Stichting Topklinische GGz
Criteria voor het TOPGGz keurmerk geldig vanaf 1 januari 2013 tot 1 januari 2015 Algemeen Om het TOPGGz keurmerk te verwerven, vindt zowel een beoordeling plaats van de afdeling (in hoeverre de patiëntenzorg en toegepast patiëntgebonden onderzoek op de afdeling topklinisch van aard is), als van de instelling (in hoeverre deze in staat is de kwaliteit van de topklinische ggz-functies op lange termijn te borgen). Om het TOPGGz keurmerk te verkrijgen moet zowel worden voldaan aan de afdelingscriteria met een vinkje (√) als aan alle instellingscriteria. Het keurmerk kan toegekend worden aan een afdeling binnen elke soort ggz-instelling of een ggz-afdeling binnen bijvoorbeeld een UMC of een algemeen ziekenhuis. Het keurmerk wordt verkregen voor een periode van 4 jaar. Daarna vindt standaard hervisitatie plaats. In de tussentijd is de afdeling verplicht relevante wijzigingen die mogelijk van negatieve invloed zouden kunnen zijn op het blijven voldoen aan de criteria en het daarop ingezette herstelbeleid binnen 3 maanden te melden aan de visitatiecommissie (
[email protected]). Het betreft bijvoorbeeld wijzigingen zoals het (gedeeltelijk) vertrek van het boegbeeld, senior professionals of hoogleraar, het (voortijdig) stoppen van een promotie of het wegvallen van een stageplaats van de artikel 14 BIG beroepen. Het ingezette herstelbeleid zal er toe moeten leiden dat de afdeling nog steeds aan de criteria voldoet, c.q. binnen uiterlijk 6 maanden weer zal voldoen. De visitatiecommissie beoordeelt op grond van de schriftelijke rapportage of een tussentijdse hervisitatie noodzakelijk is.
Beoordeling op afdelingsniveau De beoordeling van een afdeling is gebaseerd op 12 criteria die betrekking hebben op de volgende aandachtsgebieden: (topklinische) patiëntenzorg onderzoek, ontwikkeling en innovatie opleiding en kennisverspreiding Een afdeling wordt omschreven als een herkenbare organisatorische eenheid die gespecialiseerd is in de diagnostiek en behandeling van een specifieke patiëntengroep. De afdeling die het keurmerk wil verwerven toont aan dat: het om een herkenbare organisatorische eenheid gaat met een eigen managementteam waarbij expliciet aangegeven wordt welke locaties hiertoe behoren en welke zorgfuncties aangeboden worden (ambulant, deeltijd, klinisch of anders) zij zich richt op een specifieke en duidelijk te definiëren patiëntengroep er sprake is van een substantieel patiëntenvolume gerelateerd aan de doelgroep er sprake is van een geloofwaardig volume/omvang van zorg gerelateerde medewerkers in relatie tot de regionale positie en functionaliteit met als indicatie een minimum aantal van 15 fte’s en een maximum van 100 fte’s. zij zich al jaren (minimaal 3-5 jaar) als gespecialiseerde eenheid ontwikkelt er sprake is van een multidisciplinair team met een gemeenschappelijke missie, visie en beleid. er regelmatig face to face overleg van de medewerkers over individuele patiënten en het afdelingsbeleid plaatsvindt.
1
Basisgegevens afdeling: De volgende basisgegevens dienen te worden aangeleverd: Korte aanduiding doelgroep De organisatie van het management (in ieder geval naam hoofdbehandelaar(s) en afdelingshoofd) Beschrijving/definitie van de patiëntenpopulatie (diagnose, kenmerken, behandel- verblijfsduur): Beschrijving zorgaanbod Afdelingsbeleidsplan met opleidings- en onderzoeksplan Organogram afdeling met explicitering van locaties en zorgfuncties Overzicht medewerkers (naam, discipline, functie en % fte werkzaam voor afdeling)
Afdelingscriteria C1. Bij minstens 50% van de patiënten van de afdeling is sprake van een 3e lijns (topklinische) zorgvraag. Het betreft patiënten met complexe en/of zeldzame aandoening(en), die onvoldoende baat hadden of naar verwachting zullen hebben bij een behandeling in de 2e lijns/ specialistische ggz.(√) Toelichting: Dit moet door de afdeling inhoudelijk en cijfermatig onderbouwd worden middels een overzicht waaruit duidelijk blijkt: a. welke patiënten verwezen zijn door de 2e lijn en/of b. welke patiënten reeds 2e lijns ggz behandeling achter de rug hebben met onvoldoende resultaat en/of c. bij welke patiënten sprake is van 3e lijns problematiek (complex en/ of zeldzaam). In het overzicht moet duidelijk worden welk percentage elke categorie (a, b of c) uitmaakt van het totaal aantal aangemelde patiënten, minimaal over het jaar voorafgaand aan de visitatie. Elke categorie wordt verduidelijkt door bijvoorbeeld: aanduiding soort verwijzer, eerdere 2e lijns behandelaar/behandeling of omschrijving 3e lijns problematiek. Tevens wordt aangegeven of een verwijzing regionaal of supra regionaal is.
