3b) Hoorzitting MDV-varkensstallen 15 november 2010
Criteria en beoordelingsrichtlijnen Maatlat Duurzame Veehouderij en Aquacultuur Criteria en beoordelingsrichtlijnen voor het toetsen van stallen en viskwekerijen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij en Aquacultuur
Maatlat Duurzame Veehouderij - varkensstallen
Datum van ingang:
PM
Geldig tot en met:
PM
Vastgesteld door:
College van Deskundigen MDVA
Behorende bij volgnummer:
MDVA 1.1 PM
Publicatie van dit schema onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen. Het meest recente certificatieschema en eventuele ‘aanvullende besluiten’ staan gepubliceerd op www.smk.nl. Het woordmerk en het beeldmerk (logo) Maatlat Duurzame Veehouderij zijn wettelijk beschermd en gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau onder nummer 1151838. Het woordmerk en het beeldmerk (logo) Maatlat Duurzame Aquacultuur zijn wettelijk beschermd en gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau onder nummer 1178071. Bij onterecht gebruik van het woordmerk of het beeldmerk worden sancties opgelegd.
MDVA PM
algemene voorwaarden
pagina 1 van 10
Criteria en beoordelingsrichtlijnen Maatlat Duurzame Veehouderij en Aquacultuur Hoofdstuk 2: Maatlat Duurzame Veehouderij - varkensstallen
Datum van ingang:
PM
Geldig tot en met:
PM
Vastgesteld door:
College van Deskundigen MDVA
Behorende bij volgnummer:
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Publicatie van dit schema onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen. Het meest recente certificatieschema en eventuele ‘aanvullende besluiten’ staan gepubliceerd op www.smk.nl. Het woordmerk en het beeldmerk (logo) Maatlat Duurzame Veehouderij zijn wettelijk beschermd en gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau onder nummer 1151838. Bij onterecht gebruik van het woordmerk of het beeldmerk worden sancties opgelegd
MDVA PM
Hoofdstuk 2 MDV – Varkensstallen
Pagina 2 van 153
2.1 Beoordelingsrichtlijnen voor controle van criteria voor varkensstallen 2.1.1 Varkensstallen – guste en dragende zeugen Om in aanmerking te komen voor het MDV-certificaat, dient een bedrijf punten behalen op de ammoniakmaatlat, op de dierenwelzijnmaatlat, op de diergezondheidmaatlat en de energiemaatlat. Voor alle maatlatten is een minimum aantal punten vastgesteld en voor de overige punten (de zogenaamde vrije ruimte) kan de ondernemer zelf kiezen op welke maatlat(ten) ze behaald worden. Het is alleen mogelijk om een certificaat B (zie hoofdstuk 1) te behalen voor de MDV varkensstallen. Indien in de afdelingen voor guste en dragende zeugen enkele beerhokken aanwezig zijn, worden deze alleen beoordeeld naar het emissiebeperkend stalsysteem waar de dieren in worden gehouden. Als aannemelijk kan worden gemaakt dat het emissiereducerend systeem dat gebruikt wordt voor de zeugen ook in het stalsysteem voor de beren wordt toegepast, worden de investeringen in de beerhokken meegenomen in de beoordeling. Voor beren geldt derhalve alleen de ammoniaknorm en geen aanvullende welzijnseisen. Dit geldt alleen indien het aantal beren op het bedrijf beperkt is (< 3 % berenplaatsen ten opzichte van het aantal zeugenplaatsen op het bedrijf). Indien er meer beren op het bedrijf worden gehouden zal er voor de berenplaatsen voldaan dienen te worden aan de criteria voor dekberen. Voor de dekafdeling gelden dezelfde normen voor het te behalen puntenniveau. Het is mogelijk om de dekafdeling en de guste en dragende zeugenafdeling afzonderlijk te certificeren. Als er verschillende systemen onder één certificaat worden ondergebracht, wordt per maatregel beoordeeld hoeveel punten er worden behaald waarbij het systeem met de laagste puntenwaardering wordt aangehouden voor de puntenwaardering. Het is niet mogelijk om een aparte opfokzeugen dekafdeling onder de MDV te laten vallen. Niveau voor MDV – guste en dragende zeugen
Minimum ammoniakmaatlat Minimum dierenwelzijnmaatlat Minimum diergezondheidmaatlat Minimum energiemaatlat Minimum fijn stof maatlat Minimum maatlat bedrijf en omgeving Vrije ruimte Totaal
Bedrijfsomvang ≤ 350 nge Aantal punten 4 45 15 11 10 29 9 123
Bedrijfsomvang > 350 nge en ≤ 700 nge Aantal punten 4 50 17 11 10 34 9 135
Bedrijfsomvang > 700 nge Aantal punten 4 54 19 11 10 39 9 146
De wijze van berekenen van de bedrijfsgrootte in nge is opgenomen in hoofdstuk 1.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 3 van 153
Aanvullende toelichting bij de audits: - Bij de controle van de stal voor het stalcertificaat dienen zowel de “Richtlijnen controle stalontwerp” op basis van documenten als de “ Richtlijnen controle stal (aanvullend op controle stalontwerp)” te worden gevolgd. Er dient bij de audit voor het stalcertificaat dus opnieuw administratief op basis van de dan van toepassing zijnde documenten (incl. facturen) te worden gecontroleerd. Daarnaast vindt een visuele controle van de gerealiseerde maatregelen plaats waarbij soms ook metingen verricht moeten worden. - Indien voor maatregelen verschillende afmetingen voorkomen in de stal dan bepaalt de kleinste afmeting de score voor deze keuzemaatregel. Er wordt geen gemiddelde berekend bij eventueel verschillende situaties in een stal. toelichting stroefheidmeting betonvloeren De stroefheid van betonvloeren kan op twee wijzen worden bepaald: met de Leroux-meter of de FSC2000. Voor betonvloeren met profilering, zoals sleuven, honingraat of blokken is deze toelichting niet van toepassing. Deze geprofileerde vloeren behalen wel punten bij de maatregelen waar voor betonvloeren/-roosters. Leroux-meter De Pedulum-methode ofwel Leroux meter is een slingertoestel. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende norm: NEN 2873:1982/A1:1999 nl. Floor Slide Control 2000 (FSC2000) Bij de FSC2000 wordt de stroefheid elektronisch gemeten. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende werkwijze: NTA 7909:2003. Deze Nederlandse Technische Afspraak is een aanzet voor een volwaardige Nederlandse Norm (NEN) of Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR). Aanvullende richtlijnen: - de vloer wordt met een handveger of bezem gereinigd; - voor de meting de vloer bevochtigen met water; - de meetvoet staat bij het begin van de meting al tegen de vloer en trekt de FSC2000 op tegen de wrijvingsweerstand in; - het meetvoetje is van rubber noratestvoetje (Rubber SBR 302 Noratest, dichtheid 1,23 ± 0,02 kg/dm3, Shore-D: 49 ± 2, volgens EN-ISO-868); - de meetafstand per meting is 30 cm; - een te beoordelen vloer wordt op tenminste 3 willekeurige plaatsen (3 meetseries) bemeten. - per meetserie worden minimaal 4 meetruns uitgevoerd over hetzelfde oppervlak (meetspoor), in beide richtingen. - de meetwaarden binnen een meetserie mogen max 0,04 verschillen. Als dit niet het geval is dienen de metingen op het meetspoor te worden voortgezet tot 4 achtereenvolgende waarden zijn bereikt die binnen de range vallen. De gemiddelde FSC-waarde van deze 4 runs geeft de FSC-waarde van het betreffende meetserie. - De FSC-waarden van de 3 meetseries worden gemiddeld om tot een FSC-waarde voor de gehele vloer te komen. Indien de FSC-waarden van de meetseries meer dan 0,05 uiteenlopen dient het aantal meetseries te worden uitgebreid van 3 naar 5 en wordt op basis van deze 5 meetseries de FSC-waarde van de vloer bepaald.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 4 van 153
Normen In de MDV gelden de volgende normen voor stalvloeren om voor punten in aanmerking te komen bij de van toepassing zijnde keuzemaatregelen. norm Leroux
norm FSC2000 waarde
nieuwe betonvloeren in dierverblijven
> 63
> 0,60
hergebruikte betonvloeren in dierverblijven vloeren waar dieren komen maar niet verblijven (bijv. gangen voor aan- en afvoer van dieren)
> 45 > 45
> 0,60 > 0,45
Uitvoering controle Om aan te tonen dat de betonvloeren aan de norm voldoen, dient de vloer bemeten te worden door een onafhankelijk deskundige van een bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met het betreffende apparaat. De apparatuur dient geijkt en onderhouden te zijn. Van deze metingen dient een rapportage opgemaakt te worden waarin minimaal de volgende onderdelen zijn opgenomen: - naam, functie en bedrijf van de controleur; - datum of data waarop de metingen zijn uitgevoerd; - de meetwaarden van alle metingen, de resultante per meetserie en van de vloer als geheel; - de locatie waar de metingen zijn uitgevoerd (adres, diersoort, stal, afdelingen, hokken); - een beschrijving van de vloer en visuele beoordeling van de kwaliteit - de condities waaronder is gemeten (hok wel of niet in gebruik); - overige bijzonderheden. Prefab betonvloeren Bij vloeren van prefab betonelementen kan volstaan worden met een certificaat en/of korte rapportage voor het betreffende specifieke type betonelement waarin de stroefheid van de vloerdelen is opgenomen. Een dergelijke rapportage dient te zijn afgegeven door een onafhankelijk bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met Leroux of FSC2000 en mag maximaal vijf jaar oud zijn. Na vijf jaar dient de meting opnieuw te worden uitgevoerd voor de betreffende prefab betondelen. - uitvoerders van FSC2000-metingen moeten minimaal een MBO-opleiding in technische richting hebben afgerond. Indien geen technische richting is afgerond dan kan de uitvoerder met aantoonbaar minimaal 1 jaar ervaring (minimaal 20 metingen) in het uitvoeren van technische metingen voldoen. - het betrokken meetbedrijf verklaart in de meetrapportage dat men onafhankelijk is van de opdrachtgever en het bedrijf dat de betonvloer/elementen heeft geleverd/gemaakt.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 5 van 153
Ammoniakmaatlat: varkensstallen – guste en dragende zeugen De ammoniakmaatlat beschrijft een aantal systemen uit bijlage 1 van de Rav met de bijbehorende puntenscore. Er dienen minimaal 4 punten behaald te worden, dit is equivalent aan een maximale ammoniakemissie van 2,5 kg NH3 per dierplaats per jaar. Voor stallen die niet op deze lijst staan en die wel op bijlage 1 van de Rav zijn opgenomen kan het behaalde aantal punten worden berekend. Een emissie van 2,6 kg per dierplaats per jaar levert 0 punten op en een emissie van 0,0 kg per dierplaats levert 100 punten op. De verhouding tussen de emissie en het aantal punten is lineair. De formule hiervoor is: Aantal punten ammoniakmaatlat = 100 – (100/Emax)*Estal waarbij Emax de maximale emissie volgens Besluit Huisvesting is en Estal de emissiewaarde van de stal in de Rav Het aantal punten op de ammoniakmaatlat wordt naar dichtstbijzijnde gehele getal afgerond. De controle na oplevering van de stal van de ammoniakmaatlat geschiedt administratief op basis van de vergunningen. Visueel wordt gekeken of het type stal op de vergunning overeenkomt met de werkelijke situatie. Bijvoorbeeld of de luchtwassers aanwezig zijn, er mestbanden aanwezig zijn of dat er sprake is van een nageschakelde techniek. Waar van toepassing voor de puntenberekening dient gecontroleerd te worden middels meting, specificatie en/of meetrapporten gecontroleerd of (de onderdelen van) installaties aan de vereiste capaciteit voldoen. Proefstal Een certificatie-instelling kan een vergunde proefstal certificeren mits: 1) voor de betreffende stal een beschikking is afgegeven door de minister van VROM met een bijzondere emissiefactor (proefstal) en 2) de toegekende bijzondere emissiefactor van deze proefstal voldoende punten behaalt op de ammoniakmaatlat (zie bovenstaande berekenwijze) en 3) de proefstal als zodanig is opgenomen in de milieuvergunning en 4) aan alle andere normen zoals beschreven in MDV is voldaan.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 6 van 153
Ammoniakmaatlat; stallen voor guste en dragende zeugen met bijbehorend Rav nummer en puntenaantal Rav nr
D D D D D D D D
Systeem
NH3 emissie (kg NH3 / dierplaats/ jaar) 2,5 1,8 1,3 1,3
1.3.3 1.3.4 1.3.6 1.3.7 1.3.8 1.3.8.1 1.3.8.2 1.3.9
punten ammoniak maatlat
spoelgotensysteem met dunne mest mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie Koeldeksysteem 115% koeloppervlak 2,2 135% koeloppervlak 2,2 groepshuisvestingssysteem met voerligboxen of zeugenvoerstations, zonder strobed, met schuine putwanden in het mestkanaal D 1.3.9.1 met metalen driekantroosters 2,3 D 1.3.9.2 roosters anders dan metalen driekant 2,5 D 1.3.11 chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie 0,21 D 1.3.12 luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch D 1.3.12.1 gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser 0,63 D 1.3.12.2 gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter 1,26 D 1.3.12.3 gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter 0,63 D 1.3.12.4 gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser 0,63 *gecombineerde luchtwasser worden gewaardeerd met extra punten. Voor de puntenberekening wordt 90% ammoniakreductie als uitgangspunt genomen omdat deze gecombineerde wassers ook een bijdrage leveren aan andere duurzaamheidaspecten. ** hier wordt verwezen naar de energiemaatlat waarbij bepaalde Rav systemen ook punten scoren op de energiemaatlat
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Punten energie maatlat**
4 31 50 50
1 1 0 0
15 15
10 10
12 4 92
5 5 0
90*
0
90*
0
90*
0
90*
0
Pagina 7 van 153
In de Ravlijst is voor de varkenshouderij een additionele techniek opgenomen. Deze kan voor een beperkt aantal Rav stalsytemen worden meegenomen (zie voetnoot in de regeling). Systemen die voldoende punten behalen voor het ambitieniveau staan in de onderstaande tabel genoemd.
D 1.3
diercategorie guste en dragende zeugen
Rav nr
systeem
D4
Additionele technieken
D 4.1
Drijvende ballen in de mest 29% emissiereductie (BWL 2010.01)17
D 1.3.1
smalle ondiepe mestkanalen met metalen driekantroostervloer en rioleringssysteem (alleen toepasbaar bij individuele huisvesting) (Groen Label BB 95.02.027V1)
NH3 emissie (kg NH3 / dierplaats/ jaar)
Aantal punten
Punten energie maatlat**
reductie van 29%
Te combineren met D 1.3.1
nvt
2,4
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
32 PM
Pagina 8 van 153
Dierenwelzijnmaatlat: varkensstallen – guste en dragende zeugen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Dierenwelzijnmaatlat; keuzemaatregelen dierenwelzijn – guste en dragende zeugen
1
2
3
4 5
6
Criterium dierenwelzijnmaatlat Permanent beschikbaar oppervlak per dier: > 2,50 m2 > 2,75 m2 > 3,00 m2 Bij dubbele rij voerligboxen met uitloop moet vrije ruimte > 2,00 m zijn voor alle systemen: bij > 3,00 m vrije ruimte in looppaden voor de zeugen Aanwezigheid permanent toegankelijke buitenuitloop (verhard, tenminste 1,0 m2 per dier) Onverharde uitloop (tenminste 5,0 m2 per dier) Weidegang (tenminste 100 m2 per zeug) Groepsgrootte < 20 zeugen < 40 zeugen < 60 zeugen < 80 zeugen >= 80 zeugen Oppervlak dichte vloer per dier: > 1,50 m2 dichte vloer > 1,70 m2 dichte vloer
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
5 8 10
n.v.t. 3
3
5
15
0 2 4 6 8
4 7
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 9 van 153
7
8 9
Criterium dierenwelzijnmaatlat Uitvoering ligplaats: - bolle vloer / vloer onder afschot - bolle vloer / vloer onder afschot met vloerisolatie - volledig ingestrooide ligruimte Maatvoering ligplaats - breedte van de ligplaats voor iedere individuele zeug is > 0,70 m Hokindeling met scheiding functiegebieden Verrijkingsmateriaal Materialen zijn permanent beschikbaar, geautomatiseerd verstrekt en toegankelijk. Kwaliteit verrijkingsmateriaal: - Bijtbaar - Wroetbaar - Eetbaar - Noviteit
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
0 1 8
2
5
1 2 1 1
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 10 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat 10 Toegankelijkheid verrijkingsmateriaal (vermenigvuldigingsfactor ): - toegankelijk voor < 15% van de dieren tegelijkertijd - toegankelijk voor < 25% van de dieren tegelijkertijd - toegankelijk voor < 50% van de dieren tegelijkertijd - toegankelijk voor > 50% van de dieren tegelijkertijd - extra punt voor interactie met buurhokken 11 Drinkwaterregistratie per afdeling (direct afleesbaar of via managementsysteem) 12 Voergift: - krachtvoer wordt op groepsniveau verstrekt (bv lange trog) - Krachtvoer wordt op individu-niveau verstrekt (bv voerdosator) - Krachtvoer wordt op individu-niveau ingesteld (bv voerstation) - (Aangepast) krachtvoer staat onbeperkt ter beschikking
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Factor
1 2 3 4
1 2
0
3
5
7
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 11 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat 13 Bescherming tijdens het vreten: - Zeugen staan onbeschermd te vreten - Zeugen staan tussen (schoft)hekjes te vreten - Zeugen staan volledig beschermd en ongestoord (ingesloten) te vreten zonder centrale tijdsgestuurde vergrendeling van ingesloten vreetplaatsen - Zeugen staan volledig beschermd en ongestoord (ingesloten) te vreten met centrale tijdsgestuurde vergrendeling van ingesloten vreetplaatsen 14 Wijze van voeren: - Zeugen moeten na elkaar eten (volledig volgtijdig) - Een aantal zeugen kan tegelijkertijd vreten - Alle zeugen kunnen tegelijkertijd vreten 15 Ruwvoer De zeugen hebben permanent de beschikking over ruwvoer (anders dan stro), machinaal verstrekt
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
0 2 3
5
0
3 5
5
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 12 van 153
16
17
18
19
Criterium dierenwelzijnmaatlat Uitvoering mestplaats: - dichte vloer (minimaal 63 Leroux of FSC2000 waarde 0,60 bij aanschaf) met gierafvoer - geprofileerde metaalroosters - gietijzeren roosters - betonroosters (minimaal 63 Leroux of FSC2000 waarde 0,60 bij aanschaf) - ingestrooide mestruimte Groepssamenstelling: - vaste groep (samenstellen voor of enkele dagen na het dekken) - wisselgroep, waaraan steeds zeugen worden toegevoegd Aparte of aanvullende ruimte voor het samenstellen van een nieuwe groep: totaal beschikbaar < 5,0 m2 / dier totaal beschikbaar > 5,0 m2 / zeug totaal beschikbaar > 10,0 m2 / zeug Vluchtvoorzieningen in de mengruimte (schotjes / boxen)
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
1 0 2 2 3
10
0
0 5 8 2
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 13 van 153
20
21
22
23
24 25
26
Criterium dierenwelzijnmaatlat In de afdeling kan een afzondergelegenheid met voer en water worden gecreëerd om een individuele zeug, indien nodig, tijdelijk af te zonderen Emissiebeperkende inrichting in de stal (luchtwasser valt hier derhalve niet onder) Voorkomen hittestress: a) koelen ingaande stallucht b) automatische douche of verneveling boven rooster Directe daglichttoetreding, uitgaande van percentage van lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak ten opzicht van het vloeroppervlak > 2,0 % > 3,0 % > 5,0 % Schuurvoorziening (schuurpaal / borstel) Zoelgelegenheid, alleen in combinatie met onverharde buitenuitloop Leer- en gewenhok voor opfokzeugen
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
5
3
3 5
2 3 4 2 6
5
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 14 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat 27 Voorgaande schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel is de slachterij en deze bevindt zich op dezelfde locatie
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
1 1 2
(punten voor de voorgaande/nagaande schakel kunnen alleen behaald worden mits het bedrijf minimaal de helft van de dieren op eigen bedrijf aanhoudt)
28 geautomatiseerd managementsysteem voor productiekenmerken met datageheugen
2
29 alarmsysteem met doormelding voor stroomuitval
2
30 noodstroomvoorziening
2
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Administratieve toetsing of een geautomatiseerd managementsysteem voor productiekenmerken met datageheugen (voor minimaal één jaar of als de dieren langer dan een jaar gehouden worden van minimaal een hele ronde) aanwezig is. Administratieve toetsing of een alarmsysteem met doormelding aanwezig is. Onder doormelding wordt verstaan dat het alarm wordt doorgegeven naar een vaste telefoon, een mobiele telefoon of een semafoon (pieper). Administratieve toetsing of een noodstroomvoorziening aanwezig is met voldoende capaciteit om de reguliere bedrijfsvoering te kunnen uitvoeren (ventilatie, voerverstrekking, e.d.)
