Bij het uitvoeren van het regeerakkoord heeft de federale regering onder druk van budgettaire beperkingen heel wat maatregelen genomen die impact hebben op de arbeidsmarkt. Zowel de snelheid en hoeveelheid van nieuwe wetgeving als de vraag van de federale sociale partners om bepaalde maatregelen bij te sturen (te repareren), zorgden naast heel wat commotie ook voor heel wat onduidelijkheid. Nu de inhoud van die nieuwe wetgeving (onder andere de wetten van 28/12/2011 en 29/3/2012) een zekere stabiliteit heeft verkregen presenteert Voka met medewerking van SD Worx in een aantal afleveringen een overzicht van de belangrijkste maatregelen. In dit eerste artikel staan we stil bij de maatregelen gericht op “langer werken”.
Langer werken 1. Het wettelijk rustpensioen De hieronder behandelde wijzigingen hebben betrekking op de rustpensioenen in de privésector.
De nieuwe regels voor vervroegd pensioen In de eerste plaats wordt de leeftijd van het vervroegd pensioen verhoogd van 60 naar 62 jaar, tegelijkertijd moet men minimum 40 jaar gewerkt hebben om dat vervroegd pensioen aan te vragen. Nu is dat nog 35 jaar. In tegenstelling tot de andere Europese landen verhogen wij niet de wettelijke pensioenleeftijd, maar zijn wij met het vervroegd pensioen bezig. De maatregel gaat in voor pensioenen die aanvangen vanaf 1 januari 2013. Er is een overgangsperiode voorzien tot 2016, waarbij zowel de leeftijd als de minimumloopbaan geleidelijk worden verhoogd.
Jaar
Aantal jaren loopbaan
leeftijd
2012
35
60
2013
38
60,5
2014
39
61
2015
40
61,5
2016
40
62
Beide voorwaarden – leeftijd en aantal jaren loopbaan – moeten tegelijkertijd vervuld zijn om recht te hebben op een vervroegd pensioen.
1
Een uitzondering op de nieuwe regels Er is een uitzondering voorzien voor de mensen die een ‘lange loopbaan’ hebben, mensen die dus al langer gewerkt hebben dan 40 jaar. Zij zullen toch nog vroeger op pensioen kunnen gaan.
Jaar
Aantal jaren loopbaan
leeftijd
2012
35
60
2013
40
60
2014
40
60
2015
41
60
2016
41 42
61 60
Nieuwe uitzonderingen als overgangsmaatregel De verhoging van de vervroegde pensioenleeftijd naar 62 jaar gebeurt geleidelijk, maar voor de verhoging van het aantal jaren loopbaan is dat niet het geval. Tussen 2012 en 2013 maakt de loopbaanvoorwaarde een sprong van 3 jaar. Dat betekent dat mensen die in 2011 dachten in aanmerking te komen voor een vervroegd pensioen, het volgende jaar – of een van de volgende jaren – plots hun plannen doorkruist zagen. Sommigen zouden zelfs nooit met vervroegd pensioen kunnen gaan. Na stakingsacties van de vakbonden werden er een aantal bijkomende overgangsmaatregelen overeengekomen. De eerste overgangsmaatregel stond al in de wet van einde 2011, de tweede zal opgenomen worden in een programmawet, de zogenaamde ‘reparatiewet’, en wordt momenteel op de ministerraad besproken.De inhoud van deze bepalingen is wel al terug te vinden op de website van de Rijksdienst voor Pensioenen; Onderstaande tekst baseert zich daar (gedeeltelijk) op.
Eerste overgangsmaatregel: vastklikken van verworven rechten Wie in 2012 recht heeft op een vervroegd pensioen (aan de loopbaanvoorwaarde van 35 jaar) behoudt dat recht ook na 2013, zelfs indien hij of zij dan niet aan de nieuwe voorwaarden voldoet. Dit betekent dat de werknemers die in 2012 60 jaar zijn en 35 jaren loopbaan hebben, ook nog met vervroegd pensioen kunnen gaan in 2013, 2014, 2015 en verder.In plaats van 38 jaren beroepsloopbaan nodig te hebben in 2013 om met vervroegd pensioen te kunnen gaan, volstaan voor hen 36 jaren. De algemene regel zal dus maar voor de eerste keer van toepassing kunnen zijn op de 60-jarige werknemers die in 2012 een loopbaan hebben van 34 jaar of minder
Tweede overgangsmaatregel In deze overgangsmaatregel wordt er niet alleen afgeweken van de loopbaanvereiste, maar ook van de minimumleeftijd van 60 jaar. De uitzondering is namelijk van toepassing op werknemers die in 2012 tussen de 57 en 61 jaar oud zijn en minstens 31 jaar gewerkt hebben.
