52
J. VAN GORP - Plaatsnamen te Lille in 1368 en 1410 . 25 J. HELSEN - Uit de tijdschriften —
Huisnamen te Lier ..
—
Iets over
—
Plaatsnamen uit het Mechelsche (a 0 1734)) . .
7 35
aard, plaatsnaam
45 61
A. VAN KEMPEN - Steden- en dorpentaal in Nederland en België . .
. 59
J. LANGOHR - Een plaatsnamenkaart van het Zuidnederlandsch dialectgebied van Overmaas
. 32
J. LEENEN - De spelling van de plaatsnamen in het Belgische spoorboek . . .
•
H. J. VAN DE WIJER - Plaatsnamenspelling —
De Saar-Atlas
*** Plaatsnamenspelling
1
. 72 77
(Touring Club). .
*** Nederland in Oud Berlijn
(Haagsche Post)
. 31
.
44
MEDEDEELINGEN
UITGEGEVEN DOOR DE VLA. TOP. VEREENIGING TE LEUVEN TIENDE JAARGANG
1934, 1.
De spelling van de plaatsnamen in het Belgische spoorboek "). De gemeentenamen zijn maar een deel van het totaal van de eigennamen van plaatsen, die een min of meer openbaar karakter dragen en in min of meer algemeen schriftelijk gebruik voorkomen. De regeling van de spelling van de Vlaamse gemeentenamen kon dus ook maar een deel zijn, zij het dan ook het voornaamste en dringendste, van de taak die de Kommissie gemeend heeft hiermee op zich te moeten nemen. Andere reeksen, waar hetzelfde euvel — gebrek aan vastheid en eenvormigheid — alleen langs dezelfde weg -- aanpassing aan het normale Nederlandse spel- en eventueel taalgebruik — te verhelpen is, dienen eveneens aan de beurt te komen. De opsteller van dit verslag heeft gemeend dat in de eerste plaats de namenvoorraad van het Spoorboek in aanmerking kwam, en hij heeft in die zin in de vergadering van de Kommissie van 18 Mei 1931 een voorstel gedaan. Als gevolg daarop heeft hij de eer gehad, belast te worden met het voorafgaand onderzoek van de kwestie, en met de samenvatting van de, na bespreking in verschillende volgende vergaderingen getroffen besluiten. Om te beginnen hebben we «bundel» I (internationale treinen en Belgische spoorwegen) alleen nog maar systematisch bewerkt, zonder daarbij echter het verband met II (buurtspoorwegen en autobussen) en eventuele volgende reeksen uit het oog te verliezen. In bundel I nu vinden we, buiten een aantal namen van Bel(1 ) Overgedrukt, onder bekorting van de inleiding, en na wijziging van de spelling volgens de regeling-Marchant, uit Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie VII, 1933, blz. 249-257.
-- 2 —
gische gemeenten (Vlaamse, of Waalse met Nederlandse benaming), die voor dit onderzoek niet meer in aanmerking komen, weer twee soorten van namen, die vanwege hun verschillend karakter ook verschillend moeten behandeld worden, en die we daarom respektievelijk in de twee volgende afdelingen onderbrengen. A.
Voor het binnenland (hier feitelijk beperkt tot het Vlaamse gedeelte) worden er een aantal (minder belangrijke) plaatsen vermeld die geen gemeenten zijn. De namen van de ene zowel als van de andere zijn echter op dezelfde wijze ontstaan, vormen alleen administratief, niet taalkundig, twee groepen. De spelling van beide dient dus volgens dezelfde principes geregeld te worden die reeds voor de eerste gediend hebben, en waarvan men de beknopte uiteenzetting en motivering vindt bij H. J. Van d e W i j e r, De Vlaamsche gemeentenamen, Toponymica I, Leuven-Brussel 1929, inz. blz. 9 en volg. Als grondslag voor ons onderzoek heeft de uitgave van het Spoorboek van 4 Oktober 1931 gediend, vergeleken met de laátstverschenene van 15 Mei 1933. Het oorspronkelijke totaal van ± 100, is alzo gewijzigd door het wegvallen van een paar, en het bijkomen van bij de 40 nieuwe namen. Gemeentenamen hebben we natuurlijk niet meer opgenomen, evenmin als samenstellingen met gemeentenamen (b. v. Klein-Sinaai, Waversche steenweg), die anderszins geen wijziging ondergaan. Ook hebben we de benamingen uit tabel 64 (autobuslijn) weggelaten, als zijnde gelijk te stellen met het materiaal uit bundel II. Overigens wordt aanbevolen dat ieder voor zich, in niet voorziene gevallen de hier gevolgde spelregels zou toepassen. In veruit de meeste daarvan zal dat als vanzelf gaan, waar aanleiding tot twijfel bestaat kan men zich voorlopig onthouden. Dat is de enige weg om geleidelijk het maximum vastheid en eenvormigheid te bereiken dat in dezen, althans bij de minder algemeen gebruikelijke namen kan verhoopt worden. Vooral is het van belang dat ieder, zowel administratie als publiek, ten minste van het besef doordrongen zij, dat een naam,
van het ogenblik dat hij geschreven wordt, altijd in dezelfde vorm moet voorkomen. De vergelijking van zekere schrijfwijzen in het Spoorboek en in de stations (om b. v. van dagbladen te zwijgen), laat ons toe op te merken dat dat besef wel eens ontbreekt. We geven thans de alfabetische lijst van de hiertoe behorende benamingen zoals ze in het Spoorboek, in de tabel(len) waarvan het nummer opgegeven wordt, voorkomen, en laten telkens de eventueel voorgestelde nieuwe spelling volgen. Voor het terugvinden van deze laatste in de alfabetische orde lette men er op dat C (met k-uitspraak) en Q door K vervangen zijn, en Au door Ou. Abeele 69 Alt-Hoesselt 34 = Althoeselt Arisdonck 58 = Arisdonk Aurodenberg 16 = Ourodenberg Balgerhoeke 58 Beekstraat 72 Beythem 66a = Beitem Biststraat 53 Blokken 83 Bockryck 21, 21a = Bokrijk Boschhoek 14 Brandhoek 69 Brielen Hoekje 63 = Brielenhoekj e Broekmanstraat 16 Broekstraat 72 Calevoet 124 = Kalevoet Cortenbosch 21 = Kortenbosch Dam 12 Dampoort 55 Donck 58 = Donk Doornzeele (Bagatelle) 55 = Doornzele (Bagatelle) Droeshout 60 Duinbergen 51 Eede 89 Eeksken 58 Gelieren 21a Groendreef 36
Groenendael 161 = Groenendaal Halewyn 50 = Halewijn Hambosch 53 Heide 12 Heike 53 (in : Wespelaar-H.) Het Heike 53 Heikeu 59 Heikestraat 12 Heirnisse 55 = Heernisse Heirweg 69a = Heerweg Heizijde 60 Hemelrijk 72 Hendrikstraat 21 Heurne 86 Hindel 23 Huyvelde 57 = Huivelde Kalf 54 Kapellestraat 61 Kapelleveld 160 Karmstraat 73 Kezelberg 66a Kijkuit 12 Kloosterheide 16 Kluisberg 83 Knokke 83 Koekoek 69 Kortekeer 73 Koude Haard 53 Krijgsbaan 14
4 Laeken 50 = Laken Laakestraat 73 = Lakestraat Langerbrugge 55 Larum 15 = Larem L(eopold)-W(ijk) 161 = Leopoldswijk Lindestraat 58 Lisp 14 Louise-Marie 86 Luna Parc 53 = Lunapark Luypaertbrug 83 = Luipaardbrug Meiboom 63 (Oostende) Meiboom 66a (Roeselare) Melcauwen 16 = Melkouwen Milleghem 15 = Millegem Moleneinde 58 Molenheide 53 Molenstraat 25, 52 Muide 58 Muizenhol 72 Neckerspoel 25 = Neckerspoel Nethe 17 (in : Balen-N.) = Nete. Nieuwdak 21a Nieuwe Heide 21a Nyverseel 61 = Nijverseel Ophem 160 = Opperra Oude-God 13 Oude Leiaarde 66 Pannenhuis 60 Peisegem 61 = Peizegem Quatrecht 52 = Kwatrecht Rabot 58 Roost-Jeuk 36 Sauvegarde 52 Sint-Jozef 63
Sinte-Catharina 66 = Sint-Katherina Sinte-Mariaburg 12 = Mariaburg Sint-Pieters 50 (in : Gent St.P. ) Sint-Pieters 51 (in : BruggeSt.-P.) Sombeke 56 = Zombeke Staakte 59 Staceghem 89 = Stasegem Stalle 124 Steenbrugge 58 Sterhoek 89 Stockel 160 = Stokkel Terdonck-Cluysen 55 = Terdonk-Kluizen Valk 59 Vijfhuizen 82 Vlaamsch-Hoofd 59 Vos 14 Waas 59 WakWackerzeelsche st. 53 kerzeelsche st. Walfergem 60 Waterschei 21 Wezel 15 (in : Balen-W.) Wijnendaele 63 = Wij nendale Wildert 12 Winterslag 21 Zee-Brugge 51 = Zeebrugge Zilverbrug 66a Zoet Waters 129 = Zoetwater Zoniënbosch 161 Zoute 51 Zwartberg 21
Aan het slot van deze lijst van eigennamen menen we ook even aandacht te moeten vragen voor een paar soortnamen, ter onderscheiding van verschillende stations of halten in dezelfde plaats. De Kommissie stelt voor : center 51 = centrum
statie, passim = station
B. Voor het buitenland vinden we een aantal namen van (meestal belangrijke) plaatsen (steden), waarvan de spelling (eventueel de vorm) niet meer moet « geregeld » worden, maar alleen in zekere gevallen overeengebracht met het vaststaande, gangbare Nederlandse gebruik. Hier is onze taak dus in principe een andere dan zopas. Toch moet nog weer een onderscheid gemaakt worden, en wel tussen wat binnen en buiten het Nederlandse taalgebied valt. Wat Nederland zelf betreft, ofschoon hier in zake plaatsnamenspelling ook nog wel zekere desiderata bestaan, zo hebben wij ons toch van eigenlijke regeling op dat gebied te onthouden, en dient het initiatief daartoe aan in Nederland bestaande organismen overgelaten te worden. Alleen is er door ons na te gaan of de schrijfwijze van de in het Belgisch Spoorboek opgenomen plaatsnamen met de op dit ogenblik in Nederland gebruikelijke overeenkomt, wat na onderzoek het geval blijkt te zijn. Voor Noord-Frankrijk kunnen we ons eerst afvragen of we de beginselen van de moderne Nederlandse spelling zullen toepassen op de oorspronkelijk Nederlandse namen van binnen het Nederlandse taalgebied gelegen plaatsen (vgl. de kaart Fransch Vlaanderen bij J. V e r s c h u e r e n e. a., Modern Woordenboek). Om praktische redenen is het echter gewenst gebleken (althans met het oog op het Spoorboek) daar voorlopig niet toe over te gaan. Voor de aangrenzende streken, als taalgrensgebied te vergelijken met het Walenland, rijst de vraag of we, buiten algemeen gangbare Nederlandse benamingen van Franse steden, ook alleen in de grensstreek bestaande, of thans verouderde Nederlandse vormen voor algemeen gebruik dienen voor te stellen of te handhaven. Voor het overige buitenland is er alleen na te gaan of de bestaande eigen Nederlandse benamingen gebruikt worden. Dat gebruik kan echter ook min of meer vaststaan, resp. min of meer verouderd zijn. Het komt ons voor dat ook hier Nederlands taalgoed in de mate van het redelijke moet behouden blijven. Een speciaal geval vormen weer de steden aan de
--
6—
grenzen van taalgebieden, bepaaldelijk in Elzas-Lotharingen, Luksemburg en Zwitserland. Hier staan vaak Franse benamingen tegenover de autochtone Duitse. Voor belangrijker steden in de twee laatstgenoemde gebieden is het gangbare Nederlandse gebruik tamelijk vast, en wel ten gunste van de autochtone vormen, voor Elzas-Lotharingen is het vlottender. Wat de kleinere plaatsen in het Groothertogdom betreft, die in dezelfde verhouding als de Belgische in het Spoorboek voorkomen, zou in de Nederlandse uitgave principieel ook de voorkeur aan de oorspronkelijke Duitse vormen dienen gegeven te worden. In de thans volgende lijst hebben we die echter weggelaten. We vermelden alleen de namen van steden voorkomende in de internationale dienstregelingen, en voor zover die niet overeenkomstig met het gangbare Nederlandse gebruik opgenomen zijn. Er is te dien aanzien geen verschil tusschen de twee onderzochte uitgaven. In twee gevallen (Roeaan, met oe i. pl. v. ou, en Luksemburg) hebben we integrale aansluiting bij het Nederlandse spellingstelsel logisch gevonden. Arras 97 = Atrecht Basel 1 = Bazel Beyrouth 5 = Beiroet Bettembourg 1 = Bettemburg Bienne la = Biel Braunschweig 1 l = Brunswijk Bucarest 5 = Boekarest Budapest 5 = Boedapest Cairo 5 = Kaïro Calais 94 = Kales Carlsbad 5a = Karlsbad Cassel 5a = Kassel Coblenz 5a = Koblenz Coire lb = Chur Dusseldorf 4 = Dusseldorp Firenze le = Florence
Francfurt a/Main 5a = Frankfort a. d. Main Istanbul 5 = Istamboel Konigsberg 4 = Koningsbergen Luxemburg 1 = Luksemburg Magdeburg 2b = Maagdenburg Moscou 4 = Moskou Mossoul 5 = Mosoel Mulhouse 1 = Mulhausen Nisch 5 = Nisj Rouen 9e = Roeaan St-Sebastian 9a = San Sebastian Thionville 1 = Diedenhofen Tourcoing 66a = Toerkonje
J. LEENEN.
Uit de tijdschriften (1933). Analecta Praemonstratensia IX (1933) :H. T. Heijman. De verspreiding der Norbertijner orde in Nederland, 21-32.-E. Valvekens. De laatste kloosterlingen der abdij van Middelburg, 97135. — J. J. Evers. De re parochiali contentio inter Tongerloam et Averbodium saec° XIV°, 281-87. -- F. Prims. Onze Lieve Vrouw Besloten Hof te Herentals. Antwerpen, 1933 (rec. A. E.), 343. Annalen van den oudheidskundigen kring van het land van W a e s XLV (1933) : J. Van Kerschaver. Plaatsnaamkunde. Over Waas en enkele andere plaatsnamen, 7580. Annales de la société luxembourgeoise d'études linguistiques et dialectologiques 1933 : J. Vannérus. Les noms de lieu en -pelt, 102-12. — Id. Orwich = *Ober-wich, 113-22. Antwerpsch Archievenblad, 2e r. VIII (1933): F. Prims. Antwerpsche teksten uit den tijd van Hertog Jan III, 39-76, 142-57. — F. Prims. Stadskeldercijnsen, 277-309. — J. Cools. Antwerpsche historische bibliographie. September 1932-September 1933, 310-16. Archives, bibliothèques et musées de Belgique IX (1932) : P. Bonenfant. Guillaume Des Marez, 97. I d . X (1933) : P. Bonenfant. Inventaire des archives de l'Assistance publique de Bruxelles, 20.
De B a d g a s t I (1933) : E. L. Kustmerkwaardigheden. De Hooge blekker, nr. 1. — X. Oostduinkerke's badplaatsen, nrs. 12, 13. — X. Een juweeltje te Blankenberge (St. Antoniuskerkje), nr. 14. — F. A. Het ontstaan van Nieuwpoort, nr. 16. B i e k or f XXXIX (1933) : E. I. Strubbe. Bijding, 13-16. — A. M. Machuit, 36-38. — M. English. Het Kruiskapelletje te Blankenberge, 43-46. — L. V. De Broek-De Broeken, 63. — J. D. W. BijdingBidinghe, 63. — R. D. Oudheidkundige vondsten te Steendam bij Nieuwpoort, 65-68, 103-09. — J. De Langhe. Breedene-Breeninge, 7679. — R. Van Roosbroeck. De Kroniek van Godevaert van Haecht over de troebelen van 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders. Antwerpen,
- 8 -1933 (rec. X.), 93. - E. I. Strubbe. Huckelgoed-Tuckelgoed, 109-11. - A. Viaene. De abdij van Oudenburg 1583, 121-24. - G. Celis. De folklore der veldkapellekens, 129-35. - A. Viaene. Vernederen-Verneersen, 151-55. - J. De Langhe. De Plate, 156-58. - A. Viaene. De spade upden dyck stekene, 185-88. - K. Loppens. La région des dunes de Calais a Knocke. Géographie. Fouilles archéologiques. Histoire. Coxyde, 1932 (rec. B.), 189. - L. Defraeye. Kapellekens-omgang. Deerlijk, 1933 (rec. B.), 190. - X. De Westvlaamsche bergen. leper (rec. B.), 190. - J. De Langhe. Kalverkeete-Reigaarsvliet, 232-36. J. De Smet. Plaatsnamen, 252-55. - J. De Langhe. Hove ter ZaleHove ten Poele, 264-67. - H. J. Van de Wijer. Onze Vlaamsche gemeentenamen in moderne spelling. 5 e druk (rec. J. De Smet), 283. J. Paquay en E. Ulrix. Zuidlimburgsche plaatsnamen. Excerpten XIV e e eeuw (rec. J. De Smet), 283-64. - J. Lindemans en E. Vander-XV Linden. Het Cijnsboek van Duyst (rec. J. De Smet), 284. - J. De Smet. Het oude bed van de Reie blootgelegd,294-96. - K. De Wolf. Den « Eerdeweg » te Brugge, 296. - J. Lindemans. Brabantsche plaatsnamen, IV. Baardegem. Leuven-Brussel, 1933 (rec. J. De Smet), 316-17. - J. A. Van Elsen. Plaatsnamen te Lippeloo (rec. J. De Smet), 317. - J. Mansion. Drie lessen over de geschiedenis van het Nederlandsch naar de plaatsnamen (rec. J. De Smet), 317. - M. J. Van den Weghe. Hallensia. Notitiën, Studiën, Aanteekeningen, Bewijsstukken over de stad Halle. Eerste reeks. Halle, 1933 (rec. A. V [iaene] ), 317. - J. De Langhe. Sint Anna ter Vrijen, 319. - V. In de Vier Hemelskinderen te Ettelghem, 340. - M. d. 1. C. De Kapel van 0. L. Vrouw ten Abeelen, 343-44. - J. Pollet. Toponiemen uit de Moere van Meetkerke, 344-47. Bijdragen tot de geschiedenis bijzonderlijk van het aloude hertogdom BrabantXXIV (1933) : F. Prims. Rekeningen van markgraaf en schouten uit de Antwerpsche Kempen 1393-1398, 5-40, 73-123. - J. Helsen. De dorpskeuren van Herenthout, 41-55. - H. Van Werveke. Kritische Studiën betreffende de oudste geschiedenis van de stad Gent. Antwerpen, 1933 (rec. F. Prims), 67. - G. Swacken. Bijdragen tot de geschiedenis der Gemeente Lillo. Tijdvak der omwenteling van 1830. Lillo, 1932 (rec. F. Prims), 70-71. - F. Prims en A. Dierickx. Atlas der Antwerpsche stadsbuitenijen van 1698. Antwerpen, 1933 (rec. -F. Prims), 71. P. Hildebrand. De Kapucijnen te Lier. Lier 1933 (rec. F. P.), 142. A. Erens. Grenspalen en rechtsgebied te Calmpthout-Esschen c. 1350, 182-86. - F. Prims. Rekening van Jan Brijn van Crayenhem, markgraaf van het land van Ryen te Herentals, 24 Juni -25 December 1359, 187-93. - Id. Rekeningen uit den tijd van Lodewijk van Male te Antwerpen, 199-231. - Id. Uitgaven der Vla. Top. Ver. Leuven, 239-40. -
-9Id. Nota's uit de schoutetrekeningen van Antwerpen, XIVe eeuw, 282312. rabantsche folklore XII (1932/33):L.Stroobant. Het Sint-Geurikseiland te Brussel, 220-48. — X. Parochie- en gemeentearchief, 274-75. — X. Luiksche enclaves in Brabant, 275-76. — J. Schrijnen. Nederlandsche Volkskunde. Zutphen, 1930 (rec. P. H.), 292. — A. Vanderstichel. De kerk van St. Genesius-Rode, 311-21. — X. Handelingen der Kon. Commissie voor Toponymie en Dialectologie VI (1932) (rec. X.), 350. — R. De Coster. Over Vollezeelsche volkstaal, 384-89. — C. Frisque. Vade Mecum du visiteur à l'abbaye du Parc le Duc a Louvain. Leuven 1932 (rec. X.), 418. — J. Dubois, L. Stroobant en J. Dewert. Nota's over Mont-Saint-Guibert, 461-76. — P. Harsin. Comment on écrit l'histoire. Luik, 1933 (rec. A. M.), 47879. I d . XIII (1933/34) : P. Hermant. Woordenlijst van Brusselsch Bargoensch (Burgonsch), 29-68. — L. Stroobant. De Brusselsche « Steenen », 130. ulletin de l'academie royale de Belgiq u e (Classe des lettres), 5e sér. XIX (1933) : H. Van Werveke. Kritische studiën betreffende de oudste geschiedenis van de stad Gent. Paris-Anvers-Amsterdam, 1933 (rec. H. Pirenne), 19-20. ulletin de la commission royale d'hist o i r e XCVII (1933) : J. De Sturler. Actes du Duc de Brabant conserves a Londres, 1-38. — H. Laurent en F. Quicke. Documents pour servir a l'histoire de la maison de Bourgogne en Brabant et en Limbourg (fin du XIV e siècle), 39-188. — J. Vannérus. Trois documents relatifs aux concours de tir a l'arbalète organises a Malines en 1458 et en 1495, 203-54. — H. Vander Linden. Oorkonde van Filips den Schoone betreffende de privilegiën der Leuvensche buitenpoorters en de Leuvensche schepenbrieven (1501), 337-49. ulletin et Compte-rendu des actes de la Societe royale belge de geographic LVII (1933) : E. Rahir et E. Devadder. Excursion aux dunes de La Panne, 91-108. ulletin officiel du Touring club de Belg i q u e XXXIX (1933) : 0. Petitjean. Folklore bruxellois. Le « Jardin aux Fleurs » et le « Grand Serment royal et de Saint-Georges », 1-6. — J. Van Schepdael. Esquisse raisonnée de la geologie, paleontologic, préhistoire des environs de Hal (Brabant). Hal, s. d. (rec. X.),
- 10 -
15. - H. De Bosschere. La flore d'Hoogstraeten et de ses environs, 26-28, 40-42. - 0. Petitjean. Le chateau de Ter Varent, a Vieux-Dieulez-Anvers, 49-54. - L. Cooreman. La création de Duinbergen, 5659. - O. Petitjean. Le château de Bossenstein, a Broechem, 65-71. L. Ooms. Oostham et saint Christophe, 74-76. - 0. Petitjean. Folklore bruxellois. Le Grand Serment Royal des Archers au berceau de Guillaume Tell, 81-87. - R. Pelgrims. Le château féodal de Beersel, 103-06. - F. Lys. Villages de la Nouvelle-Campine, 121-24. - Y. du Jaquier. Les Dunes, 135-38. - 0. Petitjean. Le chateau d'Ophem a Wesembeek, 145-49. - Id. Folklore bruxellois. L'Ancien Grand serment royal et noble des arbalétriers et des carabiniers, 193-98. - F. Casier. Nos chapelles votives, 201-03. - 0. Petitjean. Le château de Horst, a Rhode-Saint-Pierre, 241-45. - D. Leleu. Halte du Godhuis a Comines, 246. - Saint-Marc. Vieux-Turnhout, ses landes et ses artistes-peintres, 262-65. - 0. Petitjean. Le château féodal de Laerne, 289-94. - Id. Le château de Schrieck-lez-Putte, 321-24. - Id. Le château de Gysegem-lez-Alost, 337-41. - H. Costa. Le moulin « TerRijst » a Saint-Antelinckx, 357-60. - 0. Petitjean. Le château de Poucques, 369-73. Collectanea Mechliniensia XXII (1933): F. Prims. Campina Sacra HI. Herentals. Besloten Hof. Antwerpen, 1933 (rec. A. Van Hove), 715-16. Eigen Schoon en de Brabander XV (1932/33): M. De Meulemeester. De abdij van Grimbergen en de gemeente Jette, 225-34. - P. L. Voornamen, 255. - J. en P. Lindemans. Oude WestBrabantsche geslachten. Goossens, 270-78. - J. van der Hameyde. Oude West-Brabantsche geslachten. Van Ginderachter, 297-314. I d . XVI (1933/34) : M. Sacré. De voormalige dorpsschuttersgilden in Vlaamsch-Brabant, 1-12, 70-73, 140-43, 240-45. - F. De Ridder. Wijngaarden te Aarschot, 13-18. - J. Lindemans. Een verklaring van den plaatsnaam Leuven, 18-22. - C. De Roover. Eenige nota's betreffend de kosterij te Steenhuffel, 22-26. - F. De Ridder. Historiek der straten en openbare plaatsen van Tienen, 37-46, 74-79, 272-86. J . Lindemans. Brabantsche plaatsnamen, IV. Baardegem. Leuven-Brussel, 1933 (rec. M. Sacré), 48. - E. I. Strubbe. De dorpskeure van Brussegem, 49-55. - M. Sacré. Toponymie van Londerzeel met historische aanteekeningen, 55-62, 113-21, 250-56. - M. J. Van den Weghe. De bontheid van een familienaam, 63-65. - K. Peeters. De Wuustwezelsche dorpskeuren (XVe-XVI e eeuw) (rec. J. L.), 96. - A. Versteylen. Beknopte geschiedenis van de Norbertijner abdij Park, 145-60. A. Erens, D. J. Delestré en J. Lindemans, Parochiezorg der Norbertijnen in Oost-Brabant, 161-210. - E. Soens. Het hof van Pamel. Uithof
der Norbertijner abdij te Ninove, 210-30. -- J. Lindemans. Familie Van Ginderachter. Aanvullende nota's, 262-63. — M. J. Van den Weghe. Hallensia. Notitiën, studiën, aanteekeningen, bewijsstukken over de stad Halle. Eerste reeks. Halle, 1933 (rec. J. Lindemans), 263-64. — J. Van der Hameyde. Oude West-Brabantsche geslachten. Covens, 29498. — A. C. H. Van Loey. Studie over de Nederlandsche plaatsnamen in de gemeente Elsene en Ukkel. Leuven, 1931 (rec. J. Lindemans), 324-27. igen Volk V (1933) : Handelingen van de Kon. Comm. voor Toponymie en Dialectologie V (1931) (ree. A. Wehrens), 21-22. — A. Van Dortmond. Over de naam : Tilburg, 24. — K. Peeters. De Wuustwezelsche dorpskeuren (XV e-XVII e eeuw) (ree. J. R.), 43. — H. J. Bellen. Doodenbezorging in voorhistorie en folklore, 49-55. — W. De Jager. Iets over veemarbeiders en hun taal, 77-84, 97-105. — G. Krekelberg. Oud-Germaansche bronnen-cultus. Holda, de godin der geboorte en des doods, 88-90. — Id. De gans in het volksgeloof, 11114. — Id. Abbe, Appe en Appel als twistappel tusschen geleerden (B. v. Abbenbroek, enz., Apeldoorn, Ten Apel, Appeltern, enz.), 133-36. — Id. Plaatsnamen, 139. — Id. Steentijd-woorden in onze huidige taal, 164-65.— Nomina Geographica Neerlandica VIII (1932) (ree. D. Wehrens), 189-90. — X. Handelingen van de Kon. Comm. voor Toponymie en Dialectologie VI (1932) (ree. D. Wehrens), 189-91. — P. Muller. Iets over de namen van Venloosche poorten, straten en beken, 262-63. J. Tanghe. Sprokkelingen uit de Vlaamsche visscherstaal, 276-80. e Folklore brabancon XII (1932/33): J.Lyna.Les Juifs dans la vallée de la Meuse, 266-76. — A. de Marneffe. Les Dongelberg, 330-46. I d . XIII (1933/34) : P. Hermant. Glossaire d'argot Bruxellois (Bargonsch), 53-92. — L. Stroobant. Les origines du Docteur van Helmont, 140-64. edenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen-Calmpthout-Huybergen, uitgegeven door den Oudheidkundigen kring Esschen - Calmpthout I (1930) : C. Van Geen. Esschen tijdens de Belgische omwenteling 1830-1844, 1-79. I d . II (1930) : G. Meeusen. Verdwenen molens te Esschen, 1-15. I d . III (1931) : G. Meeusen. Esschen en de noordelijke heidestreek. Enkele geschiedkundige gegevens over Esschen, 10-27. — R.
