De FSC Principes en Criteria1 Principe 1: Naleving van wetten De Organisatie* voldoet aan alle van toepassing zijnde wetten*, regelingen en nationaal-geratificeerde* internationale verdragen, conventies en overeenkomsten. 1.1
De Organisatie* is een wettig gedefinieerde entiteit met een duidelijke, gedocumenteerde en onbetwiste wettige registratie*, met schriftelijke goedkeuring van het bevoegde* gezag voor specifieke activiteiten.
1.2
De Organisatie* toont aan dat de wettelijke status* van de beheereenheid*, inclusief eigendom * en gebruiksrechten*, en haar grenzen duidelijk gedefinieerd zijn.
1.3
De Organisatie heeft wettelijke* rechten om te opereren in de beheereenheid*, die passen bij de wettelijke status* van de Organisatie en van de beheereenheid, en voldoet aan de bijbehorende wettelijke verplichtingen in van toepassing zijnde nationale en lokale wetten* en reguleringen en administratieve vereisten. De wettelijke rechten geven bevoegdheid tot het oogsten van producten en/of levering van ecosysteemdiensten* vanuit de beheereenheid. De Organisatie betaalt de wettelijk voorgeschreven lasten eigen aan deze rechten en verplichtingen.
1.4
De Organisatie* ontwikkelt en implementeert maatregelen, en/of onderhoudt contact met regulerende instanties, om de beheereenheid* systematisch te beschermen tegen onbevoegd of illegaal grondstoffengebruik, vestiging en andere illegale activiteiten.
1.5
De Organisatie* voldoet aan de van toepassing zijnde nationale wetten*, lokale wetten*, geratificeerde* internationale conventies en verplichte gedragscodes*, met betrekking tot het transport en de handel van bosproducten in en vanuit de beheereenheid*, en/of tot het punt van de eerste verkoop.
1.6
De Organisatie* identificeert, voorkomt en beëindigt geschillen met betrekking tot statutair recht of gewoonterecht*, die tijdig kunnen worden opgelost zonder tussenkomst van de rechter, in overleg* met belanghebbende partijen*.
1.7
De Organisatie* maakt publiekelijk kenbaar dat zij geen steekpenningen zal aanbieden of aannemen in de vorm van geld of enige andere vorm van corruptie, en zorgt voor naleving van bestaande anti-corruptiewetgeving. Indien er geen anti-corruptiewetgeving is, neemt de Organisatie andere anti-corruptiemaatregelen die evenredig zijn aan de schaal* en de intensiteit* van de beheeractiviteiten en het risico* op corruptie.
1.8
De Organisatie* toont aan dat zij zich voor de lange termijn verbindt aan de FSC Principes* en Criteria* in de beheereenheid*, en aan het bijbehorende FSC Beleid en Standaarden. Deze intentie dient schriftelijk te zijn vastgelegd in een publiek beschikbaar* document dat kosteloos ter beschikking wordt gesteld.
1
Deze vertaling dient als toelichting op de Engelse tekst; de oorspronkelijke Engelse tekst van FSC-STD-40004 V5-0 EN is leidend. FSC-STD-01-001 V5-0 D5-0 EN FSC Principes en criteria voor verantwoord bosbeheer
1
Principe 2: Werknemersrechten en arbeidsvoorwaarden De Organisatie* draagt zorg voor bestendiging of verbetering van het sociaal en economisch welzijn van de werknemers*. 2.1
De Organisatie* handhaaft* de principes en rechten op het werk zoals beschreven in de ILO Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work (1998) op basis van de acht ILO Core Labour Conventions.
2.2
De Organisatie* bevordert gendergelijkheid* in arbeidssituaties, scholingsmogelijkheden, toekenning van contracten, in overlegprocessen* en in beheeractiviteiten.
2.3
De Organisatie* implementeert gezondheids- en veiligheidsprocedures om werknemers* te beschermen tegen werkgebonden risico’s en gezondheidrisico’s. Deze procedures dienen, afhankelijk van de schaal, de intensiteit en het risico* van de beheeractiviteiten, te voldoen aan de aanbevelingen van de ‘ILO Code of Practice on Safety and Health in Forestry Work’ of deze te overtreffen.
