De constructiviteit van het opbouwwerk Waaraan bouwt het opbouwwerk eigenlijk ? Die vraag zal telkens weer gesteld worden aan deze werksoort met die even degelijke als vage naam. Nieuwe generaties van bestuurders en afnemers van de diensten willen helderheid. Hebben geen boodschap aan het verleden, willen een hedendaags antwoord op de vraag: wat levert dit op voor de gemeente ? Plaatselijke instellingen zijn bij uitstek bekwaam om die vraag te beantwoorden. Begrotingen, jaarverslagen, offertes en projectrapportages verschaffen in toenemende mate inzicht. Bedrijfskundige vertogen rond klantgerichtheid, accountability, prestatiemeting en kwaliteitsborging zijn geenszins ongemerkt aan de sector voorbijgegaan. Toch heeft het nut om op een principiëler niveau, los van specifieke plaatselijke verhoudingen en operationalisaties, te kijken naar de functionaliteit van het werk voor de samenleving. Meer nog dan met een buitenlandse excursie, levert dat nieuwe aanknopingspunten op. Daarom wordt hieronder die overigens terecht gestelde vraag: Wat levert het ons op, dat opbouwwerk, geïnterpreteerd als: Wat is de actuele functionaliteit ervan bij het bewerken van vraagstukken van de huidige Nederlandse samenleving ? Wat is daarbij essentieel ? waaraan ontleent de werksoort haar kracht ? Hoe valt die optimaal in te zetten ? Om die vragen te beantwoorden moeten we eerst de essentie van politiek aanhangig maken.
Tegenstellingen als ruwe grondstof Tegenstellingen in de samenleving zijn van alle tijden en streken. Bevolkingsgroepen uiten onverenigbare wensen, streven haaks op elkaar staande doelen na. Deze althans in eerste aanleg onverenigbare strevingen zijn een normaal, antropologische gegeven. Het gaat om tegenstellingen als: Jongeren versus ouderen Mannen versus vrouwen Oorspronkelijke bewoners versus nieuw gevestigden Zieken en gezonden Opgeleiden en niet opgeleiden Belasting afdragende werkenden versus afhankelijken van overdrachten Wetsvrezende burgers versus wetsovertreders Rijken versus armen Tussen religieuze groeperingen Tussen economische groeperingen Voorts zal de verhouding tussen overheid en burgers controversiële elementen bevatten. Deze tegenstellingen zijn medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van een maatschappij. Zij voeden de dynamiek in een samenleving. Spanning tussen de polen genereert conflicten. In de wijze waarop die spanningen geleid worden en de manier waarop de conflicten beslecht worden onderscheiden samenlevingen zich. Het 'poldermodel' (bekend van radio en tv) is één variant van hier mee omgaan.
1
Illustraties van conflicten waar het opbouwwerk assisterend optreedt: JONGEREN VERSUS OUDEREN Jongeren vallen al snel van de tekentafel af zodra er nieuwbouwwijken gepland worden. Eenmaal echter er wonend zoeken zij de buitenruimte op om elkaar te ontmoeten. Al snel leidt dit tot conflicten met de bewoners voor wiens voordeur of auto zij samenscholen. Meer politie inzetten helpt niet, wel zoeken naar eigen ruimtes en toegang tot openbare accommodaties. Menig gemeentebestuur heeft zich vertilt aan het domweg een afgekeurd bushokje als hangplek neerzetten aan de rand van een wijk. Slimmer is het met de jongeren een communicatieproces met de ouderen op gang brengen en/of een ruimte scheppen middels een participatieproces. (Zie ook Penninx)
MANNEN VERSUS VROUWEN Bij migranten zijn er groeperingen die voor Nederlandse begrippen middeleeuwse beperkingen opleggen aan vrouwen. Toch wordt er in dit land hoge waarde toegekend aan het integrereren van ook vrouwelijke! burgers. Binnen buurtcentra een toegespitst beleid voeren (zie Vlaar e.a.) alsook het stichten van specifieke ontmoetingsplekken (bijv. Moedercentra- zie Braam) maakt dat geleidelijk aan modernisering van opvattingen plaats kan vinden.
OORSPRONKELIJKE BEWONERS VERSUS NIEUW GEVESTIGDEN De gemeente Nijmegen is de laatste jaren druk met de 'Sprong over de Waal': nieuwbouw tegen het eeuwenoude dorp Lent aan. Bewoners van Lent zijn beducht voor verval van leefbaarheid. De gemeente Nijmegen heeft het opbouwwerk ingeschakeld om tijdens het vernieuwingsproces de bewoners van Lent te ondersteunen, algemener om meet te denken over de sociale infrastructuur in deze nieuwe uitleg.