- 12 Havermans. Esschen en de noordelijke heidestreek. Algemeen landschapsbeeld, 28-38. — R. Havermans. Esschen en de noordelijke heidestreek. Het afwateringsstelsel, 39-58. — A. Havermans. Esschen en de noordelijke heidestreek. Het natuurschoon der noordelijke Kempen, 59-86. — K. Peeters. Esschen en de noordelijke heidestreek. Wuustwezel, 87-89. I d . V (1933) : D. Boen. Toestanden te Calmpthout op het einde der 16e eeuw, 5-13. — J. Goosenaerts. Van 't Spijker, 14-33. — G. Meeusen. Uit de kerkelijke geschiedenis van Nispen (Esschen). Pastoorsrechten in de XVe eeuw, 34-39. — Id. Kontrakten uit den moertijd, 40-41. — A. Ulens. Folklore (te Esschen). De grond. Landbouwwerktuigen, 52. — P. Harsin. Comment on écrit l'histoire. Liége, 1933 (rec. H. Van Geen), 54. edenkschriften van den Geschied- en oudheidkundigen kring van Halle VIII (1932): L. De Weerdt. Uit het verleden van Gooik, 5-66. — Id. Uit oude papieren van Pepingen, 67-71. — J. Possoz. A travers les rues de Hal, 203-60. — Nils Aeberg (F. Martens). Die Franken and West-Goten in der Vtilkerwanderungszeit, 261-72. — F. Martens. Eene bladzijde uit Nils Aebergs « Nordisch Kulturgebiet in Mittel-Europa », 273-80. — F. Sablon. Hendrik Conscience bij ons, 281-89. e G u e t t e u r w a l l o n X (1933/34) : A. Melin. Toponymie d'Andenne, 1-16, 36-45, 67-72. andelingen van den geschied- en oudheidkundigen Kring te Kortrijk N.R.XI (1932) : A. Delvoye. Schets van de rechterlijke inrichting in het arrondissement Kortrijk, sedert de Fransche omwenteling, 118-26. — E. I. Strubbe. Homologation du cahier primitif de Ia coutume de Courtrai. Bull. anc. lois et ordonnances, XIII, 347-455 (rec. V. Van der Mensbrugghe), 127-32. — E. Huys. Het Hondschoote-Heerschip te Gulleghem en de dorpsheerlijkheid, 142-53. — A. Viaene. Neringen en Stadsofficiën te Kortrijk, 154-63. — Id. De abdij van Groeninghe. Bijdrage tot hare geschiedenis in den Spaanschen tijd, 164-71. — J. De Smet. De oudste rekening van de kastelnij Kortrijk, 172-95. — E. I. Strubbe. Keuren en voorgeboden uit de vijftiende eeuw te Kortrijk, 196-222. — P. P. Debbaudt. Les noms de rues à Courtrai, 251-52. — Id. Une borne-frontière, 252. — Baron J. de Bethune. De vaart van Yper naar Komen, 256-57. Handelingen van de koninklijke commissievoor toponymie en dialectologie VII
___. 1
3 ____.
(1933) : J. Feller. La famille du mot « osier ». Etude étymologique et toponymique, 23-115. — A. Vincent. Propos de toponymie francaise, 117-41. — J. Herballon. Toponymies locales et Notes sur la toponymie de Xhendremael, 143-52. — J. Haust. La philologie wallonne en 1932, 153-211. --- L. Grootaers. De Nederlandsche dialectstudie in 1932, 21321. — H. J. Van de Wijer. De Vlaamsche toponymie in 1932, 223-47. J. Leenen. De spelling van de plaatsnamen in het Belgiese spoorboek, 249-57. — J. Grauls. Een tweede uitstapje naar het Walenland, 259307. — A. Van Loey. Historiese lange-vokaalverschuivingen in het Brusselse dialekt, 309-28. andelingen en levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche lette r te Leiden (1932/33) : J. B. Schepers. Het Fries in-kunde Nederland, 68-88. istorisch tijdschrift XII (1933): P. Geyl. Geschiedenis van de Nederlandsche stam. Dl. I. Amsterdam, 1930 (rec. M. De Haas), 218-25. — J. van Hinte. Nederlanders in Amerika. Een studie over landverhuizers en volksplanters in de 19e en 20e eeuw in de Vereenigde Staten van Amerika. 2 dln. Groningen, 1928 (rec. De Vries), 398-402. ok. Tijdschrift voor geschiedenis, oudheidkunde, kunst en folklore. Orgaan van Hoogstraten's oudheidkundigen kring I (1933) : J. Lauwerijs. De tol van Westdoorn onder Wuustwezel toekomende aan den graaf van Hoogstraten, 5-23. — K. Peeters. De Wuustwezelsche dorpskeuren (XVe-XVIe eeuw). Vergelijkende studie (rec. J. L.), 78. — L. Stroobant. Losse aanteekeningen over Hoogstraten, 186-95. ei ding V (1932/33) : X. Oproep tot steun aan de taalgrensaktie, 183-84. I d . VI (1933/34) : F. Grammens. Taalgrensaktie, 81-85. — J. Clottens. Brussel, Vlaamsche stad, 85-89. eo di um XXVI (1933) : A. de Marneffe. Hareng en topony-
mie, 59. euvensche Bijdragen XXV (1933):P.Marchot. La colonisation romaine du pagus de Lomme (minor), 22-52, 141-77. -- H. Logeman. The Etymology of French matelot, Du. and German matro(o)s, etc., 53-94. — J. Mansion. « Mittelniederfrankisch », 13440.
-14-I d . Bijblad: J. Van Ginniken. Grondbeginselen van de schrijfwijze der Nederlandsche taal. Hilversum, 1931 (rec. J. Leenen), 1-5. — J. J. Hof. Friesche dialectgeographie. 's-Gravenhage, 1933 (rec. J. Leenen), 5-7. — M. Valkhoff. Etude sur les mots francais d'origine néerlandaise. Amersfoort, 1931 (rec. J. Mansion), 13-16. — J. Langohr. Le Nord Est de la province de Liège et le canton d'Eupen. Brugge, 1932 (rec. L. Gr.), 87-88. — X. Mélanges de philologie offerts à J. J. Salverda de Grave, à l'occasion de sa soixante-dixième année par ses amis et par ses élèves. Groningen-den Haag, 1933 (rec. L. Gr.), 8993 Limburg XIV (1932/33) : A. J. Hendrix. De voornaamste families te Peer in vroeger eeuwen, 127-36, 193-99. — J. Lindemans. Kat, kade (ree. 0. R[ob-ijns]), 228. — H. Van de Weerd. Geschiedenis der parochie en gemeente St.-Huibrechts-Lille, 229-31. — X. Eksel en Hechtel. Transactie, 241-42. Le Lion de Flandre (1933): X. La carte d'état-major (1929) et la toponymie flamande, 40-42. — X. Les moulins des PaysBas francais, 46-61, 90-102, 169-97, 254-60. — R. Despicht. Rapport sur les concours de langue et de littérature flamandes consacrés au Carillon, 213-17. — J. Blanckaert. Une année de vie flamande. Rapport sur l'activité du Vlaanmsch Verbond en 1932-33, 229-42. Mededeelingen der koninklijke Akademie van wetenschappen. Afd. Letterkunde. Dl. LXXIII, Ser. A, Nr. 1 (1932) : M. Schdnfeld. Oe-relikten in Holland en Zeeland, 1-33. Mededeelingen uitgegeven door de Vlaamsche Toponymische Vereeniging te Leuven IX (1933) : J. Lindemans. Personificaties in plaatsnamen, 1-19. — H. J. Van de Wijer. Plaatsnamenspelling, 19-20. — J. De Smet. De verfransching van de straatnamen in West-Vlaanderen (1806-1807), 2134. — J. Helsen. Dorpskeuren en toponymie, 35-39. -- H. J. Van de Wijer. Kleingoed, 40 en 84. -- X. Brugge in den Franschen tijd. Namen van straten, enz., 41-44. — J. Helsen. Uit de tijdschriften (1932), 45-60. — H. J. Van de Wijer. De toponymie in den dienst van de school, 61-72. — Id. Voor onze toponymische bibliotheek, 72. — A. H. Van Dyck. Nederlandsche plaatsnamen te Sluizen bij Meldert in 1535, 73-74. — X. Over « plekname » in Zuid-Afrika, 75-76.— V. d. W. Nieuwe boeken, 77-83. Museum XL (1932/33) : J. G. M. Moormann. De geheimtalen. Een studie over de geheimtalen in Nederland, Vlaamsch-België, Beyell
- 15 -en Mettingen. .Zutphen, 1932 (rec. A. Kluyver), 95-98. — R. van SintJan. Het West-Vlaamsch van Guido Gezelle. Antwerpen ,1931 (rec. J. Vercoullie), 98-99. --- H. Hirt. Handbuch des Urgermanischen. II. Heidelberg, 1932 (rec. A. G. van Hamel), 123-24. — G. Stumpel. Name and Nationalitat der Germanen. Leipzig, 1932 (rec. G. Vrind), 18284. — R. Girvan. Angelsaksisch Handboek. In het Nederlandsch door E. L. Deuschle. Haarlem, 1931 (rec. W. van der Graaf), 205-08. — M. Schbnfeld. Historiese Grammatika van het Nederlands. 3de druk. Zutphen, 1932 (rec. J. Heinsius), 208-10. — J. Verdam. Middelnederlandsch handwoordenboek. Tweede druk, met een nieuwe bewerking van het woord Sterne af tot het eind, door C. H. Ebbinge Wubben. 's-Gravenhage, 1932 (rec. C. M. Lelij), 210. — 0. Bloch. Dictionnaire étymologique de la langue francaise, avec la collaboration de W. von Wartburg. Paris, 1932 (rec. M. Valkhoff), 212-14. — K. Kaiser. Mundart and Schriftsprache. Versuch einer Wesensbestimmung in der Zeit zwischen Leibniz and Gottsched. Leipzig, 1930 (rec. J. van Dam), 234. T. H. Engelbrecht. Die Urheimat der Indogermanen. Gliickstadt, 1933 (rec. P. G. Royen), 257-59. — G. S. Overdiep. Zeventiende-eeuwsche syntaxis. 2e druk. Groningen-Den Haag-Batavia, 1932 (rec. G. Engels), 269-70. — F. Loewenthal. Bibliographisches Handbuch zur deutschen Philologie. Halle a. S., 1932 (rec. J. van Dam), 270-71. — L. Jutz. Die alemannischen Mundarten. Halle, 1931 (rec. J. van Dam), 292-93. — W. Meyer-Liibke. Romanisches etymologisches Wdrterbuch. Heidelberg, 1930 (rec. M. Valkhoff), 301-02. I d . XLI (1933/34) : R. E. Zachrisson. English Place-Name puzzles. A methodical investigation into the question of personal names or descriptive words in English place-names. Uppsala, 1932 (rec. J. W. Muller), 6-7. achrichtenblatt fiir deutsche Flurnam e n k u n d e 1933 : E. Schwiegk. Die kartentopographische Auswertung der Flurnamen, Nr. 2, 2-3. N a m n och By gd XXI (1933) : R. E. Zachrisson. 0E. Citel, Cytel, Cetel, and 0. Scand. Ketill in English Place-Names, 1-7. atuur- en Stedenschoon XII (1933): J. Frère. Memoriekruisen, 26. — E. Somers. De « ganzenrijders » van Stabroeck, 41-43. — M. Lambin. De « Waterpoort » te Antwerpen, 53-56. — X. De windmolens en het windrecht, 68-70. -- H. De Bosschere en J. Lauwerijs. Flora van Hoogstraten en omstreken. Brussel, 1933 (rec. E. S.), 77-78. — F. Matthyssens. Antwerpen. Oude hoekjes van de Lei, 87-89. — F. Prims en H. Dierckx. Atlas der Antwerpsche stadsbuitenijen van 1698. Antwerpen, 1933 (rec. A. d. L.), 110-111. -- E. Somers. De kerk
- 16 -van Millegem, 153-56. — F. Matthyssens. Gemeente Esschen. Een bladzij de geschiedenis. Enkele merkwaardigheden, 164-69. N e er 1 a n di a XXXVII (1933) : F. Dekker. Nederlandsche invloed in het buitenland in het verleden, 2-5, 17-21, 33-36, 53-56, 84-88, 98-103, 115-18, 130-33, 145-47, 156-61. — V. Celen. Fransch-Vlaanderen. Letterkundige betrekkingen met Vlaanderen. Herleving van het Nationaliteitsgevoel. Antwerpen, 1933 (rec. P.), 93. eophilo1ogus XVIII (1933) : M. Valkhoff. Notes étymologiques, 1-7. — H. Hirt. Handbuch des Urgermanischen. Heidelberg, 1931-32 (rec. X), 228. — M. Bartoli. Die chronologische Stellung des Germanischen innerhalb der Ario-Europaischen Sprachen, 292-300. — F. Holthausen. Altenglisches etymologisches Wiirterbuch. Heidelberg, 1932 (rec. A. E. H. Swaen), 303-04. — T. E. Karsten. Les anciens Germains. Introduction à l'étude des langues et des civilisations germaniques. Traduit par F. Mossé. Paris, 1931 (rec. X), 309-10. e Nieuwe taalgids XXVII (1933) : J. W. Muller. Het Nederlandsch in Duitschland, 77-90. — X. Nomina Geographica Neerlandica VIII (1932) (rec. C. B. Van Haeringen), 121-23. — X. Handelingen van de Kon. Corn. voor Toponymie en Dialectologie VI (1932) (rec. C. d. V.), 123. — J. Schrijnen. Essai de bibliographie de géographie linguistique. Nijmegen, 1933 (rec. C. B. Van Haeringen), 123. — M. Sch6nfeld. Historiese Grammatika van het Nederlands. 3de druk (rec. C. B. Van Haeringen), 124-26. — Erik Rooth. Nordfriesische Streifziige. E. Ldfstedt. Nordfriesische Dialektstudien. Id. Zwei Beitrge zur friesischen Sprachgeschichte. Lands Universitets Arsskri f t. N. F. Avd. 1. Bd. 25. Nr. 6 (1929) ; resp. Bd. 26. Nr. 4 (1931) ; resp. Bd. 28. Nr. 2 (1932) (rec. M. Schbnfeld), 136-37. — J. G. M. Moormann. De geheimtalen. Een studie over de geheimtalen in Nederland, Vlaamsch-België, Breyell en Mettingen. Zut f en, 1932 (rec. C. B. Van Haeringen), 179-82. — V. Celen. Fransch-Vlaanderen. Letterkundige betrekkingen met Vlaanderen. Herleving van het nationaliteitsgevoel. Antwerpen, 1933 (rec. C.d. V.), 186-87. — A. C. H. Van Loey. Studie over de Nederlandsche plaatsnamen in de gemeenten Elsene en Ukkel. Leuven, 1931 (rec. M. Sch6nfeld), 280-82. O n z e T a a l t u i n I (1932/33) : J. Van Ginniken. Vlaming en Vlaanderen zeeroovers der Salische wet, 289-92. — W. Janssen. Peel, een Romeinsch leenwoord ?, 377-79. I d . II (1933/34) : J. van Ginneken. Onverwachte oud-nederlandsche aansluitingen. 1. De invloed der Grieken en Goten in Zuid-Limburg. 2. Het Geldersch, Brabantsch, Limburgsche Thoringia. 3. De
— 17— Sueven in Brabant en Vlaanderen. 4. De tocht der Herulen, Warnen en Angli, 1-18. ostvlaamsche Zanten VIII(1933):P.deKeyzer. Voor een Vlaamschen volkskunde-atlas, 3-6. — C. Tréfois. De plattegrondsvormen van zg. « Frankische » boerderijtypen en hun geografische verspreiding in ons land, 33-96. — F. Van Es. Volkshumor. Lijst der spotgezegden en -rijmpjes. Addenda en corrigenda, 117-19. — P. Van den Broeck. Spotnamen op steden en dorpen, voorkomende in K De verstooten ezel ». Antwerpen (1918), 127-35. — P. de Keyzer. Over de folklore van de voornamen, 148-58. udheid en Kunst XXIV (1933) : J. Lauwerijs. De veldkapellekens in de Kempen. Hoogstraten, 29-40. — J. De Ceuster. TenAart (Geel). Taxandria N. R. IV (1932) 122-43 (rec. E. J.), II. — W. H. Claes. Over de riviernamen van Oud-Taxandria. Taxandria N. R. V. (1933), 127-40 (rec. J. E.), XIV. — X. Uitgaven der Via. Top. Ver., Leuven, XVIII. r. A. Petermann's Mitteilungen aus Justus Perthes' geographischer Anstalt LXXIX (1933) : X. First report on foreign geographic names. 1932. Prepared by the Committee on foreign geographic names. Hrsg. United States Geogr. Board (Vors. Frank Bond). Washington, 1932 (rec. P. L.), 31. — R. Schickele. Die Weidewirtschaft in den Trockengebieten der Erde. Jena, 1931 (rec. A. Ruhl), 48-49. — K. Thalheim. Das Grenzlanddeutschtum. Mit besonderer Beriicksichtigung seines Wirtschaftsund Soziallebens (Sammlung Gdschen). Berlin, 1932 (rec. P. L.), 95. — 0. Bartenstein. Die Zusammenlegung der Grundstiicke. Merseburg, 1932 (rec. H. Bernhard), 97. — M. Lohsz. Vom Bauernhaus in Wurttemberg and angrenzenden Gebieten. Heidelberg, 1932 (rec. R. Mielke), 103. — L. Risch. Beitrdge zur romanischen Ortsnamenkunde des Oberelsasz. Jena u. Leipzig, 1932 (rec. G. Sachs), 104. — Goblet d'Alviella. Histoire des bols et forks de Belgique. IV. Des origines a la fin du régime autrichien. Paris-Brussel (rec. W. Tuckermann), 151-52. — J. P. Kruijt. België, boeren en arbeiders sedert den wereldoorlog. Groningen, 1932 (rec. W. Tuckermann), 152. — J. Meyers. Studien zur Siedlungsgeschichte Luxemburgs. Berlin, 1932 (rec. H. Witte), 152. — A. De Vooys. De trek van de plattelandsbevolking in Nederland. Bijdrage tot de kennis van de sociale mobiliteit en de horizontale migratie van de plattelandsbevolking. Groningen, 1933 (rec. F. Leyden), 153. Revue beige de philologie et d'histoire XII (1933) : J. Vannérus. Une nouvelle hypothèse a propos du « Long
- 18 Mur » de Bitbourg, 141-45. - J. Mansion. Althochdeutsches Lesebuch fur Anfnger. Heidelberg, 1932 (rec. R. Foncke), 207-09. - H. Pirenne. Bibliographie de l'histoire de Belgique. Bruxelles, 1931 (rec. F. Quicke), 235-36. - P. Rolland. Les origines de la commune de Tournai. Histoire interne de la seigneurie épiscopale tournaisienne. Bruxelles, 1931 (rec. H. van Werveke), 239-42. - F. L. Ganshof. Recherches sur les tribunaux de chátellenies en Flandre avant le milieu du XIIIe siècle. Antwerpen-Paris, 1932 (rec. H. Nowé), 242-44. - H. J. Elias. Kerk en Staat in de zuidelijke Nederlanden onder de regeering der aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1621). Antwerpen, 1931 (rec. P. Harsin), 257-58. - H. Pirenne. Histoire de Belgique, t. VII. De la révolution de 1830 a la guerre de 1914. Bruxelles, 1932 (rec. H. Vander Linden), 259-63. - H. Prove. Dorf and Gut im alten Herzogtum Luneburg. Gottingen, 1929 (rec. C. Verlinden), 278-83. - J. Cuvelier. Inventaire des archives de la ville de Louvain. t. III. Louvain, 1932 (rec. J. Vannérus), 285-86. - A. Van Loey. L'étude historique des dialectes flamands, 405-06. - A. Delatte. La vente des biens nationnaux dans l'arrondissement de Namur, 407. - Commission instituée par l'assemblée générale extraordinaire du 13 mars 1932 (Enseignement moyen). Séance du 23 déc. 1932, 409-11. - W. de Vreese. De woorden Flamingant en Franskiljon. Ts. Leid. LI (1932), 65-90 (rec. A. V. L.), 455-56. - X. Handelingen van de Kon. Comm. voor toponymie en dialectologie V (1931) (rec. A. Van Loey), 456-59. -H. Sproemberg. Niederlothringen, Flandern and das Burgundische Reich bis 1477. Jakresberichte fur Deutsche Geschichte VI (1932) (rec. F. L. Ganshof), 467. - F. Prims. De geschiedenis der grauwzusters te Antwerpen. Antwerpen, 1932 (rec. G.), 483-84. - G. Van Steene. De zeekust van Knocke. Natuur- en gescheidkundige gids. Knocke 1930 (rec. F. Q.), 498. - K. Loppens. La région des dunes de Calais à Knokke. Géographie. Fouilles archéologiques. Histoire. Coxyde, 1932 (rec. F. Q.), 498. -- F. Lot. Le serment de fidélité a l'époque franque, 569-82. - A. Van Loey. Mnl. verdoven - Fr. fredonner, 62731. - E. Habel. Mittellateinisches Glossar unter Mitwirkung von Studienrat F. Grdbel. Paderborn, 1931 (rec. M. Hélin), 682-83. - M. Valkhoff. Les mots francais d'origine néerlandaise. Amersfoort, 1931 (rec. M. Delbouille), 696-98. - E. Ulrix en J. Paquay. Zuidlimburgsche plaatsnamen. Leuven-Brussel, 1932 (rec. A. Van Loey), 718. W. Capelle. Das alte Germanien. Die Nachrichten der griechischen and r6mischen Schriftsteller. Fruhgermanentum, Bd. I. lena, 1929 (rec. J. Breuer), 734. - L. Dechesne. Histoire économique et sociale de la Belgique depuis les origines jusqu'en 1914. Paris, 1932 (rec. G. Bonhomme), 777-85. - R. Verdeyen. Eene nieuwe etymologie van Vlaanderen en Vlaming, 875-76.- A. Van Loey. De kennis van het Oudnederlands, 911-12. - P. Rolland. Les mots « Flamingant » et « Fransquillon »,
- 19 913-14. --- M. Basse. De Vlaamsche beweging van 1905 tot 1930. Gent, 2 dl. 1930-1933 (rec. G.), 938-39. — C. Verlinden. Le Balfart, corvéeredevance pour l'entretien des fortifications en Flandre au moyen-age. Ts. v. rechtsgeschiedenis XII (1933) (rec. G.), 941-42. — H. Van de Weerd. Les récents progrès de l'archéologie nationale. L'antiquité classique, déc. 1932 (rec. G.), 960-61. — F. Prims en H. Dierckx. Atlas der Antwerpsche stadsbuitenijen van 1698. Antwerpen, 1933 (rec. G.), 970. — C. Verlinden. Problèmes d'histoire économique franque. I. Le Franc Samo, 1090-95. — A. Van Loey. Studie over de Nederlandsche plaatsnamen in de gemeenten Elsene en Ukkel. Leuven, 1931 (rec. A. Vincent), 1150-52. — V. Brughmans. Les anciennes institutions politiques de Louvain. Louvain, 1931 (rec. F. Favresse), 1186-88. — F. Prims. Geschiedenis van Antwerpen. IV. Onder hertog Jan den Derde (1312-1355). 2e boek : De geestelijke orde. Antwerpen, 1933 (rec. H. Pirenne), 1188-90.— I. H. Gosses. De Friesche hoofdeling. Amsterdam, 1933 (rec. H. Obreen), 1190-92. — M. Braure. Lille et la Flandre wallonne ou XVIIIe siècle. Lille, 1932 (rec. H. Borel), 1202-06.— M. Braure. Les documents néerlandais relatifs à l'occupation de la Flandre wallonne (1708-1713). Lille, 1932 (rec. H. Borel), 1206-07. -- A. De Smet. Het waterwegennet ten Noordoosten van Brugge in de XIIIe eeuw (Oude Zwin, Reie en Zwin), 1023-59. — P. Harsin. Comment on écrit l'histoire. Liége, 1933 (rec. C. Pergameni), 1238-40. — J. Vannérus. L'utilité des sciences auxiliaires de l'histoire. A propos de travaux de Joseph Meyers, Joseph Steinhausen, Théodore Frings, Guillaume Des Marez et Félix Rousseau, 1244-73. — A. V. L. De studie van de woordbeteekenis, 1406-07. — G. S. Overdiep. Zeventiendeeeuwsche syntaxis (tweede stuk). Groningen, 1932 (rec. A. V. L.), 1416-17. — G. Bibliographie de l'histoire des Pays-Bas, 1423-24. — A. Vanhove. Essai de statistique féodale de la Flandre maritime. Lille, 1932 (rec. J. De Smet), 1438-39. — F. Prims. Antwerpsche teksten uit de jaren 1292-1312 en de eerste Brabantsche teksten in onze taal, K. V. A., V. en M. 1933, 301-57 (rec. G. en J. Bolsée), 1443-46. — Id. Antwerpsche teksten uit de jaren 1292-1312 en de eerste Brabantsche teksten in onze taal. K. V. A., V. en M. 1933, 301-57 (rec. J. Bolsée), 1444-46. — J. Cuvelier. De oorsprong der Leuvensche geslachten (K. V. A., V. en M. 1933) (rec. 0), 1447-48. — P. Lévy. Le germanisme l'étranger. Comité alsacien d'études et d'informations. Strasbourg, 1933 (rec. F. van Kalken), 1457-59. — F. Prims. Onze Lieve Vrouw Besloten Hof te Herentals. Antwerpen, 1933 (rec. G.), 1463. — A. A. Beekman. De gewesten van Noord- en Zuid-Nederland in 1300. 's-Gravenhage, 1932 (rec. G.), 1473-74. Revue des études anciennes XXXV (1933): A. Dauzat. Chronique de toponymie. Travaux d'ensemble, les noms de
— 20 — montagnes, 49-50. — J. Vannérus. Chronique de toponymie. VIII. Rhénanie, 419-24. Revue de 1'Université libre de Bruxel1 e s XXXVIII (1932/33) : A. H. Heusinkfeld. A bibliographical guide to Old English. Iowa, 1931 (rec. F. D.), 125. — F. Peeters. La technique de l'édition, 466-97. — J. Cuvelier. Inventaire des archives de la ville de Louvain, t. III. Louvain, 1932 (rec. P. Bonenfant), bib!. 33. — 0. Jesperson. A Modern English grammar on historical principles. Part IV. Heidelberg, 1931 (rec. F. Delatte), bib!. 46-50. — H. Laurent. Actes et documents anciens intéressant la Belgique conservés aux Archives de l'Etat a Vienne 1196-1356. Bruxelles, 1933 (rec. J. de Sturler), bib!. 59-62. — H. Laurent. La loi de Gresham au moyen Age. Bruxelles, 1933 (rec. L. L.), bibl. 62-64. — P. Harsin. Comment on écrit l'histoire. Liége, 1933 (rec. L. L.), bib!. 67-68. — J. de Sturler. Actes des ducs de Brabant conservés a Londres. Bruxelles, 1933 (rec. L. L.), bibl. 97. Rheinische Vierteljahrsblatter III (1933): H. Klar. Dorf and Bauernhaus an der oberen Nahe, 63-83. — F. Petri. Staat and Nation in Belgien. Eine grundsátzliche Kritik des Schluszbandes von H. Pirenne's «Histoire de Belgique» and der pirennischen Auffassung der belgisch-niederlándischen Geschichte, 91-123, 205-72. — F. Rutten u. A. Steeger. Ueber Rosengarten ,Rosental, Rosenhof and verwandte Namen am Niederrhein, 130-34. — J. Meyers. Studien zur Siedlungsgeschichte Luxemburgs. Berlin, 1932 (rec. C. Wampach), 135-38. — J. Muller. Jahresbericht der Abteilung : Rheinisches W6rterbuch fur die Jahre 1931 and 32, 156-58. — A. Bach. Aus der Arbeit des Rheinischen Flurnamenarchivs, 158-60. — J. Steinhausen. Die Flurnamen im Dienste der Bodenforschung, 192-204. Taxandria (Noord-Brabant) XL (1933) : G. C. A. Juten. Het recht van de Gruyt, 195-97. — J. J. M. Heeren. Het recht van de gruit der heeren van Helmond, 198-206. — D. Van Heel. Bijdragen tot de geschiedenis van het Clarissenklooster te 's Hertogenbosch, 248-73. — G. C. A. Juten. Jan van Berlaer, heer van Helmond 1361-1425, 287309. T a x a n d r i a (Kempen) N. R. IV (1932) : X. Documenten. Verle sive Veerle, 54-55. — X. Documenten .Vorst, 56-58. — A. Erens. De oorkonden van het Norbertinessenklooster St. Catharinadal te Breda-Oosterhout. Tongerloo, 1928-1931 (rec. J. E. Jansen), 62. — X. Oudheidkundige vondst te Boisschot, 112. — J. De Ceuster. Ten-Aart (Geel), 122-43.