C2. De afdeling verricht regelmatig en systematisch ‘second opinions’ en geeft consultatie en advies over individuele patiëntenzorg buiten de eigen afdeling aan 2e lijns ggz professionals of daarmee vergelijkbaren uit andere sectoren.(√) Toelichting: De onderbouwing geschiedt door een overzicht dat betrekking heeft op minimaal het jaar voorafgaand aan de visitatie. In dit overzicht dient te worden aangegeven: a. Het aantal second opinions. Onder een ‘second opinion’ wordt een verzoek tot diagnostiek en/of behandeladvies verstaan waarbij de patiënt daadwerkelijk onderzocht wordt. In het overzicht moet duidelijk worden wie de aanvrager is, of het gaat om een regionale of supra regionale aanvraag en door welke professional van de afdeling deze is behandeld. b. Activiteiten (in tijdsduur of aantal) op het gebied van consultatie en advies. Dit zijn vragen die betrekking hebben op diagnostiek en/of behandelbeleid, mondeling, schriftelijk, dan wel via de mail of telefonisch, zonder dat de patiënt zelf gezien wordt. Hierbij dient ook aangegeven te worden door wie advies is gevraagd (regionaal dan wel supra regionaal) en door welke professional(s) het advies is gegeven. De afdeling houdt beide activiteiten middels een registratiesysteem bij.
2
C3. De afdeling heeft één of meerdere ‘boegbeelden’. Hiermee wordt een behandelaar bedoeld die algemeen erkend wordt binnen de ggz als autoriteit op het betreffende vakgebied, met een uitgebreide en jarenlange expertise in de diagnostiek en behandeling van de specifieke doelgroep van de afdeling.(√)
Toelichting: Onderbouwing van het feit dat iemand een boegbeeld is en algemeen erkend wordt als autoriteit op het betreffende vakgebied moet blijken uit een aan te leveren CV van de betreffende perso(o)n(en) waarin het takenpakket m.b.t. de voorgedragen afdeling duidelijk blijkt. In dit CV moet o.a. een overzicht zijn opgenomen van de publicaties over het betreffende vakgebied. Dit hoeven niet uitsluitend wetenschappelijke publicaties te zijn; het kan ook publicaties betreffen die een opiniërend, educatief of beleidsmatig karakter hebben. Ook moet een overzicht gegeven worden van de presentaties over en de wijze van participatie in de ontwikkeling van het desbetreffende vakgebied (bijvoorbeeld betrokkenheid bij richtlijnontwikkeling, activiteiten in de beroepsvereniging). De persoon kan, maar hoeft niet per se, gepromoveerd te zijn. Het boegbeeld moet aantoonbaar minimaal een dag per week aan de afdeling verbonden zijn en daadwerkelijk betrokken zijn bij de patiëntenzorg en het beleid van de afdeling. Er kunnen meerdere boegbeelden per afdeling worden voorgedragen; er moet dan wel duidelijk worden gemaakt op welke (deel)terreinen zij boegbeeld zijn.
C4. De afdeling biedt minimaal 2 experimentele c.q. innovatieve behandelingen (interventies) aan. Deze behandelingen worden aantoonbaar onderzocht op effectiviteit.(√)
Toelichting: Als onderbouwing dient een korte beschrijving van de opgevoerde innovaties te worden overlegd met daarbij de wijze van effectonderzoek. Er moet worden onderbouwd dat het om een innovatie gaat. Indien een innovatie uitsluitend betrekking heeft op aanpassing m.b.t. de organisatie van het zorgaanbod, moet deze aanpassing substantieel zijn en een duidelijke verandering betreffen in vergelijking met ‘de doorsnee behandeling’ en tevens aantoonbaar en systematisch onderzocht worden op effectiviteit.
C5. Routinematige, periodieke evaluaties (zoals ROM) worden gebruikt om inzicht te verkrijgen in de behandelresultaten (effectmeting). Deze worden aantoonbaar toegepast bij de evaluatie van de individuele behandeling envan het behandelaanbod van de afdeling.(√)
Toelichting: Dit criterium dient onderbouwd te worden met een overzicht van de toepassing van de routinematige, periodieke evaluaties (zoals ROM) op de afdeling. Inzichtelijk moet worden met welke instrumenten dit uitgevoerd wordt, wanneer de meetmomenten zijn en wat de respons is over het jaar voorafgaand aan de visitatie. Er moet duidelijk gemaakt worden hoe deze uitkomsten worden gebruikt bij de evaluatie van de individuele behandeling en bij de evaluatie (en eventueel aanpassing) van het zorgaanbod. Hier dient een concreet voorbeeld van beschreven te worden.