2
Onder het oude regime zouden deze werknemers met vervroegd pensioen kunnen gaan op het ogenblik dat ze 35 jaren gewerkt hebben en 60 jaar worden. De overgangsregeling bestaat er nu in dat ze maar twee jaar moeten wachten vooraleer ze op pensioen kunnen gaan. Een voorbeeld om dit te illustreren. We nemen een werknemer die op 31 december 2012 57 jaar oud is en 31 jaar gewerkt heeft. Volgens de oude regeling zou hij 60 jaar worden in 2015 en in 2016 35 jaar gewerkt worden, in 2016. In dat jaar had hij met vervroegd pensioen kunnen gaan, dus op 61 jaar. De overgangsregeling zegt nu dat hij maar twee jaar moet wachten. Hij zal dus pas met vervroegd pensioen kunnen gaan als hij 63 jaar is. In de nieuwe regeling had hij tot zijn 64 jaar moeten wachten, want pas dan zou hij de vereiste 38 jaren beroepsloopbaan bereikt hebben. Op dezelfde wijze kan er een tabel gemaakt worden voor alle leeftijden tussen 57 en 61 jaar, met een minimumloopbaan van 31 jaar. De tabel toont de verschillende stappen: de leeftijd van het vervroegd pensioen onder de oude regeling (zonder de wetswijzigingen dus), met toepassing van de overgangsregeling (oude regeling = twee jaar), en de situatie zoals deze zou geweest zijn onder de nieuwe regeling zonder de overgangsregeling.
3
31 december 2012 leeftijd
loopbaan
Leeftijd van vervroegd pensioen Oude regeling
overgangsregeling
Nieuwe regeling (hypothetisch)
57
58
59
60
61
31
61
63
65
32
60
62
65
33
60
62
64
34
60
62
63
31
62
64
65
32
61
63
65
33
60
62
65
34
60
62
64
31
63
-
65
32
62
64
65
33
61
63
65
34
60
62
65
31
64
-
65
32
63
-
65
33
62
64
65
34
61
63
65
31
65
-
65
32
64
-
65
33
63
-
65
34
62
64
65
Zoals gezegd is deze overgangsregeling nog niet in wetteksten gegoten, de analyse is gebaseerd op de principes en voorbeelden die de Rijksdienst voor Pensioenen al bekend gemaakt heeft. Maar die kunnen in de definitieve wetteksten van de ‘reparatiewet’ natuurlijk nog wijzigen of een andere interpretatie krijgen.
4
2. Het brugpensioen In de ons omringende landen bestonden er de vorige decennia gelijkaardige regelingen als ons brugpensioen. Die werden allemaal afgeschaft, om de rationele reden dat het doel ervan niet bereikt werd (meer jongere werknemers in de plaats van de oudere) en dat het stelsel niet meer betaalbaar wordt door de vergrijzing. In ons land wordt het brugpensioen niet afgeschaft, maar het verandert wel van naam. De benaming brugpensioen wordt vervangen door ‘werkloosheid met bedrijfstoeslag’. Deze wijziging werd bij wet ingevoerd en geldt voor alle andere rechtsbronnen. De toelatingsvereisten voor het brugpensioen worden (een beetje) strenger en de kost voor de werkgevers wordt sterk verhoogd. De leeftijd voor brugpensioen wordt verhoogd naar 60 jaar en de vereiste loopbaanjaren gaan ook naar 40 jaar. Dit is al gebeurd door een koninklijk besluit van einde december 2011. De ingangsdatum van deze wijziging verschilt naar gelang het bedrijf al-dan-niet gebonden is door een brugpensioen-cao.