ZIEKEN EN GEZONDEN Een fraai initiatief in dit opzicht vormde het onderzoek van het Kwaliteitspanel in Rotterdam. Vrijwilligers ondersteund door een beroepskracht onderzochten de toegankelijkheid van stemlokalen voor ouderen en gehandicapten. (Van Meeuwen) Op het platteland staat van oudsher het openbaar vervoer hoog op de agenda van (door het opbouwwerk ondersteunde) verenigingen voor dorpsbelang. Gezonden en mobielen zien veel belemmeringen over het hoofd. Wijkgezondheidscentra profiteren van de assistentie van het opbouwwerk o.m. bij de gezamenlijk preventieve acties in de wijk en de participatie van patiënten. De GGD 's roepen in toenemende mate het opbouwwerk in om bij GVO projecten de beoogde doelgroepen niet alleen te bereiken, maar ook hun belang te scherper naar voren te brengen.
OPGELEIDEN EN NIET OPGELEIDEN Nederland is een formulierenland. Bureaucratische apparaten -ook buiten de overheid- vergen van hun 'klanten' een competentie vereisen die meestal ver boven het niveau van de basisschool uitgaat. In de grote steden zijn bij wijkcentra inloopwinkels gevestigd waar vrijwilligers, ondersteund door het opbouwwerk, individuen helpen bij het begrijpen en het waar nodig bediscussiëren van instituutspost. Daarmee een uitgebreide tolkfunctie vervullen waarmee onbegrip en misverstand tijdig opgelost worden, zodat ook escalatie van conflicten voorkomen wordt.
BELASTING AFDRAGENDE WERKENDEN VERSUS AFHANKELIJKEN VAN OVERDRACHTEN Momenteel is het gangbare vertoog dat uitkeringsgerechtigden door te werken maar eens bij moeten dragen aan de welvaart van BV Nederland. Onverlet de eventuele opportuniteit van dit betoog, hoort het bij een volwassen democratie dat de objecten van dit beleid hun stem adequaat kunnen laten horen in vergaderzalen die er toe doen. Met name op het gebied van ondersteuning van WAO-belangengroepen heeft het opbouwwerk een goede staat van dienst. Lokaal worden ook economische initiatieven van uitkeringsgerechtigden bevorderd (ruilwinkels o.a.). Een ander voorbeeld: Voor het behoud van de huursubsidie - iets dat menig wethouder voor volkshuisvesting van groot belang vindt voor zijn plaatselijk beleid - zal het opbouwwerk onverkort met de betreffende bewoners op de bres blijven staan.
2
WETSVREZENDE BURGERS VERSUS WETSOVERTREDERS Veiligheid op straat, minder inbraken in de huizen, voor zulke issues geldt dat sociale controle van groot belang is. Sociale controle vergt een zekere mate van gemeenschapszin in buurten en wijken. Die komt er anno 2001 niet vanzelf. Daar heb je getrainde agogen met hun netwerk en informatie voor nodig. Blijkens onderzoek (Dozy) staat thans veiligheid met stip op no. 4. op de top 10 van belangrijke aandachtsvelden van uitvoerend opbouwwerkers. (Na jongeren, wonen + herinrichting van de wijk en achterstandsproblematieken.) RIJKEN VERSUS ARMEN Sinds Den Uyl in zijn nadagen over de tweedeling in de maatschappij begon, is het na een aanvankelijke drukte rond dit concept, inmiddels opmerkelijk rustig geworden. Uit verrassende hoek werd recent opnieuw de tegenstelling tussen rijk en arm onder de aandacht gebracht. Bij de presentatie van het jaarverslag 2000 van de Amsterdamse politie (zie Het Parool van 8 augustus 2001) maakt Hoofdcommissaris Jelle Kuiper zich grote zorgen over de groeiende kloof tussen de "rijken in het centrum en de armen in de buitenwijken. Hij ziet dat als een gevaarlijke tweedeling". Kuiper herhaalde daarbij zijn roep om betere samenwerking tussen politie, stadsbestuur, hulpverleners en justitie, omdat dat de enige manier is de 'gedragsverandering' te bewerkstelligen die hij voorstaat. Het opbouwwerk werkt intensief samen met politie ( Zie Raspe; zie Reckman). Belangrijker nog, door telkens weer het accent op zelforganisatie en empowerment te leggen, werken opbouwwerkers er dagelijks aan dat de effecten van die kloof, die dikwijls door bovenplaatselijke omstandigheden vergroot wordt (Europese regelgeving, bewegingen in de wereldeconomie, verschuivingen in de maatschappelijke verhoudingen), afgevlakt worden. TUSSEN RELIGIEUZE