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Controleren of het managementsysteem werkt en actuele gegevens beschikbaar zijn (uitdraai controleren).
Alarm in gang zetten en nagaan of dit volgens de beschrijving werkt.
Visuele controle of noodstroomvoorziening aanwezig en toetsing of deze functioneert.
Pagina 15 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat 31 Brandblussers Brandveiligheidsplan met een door de brandweer goedgekeurd aanvalsplan
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten 1 3
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) Administratieve toetsing of aan de volgende normen wordt Controleer of de documentatie, apparatuur of installatie voldaan. Per bouwwerk dienen ten minste twee aanwezig is en functioneert. handbrandblussers aanwezig te zijn met een inhoud van ten minste 12 kg, geschikt voor de brandklassen A, B en C. Het brandveiligheidsplan is aantoonbaar doorgesproken met de brandweer en minimale eisen zijn: - gebruik isolatiematerialen uit de euro brandklasse A of B - grotere technische installaties in compartimenten met 60 minuten brandwerendheid (Weerstand tegen Branddoorslag en Brandoverslag) - een bluswatervoorziening voor de brandweer aanwezig met een capaciteit van ten minste 60 m3/uur op maximaal 200 meter afstand de stal - per brandcompartiment ten minste twee (nood)uitgangen, een vluchtroute is maximaal 45 meter en in een verkeersruimte met een doodlopend einde maximaal 10 meter.
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 16 van 153
Diergezondheidsmaatlat: varkensstallen – guste en dragende zeugen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Diergezondheid maatlat; keuzemaatregelen diergezondheid – guste en dragende zeugen
1 2
Criterium diergezondheidsmaatlat spoelplaats voor voertuigen Vuile schone weg: onderdelen voor principe van vuile/ schone weg: a) belemmering om het erf op te rijden en looplijnenschets is voor alle bezoekers zichtbaar opgehangen en de transportwegen zijn verhard. b) scheiding schone en vuile weg middels hygiënevoorzieningen op alle overgangen voor mens, dier en materiaal. c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg Er zijn maximaal 9 punten te behalen.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
a) Vaste belemmeringen voor voertuigen om direct op het erf te komen, zoals een slagboom of toegangshek dat gesloten kan worden. Een flexibele belemmering van bijvoorbeeld touw voldoet ook mits het mogelijk is de doorgang volledig af te sluiten. Er dient een schets te zijn met “looplijnen” voor personen, intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen waarin kruisingen tussen de looplijnen zoveel mogelijk vermeden zijn. De transportwegen voor voer, dieren en mest zijn verhard met stenen, beton, asfalt of puin. b) strikte scheiding tussen de schone weg en vuile weg. Onder de schone weg wordt verstaan: het gedeelte van het perceel waar de dieren zich bevinden met het gedeelte van het perceel waar verkeer van personen en/of intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen tussen de verschillende stallen plaatsvindt. Onder het vuile bedrijfsgedeelte valt alles dat niet onder het schone bedrijfsgedeelte valt. Tussen een vuile en schone weg is een duidelijke scheiding in de vorm van een minimaal 1 meter hoge afscheiding of een natuurlijke barrière zoals een sloot of heg. Deze afscheiding is aaneengesloten en biedt geen directe toegang tot het schone bedrijfsgedeelte. c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg: - indien een buitenmuur is aangemerkt als
Visuele controle of aan de normen wordt voldaan. Een looplijnenschets kan bijvoorbeeld zijn gemaakt op een bouwtekening of een schematische plattegrond van het bedrijf.
3
3
3
3
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 17 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
3
4
Punten
Looplijnenschets aanwezig en zichtbaar opgehangen Opgenomen in maatregel 2
2
ongediertebestrijdingsplan (minimaal voor vliegen, ratten en muizen, evt. ook voor vogels en andere in het wild levende dieren) Erfverharding (min. 2,0 m) aansluitend aan de stallen en eventuele uitloop (rondom)
2
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
3
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat afscheiding tussen vuil en schoon mogen in deze muur geen (ventilatie)openingen aanwezig zijn. - indien een stalmuur met ventilatieopeningen als scheiding fungeert tussen vuil en schoon, dienen de transportwegen minimaal 5 meter verwijderd te zijn van luchtinlaten van de stal en open voeropslag. - de scheiding tussen vuil en schoon ligt op minimaal 5 meter van de buitenmuren - bedrijf dat geen vuile-schone weg principe heeft doorgevoerd, kan hier punten halen als bij geen van de ventilatieopeningen transport van mest, dieren of voer plaatsvindt binnen een straal van 5 meter Op (een kopie van) de bouwtekening of andere schematische tekening (bijvoorbeeld tekening van de milieuvergunning) worden de looplijnen weergegeven met verschillende kleuren om de volgende looplijnen te onderscheiden: voerlijnen, biggenlijnen, varkenslijnen, kadaverlijnen, mestlijnen, bezoekerslijnen, inseminatielijnen etc. Het moet duidelijk zijn dat de looplijnen logisch zijn, mogelijkheden voor het verkorten van de looplijnen anders dan aangegeven op de tekening, door de aanwezigheid van deuren, worden niet goedgekeurd. Op basis van de ingeleverde documenten wordt getoetst of punten behaald worden. Het bedrijf heeft een uitgebreid ongediertebestrijdingsplan dat mede is opgesteld door een extern deskundige (bijv. ongediertebestrijdingsdienst) en alle bij oplevering te controleren onderdelen zijn uitgevoerd en aanwezig. Minimaal 2,0 meter verharding aansluitend om alle stallen en eventuele overdekte uitlopen. Verharding betekent: straatstenen, beton of asfalt, antiworteldoek met grind en zonder beplanting. Indien niet overal twee meter brede verharding
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
De looplijnen zijn op een groot bord in de hygiënesluis of andere plaats bij de ingang duidelijk weergegeven.
Controleer of de te controleren onderdelen uitgevoerd en aanwezig zijn.
Controleer de verharding rondom de stal en stel vast of de verharding ook tussen de stallen aanwezig is.
Pagina 18 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
5
Hygiënesluis: hygiënesluis (bestaat uit minimaal twee gedeelten, heeft een wasbak voorzien van warm- en koudwaterkraan en een bezoekerslijst) aanvullende punten bovenop bovenstaande hygiënesluis: - een wasbak voorzien van een knie-, elleboogbediening of een infraroodsensor - sluis met drie gedeelten waarvan middelste voorzien van een douche - laarzenborstel met watertoevoer - een UV kast
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
5
1
2 2 2
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat aanwezig is of niet aansluitend aan de stal geplaatst is worden geen punten behaald. Administratieve toetsing of aan normen is voldaan, er worden maximaal 12 punten behaald. De hygiënesluis is betegeld of gecoat en goed reinigbaar (wanden zijn glad afgewerkt). De vloer en de wanden zijn is licht van kleur (eventueel vuil is goed zichtbaar). De hygiënesluis bestaat uit minimaal twee gedeelten: vuile deel en schoon deel. De delen zijn van elkaar gescheiden door een muurtje met smalle doorgang of een bankje. Boven de scheiding of in een apart deel tussen vuil en schoon is een wasbak aanwezig met warm- en koud waterkraan. In het vuile deel zijn kapstokken voor bezoekerseigen kleding in schone deel kapstokken voor bedrijfskleding. Verder is een laarzenreiniger aanwezig. Vanuit de hygiënesluis is geen directe toegang mogelijk naar de dierenverblijven. Een bezoekerslijst hangt goed zichtbaar binnen bij de entree. Bij hanteren van een vuile-schone weg ligt de hygiënesluis op de overgang tussen vuil en schoon. Extra punten zijn te behalen: - een kraan bij de wasbak voorzien van knie- of elleboogbediening dan wel infraroodsensor. - drie gedeelten in hygiënesluis, naast vuil en schoon een tussendeel met een doucheruimte die glad betegeld of gecoat (effen wit of effen crèmekleurig) is met een afvoerputje, douchekop en mengkraan voor warm/koud water. - laarzenborstel in middelste gedeelte aangesloten op waterleiding en boven een afvoerputje - een UV kast in het middengedeelte voor het ontsmetten van materialen die op het schone gedeelte van het bedrijf komen.
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Controleer de hygiënesluis op de fysieke aanwezigheid op de benodigde onderdelen op de juiste plaats.
Pagina 19 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat 6 - quarantaine stal voor aangevoerde opfokgelten minimaal 5 weken of - eigen opfokafdelingen (controle met milieuvergunning) 7 - Combiwasser of Chemische lucht wasser - Een absoluut filter 8 Afleverplaats voor dieren aan de rand van het bedrijf 9 Krachtvoersilo’s met bedrijfseigen krachtvoersilokoppeling/aa nvoerslang - op het schone bedrijfsgedeelte met een aansluitpunt op het vuile bedrijfsgedeelte - op het vuile bedrijfsgedeelte met automatische voertransport (door middel van bijvoorbeeld een voervijzel) naar het schone bedrijfsgedeelte. 10 Mestafvoer: - Het ophaalpunt van de mestcontainers bevindt zich op de vuile weg of de mestcontainers zijn zo gesitueerd dat de vrachtwagen voor het ophalen van de mestcontainers niet op de
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing of de krachtvoersilo(‘s) met bedrijfseigen krachtvoersilokoppelingen/ of – aanvoerslangen zich bevinden zich op het schone bedrijfsgedeelte of op het vuile bedrijfsgedeelte. Indien de silo op het vuile bedrijfsgedeelte staat en (tevens) handmatig wordt gevoerd met een voerwagen moet de route tussen de silo en de stal aantoonbaar via de schone weg verlopen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een toegankelijk ‘voertappunt’ op het schone bedrijfsgedeelte.
Visuele toetsing of aan de norm is voldaan.
Administratieve toetsing bij gebruik van mestcontainers of deze naar de vuile weg toe verplaatst kunnen worden of dat ze bereikbaar zijn vanaf de vuile weg. De vrachtwagens die de containers ophalen of afleveren mogen niet langs de stal komen. Administratieve toetsing bij gebruik van mestaanzuigpunten: er zijn bedrijfseigen aansluitkoppelingen en de locatie ligt:
Visuele controle of aan de norm is voldaan wat betreft locatie mestafvoer. Indien sprake is van een mestaanzuigpunt is de aansluitkoppeling fysiek aanwezig.
4
8
3 6 3
2
2
2
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 20 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat schone weg komt. Mestaanzuigpunt met bedrijfseigen aansluitkoppelingen: - op de vuile weg bij toepassing van een schone- en vuile weg principe - op rand van erf 11 Aanvoersluis voor strooisel en zakgoed 12 Kadaverkoeling op scheiding vuile en schone weg
13 Gescheiden stallen per diercategorie (ruimtelijk en klimaat gescheiden) met eigen toegang en omkleedruimte 14 Frequente en volledige afvoer van mest uit de afdeling Mest direct afvoeren van het bedrijf
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
- bij het toepassen van een schone- en vuile weg principe op het vuile bedrijfsgedeelte. - in alle andere situaties aan de rand van het erf nabij de openbare weg waarbij de transportwagen direct naar het aansluitpunt kan rijden zonder langs de stal te rijden. Het aansluitpunt met de vrachtwagen is minimaal 5 meter verwijderd van de dichtstbijzijnde stal of voeropslag.
2 1
2 2
De kadaverkoeling staat op de scheiding van de vuile en schone weg. De kadavers kunnen aan de schone kant ingereden worden en aan de vuile kant kan de ondernemer de kadaverkoeling openen om het naar de rand van het bedrijf te verplaatsen. De kadaverkoeling is aangesloten op elektriciteit. De kadaverkoeling staat op een vloeistof dichte vloer. Bij het ontbreken van het schone-vuile weg principe worden geen punten behaald.
Visuele controle of aan de norm is voldaan. Tevens wordt temperatuur van de kadaverkoeling getoetst, deze is maximaal 10 graden Celsius. Het vloeistofdicht zijn van de vloer wordt getest door het uitgieten van een emmer met water over de vloer waarbij het water niet mag weglopen via de vloer maar op de vloer blijft staan. Afvoer is afsluitbaar.
De mest wordt direct afgevoerd van het bedrijf en er is geen eigen mestopslag op het bedrijf aanwezig. De mest wordt bijvoorbeeld direct naar een buurlocatie gebracht zonder dat er contact tussen de locaties bestaat. Bijvoorbeeld als een rail is met mestcontainers waarbij de mest naar de buurlocatie
Controleer of een mestafvoersysteem aanwezig is waarbij geen sprake is van direct contact tussen de stal en de locatie buiten het bedrijf. Een transportband die rond gaat tussen stal en buurlocatie voldoet niet omdat hier sprake is van direct contact.
8
3
1
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 21 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
wordt getransporteerd en de containers reinigbaar zijn. 15 Dichte hokafscheiding tussen hokken 16 Zeugendouche 17 Schoonmaakrobot 18 Vaste inweekinstallatie boven hok 19 centrale hogedrukleiding (minimaal 30 bar) 20 Doorspoelinstallatie voor waterleidingen 21 Drinkwaterregistratie per afdeling (direct afleesbaar of via managementsysteem) 22 Gescheiden systemen voor drinkwater en medicijnen geregeld per afdeling 23 Gesloten drinkwaterleidingsysteem
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
3 6 3 3 2 2 2
2
2
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 22 van 153
Energiemaatlat: varkensstallen – guste en dragende zeugen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Toelichting: Binnen de MDV is er soms verschil in differentiatie in punten naar diersoort en –categorie. Bij energie gaat het veelal om de volgende reden, er is gekeken naar het al of niet inzetten van verwarming voor hoge(re) ruimtetemperaturen. Als er normaal geen verwarming wordt toegepast, zijn geen punten toegekend.
Energie maatlat; keuzemaatregelen energie – guste en dragende zeugen Criterium energiemaatlat 1 2
3 4 5 6 7
8
Huisvesting op stro Gemiddelde isolatiewaarde: 2,5
4,5
Putdiepte maximaal 1,0 m Warm(te-terug)winning warmtewisselaar: lucht/lucht warmtewisselaar: lucht/water warmtewisselaar: water/water warmtewisselaar: lucht/grond (grondbuizen) luchtaanvoer via grondkanalen
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Volgens IPPC (met verwijzing naar Bouwbesluit) moet de gemiddelde isolatie van een gebouw minimaal een Rwaarde van 2,5 m2 K/W hebben over het hele gebouw (vloer, muren en dak). Dit kan worden aangetoond door middel van berekeningen (NEN 1068 van mei 1997). Als door het na-isoleren van een bestaand gebouw dezelfde R-waarde wordt behaald, wordt dit met hetzelfde aantal punten gewaardeerd. Bij een bedrijf met een kelder onder de vloer, mag de Rc waarde berekend worden op basis van isolatiewaarde van wanden en dak en mag de vloer buiten beschouwing worden gelaten. Een geïsoleerd plafond mag worden meegerekend mits het een geheel vormt met het dak. De tussenruimte mag niet dienen als een onderdeel van het klimaatbeheersingsysteem in de stal.
Nagaan of de aangegeven materialen in aangegeven diktes zijn toegepast.
1 1 2 3
1 5 3 1 2
1
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 23 van 153
Criterium energiemaatlat 9
10 11 12 13 14
warmte/koude-opslag in de grond via grondwarmtewisselaar warmte/koude-opslag in de grond via aquifer gebruik warmte-overschot van naastliggende activiteit warmtepomp warmtedak rondpompen warmte Duurzame energiebronnen
15 verwarmingsketel gestookt op afvalhout 16 warmtekrachtinstallatie gestookt met biomassa 17 warmtekrachtinstallatie met behulp van een zuigermotor 18 windenergie vermogen ≤ 25 kW vermogen > 25 kW 19 zonne-energie 25% besparing* 50% besparing* 75% besparing* 100% besparing* * op elektraverbruik van het bedrijf Verwarming 20 verwarmen ingaande lucht
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
4
4 5 1 2 1 De norm geldt voor het hele bedrijf (of in ieder geval voor alle stallen van het bedrijf voor de betreffende sector, te weten varkens/leghennen/vleeskuikens/melkvee/vleeskalveren). Het totale energieverbruik van het bedrijf wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stallen plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen. Het is ook mogelijk om punten voor duurzame energie te behalen voor het verbruik gerelateerd aan de te certificeren stal in plaats van aan het hele bedrijf. Het totale energieverbruik van de stal wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stal plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen naar rato van aantal dierplaatsen. Dit kan alleen indien wordt aangetoond dat 1) (een deel van) de geproduceerde duurzame energie direct naar de betreffende stal gaat en 2) de capaciteit van de duurzame energievoorziening niet eerder in een MDV certificaat aan een andere stal van het bedrijf is toegerekend. 10 14 12
3 5 1 3 5 7
4
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 24 van 153
Criterium energiemaatlat
21 22 23
24 25 26
27
28 29 30 31 32 33 34 35
door middel van een water/lucht wisselaar Ventilatie automatisch gestuurde natuurlijke ventilatie meetwaaier en smoorunit regeling ventilatoren voor klimaatbeheersing: ventilatie per afdeling/stal - triacregeling - frequentieregeling centrale afzuiging: - triacregeling - frequentieregeling cascaderegeling ventilatoren hybride ventilatie koelen ingaande lucht door middel van een water/lucht wisselaar Verlichting daglicht: verdeeld over de afdeling minimaal 2,0% van vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak hoofdverlichting: LED hoofdverlichting: natrium-/ metaalhalidelampen hoofdverlichting: HFTLverlichting energiezuinige armaturen Bewegingsmelders schemerschakelaars gescheiden verlichtingscircuits daglichtkokers
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
6 1
1 2 2 3 2 1 2
2
2 2 1 1 1 1 1 2
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 25 van 153
Criterium energiemaatlat
Punten
36 Energie-efficiënt verlichtingssysteem Emissiearme technieken 37 Bonuspunten indien voor reductie van ammoniakemissie en van fijn stofemissie is gekozen voor een techniek die relatief energiezuinig is
1
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van ammoniakemissie (zie ammoniakmaatlat) en op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van fijn stof (zie maatlat fijn stof). De laagste puntenwaardering op energie van deze systemen is het aantal punten dat voor “emissie-arme technieken” op de energiemaatlat wordt behaald. Er kunnen maximaal 10 punten behaald worden voor deze maatregel.
Administratieve toetsing van puntenwaardering op basis van gerealiseerde techniek voor ammoniakemissie reductie en fijn stof reductie.