Bedrijven die gebonden zijn door een brugpensioen-cao. Bijna alle sectoren hebben nu een brugpensioen-cao vanaf de leeftijd van 58 jaar. Tot einde 2011 was de loopbaanvereiste daarbij 37 jaar werken voor de mannen en 33 jaar voor de vrouwen. Voor de bedrijven die nu al een brugpensioen hebben, zijn de nieuwe voorwaarden pas van toepassing vanaf 2015. In die sectoren worden loopbaanvereisten naar 40 jaar geleidelijk opgetrokken, en de leeftijd van 60 jaar gaat in op 1 januari 2015. Ook de verschillen in loopbaanvoorwaarden tussen mannen en vrouwen worden geleidelijk uitgevlakt. Brugpensioen bestaande cao’s – op 58 jaar vanaf
mannen
vrouwen
2012 2014
38 38
35 38
Brugpensioen bestaande cao’s – naar 60 jaar 2015 2016 2017
40 40 40
38 39 40
Zelfs als die cao’s tegen 2015 inhoudelijk niet aangepast worden en nog steeds de leeftijd van 58 jaar vermelden, zal de wet (in casu het KB) als hogere rechtsbron die cao inhoudelijk wijzigen. Er is dus geen nieuwe cao nodig om de nieuwe voorwaarden in te voeren. Uiteraard is dat natuurlijk wel zeer aan te raden voor de duidelijkheid en om verwarring te voorkomen.
Bedrijven die niet gebonden zijn door een brugpensioen-cao. Er zijn natuurlijk ook bedrijven die niet onder een brugpensioen-cao vallen. Meestal omdat de sector niet actief is en dus geen cao’s kan sluiten (bv de vzw’s). Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen twee groepen van bedrijven: de bedrijven die in 2012 voor de eerste maal een brugpensioen-cao gaan sluiten en zij die dat niet gaan doen.
5
Bedrijven die voor de eerste maal een brugpensioen-cao gaan sluiten Voor sectoren en bedrijven die nog geen brugpensioen-cao hadden en nu zo een cao voor de eerste keer sloten (bv. een vzw die nog niet eerder een eigen ondernemings-cao voor het brugpensioen gesloten had), gingen de nieuwe voorwaarden in op 1 januari 2012. Maar de verschillen betreffende loopbaanvoorwaarden tussen mannen en vrouwen verdwijnen pas na een periode van drie jaar. Nieuwe brugpensioen cao’s: op 60 jaar vanaf
mannen
vrouwen
2012 2014 2015
40 40 40
35 38 40
Bedrijven die niet gebonden zijn door een brugpensioen-cao En dan hebben we nog de bedrijven die niet onder een sector vallen met een brugpensioencao en die zelf ook zo geen cao gaan sluiten. Op hen is ook een brugpensioenregeling van toepassing, namelijk die van nationale cao nr. 17. Daarin is de leeftijdsvereiste altijd al 60 jaar geweest. Maar de loopbaanvereiste is wel vrij gering, tot einde 2011 namelijk 30 jaar voor de mannen en 26 jaar voor de vrouwen. Vanaf 2012 is dat respectievelijk 35 en 28 jaar geworden. Die loopbaanvereiste stijgt nu ook naar 40 jaar vanaf 2015.
Geen brugpensioen-cao’s aanwezig Cao nr 17 van toepassing: op 60 jaar vanaf
mannen
vrouwen
2012 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
35 35 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40
28 28 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Al deze wijzigingen werden einde 2011 al ingevoerd. Niet door de wet, maar via een koninklijk besluit. Er is ook sprake van dat de leeftijd van 60 jaar naar 62 jaar zou gaan, maar daar is nog niets concreet over bepaald.