3
C6. Er zijn minimaal 2 senior onderzoekers werkzaam op de afdeling. Zij zijn betrokken bij, dan wel verantwoordelijk voor de inhoud en continuïteit van het behandel- en onderzoeksbeleid.(√)
Toelichting: Onderbouwing geschiedt middels het overleggen van CV’s van de voorgedragen personen, met daarin duidelijk vermeld hoeveel uur zij aan de afdeling verbonden zijn. Minimaal 1 van de senior onderzoekers dient gepromoveerd te zijn. De ander(en) kan ook een clinicus zijn met ruime onderzoekservaring, zoals moet worden aangetoond door een aantal recente (van de afgelopen 5 jaar) onderzoekspublicaties in gerenommeerde (inter)nationale tijdschriften over onderzoek waaraan hij/zij actief heeft deelgenomen. Een van hen kan ook uitsluitend onderzoeker zijn. Als indicatie geldt dat minimaal 1 senior onderzoeker ten minste 3 dagen per week verbonden is aan de afdeling; een tweede senior onderzoeker is dat voor minimaal een dag per week. Minstens één van beiden is betrokken bij de directe patiëntenzorg. Indien het werkzaam zijn op de afdeling gerealiseerd is via een vorm van detachering vanuit een andere afdeling (bijv. een centrale researchafdeling) moet aangetoond kunnen worden, middels een overeenkomst met taakomschrijving en tijdsbeslag, dat iemand daadwerkelijk voor langere tijd voor een vast percentage van de werktijd verbonden is aan de afdeling en behalve voor concrete projecten ook rechtstreekse verantwoordelijkheid draagt voor het onderzoeksbeleid van de afdeling in het algemeen.
C7. Er is een hoogleraar als afdelingshoofd, consulent of als staflid verbonden aan de afdeling.
Toelichting: Aantoonbare inzet en betrokkenheid dient aangetoond te worden middels een CV van de voorgedragen hoogleraar en een overeenkomst waarin tijdsbeslag en taakomschrijving m.b.t. de betreffende afdeling zijn vastgelegd.
C8. De afdeling doet structureel patiëntgebonden onderzoek. Dit onderzoek heeft betrekking op de kwaliteit, effectiviteit en/of efficiency van diagnostiek en (innovatieve) behandeling van de specifieke patiëntengroep.(√)
Toelichting: Met het structurele karakter wordt gedoeld op een traditie van minimaal 3 jaar voorafgaand aan de visitatie. Er dienen altijd minimaal 2 onderzoeken te lopen, waarvan er altijd minstens één een promotieonderzoek is over een onderwerp dat samenhangt met de topklinische functie en rechtstreeks betrekking heeft op de desbetreffende patiëntengroep. Dit dient onderbouwd te worden met een overzicht over de afgelopen 3 jaar van de lopende onderzoeken (titel en onderwerp), namen van de uitvoerende onderzoekers, planning en financiering. Expliciet moet worden aangegeven welk van de onderzoeken een promotieonderzoek betreft. Bij dit laatste moet eveneens vermeld worden wie de promotoren zijn.
4
C9. Er zijn in de afgelopen 3 jaar minimaal 3 wetenschappelijke publicaties verschenen in een ‘peer reviewed’ internationaal of nationaal tijdschrift. Deze hebben betrekking op de desbetreffende topklinische functie en patiëntengroep en/of komen voort uit onderzoek dat op de betreffende afdeling heeft plaatsgevonden.(√) Toelichting: In een overzichtelijk document moeten de titel, de auteurs, het tijdschrift en de datum van de wetenschappelijke publicaties worden weergegeven van de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de visitatie, met daarin vermeld in welke van de volgende zoekmachines het betreffende tijdschrift is gerefereerd (Pubmed (Medline), PsycINFO (PsycLIT) of Embase). Indien mogelijk moet een link naar het artikel in het overzicht worden opgenomen. Verder geldt dat: abstracts voor symposia worden niet als wetenschappelijke publicatie beschouwd. publicaties kunnen eveneens worden goedgekeurd als deze niet in de genoemde medische zoekmachines voorkomen, maar wel in vergelijkbare zoekmachines (bijv. juridische), mits deze artikelen relevant zijn voor de patiëntenpopulatie. van de opgevoerde publicaties moet minimaal één auteur verbonden zijn aan de afdeling ten tijde van het schrijven van het artikel. publicaties mogen ook betrekking hebben op voorbereidend laboratorium- of preklinisch onderzoek.