2.4
De Organisatie* betaalt een loon dat minstens overeenkomt met de minimum standaard in de bosbouwindustrie of andere erkende sectorgebonden loonovereenkomsten of minimumlonen, waar dit loon het algemene minimumloon overstijgt. Als er geen van deze minima bestaan, dient de Organisatie in overleg* met de werknemers* een methode te ontwikkelen om vast te stellen wat het minimale loon is om in de basisbehoeften te voorzien.
2.5
De Organisatie* toont aan dat werknemers relevante scholing en leiding hebben om veilig en effectief het beheerplan* en alle beheeractiviteiten te implementeren.
2.6
De Organisatie* ontwikkelt in overleg* met werknemers* methodes voor het oplossen van klachten alsook een redelijke compensatieregeling voor werknemers bij verlies of beschadiging van eigendommen, beroepsziekten*, of arbeidsongevallen* die voortvloeien uit het werk voor de Organisatie.
3
Principe 3: Rechten van inheemse volken
De Organisatie* identificeert en waarborgt* de wettelijk vastgelegde rechten en het gewoonterecht* van inheemse volken* op eigendom, op gebruik en beheer van het land, op territoria en op grondstoffen die beïnvloed worden door de beheeractiviteiten. 3.1
De Organisatie* identificeert de inheemse volken* die aanwezig zijn binnen de beheereenheid* of die gevolgen ondervinden van de beheeractiviteiten. De Organisatie zal daarna, in overleg* met deze inheemse volken het volgende identificeren: hun recht van eigendom*, hun recht van toegang tot en gebruik van bosgebonden grondstoffen en ecosysteemdiensten*, hun gewoonterechten* en wettelijk vastgelegde rechten en verplichtingen, die van toepassing zijn binnen de beheereenheid. De Organisatie stelt ook vast in welke gebieden deze rechten omstreden zijn.
3.2
De Organisatie* erkent en waarborgt* de wettelijk vastgelegde rechten en het gewoonterecht* van inheemse volken* om de controle te houden over beheeractiviteiten binnen of met betrekking tot de beheereenheid* in zoverre dat noodzakelijk is om hun rechten, hun natuurlijke hulpbronnen in het bos, land en territoria te beschermen. Voor delegering door inheemse volken van controle over beheeractiviteiten aan derden is Vrije Voorafgaande en Weloverwogen Toestemming* vereist.
3.3
Indien de controle over beheeractiviteiten wordt gedelegeerd, wordt er met Vrije Voorafgaande en Weloverwogen Toestemming* een bindende overeenkomst gesloten tussen de Organisatie* en de inheemse volken*. Deze overeenkomst definieert de looptijd, bepalingen voor heronderhandeling, verlenging, beëindiging, en economische en andere bepalingen en voorwaarden. De overeenkomst biedt er ruimte voor dat de inheemse volken controleren of de Organisatie de overeenkomst naleeft.
FSC-STD-01-001 V5-0 D5-0 EN FSC Principes en criteria voor verantwoord bosbeheer
2
3.4
De Organisatie* erkent en waarborgt* de rechten, gewoonten en cultuur van inheemse volken* zoals beschreven in de ‘Declaration on the Rights of Indigenous Peoples (2007) van de Verenigde Naties en ILO Convention 169’ (1989).
3.5
De Organisatie* identificeert in overleg* met inheemse volken* locaties die een bijzondere culturele, ecologische, economische, religieuze of spirituele waarde hebben en waarop deze inheemse volken juridische rechten of gewoonterechten* hebben. Deze locaties worden erkend door de Organisatie en het beheer en/of de bescherming hiervan wordt overeengekomen in overleg met deze inheemse volken.
3.6
De Organisatie* waarborgt* het recht van inheemse volken* om hun traditionele kennis te beschermen en te gebruiken; en compenseert inheemse volken bij gebruik van deze kennis en hun intellectueel eigendom*. Bij gebruik wordt een bindende overeenkomst, overeenkomstig Criterium 3.3 met Vrije Voorafgaande en Weloverwogen Toestemming* gesloten tussen de Organisatie en de inheemse volken, voordat het gebruik plaatsvindt, en deze dient consistent te zijn met de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten.