— 21 — I d . V (1933) : J. E. Jansen. Aertbrief van Welde en Poppel de dato 1 Februari 1619 met twee vidimi van 23 Juni 1331 en 28 Juni 1449, 74-77. — K. Peeters. De Wuustwezelsche dorpskeuren (XVeXVIIe eeuw). Vergelijkende studie (rec. J. E. Jansen), 96-97. — W. H. Claes. Over de riviernamen van Oud-Taxandria, 127-40. — A. Geboers. Geschiedenis van Baelen met bijzonderheden over de naburige gemeenten. Mechelen, z. j. (rec. J. E. Jansen), 146-47. — X. Oud-Turnhout. Geschiedkundige schets. Antwerpen, 1933 (rec. J. E. Jansen), 148. — J. E. Jansen en A. Erens. De Norbertijner abdij van Tongerloo. Achthonderdjarige werking in de Antwerpsche Kempen 1133-1933, 150-92. T h i u n as VII (1933) : J. Wauters. Het Beggaarden-klooster te Thienen, afl. 1-2, bl. 6-14. — J. W[auters}. Avendoren. Geschiedkundige notice, afl. 3-4, bl. 1-12, afl. 5-6, bl. 13-20. Tijdschrift van de Belgische Vereeniging voor aardrijkskundige studies III (1933) : F. Prims. De grondgeschiedenis van het oude Antwerpsch gebied sinds de bewoning, 22-48. — G. G. Dept. Notes sur le défrichement dans le comté de Flandre au XVIIIe siècle, 120-29. — M. A. Lefèvre. La géographie des formes de l'habitat, 186-211. Tijdschrift voor Geschiedenis XLVIII (1933) : E. Habel. Mittellateinisches Glossar. Paderborn 1931, (rec. A. Eekhof), 183-84. — X. Nomina Geographica Neerlandica VIII (1932) (rec. J. van Dam), 293-94. — X. Handelingen van de Kon. Comm. voor Toponymie en Dialectologie V (1931) (rec. J. van Dam), 293-94. — H. van Werveke. Kritische studiën betreffende de oudste geschiedenis van de stad Gent. Gent-Antwerpen-Parijs, 1933 (rec. I. H. Gosses), 300-03. — P. Rolland. Les origines de Ia commune de Tournai. Histoire interne de la seigneurie épiscopale tournaisienne. Bruxelles, 1931 (rec. T. D. Enklaar), 410-14. — E. I. Strubbe. L'homologation du cahier primitif de la coutume de Courtrai. Saint-Gilles, 1932 (rec. T. D. Enklaar), 410-14. — J. Lyna. Aperçu historique sur les origines urbaines dans le comté de Looz et subsidiairement dans la vallée de la Meuse. Tongres, 1931 (rec. T. D. Enklaar), 410-14. Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig genootschap, 2e r. L (1933) : M. A. Lefèvre. Woontypen en nederzettingen in België,
306-07. Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde te Leiden LII (1933) : M. Schtinfeld. Een
- 22 oudnederlandse zin uit de elfde eeuw, 1-8. - W. De Vries. Oe-relicten in Holland en Zeeland ?, 18-39. - J. W. Muller. Nog een en ander over Mariken van Nieumeghen, 143-54. - J. De Vries. Studiën over Germaansche mythologie, 165-216. - W. De Vries. Bij « oe-re. lieten... », 301-02. Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis XII (1933) : C. Verlinden. Le Balfart. Corvée-redevance pour l'entretien des fortifications en Flandre au Moyen-Age, 107-36. - C. W: Van der Pot. Gemeentelijke bestuursorganisatie 1815-1819, 241-309. Tijdschrift voor taal en letteren XXI (1933) : M. Valkhoff. Etude sur les mots francais d'origine néerlandaise. Amsterdam, 1931 (rec. J. J. Gielen), 73-76. - P. Van Delft. De taal der Nederlandsche minderbroeders, 230-54. Toerisme XII (1933) : P. Vandevelde. Een Bruggeling heeft Brugge ontdekt, 37-43. - J. Lindemans. Toponymie van Opwijk. Brussel, 1930 (rec. R. Roemans), 123. - C. Maerten, Nieuwpoort, 14345. - X. Wegeniskaart der provincie Oost-Vlaanderen. Gent, 1933 (rec. V.), 161. - J. Van Overloop-Mulkens. Atuatuca Tungrorum, 22124. - J. en L. De Weerdt. Oudergem en zijn Sint-Annakapel, 227-31. - R. Buckinx. Dikkebusch en zijn vijver, 290-92. - J. Van Overloop. Iii 't soete Waesland. I. Stekene, 336-39. - J. Geyskens. Op de grens van Kempen en Hageland. I. Het landschapsbeeld der heide, 339-42. J. Lyna. • Hasselt, 435-41. - E. Vanheulenbrouck. Het kasteel van Male, 444-47. - A. Raeymaekers. Wat de Kempische boer uit de heide haalde, 548-50. - J. Claeys. Assebroek, 580-85. - E. Franquinet. Boerderij-typen in Limburg. Met 36 afbeeldingen naar fotografische opnamen van den schrijver. Nr. 2 van de uitgaven der Provinciale Schoonheidscommissie voor Limburg. Maastricht, 1931 (rec. C. Trefois), 60405. -- M. Boey. Op de Brugsche Reien, 658-66.- A. Capiau. Schendelbeke, 674-77. - A. Verbeeck. Het kasteel van Kleidaal te Aartselaar, 688-93. - J. Seys. Loo, 698-702. - C. H. Peeters. Uithangborden en opschriften in Vlaanderen, 736-38. - F. De Vleeschouwer. Heule; 75053. - R. Sterkens. Conscience als toerist in de Kempen, 766-71. J. C. Willems. Iets over Beverst, 783-84. - S. Jena. De « Zoete-Waters » te Oud-Heverlee, 792-94. De T o r r e w a c ht er 1933 : X. Enquête sur la toponymie de la Flandre franÇaise, 15-2-1933 (Suppl.). Versla g en en Mededeelingen der Kon. V 1 a. A c ad. 1933 : A. Carnoy. De plaatsnamen met -acum in het
- 23 -Vlaamsche land, 17-27. — J. Mansion. Het element hide in plaatsnamen, 123-26. — J. Cuvelier. De oorsprong der Leuvensche geslachten, 127-68. — P. Bellefroid. Beschouwingen over de Nederlandsche rechtstaal in Vlaanderen, 223-45. — F. Prims. Antwerpsche teksten uit de jaren 1292-1312 en de eerste Brabantsche teksten in onze taal, 30157. — Id. Het eerste gebruik van het Duitsch in de stedelijke kanselarijen naar het werk van Merkel, in aansluiting bij soortgelijke studie voor het Middelnederlandsch en Antwerpen, 389-90. — Id. Het eerste officieel Fransch te Antwerpen, 763-81. erzamelde Opstellen, uitgegeven door den Geschied- en Oudheidkundigen Studiekring te Hasselt IX (1933) : J. Lyna. De schepenbanken van Hasselt, 7-20. — M. Gorissen. Oorsprong der schepenbanken van Mechelen a/Maas en Opglabbeek, 21-48. — P. Daniëls. Een register der waterschepenen. Oude Loonsche ordonantie, 49-57. — A. Hansay. Notes critiques sur l'« Hasseletum » de Mantelius, 79-85. — C. Vanderstraeten. Het « Sweert » en zijn bewoners, 87-98. — D. Van Coppenolle. De Kattestraat. Kat-cateel of Kat-kade-kaai, 127-34. — J. Paquay. De verkoop van domeingoederen in Limburg, na 't Concordaat, 135-58. e Vlaamsche Gids XXI (1932/33) : X. Handelingen van de Kon. Corn. voor Toponymie en Dialectologie VI (1932) (rec. X.), 191-92. — J. De Vries. Filologie en folklore, 480-95. — F. Prims. Antwerpsiensia 1932. Antwerpen, 1933 (rec. X.), 525. — J. Langohr. Le Nord-Est de la province de Liége et le canton d'Eupen. Brugge, 1933 (rec. X.), 528. ✓ o 1 k s k u n de XXXVIII (1933) : M. A. Van Andel. De ceraunia of dondersteen in de Volksgeneeskunst, 3-12. — M. De Meyer. Onuitgegeven Sprookjes uit de verzameling van Alfons De Cock, 13-21. — J. Frère. Volksgeneeskunde. Aanteekeningen van P. F. Buysmans, Minderbroeder, 22-24. — C. Lauryssen. De Folklore van een Kempisch Dorp, 25-40. — V. de Meyere. Vlaamsche sprookjes. Het hoe en waarom der dingen, 41-49. — X. De folklore van de provincie Antwerpen. De schuttersgilde van Duffel, 50-72. — X. Dokumenten. De tooverij in Vlaanderen. Volksinstrumenten : de Huibe, 73-74. — M. De Meyere. De catalogus der Waalsche sprookjes. Kritische aanteekeningen, 76-79. -- V. de Meyere. Oude Vlaamsche liederen. Kinderliedekens uit Limburg, 80-86. — X. Vlaamsche Volksprenten. III. Bedevaartbeeldekens, afz. pag. 33-48. W e s a 1 i a VIII (1933) : K. Peeters. De Wuustwezelsche dorpskeuren (XVe-XVIIe eeuw), 1-48.
-- 24 Zeitschrift der Savigny-Stiftung fur R e c h t s g e s c h i c h t e. Germ. Abteilung LIII (1933) : L. Leiss. Der Hundertschaftsrichter in baierischen Ortsnamen, 277-87. Zeitschrift des Bergischen Geschichtv e r e i n s LXI (1932-33) : J. Huenermann. Ueber die Deutung einiger Bergischer Ortsnamen, 120-126. Zeitschrift fur Ortsnamenforschung IX (1933) : W. Mitzka. Die Nordseekiiste and ostdeutsche Ortsnamen, 3-9. — A. Dauzat. Les noms des domaines gallo-romains dans l'Auvergne et le Velav, 10-45, 108-132. — J. Schnetz. Untersuchungen zu Flussnamen Deutschlands. 7. Uterna, Biverna. 8. Zu den Flussnamen Wurtembergs and Badens, 46-48, 132-49. — J. Steinberger. Die Erforschung der ON im deutschen and ladinischen Tirol (1908) bzw. 1914-1932, II, 49-80. — E. Schwarz. Die Ortsnamen der Sudetenlnder als Geschichtsquelle. Munchen u. Berlin, 1931 (rec. B. Schier), 83-92. — E. Wild. Die Loh. Ein Beitrag zur vogtlndischen Flurnamenkunde, 149-53. — F. Mentz. Die thiiringische Ortsnamenforschung, 158-80, 242-61. — J. Schnetz. Zum Streit um den Germanennamen, 209-31. — L. Fiesel. Fruhmittelalterliche Siedlung mit dem Grundwort-bottel, 231241. — H. Hubert. Les Celtes et l'expansion celtique jusqu'à l'époque de la Tène. Les Celtes depuis l'époque de la Tène et la civilisation celtique. Paris, 1932 (rec. J. de Vries), 262-68. — E. Nied. Frankische Familiennamen urkundlich gesammelt and sprachlich gedeutet von —. Heidelberg, 1933 (rec. S. Ankenbrand), 268. De Zuiderkempen. Geschied- en Oudheidkundige Kring voor de kantons Wester1 o o , Beringen, M o 1 I (1932) : J. Pals. De hoeve van Gemp onder Vorst. Pachtkontrakt 1348, 45-48. — F. Van Genechten. Het ontstaan van den windmolen op Haenven onder Veerle 1719-1723, 49-55. — J. J. Evers. Averbode en Veerle I, 56-C 3. I d . II (1933) : J. Pals. Werken en bronnen voor de geschiedenis der Zuiderkempen, 21-25. — J. J. Evers. Averbode en Veerle, 33-41. — F. Van Genechten. Een rechtsgeding te Veerle in de XVIe eeuw, 45-58. — P. Kauch. Beschrijving der leenroerige en gerechtelijke instellingen der heerlijkheden Wesemaal, Westerloo en Herselt, en van het land van Mechelen gedurende de vijftiende eeuw, 97-111. — F. Van Genechten. De molen van Haenven onder Veerle 1723-1795, 126-28. J. HELSEN.
MEDEDEELINGEN
UITGEGEVEN DOOR DE VLA. TOP. VEREENIGING TE LEUVEN TIENDE JAARGANG
1934, 2.
Plaatsnamen te Lille in 13b8 en 1410. Wij geven beneden de plaatsnamen, die voorkomen in het hertogelijk cijnsboek van L i 1 1 e van 1410. Dit cijnsboek maakt deel uit van het cijnsboek van Turnhout van denzelfden datum en berust in het Rijksarchief te Antwerpen (Fonds Turnhout, nr. 1) . Wij hebben het gecollationeerd met het cijnsboek van 1368, dat berust in het Rijksarchief te Brussel (Rekenkamer, nr. 45055) . Buiten enkele onbeduidende varianten komen beide cijnsboeken volkomen overeen. Het verdient echter opgemerkt te worden, dat het cijnsboek van 1410 opgemaakt werd volgens alphabetische lijst van de voornamen, wat een bewijs is dat er in dien tijd nog geen groot belang gehecht werd aan den familienaam of liever dat de f amilienaam nog niet vaststond. Het cijfer achter den plaatsnaam duidt het aantal vermeldingen aan. A (1) : (Gherijt van der a van Poederle) . Achterhaghe (4) : op dachterhaghe ; opt achterhaghen ; 1 heyde aen dachterhaghe ; 1 eusel by die achterhaghe (Lysbet van der achterhaghe) . Alkendunc (1) : op dalkendunc. Art (6) : opten art ; opte arnt ; den aert ; tlant op den aert. Beerze (2) : die van beerze. Beke (7) : opt bloc over die beke ; op die beke ; op den bekehof ; opt goet ter beke ; op hair huys hof ter beke. Berghen (3) : opte berghe ; die berghen. Bieshof (2) : opten bieshof (Claes van der biest). Blict (1) : op die blict. Boenhof (2) : opten boenhof ; opten boen acker (Willem van den boentuyne) .
— 26 — Bogaert (1) : opten bogaert (Heinric bogaert) . Borch (1) : (Mergriet van der borch ; Mergriet verborch) . Bosch (2) : opt bosch. Braendonck (5) : opte braendonck ; opte bragghendonc ; den opstal van braendonck. Brant (1) : den brant. Broechde (1) : 1 stuc lants an die broechde. Broeker heyde (6) : die broeker heyde ; die brueker heyde (Jan van den broeke) . Bruel (5) : opt zant ende enen bruel daeraen ; opt scuere 1 bruel daerbi ; op een bruel ant huys (Heinric van den bruele). Busschelken (1) : opt busschelken. Capelle (1) : opte capelle. Cans (2) : op her cans heybloc ; op terkaens hof (Jan canys) . Coddunc (2) : opte coddunc (Oheert van coddunc). Coelhof (1) : op heilen coelhof. Coepade (2) : op die coepade ; opte mein coepade. Coulaer (1) : opt coulaer. Dassmit (21) : opte dassmit ; beemt in die dassmit ; i deel in dassmit. Deckers (1) : opten deckers hof (Jan die decker) . Dindunc (21) : opte dindunc ; opte diendonc beemt ; opt eusel in de diendonc ; heyde bi die dindunc. Dols (1) : op Bols hof. Dordonc (2) : opte dordonc ; eusel an die dordonc. Dor (2) : opten dor ecker ; opte doir ecker. Dorpacker (2) : opten dorpacker ; opten dorphof. Dorpside (1) : stuc lants ande dorpside. Driesch (1) : (Heinric van den driessche). Duffel (1) : (Olivier van duffel) . Duypt (4) : opte duypt ; opte ytegheems duypt. Dyc (3) : beemt by gheraerts dyc ; cheraerts dyc ; seraerts dyc. Eechoven (1) : (Heinric boels van eechoven ; Reyneer van eechoven). Eertborn (3) : opten eertborn ; den eertborne.
— 27 -Erwe ecker (1) : opten erweecker. Eusel (13) (Jan Willems soen van eusel ; Jan van den eusel). Gasthuys (1) tgasthuys van herentals. Gheest (1) : die heilighe gheest van lille. Ghemeyn (6) : opt ghemeyn heemdeken ; die ghemeyn heyde; die van beerze van hoerre ghemeender vroenten ; die van wechle van hoerre ghemeender vroenten ; die van vlimmere van hoerre ghemeender vroenten ; die van vosseleer van hoerre ghemeender vroenten. Gheyteren (1) opten gheyteren beemt. Ghierle (1) (Jan coppens kynderen van ghierle) . Goer (20) : opt goer ; opt goerken ; op enen beemt gheheten tgoerken ; op dwildegoir ; dwildegoer ; beemt int wildegoer ; opt busschelgoer ; hein buelkens goer ; tscoetergoer ; i eusel int swertgoer. Groetbloc (1) : op tgroetbloc. Haendonc (3) opte haendonc. Haerlebeke (3) : een bloc tot haerlebeke ; heybloc bi haerlebeke. Haerlebroec (13) : op haerlebroec ; i strepe in haerlebroec ; i stuc lants op haerlebroec. Haghe (2) : opte haghe ; die dein haghe (Gheert haghens). Hantsitter (1) : opten hantsitter hof (Heinric die handsitter). Heergraft (11) opten heergraft ; opten hof ten heergraft ; heybloc anden hergraft ; i eusel anden heergraft (Peter van den heergraft). Heeloven (1) : beemt te heesoven. Heesterhof (3) opten heesterhof ; opt heesterbloc (Gheert van den heester). Hesterdonc (1) opte hesterdonc. Heldelbrake (1) : opte heldelbrake. Heister (1) : opte heister. Herentals (1) : tgasthuys van herentals. Heybloc (passim). Heyside (3) : lant an deyside ; beemt an deyside ; stuc lants ter heyde (Gheert. van der heyden). Voegstuc (1) : opt hoegstuc.
-- 28 —
Hoelte (1) : ( Jan die volder van der hoelte ; Jan hoeltman ; Jan van hoelte) . Hoener (2) : Gheerken op hoener beemt ; hoener eusel. Hoeve (13) : opeen stuc lants ter hoeve ; opt eusel van der hoeven ; opten hoever hof ; opt hoever bloc (Gheert van der hoeven ; Heinric hoefman ; Gheen verhoeven). Hof (passim) : opten nuwen hof ; opten ouden hof. Hofstat (8) : die hofstat ; op Boude hofstat (Alyt verhofstat). Horrinc : (Heinric horrincs ; Lysbet van den horricke) . Horst (6) : opten horst ; de horst ; op enen beemt ter horst. Horstdonc (1) : opte horstdonc. Hortside (1) : beemdeken in die hortside. Houtecker (2) : opten houtecker ; opten houterhof (Oete van den houte). Kele (2) : opte kele. Kerk (1) : die kerke van lille. Kerchof (1) : lant ant kerchof (Wouter van den kerchove). Kersdonc (8) : op kersdonc bloc ; kersedonc bloc ; kersdonc eusel ; opte kersdonc. Kraenscot (2) : heybloc aen kraenscot ; an craenscot. Laetshof (1) : ( Jan spapen opten laetshof). Lare (2) : opt goet te lare ; stuc lants aenden scoetlair ( Jan van den Tare ; Lairmans bloc). Lake (1) : beemt over die lake. Lille (6) : die van lille van hoere vroenten. Loen : (Heylwych van loenens dochter) . Logie (3) : op die logie van den trieste ; op die hoghe logie van den trieste. Loven (2) : Heylwych jans dochter van loven opt goet te loven ; eusel voir loven gat (Jan van loven) . Malle (1) : (Katelyne van malle) . Mere (1) : op die mere. Micten hake (1) : opt stuc lants micten hake. Molenstuc (1) : opt molenstuc. Mallers bloc (1) : op mollers bloc (Gheert die ' molnere) . Mortel (14) : opten mortel ; opt mortelken ; opten quaden mortel ; opten reymortel. Most (6) : opte most ; op i strepe in die most ; op die moest.