Hoofdstuk 2 MDV – Guste en dragende zeugen
Pagina 26 van 153
2.1.2 Varkensstallen - kraamzeugen Om in aanmerking te komen voor het MDV-certificaat, dient een bedrijf punten behalen op de ammoniakmaatlat, op de dierenwelzijnmaatlat, op de diergezondheidmaatlat en de energiemaatlat. Voor alle maatlatten is een minimum aantal punten vastgesteld en voor de overige punten (de zogenaamde vrije ruimte) kan de ondernemer zelf kiezen op welke maatlat(ten) ze behaald worden. Het is alleen mogelijk om een certificaat B (zie hoofdstuk 1) te behalen voor de MDV varkensstallen. Niveau voor MDV – kraamzeugen Bedrijfsomvang Bedrijfsomvang Bedrijfsomvang ≤ 350 nge > 350 nge en ≤ 700 nge > 700 nge Aantal punten Aantal punten Aantal punten Minimum ammoniakmaatlat 14 14 14 Minimum dierenwelzijnmaatlat 21 25 27 Minimum diergezondheidmaatlat 9 10 11 Minimum energiemaatlat 11 11 11 Minimum fijn stof maatlat 10 10 10 Minimum maatlat bedrijf en omgeving 29 34 39 Vrije ruimte 10 10 10 Totaal 104 114 122
De wijze van berekenen van de bedrijfsgrootte in nge is opgenomen in hoofdstuk 1. Aanvullende toelichting bij de audits: - Bij de controle van de stal voor het stalcertificaat dienen zowel de “Richtlijnen controle stalontwerp” op basis van documenten als de “ Richtlijnen controle stal (aanvullend op controle stalontwerp)” te worden gevolgd. Er dient bij de audit voor het stalcertificaat dus opnieuw administratief op basis van de dan van toepassing zijnde documenten (incl. facturen) te worden gecontroleerd. Daarnaast vindt een visuele controle van de gerealiseerde maatregelen plaats waarbij soms ook metingen verricht moeten worden. - Indien er voor maatregelen verschillende afmetingen voorkomen in de stal dan bepaalt de kleinste afmeting de score voor deze keuzemaatregel. Er wordt geen gemiddelde berekend bij eventueel verschillende situaties in een stal. toelichting stroefheidmeting betonvloeren De stroefheid van betonvloeren kan op twee wijzen worden bepaald: met de Leroux-meter of de FSC2000. Voor betonvloeren met profilering, zoals sleuven, honingraat of blokken is deze toelichting niet van toepassing. Deze geprofileerde vloeren behalen wel punten bij de maatregelen waar voor betonvloeren/-roosters. Leroux-meter
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 27 van 153
De Pedulum-methode ofwel Leroux meter is een slingertoestel. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende norm: NEN 2873:1982/A1:1999 nl. Floor Slide Control 2000 (FSC2000) Bij de FSC2000 wordt de stroefheid elektronisch gemeten. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende werkwijze: NTA 7909:2003. Deze Nederlandse Technische Afspraak is een aanzet voor een volwaardige Nederlandse Norm (NEN) of Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR). Aanvullende richtlijnen: - de vloer wordt met een handveger of bezem gereinigd; - voor de meting de vloer bevochtigen met water; - de meetvoet staat bij het begin van de meting al tegen de vloer en trekt de FSC2000 op tegen de wrijvingsweerstand in; - het meetvoetje is van rubber noratestvoetje (Rubber SBR 302 Noratest, dichtheid 1,23 ± 0,02 kg/dm3, Shore-D: 49 ± 2, volgens EN-ISO-868); - de meetafstand per meting is 30 cm; - een te beoordelen vloer wordt op tenminste 3 willekeurige plaatsen (3 meetseries) bemeten. - per meetserie worden minimaal 4 meetruns uitgevoerd over hetzelfde oppervlak (meetspoor), in beide richtingen. - de meetwaarden binnen een meetserie mogen max 0,04 verschillen. Als dit niet het geval is dienen de metingen op het meetspoor te worden voortgezet tot 4 achtereenvolgende waarden zijn bereikt die binnen de range vallen. De gemiddelde FSC-waarde van deze 4 runs geeft de FSC-waarde van het betreffende meetserie. - De FSC-waarden van de 3 meetseries worden gemiddeld om tot een FSC-waarde voor de gehele vloer te komen. Indien de FSC-waarden van de meetseries meer dan 0,05 uiteenlopen dient het aantal meetseries te worden uitgebreid van 3 naar 5 en wordt op basis van deze 5 meetseries de FSC-waarde van de vloer bepaald. Normen In de MDV gelden de volgende normen voor stalvloeren om voor punten in aanmerking te komen bij de van toepassing zijnde keuzemaatregelen. norm Leroux
norm FSC2000 waarde
nieuwe betonvloeren in dierverblijven
> 63
> 0,60
hergebruikte betonvloeren in dierverblijven vloeren waar dieren komen maar niet verblijven (bijv. gangen voor aan- en afvoer van dieren)
> 45 > 45
> 0,60 > 0,45
Uitvoering controle Om aan te tonen dat de betonvloeren aan de norm voldoen, dient de vloer bemeten te worden door een onafhankelijk deskundige van een bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met het betreffende apparaat. De apparatuur dient geijkt en onderhouden te zijn. Van deze metingen dient een rapportage opgemaakt te worden waarin minimaal de volgende onderdelen zijn opgenomen: - naam, functie en bedrijf van de controleur;
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 28 van 153
- datum of data waarop de metingen zijn uitgevoerd; - de meetwaarden van alle metingen, de resultante per meetserie en van de vloer als geheel; - de locatie waar de metingen zijn uitgevoerd (adres, diersoort, stal, afdelingen, hokken); - een beschrijving van de vloer en visuele beoordeling van de kwaliteit - de condities waaronder is gemeten (hok wel of niet in gebruik); - overige bijzonderheden. Prefab betonvloeren Bij vloeren van prefab betonelementen kan volstaan worden met een certificaat en/of korte rapportage voor het betreffende specifieke type betonelement waarin de stroefheid van de vloerdelen is opgenomen. Een dergelijke rapportage dient te zijn afgegeven door een onafhankelijk bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met Leroux of FSC2000 en mag maximaal vijf jaar oud zijn. Na vijf jaar dient de meting opnieuw te worden uitgevoerd voor de betreffende prefab betondelen. - uitvoerders van FSC2000-metingen moeten minimaal een MBO-opleiding in technische richting hebben afgerond. Indien geen technische richting is afgerond dan kan de uitvoerder met aantoonbaar minimaal 1 jaar ervaring (minimaal 20 metingen) in het uitvoeren van technische metingen voldoen. - het betrokken meetbedrijf verklaart in de meetrapportage dat men onafhankelijk is van de opdrachtgever en het bedrijf dat de betonvloer/elementen heeft geleverd/gemaakt.
Ammoniakmaatlat: varkensstallen – kraamzeugen De ammoniakmaatlat beschrijft een aantal systemen uit bijlage 1 van de Rav met de bijbehorende puntenscore. Er dienen minimaal 14 punten behaald te worden, dit is equivalent aan een ammoniakemissie van 2,50 kg NH3 per dierplaats per jaar. De onderstaande Ravnummers voldoen aan deze norm. Voor stallen die niet op deze lijst staan en die wel op bijlage 1 van de Rav zijn opgenomen kan het behaalde aantal punten worden berekend. Een emissie van 2,90 kg per dierplaats per jaar levert 0 punten op en een emissie van 0,0 kg per dierplaats levert 100 punten op. De verhouding tussen de emissie en het aantal punten is lineair. De formule hiervoor is: Aantal punten = 100 – (100/Emax)*Estal waarbij Emax de maximale emissie volgens Besluit Huisvesting is en Estal de emissiewaarde van de stal in de Rav. Het aantal punten op de ammoniakmaatlat wordt naar dichtstbijzijnde gehele getal afgerond. De controle na oplevering van de stal van de ammoniakmaatlat geschiedt administratief op basis van de vergunningen. Visueel wordt gekeken of het type stal op de vergunning overeenkomt met de werkelijke situatie. Bijvoorbeeld of de luchtwassers aanwezig zijn, er mestbanden aanwezig zijn of dat er sprake is van een nageschakelde techniek. Waar van toepassing voor de puntenberekening dient gecontroleerd te worden middels meting, specificatie en/of meetrapporten gecontroleerd of (de onderdelen van) installaties aan de vereiste capaciteit voldoen.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 29 van 153
Proefstal Een certificatie-instelling kan een vergunde proefstal certificeren mits: 1) voor de betreffende stal een beschikking is afgegeven door de minister van VROM met een bijzondere emissiefactor (proefstal) en 2) de toegekende bijzondere emissiefactor van deze proefstal voldoende punten behaalt op de ammoniakmaatlat (zie bovenstaande berekenwijze) en 3) De proefstal als zodanig is opgenomen in de milieuvergunning en 4) aan alle andere normen zoals beschreven in MDV is voldaan. Ammoniakmaatlat; stallen voor kraamzeugen met bijbehorend Rav nummer en puntenaantal NH3 emissie (kg NH3 / dierplaats/ jaar)
RAV nr D 1.2 D 1.2.9 D 1.2.10 D 1.2.11 D 1.2.12 D 1.2.12 D 1.2.15 D 1.2.17
systeem diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) 2,5 schuiven in mestgoot 2,5 biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (al dan niet met afzet spuiwater op eigen land) 2,5 chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie 2,4 koeldeksysteem (150% koeloppervlak) met hergebruik warmte 2,4 koeldeksysteem (150% koeloppervlak) zonder hergebruik warmte 0,42 chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en 1,25 D 1.2.17.1 waterwasser gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en 2,49 D 1.2.17.2 biofilter gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en 1,25 D 1.2.17.3 biofilter 1,25 D 1.2.17.4 gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser *gecombineerde luchtwasser worden gewaardeerd met extra punten. Voor de puntenberekening wordt 90% ammoniakreductie als uitgangspunt genomen omdat deze gecombineerde wassers ook een bijdrage leveren aan andere duurzaamheidaspecten. ** hier wordt verwezen naar de energiemaatlat waarbij bepaalde Rav systemen ook punten scoren op de energiemaatlat
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Punten ammoniak maatlat
Punten energie maatlat**
14 14 14 17 17 86
1 0 0 10 0 0
90*
0
90*
0
90*
0
90*
0
Pagina 30 van 153
Dierenwelzijnmaatlat: varkensstallen – kraamzeugen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Dierenwelzijnmaatlat; keuzemaatregelen dierenwelzijn – kraamzeugen Criterium dierenwelzijnmaatlat 1
2
3
Bewegingsvrijheid zeug: Zeug staat gedurende hele kraamfase ingesloten in een box (gangbaar verondersteld) Zeug staat tot max. 1 week na het werpen ingesloten in een box, alleen bij > 5,0 m2 bruikbaar oppervlak Zeug wordt niet ingesloten in een box (alleen vanaf meer dan 6,0 m2 bruikbaar oppervlak) Zeug heeft toegang tot buitenuitloop (tenminste 2,5 m2 buitenuitloop, de toekenning van dit punt vindt alleen plaats als er in de stal tenminste 4,5 m2 bruikbaar oppervlak is) Bewegingsruimte biggen (en loslopende zeug): - totaal hokoppervlak < 4,5 m2 - totaal hokoppervlak > 4,5 m2 - totaal hokoppervlak > 5,0 m2 - totaal hokoppervlak > 6,0 m2 (mogelijk in combinatie met buitenuitloop) - totaal hokoppervlak > 7,0 m2 (mogelijk in combinatie met buitenuitloop)
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
0
10
20 3
0 5 8 10
15
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 31 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat 4
5
6
7
8
Uitvoering ligplaats zeug: - volledig rooster (1,30 m2 metaalrooster) - dichte, harde vloer onder de zeug van minimaal 1,40 m lengte - dichte, zachte vloer (bv geplastificeerd metaal) onder de zeug van minimaal 1,40 m lengte - ingestrooide dichte vloer onder de zeug Afgeschermde ligplaats voor de biggen: tenminste 0,6 m2 / toom = wettelijk kader > 0,8 m2 / toom > 1,0 m2 / toom > 1,2 m2 / toom Zeug staat minimaal gedurende eerste week na werpen ingesloten in een kraambox (bescherming biggen) Biggen hebben eerste week geen toegang tot staande zeug (bv wegzakkende biggennesten) Verrijkingsmateriaal Materialen zijn permanent beschikbaar, geautomatiseerd verstrekt en toegankelijk. Kwaliteit verrijkingsmateriaal: - Bijtbaar - Wroetbaar - Eetbaar - Noviteit
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
0 2
4
5
0 4 6 7 8
4
1 1 1 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 32 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat 9
10
11
12
13
14
15
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Toegankelijkheid verrijkingsmateriaal (vermenigvuldigingsfactor): Factor: 1 - toegankelijk voor de zeug 2 - toegankelijk voor de biggen - toegankelijk voor zeug en 3 biggen - extra punt voor interactie met 1 buurhokken Drinkwaterregistratie per 2 afdeling (direct afleesbaar of via managementsysteem) Voerverstrekking zeug: Zeug krijgt voer middels 2 voorraadvoedering met zelfdoseerder Bijvoeren biggen: bijvoeren biggen vanaf 2 2 weken leeftijd Uitvoering mestplaats zeug - dichte betonvloer (minimaal 2 63 Leroux of FSC2000 waarde 0,60 bij aanschaf) met gierafvoer en dagelijkse mestverwijdering - geprofileerde (metaal) 1 roosters - gietijzeren roosters 2 - dik ingestrooide mestruimte 3 voor de zeug Emissiebeperkende inrichting in 3 de stal (luchtwasser valt hier derhalve niet onder) Voorkomen hittestress zeug: a) koelen ingaande stallucht met luchtaanvoer bij kop van 3 de zeug b)Vloerkoeling onder de zeug 5
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 33 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat
16 Microklimaat biggen: Vloerverwarming warmtelamp onderkomen 17 Directe daglichttoetreding, uitgaande van percentage van lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak ten opzicht van het vloeroppervlak > 2,0 % > 3,0 % > 5,0 % 18 Schuurvoorziening (schuurpaal / borstel) 19 Gemiddelde speenleeftijd > 21 dagen = gangbaar Gemiddelde speenleeftijd > 28 dagen Gemiddelde speenleeftijd > 35 dagen bij loslopende zeugen Gemiddelde speenleeftijd > 35 dagen bij ingesloten zeugen 20 Voorgaande schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel is de slachterij en deze bevindt zich op dezelfde locatie
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing of een geautomatiseerd managementsysteem voor productiekenmerken
Controleren of het managementsysteem werkt en actuele gegevens beschikbaar zijn (uitdraai
2 2 2
2 3 4 2 0 5 8
0 1 1 2
(punten voor de voorgaande/nagaande schakel kunnen alleen behaald worden mits het bedrijf minimaal de helft van de dieren op eigen bedrijf aanhoudt)
21 geautomatiseerd managementsysteem voor
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 34 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat
Punten
productiekenmerken met datageheugen 22 alarmsysteem met doormelding voor stroomuitval
2
23 noodstroomvoorziening
2
24 Brandblussers
1
Brandveiligheidsplan met een door de brandweer goedgekeurd aanvalsplan
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
3
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) met datageheugen (voor minimaal één jaar of als controleren). de dieren langer dan een jaar gehouden worden van minimaal een hele ronde) aanwezig is. Administratieve toetsing of een alarmsysteem Alarm in gang zetten en nagaan of dit volgens de met doormelding aanwezig is. Onder doormelding beschrijving werkt. wordt verstaan dat het alarm wordt doorgegeven naar een vaste telefoon, een mobiele telefoon of een semafoon (pieper). Administratieve toetsing of een Visuele controle of noodstroomvoorziening aanwezig noodstroomvoorziening aanwezig is met en toetsing of deze functioneert. voldoende capaciteit om de reguliere bedrijfsvoering te kunnen uitvoeren (ventilatie, voerverstrekking, e.d.) Administratieve toetsing of aan de volgende Controleer of de documentatie, apparatuur of normen wordt voldaan. Per bouwwerk dienen ten installatie aanwezig is en functioneert. minste twee handbrandblussers aanwezig te zijn met een inhoud van ten minste 12 kg, geschikt voor de brandklassen A, B en C. Het brandveiligheidsplan is aantoonbaar doorgesproken met de brandweer en minimale eisen zijn: - gebruik isolatiematerialen uit de euro brandklasse A of B - grotere technische installaties in compartimenten met 60 minuten brandwerendheid (Weerstand tegen Branddoorslag en Brandoverslag) - een bluswatervoorziening voor de brandweer aanwezig met een capaciteit van ten minste 60 m3/uur op maximaal 200 meter afstand de stal - per brandcompartiment ten minste twee (nood)uitgangen, een vluchtroute is maximaal 45 meter en in een verkeersruimte met een doodlopend einde maximaal 10 meter.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 35 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Pagina 36 van 153
Diergezondheidsmaatlat: varkensstallen – kraamzeugen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Diergezondheidsmaatlat; keuzemaatregelen diergezondheid - kraamzeugen Criterium diergezondheidsmaatlat
1 2
Punte n
spoelplaats voor voertuigen Vuile schone weg: onderdelen voor principe van vuile/ schone weg:
3
a) belemmering om het erf op te rijden en looplijnenschets is voor alle bezoekers zichtbaar opgehangen en de transportwegen zijn verhard.
3
3 b) scheiding schone en vuile weg middels hygiënevoorzieningen op alle overgangen voor mens, dier en materiaal. 3 c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg Er zijn maximaal 9 punten te behalen.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
a) Vaste belemmeringen voor voertuigen om direct op het erf te komen, zoals een slagboom of toegangshek dat gesloten kan worden. Een flexibele belemmering van bijvoorbeeld touw voldoet ook mits het mogelijk is de doorgang volledig af te sluiten. Er dient een schets te zijn met “looplijnen” voor personen, intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen waarin kruisingen tussen de looplijnen zoveel mogelijk vermeden zijn. De transportwegen voor voer, dieren en mest zijn verhard met stenen, beton, asfalt of puin. b) strikte scheiding tussen de schone weg en vuile weg. Onder de schone weg wordt verstaan: het gedeelte van het perceel waar de dieren zich bevinden met het gedeelte van het perceel waar verkeer van personen en/of intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen tussen de verschillende stallen plaatsvindt. Onder het vuile bedrijfsgedeelte valt alles dat niet onder het schone bedrijfsgedeelte valt. Tussen een vuile en schone weg is een duidelijke scheiding in de vorm van een minimaal 1 meter hoge afscheiding of een natuurlijke barrière zoals een sloot of heg. Deze afscheiding is aaneengesloten en biedt geen directe toegang tot het schone bedrijfsgedeelte.
Visuele controle of aan de normen wordt voldaan. Een looplijnenschets kan bijvoorbeeld zijn gemaakt op een bouwtekening of een schematische plattegrond van het bedrijf.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 37 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
3
Looplijnenschets aanwezig en zichtbaar opgehangen
Punte n
2
Opgenomen in maatregel 2
ongediertebestrijdingsplan (minimaal voor vliegen, ratten en muizen, evt. ook voor vogels en andere in het wild levende dieren)
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
2
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg: - indien een buitenmuur is aangemerkt als afscheiding tussen vuil en schoon mogen in deze muur geen (ventilatie)openingen aanwezig zijn. - indien een stalmuur met ventilatieopeningen als scheiding fungeert tussen vuil en schoon, dienen de transportwegen minimaal 5 meter verwijderd te zijn van luchtinlaten van de stal en open voeropslag. - de scheiding tussen vuil en schoon ligt op minimaal 5 meter van de buitenmuren - bedrijf dat geen vuile-schone weg principe heeft doorgevoerd, kan hier punten halen als bij geen van de ventilatieopeningen transport van mest, dieren of voer plaatsvindt binnen een straal van 5 meter Op (een kopie van) de bouwtekening of andere schematische tekening (bijvoorbeeld tekening van de milieuvergunning) worden de looplijnen weergegeven met verschillende kleuren om de volgende looplijnen te onderscheiden: voerlijnen, biggenlijnen, varkenslijnen, kadaverlijnen, mestlijnen, bezoekerslijnen, inseminatielijnen etc. Het moet duidelijk zijn dat de looplijnen logisch zijn, mogelijkheden voor het verkorten van de looplijnen anders dan aangegeven op de tekening, door de aanwezigheid van deuren, worden niet goedgekeurd. Op basis van de ingeleverde documenten wordt getoetst of punten behaald worden. Het bedrijf heeft een uitgebreid ongediertebestrijdingsplan dat mede is opgesteld door een extern deskundige (bijv. ongediertebestrijdingsdienst) en alle bij
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
De looplijnen zijn op een groot bord in de hygiënesluis of andere plaats bij de ingang duidelijk weergegeven.
Controleer of de te controleren onderdelen uitgevoerd en aanwezig zijn.