Principe 4: Relaties met de gemeenschap De Organisatie* levert een bijdrage aan het onderhouden of verbeteren van het sociale en economische welzijn van lokale gemeenschappen*. 4.1
De Organisatie* identificeert de lokale gemeenschappen* die bestaan binnen de beheereenheid* en die gevolgen ondervinden van de beheeractiviteiten. Vervolgens identificeert de Organisatie in overleg* met deze lokale gemeenschappen* hun recht van eigendom*, hun recht van toegang tot en gebruik van natuurlijke hulpbronnen in het bos en ecosysteemdiensten*, hun gewoonterechten* en wettelijk vastgelegde rechten en verplichtingen, die van toepassing zijn binnen de beheereenheid.
4.2
De Organisatie* erkent en waarborgt* de wettelijk vastgelegde rechten en gewoonterechten* van lokale gemeenschappen* om de controle te houden over beheeractiviteiten binnen of met betrekking tot de beheereenheid* in zoverre dat noodzakelijk is om hun rechten, natuurlijke hulpbronnen, land en territoria te beschermen. Voor delegering door lokale gemeenschappen van controle over beheeractiviteiten aan derden is Vrije Voorafgaande en Weloverwogen Toestemming* vereist.
4.3
De Organisatie* biedt aan lokale gemeenschappen*, aannemers en leveranciers redelijke* mogelijkheden voor werkgelegenheid, scholing en andere diensten, in verhouding tot de schaal en intensiteit van de beheeractiviteiten.
4.4
De Organisatie* implementeert additionele activiteiten, in overleg* met lokale gemeenschappen*, die bijdragen aan hun maatschappelijke en economische ontwikkeling, in verhouding tot de schaal, intensiteit en sociaaleconomische gevolgen van de beheeractiviteiten.
4.5
De Organisatie* onderneemt actie in overleg* met lokale gemeenschappen* om significante negatieve maatschappelijke, milieu-gerelateerde en economische gevolgen van de beheeractiviteiten op de beïnvloede gemeenschappen te identificeren, vermijden en te verminderen. De actie die ondernomen wordt is evenredig aan de schaal, de intensiteit en het risico* van de betreffende activiteiten en negatieve gevolgen.
4.6
De Organisatie* ontwikkelt in overleg* met lokale gemeenschappen* methodes voor het oplossen van klachten alsook een redelijke compensatieregeling voor lokale gemeenschappen en individuen met betrekking tot de gevolgen van de beheeractiviteiten van de Organisatie.
FSC-STD-01-001 V5-0 D5-0 EN FSC Principes en criteria voor verantwoord bosbeheer
3
4.7
De Organisatie* identificeert in overleg* met lokale gemeenschappen* locaties die een bijzondere culturele, ecologische, economische, religieuze of spirituele waarde hebben en waarop deze inheemse volken juridische rechten of gewoonterechten* hebben. Deze locaties worden erkend door de Organisatie en het beheer en/of de bescherming hiervan wordt overeengekomen in overleg met deze lokale gemeenschappen.
4.8
De Organisatie* waarborgt* het recht van lokale gemeenschappen* om hun traditionele kennis te beschermen en gebruiken en compenseert lokale gemeenschappen bij het gebruik van deze kennis en hun intellectueel eigendom*. Bij gebruik wordt een bindende overeenkomst, overeenkomstig Criterium 3.3 met Vrije Voorafgaande en Weloverwogen Toestemming*, gesloten tussen de Organisatie en de lokale gemeenschappen, voordat het gebruik plaatsvindt, en deze dient consistent te zijn met de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten.
Principe 5: Voordelen uit het bos De Organisatie* beheert efficiënt het spectrum van producten en diensten van de beheereenheid* om op de lange termijn de economische levensvatbaarheid* en de waaier aan ecologische en sociale voordelen te handhaven en verbeteren. 5.1
De Organisatie* identificeert, produceert, of geeft gelegenheid tot de productie van, gediversifieerde voordelen en/of producten, op basis van het spectrum van natuurlijke hulpbronnen en ecosysteemdiensten* die bestaan in de beheereenheid* om de lokale economie te versterken en diversifiëren overeenkomstig de schaal* en intensiteit* van de beheeractiviteiten.
5.2
De Organisatie* oogst normaliter producten en diensten uit de beheereenheid* op of onder een niveau dat permanent kan worden voortgezet.
5.3
De Organisatie* toont aan dat de positieve en negatieve externaliteiten* van de activiteiten opgenomen zijn in het beheerplan*.