6
De uitzonderingen Op de bestaande regelingen van brugpensioen bestonden een aantal uitzonderingen, voor zware beroepen en lange loopbanen. Zij konden nog op een jongere leeftijd, of na een kortere loopbaan, in brugpensioen gaan. Een deel van die uitzonderingen viel ook onder de wijzigingen. Maar blijkbaar wil de regering daar op terug komen. De zware beroepen Werknemers met een zwaar beroep konden genieten van een afwijkend regime op het vlak van het brugpensioen. Een zwaar beroep is een tewerkstelling in wisselende ploegen, werken in onderbroken diensten en nachtarbeid. Zij kunnen met brugpensioen op 58 jaar en na een loopbaan van 35 jaar. Met hetzelfde koninklijk besluit van einde 2011 werd voorzien dat ook deze werknemers voortaan onder de nieuwe regels vallen: ze kunnen pas met brugpensioen gaan op 60 jaar en na een loopbaan van 40 jaar. De actie van de vakbonden heeft er echter voor gezorgd dat op die wijziging zal terug gekomen worden. Op de website van het Ministerie (FOD WASO) staat te lezen dat de verhoging van de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor werknemers met een zwaar beroep niet zou plaats vinden. Dat moet nog wel vertaald worden naar de regelgeving. De lange loopbanen Er bestaat ook een speciaal stelsel voor werknemers met een lange loopbaan. Werknemers die 40 jaar gewerkt hebben kunnen al op de leeftijd van 56 jaar in brugpensioen gaan. Dit systeem van vervroegd brugpensioen werd niet gewijzigd door het koninklijk besluit van december 2011. Door de wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen, wordt dit systeem nog verlengd tot eind 2015 en zelfs nog wat versoepeld. Om van deze uitzondering te kunnen de genieten, moest de werknemer namelijk vóór zijn 17 jaar 78 dagen gewerkt hebben. Die voorwaarde is nu geschrapt. Overgangsregeling: vastklikken van verworven rechten In tegenstelling tot de regeling van het vervroegd pensioen was hier geen overgangsregeling voorzien. Volgens de website van de FOD WASO zou er nu een gelijkaardig systeem komen waarbij de werknemer zijn opgebouwde rechten naar de toekomst behoudt. Een werknemer die op een bepaald ogenblik aan de voorwaarden voldoet om in brugpensioen te gaan, zal die rechten behouden indien hij blijft werken en de voorwaarden ondertussen verstrengen. Meer dan deze nogal vage formulering, is hier nog niet over bekend. Bedrijven in moeilijkheden en in herstructurering Er zijn ook afwijkende regimes voorzien voor bedrijven die het economisch niet goed doen. Via een speciale erkenning kunnen dergelijke bedrijven hun werknemers op veel jongere leeftijd laten afvloeien met een brugpensioen. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen twee categorieën: de ondernemingen in herstructurering en de ondernemingen in moeilijkheden. Een onderneming in herstructurering is een bedrijf dat een collectief ontslag gekend heeft, of dat voor minstens 20% tijdelijke werkloosheid heeft moeten invoeren. Een bedrijf dat door de overheid erkend werd als zijnde in herstructurering, kon het brugpensioen al laten ingaan op 52 jaar. Die leeftijdsgrens van 52 werd nu verhoogd naar 55 jaar, en dit vanaf 2013.
7
Een onderneming in moeilijkheden is een bedrijf dat een bepaald niveau van verlies lijdt. Een bedrijf dat door de overheid erkend werd als zijnde in moeilijkheden, kon ook het brugpensioen laten ingaan op 52 jaar. Ook hier werd de leeftijdsgrens nu verhoogd naar 55 jaar, maar pas vanaf 2018.
Afschaffen van het halftijds brugpensioen Er bestaat een stelsel waarbij de werknemer nog halftijds werkt en halftijds van een brugpensioen geniet. Concreet wordt het loon van de halftijds bruggepensioneerde aangevuld met een toeslag die bestaat uit een werkloosheidsuitkering en een aanvullende vergoeding die de werkgever betaalt. Dat bijzondere stelsel wordt nu afgeschaft.
Beperking van de gelijkstelling voor het rustpensioen. De werkloosheid met bedrijfstoeslag is zo interessant, omdat al de jaren dat een werknemer het statuut van werkloze met een bedrijfstoeslag (brugpensioen dus) heeft, gelijkgesteld worden voor de berekening van het rustpensioen. Dat betekent dat die jaren beschouwd worden alsof de werknemer verder is blijven werken, en aan zijn laatst verdiende loon. Iemand die 7 jaar werkloze is met bedrijfstoeslag (tussen zijn 58 en 65 jaar) wordt dus aanzien als iemand die ook deze 7 jaar heeft gewerkt voor zijn pensioen. Het spreekt vanzelf dat iedereen er belang bij heeft om in een statuut van werkloze met bedrijfstoeslag te stappen en niet met vervroegd pensioen te gaan; De wet kondigt aan dat hier wijzigingen gaan aan aangebracht worden. Die melding is wel in algemene termen gesteld en moet nog in een koninklijk besluit verder uitgewerkt worden, maar de website van de Rijksdienst voor Pensioenen geeft al wat meer details. Volgens de website zal de beperking van de gelijkstelling enkel betrekking hebben op de jaren werkloosheid met bedrijfstoeslag vóór de leeftijd van 60 jaar. Die gelijkstelling valt ook niet weg, maar wordt gereduceerd tot een berekening voor het minimumpensioen. Men zal in die periode enkel een pensioen opbouwen aan het minimumbedrag. De jaren tussen de 60 en 65 jaar blijven volledig gelijkgesteld.