Pagina 38 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
4
Erfverharding (min. 2,0 m) aansluitend aan de stallen en eventuele uitloop (rondom)
5
Hygiënesluis: hygiënesluis (bestaat uit minimaal twee gedeelten, heeft een wasbak voorzien van warm- en koudwaterkraan en een bezoekerslijst) aanvullende punten bovenop bovenstaande hygiënesluis: - een wasbak voorzien van een knie-, elleboogbediening of een infraroodsensor - sluis met drie gedeelten waarvan middelste voorzien van een douche - laarzenborstel met watertoevoer - een UV kast
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punte n
3
5
1
2 2 2
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
oplevering te controleren onderdelen zijn uitgevoerd en aanwezig. Minimaal 2,0 meter verharding aansluitend om alle stallen en eventuele overdekte uitlopen. Verharding betekent: straatstenen, beton of asfalt, antiworteldoek met grind en zonder beplanting. Indien niet overal twee meter brede verharding aanwezig is of niet aansluitend aan de stal geplaatst is worden geen punten behaald. Administratieve toetsing of aan normen is voldaan, er worden maximaal 12 punten behaald. De hygiënesluis is betegeld of gecoat en goed reinigbaar (wanden zijn glad afgewerkt). De vloer en de wanden zijn is licht van kleur (eventueel vuil is goed zichtbaar). De hygiënesluis bestaat uit minimaal twee gedeelten: vuile deel en schoon deel. De delen zijn van elkaar gescheiden door een muurtje met smalle doorgang of een bankje. Boven de scheiding of in een apart deel tussen vuil en schoon is een wasbak aanwezig met warm- en koud waterkraan. In het vuile deel zijn kapstokken voor bezoekerseigen kleding in schone deel kapstokken voor bedrijfskleding. Verder is een laarzenreiniger aanwezig. Vanuit de hygiënesluis is geen directe toegang mogelijk naar de dierenverblijven. Een bezoekerslijst hangt goed zichtbaar binnen bij de entree. Bij hanteren van een vuile-schone weg ligt de hygiënesluis op de overgang tussen vuil en schoon.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Controleer de verharding rondom de stal en stel vast of de verharding ook tussen de stallen aanwezig is.
Controleer de hygiënesluis op de fysieke aanwezigheid op de benodigde onderdelen op de juiste plaats.
Pagina 39 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
Punte n
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Extra punten zijn te behalen: - een kraan bij de wasbak voorzien van knie- of elleboogbediening dan wel infraroodsensor. - drie gedeelten in hygiënesluis, naast vuil en schoon een tussendeel met een doucheruimte die glad betegeld of gecoat (effen wit of effen crèmekleurig) is met een afvoerputje, douchekop en mengkraan voor warm/koud water. - laarzenborstel in middelste gedeelte aangesloten op waterleiding en boven een afvoerputje - een UV kast in het middengedeelte voor het ontsmetten van materialen die op het schone gedeelte van het bedrijf komen. 6
7 8
9
Combiwasser of Chemische lucht wasser Een absoluut filter Afleverplaats voor dieren aan de rand van het bedrijf Krachtvoersilo’s met bedrijfseigen krachtvoersilokoppeling/aanvoersl ang - op het schone bedrijfsgedeelte met een aansluitpunt op het vuile bedrijfsgedeelte - op het vuile bedrijfsgedeelte met automatische voertransport (door middel van bijvoorbeeld een voervijzel) naar het schone bedrijfsgedeelte. Mestafvoer: - Het ophaalpunt van de
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
3 6 3
2
2
2
Administratieve toetsing of de krachtvoersilo(‘s) met bedrijfseigen krachtvoersilokoppelingen/ of –aanvoerslangen zich bevinden zich op het schone bedrijfsgedeelte of op het vuile bedrijfsgedeelte. Indien de silo op het vuile bedrijfsgedeelte staat en (tevens) handmatig wordt gevoerd met een voerwagen moet de route tussen de silo en de stal aantoonbaar via de schone weg verlopen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een toegankelijk ‘voertappunt’ op het schone bedrijfsgedeelte. Administratieve toetsing bij gebruik van mestcontainers of deze naar de vuile weg toe
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Visuele toetsing of aan de norm is voldaan.
Visuele controle of aan de norm is voldaan wat betreft locatie mestafvoer.
Pagina 40 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
Punte n
mestcontainers bevindt zich op de vuile weg of de mestcontainers zijn zo gesitueerd dat de vrachtwagen voor het ophalen van de mestcontainers niet op de schone weg komt. Mestaanzuigpunt met bedrijfseigen aansluitkoppelingen: - op de vuile weg bij toepassing van een schone- en vuile weg principe - op rand van erf
Mest direct afvoeren van het bedrijf
10 11
Aanvoersluis voor strooisel en zakgoed Kadaverkoeling op scheiding vuile en schone weg
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
verplaatst kunnen worden of dat ze bereikbaar zijn vanaf de vuile weg. De vrachtwagens die de containers ophalen of afleveren mogen niet langs de stal komen. Administratieve toetsing bij gebruik van mestaanzuigpunten: er zijn bedrijfseigen aansluitkoppelingen en de locatie ligt: - bij het toepassen van een schone- en vuile weg principe op het vuile bedrijfsgedeelte. - in alle andere situaties aan de rand van het erf nabij de openbare weg waarbij de transportwagen direct naar het aansluitpunt kan rijden zonder langs de stal te rijden. Het aansluitpunt met de vrachtwagen is minimaal 5 meter verwijderd van de dichtstbijzijnde stal of voeropslag. De mest wordt direct afgevoerd van het bedrijf en er is geen eigen mestopslag op het bedrijf aanwezig. De mest wordt bijvoorbeeld direct naar een buurlocatie gebracht zonder dat er contact tussen de locaties bestaat. Bijvoorbeeld als een rail is met mestcontainers waarbij de mest naar de buurlocatie wordt getransporteerd en de containers reinigbaar zijn.
2 1
1
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) Indien sprake is van een mestaanzuigpunt is de aansluitkoppeling fysiek aanwezig.
Controleer of een mestafvoersysteem aanwezig is waarbij geen sprake is van direct contact tussen de stal en de locatie buiten het bedrijf. Een transportband die rond gaat tussen stal en buurlocatie voldoet niet omdat hier sprake is van direct contact.
2 2
De kadaverkoeling staat op de scheiding van de vuile en schone weg. De kadavers kunnen aan de schone kant ingereden worden en aan de vuile kant kan de ondernemer de kadaverkoeling openen om het naar de rand van het bedrijf te verplaatsen. De kadaverkoeling is aangesloten op elektriciteit. De kadaverkoeling staat op een
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Visuele controle of aan de norm is voldaan. Tevens wordt temperatuur van de kadaverkoeling getoetst, deze is maximaal 10 graden Celsius. Het vloeistofdicht zijn van de vloer wordt getest door het uitgieten van een emmer met water over de vloer waarbij het water niet mag weglopen via de vloer maar op
Pagina 41 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
Punte n
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
vloeistof dichte vloer. Bij het ontbreken van het schone-vuile weg principe worden geen punten behaald. 12
13
14 15 16 17 18 19 20
21
22 23 24 25
Extra set kadavertonnen als in de koeling past (één in gebruik, één leegstand) Gescheiden stallen per diercategorie (ruimtelijk en klimaat gescheiden) met eigen toegang en omkleedruimte Frequente en volledige afvoer van mest uit de afdeling Dichte hokafscheiding tussen hokken Schoonmaakrobot Vaste inweekinstallatie boven hok
2
centrale hogedrukleiding (minimaal 30 bar) Doorspoelinstallatie voor waterleidingen Drinkwaterregistratie per afdeling (direct afleesbaar of via managementsysteem) Gescheiden systemen voor drinkwater en medicijnen geregeld per afdeling Gesloten drinkwaterleidingsysteem Extra drinkwaterpunt per kraamhok RVS kraamboxen Opklapbaar kraamhok
2
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) de vloer blijft staan. Afvoer is afsluitbaar.
8
3 3 3 3
2 2
2
2 2 3 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 42 van 153
Energiemaatlat: varkensstallen - kraamzeugen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Toelichting: Binnen de MDV is er soms verschil in differentiatie in punten naar diersoort en –categorie. Bij energie gaat het veelal om de volgende reden, er is gekeken naar het al of niet inzetten van verwarming voor hoge(re) ruimtetemperaturen. Als er normaal geen verwarming wordt toegepast, zijn geen punten toegekend.
Energie maatlat; keuzemaatregelen energie – kraamzeugen Criterium energiemaatlat
1
2
3 4 5 6
Bouwkundig Gemiddelde isolatiewaarde: 2,54,5
putdiepte: maximaal 0,8 m Warm(te-terug)winning warmtewisselaar: lucht/lucht warmtewisselaar: lucht/water warmtewisselaar: water/water warmtewisselaar: lucht/grond (grondbuizen)
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
1 2 3
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Volgens IPPC (met verwijzing naar Bouwbesluit) moet de gemiddelde isolatie van een gebouw minimaal een R-waarde van 2,5 m2 K/W hebben over het hele gebouw (vloer, muren en dak). Dit kan worden aangetoond door middel van berekeningen (NEN 1068 van mei 1997). Als door het na-isoleren van een bestaand gebouw dezelfde R-waarde wordt behaald, wordt dit met hetzelfde aantal punten gewaardeerd. Bij een bedrijf met een kelder onder de vloer, mag de Rc waarde berekend worden op basis van isolatiewaarde van wanden en dak en mag de vloer buiten beschouwing worden gelaten. Een geïsoleerd plafond mag worden meegerekend mits het een geheel vormt met het dak. De tussenruimte mag niet dienen als een onderdeel van het klimaatbeheersingsysteem in de stal.
Nagaan of de aangegeven materialen in aangegeven diktes zijn toegepast.
1
11 6 1 4
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 43 van 153
Criterium energiemaatlat 7 8
9 10 11 12 13
luchtaanvoer via grondkanalen warmte/koude-opslag in de grond via grondwarmtewisselaar warmte/koude-opslag in de grond via aquifer gebruik warmte-overschot van naastliggende activiteit warmtepomp warmtedak rondpompen warmte Duurzame energiebronnen
14 verwarmingsketel gestookt op afvalhout 15 Warmtekracht installatie gestookt met biomassa 16 Warmtekracht installatie met behulp van een zuigermotor 17 windenergie vermogen ≤ 25 kW vermogen > 25 kW 18 zonne-energie 25% besparing* 50% besparing* 75% besparing* 100% besparing*
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
2 9
9 11 4 5 6 De norm geldt voor het hele bedrijf (of in ieder geval voor alle stallen van het bedrijf voor de betreffende sector, te weten varkens/leghennen/vleeskuikens/melkvee/vleeskalveren). Het totale energieverbruik van het bedrijf wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stallen plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen. Het is ook mogelijk om de punten voor duurzame energie te behalen voor het verbruik gerelateerd aan de te certificeren stal in plaats van aan het hele bedrijf. Het totale energieverbruik van de stal wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stal plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen naar rato van aantal dierplaatsen. Dit kan alleen indien wordt aangetoond dat 1) (een deel van) de geproduceerde duurzame energie direct naar de betreffende stal gaat en 2) de capaciteit van de duurzame energievoorziening niet eerder in een MDV certificaat aan een andere stal van het bedrijf is toegerekend. 10 16 14
3 5
1 3 5 7
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 44 van 153
Criterium energiemaatlat
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
In de offertes is het type ketel aangegeven met daarbij of dit een VR of HR ketel is. Uit de plannen blijkt dat geen ruimteverwarming wordt gebruikt met een watertemperatuur hoger dan 50o C in de dierafdelingen. Dit is ook aan te tonen door middel van berekeningen. Alleen in combinatie met systemen waar de CVwarmte via geleiding wordt overgedragen (bv vloerverwaming of muur/wandverwarming) kan een laaggestookt circuit worden beloond. Een deltabuis voldoet hier niet aan. Deze maatregel is niet te combineren met het rondpompen van warmte (maatregel 13).
Controle is mogelijk op het typeplaatje van de verwarmingsketel en afwezigheid van verwarmingselementen die een hoge watertemperatuur vragen.
*
op elektraverbruik Verwarming 19 HR-ketels aangesloten op een systeem dat alleen een lage temperatuur vraagt, zoals vloerverwarming
20 dimmers biggenlampen 21 verwarmen ingaande lucht door middel van een water/lucht wisselaar Ventilatie 22 automatisch gestuurde natuurlijke ventilatie 23 meetwaaier en smoorunit 24 regeling ventilatoren voor Klimaatbeheersing ventilatie per afdeling/stal: - triacregeling - frequentie-regeling centrale afzuiging: - triacregeling - frequentie-regeling 25 hybride ventilatie 26 koelen ingaande lucht door middel van een water/lucht wisselaar
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
6
1 9
6 2
1 2 2 3 1 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 45 van 153
Criterium energiemaatlat Verlichting 27 daglicht: verdeeld over de afdeling minimaal 2,0% van vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak 28 hoofdverlichting: LED 29 energiezuinige armaturen 30 Bewegingsmelders 31 schemerschakelaars 32 gescheiden verlichtingscircuits 33 daglichtkokers 34 Energie-efficiënt verlichtingssysteem Emissiearme technieken 35 Bonuspunten indien voor reductie van ammoniakemissie en van fijn stofemissie is gekozen voor een techniek die relatief energiezuinig is
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van ammoniakemissie (zie ammoniakmaatlat) en op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van fijn stof (zie maatlat fijn stof). De laagste puntenwaardering op energie van deze systemen is het aantal punten dat voor “emissie-arme technieken” op de energiemaatlat wordt behaald. Er kunnen maximaal 10 punten behaald worden voor deze maatregel.
Administratieve toetsing van puntenwaardering op basis van gerealiseerde techniek voor ammoniakemissie reductie en fijn stof reductie.
2
2 1 1 1 1 2 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – kraamzeugen
Pagina 46 van 153
2.1.3 Varkensstallen - gespeende biggen Om in aanmerking te komen voor het MDV-certificaat, dient een bedrijf punten behalen op de ammoniakmaatlat, op de dierenwelzijnmaatlat, op de diergezondheidmaatlat en de energiemaatlat. Voor alle maatlatten is een minimum aantal punten vastgesteld en voor de overige punten (de zogenaamde vrije ruimte) kan de ondernemer zelf kiezen op welke maatlat(ten) ze behaald worden. Het is alleen mogelijk om een certificaat B (zie hoofdstuk 1) te behalen voor de MDV varkensstallen. Niveau voor MDV – gespeende biggen Bedrijfsomvang Bedrijfsomvang Bedrijfsomvang ≤ 350 nge > 350 nge en ≤ 700 nge > 700 nge Aantal punten Aantal punten Aantal punten Minimum ammoniakmaatlat 9 9 9 Minimum dierenwelzijnmaatlat 21 25 27 Minimum diergezondheidmaatlat 15 17 19 Minimum energiemaatlat 8 8 8 Minimum fijn stof maatlat 10 10 10 Minimum maatlat bedrijf en omgeving 29 34 39 Vrije ruimte 9 9 9 Totaal 101 112 121 De wijze van berekenen van de bedrijfsgrootte in nge is opgenomen in hoofdstuk 1. Aanvullende toelichting bij de audits: - Bij de controle van de stal voor het stalcertificaat dienen zowel de “Richtlijnen controle stalontwerp” op basis van documenten als de “ Richtlijnen controle stal (aanvullend op controle stalontwerp)” te worden gevolgd. Er dient bij de audit voor het stalcertificaat dus opnieuw administratief op basis van de dan van toepassing zijnde documenten (incl. facturen) te worden gecontroleerd. Daarnaast vindt een visuele controle van de gerealiseerde maatregelen plaats waarbij soms ook metingen verricht moeten worden. - Indien er voor maatregelen verschillende afmetingen voorkomen in de stal dan bepaalt de kleinste afmeting de score voor deze keuzemaatregel. Er wordt geen gemiddelde berekend bij eventueel verschillende situaties in een stal. toelichting stroefheidmeting betonvloeren De stroefheid van betonvloeren kan op twee wijzen worden bepaald: met de Leroux-meter of de FSC2000. Voor betonvloeren met profilering, zoals sleuven, honingraat of blokken is deze toelichting niet van toepassing. Deze geprofileerde vloeren behalen wel punten bij de maatregelen waar voor betonvloeren/-roosters. Leroux-meter De Pedulum-methode ofwel Leroux meter is een slingertoestel. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende norm: NEN 2873:1982/A1:1999 nl.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 47 van 153
Floor Slide Control 2000 (FSC2000) Bij de FSC2000 wordt de stroefheid elektronisch gemeten. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende werkwijze: NTA 7909:2003. Deze Nederlandse Technische Afspraak is een aanzet voor een volwaardige Nederlandse Norm (NEN) of Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR). Aanvullende richtlijnen: - de vloer wordt met een handveger of bezem gereinigd; - voor de meting de vloer bevochtigen met water; - de meetvoet staat bij het begin van de meting al tegen de vloer en trekt de FSC2000 op tegen de wrijvingsweerstand in; - het meetvoetje is van rubber noratestvoetje (Rubber SBR 302 Noratest, dichtheid 1,23 ± 0,02 kg/dm3, Shore-D: 49 ± 2, volgens EN-ISO-868); - de meetafstand per meting is 30 cm; - een te beoordelen vloer wordt op tenminste 3 willekeurige plaatsen (3 meetseries) bemeten. - per meetserie worden minimaal 4 meetruns uitgevoerd over hetzelfde oppervlak (meetspoor), in beide richtingen. - de meetwaarden binnen een meetserie mogen max 0,04 verschillen. Als dit niet het geval is dienen de metingen op het meetspoor te worden voortgezet tot 4 achtereenvolgende waarden zijn bereikt die binnen de range vallen. De gemiddelde FSC-waarde van deze 4 runs geeft de FSC-waarde van het betreffende meetserie. - De FSC-waarden van de 3 meetseries worden gemiddeld om tot een FSC-waarde voor de gehele vloer te komen. Indien de FSC-waarden van de meetseries meer dan 0,05 uiteenlopen dient het aantal meetseries te worden uitgebreid van 3 naar 5 en wordt op basis van deze 5 meetseries de FSC-waarde van de vloer bepaald. Normen In de MDV gelden de volgende normen voor stalvloeren om voor punten in aanmerking te komen bij de van toepassing zijnde keuzemaatregelen. norm Leroux
norm FSC2000 waarde
nieuwe betonvloeren in dierverblijven
> 63
> 0,60
hergebruikte betonvloeren in dierverblijven vloeren waar dieren komen maar niet verblijven (bijv. gangen voor aan- en afvoer van dieren)
> 45 > 45
> 0,60 > 0,45
Uitvoering controle Om aan te tonen dat de betonvloeren aan de norm voldoen, dient de vloer bemeten te worden door een onafhankelijk deskundige van een bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met het betreffende apparaat. De apparatuur dient geijkt en onderhouden te zijn. Van deze metingen dient een rapportage opgemaakt te worden waarin minimaal de volgende onderdelen zijn opgenomen: - naam, functie en bedrijf van de controleur; - datum of data waarop de metingen zijn uitgevoerd;
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 48 van 153
- de meetwaarden van alle metingen, de resultante per meetserie en van de vloer als geheel; - de locatie waar de metingen zijn uitgevoerd (adres, diersoort, stal, afdelingen, hokken); - een beschrijving van de vloer en visuele beoordeling van de kwaliteit - de condities waaronder is gemeten (hok wel of niet in gebruik); - overige bijzonderheden. Prefab betonvloeren Bij vloeren van prefab betonelementen kan volstaan worden met een certificaat en/of korte rapportage voor het betreffende specifieke type betonelement waarin de stroefheid van de vloerdelen is opgenomen. Een dergelijke rapportage dient te zijn afgegeven door een onafhankelijk bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met Leroux of FSC2000 en mag maximaal vijf jaar oud zijn. Na vijf jaar dient de meting opnieuw te worden uitgevoerd voor de betreffende prefab betondelen. - uitvoerders van FSC2000-metingen moeten minimaal een MBO-opleiding in technische richting hebben afgerond. Indien geen technische richting is afgerond dan kan de uitvoerder met aantoonbaar minimaal 1 jaar ervaring (minimaal 20 metingen) in het uitvoeren van technische metingen voldoen. - het betrokken meetbedrijf verklaart in de meetrapportage dat men onafhankelijk is van de opdrachtgever en het bedrijf dat de betonvloer/elementen heeft geleverd/gemaakt.