— 29 — Nederen beemt (1) : opten nederen beemt. Nocoput rijt (1) : ende nocoput rijt. Nubloc (1) : opt nubloc voir de reymortel. Oekele (1) (Peter van oekele). Onbate (1) op onbate den aert. Opstal (3) : den opstal van braendonc (Heinric van den opstalle) . Overzant : (Jan van overzant). Pat (1) lant anders diker pat. Perecker (2) opten perecker. Poederle (2) (Gherijt van der a van poederle). Raepbloc (1) op wityens raepbloc. Raffendunc (J) opte raffendunc ; opte raffendonc. Reevoirt (1) : beemt an die reevoirt. Rietbeemde (1) 1 utfanc an die rietbeemde (Gherunc vanden rietbeemde). Rijt (2) op die langhe rijt (Lysbet gheerts dochter van der rijt ; verrijt). Risscot (6) opten risscot ; ópte risscoet ; opte risschen bloc an die risschen. Roeten (4) : opt roeten ; opte rueten ; op die roten. Rome : (Heinric van romen). Runt (2) : opt runt ; opt runtken. Sant (4) 1 eusel voir tsant ; 1 heybloc over tsant ; opt zant ende enen bruel daeraen ; Jan wechgelmans van der zant op huys ende hof ter zant (Jan van der sant — versant). Santberch (1) lant anders santberch. Santhof (2) opten santhof. Sart (5) : opte sart ; op die sart ; opte zart (Jan van der zart — verzart). Scaghe (4) : opt scaghe ; i eusel — i beemt int scaghe. Scobbaert (2) opten scobbaert. Scoendonc (i) opte scoendonc. Scoet (14) : opden scoet ; opt scoetken ; eusel opten langhen scoet ; opt nu van den langhen scoet ; heybloc aen kraenscot (Heinric van den scote — scoetmans). Scuyts (l) opte scuyts.
— 30 -Segghe (6) : opte segghe ; op Boude segghe. Steenrijt (19) : opte steenrijt ; opte stenroet. Stertsbloc (1) : op stertsbloc. Stoct (3) : i beemt int stoct ; opte stocht ; op die hoghe stocht. Strate (6) : i heybloc bi die heerstrate ; opt strate ; opte twelaer strate ; opt goerken ende striate daerover (Lysbet van der strate). Strepe (1) : opt strepe. Sulker (4) : opt sulker bloc ; opt sulker eusel. Swertstake (1) : opte swertstake. Terkaens : zie cans. Tieten (3) : (Oheert vekemans van tieten). Trieste (3) : opte hoeve van den trieste ; op die hoeve ende die logie van den trieste ; opt heybloc van den trieste. Twelair (9) : op twelair ; opten twelairen beemt ; opte twelaer strate ; opt twelaer eusel. Valkenberch (1) : op valkenberch. Valvekens : op valvekens eusel. Varendonc (3) : opte varendonc. Veken (4) : lant by hein wouters veken ; i hof aent valveken ; lant an den valvekens wech ; i bloc aent valveken ( Jans kynderen van der veken — vekemans). Velt (3) : stuc lants opt velt. Ven (12) : opt groetvenne ; op ruvenne ; op dacherste groet ven ; op twitven ; lant aen erom venne ; int groetvenne van ytegheem (Jan van den venne — venmans) . Vlimmere (2) : die van vlimmere. Voerhoet (1) : opte voerhoet. Voirt (4) : beemt an die voirt ; an die groetvoirt ; eusel an die roevoert (Lambrecht van der voirt). Vonder (7) : opten yonder beemt ; op tfonder bloc ; opt fonder eusel (Katelyn van den vonderberghe) . Vorsele (1) : die kynderen van vorsele. Vorst (1) : 1 hof in den vorst (Jan van der vorst). Vosberch (2) : heyde anden vosberch. Vosseleer (1) : die van vosseleer.
— 31 — Wech (1) : lant an den valvekens weck. Wechle (2) : die van wechle ; tot weckel (Jan wechgelmans). Weeu (1) : opte weeu. Wiele : (Peter van de wiele). Wiltbloc (1) dwiltbloc. Windersdunc (2) opte windersdunc ; die windersdunc. Wittenberch (1) opten wittenberch. Wolfshoeve (1) : opte wolfshoeve. Ytegheem (2) : int groetvenne van ytegheem (Lysbet ytegheems) . J.
VAN GORP.
Plaatsnamenspelling. « Lof der Sotheydt ». Uit een zelfgenoegzame bijdrage van Ch. v an R enynghe de Voxvrie : « Si une Commission a été nommée par M. le Ministre Carnoy (?), sous prétexte de faire de la toponymie, ce qui serait a encourager, mais en réalité, avant tout, pour permettre a quelques philologues de se faire tresser une couronne immortelle en satisfaisant a leur manie...» (bl. 115). « Dans la campagne menée contre les normalisateurs et qui fit échouer la manoeuvre par laquelle on comptait mettre les communes devant le fait accompli, it a été facile de démontrer que cette prétention de la Commission de Toponymie prouve, ou bien qu'elle n'a pas étudié la question depuis son début ou bien qu'elle ne craint pas d'agir avec une mauvaise foi peu ordinaire» (bl. 116). « Et on veut reprocher a ceux qui s'opposent a de tels agissements de mépriser les savants qui se livrent a ces manoeuvres, qui ne sont point du domaine habituel de l'homme de science ! » (ibid.). « L'orthographe du nom des communes est une question de fait. Elle est 1'ceuvre du temps. Elle appartient a la vie communale et a son folklore... L'orthographe est actuellement fixée. Il faut la respecter. Pour beaucoup de villages, cette orthographe est séculaire » (bl. 117). « Non, nous ne devrons pas considérer comme des fautes d'orthographe le fait de conserver intacts les noms des communes de l'Yser, qui ont acquis, non seulement chez nous mais dans le monde entier, le droit de rester immuables, auréolées de gloire. Nous ne devrons pas considérer comme des fautes d'orthographe la mention des victoires brodées sur nos drapeaux, le nom du pays natal gravé sur la tombe des soldats morts pour le pays. Toutes les Commissions de Toponymie et toutes leurs manies modernisatrices ne prévaudront pas contre l'attachement à ce qui donne la physionomie essentielle au pays ou l'on est né : le nom de son village » (ibid.). Tourmg Club XXXVII (1932), 115-17.
Een plaatsnamenkaart van het Zuidnederlandsch dialectgebied van Overmaas. In het Toponymisch instituut gehecht aan de Leuvensche Universiteit ligt thans ter inzage mijn groote plaatsnamenkaart ( 1 ) van ons Zuidnederlandsch dialektgebied van Overmaas. Op verzoek van Prof. Dr. Van de W i j e r , directeur van dit Instituut, geef ik hier eenige zeer beknopte inlichtingen over het ontstaan en het belang van deze kaart. De hier opgeworpen vraagstukken worden grondig en breedvoerig besproken in mijn laatst verschenen werk ( 2 ), dat overigens bij het raadplegen van deze kaart haast onmisbaar is. Hoe ontstond deze kaart ? De eerste aanleiding was de taal-
toestand die in mijn geboortestreek, het uiterste N. 0. der provincie Luik, reeds lang heerscht en schijnt te moeten voortheerschen en die als volgt kan samengevat worden : « Van zijn » volkstaal, het zoogezegde platduitsch, van zijn plat Duitsch, » wordt het volk door het edeler klinkende Hoogduitsch naar » de beschaafde Hoogduitsche kultuur verheven ». De tweede aanleiding : Bejaarde paedagogen, opzieners van het lager onderwijs, waaronder mijn eigen vader, zegden me herhaaldelijk : « Dat platte Duitsch is eigenlijk Vlaamsch ». Dit scheen me een wantoestand, een aanslag op de Vlaamsche volkstaal ; ik dacht aan verzet, aan heropbeuring der misprezen volkstaal. Ik begon met folkloristische opzoekingen, met afluisteren en opschrijven van oude woorden, spreekwoorden, liederen, zegswijzen, enz. bij bejaarde menschen uit het volk ; aan het opstellen van een zeer gebrekkige spraakleer volgens (1) Carte linguistique et toponymique du N. E. de la province de Liége et du canton d'Eupen, dressée d'après les cartes de l'Etat-major et du Cadastre. 9 bladen ; formaat 1,72 X 1,44 ; maatstaf 1/20.000. (2) Le N. E. de la province de Liége et le canton d'Eupen, terre belge flamande etc. Bruges, Excelsior, 1933.
— 33 --
ouden schooltrant, aan het verzamelen van alle mogelijke uitingen der zoo versmade volkstaal ; enkele sprokkelingen zagen zelfs het licht in vorm van « pour les besoins de la cause » in het Fransch geschreven boekjes. Na de volkstaal zelf schenen me de plaatsnamen de meest welsprekende, onomkoopbare getuigen van onzen Vlaamschen volksaard tegenover deze zgn. verheffing naar de hoogere Duitsche kultuur. Anderzijds moest verdere bewerking der volkstaal logisch leiden tot behandeling van het gebied in zijn meer uitgebreid kader, tot uitbreiding van 't gebied tusschen zijn natuurlijke grenzen : de Maas in het Westen, de Benrather lijn, Ndl.-Hgd. dialektgrens in het Oosten ; de Ndl.Waalsche dialektgrens in het Zuid-westen ; de Belgisch-Nederlandsche staatsgrens in het Noorden. Omtrent een driehoek dus, waarvan de plaatsnamenkaart als volgt opgemaakt werd. In iedere gemeente is de kadastrale gemeentekaart in losse secties met 1/2500 als maatstaf verdeeld. Op deze secties komen dezelfde plaatsnamen dikwijls voor als naam van bosschen, wegen, velden, weiden, enz. Die secties werden met al hun herhaalde plaatsnamen, met de gewichtigste waterloopen, wegen en bosschen op denzelfden maatstaf afgeteekend ; dan werden die secties met al hun plaatsnamen op een enkele kaart, naar het model der gemeentekaart op haar maatstaf van 1/10.000 gereduceerd. Op deze kaart drongen dezelfde namen der secties natuurlijk groepsgewijze korter samen en werd het midden van iedere groep als juiste plaats voor den naam gekozen. Bij het afschrijven der namen werd de soms zeer willekeurige en gebrekkige schrijfwijze van het kadaster eerst skrupuleus geëerbiedigd ; in een groep van zelfde namen werd dan de meest logische schrijfwijze gekozen. Ten slotte werden alle bewerkte gemeenten weer op een enkele groote kaart met 1/20.000 als maatstaf gereduceerd ; deze werd met de Belgische stafkaart van denzelfden maatstaf vergeleken en, waar 't noodig bleek, verbeterd. Op deze kaart werden dan de oude en nieuwe Nederlandsche, Waalsche en Ndl.-Hoogduitsche dialektgrenzen getrokken.
— 34 —
Welk is het praktisch belang dezer kaart ? Met recht doet C. K u r t h in zijn baanbrekend werk (bl. 433) het groot belang der plaatsnaamkunde als volgt uitschijnen : « Si la carte toponymique de notre pays était faite aujourd'hui comme 1'est sa carte géologique, nos recherches seraient faciles. Nous constaterions l'existence, sur notre sol, de trois couches superposées de noms : la première anté-romaine bu celtique, comme on l'appelle d'ordinaire ; la seconde, romaine ou belgoromaine ; la troisième, germanique ». In ons gebied wordt dit belang nog hierdoor verhoogd, dat de bovenste Germaansche laag nog uit verscheidene onderdeelen bestaat. Onze Germaansche voorouders waren nl. van afstamming Salische en Ripuarische Franken. In taalkundig opzicht bleven die gemengde Franken echt Nederfrankisch tot aan de Benrather lijn. Daarom ligt ons Zuidnederfrankisch dialektgebied hier in het uiterste Zuidoosten als een schiereiland ingepraamd tusschen Ripuarisch achter de Benrather lijn in het Oosten en Waalsch in het Zuidwesten. Beiderzijds onderging het vroegere gebied den invloed der naburen zoodanig dat de oude taalgrenzen vooruitschoven tot aan hun huidige ligging. Fransch en Duitsch drongen in sterke mate over de huidige grenzen heen ; Ripuarisch drong zelf sporadisch in de volkstaal ; deze ripuariseering was slechts oppervlakkig ; de volkstaal bleef zelf in haar plaatsnamen echt Nederfrankisch. In mijn laatst verschenen en boven vermeld werk heb ik vooral het noodige materiaal willen verzamelen, dat rechtstreeks of onrechtstreeks in betrekking staat met den zonderlingen taaltoestand van mijn geboortestreek. Daarom werd ook de lijst der plaatsnamen per gemeente weergegeven. Mijn bedoeling was onze dialektologen en toponymisten tot verdere bewerking van dit in alle opzicht gansch braak liggend veld, tot verbreeding, verdieping en — last not least — tot verbetering van mijn werk aan te zetten. Met dit zelfde doel voor oogen stel ik mijn plaatsnaamkaart (tijdelijk) ter beschikking van de belangstellenden. J. LANGOHR.
Huisnamen te Lier (1). Bij het onderzoek van een reeks hertogelijke cijnsboeken, die betrekking hebben op een groep Kempische gemeenten, waren we in de gelegenheid uit enkele van deze cijnsboeken talrijke namen van Liersche huizen op te teekenen. Wel werd hierover reeds geschreven door A. 0. V e r m e ir e n (Van oude Liersche huizen en gebouwen. Lier, z. j.), maar een groot deel van de namen die uit deze cijnsboeken konden opgeteekend worden, komen in zijn werk niet voor, en anderzijds zal men in onze lijst, voor menige benaming, nog wel een en andere aanvullende bijzonderheid aantreffen. Daarenboven heeft A. 0. V e r m e i r en zijn werk hoofdzakelijk locaal-historisch opgevat. De studie van de huisnamen dient echter op een breedere schaal te worden ondernomen. Oorspronkelijk zijn huisnamen immers niet anders dan gewone plaatsnamen : een gegronde, niet willekeurige benaming, die een werkelijkheid dekt uit het verleden. Noord-Nederland bezit over de uithangteekens en de huisnamen het uitgebreide werk van Van Lennep en T e r Gouw. In Zuid-Nederland heeft Fr. De Potter een overzicht gewaagd, maar heeft zijn aandacht al te zeer door de « vermaarde » uithangborden laten in beslag nemen en is te uitsluitend bij het eigenaardige en het anecdotische gebleven. Evenals voor de andere plaatsnamen, zal voor de huisnamen een zoo volledig mogelijke inventaris moeten opgemaakt worden en hier komen, in tegenstelling met de gewone plaatsnamen, eerst en vooral de steden in aanmerking. Uit een vergelijkende studie over deze huisnamen zou voor de cultureele geschiedenis heel wat te leeren vallen. In de aanteekeningen bij de hier gepubliceerde lijst hebben we daarom geregeld verwezen naar gelijkaardige huisnamen, (1) Deze bijdrage verschijnt tevens, met variantenapparaat en verklarende nota's, als nr. 6 der Toponymica, Bijdragen en Bouwstoffen.
— 36 —
die voorkomen in reeds bestaande repertoria van andere plaatsen. Moge dit onderzoek een aansporing zijn, die ook voor dit onderdeel der plaatsnamenstudie, den ijver der belangstellenden laat loskomen. De huizen ontleenen hun namen wel meestendeels aan de uithangteekens of -borden, waardoor ze van ouds werden gekenmerkt. De handelsbedrijvigheid in de steden vergde eerst en vooral dergelijke middelen. Zoo hing een schoenmaker een leest uit, een kleermaker een schaar, een blokmaker spijkerde een houten blok boven zijn deur en aan de herbergen bengelde een krans van eikenbladeren. Zelfs werd men soms door administratieve verordeningen verplicht op deze wijze het uitgeoefende bedrijf kenbaar te maken ( 1 ). Zoo kan men nu nog in de Rijnstreek de zomersche « Strausswirtschaft » aan het bundeltje groene twijgen boven de deur herkennen, en heet bij ons het huis van den eenen of anderen schoenmaker nog wel eens In de Leest, dat van den kleermaker In de Schaar, een herberg De Krans, enz. De huizen danken dus oorspronkelijk hun namen aan nuttigheidsredenen. Maar ook de fantasie heeft haar aandeel gehad in het tot stand komen der huisnamen. De nuchtere handelslui werden wel eens in bekoring gebracht door de weelderige symboliek van de schilden en wapens der edelen ( 2 ), in hun geest spelen (1) Vgl. Van Lennep & Ter Gouw, blz.36-37en41 voor Engeland ; D e Potter, blz. 61 voor Parijs. Het Keurboek van Tongerloo (1554) schreef voor : « Ende oock zullen die gene die broot vercoopen een teecken voer hen doere setten oft hangen... » (W. Van S p i l b e e c k, Kempisch Museum I, 1890, blz. 168) ; — dat van Turnhout (1338) : « Die broot vercoopen moeten voor hen deure vuythangen een dweele, ende des daechs nyet intrecken... », — « Tappers moeten den pot vuythanghen ende sal oyck nyemandt een pot mogen intrecken sonder oirloff der keurmeesters...», — « Wynvercoopers moeten den tennen pot vuythanghen voor de deure... » (J. E. J a n s en, Taxandria N. R. VI, 1934, blz. , 114, 116, 117). (2) Zoo verhaalt Philips de Hurges, welke in 1615 een reis deed van Doornik naar Maastricht, en bij toeval van Halle spreekt, dat daar de gevels beschilderd waren met wapens en heraldieke kleuren. Dit gebruik was trouwens gewoon. De voorname reizigers, die in een gast-
— 37 —
herinneringen aan wondere sagen en legenden en hun verstand zoekt naar zinnebeeldige voorstellingen van allerhande abstracte begrippen en verlangens. Zoo ontstonden dan huisnamen als : de Witte leeuw, de Tafelronde, de Goede trouw, enz. Aldus is er veel van het leven en de volkspsyche der oude steden in de huisnamen bewaard gebleven. Ook in die van het stadje Lier. En deze wekken dan nog speciaal onze belangstelling om de folkloristische tint, waarmede we reeds van elders vertrouwd zijn. In onze lijst worden we aan het vroeger nijverheidsbedrijf herinnerd door de volgende namen : het Aanbeeld, de Balance, de Bijl, de Blaasbalg, de Bonte mantel, de Boterstand, het Hamerken, de Hoed, de Koekbakker, de Mortier, de Paaschkaars, de Ploeg, het Schoentje, de Witte laars, de Wolzak, enz. en misschien ook door de Biernamen : Blauw kalf, Eendvogel, Gans, Karper, Lam, Ram, Verksken, Wit schaap, e. a. Van herbergen, afspanningen, vermakelijkheden getuigen : de Boerendans, de Drie papegaaikens, de Druif, de Gulden kolf, de Handboog, de Kruisboog, de Moezel, de Posthoorn, het Schaakberd, het Tafeltje rond, de Tinnen pot, de Wijngaard, de Rozenhoed. De heraldiek heeft haar aandeel geleverd in : de Groene leeuw, de Half maan, de Hazewind, de Helm, het Hert, de Klimmende koe, de Kroon, de Lelie, de Lischbloem, de Roode schild, de Roos... De herinnering aan de populariteit van sagen en legenden leeft voort in : de Drij koningen, het Gulden Vlies, St. Kristo f f el, St. Huibrecht, St. Joris, de Vier heemskinderen, enz. hof zeer goed waren ontvangen, lieten veelal hun voldoening blijken door, bij het afreizen, hun op een houten bord geschilderd blazoen ten geschenke te geven aan den vriendelijken waard, die er ook een passende reklaam voor zijn huis in vond en er een nuttig gebruik wist van te maken. Montaigne zelf vertelde, dat hij in Zuid-Frankrijk en in Italië hotels heeft gevonden, waar het aantal dusdanige uithangborden voor een enkel huis de duizend overtrof (M. J. V a n d e n W e g h e, De gasthoven te Halle, in Gedenkschriften van den Geschied- en oudheidkundigen Kring van Halle VIII, 1932, blz. 146-47).
-- 38 — En eindelijk vinden we een voorstelling van abstracte begrippen of uitdrukking van bijgeloovigheid in : het Klaverblad, de Ooievaar, de Pelikaan, het Hoefijzer, de Ster... Als bron voor onze lijst diende, zooals boven gezegd werd, een reeks hertogelijke cijnsboeken, berustend op het Rijksarchief te Brussel (Rekenkamer van Brabant), en meer bepaald de volgende nummers : 44988 (a° 1613), 44989 (1619), 44996 (1709), 45000 (1730), 45001 (1730-32), 45002 (Fransch) (1735), 45003 (1735), 45004 (1735). Gewoonlijk heeft het eerste gedeelte in deze registers betrekking op Lier. Er moest, wat de genoemde huizen betreft, aan den hertog cijns betaald worden o. a. van een blau steene leene (Mnl. leen, leuning, afsluiting) voor si jn huijs, van eender scheesenen (Mnl. sixene, sinxene, putzwengel ; Kil. 580 : sicksene, j. wip-pe : tollenon) daer hy water mede putten mach, van eenen ouerspronge aen syn mose, van eenen sittene (Mnl. sitten, gelegenheid om te zitten, zitbank, vooral vóór aan een huis) met eender leenen voer syn poerte, van twee freyten (?) achter syn huys ofte bogaert, van eenen uyt f ange aen syn crue, van een heymelicheyt achter ouer de vliet, van een putstede voer zyn hays, van eenen grate (Mnl. graet, trede, trap), van eenen terde ouer de mose voer zyn huys, vanden trappen ende ouerspronge voer zyn huys, van een ho f stadt o f t amere om hout daer oppe te setten, enz. De bronopgave in onze lijst vermeldt de genoemde registers met de nummers 1 tot 8 : het cijfer 1, na een citaat, duidt dus het register 44988 aan, 2 het register 44989, enz. ; het tweede cijfer na de citaten slaat op het folio (recto of verso) in de registers. Het streepje -- in de citaten vervangt den naam in den vorm gelijk hij in het voorafgaande citaat of in het lemma voorkomt. In het register 45003 (of 7) werden na 1735 nog aanvullingen aangebracht : deze werden tusschen rechthoekige haakjes geplaatst. Verder werden in de citaten volgende verkortingen ge-
- 39 bruikt : d. : dite ; geh. : geheeten ; gel. : gelegen ; gen. : genaamd ; n. : nommé ; str. : straat. Zooveel mogelijk geven we bij de verschillende namen enkele aanteekeningen of verwijzen we naar gelijkaardige huisnamen van elders. Onderstaande verkortingen en werken wer-
den daartoe gebruikt : Bergm. : A. Bergmann. Geschiedenis der stad Lier. Antwerpen, 1873. de Fl. : K. de F 1 o u . Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, I-XIV. Brugge, 1914-34. D. K. : P. De Keyser. De folklore van de uithangborden (Gent). Oostvlaamsche zanten IX (1934), 2-32. D. M. : D. Des Mar e z . Etude sur la propriété foncière dans les villes du moyen-age. Gand-Paris, 1898 (blz. 357-92 : Tables justificatives du plan de la condition juridique du sol de la ville de Gand au moyen-age) . D. P. : F r. De Potter. Het boek der vermaarde uithangborden. Gent, 1861. D. R. : F. De Ridder. Historiek der straten en openbare plaatsen der stad Thienen. Hagelands gedenkschriften 1911, 29, 81 ; 1913, 95 ; 1921, 17, 77, 114 ; 1923, 11 ; 1924 (3-4), 27 ; 1925 (1-2), 12 ; 1925 (3-4), 20 ; 1926 (1-2), 1 ; 1926 (3-4), 9 ; 1927 (1-2), 1 ; 1927 (3-4), 1 ; 1928 (1-2), 17 ; 1928 (3-4) 1 ; 1929 (1-2), 1 ; 1929 (3-4), 1 (Wordt nu voortgezet in Eigen Schoon en De Brabander XVI, 1933/ 34, 37 vlg.). Geud. Volksl. : E. Geudens . Plaatsbeschrijving der straten van Antwerpen en omtrek, naar het Charterboek van 1374, der H. Geesttafel van 0. L. Vrouwkerk. Ons Volksleven IX (1897), 15, 39, 75, 123, 161, 214 ; X (1898) 45, 99, 177 ; XI (1899), 44, 92, 153, 226 ; XII (1900), 25, 69, 130, 181, 221. Geud. Bijdr. : E. Geudens . Id. (Vervolg). Bijdragen tot de geschiedenis I (1902), 489 ; II (1903), 43, 57, 207, 332, 476, 585 ; III (1904), 156, 197, 372, 456, 542 ; IV (1905) 146, 183, 217, 309, 479 ; V (1'906), 46, 138, 172, 223, 382 ; VI (1907), 83, 165, 357, 501 ; VII (1908), 23, 242,413, 527 ; VIII (1909), 70, 255, 409, 513 ; IX (1910), 257, 539 ; X (1911), 323, 438, 505 ; XI (1912), 107, 265, 349 ; XII (1913), 31. Gill.: L. Gilliodts-Van Severen. Inventairedes archives de la vilJe de Bruges. Inventaire des chartes. Introduction.
- 40 Bruges, 1878 (blz. 480-520 : namen der straten en der huizen uit het begin der 16 e eeuw). Kil. : Kiliani Etymologicum teutonicae linguae (uitg. G. V a n H asselt). Leiden, 1777. Mnl. : E. V er wijs en J. V e r d a m. Middelnederlandsch woordenboek. 's Graven p age, 1885-1928. Pr. V. : F. P r i m s en M. V e r b e e c k. Antwerpsch straatnamenboek. Antwerpen, 1926. Reyd. Mech. : A. R e y d a ms. De namen en de korte geschiedenis der huizen van Mechelen. Bulletin du cercle archéologique, littéraire et artistique de Malines V (1894), 281-433. Reyd. Mol : A. Rey dam s. De huizen der kom van het dorp Moll. Taxandria. Gedenkschriften van den geschied- en oudheidkundigen kring der Kempen III (1906), 15-56. Sta. : K. Sta 1 1 a e r t . Glossarium van verouderde rechtstermen... Leiden, 1886. V. E. : E. V an Even. Louvain dans le passé et dans le présent. Louvain, 1895. Verm. : A. 0. V er m e i r en. Van oude Liersche huizen en gebouwen. Lier, z. j. Versch. : C. V e r s c h e 1 d e. Etude sur les ooms des rues et des maisons de la ville de Bruges. Annales de la société d'émulation de Bruges XXVII (1875), 283-437. V.L.: J. van Lennep en J. ter Gouw. Deuithangteekens, in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd. Amsterdam, 1868, 2 dl. V. Lo. : A. C. H. Van L o e y . Studie over de Nederlandsche plaatsnamen in de gemeenten Elsene (blz. 19-180) en Ukkel (blz. 181345). Leuven, 1931.