3. Nieuwe werkgeversbijdragen voor de werklozen met bedrijfstoeslag (bruggepensioneerden) Tot voor enkele jaren waren de aanvullende vergoedingen die de werkgever moet betalen in een brugpensioenstelsel, vrij van sociale zekerheidsbijdragen. Dat was logisch, want het gaat om een aanvulling bij een sociale zekerheidsuitkering (het deel van het brugpensioen dat de RVA betaalt), en dergelijke aanvullingen zijn vrij van RSZ. Er waren tot 1 april 2010 wel wat specifieke bijdragen, maar die waren forfaitair en zeer beperkt. Dat gold ook voor de ‘canada dry’s’, of pseudobrugpensioenen. Een pseudobrugpensioen is het stelsel waarbij een werknemer op oudere leeftijd wordt ontslagen, maar nog niet aan de voorwaarden voldoet om op brugpensioen te gaan (leeftijd of aantal jaren beroepsactiviteit). Het komt voor dat de werkgever, bovenop de werkloosheidsuitkering, hier ook een aanvullende vergoeding betaalt, alsof het een echte bruggepensioneerde was. Dat bood nogal wat mogelijkheden om ‘dure’ opzeggingsvergoedingen te optimaliseren. Vanaf 1 april 2010 moeten de werkgevers op die aanvullende vergoedingen nieuwe bijzondere bijdragen betalen voor de RSZ. Die bijdragen diversifiëren al naar gelang de leeftijd van de werkloze (in brugpensioen of pseudobrugpensioen). Hoe jonger de werkloze, 1 hoe hoger de bijdragen zijn .
1
Deze reglementering is gekend onder de projectnaam van de RSZ: Decava.
8
In het begrotingsakkoord en het ontwerp van programmawet is nu voorzien dat deze bijdragen heel fors gaan stijgen. Niet alleen voor de werknemers die in de toekomst een werkloze wordt met bedrijfstoeslag (of ‘canada dry’), maar ook voor alle lopende uitkeringen. Al naar gelang de ingangsdatum van het statuut van werkloosheid met bedrijfstoeslag/brugpensioen verschillen de bijdragen die de werkgevers zullen moeten betalen. Er zijn nu drie soorten van stelsels, met elk eigen bijzondere bijdragen: - de nieuwe stelsels, met een ontslag na 28 november 2011, die ingaan op 1 april 2012; - de oudere stelsels, met een ontslag na 15 oktober 2010, die zijn ingegaan na 1 april 2010; - de oudste stelsels, met een ontslag van vóór 16 oktober 2010 en die zijn ingegaan vóór 1 april 2010. In die bijzondere bijdragen wordt ook nog eens een verschil gemaakt al naar gelang het bedrijf tot profit sector of non-profit sector behoort. In wat volgt, staan we stil bij de bijzondere bijdragen volgens dit driedelige stelsel. De cijfers kunnen nog wijzigen, want de wet diverse bepalingen van 29 maart 2012 voorziet dat er bij koninklijk besluit kan van afgeweken worden (nog voor ze van kracht zijn geworden dus door de programmawet die nog in ontwerpfase zit).