Ammoniakmaatlat: varkensstallen – gespeende biggen De ammoniakmaatlat beschrijft een aantal systemen uit bijlage 1 van de Rav met de bijbehorende puntenscore. Er dienen minimaal 9 punten behaald te worden, dit is equivalent aan een ammoniakemissie van 0,21 kg NH3 per dierplaats per jaar. De onderstaande Ravnummers voldoen aan deze norm. Voor stallen die niet op deze lijst staan en die wel op bijlage 1 van de Rav zijn opgenomen kan het behaalde aantal punten worden berekend. Een emissie van 0,23 kg per dierplaats per jaar levert 0 punten op en een emissie van 0,0 kg per dierplaats levert 100 punten op. De verhouding tussen de emissie en het aantal punten is lineair. De formule hiervoor is: Aantal punten = 100 – (100/Emax)*Estal waarbij Emax de maximale emissie volgens Besluit Huisvesting is en Estal de emissiewaarde van de stal in de Rav. Het aantal punten op de ammoniakmaatlat wordt naar dichtstbijzijnde gehele getal afgerond. De controle na oplevering van de stal van de ammoniakmaatlat geschiedt administratief op basis van de vergunningen. Visueel wordt gekeken of het type stal op de vergunning overeenkomt met de werkelijke situatie. Bijvoorbeeld of de luchtwassers aanwezig zijn, er mestbanden aanwezig zijn of dat er sprake is van een nageschakelde techniek. Waar van toepassing voor de puntenberekening dient gecontroleerd te worden middels meting, specificatie en/of meetrapporten gecontroleerd of (de onderdelen van) installaties aan de vereiste capaciteit voldoen.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 49 van 153
Stalsystemen met een vloeroppervlak kleiner dan 0,35m2 komen niet in aanmerking voor punten op de ammoniakmaatlat, stallen gelijk of groter dan 0,35m2 komen wel in aanmerking voor punten op de ammoniakmaatlat. Bij verschillende oppervlaktes mag men het gemiddelde aanhouden van de gehele stal voor berekening van de 0,35m2 per dier voor de ammoniakmaatlat, mits de hokken daarbij voor elk varken voldoen aan de norm van het Varkensbesluit. Als een bedrijf punten wil behalen voor extra leefoppervlak per dier, kan niet met gemiddelde hokoppervlakte gerekend worden. Hierbij geldt dat het hok met het kleinste leefoppervlak leidend is voor puntenwaardering.
Proefstal Een certificatie-instelling kan een vergunde proefstal certificeren mits: 1) voor de betreffende stal een beschikking is afgegeven door de minister van VROM met een bijzondere emissiefactor (proefstal) en 2) de toegekende bijzondere emissiefactor van deze proefstal voldoende punten behaalt op de ammoniakmaatlat (zie bovenstaande berekenwijze) en 3) De proefstal als zodanig is opgenomen in de milieuvergunning en 4) aan alle andere normen zoals beschreven in MDV is voldaan. Ammoniakmaatlat; stallen voor gespeende biggen met bijbehorend Rav nummer en puntenaantal Rav nr D 1.1 D 1.1.3 D 1.1.3.2 D 1.1.6 D 1.1.6.2 D 1.1.11 D 1.1.11.2 D 1.1.12 D 1.1.12.1 D 1.1.12.2 D 1.1.12.3 D 1.1.13 D 1.1.14 D 1.1.14.2
systeem diercategorie biggenopfok (gespeende biggen) mestopvang in water in combinatie met een mestafvoersysteem hokoppervlak groter dan 0,35 m2 mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof volledig rooster hokoppervlak groter dan 0,35 m2 koeldeksysteem (150% koeloppervlak) hokoppervlak groter dan 0,35 m2 opfokhok met schuine putwand emitterend mestoppervlak maximaal 0,07 m2, ongeacht groepsgrootte emitterend mestoppervlak groter dan 0,07 m2, echter kleiner dan 0,10 m2, en in kleine groepen, tot 30 biggen, gehuisvest hokoppervlak groter dan 0,35 m2, emitterend mestoppervlak groter dan 0,07 m2, echter kleiner dan 0,10 m2, in grote groepen, vanaf 30 biggen volledig rooster met water- en mestkanalen, eventueel voorzien van schuine putwand(en), emitterend mestoppervlak kleiner dan 0,10 m2 chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie hokoppervlak groter dan 0,35 m2
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
NH3 emissie (kg NH3/ dierplaats/ jaar)
Aantal punten
Punten energie maatlat**
0,16
30
0
0,2
13
1
0,19
17
0
0,17
26
5 5
0,21
9
0,18
22
0,2
13
0,04
83
5 5
0
Pagina 50 van 153
D 1.1.15
luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85 % emissiereductie met chemische wasser D 1.1.15.1 (lamellenfilter) en waterwasser D 1.1.15.1.2 hokoppervlak groter dan 0,35 m2 0,11 gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische D 1.1.15.3 wasser en biofilter D 1.1.15.3.2 hokoppervlak groter dan 0,35 m2 0,11 gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische D 1.1.15.4 wasser D 1.1.15.4.2 hokoppervlak groter dan 0,35 m2 0,11 *gecombineerde luchtwasser worden gewaardeerd met extra punten. Voor de puntenberekening wordt 90% ammoniakreductie als uitgangspunt genomen omdat deze gecombineerde wassers ook een bijdrage leveren aan andere duurzaamheidaspecten.
90*
0
90*
0
90*
0
In de Ravlijst is voor de varkenshouderij een additionele techniek opgenomen. Deze kan voor een beperkt aantal Rav stalsytemen worden meegenomen (zie voetnoot in de regeling). Systemen die voldoende punten behalen voor het ambitieniveau staan in de onderstaande tabel genoemd.
D 1.1
diercategorie biggenopfok (gespeende biggen)
Rav nr
systeem
D4
Additionele technieken
D 4.1
Drijvende ballen in de mest 29% emissiereductie (BWL 2010.01)17
D 1.1.4
ondiepe mestkelders met water- en mestkanaal
D 1.1.4.1
hokoppervlak maximaal 0,35 m2(Groen Label BB 96.03.033V2)
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
NH3 emissie (kg NH3 / dierplaats/ jaar)
Aantal punten
Punten energie maatlat**
reductie van 29%
Te combineren met D 1.1.4.1
nvt
0,26
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
20
Pagina 51 van 153
Dierenwelzijnmaatlat: varkensstallen – gespeende biggen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Dierenwelzijnmaatlat; keuzemaatregelen dierenwelzijn – gespeende biggen
1
2 3
4
5 6
Criterium dierenwelzijnmaatlat Permanent beschikbaar oppervlak per dier: > 0,3 m2 > 0,4 m2 > 0,5 m2 (mogelijk met buitenuitloop van 0,15 m2) > 0,6 m2 (mogelijk met buitenuitloop van 0,15 m2) > 0,8 m2 (mogelijk met buitenuitloop van 0,15 m2) Aanwezigheid buitenuitloop, permanent beschikbaar Groepsgrootte: t/m 9 dieren per hok 10 t/m 19 dieren per hok 20 t/m 29 dieren per hok 30 t/m 49 dieren per hok > 50 dieren per hok Volledig rooster Dichte vloer > 0,15 m2 per dier Dichte vloer > 0,20 m2 per dier Dichte vloer > 0,25 m2 per dier Dichte vloer > 0,30 m2 per dier Dichte vloer > 0,40 m2 per dier Toeslag vloerverwarming Toeslag ingestrooide
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
0 5 10 13
15
1
0 2 4 2 0 0 1 4 6 8 9 2 4
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 52 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat ligruimte, machinaal verstrekt 7 Verrijkingsmateriaal Materialen zijn permanent beschikbaar, geautomatiseerd verstrekt en toegankelijk. Kwaliteit verrijkingsmateriaal: - Bijtbaar - Wroetbaar - Eetbaar - Noviteit 8 Toegankelijkheid verrijkingsmateriaal (vermenigvuldigingsfactor): - toegankelijk voor 1 of 2 dieren tegelijkertijd - toegankelijk voor 3 t/m 40% van de dieren - toegankelijk voor meer dan 40% en minder dan 75 % van de dieren - toegankelijk voor meer dan 75% van de dieren tegelijkertijd - extra punt voor interactie met buurhokken 9 Drinkwaterregistratie per afdeling (direct afleesbaar of via managementsysteem) 10 Voorraadvoedering (semi) ad lib: - tenminste 1 vreetplaats per 10 dieren - tenminste 1 vreetplaats per 8 dieren - tenminste 1 vreetplaats per 6 dieren
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
1 1 1 2 Factor 1 2 3
4
1 2
0 1 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 53 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat - tenminste 1 vreetplaats per 4 dieren
11 Voeren in maaltijden (voor ieder dier een vreetplaats): 0,18 m1 troglengte per dier 0,20 m1 troglengte per dier trogverdelers
12 Oppervlak mestplaats tenminste 0,5 m2 aaneengesloten= basiseis Uitvoering mestplaats: glad afgewerkte metaalroosters geprofileerde metaalroosters gietijzeren roosters hard kunststofroosters (maximaal 20% beton), niet in combinatie met bolle vloer geplastificeerde metaalroosters 13 Emissiebeperkende inrichting in de stal (luchtwasser valt hier derhalve niet onder) 14 Inhoud stalruimte ≥ 1,2 m3 / dier ≥ 1,5 m3 / dier
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Op basis van de ingeleverde documenten wordt getoetst of er punten behaald worden. De minimale trogbreedte dient 15 cm per dier te zijn, hier worden geen extra punten voor behaald. Er kunnen voor dit onderdeel maximaal 7 punten worden behaald. Het aantal trogverdelers wordt als volgt berekend: het aantal vreetplaatsen – 2 (de zijkanten van de trog). De trogverdelers geven dan ook gelijk de breedte van de vreetplaats weer.
In de helft van de afdelingen (minimaal 1 en maximaal 4) in een hok de trog nameten en berekenen hoeveel cm er per dier beschikbaar zijn. Het aantal dieren per hok waarin gemeten wordt, wordt bepaald aan de hand van de vergunde dieren. Dit aantal toetsen middels tellingen in het hok en de uitdraai van het managementsysteem. Visuele controle op trogverdelers in de hokken waar gemeten wordt.
3
3 5 2
0 1 2 2
3 3
2 3
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 54 van 153
15
16
17
18 19
Criterium dierenwelzijnmaatlat Voorkomen hittestress: a) koelen ingaande stallucht b) automatische douche of verneveling boven rooster Aanwezigheid klimaatgescheiden gebieden: binnen – binnen (onverwarmd onderkomen) binnen – binnen (verwarmd onderkomen) Directe daglichttoetreding, uitgaande van percentage van lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak ten opzicht van het vloeroppervlak > 2,0 % > 3,0 % > 5,0 % Schuurvoorziening (schuurpaal / borstel) Voorgaande schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel is de slachterij en deze bevindt zich op dezelfde locatie
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
3 5
3 5
2 3 4 2 1 1 2
(punten voor de voorgaande/nagaande schakel kunnen alleen behaald worden mits het bedrijf minimaal de helft van de dieren op eigen bedrijf aanhoudt)
20 geautomatiseerd managementsysteem voor productiekenmerken met
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
2
Administratieve toetsing of een geautomatiseerd Controleren of het managementsysteem werkt en managementsysteem voor productiekenmerken met actuele gegevens beschikbaar zijn (uitdraai datageheugen (voor minimaal één jaar of als de dieren controleren).
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 55 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat datageheugen
Punten
21 alarmsysteem met doormelding voor stroomuitval
2
22 noodstroomvoorziening
2
23 Brandblussers
1
Brandveiligheidsplan met een door de brandweer goedgekeurd aanvalsplan
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
3
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat langer dan een jaar gehouden worden van minimaal een hele ronde) aanwezig is. Administratieve toetsing of een alarmsysteem met doormelding aanwezig is. Onder doormelding wordt verstaan dat het alarm wordt doorgegeven naar een vaste telefoon, een mobiele telefoon of een semafoon (pieper). Administratieve toetsing of een noodstroomvoorziening aanwezig is met voldoende capaciteit om de reguliere bedrijfsvoering te kunnen uitvoeren (ventilatie, voerverstrekking, e.d.) Administratieve toetsing of aan de volgende normen wordt voldaan. Per bouwwerk dienen ten minste twee handbrandblussers aanwezig te zijn met een inhoud van ten minste 12 kg, geschikt voor de brandklassen A, B en C. Het brandveiligheidsplan is aantoonbaar doorgesproken met de brandweer en minimale eisen zijn: - gebruik isolatiematerialen uit de euro brandklasse A of B - grotere technische installaties in compartimenten met 60 minuten brandwerendheid (Weerstand tegen Branddoorslag en Brandoverslag) - een bluswatervoorziening voor de brandweer aanwezig met een capaciteit van ten minste 60 m3/uur op maximaal 200 meter afstand de stal - per brandcompartiment ten minste twee (nood)uitgangen, een vluchtroute is maximaal 45 meter en in een verkeersruimte met een doodlopend einde maximaal 10 meter.
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Alarm in gang zetten en nagaan of dit volgens de beschrijving werkt.
Visuele controle of noodstroomvoorziening aanwezig en toetsing of deze functioneert.
Controleer of de documentatie, apparatuur of installatie aanwezig is en functioneert.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 56 van 153
Diergezondheidsmaatlat: varkensstallen - gespeende biggen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Diergezondheid maatlat; keuzemaatregelen diergezondheid – gespeende biggen Criterium diergezondheidsmaatlat
1 2
Punten
spoelplaats voor voertuigen Vuile schone weg: onderdelen voor principe van vuile/ schone weg:
3
a) belemmering om het erf op te rijden en looplijnenschets is voor alle bezoekers zichtbaar opgehangen en de transportwegen zijn verhard.
3
b) scheiding schone en vuile weg middels hygiënevoorzieningen op alle overgangen voor mens, dier en materiaal.
3
c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg
3
Er zijn maximaal 9 punten te behalen.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
a) Vaste belemmeringen voor voertuigen om direct op het erf te komen, zoals een slagboom of toegangshek dat gesloten kan worden. Een flexibele belemmering van bijvoorbeeld touw voldoet ook mits het mogelijk is de doorgang volledig af te sluiten. Er dient een schets te zijn met “looplijnen” voor personen, intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen waarin kruisingen tussen de looplijnen zoveel mogelijk vermeden zijn. De transportwegen voor voer, dieren en mest zijn verhard met stenen, beton, asfalt of puin. b) strikte scheiding tussen de schone weg en vuile weg. Onder de schone weg wordt verstaan: het gedeelte van het perceel waar de dieren zich bevinden met het gedeelte van het perceel waar verkeer van personen en/of intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen tussen de verschillende stallen plaatsvindt. Onder het vuile bedrijfsgedeelte valt alles dat niet onder het schone bedrijfsgedeelte valt. Tussen een vuile en schone weg is een duidelijke scheiding in de vorm van een minimaal 1 meter hoge afscheiding of een
Visuele controle of aan de normen wordt voldaan. Een looplijnenschets kan bijvoorbeeld zijn gemaakt op een bouwtekening of een schematische plattegrond van het bedrijf.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 57 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
3
Looplijnenschets aanwezig en zichtbaar opgehangen Opgenomen in maatregel 2
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
2
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat natuurlijke barrière zoals een sloot of heg. Deze afscheiding is aaneengesloten en biedt geen directe toegang tot het schone bedrijfsgedeelte. c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg: - indien een buitenmuur is aangemerkt als afscheiding tussen vuil en schoon mogen in deze muur geen (ventilatie)openingen aanwezig zijn. - indien een stalmuur met ventilatieopeningen als scheiding fungeert tussen vuil en schoon, dienen de transportwegen minimaal 5 meter verwijderd te zijn van luchtinlaten van de stal en open voeropslag. - de scheiding tussen vuil en schoon ligt op minimaal 5 meter van de buitenmuren - bedrijf dat geen vuile-schone weg principe heeft doorgevoerd, kan hier punten halen als bij geen van de ventilatieopeningen transport van mest, dieren of voer plaatsvindt binnen een straal van 5 meter Op (een kopie van) de bouwtekening of andere schematische tekening (bijvoorbeeld tekening van de milieuvergunning) worden de looplijnen weergegeven met verschillende kleuren om de volgende looplijnen te onderscheiden: voerlijnen, biggenlijnen, varkenslijnen, kadaverlijnen, mestlijnen, bezoekerslijnen, inseminatielijnen etc. Het moet duidelijk zijn dat de looplijnen logisch zijn, mogelijkheden voor het verkorten van de looplijnen anders dan aangegeven op de tekening, door de
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
De looplijnen zijn op een groot bord in de hygiënesluis of andere plaats bij de ingang duidelijk weergegeven.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 58 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
Punten
ongediertebestrijdingsplan (minimaal voor vliegen, ratten en muizen, evt. ook voor vogels en andere in het wild levende dieren)
2
4
Erfverharding (min. 2,0 m) aansluitend aan de stallen en eventuele uitloop (rondom)
3
5
Hygiënesluis: hygiënesluis (bestaat uit minimaal twee gedeelten, heeft een wasbak voorzien van warm- en koudwaterkraan en een bezoekerslijst) aanvullende punten bovenop bovenstaande hygiënesluis: - een wasbak voorzien van een knie-, elleboogbediening of een infraroodsensor - sluis met drie gedeelten waarvan middelste voorzien van een douche - laarzenborstel met watertoevoer
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
5
1
2 2
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat aanwezigheid van deuren, worden niet goedgekeurd. Op basis van de ingeleverde documenten wordt getoetst of punten behaald worden. Het bedrijf heeft een uitgebreid ongediertebestrijdingsplan dat mede is opgesteld door een extern deskundige (bijv. ongediertebestrijdingsdienst) en alle bij oplevering te controleren onderdelen zijn uitgevoerd en aanwezig. Minimaal 2,0 meter verharding aansluitend om alle stallen en eventuele overdekte uitlopen. Verharding betekent: straatstenen, beton of asfalt, antiworteldoek met grind en zonder beplanting. Indien niet overal twee meter brede verharding aanwezig is of niet aansluitend aan de stal geplaatst is worden geen punten behaald. Administratieve toetsing of aan normen is voldaan, er worden maximaal 12 punten behaald. De hygiënesluis is betegeld of gecoat en goed reinigbaar (wanden zijn glad afgewerkt). De vloer en de wanden zijn is licht van kleur (eventueel vuil is goed zichtbaar). De hygiënesluis bestaat uit minimaal twee gedeelten: vuile deel en schoon deel. De delen zijn van elkaar gescheiden door een muurtje met smalle doorgang of een bankje. Boven de scheiding of in een apart deel tussen vuil en schoon is een wasbak aanwezig met warm- en koud waterkraan. In het vuile deel zijn
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Controleer of de te controleren onderdelen uitgevoerd en aanwezig zijn.
Controleer de verharding rondom de stal en stel vast of de verharding ook tussen de stallen aanwezig is.
Controleer de hygiënesluis op de fysieke aanwezigheid op de benodigde onderdelen op de juiste plaats.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 59 van 153
6
7
8
Criterium diergezondheidsmaatlat
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
- een UV kast
2
kapstokken voor bezoekerseigen kleding in schone deel kapstokken voor bedrijfskleding. Verder is een laarzenreiniger aanwezig. Vanuit de hygiënesluis is geen directe toegang mogelijk naar de dierenverblijven. Een bezoekerslijst hangt goed zichtbaar binnen bij de entree. Bij hanteren van een vuileschone weg ligt de hygiënesluis op de overgang tussen vuil en schoon. Extra punten zijn te behalen: - een kraan bij de wasbak voorzien van knie- of elleboogbediening dan wel infraroodsensor. - drie gedeelten in hygiënesluis, naast vuil en schoon een tussendeel met een doucheruimte die glad betegeld of gecoat (effen wit of effen crèmekleurig) is met een afvoerputje, douchekop en mengkraan voor warm/koud water. - laarzenborstel in middelste gedeelte aangesloten op waterleiding en boven een afvoerputje - een UV kast in het middengedeelte voor het ontsmetten van materialen die op het schone gedeelte van het bedrijf komen.