NAAMLIJST 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34.
Aanbeeld, het. Amsterdam. Anker, de (2 maal) . Antwerpen. Balance, de. Bargie, de. Belle, de. Berrie, de. Beurs, de. Biekorf, de (2 maal) . Blaasbalg, de. Blauw hand, de. Blauw huik, de. Blauw kalf, het. Blauwe mortier, de. Blauw schaap, het. Blauw scheer, de. Boerendans, de. Boerinneken, het. Bonten mantel, den. Boterstand, de. Bruine baart, de. Brussel. Cadran, le. Distelboom, den. Donderbus, de. Doorne kroon, de. Draak, de. Drij haringen, de. Drij hoijkens, de. Drij kandelaars, de. Drij koningen, de. Drij papegaaikens, de. Drij rozen, de.
35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68.
Drij schabellen, de. Druif, de. Duif, de. Eendvogel, de. Eenhoren, de. Ekster, de. Eksterken, het. Engel, den. Fontein, de. Fortuin, de (2 maal) . Gans, de. Gespoorde haan, de. Geschilderd manneken, het. Glazen huis, het. Groeiende boom, de. Groen huis, het. Groenen leeuw, den. Groote berrie, de. Groote korenmaat, de. Groote roos, de. Grooten spiegel, den. Gulden bekken, het. Gulde belleken, het. Gulden beurs, de. Gulden bijl, de. Gulden druif, de. Gulden engel, den. Gulden hand, de. Gulden handboog, de. Gulden kolf, de. Gulden kop, de (2maal). Gulden kruis, het. Gulden kussen, het. Gulden leer, de.
42 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86.
87. 88. 89.
90. 91. 92. 93. 94. 95. 96.
97. 98. 99. 100. 101. 102.
103. 104. 105.
Gulden leeuw, de. Gulden mortier, den. Gulden paard, het. Gulden penne, de. Gulden rad, het. Gulden rooster, de. Gulden schip, het. Gulden sleutel, de. Gulden ster, de. Gulden vlies, het. Gulden voet, den. Gulden wereld, de. Gulden wijzer, de. Haan, de (2 maal) . Half maan, de. Hamerken, 't. Handboog, de. Hazewind, de. Hazewindeken, het. Heeperije, de. Heilige geest, de. Heist-op-den-Berg. Helm, den (2 maal). Herderin, de. Hert, het. Hertogin van Beieren, de. Hoenderkorf, de. Hoenderzak, de. Hof van Blaasveld, het. Hof van Brussel, het. Hof van Denemarken, het. Hof van Ranst, het. Hofstad, de. Hond, de. Hoorn, de. Huis met den toren, het. Huis van Bergen, het.
106. IJzeren hoed, de. 107. Jonas. 108. Kam, den. 109. Karper, de. 110. Kat, de. 111. Keizerin, de. 112. Keizers hof, het. 113. Kerels hofstadt. 114. Ketel, den. 115. Ketelhoed, de. 116. Keulen. 117. Klaverblad, het. 118. Kleine beer, de. 119. Klein hoefijzer, het. 120. Kleine korenmaat, de. 121. Kleine roos, de. 122. Kleine zwarte pot, de. 123. Klimmende koe, de. 124. Klok, de. 125. Koekbakker, de. 126. Koningshuis, het. 127. Koning van Spanje, de. 128. Kop, den. 129. Koperen slot, het. 130. Korenbloem, de (2 maal). 131. Korenmaat, de. 132. Kreeft, de. 133. Kromhout, het. 134. Kroon, de (2 maal). 135. Kruisboog, de. 136. Lam, het. 137. Lammeken, het. 138. Landman, de. 139. Land van beloften, het. 140. Lantaarn, de. 141. Leerken, het. 142. Lelie, de.
43 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158. 159. 160. 161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179.
Lieven heerken, het. Lieve vrouwen, het. Lievrouwken, het. Lischbloem, de. Maalkot, het. Maalslot, het. Maan, de. Maastricht. Meermin, de (2 maal) . Melkstoop, de. Moezel, de. Molenijzer, het (2 maal). Moleken, het. Moorinneken, het. Moriaan, de. Moriaanshoofd, het. 0. L. Vrouw. 0. L. Vrouwe boodtschap. 0. L. Vrouw van Duffel. Ooievaar, de. Oranjeboom, de. Os, den. Ossenhoofd, het. Paardeken, het. Paaschkaars, de. Pan, de. Paradijs, het. Paternosterken, het. Pauw, de. Pelikaan, de. Pijper. Pistoolken, het. Ploeg, de. Pluimen hoed, de. Porterie, de. Posthoorn, den. Prins van Oranje, de.
180. 181. 182. 183. 184. 185. 186. 187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198. 199. 200. 201. 202. 203. 204. 205. 206. 207. 208. 209. 210. 211. 212. 213. 214. 215. 216.
Prins van Parma, de.
Prinses, de. Raap, de. Rad, het. Ram, de.
Regenboog, de. Rome. Roode hoed, de. Roode leeuw, de. Rooden os, den. Roode schild, het. Rood schoenken, het. Roos, de. Rozenhoed, de. Rozenkransken, het. Roosken, t. Roskam, de. Schaakberd, het. Schaapken, het. Schalieschuur, de. Schipken, het. Schoentje, het. St. Andries. St. Anna. St. Antonius. St. Christoffel. St. Dominicus. St. Franciscus. St. Gommaer. St. Huibrecht. St. Ignatius. St. Joris. St. Jozef. St. Pieter. Slot, het. Sperwer, de. Spiegel, de.
44 217. 218. 219. 220. 221. 222. 223. 224. 225. 226. 227. 228. 229. 230. 231. 232. 233.
Tafeltje rond, het. Tinnen pot, de. Turf, de. Tweehoren, de. Venlo. Verksken, het. Vier gekroonden, de. Vier heemskinderen, de. Vijfhoek, de. Vijf ringen, de. Vliegende hert, het. Vliegende paard, het. Vlieguit, de. Vogelzang, de. Vosjager, de. Wanne, de. Wapen van Schotland, het
234. 235. 236. 237. 238. 239. 240. 241. 242. 243. 244. 245. 246. 247. 248. 249. 250.
Wargaren, het. Wijngaard, de. Wijzerken, het. Wildeman, de. Witte laars, de. Wit schaap, het. Wolzak, de. Zalm, de. Zetel, de. Zevenster, de. Zilveren vlies, het. Zoete naam Jezus, de. Zon, de (3 maal). Zwaan, de. Zwarte hoed, de. Zwarte hond, de. Zwarte pot, de (2 maal) . J. HELSEN.
Kleingoed. Nederland in Oud-Berlijn. - Een der kleinere gemeenschappen, waaruit het huidige Berlijn is gegroeid, is Mln. Men vindt daar een « Friedrichsgracht », welke typisch-Nederlandsche benaming voor een aan water gelegen verkeersweg met huizen eenigszins wonderlijk aandoet. Berlin am Morgen leidt dit verdwalen van het woord « gracht » naar Berlijn af van Nederlandsche handwerkers, die in de 17de eeuw zich in oud-Ktilln vestigden en zich aan den Zuidelijken arm der Spree neerzetten. Aardig is het, dat het begrip « gracht » ook daar nooit op het water is toegepast, maar naar Oud-Amsterdamsche wijs alleen op den verkeersweg langs het water. Zooals men weet, draait de rechtgeaarde Amsterdammer de zaken om : hij loopt op een « gracht » en gooit iets in den « wal », al is ook de « waldieper » van vroeger er niet meer. Haagsche Post, 28-XI-'31.
MEDEDEELINGEN
UITGEGEVEN DOOR DE VLA. TOP. VEREENIGING TE LEUVEN TIENDE JAARGANG
1934, 3.
Iets over aard, plaatsnaam. De gangbare (etymologische) beteekenis van het woord aard is : « beploegd, bebouwd land » (zie Mndl. Woordenboek en ook A. Da ss o n v i l l e in Biekorf VI, Bijblad V) . Ook het Antwerpsch Idioticon van J. C o r n el i s s en en J. B. V er v l i et (Gent, 1899-1906) geeft dezelfde verklaring, maar we vermoeden dat ze zonder nadere controle werd overgenomen uit het Algemeen Vlaamsch Idioticon van L. W. S c h u e r m a n s (Leuven, 1865-1870), die het woord in deze opvatting als nog algemeen bekend in de Kernpen signaleert. Inderdaad komt het daar nu nog op meerdere plaatsen als toponiem voor, maar slechts in een paar van de gevallen die we opteekenden (zie beneden) zou desnoods deze beteekenis kunnen vermoed worden. Daartegenover staan echter de veel talrijker gevallen, waar het woord zeker in een anderen zin moet opgevat worden. Bij zijn publicatie van den Aartbrief van Terloo (onder Kasterlee), heeft J. V a n G o r p (Bijdragen tot de Geschiedenis XVIII, 436 vlg.) het woord aan een speciaal onderzoek onderworpen. Naar het besluit dat daar wordt getrokken, zou het gebruikt geworden zijn om een uitgebreide oppervlakte grond aan te duiden, bestaande uit heide en veengronden, die in gemeenschappelijk gebruik werden genomen tot het hoeden van het vee, tot het steken van schadden en turf ( 1 ), tot het halen van heide als strooisel voor de dieren, enz. Dezelfde beteekenis kan voor het woord op verschillende andere plaatsen nagewezen worden. J. Van G or p vermeldt aldus een aard te Retie, te Kaggevinne (Diest), te Mol, te Aartselaar, te Deurne, ( 1 ) Vgl. : van den schadden aert groot drij vierendeel daer de beke int midden doorloopt (a o 1732, Nijlen).
- 46 te Beerschot en Harinkrode (Antwerpen), te Grobbendonk, te Waarloos, te Wilrijk, te Wommelgem, te St. Omer-Buiten (Fra.-Vla., naar K. de Flo u), enz. We kunnen verder wijzen op de volgende persoonlijke aanteekeningen ( 2 ) : Van allen den torf op het onvrij door particuliere gesteken... Den Ghemeynen aert (a° 1762, Arendonk), de gemijnte oft den aerdt (a° 1726, Balen), den gooraert (a° 1702, Bevel), in den gemeynen aert van Geel (a° 1744, Bijdragen XXII, 211), den Bernhem aert (a° 1644, Heist-o.-d.-B.), den Dorpaert (a° 1707, Kontich), op den Aert tusschen Loenhout, Meir ende Sundert (a° 1658, Wesalia II, 28), den laesschen- en den varendoncxschen aert (a° 1619, Nijlen), van den goede te lare liggende te perlaer aen den aerdt en van den ghemeynen aerde (a° 1381, Vorselaar, Bijdragen XIX, 398 en 390), den gemeijne aerde van Cruywinkel (a° 1533, Vorst, Zuiderkempen III, 29), moer opten aert tot Wiekevorst (a° 1394, Bijdragen XXIV, 19), Halschen Aert (a° 1710, Halle bij Zoersel) . We vonden het woord bovendien nog vermeld voor Edegem (a° 1765), Gierle (a° 1726), Hallaar (a° 1745), Herentals (a° 1329, Taxandria VII, 88), Hoogstraten (a° 1787), Lichtaart (a° 1443), Kessel (a° 1735), Noorderwijk (a° 1630), Minderhout (a° 1757), St.-Pieters-Lille (a° 1387), Tongerloo (a° 1554, Kempisch Museum I, 234), Turnhout (a° 1368, Bijdragen XXV, 77), Vlimmeren (a° 1634) . En het komt nog thans als levend toponiem voor te Geel ( 3 ), Hallaar (1-lallaaraard, wijk, Kaart cart. inst. XXIV, 2), Hoogstraten (Taxandria IV, 229), Noorderwijk, Vlimmeren (wijk, Kaart cart. inst. VIII, 7), Vorselaar (Pallaar-aard, wijk, ib. XVI, 2). In zoover we hebben kunnen vaststellen, duidt het in meer dan een van deze gevallen nog een tamelijk uitgestrekte oppervlakte onbebouwd bosch- en heideland aan. (2) Onze aanhalingen komen deels uit eigen onuitgegeven documentatie, deels uit excerpten van E. G a i 11 a r d , gewezen staatsarchivaris te Antwerpen, berustende op het Instituut voor Vla. toponymie te Leuven. Voor het overige wordt de bron nader aangegeven. (3) Zie over Ten Aart (Geel), Taxandria N. R. IV (1932), 122 vlg.
— 47 — Nagenoeg elk dorp (in de Antwerpsche Kempen tenminste) heeft dus destijds zijn eigen aard gehad. En wanneer het ging om dorpen met een grootere uitgestrektheid, is er voor elke wijk of voor elk gehucht zelfs een aard na te wijzen. Zoo had men te Geel : den larumschen-, den boekelschen-, den houtemschen aert, den aert van winckelom, van steelen, van bell ( 4 ) ; te Herentals : den aert vande beeckuenne (a° 1611), den huissen aert (a° 1585), den aert van de Wochterberch (a° 1663), den Aert van woelfstee (a° 1585) ; te Turnhout was er een aard op de Heysie (a° 1592), te Oisthouen (a° 1592), te Zeuerdonck (a° 1464). Te Kasterlee waren tot in 1844 tien gehuchten, die elk door zoogenaamde « aardmeesters » werden beheerd (5). Misschien hing dit samen met de voortschrijdende ontginning, waardoor de oorspronkelijke aarden in kleinere zouden zijn doorgedeeld, gelijk J. Van C o r p meent. Het staat in elk geval vast dat de verschillende gehuchten van een dorp vroeger een grootere autonomie bezaten dan nu en dus moeten beschouwd worden als afzonderlijke gemeenten, die op zich zelf bestonden. Naast aard zou in dit opzicht ook kunnen gewezen worden op veld en andere toponiemen, die een sterke zelfstandigheid in de economie van de gehuchten laten veronderstellen. Oorspronkelijk, afgezien van de etymologie, beteekende aard dus, volgens de door ons geraadpleegde bronnen tenminste, meestal : « onbewonnen, tot gemeen gebruik liggend heide- en boschland ». Het was dus synoniem van vroente, wat blijkt uit : een steenen pael scheydende de aerden oft de vroin(4) Naar het handschrift der dissertatie van Dr. K. S t e s s e n s over de Toponymie van Geel, berustend op het Instituut voor Vla. toponymie te Leuven. (5) Deze « aardmeesters » zijn te vergelijken met de « veldheeren » van het Beverhoutsveld te Oedelem, de « heernesse-meesters » van de Heernesse te Oostakker-St. Amandsberg, enz. in P. E r r er a, Les Masuirs, Bruxelles, 1891 (blz. 237 en 312 vlg.) ; in dit werk zijn nog verschillende andere aanrakingspunten met de aarden en hun beteekenis te vinden.
— 48 —
ten van Turnhout, Merxplas ende Baerle (a° 1659, Taxandria II, 115) ; alle onse heyden ende wruenten... om diere te gebruycken ende te nutten, ende die aert ende wruente te laeten liggen (a° 1440, Wuustwezel, Wesalia I, 24) ( 6 ), — en van heide : van een heyde oft aert (a° 1665, Zandhoven, Kon. Via. Ac., Versl. & Meded. 1925, 718) . De samenstelling heiaard komt dan ook niet alleen voor ais soortnaam : van eenen heyaerde (a° 1620, Grobbendonk, Bijdragen XXII, 251), een bosken oft heyaert (a° 1665, Zandhoven), — maar ook als toponiem : bempt... gen. den heyaert (a° 1619, Nijlen), ontrent 3 Bunder lants geh. den heyen Aert (a° 1619, Lier), van twee stucken eruen... deen geh. den cleynen heyaert (a° 1619, Kessel), van een vierendeel lants onder halle gel. gen. den heijaert (a° 1709), eene hefij gent. den heyaert (a° 1771, Vorselaar), Heiaardebeek (Grobbendonk, Kaart cart. inst. XVI, 2). Met heiaard kunnen wellicht ongeveer gelijkgesteld worden varenaard en bremaard, die we opteekenden als volgt : van eenen aert gen. den varenaert... west de varendoncxe straete suijt de vrunte (a° 1709, Nijlen), den vaerenaert (a° 1709, Kessel), van eenen beempde ... genaempt verrenaert onder halle (a° 1619), den varen aert (a° 1744, Vorselaar, Bijdragen XXII, 215), Bosch genaemt Den Grooten Bremaert (a° 1673, Berlaar) (7). (6) Zie ook K. St alla er t, Glossarium van verouderde rechtstermen..., Leiden, 1886 vlg. (I, 115) ; H. Po t t m e y er, Bijdragen V, 406-08 ; J. L i n d e m a n s, Plaatsnamen, Brussel, 1925 (blz. 38-39) . (7) Varen- is hier waarschijnlijk Ndl. vaar : onbevrucht, dat gezegd wordt van wijfjesdieren (vgl. Kiliaen verre-koe), gust. Met de beteekenis dor, onvruchtbaar schijnt het, evenals gust (zie Woordenboek der Ndl. taal i. v.), op grond, land te zijn toegepast, zooals blijkt uit : 10 roeden omgespaeyt, zynde maer vaeren heuvel (17e e., Zoersel), van heyen ende vairlande (a o 1463, Herentals). Vergelijk verder : de varenbrake (ao 1448, Herenthout), den vaerenbempt (a o 1641, Herentals), Vaarenbroek (Geel, Kaart cart. inst. XVI, 4), Varenlaer (a° 1297, Kontich, Bijdragen V, 440), het Vaerlaer (a o 1770, Wilrijk), Verlar (ao 1250, Berendrecht) en andere (Varendonk, Varenwinkel, Varen-
— 49 —
Als benaming voor de uitgestrekte woeste landen van een dorp zal aard wel spoedig tot toponiem zijn versteend en « den Aard » de bepaalde plaats hebben aangeduid, die als vrijgeweide, enz. werd gebruikt. Maar daarnaast moet het woord tamelijk lang als gewone soortnaam of appellativum zijn gebruikt geworden. Zoo spreekt men van : een aerdeken, geheeten de Bilsen (a° 1481, Schoten, Bijdragen VII, 307), op enen art te pulderbossche (15e e.) , stede... & eenen aerde daer aen gel. (a° 1619, Emblem), van eenen Aerde... inden paenshoeck (a° 1619, Nijlen), eenen bogaert met eenen aert (a e 1619, Emblem), van eenen aerde ... opde nethe gel. (a° 1619, Kessel), op eenen aert aen haer huijs (a° 1726, Herentals), enz. Het is niet altijd gemakkelijk uit te maken welke in zulke gevallen de waarde van het woord is geweest. Dikwijls wordt het gelijk gesteld met beemd, weide, eusel : van eenen beempde oft aerde (a° 1620, Grobbendonk, Bijdragen XXII, 249), eenen beempt oft Aert (a° 1619, Lier), 1/2 bunder arts oft bems (15e e., Pulle), een stuck aerts oft bempts (a° 1620, Edegem), in andere luyden weyden, beemden noch aerden (a° 1545, Schoten, Bijdragen XVIII, 273), een seecker aerdeken oft weijcken (a e 1660, Viersel), 1/2 bunder aerts oft weyde (a° 1619, Nijlen), een eussel genoempt den langen Aerdt oft Lanck Eussel (a° 1620, Grobbendonk, Bijdragen XXII, 246) . Deze beteekenis van aard kan nog nauw verband houden met de boven besprokene ; er zou grasland worden door aangeduid dat als weideland voor het vee wordt gebruikt (vgl. : drie buynder groesen, gelegen voer aert, a° 1510, Emblem, Oudheid en Kunst IX, 50) of waarvan het gras, met het oog op den oorsprong van den grond (vroente, heide), gewoonlijk maar van slechte hoedanigheid is. Dit zou toponiemen verklaberg, enz.) bij G u y o t , Nouveau Dictionnaire des communes, Brude F l o u , Woordenboek der toponymie... XV, 1185 vlg. Brem- wijst denkelijk ook wel op onbebouwd land, heideland, vgl. gebrocht tot bremlant (a° 1448, Herentals), d. i. bremland, onbebouwd land er van gemaakt. xelles, 1927 en bij K.
-- 50 —
ren als eenerzijds : de Schaapaard a° 1619 te Halle en a° 1620 te Edegem (vgl. : eenen ... aert, daer die scaep op gaen, Oelegem, Oudheid & Kunst IX, 52), den oyenaert (17e e., Herenthout ; misschien Mnl. ooi : vrouwelijk schaap) , de Koeaard a° 1619 te Lier, a° 1714 te Emblem en a° 1744 te Pulle (Bijdragen XXII, 214), den peerts aert a° 1611 te Herentals, 17e e. te Herenthout en a° 1709 te Nijlen, den ossen aert (a° 1725, Zoersel), verrenaert (a° 1619, Halle, misschien Mnl. vatrre, verre : stier ; vgl. : soo wyens verren in eens anders brouck aerden oft bempden ... gecomen waren ..., a° 1547, Grobbendonk, keuren, Bull. Comm. roy. anc. lois et ord. Belgique IX, 66 ; maar zie ook boven) ( 8 ) ; — anderzijds : het Sueraerdeken (a° 1709, Berlaar), den Distelaert (a° 1673, ib.), Biesaard a° 1561 te Aartselaar, 17 e e. te Herenthout, a° 1725 te Lier, a° 1771 te Vorselaar, het Bisaert velt (a° 1693, Berlaar) (vgl. een heyde oft biesaert, a° 1644, Heist.-o.-d.-B.) . Maar : een beempt ... nu wesende eenen aert (a° 1709, Halle), en : eenen beemdt, geheeten den Broeckbeemdt, die nu dicwil half aert ende half beemdt (Oelegem, Oudheid & Kunst IX, 52) schijnen weer op iets anders te wijzen. Misschien kan hier dan toch aan bouwland worden gedacht ( 9 )en heeft deze beteekenis dan aanleiding gegeven tot het ontstaan van de plaatsnamen : Klaveraard a° 1709 te Lier en a° 1732 te Bevel, het Claeveraert velt (a° 1693, Berlaar) ( 1o ), het Rapen aer(8) Volgens de oude costuimen moest iedere soort van vee op afzonderlijke en afgezonderde weilanden grazen : « horn with horn », cornutum cum cornutu (A. H a r o u , Ons Volksleven XI, 139) ; vgl. o. a. L. C r ah a y , Coutumes du comté de Looz et de la seigneurie de Saint-Trond, III, Bruxelles, 1877, waar, op blz. 176 en 182, art. I en XIV, de costuimen van Hasselt bepalen welke weiden moeten worden voorbehouden voor schapen, verkens, geiten, ganzen, paarden, koeien, enz. (9) Ook : Lant en driesch den aert (ao 1771, Vorselaar), een stuck lant ... gen. den aert (a o 1732, Mortsel), terrain dit Aert (a o 1735, Kessel), den Aert (ao 1753-57, land te Ranst), een stuck lands oft aert (a° 1619, Kessel), de Spanniaerts aerde (a° 1737, bouwland te Edegem), Bempt ... nu wesende eenen aert oft landt (a° 1665, Halle). (10) Komt ook voor als soortnaam : een stuck Bempts ende een Claver aerdeken (a0 1710, Halle).
-- 51 —
decken (a° 1787, Schoten), de Haveraert (a° 1714, Emblem). Daarmee is de rijke inhoud van het woord nog niet uitgeput. Weer een andere waarde moet er aan gehecht worden in : twee coyweyden onderverdeylt gelegen in eenen aert (a° 1787, Schoten), twee aerden oft twee stucken erue (a° 1619, Kessel), gedeylt in dry handen of aerden (a° 1570, Grimbergen, G. D es Mar e z , Le problème de la colonisation franque..., Bruxelles, 1926, blz. 158. Hier wordt het dus gebruikt in den zin van «stuk, deel»). Misschien ontstond deze beteekenis, doordat in den gemeenen aard ieder medegebruiker zijn deel had ; in dit verband is dan wellicht te vergelijken in het keurboek van Kasterlee (Bijdragen XVIII, 186 en 187) : soowie ... sijne beesten stout ofte dreve in eenighe plaetse ofte weijcke daer sij niet gheaert en sijn..., wie leem graeft daer hij gheaert is... Ten slotte moeten een paar gevallen vermeld worden waar aard, in samenstelling met coy-, coe-, gebruikt wordt als landof vlaktemaat: van eenen eeusele houdende 6 coyaert (a° 1381, Vorselaar, Bijdragen XIX, 396), van 1 1/2 coyaerdt (a° 1430, ib. 407), een eussel, houdende omtrent vier coye aert (a° 1500, Grobbendonk, Bijdragen XXII, 237), een eeusel... houdende omtrent drie coeaert (a° 1471, Herenthout) . Duidt dit een stuk weideland aan voldoende om één koe er op te hoeden ( 11 ) ? Uit dit alles blijkt dat het woord aard een veelzijdige beteekenis heeft gehad. Zeker is het veelvuldig en lang in gebruik geweest. Daardoor verschilt de waarde er van misschien zoozeer van tijd tot tijd en van plaats tot plaats en is het nog niet mogelijk ze definitief te omschrijven. Onze aanteekeningen blijven hoofdzakelijk bij de Antwerpsche Kempen beperkt, wellicht de streek waar het woord het meest is aangewend geworden. Maar een blik op andere bronnen, als b. v. K. d e F 1 o u 's Woordenboek voor West-Vlaanderen, bewijst wel dat het ook elders in ons taalgebied voorkomt. Een nader onderzoek in andere gewesten zou waarschijnlijk ook wel van dien kant verklarend licht kunnen aanbrengen. J. HELSEN.