5.4
De Organisatie* gebruikt, indien deze beschikbaar zijn, lokale verwerkers, lokale diensten, en lokale waardetoevoeging om te voldoen aan de eisen van de Organisatie, overeenkomstig de schaal, de intensiteit en het risico*. Als deze niet lokaal beschikbaar zijn, levert de Organisatie redelijke* inspanningen om het opstarten van deze diensten te bevorderen.
5.5
De Organisatie* toont door haar planning en uitgaven, overeenkomstig de schaal, de intensiteit en het risico*, dat zij zich inzet voor economische levensvatbaarheid* op de lange termijn.
Principe 6: Milieuwaarden en -invloeden De Organisatie* handhaaft, beschermt en/of herstelt ecosysteemdiensten* en milieuwaarden* van de beheereenheid*, en vermijdt, herstelt of vermindert negatieve invloeden op het milieu. 6.1
De Organisatie* beoordeelt milieuwaarden* in de beheereenheid* en milieuwaarden buiten de beheereenheid die mogelijk invloed ondervinden van de beheeractiviteiten. Deze beoordeling geschiedt op een niveau van detail, schaal en frequentie dat overeenkomt met de schaal, de intensiteit en het risico* van de beheeractiviteiten, en is voldoende om beslissingen te kunnen nemen over de nodige beschermingsmaatregelen en voor het detecteren en monitoren van mogelijke negatieve gevolgen van deze activiteiten.
6.2
Voorafgaand aan locatieverstorende activiteiten identificeert en beoordeelt de Organisatie* de schaal, intensiteit en het risico van potentiële gevolgen van beheeractiviteiten op de geïdentificeerde milieuwaarden*.
FSC-STD-01-001 V5-0 D5-0 EN FSC Principes en criteria voor verantwoord bosbeheer
4
6.3
De Organisatie* identificeert en implementeert effectieve maatregelen om negatieve gevolgen van beheeractiviteiten op de milieuwaarden* te voorkomen, en om de negatieve gevolgen die optreden te verminderen of te herstellen, overeenkomstig de schaal, de intensiteit en het risico* van deze gevolgen.
6.4
De Organisatie* beschermt zeldzame soorten* en bedreigde soorten* en hun habitat* in de beheereenheid* door middel van conservation zones en beschermde gebieden*, verbindingszones* en/of (indien nodig) andere directe maatregelen ten behoeve hun overleving en levensvatbaarheid. Deze maatregelen komen overeen met de schaal, de intensiteit en het risico* van de beheeractiviteiten en met de beschermingsstatus en ecologische eisen van de betreffende zeldzame en bedreigde soorten. De Organisatie houdt rekening met het verspreidingsgebied en ecologische vereisten van zeldzame en bedreigde soorten voorbij de grenzen van de beheereenheid, bij het vaststellen van de maatregelen die genomen dienen te worden binnen de beheereenheid.
6.5
De Organisatie* identificeert en beschermt een representatieve selectie van inheemse ecosystemen en/of brengt deze terug in natuurlijkere toestand. Indien er geen representatieve gebieden bestaan, brengt de Organisatie een deel van de beheereenheid* terug tot natuurlijkere toestand. De omvang van de gebieden en de maatregelen die genomen worden voor de bescherming en het herstel daarvan, dient evenredig te zijn aan de beschermingsstatus en de waarde van deze ecosystemen op landschapniveau, en de schaal, de intensiteit en het risico* van de beheeractiviteiten.
6.6
De Organisatie* zet zich effectief in voor het voortbestaan van natuurlijk voorkomende inheemse soorten en genotypen, en voorkomt verlies van biologische diversiteit*, met name door habitatmanagement in de beheereenheid*. De Organisatie toont aan dat er effectieve maatregelen worden om jacht, visserij, het vangen en verzamelen van soorten te beheersen en te controleren.
6.7
De Organisatie* beschermt of herstelt natuurlijke waterlopen, waterpartijen, oeverzones en hun verbondenheid. De Organisatie voorkomt negatieve gevolgen voor waterkwaliteit en -kwantiteit en vermindert en herstelt dergelijke gevolgen wanneer deze optreden.
6.8
De Organisatie* beheert het landschap* in de beheereenheid* om een gevarieerde mozaïek van soorten, groottes, leeftijden, ruimtelijke schalen en regeneratiecycli te handhaven en/of herstellen die past bij de landschapswaarden* in dat gebied, en voor het verbeteren van de veerkracht* van het milieu en de economie.