- quarantaine stal voor aangevoerde opfokgelten minimaal 5 weken of - eigen opfokafdelingen (controle met milieuvergunning) Combiwasser of Chemische lucht wasser Een absoluut filter Afleverplaats voor dieren aan de rand
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
4
8 3 6 3
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 60 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
9
10
van het bedrijf Krachtvoersilo’s met bedrijfseigen krachtvoersilokoppeling/aanvoerslang - op het schone bedrijfsgedeelte met een aansluitpunt op het vuile bedrijfsgedeelte - op het vuile bedrijfsgedeelte met automatische voertransport (door middel van bijvoorbeeld een voervijzel) naar het schone bedrijfsgedeelte.
Mestafvoer: - Het ophaalpunt van de mestcontainers bevindt zich op de vuile weg of de mestcontainers zijn zo gesitueerd dat de vrachtwagen voor het ophalen van de mestcontainers niet op de schone weg komt. Mestaanzuigpunt met bedrijfseigen aansluitkoppelingen: - op de vuile weg bij toepassing van een schone- en vuile weg principe - op rand van erf
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
2
2
2
2 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing of de krachtvoersilo(‘s) met bedrijfseigen krachtvoersilokoppelingen/ of – aanvoerslangen zich bevinden zich op het schone bedrijfsgedeelte of op het vuile bedrijfsgedeelte. Indien de silo op het vuile bedrijfsgedeelte staat en (tevens) handmatig wordt gevoerd met een voerwagen moet de route tussen de silo en de stal aantoonbaar via de schone weg verlopen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een toegankelijk ‘voertappunt’ op het schone bedrijfsgedeelte. Administratieve toetsing bij gebruik van mestcontainers of deze naar de vuile weg toe verplaatst kunnen worden of dat ze bereikbaar zijn vanaf de vuile weg. De vrachtwagens die de containers ophalen of afleveren mogen niet langs de stal komen. Administratieve toetsing bij gebruik van mestaanzuigpunten: er zijn bedrijfseigen aansluitkoppelingen en de locatie ligt: - bij het toepassen van een schone- en vuile weg principe op het vuile bedrijfsgedeelte. - in alle andere situaties aan de rand van het erf nabij de openbare weg waarbij de transportwagen direct naar het aansluitpunt kan rijden zonder langs de stal te rijden. Het aansluitpunt met de vrachtwagen is minimaal 5 meter verwijderd van de dichtstbijzijnde stal of voeropslag.
Visuele toetsing of aan de norm is voldaan.
Visuele controle of aan de norm is voldaan wat betreft locatie mestafvoer. Indien sprake is van een mestaanzuigpunt is de aansluitkoppeling fysiek aanwezig.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 61 van 153
11 12
13
14
15 16 17 18
Criterium diergezondheidsmaatlat
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Mest direct afvoeren van het bedrijf
1
De mest wordt direct afgevoerd van het bedrijf en er is geen eigen mestopslag op het bedrijf aanwezig. De mest wordt bijvoorbeeld direct naar een buurlocatie gebracht zonder dat er contact tussen de locaties bestaat. Bijvoorbeeld als een rail is met mestcontainers waarbij de mest naar de buurlocatie wordt getransporteerd en de containers reinigbaar zijn.
Aanvoersluis voor strooisel en zakgoed Kadaverkoeling op scheiding vuile en schone weg
Extra set kadavertonnen als in de koeling past (één in gebruik, één leegstand) Gescheiden stallen per diercategorie (ruimtelijk en klimaat gescheiden) met eigen toegang en omkleedruimte Frequente en volledige afvoer van mest uit de afdeling Dichte hokafscheiding tussen hokken Schoonmaakrobot Vaste inweekinstallatie boven hok
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) Controleer of een mestafvoersysteem aanwezig is waarbij geen sprake is van direct contact tussen de stal en de locatie buiten het bedrijf. Een transportband die rond gaat tussen stal en buurlocatie voldoet niet omdat hier sprake is van direct contact.
2 2
De kadaverkoeling staat op de scheiding van de vuile en schone weg. De kadavers kunnen aan de schone kant ingereden worden en aan de vuile kant kan de ondernemer de kadaverkoeling openen om het naar de rand van het bedrijf te verplaatsen. De kadaverkoeling is aangesloten op elektriciteit. De kadaverkoeling staat op een vloeistof dichte vloer. Bij het ontbreken van het schonevuile weg principe worden geen punten behaald.
Visuele controle of aan de norm is voldaan. Tevens wordt temperatuur van de kadaverkoeling getoetst, deze is maximaal 10 graden Celsius. Het vloeistofdicht zijn van de vloer wordt getest door het uitgieten van een emmer met water over de vloer waarbij het water niet mag weglopen via de vloer maar op de vloer blijft staan. Afvoer is afsluitbaar.
2
8
3 3 3 3
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 62 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
19 20 21
22
23 24 25
centrale hogedrukleiding (minimaal 30 bar) Doorspoelinstallatie voor waterleidingen Drinkwaterregistratie per afdeling (direct afleesbaar of via managementsysteem) Gescheiden systemen voor drinkwater en medicijnen geregeld per afdeling Gesloten drinkwaterleidingsysteem Kantelbare droogvoerbakken Per hok zijn minstens twee drinknippels aanwezig
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
2 2 2
2
2 2 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 63 van 153
Energiemaatlat: varkensstallen – gespeende biggen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Toelichting: Binnen de MDV is er soms verschil in differentiatie in punten naar diersoort en –categorie. Bij energie gaat het veelal om de volgende reden, er is gekeken naar het al of niet inzetten van verwarming voor hoge(re) ruimtetemperaturen. Als er normaal geen verwarming wordt toegepast, zijn geen punten toegekend.
Energie maatlat; keuzemaatregelen energie – gespeende biggen Criterium energiemaatlat
1
2
3 4 5 6
Bouwkundig Gemiddelde isolatiewaarde: 2,54,5
keuze vloeruitvoering: - volledig rooster; metaal kunststof -gedeeltelijk rooster putdiepte: maximaal 0,8 m Warmte (terug) winning warmtewisselaar: lucht/lucht warmtewisselaar: lucht/water warmtewisselaar:
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
1 2 3
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Volgens IPPC (met verwijzing naar Bouwbesluit) moet de gemiddelde isolatie van een gebouw minimaal een R-waarde van 2,5 m2 K/W hebben over het hele gebouw (vloer, muren en dak). Dit kan worden aangetoond door middel van berekeningen (NEN 1068 van mei 1997). Als door het na-isoleren van een bestaand gebouw dezelfde R-waarde wordt behaald, wordt dit met hetzelfde aantal punten gewaardeerd. Bij een bedrijf met een kelder onder de vloer, mag de Rc waarde berekend worden op basis van isolatiewaarde van wanden en dak en mag de vloer buiten beschouwing worden gelaten. Een geïsoleerd plafond mag worden meegerekend mits het een geheel vormt met het dak. De tussenruimte mag niet dienen als een onderdeel van het klimaatbeheersingsysteem in de stal.
Nagaan of de aangegeven materialen in aangegeven diktes zijn toegepast.
0 1 2 1
11 6
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 64 van 153
Criterium energiemaatlat
7
8 9
10 11 12 13 14
water/water warmtewisselaar: lucht/grond (grondbuizen) luchtaanvoer via grondkanalen warmte/koude-opslag in de grond via grondwarmtewisselaar warmte/koude-opslag in de grond via aquifer gebruik warmte-overschot van naastliggende activiteit warmtepomp warmtedak rondpompen warmte Duurzame energiebronnen
15 verwarmingsketel gestookt op afvalhout 16 warmtekrachtinstallatie gestookt met biomassa 17 warmtekrachtinstallatie met behulp van een zuigermotor 18 windenergie vermogen ≤ 25 kW vermogen > 25 kW 19 zonne-energie 25% besparing*
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
2 4 2 9
9 11 4 5 6 De norm geldt voor het hele bedrijf (of in ieder geval voor alle stallen van het bedrijf voor de betreffende sector, te weten varkens/leghennen/vleeskuikens/melkvee/vleeskalveren). Het totale energieverbruik van het bedrijf wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stallen plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen. Het is ook mogelijk om de punten voor duurzame energie te behalen voor het verbruik gerelateerd aan de te certificeren stal in plaats van aan het hele bedrijf. Het totale energieverbruik van de stal wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stal plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen naar rato van aantal dierplaatsen. Dit kan alleen indien wordt aangetoond dat 1) (een deel van) de geproduceerde duurzame energie direct naar de betreffende stal gaat en 2) de capaciteit van de duurzame energievoorziening niet eerder in een MDV certificaat aan een andere stal van het bedrijf is toegerekend. 10 16 14
3 5 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 65 van 153
Criterium energiemaatlat
Punten
50% besparing* 75% besparing* 100% besparing* * op elektraverbruik Verwarming 20 HR-ketels aangesloten op een systeem dat alleen een lage temperatuur vraagt, zoals vloerverwarming
3 5 7
21 Plaatselijke verwarming d.m.v. infrarood warmtestralers 22 verwarmen ingaande lucht door middel van een water/lucht wisselaar Ventilatie 23 automatisch gestuurde natuurlijke ventilatie 24 meetwaaier en smoorunit 25 regeling ventilatoren voor klimaatbeheersing: ventilatie per afdeling/stal frequentieregeling centrale afzuiging triacregeling frequentieregeling 26 hybride ventilatie 27 koelen ingaande lucht door
1
-
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
6
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
In de offertes is het type ketel aangegeven met daarbij of dit een VR of HR ketel is. Uit de plannen blijkt dat geen ruimteverwarming wordt gebruikt met een watertemperatuur hoger dan 50o C in de dierafdelingen. Dit is ook aan te tonen door middel van berekeningen. Alleen in combinatie met systemen waar de CVwarmte via geleiding wordt overgedragen (bv vloerverwaming of muur/wandverwarming) kan een laaggestookt circuit worden beloond. Een deltabuis voldoet hier niet aan. Deze maatregel is niet te combineren met het rondpompen van warmte (maatregel 14).
Controle is mogelijk op het typeplaatje van de verwarmingsketel en afwezigheid van verwarmingselementen die een hoge watertemperatuur vragen.
9
6 2
2
2 3 1 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 66 van 153
Criterium energiemaatlat
28
29 30 31 32 33 34 35
36
middel van een water/lucht wisselaar Verlichting daglicht: verdeeld over de afdeling minimaal 2,0% van vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak hoofdverlichting: LED energiezuinige armaturen Bewegingsmelders schemerschakelaars gescheiden verlichtingscircuits daglichtkokers Energie-efficiënt verlichtingssysteem Emissiearme technieken Bonuspunten indien voor reductie van ammoniakemissie en van fijn stofemissie is gekozen voor een techniek die relatief energiezuinig is
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van ammoniakemissie (zie ammoniakmaatlat) en op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van fijn stof (zie maatlat fijn stof). De laagste puntenwaardering op energie van deze systemen is het aantal punten dat voor “emissiearme technieken” op de energiemaatlat wordt behaald. Er kunnen maximaal 10 punten behaald worden voor deze maatregel.
Administratieve toetsing van puntenwaardering op basis van gerealiseerde techniek voor ammoniakemissie reductie en fijn stof reductie.
2
2 1 1 1 1 2 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – gespeende biggen
Pagina 67 van 153
2.1.4 Varkensstallen - vleesvarkens Om in aanmerking te komen voor het MDV-certificaat, dient een bedrijf punten behalen op de ammoniakmaatlat, op de dierenwelzijnmaatlat, op de diergezondheidmaatlat en de energiemaatlat. Voor alle maatlatten is een minimum aantal punten vastgesteld en voor de overige punten (de zogenaamde vrije ruimte) kan de ondernemer zelf kiezen op welke maatlat(ten) ze behaald worden. Het is alleen mogelijk om een certificaat B (zie hoofdstuk 1) te behalen voor de MDV varkensstallen. De maatlat voor vleesvarkens is ook van toepassing voor opfokzeugen van ong. 25 kg tot eerste dekking en voor opfokberen van ong. 25 kg tot 7 maanden. Niveau voor MDV – vleesvarkens
Minimum ammoniakmaatlat Minimum dierenwelzijnmaatlat Minimum diergezondheidmaatlat Minimum energiemaatlat Minimum fijn stof maatlat Minimum maatlat bedrijf en omgeving Vrije ruimte Totaal
Bedrijfsomvang ≤ 350 nge Aantal punten 7 22 17 10 10 29 9 104
Bedrijfsomvang > 350 nge en ≤ 700 nge Aantal punten 7 26 20 10 10 34 9 116
Bedrijfsomvang > 700 nge Aantal punten 7 29 21 10 10 39 9 125
De wijze van berekenen van de bedrijfsgrootte in nge is opgenomen in hoofdstuk 1. Aanvullende toelichting bij de audits: - Bij de controle van de stal voor het stalcertificaat dienen zowel de “Richtlijnen controle stalontwerp” op basis van documenten als de “ Richtlijnen controle stal (aanvullend op controle stalontwerp)” te worden gevolgd. Er dient bij de audit voor het stalcertificaat dus opnieuw administratief op basis van de dan van toepassing zijnde documenten (incl. facturen) te worden gecontroleerd. Daarnaast vindt een visuele controle van de gerealiseerde maatregelen plaats waarbij soms ook metingen verricht moeten worden. - Indien er voor maatregelen verschillende afmetingen voorkomen in de stal dan bepaalt de kleinste afmeting de score voor deze keuzemaatregel. Er wordt geen gemiddelde berekend bij eventueel verschillende situaties in een stal. toelichting stroefheidmeting betonvloeren De stroefheid van betonvloeren kan op twee wijzen worden bepaald: met de Leroux-meter of de FSC2000. Voor betonvloeren met profilering, zoals sleuven, honingraat of blokken is deze toelichting niet van toepassing. Deze geprofileerde vloeren behalen wel punten bij de maatregelen waar voor betonvloeren/-roosters.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 68 van 153
Leroux-meter De Pedulum-methode ofwel Leroux meter is een slingertoestel. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende norm: NEN 2873:1982/A1:1999 nl. Floor Slide Control 2000 (FSC2000) Bij de FSC2000 wordt de stroefheid elektronisch gemeten. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende werkwijze: NTA 7909:2003. Deze Nederlandse Technische Afspraak is een aanzet voor een volwaardige Nederlandse Norm (NEN) of Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR). Aanvullende richtlijnen: - de vloer wordt met een handveger of bezem gereinigd; - voor de meting de vloer bevochtigen met water; - de meetvoet staat bij het begin van de meting al tegen de vloer en trekt de FSC2000 op tegen de wrijvingsweerstand in; - het meetvoetje is van rubber noratestvoetje (Rubber SBR 302 Noratest, dichtheid 1,23 ± 0,02 kg/dm3, Shore-D: 49 ± 2, volgens EN-ISO-868); - de meetafstand per meting is 30 cm; - een te beoordelen vloer wordt op tenminste 3 willekeurige plaatsen (3 meetseries) bemeten. - per meetserie worden minimaal 4 meetruns uitgevoerd over hetzelfde oppervlak (meetspoor), in beide richtingen. - de meetwaarden binnen een meetserie mogen max 0,04 verschillen. Als dit niet het geval is dienen de metingen op het meetspoor te worden voortgezet tot 4 achtereenvolgende waarden zijn bereikt die binnen de range vallen. De gemiddelde FSC-waarde van deze 4 runs geeft de FSC-waarde van het betreffende meetserie. - De FSC-waarden van de 3 meetseries worden gemiddeld om tot een FSC-waarde voor de gehele vloer te komen. Indien de FSC-waarden van de meetseries meer dan 0,05 uiteenlopen dient het aantal meetseries te worden uitgebreid van 3 naar 5 en wordt op basis van deze 5 meetseries de FSC-waarde van de vloer bepaald. Normen In de MDV gelden de volgende normen voor stalvloeren om voor punten in aanmerking te komen bij de van toepassing zijnde keuzemaatregelen. norm Leroux
norm FSC2000 waarde
nieuwe betonvloeren in dierverblijven
> 63
> 0,60
hergebruikte betonvloeren in dierverblijven vloeren waar dieren komen maar niet verblijven (bijv. gangen voor aan- en afvoer van dieren)
> 45 > 45
> 0,60 > 0,45
Uitvoering controle Om aan te tonen dat de betonvloeren aan de norm voldoen, dient de vloer bemeten te worden door een onafhankelijk deskundige van een bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met het betreffende apparaat. De apparatuur dient geijkt en onderhouden te zijn. Van deze metingen dient een rapportage opgemaakt te worden waarin minimaal de volgende onderdelen zijn opgenomen:
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 69 van 153
- naam, functie en bedrijf van de controleur; - datum of data waarop de metingen zijn uitgevoerd; - de meetwaarden van alle metingen, de resultante per meetserie en van de vloer als geheel; - de locatie waar de metingen zijn uitgevoerd (adres, diersoort, stal, afdelingen, hokken); - een beschrijving van de vloer en visuele beoordeling van de kwaliteit - de condities waaronder is gemeten (hok wel of niet in gebruik); - overige bijzonderheden. Prefab betonvloeren Bij vloeren van prefab betonelementen kan volstaan worden met een certificaat en/of korte rapportage voor het betreffende specifieke type betonelement waarin de stroefheid van de vloerdelen is opgenomen. Een dergelijke rapportage dient te zijn afgegeven door een onafhankelijk bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met Leroux of FSC2000 en mag maximaal vijf jaar oud zijn. Na vijf jaar dient de meting opnieuw te worden uitgevoerd voor de betreffende prefab betondelen. - uitvoerders van FSC2000-metingen moeten minimaal een MBO-opleiding in technische richting hebben afgerond. Indien geen technische richting is afgerond dan kan de uitvoerder met aantoonbaar minimaal 1 jaar ervaring (minimaal 20 metingen) in het uitvoeren van technische metingen voldoen. - het betrokken meetbedrijf verklaart in de meetrapportage dat men onafhankelijk is van de opdrachtgever en het bedrijf dat de betonvloer/elementen heeft geleverd/gemaakt.