GROEPERINGEN Vroeger in de tijd van de verzuiling was er binnen het brede kader van de rijkssubsidie Samenlevingsopbouw een aparte subsidietitel voor de 'samenwerkende samenwerkingsorganen' waar de toppen van de verzuilde particulier initiatief instellingen elkaar ontmoetten. Thans lijkt eerder de pacificatie van strijd en ongemak tussen agnostici en religieuze groeperingen aan de orde. Zo nemen migranten en vluchtelingen een behoefte aan gebedsruimten mee. Die gebouwen moeten ergens gevonden c.q. geplaatst worden. Zijn ze er eenmaal, dan wordt een goede communicatie met omwonenden van belang. Communicatie met buurtbewoners is een vertrouwd onderwerp voor opbouwwerkers. Het vergt geen koffiedik kijken dat ter bescherming van de grondwettelijke vrijheid van godsdienst de overheid vaker de hulp van het plaatselijk opbouwwerk gaat inroepen. TUSSEN ECONOMISCHE GROEPERINGEN Niet alleen spelen op dit moment in buurten en wijken spanningen op tussen gevestigden en nieuwkomers, tussen ouderen en jongeren maar ook tussen lage en hogere inkomensgroepen. Bij herstructurering van de woningvoorraad -zoals in Duindorp Scheveningen- willen bestaande bewoners 'niet wijken voor de rijken' . Herstructurering van de naoorlogse nieuwbouw kent een kwetsbare sociale paragraaf. Veel zittende bewoners kiezen voor een andere probleemdefinities en -oplossingen dan de overheid en woningcorporaties. Zorgvuldige afweging van belangen vergt equipering van de zittende bewoners. Opbouwwerkers tonen zich daar voortreffelijk toe in staat. Algemener: De komende decennia zal in Nederland de strijd oplaaien tussen groeperingen over het schaarse grondgebruik: stedelingen versus plattelandsbewoners; bewoners van volkswijken in het centrum versus meer machtige partijen op de huizen en vastgoedmarkten. Op het platteland tussen economische groeperingen als boeren, projectontwikkelaars, milieuactivisten en niet agrarische grondgebruikers (bedrijfsterreinen). Stedelijk zal het opbouwwerk zich manifesteren als beschermers van het erfgoed van volkshuisvesters als Wibaut, Schaefer. Dus opereren als bondgenoot van contemporaine protagonisten van een gemengde, vitale binnenstad zoals die in de plaatselijk politiek en bewonersorganisaties zullen opstaan. Het opbouwwerk op het platteland zal dan op haar wijze zich een actieve partner tonen bij de borging van de leefbaarheid haar gebied. TUSSEN BURGERS EN OVERHEID Een hardnekkig, al enkele decennia spelend probleem in Nederland is de geringe identificatie van burgers met politieke partijen en de kloof tussen burger en zijn bestuur. Het politiek- bestuurlijk stelsel dreigt hiermee één van zijn belangrijkste functies te verliezen: vanuit een aantal algemene waarden (rechtvaardigheid, stabiliteit, integratie) manifeste conflicten tussen bevolkingsgroepen te beslechten c.q. latente conflicten constructief uit te laten pakken. Vanuit dit perspectief is het niet vreemd dat bestuurders er toe over gaan wijkgericht te werken. Zij zoeken contact en legitimatie in de directe leefomgeving van de burger. De gewone man of vrouw zit niet op de overheid te wachten. Zij willen dat de diensten hun wijk schoon, heel en veilig houden. Dat lukt vaak al niet, bewonersorganisaties spenderen uren en uren om de verantwoordelijke diensten bij de les te houden. Waar het gaat om verderstrekkende overleg- , raadplegings- en participatievormen worden veel tijd, moeite en kosten bespaard door de expertise van opbouwwerkers in te roepen.
3
In elke historische periode van een zich ontwikkelende samenleving moeten die tegenstellingen bewerkt worden. Elke periode kent haar eigen collectie onopgeloste of half opgeloste vraagstukken. Andere tijden vergen deels ook andere typen oplossingen. De hamvraag voor 't opbouwwerk in het nieuwe millennium is dan ook: beschikt die vooroorlogse uitvinding over zoveel flexibiliteit en autonome kracht, dat politici en bestuurders met hun hedendaagse wensen, taakopvattingen, keuzedilemma's, apparaten, instrumentarium en omgangsvormen, er baat bij hebben ? Meer nog: die baten zien en vergroten ?