6.9
De Organisatie* zal geen natuurlijk bos* omvormen in plantages*, en vormt ook geen natuurlijke bossen of plantages om voor enig ander landgebruik, tenzij de omvorming: a) invloed heeft op een zeer beperkt deel van het gebied van de beheereenheid*, en b) duidelijke, substantiële, bijkomende, stabiele lange termijn voordelen voor bescherming heeft in de beheereenheid, en c) geen schade of bedreiging toebrengt aan Hoge Beschermingswaarden* of locaties of natuurlijke hulpbronnen die noodzakelijk zijn om deze Hoge Beschermingswaarden te handhaven of verbeteren.
6.10
Beheereenheden* met plantages* die na november 1994 tot stand kwamen door omvorming van natuurlijk bos* komen niet in aanmerking voor certificering, tenzij: a) er duidelijk en voldoende bewijs wordt geleverd dat de Organisatie* niet direct of indirect verantwoordelijk was voor de conversie, of b) de conversie invloed had op een zeer beperkt deel van het gebied van de beheereenheid*, en duidelijke, substantiële, bijkomende, stabiele lange termijn voordelen voor bescherming heeft in de beheereenheid.
FSC-STD-01-001 V5-0 D5-0 EN FSC Principes en criteria voor verantwoord bosbeheer
5
Principe 7: Beheerplanning De Organisatie* heeft een beheerplan* dat consistent is met haar beleid en doelstellingen* en evenredig aan de schaal, intensiteit en risico’s* van haar beheeractiviteiten. Het beheerplan wordt geïmplementeerd en upto-date gehouden op basis van uit monitoring verkregen informatie, om adaptief beheer* te bevorderen. De bijbehorende planning en procedurele documentatie dient voldoende te zijn om het personeel leiding te geven, om belanghebbende partijen* en geïnteresseerde belanghebbenden* te informeren en beheerbesluiten te rechtvaardigen. 7.1
De Organisatie* ontwikkelt voor het beheer een beleid (visie en waarden) en doelstellingen* die evenredig zijn aan de schaal, de intensiteit en het risico* van haar beheeractiviteiten, en die milieuvriendelijk, maatschappelijk gunstig en economisch levensvatbaar zijn. Samenvattingen van dit beleid en deze doelstellingen worden opgenomen in het beheerplan* en gepubliceerd.
7.2 De Organisatie* heeft en implementeert een beheerplan* voor de beheereenheid* dat geheel consistent is met het beleid en de doelstellingen* zoals vastgesteld volgens Criterium 7.1. Het beheerplan beschrijft de natuurlijke hulpbronnen die er in de beheereenheid zijn en beschrijft hoe het plan zal voldoen aan de eisen voor FSC-certificering. Het beheerplan behelst de planning van bosbeheer en de planning van maatschappelijk management, evenredig aan de schaal, de intensiteit en het risico* van de geplande activiteiten. 7.3
Het beheerplan* bevat verifieerbare doelen waaraan de voortgang richting elk van de omschreven beheerdoelstellingen* kan worden beoordeeld.
7.4
De Organisatie bewerkt en reviseert periodiek de beheerplanning en procedurele documentatie om de resultaten van monitoring en evaluatie, overleg* met partijen of nieuwe wetenschappelijke en technische informatie op te nemen, alsook om in te spelen op veranderende omstandigheden met betrekking tot milieu, maatschappij en economie.
7.5
De Organisatie* maakt een kosteloze samenvatting van het beheerplan* publiek beschikbaar*. Met uitsluiting van vertrouwelijke informatie, worden andere relevante componenten van het beheerplan op verzoek beschikbaar gesteld aan belanghebbende partijen*, tegen vergoeding van reproductie- en administratiekosten.
7.6
De Organisatie* betrekt proactief en transparant, evenredig aan de schaal, de intensiteit en het risico* van de beheeractiviteiten, belanghebbende partijen in de beheerplanning en monitoring, en overlegt op verzoek met geïnteresseerde partijen*.
Principe 8: Monitoring en Beoordeling De Organisatie* toont aan dat voortgang voor wat betreft het bereiken van de beheerdoelstellingen*, de gevolgen van de beheeractiviteiten en de omstandigheden in de beheereenheid* worden gemonitord en geëvalueerd, evenredig aan de schaal, de intensiteit en het risico* van de beheeractiviteiten, om adaptief beheer* te bevorderen. 8.1
De Organisatie* monitort de implementatie van haar beheerplan*, inclusief haar beleid en doelstellingen*, de voortgang van de geplande activiteiten, en de mate waarin de verifieerbare doelen zijn bereikt.