(11) Ook koe-eusel komt veel voor in een gelijkaardige opvatting.
Bij het werk van Dr. J. Langohr. In zijn laatste werk « Le Nord-Est de la province de Liége et le canton d'Eupen » ( 1 ) heeft Dr. J. L a n go h r de resultaten van een levenslang onderzoek verzameld. Dat dit vruchtbaar geweest is bewijzen de 685 bladzijden van dit lijvig boekdeel. Alles wat eenigszins betrekking heeft met ons « platdietsch » gebied vinden wij hier samengebracht : politieke, kerkelijke en economische geschiedenis, archeologie en geographie, taalkunde, taaltoestanden en taalpolitiek. Er moet meer dan gewone ijver aan den dag gelegd worden om een dergelijke encyclopaedie samen te stellen, maar het geldt de geboortestreek van den schrijver en hij kent ze door en door. Het boek wil de verhoudingen aantoonen van deze « platdietsche » streek tegenover België en Vlaanderen : daarom onderzoekt het gelijkloopend en in groote trekken de politieke en taalkundige evolutie van België en Vlaanderen en anderzijds deze van het gebied dat een rechthoekigen driehoek vormt begrensd door een lijn, die loopt van den Vierlandenblik naar Wezet (Visé) en van daar naar de BaraqueMichel. De streek maakt een aaneensluitend geheel uit : langs drie zijden is zij omzoomd door wouden. Het Hertogenwald, het Akenerwoud, het bosch van de Vesder zijn de overblijfselen van het vroeger zeer uitgestrekte Ardennenwoud. De eerste bewoners zijn komen opdagen van den Westkant uit, want langs daar werd de ontginning der bosschen aangevat. Het groot aantal "-rode, -rade, -ert en -ret suffixen, die in de plaatsnamen voorkomen, wijzen op de bedrijvigheid der Oermaansche kolonisatie. Hier (1 ) Le Nord-Est de la province de Liége et le canton d'Eupen. Terre beige flamande superficiellement allemandisée et romanisée. Etude historique et linguistique. Cartes inédites, répertoires toponymiques, frontières linguistiques par J. L an goh r. Bruges. Excelsior s. d. [19331, XXIV-685 blz. in-80 - 50 fr. Zie ook over dit werk : Taaltoestanden in Luiker Duitsch-België , (hs. toegezonden aan de Kon. Vla. Academie). Verslagen door I. Teirlinck, J. Muyldermans. K.V.A.,V.enM. 1911, 206, 208 en door L. Simons, ibid. 1913, 51-64. Ook A. Pr a y o nVan-Zuyle n, ibid., 1913, 524-26, Later nog: Le Nord-Est de Ia province de Liége : Eupen et Moresnet, étude linguistique approfondie (studie toegezonden aan de Ac. Roy. Belgique). Verslag J. C u v e l i e r in Ac. Roy. Bull. 5 sér.
XII (1926), 260 en XIII (1927), 412.
- 53 -
gaat de beweging van West naar Oost (zie o. m. bl. 52). G. Kurth heeft langsheen de Duitsch-Waalsche taalgrens een trek in tegenovergestelden zin vastgesteld : de Germanen steken den Rijn over en dringen door naar het. Westen - ten bewijze weer de -rode namen. Zooals men reeds dikwijls heeft opgemerkt, werd het hoogst gelegen gebied het eerst bewoond : in het bekken van de Vesder heeft men dan ook de sporen van een voorhistorische bevolking teruggevonden. Daarna zullen het wel Eburonen geweest zijn die zich hier gevestigd hebben ; zij waren een Germaansche, misschien Kelto-Germaansche stam. In 53 voor J. C. heeft Caesar deze Eburonen overwonnen en uitgemoord. Het gebied dat aldus ontvolkt was werd door de Romeinsche keizers overgelaten aan de Ubii, de Sunici en de Tungri. Met de Romeinsche overheersching is ook de kerstening begonnen, en toen St. Servatius omstreeks 384 stierf, waren de inwoners van het diocees Tongeren haast algemeen tot het geloof bekeerd. Van af de IIIe tot in de Ve eeuw hebben de Franken Noord-België gekoloniseerd en ook in de « platdietsche » streek hebben zij de wouden ontgonnen om er zich naderhand te vestigen. Waar de Franken massaal konden doordringen, werd de Gallo-Romeinsche bevolking geabsorbeerd. Wanneer echter de Frankische vorsten in meer zuidelijke streken hun heerschappij willen vestigen, is het niet meer dezelfde kolonisatie : het is een politieke overwinning voor rekening van de vorsten alleen. De Franken worden door de Gallo-Romeinen opgeslorpt en er is daar van hun bezetting niet veel over gebleven. Zooals men ziet heeft Dr. L a n go h r op het stuk van de Frankische kolonisatie de nog vrij algemeen geldende theorie van G. Kurth naverteld. Enkele bladzijden worden daarna gewijd aan het Romeinsch en vóór-Romeinsch wegennet in onzen Oosthoek. Het gebied om Tongeren moet, als men let op de zeer talrijke Romeinsche wegen, zeer sterk geromaniseerd zijn geweest. De soldaten en de handelslui hebben langsheen deze wegen hun taal, het Volkslatijn, overal verspreid, terwijl dezelfde wegen later de Germaansche kolonisatie in de hand gewerkt hebben. Tot dusverre het eerste deel van « le Nord-Est de la province de Liége » ; het tweede behandelt een periode die loopt van de Ve tot de XIe eeuw : de laat-Frankische of de vroeg-middeleeuwsche periode. Onze streek was bevat in het Ripuarische rijk, dat zich uitbouwde ten Oosten van de Maas, maar waarvan de invloed ook verder uitstraalde : heel de pagus van Luik moet eens Germaansch geweest zijn. De plaatsnamen op -scheid wijzen op Ripuarisch gebied, terwijl -zaal sel en -lo (bosch) ons op het spoor van Saliërs brengen, die zich als afgezonderde groepen zijn komen vestigen in den Oosthoek (bl. 32-33
-- 54 --
en 49). Maar van de Ve eeuw af wordt het groote Frankische rijk verdeeld : zoo ontstaan de hertogdommen, graafschappen en pagi van de Middeleeuwen. Dr. L a n go h r bestudeert de verdeelingen, die betrekking hebben op de « platdietsche » streek en, daar de politieke inrichting de grenzen van de kerkelijke organisatie bepaald heeft (de herkerstening gebeurt in de VIe en VIIe eeuw), worden beide nagespeurd. In deze tijdspanne is het Nederfrankisch de volkstaal en ook ten deele de letterkundige taal geworden. Het Latijn blijft gedeeltelijk de literaire en uitsluitend de officieele taal. Zoo is de taalgrens ontstaan. De Franken, die de Gallo-Romeinen opgenomen hebben, vestigen rondom een gebied dat zij enkel politiek konden veroveren : de Ripuariërs ten Oosten, langsheen de Ardennen, de Saliërs ten Noorden langsheen het Kolenwoud. De wouden hebben de stammen verdeeld, maar de Franken zijn met de ontginning begonnen: de Ripuariërs langs het Z. 0. de Saliërs langs het N. W., en dus moet men noodzakelijk in het N. 0. van de provincie Luik een scheidslijn vinden tusschen Germanen en Romanen. Het is een lijn die in globo van het Z. 0. naar het N. W. loopt en die de oorspronkelijke taalgrens moet geweest zijn. Die lijn wordt ten slotte door de bevolkingsdichtheid van de Germanen tegenover de Gallo-Romeinen zeer sterk in het N. 0. en zwak in het Z. W. bepaald. In het N. 0. van de provincie Luik was die oorspronkelijke taalgrens ten Zuiden van de actueele taalgrens gelegen : een strook, een of twee gemeenten breed, is voor het Germaansch verloren gegaan (1). De primitieve taalgrens kwam overeen met natuurlijke bizonderheden : wouden, scheidslijn van het bekken van twee rivieren, bergkammen : de kam tusschen de Wayai en de Gileppe, tusschen de Maas en de Berwinne, het woud van Wodémont, de N. 0. grens van de hoogvlakte van Herve. Dit wat aangaat de Vlaamsch-Waalsche taalgrens. De Duitsch-Waalsche taalgrens is ontstaan door de tweede klankverschuiving. Ook dit taalkundig verschijnsel wordt door het Ardennenwoud tot staan gebracht. Er bestaat geen verband tusschen de ethnologische, politieke en kerkelijke grenzen eenerzijds en de Hoogduitsche taalgrens anderzijds : het gebied door Ripuariërs bewoond was Nederfrankisch (cfr. de Wachtendoncksche psalmen). De (1 ) Volgens K u r th zouden er twee groepen van gemeenten geromaniseerd zijn : de eerste bevat Limburg, Dolhain, Bilstain, Stembert, Goé ; de tweede Warsage, Bombaye, Dalhem en Berneau. Dr. Langohr merkt hier terecht op dat er tegenspraak bestaat tusschen de kaart van Kurth en den tekst van « La Frontière linguistique ».
- 55 Vlaamsch-Waalsche taalgrens komt gedeeltelijk overeen met andere grenzen : de parochie Voeren, de parochie en het gebied Balen zijn Germaansch ; de parochie Wezet, Herve, de parochie en het gebied Theux zijn Romaansch. Het derde deel draagt als opschrift : de late middeleeuwen en de moderne tijden (1041-1795). De geschiedenis van de politieke en kerkelijke indeelingen stelt den S. in de gelegenheid om de oudste vormen van de gemeentenamen mee te deelen en te verklaren. Die verdeelingen hebben tot gevolg dat de oorspronkelijke eenheid - ook taaleenheid - verbroken wordt. Dalhem en Limburg worden heelemaal afgezonderd van Valkenburg een Rolduc. Taalkundig spelen de edelen en de clerus een groote rol : de eersten hadden dikwijls het recht de geestelijken te benoemen en dezen gebruikten niet alleen in de kerk maar ook in de school hun eigen volkstaal. De hoven van Limburg en Dalhem werden de uitgangspunten voor de romanisatie van de omliggende gemeenten en de economische betrekkingen met het Walenland gebeurden natuurlijk {n het Waalsch. De menschen waren zich het taalkundig onderscheid wel bewust, maar daarbij bleef het : de kleine Vlaamsche gemeenten waren niet opgewassen tegen de groote Waalsche centra als Luik en Verviers. Uit de toponymie kan men het tijdstip van de romanisatie opmaken : in de XIVe eeuw is Limburg nog grootendeels Vlaamsch en vindt men nog vormen als Peertstal (1388-90), Leeuwencuyle, Cornelisthorn (namen door het volk aan onderdeelen van het kasteel gegeven ; in de XVI e eeuw treft men nog aan : Waeckhuys (1507-08), Koyenstale (1576, 1615), maar is de gemeente in meerderheid reeds Waalsch geworden. Van 1469 tot 1649 wordt de Romaansche vorm van Limburg bijna uitsluitend gebruikt en de Oermaansche plaatsnamen worden vertaald : dedans le broucke de Limbourg (1569-70), grand bolwerck (1592). Niet alleen uit het Zuiden werd het Nederfrankisch bedreigd, ook de invloed van Keulen en Juliers ging zich doen gevoelen. De politieke eenheid was de doorslaande factor voor deze taalkundige expansie. De grenzen van deze uitstraling komen voor als vrij regelmatige concentrische kringen, die uitsterven in de tegenwoordige provincies Limburg en Brabant. De voornaamste boog is de Benrather lijn ; de zeggelzage linie, de Panninger linie, de Uerdinger linie zijn dialektgrenzen van ondergeschikt belang. Van deze zijde der Benrather linie (van Benrath - langs Vaals en Aken om, ten Oosten van Eupen naar het Hertogenwald) heeft de tweede klankverschuiving normaal niet gewerkt en dus bevinden wij ons hier op Nederfrankisch gebied. De oudste vormen van de plaatsnamen bewijzen duidelijk dat heel de N. 0. hoek van de provincie Luik Nederfrankisch (Vlaamsch) geweest is. Het dialekt is Limburgsch (« lemmergiesch ») met Brabantschen invloed
- 56 vooral na 1288. Later werd het, verkeerd, « platdutsch » geheeten. Het volk bleef getrouw aan zijn taal, de hoogere standen waren vol bewondering voor het Duitsch of het Fransch - de volkstaal werd in vooral na 1288. Later werd het, verkeerd, « plattutsch » misprezen. De parochiale geestelijkheid beïnvloedde de letterkundige, niet officieele taal. Omstreeks 1167 kreeg de abdij van Rolduc zekere rechten op de parochie Balen. Zoo kwam het dat de geestelijkheid van de omliggende parochies meestal gevormd werd in de school van Rolduc en dat zij het Vlaamsch trouw bleef tot in de XVIIe eeuw. Dezelfde verhoudingen bestonden tusschen de 0. L. Vrouw kerk te Aken en de gemeenten Walhorn, Montsen en Gemmenich en zoo werden deze gemeenten verduitscht. Daarbij werd in het Duitsch een middel gevonden om het Hollandsch protestantisme tegen te werken. Ook het Fransch drong meer en meer binnen. Te Eupen was het de nederzetting van Waalsche inwijkelingen, die in 1698 het onderricht in het Fransch op de school deed ontstaan, en telkens was dit een verzwakking voor het Vlaamsch dat tegen twee machtige vijanden moest kampen. De stukken uit de XVIIe en de XVIIIe eeuw vertoonen de kenteekenen eener taalverwarring die aan het oneindige grenst. In 1795 gingen de Oostenrijksche provincies naar Frankrijk over. Het Noord-Oosten der provincie Luik werd bij het « Département de l'Ourthe » gevoegd dat bijna heelemaal Waalsch was. De clerus, om den Franschen ongodsdienstigen geest te keer te gaan, behield het Vlaamsch in de Vlaamsche parochies maar voerde radikaal het Duitsch door, daar waar er twijfel kon bestaan (Balen). De officieele taal was natuurlijk het Fransch. In 1815 komt dan de reactie die voor de «platdietsche » streek uiterst belangrijk was. Maar Eupen, Lontsen en Walhorn worden aan Duitschland geschonken ; . die streek was zoog. Duitsch. De spellingstrijd was hier nog meer dan elders voor het Vlaamsch zeer noodlottig : officieel wordt de spelling van Siegenbeek opgelegd, in feite gaf men de voorkeur aan Desroches, in de kerk en op de school werd Duitsch gesproken. In 1839 wordt de helft van de provincie Limburg en Luksemburg aan Holland afgestaan : de V l amingen van onzen Oosthoek worden politiek van hun stamgenooten gescheiden en hun taal geraakt meer en meer in verval, te meer dat de eerste Belgische taalwetten er op aangelegd waren om het Fransch overal te , doen doordringen. In 1839 is er geen spraak meer van Duitsche gemeenten in de wetteksten. Hef is pas in 1892 dat daartegen gereageerd wordt, n.l. door de stichting van de vereeniging « Deutscher Verein » te Aarlen. G. K u r t h is de groote leider geweest van deze werking. Hier komt Dr. L a n g o h r op het terrein van de taalkundige polemiek. Dit is het onderwerp van het vierde en zeer uitgebreide deel van zijn werk.
- 57 -
Er is vooreerst wat S. noemt het Duitsch taalkundig nationalisme dat, steunend op het feit dat het-Duitsch in tegenstelling met het Nederlandsch een wereldtaal is, deze taal wil doen zegevieren in den Oost hoek. Het is de stelling van H. Ritter, H. Bischoff, P. L a n g h a n s en A. Fr es e. Ook wetenschappelijk beweert Th. F r i n g s dat het Ripuarisch (Duitsch) gebied zich uitstrekt tot aan de Uerdinger linie, welke loopt van Uerdingen over Venlo naar Diest en Tienen. Het Waalsch nationalisme, dat zich vooral uit in een langdurige perscampagne, verklaart, ofwel dat de heele streek Waalsch is en dat het Fransch alleen de voertaal moet worden op de school, ofwel dat het Nederlandsch en het Duitsch mogen aangezien worden als vreemde talen. De kaart, die gepubliceerd werd in het « Musée de la vie wallonne » III (1926), steunt echter alleen op de uitslagen van de algemeene volkstelling van 1920, die ook hier totaal valsch en onbetrouwbaar blijkt te zijn. Ook van Vlaamsche zijde werd iets gedaan : in 1920 begon de polemiek tusschen de Kon. Vlaamsche Academie en Luit.-gen. Balti a (bl. 395-424). Het is echter vooral sinds 1930 dat de taalkwestie een echte warboel is geworden in het « platdietsch » gebied : van officieele zijde heeft men een oplossing gezocht door de wet op het lager onderwijs, de pers heeft nog meer de tegenstrijdige opvattingen laten tot uiting komen. Dr. L a n g o h r zelf is de groote kampioen geworden van den Vlaamschen strijd : in een bijlage verzamelt hij de artikelen die hij liet verschijnen in verschillende tijdschriften, samengaande met opstellen van P. Lespineux, H. Keufgens en H.Bischoff. Spijts systematische verfransching en verduitsching, besluit S. bij het einde van het vierde deel, blijft het Vlaamsch dialekt de moedertaal en dus moet het Nederlandsch van paedagogisch standpunt uit de beschaafde taal van de streek worden. Het Nederlandsch nu is een vreemde taal geworden op eigen bodem : de « Platdietscher » heeft nooit Nederlandsch geleerd, maar de volkstaal « hoe ontaard zij ook weze, blijft de onweerlegbare getuigenis van het ware karakter der bevolking » (bl. 537) . Het vijfde en laatste deel schenkt ons het toponymisch repertorium. Benevens de drie « lagen » -- Keltisch, Gallo-Romeinsch en Frankisch - vinden wij hier dikwijls namen, die de eigenaardige taalvermenging weerspiegelen : Bois de Lobosch, Bosch Loé ! De gemeenten worden afzonderlijk behandeld : eerst worden de vormen van den gemeentenaam zelf opgesomd, daarna komen de plaatsnamen, die gerangschikt worden volgens de voorwerpen waarop zij betrekking hebben : wateren, verhevenheid van den bodem, plantenrijk, kolonisatie (wegen,
- 58 woningen, wouden), uitbating, enz. Alhoewel Dr. L a n go h r op dit stuk heel wat materiaal heeft kunnen vinden in het werk van G. K u r t h, heeft zijn eigen onderzoek van de afzonderlijke gemeenten de lijsten heel wat aangedikt. Tot dusverre heb ik getracht een idee te geven van den inhoud van dit lijvig boekdeel. Heel makkelijk is dit niet, omdat de S. enkel op het oog gehad heeft al het verzamelde materiaal mede te deelen, zonder te kunnen of te willen denken aan bewerking. Ik meen dat hij daarin geslaagd is en dat elk historicus of taalkundige, die dit gebied zal bestudeeren, steeds met vrucht « Le Nord-Est de la province de Liége » zal naslaan. Tengevolge van een zekere vrees niet volledig te kunnen zijn, is dit boek echter zeer omvangrijk geworden en tevens vrij saai om volledig door te werken. Wat betreft het ontstaan van de taalgrens, de Frankische kolonisatie, het onderscheid in de Frankische stammen heeft S. de gewone opattingen, die door den band van het eene in het andere boek overgaan, overgenomen zonder de moderne werken van H o l w e r d a, G. Des Mar e z , F. Rousseau te raadplegen. Het is hier echter de plaats niet om hierover verder uit te weiden. Wat van meer rechtstreeksch belang is, zijn de vaak volledig fantastische interpretaties van plaatsnamen die Dr. L a n g o h r voorstelt. Hier mogen enkele voorbeelden van etymologieën volgen : Hombourg = Hon (eau) (?) + borch ou berg de l'eau (?) (bl. 582) ; Stockheim, séjour de la descendance en ligne droite (bl. 609) ; Jalhav *cal, jal = eau (?) -I- haag, hay = forêt, forêt de l'eau (?) (bl. 653-54). Ook waar S. de suffixen -scheid aan Ripuariërs, -zaal > -sel, en -lo aan Saliërs toeschrijft, verwijzen wij hem naar de nieuwe (Duitsche) opvatting, die veel kans op waarheid heeft, nl. het algemeen Germaansch karakter dezer suffixen. Op bladz. 124-25 haalt Dr. L a n g o h r de beruchte teksten aan uit de « Frontiére linguistique » II over het gebruik van het Fransch in Vlaanderen in de XIII-XIVe eeuw, zonder de minste terechtwijzing (vgl. ook bl. 195). Ook kunnen wij Dr. L a n g o h r niet volgen waar hij schrijft (dat « le retour de cette contrée (kanton S. Vith en het Duitsch gedeelte van kanton Malmédy) à la Belgique nécessite son assimilation politique a sa nouvelle patrie » (bl. 425 vlg.). Dit alles belet niet dat « Le Nord-Est de la province de Liége » een goed boek is, dat, al werd het ook zonder streng wetenschappelijke pretentie geschreven, vele diensten zal bewijzen bij de studie van onze « platdietsche » stamgenooten.
_
H. DRAYE.
Kleingoed. Steden- en dorpentaal in Nederland en België. — Wij allen zijn barons Van Aardenburg tot Assen ! Niet waar, o mensch ? Uw begin is Aartrijke, uwe loopbaan Kortrijk, en uw einde zal Asch zijn. Bouw uw geluk niet op Het Zand, maar op Steene ; want als Neerwinden of Overwinden woeden, zal uw Huise instorten. Vlucht Ledegem, zelfs in Weelde, bemin Werken, ten einde altijd met Munte naar Winkel en Marke te Komen. Ik heb nog iets te Zegge, dat zeker Heel Zegwaard is. Wie zal het Laken ! Houd niet van Rollegem in Bierbeek, Biervliet of Wijnegem, zoo zult ge niet Zeeveren, u niet Heesch roepen, en wat Meer is, ook niet te Sottegem geraken ; want dan, Welkenraadt u gegeven ? Drink Pinte van Wateringen om uwen Dorst te Lessen in Zandbergen of in Zonnegem. Zoo zult ge Helder van Geest zijn en van Spaubeek zult ge niets Leiden. Vaar nimmer langs Brouwershaven om te Schiedam te Sluizen. Gij zoudt er ver-Wilderen ; geloof My ! Het zal u tot Nut zijn ! Gij zijt immers geen Os of eenig ander Beesd ! Schat dus u zelven naar Waarde. Laat anderen Gieten uit Kanne ; maar gij, wil liever Eten van Hamme ! Dat zij uwe Leuze ! Gij moogt Vorst zijn of Borger : die op Bergen Klimmen, kunnen Well Dalen, en in Diepenveen Landen, en Best hun Doel missen ! Plant Linden of Wijngaarden Veur of Naast uwe Huizen of Hoeven en in uwen Thuin. Zet een Paal op den Hoek van uwe Velden, en laat uw Veulen Grazen in uwe Bogaarden of onder de Esschen. Vinkt vrij ; maar niet Vuren ! Wierden het ooit Helden geheeten, die Schoten op Duiven van Buren. Is uwe vrouw een Heks ! Ik Peize 't niet ! Dan moet gij Raat Schaffen in Raadshoven, of ga hem Halen te Gullegem ! Maar jaag ze niet op Zolder en wil toch niet houden van Uithuizen, veel minder van Strijen met haar, of De Wijk nemen of Overslag doen ! Gij waart dan met Reden een Monster te noemen. Dat zij Vere van U ! Staat soms eens de Sluis open, och, hoop op de Son ! En blijft ze nog Zarren, houd uwen Mont ge-Sloten. Het zal wel eens Zomeren ! ! 't Zijn Alle geen Engelen ! In den Echt zijn soms ook de Hendriken een zwarte Ketel of een scherp Mesch ! Arme vrouw ! wat zijt gij Deerlijk Gesteld ? Uw wezen zoo Geel en zoo Grauw ! Uw man behoort zeker bij de Bende der Roden ? 0hee ! uw woonplaats is Vreeswijk en uw huis staat op Kwadijk ! Ik Wouw Wisch dat uw stêe was in Vreeland !
-60-Wil, o mensch, niet Deinze voor Berg of Brugge, Boom, Beek of Putten. Ga immer Voord, gij ontmoet wel eens Zoetendaal. Bloemendaal of Rozendaal ; wellicht Schoonhoven of Rijkevoort ; maar zeker Hove, Peer of Appels, misschien wel Duizend Appels ! Pas op nochtans voor Evere, Wolvertem ,Vossem en Ottersum, Beernem en Leeuwergem. Van Muizen en Molle hebt ge misschien geen Schrieck : maar zoudt ge niet Beveren als zulke Woesten met u in Strijtem wilden gaan en Vichte ? Daarom, volg een Gits : Sint Jan, Sint Pieter, Sint-Joris, Sint-Job, Sint-Niklaas, Sint-Laurens, Sint-Pankras, Sint-Geertruide, Sinte-Margriete ; en vele anderen, met schoone Namen staan u ten dienste. Allen willen u Ter-Hulpe snellen ! Wacht u bijzonder van Nieuwkerke ! 't Zij Lekkerkerk, Koudekerk, Biggekerke, Middelkerke, Oostkerke, Westkerke, Zuidkerke, Kaaskerke, Koolkerke of Stuivenkerke ; want Waregem zult gij daar niet vinden ! Er is maar een Kerksken, wat anderen er ook van Meenen, en 't is niet Vremde voor u : 't is de Roomsche Moerkerke. Tracht in Lee f daal te blijven met Leut in Herten en zonder Kuurne, en aldus zult gij met Ere in Oudergem komen. En als eens, o mensch ! uw lichaam Uitkerke naar Kerkhove ten Grave zal gedragen worden, om er onder Zerkegem te rusten, dan zal uwe ziel naar Emelgem vertrekken, om er Haren Heer eeuwig te Loven ! (1). A.
VAN KEMPEN.