Taak van politici en bestuurders Voordat we die vraag gaan beantwoorden en daarbij ook kijken waar het opbouwwerk die kracht aan ontleent, wordt, staan we nader stil bij wat hier als dé hoofdtaak van politici en bestuurders gezien wordt: de samenleving ontwikkelen door conflicten productief te maken. Tegenstellingen als genoemde, kunnen gezien worden als het ruwe, te bewerken materiaal voor politici en bestuurders. Politieke partijen kiezen in de conflicten door zich te op te stellen achter bepaalde groeperingen. Gaan daar ook actief conflicten voor aan. Zij vechten in een democratisch systeem om de gunst van de meerderheid opdat zij in de conflictbeslechtende parlementaire organen overwicht kunnen laten gelden. Bestuurders proberen conflicten beheersbaar te houden en productief te maken (o.m. door zoeken naar regelgeving, compromissen en praktische oplossingen). Wanneer zij zich richten op het geleiden van spanningen en het beslechten van conflicten, kan een drievoudige intentie waargenomen worden: A) Het bestrijden van het kwade: discriminatie, uitsluiting, uitbuiting, misdaad Offensief voorkomen en bestrijden dat centrale waarden worden aangetast B) Het behoud van het goede: rechtvaardigheid, democratie, integratie en stabiliteit Het zijn vormen van beheer, onderhoud van het gemeenschappelijke. C) Het ontwikkelen van het betere alternatief: humaniteit, solidariteit, individueel welzijn, maatschappelijke vooruitgang. Dit is herscheppend bezig zijn, vanuit idealen. Ontwikkelingen stimuleren, kwaliteiten toevoegen. Zulks opererend vanuit opvattingen over optimale verdelingen en perspectieven op een beter leven.
De assistentie van het opbouwwerk Spanningen reguleren tussen bevolkingsgroepen, dat doen de bestuurders niet alleen. Hun instrumentarium is ontoereikend. Belangrijker nog, er heerst een grote voorkeur in Nederland om conflicten buiten de overheid op te lossen. Een topzware overheid past niet bij tradities als soevereiniteit in eigen kring of hedendaagse uitgangspunten als decentralisatie, deregulatie, interactief bestuur. In een doorgeïnstitutionaliseerd land als Nederland hebben burgers in de civil society, buiten de overheid, metterdaad ook tal van arrangementen getroffen om hun belangenexpressies te reguleren. Opbouwwerk stimuleert dan ook burgerschap als een actieve vorm van verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van de samenleving. (Spierts M. en H. van der Sterren) Vanaf haar origine in heeft het opbouwwerk assistentie geboden aan bestuurders. Het was
4
Commissaris der Koningin Linthorst Homan die in zijn strijd tegen armoede de aanzet gaf tot de eerste opbouwwerkorganisatie in het land. (Centrale Commissie voor den cultureelen, economischen en hygienischen opbouw van Drenthe, speciaal voor den veenstreken 1925). Samen met betrokken burgers, professionals en vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld, bond hij de strijd aan tegen de armoede en haar manifestaties van abominabele gezondheidstoestanden, ontspoorde jeugd, gebrek aan educatie en werk in zijn provincie. De configuratie van Linthorst Homan bleek geen eendagsvlieg. Integendeel zijn constructie een jaar later omgezet in een particuliere stichting die al snel beroepskrachten aantrok- vond in honderden plaatsen (m.n. na W.O. II) in het land navolging en adaptatie. Driekwart eeuw lang hebben honderden gemeentebesturen en hogere overheden met succes een beroep gedaan op het opbouwwerk in het kader van: - Achterstandsbestrijding (tegenwoordig ook in vermommingen als GSB beleid of werk t.b.v. impulswijken gehuld) - pacificatie van maatschappelijke tegenstellingen (tegenwoordig bekend als intermediair werken en mediation) - gemeenschapsvorming (tegenwoordig spreekt men van sociale cohesie) - organiseren van zelfwerkzaamheid van de bevolking (tegenwoordig wordt dit benadrukt als het nemen van eigen verantwoordelijkheid voor de welzijnsbevordering) - cultuuroverdracht en modernisering ( nu: uitwisseling stimuleren in de multiculturele samenleving en uitbouwen van sociaal en cultureel kapitaal van bevolkingsgroepen) - tegengaan van uitsluiting, doorbreken van isolement (op de bres voor hen die niet direct inpasbaar zijn in de gangbare maatschappelijke kaders, positief te duiden ook met hedendaagse termen als versterken van diversiteit, inclusief handelen) - ontwikkelen van voorzieningen (bevorderen van de sociale infrastructuur) - participatiebevordering (overbruggen van de kloof tussen burger en bestuur) - Ondersteunen van Publiek-Private-Project constructies en vormen van interactief bestuur (vroeger heette dat gewoon samenwerking tot stand brengen).
5
Het contemporaine dienstenpakket van het opbouwwerk 1. 2.
3. 4. 5. 6.
7. 8. 9.