Ammoniakmaatlat: varkensstallen – vleesvarkens De ammoniakmaatlat beschrijft een aantal systemen uit bijlage 1 van de Rav met de bijbehorende puntenscore. Er dienen minimaal 7 punten behaald te worden, dit is equivalent aan een ammoniakemissie van 1,30 kg NH3 per dierplaats per jaar. De onderstaande Ravnummers voldoen aan deze norm. Voor stallen die niet op deze lijst staan en die wel op bijlage 1 van de Rav zijn opgenomen kan het behaalde aantal punten worden berekend. Een emissie van 1,40 kg per dierplaats per jaar levert 0 punten op en een emissie van 0,0 kg per dierplaats levert 100 punten op. De verhouding tussen de emissie en het aantal punten is lineair. De formule hiervoor is: Aantal punten = 100 – (100/Emax)*Estal waarbij Emax de maximale emissie volgens Besluit Huisvesting is en Estal de emissiewaarde van de stal in de Rav. De controle na oplevering van de stal van de ammoniakmaatlat geschiedt administratief op basis van de vergunningen. Visueel wordt gekeken of het type stal op de vergunning overeenkomt met de werkelijke situatie. Bijvoorbeeld of de luchtwassers aanwezig zijn, er mestbanden aanwezig zijn of dat er sprake is van een nageschakelde techniek. Waar van toepassing voor de puntenberekening dient gecontroleerd te worden middels meting, specificatie en/of meetrapporten gecontroleerd of (de onderdelen van) installaties aan de vereiste capaciteit voldoen. Stalsystemen met een vloeroppervlak kleiner dan 0,80m2 komen niet in aanmerking voor punten op de ammoniakmaatlat, stallen gelijk of groter dan 0,80m2 komen wel in aanmerking voor punten op de ammoniakmaatlat. Bij verschillende oppervlaktes mag men het
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 70 van 153
gemiddelde aanhouden van de gehele stal voor berekening van de 0,80m2 per dier voor de ammoniakmaatlat, mits de hokken daarbij voor elk varken voldoen aan de norm van het Varkensbesluit. Als een bedrijf punten wil behalen voor extra leefoppervlak per dier, kan niet met gemiddelde hokoppervlakte gerekend worden. Hierbij geldt dat het hok met het kleinste leefoppervlak leidend is voor puntenwaardering. Proefstal Een certificatie-instelling kan een vergunde proefstal certificeren mits: 1) voor de betreffende stal een beschikking is afgegeven door de minister van VROM met een bijzondere emissiefactor (proefstal) en 2) de toegekende bijzondere emissiefactor van deze proefstal voldoende punten behaalt op de ammoniakmaatlat (zie bovenstaande berekenwijze) en 3) De proefstal als zodanig is opgenomen in de milieuvergunning en 4) aan alle andere normen zoals beschreven in MDV is voldaan. Ammoniakmaatlat; stallen voor vleesvarkens met bijbehorend Rav nummer en puntenaantal
Rav nr D 3.2.4.2 D 3.2.6 D 3.2.6.1 D 3.2.6.1.1 D 3.2.6.1.2 D 3.2.7 D 3.2.7.1 D 3.2.7.1.1 D 3.2.7.2 D 3.2.7.2.1 D 3.2.8 D 3.2.8.2 D 3.2.9 D 3.2.9.2 D 3.2.12 D 3.2.12.2 D 3.2.14 D 3.2.14.2 D 3.2.15
systeem Mestopvang in formaldehyde i.c.m. metaalrooster en hokoppervlak > 0,8 m2 koeldeksysteem (200% koeloppervlak) met metalen roostervloer emitterend mestoppervlak maximaal 0,8 m2 emitterend mestoppervlak maximaal 0,5 m2 mestkelders met (water- en) mestkanaal; mestkanaal met schuine putwand met metalen driekantroosters op het mestkanaal emitterend mestoppervlak maximaal 0,18 m2 met roosters anders dan metalen driekant op het mestkanaal emitterend mestoppervlak maximaal 0,18 m2 biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie hokoppervlak groter dan 0,8 m2 chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie hokoppervlak groter dan 0,8 m2 spoelgotensysteem met metalen driekantroosters hokoppervlak groter dan 0,8 m2 chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie hokoppervlak groter dan 0,8 m2 luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
NH3 emissie (kg NH3 / dierplaats/ jaar)) 1,1
Aantal punten
Punten energie maatlat**
21
1
1,2 1
14 29
0 0
1
29
5
1,2
14
5
1,1
21
0
1,1
21
0
1,3
7
1
0,18
87
0
Pagina 71 van 153
Rav nr D 3.2.15.1 D 3.2.15.1.2 D 3.2.15.2 D 3.2.15.2.2 D 3.2.15.3 D 3.2.15.3.2 D 3.2.15.4 D 3.2.15.4.2 D 3.2.16 D 3.2.16.2
NH3 emissie Aantal punten (kg NH3 / dierplaats/ systeem jaar)) gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser hokoppervlak groter dan 0,8 m2 0,53 90* gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter hokoppervlak groter dan 0,8 m2 1,05 90* gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter hokoppervlak groter dan 0,80 m2 0,53 90* gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser hokoppervlak groter dan 0,8 m2 0,53 90* gescheiden afvoer van mest en urine door middel van een V-vormige mestband in het mestkanaal met metalen driekant roosters op het mestkanaal hokoppervlak groter dan 0,8 m2 1,2 14
Punten energie maatlat**
0 0 0 0
5
*gecombineerde luchtwasser worden gewaardeerd met extra punten. Voor de puntenberekening wordt 90% ammoniakreductie als uitgangspunt genomen omdat deze gecombineerde wassers ook een bijdrage leveren aan andere duurzaamheidaspecten.
In de Ravlijst is voor de varkenshouderij een additionele techniek opgenomen. Deze kan voor een beperkt aantal Rav stalsytemen worden meegenomen (zie voetnoot in de regeling). Systemen die voldoende punten behalen voor het ambitieniveau staan in de onderstaande tabel genoemd. D3 Rav nr D4 D 4.1 D 3.2.10 (mits mestkanaal dieper dan 0,7m) D 3.2.10.1 D 3.2.11 (mits mestkanaal dieper dan 0,7m) D 3.2.11.1
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
diercategorie vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking5 NH3 emissie Punten energie systeem (kg NH3 / dierplaats/ Aantal punten maatlat** jaar) Additionele technieken Te combineren met reductie van 29% D 3.2.10.1 en D nvt Drijvende ballen in de mest 29% emissiereductie (BWL 3.2.11.1 2010.01)17 bollevloerhok met betonnen morsrooster en metalen driekantrooster hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (BWL 2001.26) 1,4 29 hok met gescheiden mestkanalen hokoppervlak maximaal 0,8 m2 (BWL 2001.02)
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
1,8
9
Pagina 72 van 153
Dierenwelzijnmaatlat: varkensstallen – vleesvarkens De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Dierenwelzijnmaatlat; keuzemaatregelen dierenwelzijn – vleesvarkens
1
2
3
4
5
Criterium dierenwelzijnmaatlat Permanent beschikbaar oppervlak per dier: > 1,0 m2 > 1,2 m2 > 1,4 m2 > 1,6 m2 > 2,25 m2 Groepsgrootte: t/m 14 dieren per hok 15 t/m 39 dieren per hok > 40 dieren per hok buitenuitloop Aanwezigheid buitenuitloop (> 0,6 m2/dier en tenminste 0,8m2 binnenruimte) zonder klimaatgescheiden gebieden
Punten
Aanwezigheid buitenuitloop (> 0,6 m2/dier en tenminste 0,8 m2 binnenruimte) met klimaatgescheiden gebieden Dicht vloeroppervlak per dier: > 0,4 m2 > 0,5 m2 > 0,6 m2 > 0,7 m2 > 0,9 m2 Uitvoering ligruimte: Stroeve, strak afgewerkte bolle vloer / vloer afschot
8
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
6 10 13 15 17 0 1 3 3
5 8 10 12 13 0
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 73 van 153
6
7
8
9
Criterium dierenwelzijnmaatlat (minimaal 63 Leroux of FSC2000 waarde 0,60 bij aanschaf) Stroeve, strak afgewerkte bolle vloer / vloer afschot (minimaal 63 Leroux of FSC2000 waarde 0,60 bij aanschaf) + verwarming Ingestrooide ligruimte Verrijkingsmateriaal Materialen zijn permanent beschikbaar, geautomatiseerd verstrekt en toegankelijk. Kwaliteit verrijkingsmateriaal: - Bijtbaar - Wroetbaar - Eetbaar - Noviteit Toegankelijkheid verrijkingsmateriaal (vermenigvuldigingsfactor): - toegankelijk voor 1 vleesvarken gelijktijdig - toegankelijk voor > 40% van de vleesvarkens - toegankelijk voor > 75% van de vleesvarkens - extra punt voor interactie met buurhokken Drinkwaterregistratie per afdeling (direct afleesbaar of via managementsysteem) Voorraad voedering (semi) ad lib: tenminste 1 vreetplaats per 6 dieren
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
2
5
1 1 1 2
factor 1 2 3 . 1 2
3
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 74 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat 10 Voeren in maaltijden (voor ieder dier een vreetplaats): 0,30 m1 troglengte per dier 0,33 m1 troglengte per dier 0,36 m1 troglengte per dier trogverdelers
11 Vloeruitvoering mestplaats: - gietijzeren roosters - betonroosters (minimaal 63 Leroux of FSC2000 waarde 0,60 bij aanschaf) - dichte betonvloer (minimaal 63 Leroux of FSC2000 waarde 0,60 bij aanschaf) met gierafvoer en dagelijkse mestverwijdering - dik ingestrooide mestruimte met regelmatige mestverwijdering 12 Emissiebeperkende inrichting in de stal (luchtwasser valt hier derhalve niet onder) 13 Inhoud stalruimte ≥ 2,4 m3 / dier ≥ 3,2 m3 / dier 14 Voorkomen hittestress: a) koelen ingaande stallucht b) automatische douche of verneveling boven rooster 15 Aanwezigheid klimaatgescheiden gebieden: - binnen – binnen
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
2 4 5 2
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat Op basis van de ingeleverde documenten wordt getoetst of er punten behaald worden. Er kunnen maximaal 7 punten worden behaald. Het aantal trogverdelers wordt als volgt berekend: het aantal vreetplaatsen – 2 (de zijkanten van de trog). De trogverdelers geven dan ook gelijk de breedte van de vreetplaats weer.
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) In de helft van de afdelingen (minimaal 1 en maximaal 4) in een hok de trog nameten en berekenen hoeveel cm er per dier beschikbaar zijn. (als alle afdelingen hetzelfde zijn is het opmeten van 1 trog voldoende!) Het aantal dieren per hok waarin gemeten wordt, wordt bepaald aan de hand van de vergunde dieren. Dit aantal toetsen middels tellingen in het hok en de uitdraai van het managementsysteem. Visuele controle op trogverdelers in de hokken waar gemeten wordt.
1 5 3
6
3
2 3 3 5
3
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 75 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat (onderkomen > 0,4 m2/dier) - binnen – buiten (uitloop > 0,6 m2 / dier) 16 Directe daglichttoetreding: tenminste 2,0 % van het vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak 17 Schuurvoorziening (schuurpaal / borstel) 18 Voorgaande schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel is de slachterij en deze bevindt zich op dezelfde locatie
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing of een geautomatiseerd managementsysteem voor productiekenmerken met datageheugen (voor minimaal één jaar of als de dieren langer dan een jaar gehouden worden van minimaal een hele ronde) aanwezig is. Administratieve toetsing of een alarmsysteem met doormelding aanwezig is. Onder doormelding wordt verstaan dat het alarm wordt doorgegeven naar een vaste telefoon, een mobiele telefoon of een semafoon (pieper). Administratieve toetsing of een noodstroomvoorziening aanwezig is met voldoende capaciteit om de reguliere bedrijfsvoering te kunnen uitvoeren (ventilatie, voerverstrekking, e.d.)
Controleren of het managementsysteem werkt en actuele gegevens beschikbaar zijn (uitdraai controleren).
5 2
2 1
1
2
(punten voor de voorgaande/nagaande schakel kunnen alleen behaald worden mits het bedrijf minimaal de helft van de dieren op eigen bedrijf aanhoudt)
19 geautomatiseerd managementsysteem voor productiekenmerken met datageheugen
2
20 alarmsysteem met doormelding voor stroomuitval
2
21 noodstroomvoorziening
2
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Alarm in gang zetten en nagaan of dit volgens de beschrijving werkt.
Visuele controle of noodstroomvoorziening aanwezig en toetsing of deze functioneert.
Pagina 76 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat 22 Brandblussers Brandveiligheidsplan met een door de brandweer goedgekeurd aanvalsplan
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten 1 3
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat Administratieve toetsing of aan de volgende normen wordt voldaan. Per bouwwerk dienen ten minste twee handbrandblussers aanwezig te zijn met een inhoud van ten minste 12 kg, geschikt voor de brandklassen A, B en C. Het brandveiligheidsplan is aantoonbaar doorgesproken met de brandweer en minimale eisen zijn: - gebruik isolatiematerialen uit de euro brandklasse A of B - grotere technische installaties in compartimenten met 60 minuten brandwerendheid (Weerstand tegen Branddoorslag en Brandoverslag) - een bluswatervoorziening voor de brandweer aanwezig met een capaciteit van ten minste 60 m3/uur op maximaal 200 meter afstand de stal - per brandcompartiment ten minste twee (nood)uitgangen, een vluchtroute is maximaal 45 meter en in een verkeersruimte met een doodlopend einde maximaal 10 meter.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) Controleer of de documentatie, apparatuur of installatie aanwezig is en functioneert.
Pagina 77 van 153
Diergezondheidmaatlat: varkensstallen – vleesvarkens De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Diergezondheid maatlat; keuzemaatregelen diergezondheid – vleesvarkens Criterium diergezondheidsmaatlat 1 2
Punten
spoelplaats voor voertuigen Vuile schone weg: onderdelen voor principe van vuile/ schone weg:
3
a) belemmering om het erf op te rijden en looplijnenschets is voor alle bezoekers zichtbaar opgehangen en de transportwegen zijn verhard.
3
b) scheiding schone en vuile weg middels hygiënevoorzieningen op alle overgangen voor mens, dier en materiaal.
3
c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg
3
Er zijn maximaal 9 punten te behalen.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
a) Vaste belemmeringen voor voertuigen om direct op het erf te komen, zoals een slagboom of toegangshek dat gesloten kan worden. Een flexibele belemmering van bijvoorbeeld touw voldoet ook mits het mogelijk is de doorgang volledig af te sluiten. Er dient een schets te zijn met “looplijnen” voor personen, intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen waarin kruisingen tussen de looplijnen zoveel mogelijk vermeden zijn. De transportwegen voor voer, dieren en mest zijn verhard met stenen, beton, asfalt of puin. b) strikte scheiding tussen de schone weg en vuile weg. Onder de schone weg wordt verstaan: het gedeelte van het perceel waar de dieren zich bevinden met het gedeelte van het perceel waar verkeer van personen en/of intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen tussen de verschillende stallen plaatsvindt. Onder het vuile bedrijfsgedeelte valt alles dat niet onder het schone bedrijfsgedeelte valt. Tussen een vuile en schone weg is een duidelijke scheiding in de vorm van een minimaal 1 meter hoge afscheiding of een natuurlijke barrière zoals een sloot of heg. Deze afscheiding is aaneengesloten en biedt
Visuele controle of aan de normen wordt voldaan. Een looplijnenschets kan bijvoorbeeld zijn gemaakt op een bouwtekening of een schematische plattegrond van het bedrijf.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 78 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
3
Looplijnenschets aanwezig en zichtbaar opgehangen
Punten
2
Opgenomen in maatregel 2
ongediertebestrijdingsplan (minimaal
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
2
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat geen directe toegang tot het schone bedrijfsgedeelte. c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg: - indien een buitenmuur is aangemerkt als afscheiding tussen vuil en schoon mogen in deze muur geen (ventilatie)openingen aanwezig zijn. - indien een stalmuur met ventilatieopeningen als scheiding fungeert tussen vuil en schoon, dienen de transportwegen minimaal 5 meter verwijderd te zijn van luchtinlaten van de stal en open voeropslag. - de scheiding tussen vuil en schoon ligt op minimaal 5 meter van de buitenmuren - bedrijf dat geen vuile-schone weg principe heeft doorgevoerd, kan hier punten halen als bij geen van de ventilatieopeningen transport van mest, dieren of voer plaatsvindt binnen een straal van 5 meter Op (een kopie van) de bouwtekening of andere schematische tekening (bijvoorbeeld tekening van de milieuvergunning) worden de looplijnen weergegeven met verschillende kleuren om de volgende looplijnen te onderscheiden: voerlijnen, biggenlijnen, varkenslijnen, kadaverlijnen, mestlijnen, bezoekerslijnen, inseminatielijnen etc. Het moet duidelijk zijn dat de looplijnen logisch zijn, mogelijkheden voor het verkorten van de looplijnen anders dan aangegeven op de tekening, door de aanwezigheid van deuren, worden niet goedgekeurd. Op basis van de ingeleverde documenten wordt getoetst of punten behaald worden. Het bedrijf heeft een uitgebreid
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
De looplijnen zijn op een groot bord in de hygiënesluis of andere plaats bij de ingang duidelijk weergegeven.
Controleer of de te controleren onderdelen
Pagina 79 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
Punten
voor vliegen, ratten en muizen, evt. ook voor vogels en andere in het wild levende dieren)
4
Erfverharding (min. 2,0 m) aansluitend aan de stallen en eventuele uitloop (rondom)
5
Hygiënesluis: hygiënesluis (bestaat uit minimaal twee gedeelten, heeft een wasbak voorzien van warm- en koudwaterkraan en een bezoekerslijst) aanvullende punten bovenop bovenstaande hygiënesluis: - een wasbak voorzien van een knie-, elleboogbediening of een infraroodsensor - sluis met drie gedeelten waarvan middelste voorzien van een douche - laarzenborstel met watertoevoer - een UV kast
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
3
5
1
2 2 2
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat ongediertebestrijdingsplan dat mede is opgesteld door een extern deskundige (bijv. ongediertebestrijdingsdienst) en alle bij oplevering te controleren onderdelen zijn uitgevoerd en aanwezig. Minimaal 2,0 meter verharding aansluitend om alle stallen en eventuele overdekte uitlopen. Verharding betekent: straatstenen, beton of asfalt, antiworteldoek met grind en zonder beplanting. Indien niet overal twee meter brede verharding aanwezig is of niet aansluitend aan de stal geplaatst is worden geen punten behaald. Administratieve toetsing of aan normen is voldaan, er worden maximaal 12 punten behaald. De hygiënesluis is betegeld of gecoat en goed reinigbaar (wanden zijn glad afgewerkt). De vloer en de wanden zijn is licht van kleur (eventueel vuil is goed zichtbaar). De hygiënesluis bestaat uit minimaal twee gedeelten: vuile deel en schoon deel. De delen zijn van elkaar gescheiden door een muurtje met smalle doorgang of een bankje. Boven de scheiding of in een apart deel tussen vuil en schoon is een wasbak aanwezig met warm- en koud waterkraan. In het vuile deel zijn kapstokken voor bezoekerseigen kleding in schone deel kapstokken voor bedrijfskleding. Verder is een laarzenreiniger aanwezig. Vanuit de hygiënesluis is geen directe toegang mogelijk naar de dierenverblijven. Een bezoekerslijst hangt goed zichtbaar binnen bij de entree. Bij
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) uitgevoerd en aanwezig zijn.
Controleer de verharding rondom de stal en stel vast of de verharding ook tussen de stallen aanwezig is.
Controleer de hygiënesluis op de fysieke aanwezigheid op de benodigde onderdelen op de juiste plaats.
Pagina 80 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
6
7 8
Combiwasser of Chemische lucht wasser Een absoluut filter Afleverplaats voor dieren aan de rand van het bedrijf Krachtvoersilo’s met bedrijfseigen krachtvoersilokoppeling/aanvoerslang - op het schone bedrijfsgedeelte met een aansluitpunt op het vuile bedrijfsgedeelte - op het vuile bedrijfsgedeelte met automatische voertransport (door middel van bijvoorbeeld een voervijzel) naar het schone bedrijfsgedeelte.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat hanteren van een vuile-schone weg ligt de hygiënesluis op de overgang tussen vuil en schoon. Extra punten zijn te behalen: - een kraan bij de wasbak voorzien van knie- of elleboogbediening dan wel infraroodsensor. - drie gedeelten in hygiënesluis, naast vuil en schoon een tussendeel met een doucheruimte die glad betegeld of gecoat (effen wit of effen crèmekleurig) is met een afvoerputje, douchekop en mengkraan voor warm/koud water. - laarzenborstel in middelste gedeelte aangesloten op waterleiding en boven een afvoerputje - een UV kast in het middengedeelte voor het ontsmetten van materialen die op het schone gedeelte van het bedrijf komen.
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing of de krachtvoersilo(‘s) met bedrijfseigen krachtvoersilokoppelingen/ of – aanvoerslangen zich bevinden zich op het schone bedrijfsgedeelte of op het vuile bedrijfsgedeelte. Indien de silo op het vuile bedrijfsgedeelte staat en (tevens) handmatig wordt gevoerd met een voerwagen moet de route tussen de silo en de stal aantoonbaar via de schone weg verlopen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een toegankelijk ‘voertappunt’ op het
Visuele toetsing of aan de norm is voldaan.
3 6 3
2
2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 81 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
9
Mestafvoer: - Het ophaalpunt van de mestcontainers bevindt zich op de vuile weg of de mestcontainers zijn zo gesitueerd dat de vrachtwagen voor het ophalen van de mestcontainers niet op de schone weg komt.