De nieuwe stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag (WBT) vanaf 1 april 2012 Het gaat hier om de werknemers die ontslagen worden of werden na 28 november 2011. Hier loopt de bijdrage aan de RSZ op van 100% tot 25%, afhankelijk van de leeftijd. Er is een groot verschil in behandeling tussen de profit sector en de non-profit sector. Voor de profit sector
Leeftijd werknemer bij start van zijn stelsel
Bijzondere bijdrage aan RSZ bij WBT
Bijzondere bijdrage aan RSZ bij canada dry
< 52 jaar
100%
100%
52 jaar < 55 jaar
95%
95%
55 jaar < 58 jaar
85%
85%
58 jaar < 60 jaar
55%
55%
60 jaar < 65 jaar
25%
38,82%
Het gaat hier niet om een degressieve schaal. Dat betekent dat het percentage dat van toepassing is op een bepaalde leeftijd (bv 100% bijdrage indien de werkgever een aanvulling op de werkloosheidsuitkering betaalt van een 51-jarige ontslagen werknemer) steeds van toepassing blijft als de werknemer ouder wordt. De 100% van de leeftijd jonger dan 52 jaar blijft dus verschuldigd tot die werknemer 65 jaar wordt. Met de nieuwe maatregelen betreffende WBT zullen er echter niet veel werknemers meer zijn die kunnen ontslagen worden beneden de 60 jaar en die recht hebben op het statuut van WBT, maar wel des te meer in de situatie van een canada dry.
9
Voor de non-profit
Leeftijd werknemer bij start van zijn stelsel
Bijzondere bijdrage aan RSZ bij WBT en canada dry
< 52 jaar
10%
52 jaar < 55 jaar
9,5%
55 jaar < 58 jaar
8,5%
58 jaar < 60 jaar
5,5%
60 jaar < 65 jaar
geen
Hier bedragen de bijdragen aan de RSZ maar één tiende van die in de profit sector, tot aan 60 jaar. Boven die leeftijd zijn er zelfs geen bijdragen meer. Ten aanzien van de voorgaande periode(s) – zie hieronder – gaat het wel om een verdubbeling van de bijdragen. Daarenboven gaat het hier, in tegenstelling tot de profit sector, om degressieve percentages. Ze dalen dus met het stijgen van de leeftijd. Voor een werknemer die jonger is dan 52 jaar wanneer hij of zij ontslagen wordt, zal de werkgever een bijzondere bijdrage moeten betalen van 25% op de (mogelijke) aanvulling. Dat percentage daalt dan per leeftijdsschijf om 0% te worden op het ogenblik dat de werkloze met de aanvulling 60 jaar wordt.
De oudere stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag (WBT) die dateren van na 1 april 2010 Het gaat hier om de werknemers die ontslagen werden na 15 oktober 2009. Vanaf 1 april 2010 moesten de werkgevers hier al een bijzondere bijdrage betalen aan de RSZ. Die bijdragen gaan nu met 10% omhoog. De percentages verschillen al naar gelang het om een (oud) brugpensioen gaat of een canada dry en dan nog eens of het om de profit of non-profit sector gaat.
Voor de profit sector De oude brugpensioenen
Leeftijd werknemer bij start van zijn stelsel
Bijzondere bijdrage aan RSZ WBT Huidig
Vanaf 1 april 2012
< 52 jaar
50%
55%
52 jaar < 55 jaar
40%
44%
55 jaar < 58 jaar
30%
33%
58 jaar < 60 jaar
20%
22%
10
60 jaar < 65 jaar
10%
11%
Ook hier gaat het niet om degressieve schalen, maar om vaste percentages die niet meer dalen met het stijgen van de leeftijd
De oude canada dry-stelsels
Leeftijd werknemer bij start van zijn stelsel
Bijzondere bijdrage aan RSZ canada dry Huidig
Vanaf 1 april 2012
< 52 jaar
50%
55%
52 jaar < 55 jaar
40%
44%
55 jaar < 58 jaar
30%
33%
58 jaar < 60 jaar
20%
60 jaar < 65 jaar
10%
38,82%
De schalen werken met vaste leeftijden en zijn niet degressief
Voor de non-profit sector Zowel voor de oude brugpensioenen als voor canada dry’s
Leeftijd werknemer bij start van zijn stelsel
Bijzondere bijdrage aan RSZ WBT en canada dry Huidig
Vanaf 1 april 2012
< 52 jaar
5%
5,5%
52 jaar < 55 jaar
4%
4,4%
55 jaar < 58 jaar
3%
3,3%
58 jaar < 60 jaar
2%
2,2%
60 jaar < 65 jaar
geen
De bijzondere bijdragen bedragen slechts één tiende van die van de profit sector Daarenboven gaat het hier wél om degressieve schalen, de percentages dalen met het stijgen van de leeftijd
11
De oudste stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag (WBT) die dateren van vóór 1 april 2010 Het gaat hier om de werknemers die ontslagen werden vóór 16 oktober 2009. Hier golden vanaf 1 april 2010 andere bijdragepercentages. Ook die percentages stijgen vanaf 1 april 2012 met 10%.