8.2
De Organisatie* monitort en evalueert de milieu- en sociale gevolgen van activiteiten uitgevoerd in de beheereenheid* alsmede veranderingen in milieuomstandigheden.
8.3
De Organisatie* analyseert de resultaten van monitoring en evaluatie en verwerkt de resultaten van deze analyse in het planningsproces.
FSC-STD-01-001 V5-0 D5-0 EN FSC Principes en criteria voor verantwoord bosbeheer
6
8.4
De Organisatie* maakt een kosteloze samenvatting van de resultaten van monitoring publiek beschikbaar*, met uitzondering van vertrouwelijke informatie.
8.5
De Organisatie* heeft en implementeert een tracking en tracing systeem, in overeenstemming met de schaal, de intensiteit en het risico* van haar beheeractiviteiten, om aan te tonen wat de oorsprong en het volume van de output is in verhouding tot de geraamde output per jaar, voor alle producten uit de beheereenheid* die op de markt gebracht worden als FSC-gecertificeerd.
Principe 9: High Conservation Values (Hoge Beschermingswaarden) De Organisatie* handhaaft en/of verbetert de Hoge Beschermingswaarden* in de beheereenheid* door toepassing van het voorzorgprincipe*. 9.1
De Organisatie* beoordeelt en registreert in overleg* met belanghebbende partijen* en geïnteresseerde partijen* en met behulp van andere middelen en bronnen de aanwezigheid en de status van de volgende Hoge Beschermingswaarden* in de beheereenheid*, in overeenstemming met de schaal, de intensiteit en het risico* van gevolgen van beheeractiviteiten, en de aannemelijkheid van de aanwezigheid van de Hoge Beschermingswaarden: HCV 1 – Diversiteit van soorten. Concentraties van biologische diversiteit* inclusief endemische soorten, en zeldzame, bedreigde of met uitsterven bedreigde* soorten, die van significant belang zijn op mondiaal, regionaal of nationaal niveau. HCV 2 – Ecosystemen en mozaieklandschappen op landschapsniveau. Grote ecosystemen* en ecosysteemmozaïeken op landschapsniveau die op mondiaal, regionaal of nationaal niveau van belang zijn en die levensvatbare populaties bevatten van de grote meerderheid van de van nature voorkomende soorten, in natuurlijke patronen voor wat betreft verspreiding en aantallen. HCV 3 – Ecosystemen en habitats. Zeldzame of bedreigde ecosystemen, habitats* of refugia*. HCV 4 - Kritieke ecosysteemdiensten. Fundamentele ecosysteemdiensten* in kritieke situaties, inclusief bescherming van stroomgebieden en controle over erosie van kwetsbare bodems en hellingen. HCV 5 – Behoeften van de gemeenschap. Locaties en natuurlijke hulpbronnen die fundamenteel zijn om te voorzien in de basisbehoeften van lokale gemeenschappen* of inheemse volken* (levensonderhoud, gezondheid, voeding, water, etc.), geïdentificeerd in overleg met deze gemeenschappen of inheemse volken. HCV 6 – Culturele waarden. Locaties, bronnen, habitats en landschappen* die mondiaal of nationaal van significant cultureel, archeologisch of historisch belang zijn, en/of van groot cultureel, ecologisch, economisch of religieus/sacraal belang zijn voor de traditionele culturen van lokale gemeenschappen of inheemse volken, geïdentificeerd in overleg met deze gemeenschappen of inheemse volken.
9.2
De Organisatie* ontwikkelt effectieve strategieën waardoor de geïdentificeerde Hoge Beschermingswaarden* worden gehandhaafd en/of verbeterd, in overleg* met belanghebbende partijen*, geïnteresseerde partijen* en experts.
9.3
De Organisatie* implementeert strategieën en acties die de geïdentificeerde Hoge Beschermingswaarden* handhaven en/of verbeteren. Deze strategieën en acties zijn gebaseerd op het voorzorgprincipe* en zijn in overeenstemming met de schaal, de intensiteit en het risico* van de beheeractiviteiten.