Geven van advies en voorlichting aan individuen, groepen, organisaties en instanties Organiseren van maatschappelijke participatie van burgers onder meer door het beleggen en programmeren van samenkomsten (vergaderingen, conferenties, inspraakavonden) alsmede de beraadslagingen hiervan ter bestemde plekke (doen) agenderen. Opzetten en begeleiden van vormingsprocessen (educatie, emancipatie en empowerment) Tegenwerken van discriminatie en andere maatschappelijke uitsluitingsprocessen Behartigen van belangen van georganiseerde en zich organiserende burgers Ondersteunen van vrijwilligers, zowel op gebied van faciliteiten als met agogische begeleiding. Daarbij zorgen dragen voor hogere kwaliteit van het functioneren van bewonersorganisaties in termen van beheer, continuïteit, effectiviteit, representativiteit en draagvlak. Monitoring van de leefbaarheid in woongebieden. Algemener: Doen van quick scans en praktijkonderzoek. Ontwikkelen van sociale relaties tussen individuen en groepen + versterken van het verenigingsleven/ideële groepen. Daarbij bemiddelen bij conflicten tussen bewoners en bewonersgroepen (w.o. overlast indammen). Beschermen van de openbare functie van de buitenruimte, inclusief het bestrijden van onveiligheid, criminaliteit, vernieling op straat.
10. Van de grond trekken van voorzieningen 11. Realiseren van betere samenwerking tussen organisaties en instanties op terrein van wonen, werken, welzijn en educatie (waaronder Publiek-Private-Samenwerking tot stand brengen) 12. Uitvoeren van beleidsdeeltaken in opdracht van derden (w.o. projectmanagement voeren) 13. Ontwikkelen van methoden en technieken op gebied van samenlevingsopbouw en interactief bestuur
Criteria voor de inzet Bij het afwegen of en hoe de capaciteit van opbouwwerkers ingezet worden staan voor een instelling de volgende aandachtspunten centraal: Grove Criteria voor de bepaling van omvang van aandacht (eerste weging): -
De mate waarin de leefbaarheid bedreigd wordt op/door dit onderwerp De mate van organisatie en organiseerbaarheid van betrokken burgers hierbij De urgentie om tot een oplossing te komen De kloven tussen vraag en aanbod die resp. wel en niet te overbruggen lijken De steun die te verkrijgen valt van andere niveaus van de organisatie De kansen voor samenwerking met gemeente en andere partners De aard en de omvang van weerstanden De potenties en talenten die er te mobiliseren zijn bij betrokken burgers en vrijwilligers Het mogelijk optreden van katalysatoreffecten: verbinding van het thema met gaande praktijken of verwante thema's Het tot stand kunnen brengen van samenhang tussen formele en informele arrangementen. (Vormen van zelfbeheer, mantelzorg, vrijwilligerswerk t.o.v. specifieke professionele aandacht)
Fijnere Criteria voor de bepaling van de inzet (tweede weging) Profijt voor gebruikers van de dienstverlening: Hoe wordt welk handelen van welke cliënten beter (effectiviteit, resultaten, toegevoegde waarde van professioneel optreden) Bijdrage aan het gebiedsgewijs optreden van daar aanwezige functionarissen: Wat draagt het professioneel optreden bij aan de homogeniteit, slagkracht,netwerkcapaciteit, gezamenlijk interventierepetoire van de functionarissen in het district ? Opbrengst voor financier en steungevende instanties: Hoe groot wordt het probleemoplossend effect in termen van de belanghebbende instanties ?
6
Functionele karakteristieken Hoewel dus het opbouwwerk in te zetten valt als een instrument voor het openbaar bestuur, is het wel degelijk een eigenzinnig instrument. Hierbij wordt niet in de eerste plaats verwezen naar een zekere eigenwijsheid of krachtig kritische inslag als beroepseigenschap van de werkers. Een gebruiksaanwijzing in de menselijke omgang of een expertise in aansturen van professionals zouden dan volstaan. Veel belangrijker zijn een aantal karakteristieken van de werksoort die - op straffe van disfunctionaliteit - niet slechts gerespecteerd dienen te worden, maar vooral ook actief aangewend moeten worden, wil het profijt van de werksoort maximaal zijn. Mede dankzij het volhardende en inspirerende werk van het Landelijk Centrum Opbouwwerk (www.lco.nl) kunnen we uit een aantal publicaties putten om die eigenheid in zijn kern te treffen. Actueel is het recent verschenen Statuut daarbij bijzonder behulpzaam. Belangrijke, enerzijds niet uit het oog te verliezen, anderzijds profijtelijke kenmerken van het opbouwwerk zijn: GEEN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEDEN: de werker heeft geen uitvoeringsmacht kan uiteindelijk slechts als personeelslid zijn werkgever binden, meer niet. Instellingen voor opbouwwerk beschikken op hun beurt over weinig meer dan personeel, goodwill en netwerken van contacten. Vergeleken met woningbouwverenigingen of gemeentewerken, is er geen eigen budget, activa. Ook ontbreekt er een erkende structurele taak (met bijbehorende uitvoeringsmiddelen) zoals bij de vuilnisdienst. Er vallen namens de ondersteunde groepen geen deals te sluiten met de opbouwwerker, omgekeerd moet hij telkens toezeggingen bij andere instanties moeizaam sprokkelen. Die uitzonderlijke positie in functionarissenland heeft gemaakt dat opbouwwerkers meesters zijn geworden in de kunst van coalities sluiten en ook in hopeloos vastgelopen belangenconflicten ondernemingsgezind win-win situaties weten te creëren. DE
WERKERS VRAGEN AANDACHT VOOR COMPLEXE, WEINIG KOOPKRACHTIGE LEEFSITUATIES WAAR ZIJ HET ZWAKSTE BELANG EN HET MEEST MISKENDE VERLANGEN VOORAL ONDERSTEUNEN.