(De gedurige eeredienst van St. Jozef, Oct. 1906),
( 1 ) Men moge bovenstaande stuk nog even vergelijken met twee bijdragen van denzelfden aard in Vla. Top. Ver., Med. VI (1930), 33-34 en ib. IX (1933), 84.
MEDEDEELINGEN
UITGEGEVEN
DOOR DE VLA. TOP. VEREENIGING TE LEUVEN TIENDE JAARGANG
1934, 4.
Plaatsnamen uit het Mechelsche.
(a° 1734) Naar den inventaris van het archief der Rekenkamer van Brabant (Algemeen Rijksarchief te Brussel), worden in het register Nr. 45576 van dit fonds voor het jaar 1734 de cijnsen opgegeven, welke de hertog heffende was in de gemeenten Kasterlee en Lichtaart. Bij het raadplegen ervan vonden we er echter ook verschillende gegevens over enkele andere gemeenten, o. a. uit de Mechelsche omgeving : Aartselaar, Bonheiden, Duffel, 0.-L.V.-Waver, Putte, Reet, Schriek, Waarloos. Gewoonlijk wordt deze groep gemeenten in andere registers afzonderlijk behandeld en dan ook in den inventaris uitdrukkelijk vermeld. Daar men dus niet zou vermoeden er in dit register iets over te vinden, meenen we dat het niet zonder nut is hier mede te deelen de plaatsnamen die we er voor deze gemeenten uit opteekenden. Bij de citaten geven we telkens het folio waarop ze voorkomen. Het register is aldus ingedeeld : eerst 1-139 folio's voor Kasterlee en Lichtaart ; dan 1-28 folio's voor Schriek (en Grootloo, onder Schriek) ; 1 folio voor Reet en Aartselaar (onder Kortelwijk) ; 1-5 folio's voor Lier (onder Arkel) ; 1-11 folio's voor Duffel ; 1-29 folio's voor Berlaar ; 1-22 folio's voor Putte, 0.-L.-V.-Waver en Bonheiden en 1-12 folio's voor Herenthout. Aartselaar. 1. sur 2 1/2 bon. de terre et bois nommées den Deurddnck situés a Harselaer, 1 v. 2. sur un bon. de terrain dit scheerbosch nommé t'Gei jsheijde, 1 v.
— 62 — 3. sur 2 bon. et 1 quart de terre nommées de groote Schrieken, situées a harselaer, 1 r. 4. sur 3/4 bon. de terre nommés den Cloot, 1 v. 5. sur 2 maisons contenant 25 verges nommées Laer, 1 v. x . Scheerbosch, zie Oeijsheijde.
Bonheiden. 1. sur
3 bon. de Prairie nommés den Achtersten Neerbempt,
21 r. 1 1/2 bon. de terre nommé Backers landt, 20 v. 3. sur 2 bon. de terre nommé het Begynen Landt, 15 v. 4. pres de Boijmeeren, 15 r. 5. Rue dite Boymaer strate, 15 r. 6. pres de la rue dite Bruijn straete, 16 r. 7. sur 3 journ. de terre nommés de haver stoppelen, 19 v. 8. sur 3 journ. de terre nommés het heybosch situés sous sellaer, 15 v. 9. sur une maison et jardin d'environ 2 Bonn, pres le heyvelt, 17 v. 10. sur un bon. de terre nommé T'H. Geest Bloeck, 17 v. 11. pres du pont a Hemelghem, 20 v. 12. sur 7 journ. 70 verges de Prairie nommée T'Herbloeck située opt'Boijmer, 16 r. 13. sur la Moitié d'une Piece de terre nommé de Hulst, 16 r. ; sur 2 bon. de terre nommées de Halst (sic), 16 v. 14. sur environ 1/2 bon. de Prairie nommé de kercken bem ptd ekens, 21 r. 15. sur une maison et jardin nommez het kerpelken, 18 v. 16. sur 3 journ. de Prairie situés pres des Cleyne heyde, 15 v. 17. sur maison jardin terre etc. ... pres le krekelbergh, 18 v. 18. sur 2 prairies d'environ 2 bon. l'un nommé den ouden block et l'autre krincheusel, 17 r. 19. sur 2 bonn. de terre et Prairie nommés den Croenen, 18 r. 20. 1 1/2 bon. de terre nommée het Cromvelt située in d'aude straete, 15 r. 2.
sur
— 63 — 21. in de Croonstrate, 17 r. 22. une Cense contenant 8 bon. I journ. situées opt Misseldonck, 16 r. x . Ouden block, zie Krincheusel. x . Aude straete, zie Cromvelt. 23. sur le 1/4 d'une Cense nommée Ravessem, 20 r. ; sur 1/4 d'une Cense nommée Ravenem, 16 v. 24. sur une maison... pres het Schuer velt, 16 v. 25. a Sellar, 15 v. 26. sur un bon. de terre située op Steynenbergh, 20 r. 27. sur 4 Bon. de prairie nommé het Sterck landt, 16 v. 28. sur une maison et jardin avec 2 bonn. de terre nommées Valekleije, 20 r. 29. 3 bonn. nommés de valckenhove, 20 r. 30. sur 5 journ. de terre nommez de venne bloeck, 19 v. ; 6 bon. de prairie nommé de venae Blueken, 21 v. 31. sur une maison et jardin ... pres het zeeridderken, 20 v. 32. sur 2 bon. de terre nommé de swertwater velden, 17 v. Duffel. x . Beer, zie Ours. 1. sur une piece de terre située opden Beuckheuvel, 2 v. 2. sur une maison et jardin nommez de biest contenants 18
verges, 5 r. 3. sur une maison et jardin ... situés pres de boonwit op de Beke, 10 r. 4. sur une maison et jardin contenants 1 1/2 bon. nommée de Boslanden, 8 v. 5. sur 5 bon. de terre nommée t brandeken sous duffel, 1 r. 6. 5 bon. de terre pres la Broeck straete, 7 v. 7. sur une maison et jardin nommée L'ours vis a vis de Celle nommée le Cigne, 2 v. 8. sur un bon. de terre nommée Dammaerts veldt, 8 v. 9. sur environ 5 vierend. de terre nommée t'Eijvelt, 10 r. 10. 1/2 bon. et 1 /6 de prairie située in t goorbroeck, 7 v. 11. sur une maison et jardin nommez Tharnas contenants un bonnier, 5 r.
— 64 —
12. sur 2 1/2 bon. de terre nommée de nauwe et cromveldeken, 6 r. 13. sur environ 3 bon. de terre nommée de hoogh straete et heijstraete, 1 v. 14. sur une maison et jardin contenants 5 vierend. pres hertsvelt, 9 r. 15. L'Abbaije de Tongerloo sur sa Cense nommée de hoeve ouer t Veldt contenant environ 18 a 19 bon. situez au dit endroit ( = Senthout), 8 r. 16. 2 bon. de bois nommez t hoog bosch, 7 v. x . Hoogh straete, zie Heijstraete. 17. 1 bon. de terre nommée den hoghen varent, 7 v. 18. Les Chartreux de Lierre sur leur Cense contenante environ 7 bon. pres het houwelijck Bosch, 9 r. 19. sur environ 1 journ. de terre joignant le houwelijcsche heijde, 9 v. 20. sur une maison et jardin Contenants 1/2 journ. situez ter Clocken, 4 r. 21. sur une maison et terre ... situez aen de koel je lei je, 6 r. x . Cromveldeken, zie Hauwe. 22. sur environ 2 bon. de terre située op 't lei jenshei jde, 1 v. ; op Lints heijde, 1 r. 23. sur une maison et jardin nommés den Manpat, 7 r. 24. sur une maison nommée het molen Eijser située pres du pont a Duffel, 3 r. 25. Le serment dit den jonghen handtbogh guide a Duffel sur une maison et jardin Rue elite molenstraete, 1 v. 26. sur environ 1 1/2 bon. et 72 verges de Bois nomméz de nonnen bosch, 3 r. 27. sur une maison et jardin d'environ 23 bon. situez opde Notmere, 2 v. x . Ours, zie Cigne. 28. sur une maison et jardin nommée de palmboom, 9 v. 29. sur une maison et jardin nommées Le Paradis situez in de molen straete, 8 r. 30. sur une maison et cense nommées Roecxhoeve ... situéz op Senthout, 8 r.
— 65 31. tuées 32. 33. 2 r. 34. 1 v. 35.
sur une maison et jardin contenants 17 journaux sia Roetaert, 7 r. 1 bon. de Bois nommé t raubosch, 7 v. sur une maison et jardin nomméz den Scherpendonder, sur environ 4 bon. de terre nommée t serneels velde, sur une maison et jardin contenants 24 bon. nommés
de Verberde hoeve, 7 r. 36. sur 3 1/2 bon. de terre située opt zenthout, 5 v. x . Zwaan, zie Cigne. 0.-L.-V.-Waver.
1. in de Berghstrate, 11 i. 2. Rue dite de Boschstraete, 9 r. 3. sur 3 bonn. de terre nommé het broeck velt, 9 v. 4. en la rue dite Elsstrate, 13 r. 5. sur une maison et jardin d'environ un demij bon. situé en f strate, 10 v. la rue dite Erffstrate, 6. sur une Cense, terre Prairie etc. nommé de heyhoeve ... pres de l'eglise a Waver, 13 v. 7. la rue dite Helstraete, 9 v. ; rue dite Hetestrate, 14 v. 8. sur 3 journ. situées pres des hoef Bosschen, 13 r. 9. sur 2, bonn. de Bois nommée T'hoogh Bosch, 13 r. 10. pres de la rue dite Hooghstraete, 8 v. 11. sur une maison et jardin nommés den houwe Eijcke contenant 6 journ., 1 1 r. 12. sur environ 1/2 bon. de Bois nommé Jan Tops Esterbosch, 9 v. 13. sur leur Bien ... nommées de Cleijne heijde Hoeve, 14 . 14. sur une maison et jardin contenant 1/2 bon. nommée T'koren veldeken, 11 v. 15. rue dite Leemestraete, 8 v. 16. sur 4 bon. de terre nommés de Leliemans, 11 r. 17. la Rue dite molenstrate, 9 r. 18. sur une Cense terre etc. ... situé in de Nieuwe strate, 13 v.
— 66 — 19. la Rue dite Slachmorter strate, 13 v. ; in de Slammerterstrate, 11 r. 20. 1/2 bon. de terre située pres de Spenders Leye, 9 r. 21. sur environ 1 1/2 bon. de terre nommé Stam paerts landt située in de Leemstrate, 11 v. 22. sur 2 bon. de Bois nommés T'warmbosken, 13 r. 23. sur un bois d'environ 9 a 10 bon. nommé wolven Bosch, 8 v.
Putte. 1. 1/2 bon. de Bois nommé Bollekens bosch située in de groote Hoeve, 6 r. 2. pres de la Rue nommée breede straete, 1 r. 3. sur une maison et jardin contenant 2 bon. nommez de Breume pres la Rue dite Capele straete, 6 r. 4. sur 6 journ. de terre nommez de drij herten, 1 r. 5. sur une Maison et jardin nommés t'Etoile, 5 r. 6. sur une maison et jardin nommés Le Faucon ... situées pres la place, 6 v. 7. sur un heritage située pres de Gastheyde, 7 v. 8. sur 7 bonn. de Bois nommés T'goet ten Nixele, 1 v. 9. sur une cense et dependance nommés T'Gotters hoeve, 4 v. 10. sous Putte opt' groot Eijnde, 6 v. x . Groote hoeve, zie Bollekens bosch. 11. sur un heritage contenant 81 verges nommé de half canse, 7 r. x . Capele straete, zie Breume. 12. pres de kerckelije, 5 r. 13. sur environ 5 journ. de terre nommés T'kerre veldt, 3 r. 14. sur un terrain planté d'arbres pres de l'Endroit dit kinskruijs, 8 r. 15. sur une maison et jardin ... situé a l'Endroit nommé de Croone, 3 r. 16. sur une maison et jardin nommés Pauwels Goet ... pres de Leijbeke, 5 v. 17. sur 3 1/2 bonn. de Bruiere nommés leybenheije, 1 r.
— 67 — 18. sur un jardin d'environ un deurij bon. nommé Maij Serneels Hecken, 2 r. 19. environ 2 bon. nommez Masblock, 3 v. 20. sur la Maison contenant 113 verges pres le molenbergh, 7 v. 21. pres la rue dite Molenstrate, 1 v. x . Pauwels goet, zie Leijbeke. 22. sur 3 bon. de terre nommés Roijen Goet, 3 v. 23. sur environ un bon. de terre nommé de Savoiren situé opt' groot Eijnde, 7 r. 24. sur environ 28 bonn. de terre, bois, Prairie etc. avec maison et jardin nommé Schriekele, 1 v. x . Ster, zie Etoile. 25. situé au coin van de Streijbeke, 3 r. x. Valk, zie Faucon. 26. situez op de waesbeke, 2 v. 27. sur une maison et jardin ... située ter Sueterwijde, 3 v. 28. pres la rue dite Suetwijs straete, 2 v.
Reet. 1. sur un bon. de terre nommé t'Speckbosch situé sous Reeth, 1 r. 2. sur trois journaux de terre nommée de toelanders, 1 r.
Schriek. 1. pres la rue dite arckel straete a grootloo, 26 r. 2. sur 5 journaux de bois nommé het bees situé aende peer-
straete, 6 v. 3. sur 3 journ. de terre située inde Belle straete, 13 v. 4. sur 3 bon. de bois situé aende Beversluijse sous Schrieck, 14 v. 5. sur 5 bon. de terre et bois nommée block, 13 r. 6. sur 3 journaux de terre située wenden bolloo aert a groot -lo,24v. aende 1/2 bon. de terre et 1/2 bon. de prairie située 7. sur Bolloobecke, 5 v.
— 68 — 8. 1/2 bon. pres den Bolloodijck, 1 r. 9. bij de Bolloo heijde, 2 r. 10. sur 2 bon. de terre nommée de groote hoeve située aende bolloo straet, 8 v. 11. sur un bon. de terre nommée den Boomgaert, 1 r. 12. une piece de terre nommée breemelandt situez pres la rue du Seigneur sous grootloo, 13 r. 13. sur 1 1/2 bon. de terre nommée Brouwers landt, 8 v. 14. sur une maison et jardin de deux bon. et 1/2 bon. de terre nommée het dijck veldeken, 9 v. 15. sur 3 1/2 journ. de prairie nommée de Sloot et environ 3 bon. de terre et bols nommé donderbanck, 19 r. 16. sur 6 journ. de terre nommée de Donck, 3 r. 17. sur un bon. de terre nommée de Doncker sous grootloo, 21 r. 18. sur 2 bon. de bois situé aenden drij boom, 14 r. 19. sur environ 10 bon. de bois nommée de draijboom bos schen située sous grootloo, 18 r. 20. sur 1 bon. de terre nommée Lijnen hubens donck pres La rue dite eeckelstraet, 27 v. 21. sur 1/2 bon. d'heritage nommé d'eijcke situé aende tomme straet, 16 r. 22. sur 2 1/2 bon. d'heritage nommé ten eijckens meersters et 1 bon. de bois situez sous grootloo, 16 v. 23. sur 1/2 bon. de terrain dit Eussels, 3 r. 24. sur deux bon. de bois et terre située aende gommereijn straet a groot loo, 7 v. ; pres la rue dite gommerije straete sous grootloo, 19 v. 25. sur 5 journ. de terre nommée de gote, 9 r. x . Groote hoeve, zie Bollo straet. 26. sur 6 journ. de bois nommé de groote mijte, 25 v. 27. sur tine maison en la rue dite haeghstraete, 18 r. 28. 3 journ. de prairie et jardin nommés hannebrocs ho f f, 1 r. 29. sur 3 journaux de terre en deux parties L'une nommée het heijken et l'autre het sulcker landt situées aende bolloo heijde, 27 r.
-69-
30. sur un bon. de bruyere située bij het Leijken nommé heijntien straetken, 1 v. 31. sur 3 bon. de bois et bruyére nommée hijnegelsbosschen sous groot loo, 1 r. 32. sur 2 bon. de terre située op hongerijen, 3 r. 33. 1 1/2 journal de terre pres l'honguerij straete ,1 r. 34. inden schrieck bij de hoogh straete, 2 v. 35. 3 journ. de terre nommée den hulst situez sous groot loo, 14 v. 36. sur une maison et jardin nommée de cant helsen (?), 25 r. 37. sur un journ. de terre située inden Schrieck bij de Cappelle heijde, 2 r. 38. 1/2 bon. nommé de kercke gote situez a Orootloo, 1 r. 39. sur 1 bon. de terre située pres le Claveren bempt, 2 r. 40. sur 1/2 bon. de terre et prairie nommée den Cleijnen boomgaert sous grootloo, 14 v. 41. sur trois journaux de bruijere nommée de Cleijndonck, 22 r.
42. sur environ 6 bon. de bois nommé den cleijnen Schrieck, 16 v. 43. 1 bon. de bois nommé het Coevelt, 15 r. 44. sur 1 bon. de prairie nommée den Crancken sous groot -lo,15v. 45. sur 1 1/2 journal d'heritage situé aende Crekelstraete, 6 v. 46. sur une maison et dependance d'un demi bon. nommée cretenborgh, 20 r. 47. Le cloitre d'onze mille Vierges a Louvain sur 1/2 bon. de terre située op croch waterlé, 27 r. ; sur un et demi journal de terre située op Croix waterloo, 14 r. 48. sur 6 journ. de prairie nommée den cruijsbempt a groot loo, 8 r. 49. sur 1/2 bon. de prairie située in de langhe straete, 2 r. 50. sur 3 journaux de terre nommée den langhe sloot sous groot loo, 26 v. 51. sur 1 bon. de terre nommée den langhe strepe, 9 r.
— 70 — 52. sur 3 journaux de terre située inde Laureijckstraete, 4 v. 53. sur 6 journ. de bois situé aende Leemstraete inden Schrieck, 10 v. 54. sur 5 journ. de terre située bij de leijbeke, 3 r. x . Leijken, zie Heijntien straetken. 55. 5 journ. de terre nommée d'lenaerts sous grootloo, 12 r. x . Lijnen hubens donnck, zie Eeckelstraet. 56. sur 1 1/2 bon. de bois nommé de moechoeve situé pres la rue Bite putte straete, 27 r. 57. sur 1 bon. de bois nommé molenbosch situé a groot loo, I 0 v. 58. sur une maison jardin d'un bon. nommée hijs de winters verbrande stede, 19 v. 59. 1 1/2 bon. de terre nommée t'orrickx landt, 14 v. 60. sur 3 journaux de Rogh landt nommé het pair landt situé aende pairstraete, 3 v. (zie ook Bees). 61. sur 2 bon. de terre nommée de pacht hei je, 2 v. 62. sur 1 bon. de bois nommé den paddenpoel, 15 v. 63. sur environ 50 verges d'heritage situé bij de papegaeij roede, 18 r. 64. sur une maison et jardin d'un et demi bon. nommé den ploegh situé inden Schrieck, 8 r. 65. sur 1 1/2 bon. de bois et bruyère nommé het puttebosch situez a grootloo, 4 v. 66. sur environ 2 bon. de terre en deux parties située aende putte straete, 8 r. 67. sur environ 6 journ. de terrain dit Eussels nommé de Ro etaerd en, 1 v. 68. un heritage nommé het roghlandt situez sous Schrieck, 1 r. 69. sur deux bon. de terre située aende Ro'nxli je, 19 v. ; op de roncx leije, 27 r. 70. sur 1 bon. de bois nommé t'Saemenbosch sous grootloo, 15 r. 71. sur 3 bon. de bois nommé de Schriecken situé aende Leijbeke, 14 v. 72. sur 3 bon. de terre nommée Schuerendriesche, 12 r.
— 71 73. L'Eglise et le St. Esprit de St. jean inden Schrieck sur ses bois, 1 r. 74. sur environ 5 bon. de bruijere et terre nommée Scuijpers hoeve située pres la rue dite Schrieck straete, 18 r. 75. sur un bon. d'heritage nommé de sloete, 15 r. 76. pres la rue dite sloot straete, 21 v. 77. sur 6 journaux d'heritage nommé Smoers driesch situé inden Schrieck, 13 r. 78. sur 3 1/2 journaux de bois et bruijere situé pres les Sprinckstock heijde, 14 r. 79. sur 3 journ. de terre nommée de Strepe située sous groot loo, 2 r. x . Sulcker landt, zie Heijken. 80. sur 8 bon. de terre et bois et bruijere situez aende tornme straet, 10 r. ; pres la rue dite trommelstraete, 21 v. 81. sur 2 1/2 bon. d'heritage nommé de thuijn goeden, 14 v. 82. 4 bon. de terre nommée Veijls, 27 v. 83. sur 1/2 bon. de bruijere nommée de vijfff stucken située sous schrick, 14 r. 84. sur 3 journaux de terre nommée de Wegsche, de Weechsche, 15 v. 85. sur trois journ. d'heritage nommé den Wijngaert situé aende Crekel straete, 7 r. 86. wuijtiens straet, 1 v. ; sur 5 bon. de terre et Bruyère bij de Wuytstraete, 6 r. 87. sur 3 journ. de terre nommée de seven daghwant, 15 r.
Waarloos. 1. sur 3 vierend. de terre nommée heijlen helst pres la cure de Waerloos, 11 r. 2. sur 1/2 bon. de terre nommée Kielemans ho f f sur Waerloos, 11 r.
J. H ELSEN.
Plaatsnamenspelling. 1. Een schrijven van het Davidsfonds. In den loop van de tweede helft der maand Juni van dit jaar vernamen wij plotseling dat M. Pier 1 o t , Minister van Binnenlandsche Zaken, om zoogezegd administratieve redenen (« administratieve » orde scheen geen twee spellingen naast elkaar in het Staatsblad te gedoogen), besloten had de moderne spelvormen der Vlaamsche gemeentenamen eenvoudig uit de lijst der Belgische gemeentenamen te verwijderen. Het Davidsfonds, dat onze beweging van meet af aan met de grootste krachtdadigheid heeft gesteund, schreef naar aanleiding hiervan aan den Minister van Binnenlandsche Zaken volgenden brief, die bij gelegenheid ook aan onze propagandisten dienstig kan zijn. Bij beslissing van het Hoofdbestuur d. d. 30 Januari 1930, trad het Davidsfonds, kultureele vereeniging die ruim 75.000 katholieke Vlaamsche huisgezinnen groepeert, de spelling van de Vlaamsche gemeentenamen, zooals door Prof. Dr. J. Van de Wijer voorgesteld in zijn brochure « De Vlaamsche Gemeentenamen in moderne spelling », bij. Daarbij bleef het niet, en o. m. werd nog beslist, dat onze vereeniging zou « aandringen bij de openbare besturen om ze (d. i. de moderne spelling) officieel in te voeren ». Het blijkt dat eerstdaags de «Lijst der Belgische gemeenten met het bevolkingscijfer op 31 December 1933 » in het Staatsblad zal verschijnen, en met een spijtige verbazing wordt in het Vlaamsche land vernomen, dat de Vlaamsche gemeentenamen waarschijnlijk alleen in de oude spelling zullen worden afgedrukt, dat ditmaal de moderne schrijfwijze, die reeds vijfmaal achtereen in deze « Lijst » werd gepubliceerd -- laat het nog zijn tusschen haakjes —, eenvoudig zal worden weggelaten. Wij hopen dat dit een loos gerucht mag zijn. Door de vinnige pennetwisten die destijds van anti-Vlaamsche zijde
— 73 —
werden gevoerd tegen de moderne spelling onzer gemeentenamen, een kwestie die ten slotte slechts van wetenschappelijke en nog meest van praktische orde is, werd ze, zooals op onze jaarvergadering van 19`32 werd gezegd « een flamingantische strijdvraag », die zou worden opgelost « tegen alle betweterij van wie het niet aangaat ». Wij meenen dan, Zeer Geachte Heer Minister, uw aandacht te mogen vestigen op enkele feiten die lieten veronderstellen dat de kwestie van de schrijfwijze der Vlaamsche gemeentenamen haar beslag kreeg in den zin zooals door de quasi-algemeenheid van de Vlaamsche bevolking gewenscht, dat het ten slotte nog maar ontbrak aan de definitieve beslissing van hoogerhand, welke beslissing nakende was. Immers, zooals hooger gezegd, reeds vijfmaal achtereen werd de nieuwe schrijfwijze in het Staatsblad afgedrukt. Ziehier dan de bedoelde feiten : 1. De strijd, sedert het jaar 1864 door vooraanstaande Vlaamsche geleerden gevoerd om orde te brengen in den chaos der Vlaamsche plaatsnamenspelling, werd in het jaar 1928 hervat in den schoot van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, door gezaghebbende wetenschapsmenschen als Prof. Vercoullie, Prof. Mansion, Prof. Carnoy, Prof. Van de Wijer, Prof. Grootaers, Prof. Blancquaert, algemeen Rijksarchivaris Cuvelier, e. a. 2. Alle Vlaamsche kultureele vereenigingen hebben onmiddellijk hun instemming betuigd met het voorstel dat daaruit is voortgevloeid en dat door Prof. Van de Wijer te boek werd gesteld. 3. De Vlaamsche Ministers van Binnenlandsche Zaken M.M. Baels, Carnoy en Poullet, hebben altijd sympathiek tegenover de hervorming gestaan, al kon de moderne spelling nog niet officieel ingevoerd worden, hebben toch begunstigd, en haar daarom een plaats ingeruimd in de jaarlijksche lijst met het bevolkingscijfer der Belgische gemeenten. 4. De Waalsche Minister M. Carton liet zich voorlichten door een Waalsch medelid der Commissie, dat onomwonden gunstig adviseerde ; hij verklaarde in volle Kamer, dat de
— 74 —
eensgezindheid van de Vlaamsche intellektueelen en der Vlaamsche vereenigingen op hem een sterken indruk hadden gemaakt. 5. Eerste Minister Renkin stond op 11 Juli 1931 een onderhoud toe aan drie afgevaardigden der Koninklijke Vlaamsche Akademie, en beloofde aan de Vlaamsche intellektueelen voldoening te schenken. 6. In 1932 werd de moderne spelling in de Kamer van Volksvertegenwoordigers verdedigd door Vlaamsche vertegenwoordigers van alle politieke partijen, o. a. door M.M. De Schrijver, Van op den Bosch, Boucherij, Huysmans, Van Hoeck, Clijnmans, e. a. 7. Ontelbare dag- en weekbladen en tijdschriften passen de moderne plaatsnamen toe, geen enkel wellicht integraal dc oude.