Voor de profit sector
De oude brugpensioenen
Leeftijd werknemer bij start van zijn stelsel
Bijzondere bijdrage aan RSZ WBT Huidig
Vanaf 1 april 2012
< 52 jaar
30%
33%
52 jaar < 55 jaar
24%
26,4%
55 jaar < 58 jaar
18%
19,8%
58 jaar < 60 jaar
12%
13,2%
60 jaar < 65 jaar
6%
6,6%
De schalen zijn degressief, de percentages dalen met de leeftijd
De oude canada dry-stelsels
Leeftijd werknemer bij start van zijn stelsel
Huidige bijzondere bijdrage aan RSZ
bijdrage vanaf 1 april 2012
50 jaar en ouder
32,25%
38,82
Zelfs voor deze oude canada dry-stelsels zijn – en blijven – de percentages degressief. In de latere stelsels worden die allemaal vast.
12
Voor de non-profit sector
Enkel voor de oude brugpensioenen
Leeftijd werknemer bij start van zijn stelsel
Bijzondere bijdrage aan RSZ WBT Huidig
Vanaf 1 april 2012
< 52 jaar
5%
5,5%
52 jaar < 55 jaar
4%
4,4%
55 jaar < 58 jaar
3%
3,3%
58 jaar < 60 jaar
2%
2,2%
60 jaar < 65 jaar
geen
De schalen zijn degressief, de percentages dalen met de leeftijd.
De oude canada dry-stelsels
Leeftijd werknemer bij start van zijn stelsel
Huidige bijzondere bijdrage aan RSZ
Bijdrage vanaf 1 april 2012
50 jaar en ouder
32,25%
38,82
In deze oude stelsels werd er dus geen onderscheid gemaakt tussen profit en non-profit wat betreft de canada dry-stelsels. Wat wel opvalt, is dat de nieuwere en nieuwe stelsels canada dry in de non-profit veel lagere bijdragepercentages hebben gekregen. Naar verluidt, kregen de sociale partners van de minister van Werk een ultieme deadline voor een alternatief voorstel. Dat voorstel zou dan, indien het door de regering wordt aanvaard, in een koninklijk besluit kunnen gegoten worden. Die juridische mogelijkheid werd ondertussen reeds in de wet houdende diverse bepalingen van 29 maart 2012 opgenomen, zoals hoger reeds aangegeven.
4. Hogere belastingen op aanvullende pensioenen bij vervroegde opname. Vóór het generatiepact van 2006 werden de aanvullende pensioenkapitalen belast aan een aanslagvoet van 16,5%, op het gedeelte van het kapitaal dat met werkgeversbijdragen werd gevormd. Het gedeelte dat met werknemersbijdragen werd gevormd werd belast aan 10%. Om de werknemers financieel te stimuleren aan het werk te blijven tot hun wettelijke pensioenleeftijd, werd het belastingpercentage van 16,5% aangepast. Indien de werknemer tot aan zijn wettelijke pensioenleeftijd aan de slag blijft, dan werd het percentage van 16,5% verlaagd tot 10%. Dat maakt een merkelijk verschil uit voor het nettobedrag van het pensioenkapitaal. De maatregel werd ingevoerd vanaf 1 januari 2006.
13
Deze maatregel wordt nu verscherpt. Niet door de belastingvoet van 10% nog te verlagen, maar door de belastingvoet van 16,5% te verhogen bij een vervroegde stopzetting van de arbeid.
Leeftijd opname pensioenkapitaal
Oude tarieven
Nieuwe tarieven
60
16,5%
20%
61
16,5%
18%
62 – 65
16,5%
16,5%
65
10%
10%
AUTEUR Koen MAGERMAN Senior juridisch expert bij het Kenniscentrum
14