9.4
De Organisatie* toont aan dat er periodiek wordt gemonitord om te beoordelen in hoeverre de Hoge Beschermingswaarden* zijn veranderd, en past haar beheerstrategieën aan om deze effectief te beschermen. Het monitoren gebeurt evenredig aan de schaal, de intensiteit en het risico* van de beheeractiviteiten, en wordt gedaan in overleg* met belanghebbende partijen*, geïnteresseerde partijen* en experts.
FSC-STD-01-001 V5-0 D5-0 EN FSC Principes en criteria voor verantwoord bosbeheer
7
Principe 10: Implementatie van beheeractiviteiten Beheeractiviteiten uitgevoerd door of voor de Organisatie* voor de beheereenheid* worden geselecteerd en geïmplementeerd in overeenstemming met het de economische, milieu-gerelateerde en maatschappelijke beleidspunten en doelstellingen* en in overeenstemming de het geheel van Principes* en Criteria*. 10.1
Na het oogsten of volgens het beheerplan* zal de Organisatie*, door middel van natuurlijke of kunstmatige regeneratiemethoden, de vegetatiebedekking tijdig herstellen tot de omstandigheden van vóór het oogsten of tot meer natuurlijke omstandigheden.
10.2
De Organisatie* gebruikt voor de regeneratie soorten die ecologisch goed aangepast zijn aan de locatie en passen binnen de beheerdoelstellingen*. De Organisatie gebruikt inheemse soorten* en lokale genotypen* voor de regeneratie, tenzij er een duidelijke en overtuigende argumentatie is om andere te gebruiken.
10.3
De Organisatie* gebruikt alleen uitheemse soorten* wanneer kennis en/of ervaring hebben aangetoond dat eventuele invasieve gevolgen onder controle zijn en er effectieve maatregelen zijn genomen om die gevolgen te verminderen.
10.4
De Organisatie* gebruikt geen genetisch gemodificeerde organismen* in de beheereenheid*.
10.5
De Organisatie* gebruikt bosbouwkundige praktijken* die ecologisch geschikt zijn voor de vegetatie, soorten, locaties en beheerdoelstellingen*.
10.6
De Organisatie* vermijdt het gebruik van bemesting of streeft naar een uitfasering van het gebruik. Wanneer er bemesting wordt gebruikt, zorgt de Organisatie er voor dat eventuele schade aan de milieuwaarden* wordt voorkomen, verminderd of hersteld.
10.7
De Organisatie* gebruikt geïntegreerde plaagbestrijding- en bosbouwkundige systemen die het gebruik van chemische pesticiden vermijden of die streven naar een uitfasering van het gebruik. De Organisatie* zal geen enkel chemisch pesticide gebruiken wat verboden is door FSC beleid. Indien chemische pesticiden gebruikt worden, dan zal de Organisatie* schade aan milieuwaarden of menselijke gezondheid voorkomen, verminderen en/of herstellen.
10.8
De Organisatie* minimaliseert, monitort en controleert nauwgezet het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen* in overeenstemming met internationaal aanvaarde wetenschappelijke protocollen*. Wanneer er biologische bestrijdingsmiddelen* worden gebruikt, voorkomt, vermindert en/of herstelt de Organisatie eventuele schade aan de milieuwaarden*.
10.9
De Organisatie* beoordeelt risico’s en wendt activiteiten aan die potentieel negatieve gevolgen van natuurlijke risico’s verminderen, evenredig aan schaal, intensiteit, en risico*.
10.10 De Organisatie* beheert de infrastructurele ontwikkeling, transportactiviteiten en bosbouwkundige maatregelen* zodanig dat waterbronnen en bodems worden beschermd, en verstoring van en schade aan zeldzame* en bedreigde soorten*, habitats*, ecosystemen* en landschapswaarden* worden voorkomen, verminderd en/of hersteld. 10.11
De Organisatie* beheert activiteiten gerelateerd aan oogst en winning van hout en niet-hout bosproducten* zodanig dat milieuwaarden* worden beschermd, verhandelbaar afval wordt gereduceerd, en schade aan andere producten en diensten wordt voorkomen.
10.12
De Organisatie* ontdoet zich op een milieuverantwoorde wijze van afvalmateriaal.
FSC-STD-01-001 V5-0 D5-0 EN FSC Principes en criteria voor verantwoord bosbeheer
8