8. Hetzelfde geldt voor een aantal Vlaamsche vereenigingen, in zekere mate ook voor den Boerenbond, en volledig voor de Algemeene Bankvereeniging, omdat de oude spelling eenvoudig niet bruikbaar is.
9. Haast geen enkel Vlaamsch geleerde of hij gebruikt in taalkundige, historische of aardrijkskundige bijdragen de moderne spelling. 10. Deze wordt thans ook gebruikt in de twee thans verschijnende Encyclopedieën, in het Moderne Woordenboek en den Atlas van E. P. Verschuren, S. J., en in de meeste Vlaamsche schoolatlassen. 11. Destijds legde Minister Bovesse een verklaring in gunstigen zin af voor het toelaten van een tweede spelling voor Posterijen. 12. Ten slotte is het belang van deze kwestie niet enkel meer wetenschappelijk en kultureel, doch na een strijd van zooveel jaren ook moreel. Wij zouden alvast aan deze lijst nog enkele feiten kunnen toevoegen, doch wij meenen dat deze voldoende zullen zijn om, zoo al niet definitieve bekrachtiging van de voorgestelde nieuwe schrijfwijze, dan toch te bereiken dat de lijst wordt meegedeeld zooals de laatste jaren.
— 75 — Te vermoeden is dat, jammer genoeg, nog nieuwe strijd zal noodig zijn om van regeeringswege de moderne plaatsnamenspelling te zien invoeren ; voor dezen strijd zijn de Vlaamsche vereenigingen te vinden. Hoe het gevaar werd afgeweerd, begrijpen wij op dit oogenblik zelf nog niet. Zeer vooraanstaande politieke persoonlijkheden, die wij op de hoogte van den toestand hadden gebracht, beschouwden de aangelegenheid als hopeloos, omdat in den Ministerraad reeds een voor ons ongunstige beslissing was gevallen... tot per slot van rekening alles bij het oude bleef. Wij hebben wel vermoedens, die als zij moesten bevestigd worden, zeer bemoedigend zouden zijn voor onze Vlaamsche cultureele aangelegenheden, maar... kunnen hierover verder niets mededeelen. Wat dan toch weer bewijst dat het wachtwoord steeds moet blijven : oppassen en vooral niet « despereeren ». 2. Les méfaits de la commission de toponymie (La Flandre libérale, 18-10-34). « Une fidèle lectrice de Swynaerde » weeklaagt in het bovenvermelde blad, dat altijd een razende campagne heeft gevoerd tegen het « germaniseeren » van de Vlaamsche gemeentenamen, omdat onder de gemeentenamen, die door de Commissie op groteske wijze werden verminkt niet voorkwam « le doux nom de Swynaerde » die, als hij goed werd uitgesproken, « évoquait le caractère baltique et nostalgique de Swinemunde ». En nu gaat de gevoelige ziel voort : « Avec une délicatesse toute germanique (o, die barbaren !), pour que personne ne put en douter, elle a change le nom en Zwynaarde. Depuis lors, nos habitants ont perdu le sourire et cela se comprend. Its se demandent avec inquietude, ce qu'une terre à cochons peut produire d'autre que des cochons. Certains parents sufvent d'un regard anxieux la croissance de leurs enfants. Déjà
— 76 —
les gamins des villages voisins leur crient au passage d'un air narquois : « Zwyntjes ! » Je souhaite que les membres de la commission de toponymie se décident prochainement à rendre visite aux Flamands de Zwynaarde, pour se rendre compte par eux-mêmes de l'enthousiasme de la population à la suite de leur décision. Je vous promets que nous leur réserverons un de ces tours de cochon dont ils se souviendront...» 3. La voix du bon sens (lb. 19-10-34). Van de zeer welwillende proza uit het Bulletin du Touring Club (weer van de hand van M. van Renynghe), deelden wij in ons vorig nummer een paar staaltjes mede. Hier is nu de voorzitter, M. P. Duch a i n e , in hoogsteigen persoon aan het woord : « Je lis avec un vif plaisir dans votre numéro du 15-16 octobre un article relatif á la nouvelle orthographe des communes. Le Touring Club de Belgique proteste depuis des années contre pareille loufoquerie. L'on se Bemande vraiment pendant combien de temps le pays se laissera faire par cette bande d'illuminés qui veulent bouleverser tout ce qui fait la personnalité même de peuple beige ». La Flandre libérale is natuurlijk in den hoogsten hemel wegens dit schrijven, al blijft de toon vrij defaitistisch : « Peutêtre suscitera-t-elle a l'égard des fantaisies de la commission de toponymie de nouvelles protestations qui finiront par être entendues en haut lieu ». Heelemaal ongewettigd is dit defaitisme wel niet : is het niet opvallend dat ook in de Nederlandsche uitgave van het Bulletin de « loufoquerie » der moderne plaatsnamenspelling veelal (of geregeld ?) wordt toegepast. Als er dat met het groene hout gebeurt... H . J. VAN DE WIJER.
De Saar-Atlas ('). De Saar-Atlas, waarvan in den loop van dit jaar, bij den bekenden uitgever J. Per th es in Gotha, snel achter elkaar twee uitgaven verschenen, is in den volsten zin van het woord een « monumentaal werk ». Hij is de vrucht van jarenlangen arbeid, gecentraliseerd en geleid door de « Saarforschungsgemeinschaft », die in het jaar 1926 op initiatief van Staatsminister a. D. S c h m i d t- 0 t t werd gesticht en met de werkdadige medehulp van de « Notgemeinschaft der deutschen Wissenschaft » de wetenschappelijke studie van het verleden en het heden van het land aan de Midden-Saar op buitengewone wijze heeft bevorderd. De geringste verdienste van dit initiatief ligt zeker niet in het feit, dat men in dit wetenschappelijk onderzoek heeft weten te betrekken niet alleen de wetenschapsmenschen uit het Saarland zelf, maar tevens een heele reeks vooraanstaande geleerden uit de nabije Duitsche Universiteiten. Wij vermelden hier benevens de uitgevers H. 0 v e r b e c k, privaat-docent aan de Technische Hoogeschool te Aken en G. W. S a n t e, archivaris der stad Saarbrucken, in de eerste plaats Prof. H. A u b i n (Breslau), 0. Ma u 1 1 en Prof. F. Steinbach (Bonn);voortsW. Cartellieri, directeur van het « Saarwirtschaftsarchiv », en H. K e u t h , directeur van het Heimatmuseum te Saarbrucken, en ten slotte J. N i e s s e n, H. Scholtz, W. W i 1 1 en M. Zender, assistenten bij de Universiteiten te Bonn, aan wier verschillende instituten de territoriaalhistorische, taalhistorische en folkloristische gedeelten werden bewerkt. Een samenwerking die niet anders kon zijn dan heilzaam, omdat zij wist te verbinden de enthousiaste liefde voor de Saar-Heimat met de degelijkheid der Duitsche wetenschap. De Atlas bestaat natuurlijk in hoofdzaak uit de 171 kaarten, die elk vraagstuk dat met het huidige Saargebied verband houdt, op klare wijze belichten : dat zij met de beste technische middelen werden uitgevoerd, daarvoor stond de naam van den uitgever Julius P e r t h es al op voorhand borg. ( 1 ) Saar-Atlas. Im Auftrage der Saarforschungsgemeinschaft bearbeitet and herausgegeben von Hermann Over beck and Georg Wilhelm Sant e, in Verbindung mit Hermann Au bi n, Otto M a u 1 1 and Franz Steinbach. 171 Haupt- and Nebenkarteti auf 40 Tafeln, 110 Abbildungen, einfuhrender Text and Erlduterungen. Gotha, Justus Perthes, 2. Auflage, 1934. Pr. geb. RM. 14.-
- 78 In drie rubrieken, nl. I Grundlagen ; II Geschiedenis en cultuur en III Economie, worden de verschillende aspecten van het Saarvraagstuk onderzocht. Bij I is vooral van belang de plaats die het Saargebied inneemt in het Duitsche staats- en taalgebied (op ± 30 km. van de taalgrens) . In II vestigen wij vooral de aandacht op de voorstelling van de wederwaardigheden van het Saargebied in het licht van het eeuwenoude Fransch-Duitsche conflict, van de historische evolutie van politieke en kerkelijke toestanden, van de kunst- en taalgeschiedenis, van de huis- en Siedlungsvormen en van sommige merkwaardige folkloristische verschijnselen. In III vindt men alle mogelijke inlichtingen over het economisch leven : over veeteelt en akkerbouw, mijnbouw, ijzer- en glasindustrie, over de verkeersmiddelen, de bevolking, de arbeids- en woongelegenheden der mijnwerkers, de aankoop- en afzetgebieden van de Saarindustrie. Alles voorgesteld met het gewenschte historische perspectief en volgens de laatste geographische en cultuurmorphologische methode. Aan deze kaarten, die op zichzelf reeds een ontzaglijke wetenschappelijke beteekenis bezitten, gaat een inleiding vooraf waarin op samenvattende wijze het Saargebied in geographisch, historisch, economisch en cultureel opzicht wordt gesitueerd en die tevens voor elk der behandelde vraagstukken een grondige toelichting en uitvoerige bibliographie aan de hand doet. Men merke op dat het hier gaat om zoo wat 100 bladzijden kleinen en zeer compressen druk, die in normale omstandigheden zouden uitgegroeid zijn tot een lijvig boekdeel : een ware goudmijn van wetenschappelijke inlichtingen. Ten slotte vullen 110 afbeeldingen aan wat noch door tekst noch door kaarten kon verduidelijkt worden : hier wordt een sprekend beeld opgehangen van het land, tegelijk in zijn romantisch natuurschoon en in zijn ultra-modern industrieel aspect, en komen mede aan de beurt de steden en dorpen aan de Saar, de belangrijkste historische gebeurtenissen en de merkwaardigste cultuurmonumenten. Dit illustratief gedeelte maakt van een wetenschappelijken Atlas tevens een ideaal Heimatbuch voor huis, vereeniging en school. Het spreekt wel van zelf dat bij de bewerking van den Saar-Atlas niet louter wetenschappelijke overwegingen, maar tevens politieke beschouwingen op den voorgrond zijn getreden. Men vergete echter niet dat de Versailles-oplossing van het Saarvraagstuk in Frankrijk lang op voorhand door Fransche historici werd voorbereid, o. a. door een Comité d'études onder voorzitterschap van den historicus L a v i s s e en dat Duitschland in dat opzicht erg verzuim had in te halen. Het kwam er dus voor de Duitsche geleerden op aan te bewijzen, dat het tegenwoordige Saargebied noch een geographische, noch een
79 historische, noch een cultureele eenheid uitmaakt, maar alleen een mozaïek is van brokstukken die uit hun natuurlijk verband werden gerukt ; dat daarentegen alles in het Saargebied : landschap, « Volksturn », geschiedenis, enz., alleen kan verklaard worden, als men op het oog houdt zijn enge verbondenheid met de Rijnstreek. Dit geldt natuurlijk in even groote mate voor de gegevens, die voor onze lezers in de eerste plaats in aanmerking komen, nl. de toponymische, de dialectgeographische, de folkloristische en deze betreffende de huis- en Siedlungsvormen. In het hoofdstuk « Zur Siedlungsgeschichte der Saarlande » hangt Dr. G. W. S ante (Der Gang der Besiedlung, bl. 56-58), inzonderheid aan de hand van oudere en jongere plaatsnamen, een historisch beeld op van de wijze, waarop het land aan de Saar in den loop der eeuwen werd bevolkt, « angefangen mit der Landnahme in der Vdlkerwanderungszeit und endend in der Gegenwart bei dem industriellen Ausbau » ; hij illustreert daardoor tevens op treffende wijze hoe de verschillende wetenschappelijke disciplines als taalkunde, geschiedenis, oudheidkunde, aardrijkskunde en economische geschiedenis, op de meest vruchtbare wijze in den dienst van een en hetzelfde wetenschappelijk doeleinde kunnen gesteld worden. Wat de verspreiding van de plaatsnamen betreft, verwijzen wij op kaart 13 naar vak a met de -ingen en -helmnamen, naar vak b met de -weilernamen, waar telkens wordt medegedeeld of de bewuste plaatsnamen vóór het jaar 1000, tusschen de jaren 1000 en 1600, of na dit laatste jaar voorkomen ; op vak c met de « Rodungsnamen » in het zeer woudrijke Saarland, welke voorkomen in de zeer gevarieerde vormen van composita met -rod, -holz, -wald, -scheid en -seng. In de verdere vakken d, e en f wordt dan vooral de chronologische factor op het oog genomen en wordt graphisch voorgesteld welke plaatsen respectievelijk vóór het jaar 1000, of 1400, of na het jaar 1600 worden vermeld. Kortom een model van de geographische methode, die bij ons nog steeds in zeer geringe mate de aandacht heeft gewekt. De beschrijving van de taalkundige ontwikkeling in de Saarlanden wordt door W. W i 1 I (Zur Sprachgeschichte der Saarlande, bl. 69-70) geplaatst in het kader van het geheele Rijnlandsche of Westduitsche taalgebied en zijn stage beïnvloeding door Opperduitsch taalgoed. Zij staat tevens in het teeken van de jongste methode, die bij de beoordeeling der taalfeiten niet alleen de historische beweging in den tijd, maar ook de niet minder belangrijke beweging in de ruimte tot haar recht laat komen, en daarom den invloed nagaat op de taalverschijnselen van de grondgesteldheid, de natuurlijke, kerkelijke en politieke grenslijnen, de verkeerswegen, van bepaalde « Kulturrdume », van de moderne economie, enz. Wij vestigen op kaart 19 vooral de aandacht op de algemeene
-8Q_ kaart in vak a, welke de actueele taalkundige toestanden in het Rij nland weergeeft, met aanduiding der verschillende Kulturraume ; op de kaarten der Hunsriickschranke in vak b en c ; op de vakken d, e, f, waarin de taalkundige evolutie van het oorspronkelijk naar het Noorden georiënteerd gebied wordt geïllustreerd. In een merkwaardige bijdrage (Zur Volkskunde der Saarlande, bl. 70-71) behandelt M. Z e n d e r, ook weer volgens de cultuurgeographische methode, enkele merkwaardige folkloristische verschij nselen uit het Saarland, nl. de voornaamste Mariabedevaarten, den « Pfingstquak », den Meiboom, het « Madchenlehen », het oogstfeest en de vereering van den hl. Wendelinus. Ook de studie van de huis- en Siedlungsvormen (bl. 59-62), door H. K e u t h (« Einhaus » en « Gruppenhaus », « Strassendorf », « Mehrstrassendorf » en « Haufendorf ») zal wel de aandacht van menigeen onder onze lezers gaande maken : vooral de kaarten 14 en 15 zijn in menig opzicht zeer leerrijk. Wij meenen te mogen besluiten : de Saar-Atlas is een werk geworden van allereerste gehalte, waarop de Duitsche wetenschap fier mag gaan. Dit oordeel geldt stellig in niet mindere mate voor het historisch en cultureel gedeelte dat, zooals reeds blijkt uit wat voorafgaat, voor rekening komt van het Bonnsche « Institut fur geschichtliche Landeskunde », een instituut eenig in zijn soort, waarvan de inrichting ons, buitenlanders, zoo enorm veel kan leeren. Alles namelijk wat eenigszins betrekking heeft op het oude Rijnland wordt hier geconcentreerd: zijn geschiedenis, onder leiding van prof. F. St e i n b ach ; het « Rheinisches Wdrterbuch » onder leiding van Prof. J. M ti 11 e r ; de « Rheinische Landesstelle des Atlas der deutschen Volkskunde » ; het « Archiv fur deutsche Volkskunde » met zijn duizenden volks- en kinderliederen, volkssagen en -vertellingen ; en sedert enkele jaren ook het « Rheinisches Flurnamenarchiv » onder leiding van Prof. A. B a c h, met zijn merkwaardige initiatieven op het gebied der Kulturkreisformatie, die ook voor de evolutie der plaatsnamen van geweldig belang blijkt te zijn. Zal het ons dan verwonderen dat ook deze gedeelten aan de meest gespannen verwachtingen hebben beantwoord ? En dat wij hier staan voor werk van blijvende waarde, ook nu de Saar is « heim » gekeerd ? H. J. VAN DE WIJER.
DE KONINKLIJKE COMMISSIE VOOR TOPONYMIE EN DIALECTOLOGIE laat in haar
HANDELINGEN ieder jaar een reeks bijdragen verschijnen over Vlaamsche en Waalsche plaatsnaamkunde en dialectologie, van de hand der voornaamste specialisten. Daarbij komen de bibliographische jaaroverzichten over deze vakken, onmisbaar voor wie ze wil bijhouden. De Handelingen zijn te bestellen bij den H. M. Francois, Berg van 't Hof, 27, Brussel, door storting van den netto-prijs op diens postcheckrekening Nr. 779.36.
PRIJZEN. Handelingen I, 1927 : 8°, pp. xxiv + 250, 2 kaarten Handelingen II, 1928 : 8°, pp. 327, 5 figg., 9 kaarten Handelingen III, 1929 : 8°, pp. 228. 3 kaarten . Handelingen IV, 1930 : 8°, pp. 310, 3 kaarten . Handelingen V, 1931 : 8°, pp. 304, 1 portret, 2 kaarten Handelingen VI, 1932 : 8°, pp. 302, 2 kaarten, 3 platen .
België Buitenland .
België 35 fr. Buitenland 10 belg.
, België Buitenland
25 fr. 7 belg..
, België Buitenland
35 fr. 9 belg.
. België Buitenland
35 fr. 9 b elg
. België
32 fr. 9 belg..
Buitenland Handelingen VII, 1933 : 8°, pp. 432, 3 kaarten in kleuren Handelingen VIII, 1934 : 8°, pp. 470, 1 portr., 9 kaarten .
25 fr. 8 belg,
. België 45 fr. Buitenland 11 belg. . België 50 fr. Buitenland 12 belg.
UITGAVEN VAN DE VLA. TOP. VEREENIGING 1.
NOMINA GEOGRAPHICA ELANDRICA
STUDIËN
Studiën en monographieën. I. Bibliographie van de Vlaamsche plaatsnaam-
kunde door H. J. VAN DE WIJER. 1928, XXVI en 158 bl., 8°, fr. 20.—. ST UD IËN II, 1. Inleiding tot de studie van de Vlaamsche plaatsnamen, 1 door J. MANSION, K. DE FLOC', A. CARNOY en H. J. VAN DE WIJER. 1929, XII en 166 bl., 8°, fr. 28.—. MoNOGRAPHIEËN I. Toponymie van Opwijk door J. LINDEMANS. 1930, xi' en 220 bl.(met toponymische kaart), 8°, fr. 45.—. MONOGRAPHIEËN H. Toponymie van Varsenare door J. POL -LET en J. HELSEN. 1933, xv en 140 bl., 8°, fr. 35.—. 2.
TOPONYMIC A
Bijdragen en Bouwstoffen. I. De Vlaamsche gemeentenamen in moderne spelling door H. J. VAN DE WIJER. 1929, IX en 44 bl., 8°, fr. 10.— (uitverkocht).
Intusschen verscheen : Onze Vlaamsche gemeentenamen in moderne spelling, 5e druk. 1932, 30 bl., 8°, fr. 2.--.
H, 1. Brabantsche plaatsnamen, 1 door J.
LINDEMANS. 1931, x en 62 bl., 8°, fr. 10.— (uitverkocht). II, 4. Brabantsche plaatsnamen, 4 door J. LINDEMANS. 1933, ix en 36 bl., 8°, fr. 15.—. HI. Het Cijnsboek van Duyst door J. LINDEMANS en E. VAN DER LINDEN. 1931, x en 52 bl., 8°, fr. 15.—. IV. Zuidlimburgsche plaatsnamen door E. ULRIX en J. PAQUAY. 1932, VIII en 118 bl., 8°, fr. 25.—. 3. MEDEDEELINGEN Jaargangen I-V (1925-1929), Iv en 154 bl., fr. 20.—. Jaargangen VI (1930)-X (1934), elk fr. 10.—.
4. BIJLAGEN I. Plaatsnamen te Lippeloo door J. E. VAN ELSEN. 1931-32, vI en 18 bl., 8°, fr. 2.—. H. Plaats- en persoonsnamen te Noorderwijk door J. HELSEN. 1932, IV en 16 bl., 8°, fr. 2.—. HI. Drie lessen over de geschiedenis van het Nederlandsch naar de plaatsnamen door J. MANSION. 1932, Iv en 34 bl., 8°, fr. 10.—. IV. Plaatsnamen te Londerzeel door M. SACRA. 1933-34, Iv en 32 bl., 8°, fr. 5.—. V. Plaatsnamen te Turnhout door J. VAN GORP. 1934, Iv en 18 bl., 8°, fr. 2.—. VI. Rond het woord ,, uitvang " door J. HELSEN. 1935, Iv en 12 bl., 8°, fr. 2. —.
DE KONINKLIJKE COMMISSIE VOOR TOPONYMIE EN DIALECTOLOGIE laat in haar
HANDELINGEN ieder jaar een reeks bijdragen verschijnen over Vlaamsche en Waalsche plaatsnaamkunde en dialectologie, van de hand der voornaamste specialisten. Daarbij komen de bibliographische jaaroverzichten over deze vakken, onmisbaar voor wie ze wil bijhouden. De Handelingen zijn te bestellen bij den H. M. Francois, Berg aar 't Hof, 27, Brussel, door storting van den netto-prijs op diens postcheckrekening Nr. 779.36.
PRIJZEN : Handelingen 1, 1927 : 8°, pp. xxiv + 250, 2 kaarten
België Buitenland
25 fr. 8 belg.
Handelingen II, 1928 : 8°, pp. 327, 5 figg., 9 kaarten
België 35 fr. Buitenland 10 belg.
Handelingen III, 1929 : 8°, pp. 228, 3 kaarten .
België Buitenland
25 fr. 7 belg.
België Buitenland
35 fr. 9 belg.
. België Buitenland
35 fr. 9 belg
België Buitenland
32 fr. 9 belg.
Handelingen IV, 1930 : 8°, pp. 310, 3 kaarten . Handelingen V, 1931 : 8°, pp. 304, 1 portret, 2 kaarten . Handelingen VI, 1932 : 8°, pp. 302, 2 kaarten, 3 platen . Handelingen VII, 1933 : 8°, pp. 432, 3 kaarten in kleuren
België 45 fr. Buitenland 11 belg.
Handelingen VIII, 1934 : 8°, pp. 470, 1 portr., 9 kaarten .
•
België 50 fr. Buitenland 12 belg.
UITGAVEN VAN DE VLA. TOP. VEREENIGING 1. NOMINA GEOGRAPHICA FLANDRICA Studiën: en monographieën. STUDIËN I. Bibliographie van de Vlaamsche plaatsnaamkunde door H. J. VAN DE WIJER. 1928, xxvt en 158 bl., 8°, fr. 20.—. STUDIËN II, 1. inleiding tot de studie van de Vlaamsche plaatsnamen, I door J. MANSION, K. DE FLOI', A. CARNOY en H. J. VAN DE WIJER. 1929, xtt en 166 bl., 8°, fr. 28.—. MONOGRAPHIEËN 1. Toponymie van Opwijk door J. LINDEMANS. 1930, x11 en 220 bI.(met toponymische kaart), 8°, fr. 45.—. MONOGRAPHIEËN II. Toponymie van Varaenare door J. POLLET en J. HELSEN.
1933, xv en 140 bl., 8°, fr. 35.—. 2. TOPONYMICA Bijdragen en Bouwstoffen. 1. De Vlaamsche gemeentenamen in moderne spelling door H. J. VAN DE WIJER. 1929, ix en 44 bl., 8°, fr. 10.— (uitverkocht). Intusschen verscheen : Onze Vlaamsche gemeentenamen in moderne spelling, 5e druk. 1932, 30 bl., 8°, fr. 2.--. 11, 1. Brabantsche plaatsnamen, 1 door J. LINDEMANS. 1931, x en 62 bl., 8°, fr. 10.— (uitverkocht). 11, 4. Brabantsche plaatsnamen, 4 door J. LINDEMANS. 1933, ix en 36 bl., 8°, fr. 15.—. 111. Het Cijnsboek van Duyst door J. LINDEMANS en E. VAN DER LINDEN.
1931, x en 52 bl., 8°, fr. 15.—. IV. Zuidlimburgsche plaatsnamen door E. ULRIX en J. PAQUAY. 1932, vnl en 118 bl., 8°, fr. 25.—. 3. MEDEDEELINGEN Jaargangen 1-V (1925-1929), Iv en 159 bl., fr. 20.—. Jaargangen VI (1930)-X (1934), elk fr. 10.—. 4. BIJLAGEN I. Plaatsnamen te I,ippeloo door J. E. VAN ELSEN. 1931-32, vt en 18 hi., 8°, fr. 2.—. II. Plaats- en persoonsnamen te Noorderwijk door J. HELSEN. 1932, Iv en 16 bl., 8°, fr. 2.—. III. Drie lessen over de geschiedenis van het Nederlandsch naar de plaatsnamen door J. MANSION. 1932, Iv en 34 bl., 8°, fr. 10.—. IV. Plaatsnamen te Londerzeel door M. SACRE. 1933-34, Iv en 32 bl., 8°, fr. 5.—. V. Plaatsnamen te Turnhout door J. VAN GORD. 1934, Iv en 18 bl., 8°, fr. 2.—. VI. Rond het woord ., uitvang " door J. HELSEN. 1935, iv en 12 bl., 8°, fr. 2, —.