Opbouwwerk kost geld, van de andere kant structurele repressie -of zo U wilt, negatie- van hen wier stem niet doorklinkt in maatschappelijke (verdelings-)conflicten, zal door geen enkel Openbaar Ministerie of geen enkele Rekenkamer ondersteund worden. Integendeel, Nederland zal het moeten hebben van intensieve ontwikkeling van talenten wil het in de internationale economische competitie meekomen. Dit vergt educatie, ook aan de onderkant. In de vorm van informeel leren, activering, omgaan met bureaucratie als 'learning on the job' en toeleiding naar werk. Ook plaatselijk is de maatschappij anno 2001 zo ingewikkeld geworden dat (computer-) c.q. functioneel analfabetisme beleidsuitvoerende diensten en apparaten handen vol werk bezorgen. (Zie voor een beschouwing met lokale praktijkvoorbeelden over kosten en baten van het opbouwwerk, de studie van Te Velde J. en R. Ruijterman) ZIEL
VAN DE KRIJGSMACHT IS DE ONDERGESCHIKTHEID. ZIEL VAN HET OPBOUWWERK IS DE DIENSTBAARHEID, MET DE ONDERSTEUNDE BURGERS ALS PRIMAIRE ACTOREN.
In het verleden is dit wel opgevat als dat de opbouwwerker onvoorwaardelijk actievoerende burgers steunt. Tegenwoordig ligt de nadruk op professioneel handelen waarbij tweezijdig grenzen getrokken worden, de opbouwwerker als derde partij (Duyvendak). Grenzen die
7
opbouwwerkers naar burgers trekken, hebben te maken met gebruik van geweld, volhardende onredelijkheid, hegemonie van buurtfracties over bewoners, principiële onwil om te onderhandelen. Grenzen die naar de financierende overheid getrokken worden liggen bijvoorbeeld op het vlak van het respecteren van privacy (geen gevoelige informatie in vertrouwen door burgers gegeven wordt aan instanties doorgeleverd). De opbouwwerker accepteert geen dubbele agenda's of opdrachten die exclusief profijt opleveren voor de opdrachtgevende instantie. "Insluistrajecten", bijvoorbeeld in het kader van participatie of activering, moeten geen "inluistrajecten" blijken te zijn. Integer weven aan het samenleven moet binnen welk contract, convenant of ketenverantwoordelijkheid mogelijk blijven. Dat beperkt de snelle, ad hoc inzetbaarheid van het werk, maar vergroot het rendement van deze voorziening als diepte-investering voor een gemeente. Slechts zodanig kan de opbouwwerker het vertrouwen winnen. HET IS EEN NORMATIEF VAK WAAR RUIMTE GEVRAAGD WORDT VOOR EIGEN DIAGNOSE EN VISIE. Langzamerhand groeit het besef dat de kritische houding van de opbouwwerker een onmisbare toegevoegde waarde voor het lokale bestuur vormt. We accepteren immers ook van de huisarts dat hij elk gevraagd medicijn levert. We depreciëren een notaris die elke transactie goedkeurt. We verbreken het contract met een advocaat die niet tijdig en actief informeert over de risico's die we lopen in een proces. Ook van bestuursambtenaren wordt in toenemende mate geëist dat zij zich gedragen als professionals die hun inschattingen, ervaring en proceskennis inzetten in een kritische dialoog met de politieke leiding. Dus wanneer een opbouwwerker het debat aangaat 'over de juistheid van aannamen en de oprechtheid van intenties' of anderszins eisen stelt aan het opbouwproces, biedt dat kansen op hoogwaardiger conflictresolutie of duurzame andere opbrengsten van de gezamenlijke inspanningen. WEVEN AAN HET SAMENLEVEN Een stem geven van hen die nog niet gehoord worden, werken van onderop (maar wel in toenemende mate in ketens), deze parti pris wint aan actualiteit waar het buurten en wijken gaat om de spanningen en uitdagingen van de multiculturele samenleving te tackelen. Als geen andere zijn opbouwwerkers gespecialiseerd in bevorderen van zelforganisatie, sociale zelfredzaamheid, stimuleren van zelfoplossend vermogen van burgers. " door de enorm toegenomen samenlevingsdynamiek, horizontaal tot uitdrukking komend in een veel groter verschil en afstand in groepen, culturen en stijlen; verticaal vorm krijgend in de niet aflatende schaalvergrotingen en technologische vernieuwingen) ontstaan niet alleen sleetse plekken in het sociaal weefsel, maar vallen er ook grotere en kleinere gaten. En die vragen niet om orthodox weef- of stoppage werk, maar om andere weefpatronen. En daar ligt de sociaal innoverende opdracht van de opbouwwerker". (Statuut blz. 3). Iets nuchterder constateren prof Schnabel en Ton van der Pennen van het SCP : "Interactieve beleidsvoering vereistnaast adequate informatie over probleempercepties- ook dat betrokken burgers ondersteund worden in het overleg. Evenwichtige, probate en beklijvende oplossingen komen zelden tot stand als posities niet gelijkwaardig zijn, of als een eenrichtingsverkeer verloopt. Het is aan de opbouwwerker de taak gunstige participatiecondities te scheppen". (Schnabel P. en T. Van der Pennen blz. 156).