C10. Er zijn in de afgelopen 3 jaar minimaal 3 voordrachten per jaar gehouden door professionals van de afdeling op gezaghebbende nationale en/ of internationale congressen of symposia.(√) Toelichting: Als onderbouwing dient een overzichtelijk document te worden overlegd over de afgelopen 3 jaren voorafgaand aan de visitatie met daarin vermeld om welk congres het gaat, wat de titel is van de presentatie en door welke professional de voordracht is gehouden. Vanzelfsprekend moeten de opgevoerde professionals aan de afdeling verbonden zijn.
C11. De afdeling besteedt structureel en aantoonbaar aandacht aan overdracht van kennis over de topklinische functie en/ of de patiëntenpopulatie van de afdeling.(√) Toelichting: Als onderbouwing dient een helder overzicht te worden overlegd van de activiteiten, bijeenkomsten, symposia en congressen die aan het criterium voldoen met daarbij de titel, programma, doelgroep, datum en plaats en een pdf van de betreffende uitnodiging(en) of programma.
C12. De afdeling participeert in de opleiding van artikel 14 BIG specialisten en heeft voor minimaal één van deze opleidingen een stageplaats beschikbaar.(√) Toelichting: Als onderbouwing dient een overzicht te worden overlegd van de beschikbare stageplaatsen voor de artikel 14 BIG specialisten te weten: psychiater of ander medisch specialist, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog, verpleegkundig specialist. Er dient minimaal één stageplaats voor een voor de afdeling relevante en voor de doelgroep dominante discipline beschikbaar te zijn.
Zelfevaluatie en beoordeling afdeling Toelichting: Hier formuleert de afdeling een korte zelfevaluatie met een eigen beoordeling van de criteria. Zij geeft hierbij aan wat haar sterke en zwakke kanten zijn en sluit af met een conclusie. 5
Beoordeling op instellingsniveau Basisgegevens:
Organogram instelling met daarbij duidelijk aangegeven de positie van de voorgedragen afdeling(en).
Instellingscriteria C1. De instelling heeft zich in al haar formele uitingen expliciet gecommitteerd aan het borgen van de topklinische ggz-functie(s) binnen haar organisatie op lange termijn.(√) Toelichting: Onderbouwing geschiedt middels de relevante beleidsdocumenten.
C2. De instelling is ISO- (of daarmee vergelijkbaar) gecertificeerd.(√) Toelichting: De instelling dient het ISO- of daarmee gelijkwaardig (zoals HKZ of NIAZ) certificaat te overleggen, waaronder minimaal de voorgedragen topklinische afdelingen vallen.
C3. De instelling toont aan de topklinische ggz-functies op lange termijn financieel voldoende te borgen zodat zij aan de criteria voor het keurmerk kunnen blijven voldoen.(√) Toelichting: Onderbouwing geschiedt middels een jaarrekening over het kalenderjaar voorafgaand aan de visitatie (indien niet beschikbaar, de jaarrekening van het jaar ervoor) en een begroting waarin expliciet wordt gemaakt hoe de (beoogde) TOPGGz afdeling(en) financieel worden geborgd.
C4. De instelling heeft één of meer samenwerkingsovereenkomsten met een universiteit en/of een UMC.(√) Toelichting: Onderbouwing geschiedt middels het overleggen van de samenwerkingsovereenkomst(en) van die samenwerkingsrelatie die voor de (beoogde) TOPGGz afdelingen het belangrijkste is. In deze overeenkomst of bijgevoegde ‘side letter’ moet duidelijk staan wat de aard van de samenwerking is, op welk onderzoek deze zich richt en hoe de (beoogde) TOPGGz afdelingen hier aantoonbaar van kunnen profiteren.
C5. Binnen de organisatie zijn alle relevante opleidingen in het kader van de artikel 14 BIG beroepen aanwezig, dan wel zijn er keuzestages aanwezig in het kader van een contract met een instelling waar hiervoor een volledig erkende opleiding is.(√) Toelichting: Onderbouwing geschiedt middels het overleggen van de formele erkenningen van de opleiding tot psychiater, klinisch psycholoog en/of klinisch neuropsycholoog en verpleegkundig specialist, dan wel de samenwerkingsovereenkomst(en) met de instelling waarmee de stages voor de betreffende opleiding(en) zijn vastgelegd.
Zelfevaluatie en beoordeling instelling Toelichting: Middels een korte zelfevaluatie analyseert de instelling de kwaliteit en continuïteit van de voorgedragen afdeling(en), alsmede de wijze waarop deze nu en in de toekomst geborgd worden.
6