8
Met welke bekwaamheden zijn opbouwwerkers toegerust ? Ruwweg zijn er drie categorieën van bekwaamheden. I Competenties; II Vaardigheden; III Conflictregulerende Technieken. De kunst is daarbij die op onderscheiden IV Toepassingsvelden in te kunnen zetten. I Competenties De eerste categorie betreft grote, algemene vaardigheden die een opbouwwerker altijd paraat moet hebben. Dit soort capaciteiten behoren tot de standaarduitrusting van de professional. Die vaardigheden moet de functionaris, zonder er lang over hoeven na te denken, dus haast reflexmatig, kunnen vertonen. Deze vaardigheden kunnen op elk moment van de dag van toepassing zijn, bij al zijn arbeidsmatige bezigheden. Concreet gaat het om de volgende negen: Leren: Communiceren:
In dubbele zin. Dus gebruik maken van ervaring en kunnen overdragen. Bedoelingen daadwerkelijk kunnen overbrengen en anderen kunnen begrijpen Bronnen verzamelen/ontwikkelen Als je iets tot stand wilt brengen heb je hulpbronnen nodig: kennis, macht, informatie, bereidheid, medewerking etc. Anticiperen op resultaat: Zwaartepunten kunnen leggen in termen van wie er vooral profijt hebben van de inspanningen, op welke manier. Macht uitoefenen: Je zin kunnen krijgen, niet alleen streven naar iets, maar het ook voor elkaar krijgen. Omgaan met diversiteit: Verschillen tussen mensen niet alleen weten te respecteren, maar ook productief kunnen hanteren Plannen: Vooruit kunnen denken, zich kunnen prepareren. Improviseren: Processen vertonen immer verrassingen Coalities bouwen: Partijen weten te verenigingen tot een slagvaardig geheel. II
Een tiental Vaardigheden
Evalueren Analyseren Onderzoeken Netwerken Argumenteren Inspireren Legitimeren Leiding geven Strategie voeren Ontwerpen & programmeren III
Ook in groepsverband consequenties kunnen trekken uit het systematisch terugblikken, met het oog op beter werken. Hoofd- en bijzaken kunnen ontwarren Gericht nieuwe informatie verzamelen en samenhangen op het spoor komen Effectief relatiebeheer onderhouden Kunnen overtuigen, de keuzes over het voetlicht krijgen Anderen aansteken met je ideeën Je acties draagvlak en rechtvaardiging verschaffen Anderen aansturen, groepsprocessen sturen Koers zetten en koers weten te handhaven richting doelbereiking. Tegenwoordig ook: koerszoekend weten te handelen Activiteiten in inhoudelijke en volgtijdelijke samenhang zetten
Conflictregulerende Technieken
PROBLEEMSTELLENDE TECHNIEKEN - Openbreken van een probleem: diagnose stellen - Issues bepalen en Agenda vormen - Contactlegging en lobbyen - Interviewen en zich documenteren - Rapporteren en publieke opinie beïnvloeden
9
PROBLEEMOPLOSSENDE TECHNIEKEN - Mobiliseren en werven - Adviseren en Coachen - Overleggen en onderhandelen - Groepsprocessen sturen - Projecten managen IV Toepassingsvelden Beheren: Marketen: Kwaliteit bewaken: Sociaal en cultureel kapitaal uitbouwen: Sociaal Integreren: Participatie bevorderen: Trajectbegeleiding: Beleid maken:
Als een rentmeester de investeringen op peil houden Weten de kans op afname van je diensten te vergroten Beoogde waarden realiseren De eigen kracht van bevolkingsgroepen ontwikkelen Mensen en instanties op elkaar betrekken Maatschappelijke rollen en activiteiten laten vervullen Individuen ergens naar toe coachen Wat je wil, institutioneel verankeren en programmatisch realiseren
Tot slot Enkele aanvullingen: andere welzijnsorganisaties kunnen een deel van de genoemde taken uitvoeren of terreinen coveren. Schotten tussen werksoorten en beroepen zijn nooit van beton geweest. Bij complexe conflicten zal een meervoudige strategie zinvol zijn, waarbij zowel een offensieve, defensieve als herscheppende lijn gehanteerd wordt. Bij herstructurering van een wijk bijvoorbeeld, zal men uitsluiting van zwakke belangen en weinig bureaucratisch competente bewoners moeten voorkomen (offensief). Daarbij zullen goed werkende vormen van bewonersorganisatie beschermd dienen te worden. Voorkomen dient te worden dat het actieve kader wegtrekt of gedemotiveerd het bijltje erbij neerlegt. (defensief) Tenslotte zal men de wijk fysiek en sociaal een bestendigheid willen toekennen: de vervalspiraal zal niet na vijf jaar weer in werking moeten treden. Dat impliceert herscheppend, toekomstgericht werken. Voorts is het zo, dat behalve hun assisterende rol als co-producent met (semi-) overheidsfunctionarissen, opbouwwerkers en hun instellingen ook een belangrijke initiatiefnemende, signalerende taak kennen. Vanuit een eigen analyse wat nodig is in de plaatselijke gemeenschap kunnen zij processen berderen of op gang brengen. Hoewel de oriëntatie op de gemeente als financier en als voortrekker van lokaal sociaal beleid sterk is en eigenlijk steeds sterker wordt, blijft er een eigen verantwoordelijk als organisatie om zaken op de agenda te zetten. De gouden koorden van de lokale subsidiëring maken van opbouwwerkinstellingen geen marionet. Dat is maar goed ook, want het zijn alleen de dode vissen die uitsluitend met de stroom mee zwemmen. Bestuurders en politici beschikken met het opbouwwerk daarentegen over goed ingevoerde, gretige professionals die gevraagd en ongevraagd hun rol meespelen in de offensieve, defensieve en herscheppende opdracht: het productief maken van maatschappelijke tegenstellingen.
10
Gebruikte Literatuur BRAAM A. E.A. Moedercentrum staat als een huis -moedercentra in NederlandLandelijk Centrum Opbouwwerk, Prinsegracht 51 2512 EX Den Haag, 1999. DOZY M. De kaart van het opbouwwerk geactualiseerd. In: Broekman H. e.a. Opbouwwerk 2000: Beeld en perspectief, blz. 9-64. Gradus Hendriks-stichting, Den Haag, 2000. ISSN 0924-087X;14 DUYVENDAK W.G. J. Het belang van derden -over opbouwwerk, sociale cohesie en multiculturaliteit Gradus Hendriks-stichting, Den Haag, 1997. ISBN 90-72846-12-5 LANDELIJK CENTRUM OPBOUWWERK Statuut Opbouwwerk. Landelijk Centrum Opbouwwerk, Prinsegracht 51 2512 EX Den Haag, 2001. MEEUWEN J. VAN Het Stedelijk Kwaliteitspanel - Instrument van Bestuurlijke Vernieuwing. Landelijk Centrum Opbouwwerk, Prinsegracht 51 2512 EX Den Haag, 1994. VAN DER PENNEN T. ; P. SCHNABEL Greep op de sociale infrastructuur : trends in de sociale werkelijkheid en beleid. In: Broekman H. e.a. Opbouwwerk 2000: Beeld en perspectief, blz. 137-160. Gradus Hendriks-stichting, Den Haag, 2000. ISSN 0924-087X;14 PENNINX K. De buurt voor alle leeftijden. Intergenerationele buurtontwikkeling in het kader van sociaal beleid. NIZW, Utrecht 1999. RASPE A. De impuls van sociale zelfredzaamheid - Ervaringen van wijkagenten en opbouwwerkers in twee locaties. Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie, Dordrecht 1996. RECKMAN P. Hermandad, dat zijn we zelf - Werkboek veiligheid door leefbaarheid. Koninklijke Vermande, Lelystad 1999. SPIERTS M. ; H. VAN DER STERREN Samenlevingsopbouw. In: Spierts M. (red.) Werken aan openheid en samenhang. Een nadere verkenning van culturele en maatschappelijke vorming, blz. 121-150. Elsevier, Maarssen 2000. TE VELDE J. ; R. RUIJTERMAN Verkenning Zichtbare kosten/Onzichtbare baten. Duurzame bewonersparticipatie. Landelijk Centrum Opbouwwerk, Prinsegracht 51 2512 EX Den Haag, 2001. VLAAR P. , H. BROEKMAN, M.M.V. K. WUERTZ Ruimte maken in de buurt. Sociaal-cultureel werk en ouderenwerk in de multiculturele samenleving. NIZW, Utrecht 2000.
11