Punten
2
Mestaanzuigpunt met bedrijfseigen aansluitkoppelingen: - op de vuile weg bij toepassing van een schone- en vuile weg principe - op rand van erf
2
Mest direct afvoeren van het bedrijf
1
10 Aanvoersluis voor strooisel en zakgoed 11 Kadaverkoeling op scheiding vuile en schone weg
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat schone bedrijfsgedeelte. Administratieve toetsing bij gebruik van mestcontainers of deze naar de vuile weg toe verplaatst kunnen worden of dat ze bereikbaar zijn vanaf de vuile weg. De vrachtwagens die de containers ophalen of afleveren mogen niet langs de stal komen. Administratieve toetsing bij gebruik van mestaanzuigpunten: er zijn bedrijfseigen aansluitkoppelingen en de locatie ligt: - bij het toepassen van een schone- en vuile weg principe op het vuile bedrijfsgedeelte. - in alle andere situaties aan de rand van het erf nabij de openbare weg waarbij de transportwagen direct naar het aansluitpunt kan rijden zonder langs de stal te rijden. Het aansluitpunt met de vrachtwagen is minimaal 5 meter verwijderd van de dichtstbijzijnde stal of voeropslag. De mest wordt direct afgevoerd van het bedrijf en er is geen eigen mestopslag op het bedrijf aanwezig. De mest wordt bijvoorbeeld direct naar een buurlocatie gebracht zonder dat er contact tussen de locaties bestaat. Bijvoorbeeld als een rail is met mestcontainers waarbij de mest naar de buurlocatie wordt getransporteerd en de containers reinigbaar zijn.
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
De kadaverkoeling staat op de scheiding van de vuile en schone weg. De kadavers kunnen aan de schone kant ingereden worden en aan de vuile kant kan de
Visuele controle of aan de norm is voldaan. Tevens wordt temperatuur van de kadaverkoeling getoetst, deze is maximaal 10 graden Celsius. Het vloeistofdicht zijn van de vloer wordt getest door het
Visuele controle of aan de norm is voldaan wat betreft locatie mestafvoer. Indien sprake is van een mestaanzuigpunt is de aansluitkoppeling fysiek aanwezig.
Controleer of een mestafvoersysteem aanwezig is waarbij geen sprake is van direct contact tussen de stal en de locatie buiten het bedrijf. Een transportband die rond gaat tussen stal en buurlocatie voldoet niet omdat hier sprake is van direct contact.
2 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 82 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
Punten
12 Extra set kadavertonnen als in de koeling past (één in gebruik, één leegstand) 13 Gescheiden stallen per diercategorie (ruimtelijk en klimaat gescheiden) met eigen toegang en omkleedruimte 14 Frequente en volledige afvoer van mest uit de afdeling 15 Dichte hokafscheiding tussen hokken 16 Schoonmaakrobot 17 Vaste inweekinstallatie boven hok
2
18 centrale hogedrukleiding (minimaal 30 bar) 19 Doorspoelinstallatie voor waterleidingen 20 Drinkwaterregistratie per afdeling (direct afleesbaar of via managementsysteem) 21 Gescheiden systemen voor drinkwater en medicijnen geregeld per afdeling 22 Gesloten drinkwaterleidingsysteem 23 Kantelbare droogvoerbakken 24 Per hok zijn minstens twee drinknippels aanwezig
2
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat ondernemer de kadaverkoeling openen om het naar de rand van het bedrijf te verplaatsen. De kadaverkoeling is aangesloten op elektriciteit. De kadaverkoeling staat op een vloeistof dichte vloer. Bij het ontbreken van het schonevuile weg principe worden geen punten behaald.
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) uitgieten van een emmer met water over de vloer waarbij het water niet mag weglopen via de vloer maar op de vloer blijft staan. Afvoer is afsluitbaar.
8
3 3 3 3
2 2
2
2 2 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 83 van 153
Energiemaatlat: varkensstallen – Vleesvarkens De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Toelichting: Binnen de MDV is er soms verschil in differentiatie in punten naar diersoort en –categorie. Bij energie gaat het veelal om de volgende reden, er is gekeken naar het al of niet inzetten van verwarming voor hoge(re) ruimtetemperaturen. Als er normaal geen verwarming wordt toegepast, zijn geen punten toegekend.
Energie maatlat; keuzemaatregelen energie – vleesvarkens Criterium energiemaatlat
1
2
3 4 5 6 7
Bouwkundig Gemiddelde isolatiewaarde: 2,54,5
Putdiepte maximaal 1,0 m Warm(te-terug)winning warmtewisselaar: lucht/lucht warmtewisselaar: lucht/water warmtewisselaar: water/water warmtewisselaar: lucht/grond (grondbuizen) luchtaanvoer via grondkanalen
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
1 2 3
Richtlijnen controle stalontwerp
Richtlijnen controle stal (aanvullend op controle stalontwerp)
Volgens IPPC (met verwijzing naar Bouwbesluit) moet de gemiddelde isolatie van een gebouw minimaal een R-waarde van 2,5 m2 K/W hebben over het hele gebouw (vloer, muren en dak). Dit kan worden aangetoond door middel van berekeningen (NEN 1068 van mei 1997). Als door het na-isoleren van een bestaand gebouw dezelfde R-waarde wordt behaald, wordt dit met hetzelfde aantal punten gewaardeerd. Bij een bedrijf met een kelder onder de vloer, mag de Rc waarde berekend worden op basis van isolatiewaarde van wanden en dak en mag de vloer buiten beschouwing worden gelaten. Een geïsoleerd plafond mag worden meegerekend mits het een geheel vormt met het dak. De tussenruimte mag niet dienen als een onderdeel van het klimaatbeheersingsysteem in de stal.
Nagaan of de aangegeven materialen in aangegeven diktes zijn toegepast.
1
10 6 2 3 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 84 van 153
Criterium energiemaatlat 8
9 10 11 12 13
warmte/koude-opslag in de grond via grondwarmtewisselaar warmte/koude-opslag in de grond via aquifer gebruik warmte-overschot van naastliggende activiteit warmtepomp warmtedak rondpompen warmte Duurzame energiebronnen
14 verwarmingsketel gestookt op afvalhout 15 warmtekrachtinstallatie gestookt met biomassa 16 warmtekrachtinstallatie met behulp van een zuigermotor 17 Windenergie vermogen ≤ 25 kW vermogen > 25 kW 18 zonne-energie 25% besparing* 50% besparing* 75% besparing* 100% besparing* * op elektraverbruik Verwarming 19 HR-ketels aangesloten op een systeem dat alleen een lage temperatuur vraagt, zoals vloerverwarming
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Richtlijnen controle stalontwerp
Richtlijnen controle stal (aanvullend op controle stalontwerp)
8
8 10 3 4 6 De norm geldt voor het hele bedrijf (of in ieder geval voor alle stallen van het bedrijf voor de betreffende sector, te weten varkens/leghennen/vleeskuikens/melkvee/vleeskalveren). Het totale energieverbruik van het bedrijf wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stallen plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen. Het is ook mogelijk om de punten voor duurzame energie te behalen voor het verbruik gerelateerd aan de te certificeren stal in plaats van aan het hele bedrijf. Het totale energieverbruik van de stal wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stal plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen naar rato van aantal dierplaatsen. Dit kan alleen indien wordt aangetoond dat 1) (een deel van) de geproduceerde duurzame energie direct naar de betreffende stal gaat en 2) de capaciteit van de duurzame energievoorziening niet eerder in een MDV certificaat aan een andere stal van het bedrijf is toegerekend. 10 16 14
4 7 2 4 7 10
6
In de offertes is het type ketel aangegeven met daarbij of dit een VR of HR ketel is. Uit de plannen blijkt dat geen ruimteverwarming wordt gebruikt met een watertemperatuur hoger dan 50o C in de
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Controle is mogelijk op het typeplaatje van de verwarmingsketel en afwezigheid van verwarmingselementen die een hoge watertemperatuur vragen.
Pagina 85 van 153
Criterium energiemaatlat
Punten
Richtlijnen controle stalontwerp
Richtlijnen controle stal (aanvullend op controle stalontwerp)
dierafdelingen. Dit is ook aan te tonen door middel van berekeningen. Alleen in combinatie met systemen waar de CVwarmte via geleiding wordt overgedragen (bv vloerverwaming of muur/wandverwarming) kan een laaggestookt circuit worden beloond. Een deltabuis voldoet hier niet aan. Deze maatregel is niet te combineren met het rondpompen van warmte (maatregel 13). 20 verwarmen ingaande lucht door middel van een water/lucht wisselaar Ventilatie 21 automatisch gestuurde natuurlijke ventilatie 22 meetwaaier en smoorunit 23 regeling ventilatoren voor klimaatbeheersing: ventilatie per afdeling/stal: - triacregeling - frequentieregeling centrale afzuiging: - triacregeling - frequentieregeling 24 cascaderegeling ventilatoren 25 hybride ventilatie 26 koelen ingaande lucht door middel van een water/lucht wisselaar Verlichting 27 daglicht: verdeeld over de afdeling minimaal 2,0% van vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak 28 hoofdverlichting: LED 29 hoofdverlichting: HFTLverlichting 30 energiezuinige armaturen
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
8
9 1
1 2 2 3 2 1 3
2
4 1 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 86 van 153
Criterium energiemaatlat 31 Bewegingsmelders 32 schemerschakelaars 33 gescheiden verlichtingscircuits 34 daglichtkokers 35 Energie-efficiënt verlichtingssysteem Emissiearme technieken 36 Bonuspunten indien voor reductie van ammoniakemissie en van fijn stofemissie is gekozen voor een techniek die relatief energiezuinig is
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Richtlijnen controle stalontwerp
Richtlijnen controle stal (aanvullend op controle stalontwerp)
Administratieve toetsing op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van ammoniakemissie (zie ammoniakmaatlat) en op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van fijn stof (zie maatlat fijn stof). De laagste puntenwaardering op energie van deze systemen is het aantal punten dat voor “emissie-arme technieken” op de energiemaatlat wordt behaald. Er kunnen maximaal 10 punten behaald worden voor deze maatregel.
Administratieve toetsing van puntenwaardering op basis van gerealiseerde techniek voor ammoniakemissie reductie en fijn stof reductie.
1 1 1 2 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – vleesvarkens
Pagina 87 van 153
2.1.5 Varkensstallen - dekberen Om in aanmerking te komen voor het MDV-certificaat, dient een bedrijf punten behalen op de ammoniakmaatlat, op de dierenwelzijnmaatlat, op de diergezondheidmaatlat en de energiemaatlat. Voor alle maatlatten is een minimum aantal punten vastgesteld en voor de overige punten (de zogenaamde vrije ruimte) kan de ondernemer zelf kiezen op welke maatlat(ten) ze behaald worden. Het is alleen mogelijk om een certificaat B (zie hoofdstuk 1) te behalen voor de MDV varkensstallen. Niveau voor MDV – dekberen op gespecialiseerd berenbedrijf Bedrijfsomvang ≤ 350 nge Aantal punten Minimum ammoniakmaatlat 69 Minimum dierenwelzijnmaatlat 15 Minimum diergezondheidmaatlat 18 Minimum energiemaatlat 4 Minimum fijn stof maatlat 10 Minimum maatlat bedrijf en omgeving 29 Vrije ruimte 2 Totaal 147
Bedrijfsomvang > 350 nge en ≤ 700 nge Aantal punten 69 18 21 4 10 34 2 158
Bedrijfsomvang > 700 nge Aantal punten 69 20 23 4 10 39 2 167
Niveau voor MDV – dekberen op zeugenbedrijf met >3% berenplaatsen i.r.t. aantal zeugenplaatsen Bedrijfsomvang Bedrijfsomvang ≤ 350 nge > 350 nge en ≤ 700 nge Aantal punten Aantal punten Minimum ammoniakmaatlat 69 69 Minimum dierenwelzijnmaatlat 10 12 Minimum diergezondheidmaatlat 14 16 Minimum energiemaatlat 4 4 Minimum fijn stof maatlat 10 10 Minimum maatlat bedrijf en omgeving 29 34 Vrije ruimte 2 2 Totaal 138 147
Bedrijfsomvang > 700 nge Aantal punten 69 13 17 4 10 39 2 154
De wijze van berekenen van de bedrijfsgrootte in nge is opgenomen in hoofdstuk 1. Aanvullende toelichting bij de audits: - Bij de controle van de stal voor het stalcertificaat dienen zowel de “Richtlijnen controle stalontwerp” op basis van documenten als de “ Richtlijnen controle stal (aanvullend op controle stalontwerp)” te worden gevolgd. Er dient bij de audit voor het MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 88 van 153
-
stalcertificaat dus opnieuw administratief op basis van de dan van toepassing zijnde documenten (incl. facturen) te worden gecontroleerd. Daarnaast vindt een visuele controle van de gerealiseerde maatregelen plaats waarbij soms ook metingen verricht moeten worden. Indien er voor maatregelen verschillende afmetingen voorkomen in de stal dan bepaalt de kleinste afmeting de score voor deze keuzemaatregel. Er wordt geen gemiddelde berekend bij eventueel verschillende situaties in een stal.
toelichting stroefheidmeting betonvloeren De stroefheid van betonvloeren kan op twee wijzen worden bepaald: met de Leroux-meter of de FSC2000. Voor betonvloeren met profilering, zoals sleuven, honingraat of blokken is deze toelichting niet van toepassing. Deze geprofileerde vloeren behalen wel punten bij de maatregelen waar voor betonvloeren/-roosters. Leroux-meter De Pedulum-methode ofwel Leroux meter is een slingertoestel. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende norm: NEN 2873:1982/A1:1999 nl. Floor Slide Control 2000 (FSC2000) Bij de FSC2000 wordt de stroefheid elektronisch gemeten. Voor de meting wordt gebruik gemaakt van de volgende werkwijze: NTA 7909:2003. Deze Nederlandse Technische Afspraak is een aanzet voor een volwaardige Nederlandse Norm (NEN) of Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR). Aanvullende richtlijnen: - de vloer wordt met een handveger of bezem gereinigd; - voor de meting de vloer bevochtigen met water; - de meetvoet staat bij het begin van de meting al tegen de vloer en trekt de FSC2000 op tegen de wrijvingsweerstand in; - het meetvoetje is van rubber noratestvoetje (Rubber SBR 302 Noratest, dichtheid 1,23 ± 0,02 kg/dm3, Shore-D: 49 ± 2, volgens EN-ISO-868); - de meetafstand per meting is 30 cm; - een te beoordelen vloer wordt op tenminste 3 willekeurige plaatsen (3 meetseries) bemeten. - per meetserie worden minimaal 4 meetruns uitgevoerd over hetzelfde oppervlak (meetspoor), in beide richtingen. - de meetwaarden binnen een meetserie mogen max 0,04 verschillen. Als dit niet het geval is dienen de metingen op het meetspoor te worden voortgezet tot 4 achtereenvolgende waarden zijn bereikt die binnen de range vallen. De gemiddelde FSC-waarde van deze 4 runs geeft de FSC-waarde van het betreffende meetserie. - De FSC-waarden van de 3 meetseries worden gemiddeld om tot een FSC-waarde voor de gehele vloer te komen. Indien de FSC-waarden van de meetseries meer dan 0,05 uiteenlopen dient het aantal meetseries te worden uitgebreid van 3 naar 5 en wordt op basis van deze 5 meetseries de FSC-waarde van de vloer bepaald. Normen In de MDV gelden de volgende normen voor stalvloeren om voor punten in aanmerking te komen bij de van toepassing zijnde keuzemaatregelen. norm Leroux MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
norm FSC2000 waarde Pagina 89 van 153
nieuwe betonvloeren in dierverblijven
> 63
> 0,60
hergebruikte betonvloeren in dierverblijven vloeren waar dieren komen maar niet verblijven (bijv. gangen voor aan- en afvoer van dieren)
> 45 > 45
> 0,60 > 0,45
Uitvoering controle Om aan te tonen dat de betonvloeren aan de norm voldoen, dient de vloer bemeten te worden door een onafhankelijk deskundige van een bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met het betreffende apparaat. De apparatuur dient geijkt en onderhouden te zijn. Van deze metingen dient een rapportage opgemaakt te worden waarin minimaal de volgende onderdelen zijn opgenomen: - naam, functie en bedrijf van de controleur; - datum of data waarop de metingen zijn uitgevoerd; - de meetwaarden van alle metingen, de resultante per meetserie en van de vloer als geheel; - de locatie waar de metingen zijn uitgevoerd (adres, diersoort, stal, afdelingen, hokken); - een beschrijving van de vloer en visuele beoordeling van de kwaliteit - de condities waaronder is gemeten (hok wel of niet in gebruik); - overige bijzonderheden. Prefab betonvloeren Bij vloeren van prefab betonelementen kan volstaan worden met een certificaat en/of korte rapportage voor het betreffende specifieke type betonelement waarin de stroefheid van de vloerdelen is opgenomen. Een dergelijke rapportage dient te zijn afgegeven door een onafhankelijk bedrijf met specialisatie en kennis over stroefheidmetingen met Leroux of FSC2000 en mag maximaal vijf jaar oud zijn. Na vijf jaar dient de meting opnieuw te worden uitgevoerd voor de betreffende prefab betondelen. - uitvoerders van FSC2000-metingen moeten minimaal een MBO-opleiding in technische richting hebben afgerond. Indien geen technische richting is afgerond dan kan de uitvoerder met aantoonbaar minimaal 1 jaar ervaring (minimaal 20 metingen) in het uitvoeren van technische metingen voldoen. - het betrokken meetbedrijf verklaart in de meetrapportage dat men onafhankelijk is van de opdrachtgever en het bedrijf dat de betonvloer/elementen heeft geleverd/gemaakt.
Ammoniakmaatlat: varkensstallen – dekberen De ammoniakmaatlat beschrijft een aantal systemen uit bijlage 1 van de Rav met de bijbehorende puntenscore. Voor stallen die niet op deze lijst staan en die wel op bijlage 1 van de Rav zijn opgenomen kan het behaalde aantal punten worden berekend. Er is geen emissiefactor in Besluit huisvesting opgenomen voor dekberen. Een emissie van 5,5 kg per dierplaats per jaar levert 0 punten op en een emissie van 0,0 kg per dierplaats levert 100 punten op. De verhouding tussen de emissie en het aantal punten is lineair. De formule hiervoor is: Aantal punten ammoniakmaatlat = 100 – (100/Emax)*Estal waarbij Emax 5,5 kg per dierplaats per jaar is en Estal de emissiewaarde van de stal in de Rav MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 90 van 153
Het aantal punten op de ammoniakmaatlat wordt naar dichtstbijzijnde gehele getal afgerond. De controle na oplevering van de stal van de ammoniakmaatlat geschiedt administratief op basis van de vergunningen. Visueel wordt gekeken of het type stal op de vergunning overeenkomt met de werkelijke situatie. Bijvoorbeeld of de luchtwassers aanwezig zijn, er mestbanden aanwezig zijn of dat er sprake is van een nageschakelde techniek. Waar van toepassing voor de puntenberekening dient gecontroleerd te worden middels meting, specificatie en/of meetrapporten gecontroleerd of (de onderdelen van) installaties aan de vereiste capaciteit voldoen. Proefstal Een certificatie-instelling kan een vergunde proefstal certificeren mits: 1) voor de betreffende stal een beschikking is afgegeven door de minister van VROM met een bijzondere emissiefactor (proefstal) en 2) de toegekende bijzondere emissiefactor van deze proefstal voldoende punten behaalt op de ammoniakmaatlat (zie bovenstaande berekenwijze) en 3) de proefstal als zodanig is opgenomen in de milieuvergunning en 4) aan alle andere normen zoals beschreven in MDV is voldaan. Ammoniakmaatlat; stallen voor dekberen met bijbehorend Rav nummer en puntenaantal NH3 emissie (kg NH3 / dierplaats/ jaar) 1,7 1,7 0,28
Rav nr D 2.1 D 2.2 D 2.3 D 2.4 D 2.4.1
Aantal punten
systeem biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie 69 chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie 69 chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie 95 luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser 0,83 90* (lamellenfilter) en waterwasser * D 2.4.2 gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, 1,65 90* chemische wasser en biofilter * D 2.4.3 gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, 0,83 90* chemische wasser en biofilter * D 2.4.4 gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en 0,83 90* biologische wasser * *gecombineerde luchtwasser worden gewaardeerd met extra punten. Voor de puntenberekening wordt 90% ammoniakreductie als uitgangspunt genomen omdat deze gecombineerde wassers ook een bijdrage leveren aan andere duurzaamheidaspecten.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Punten energie maatlat** 0 0 0 0 0 0 0
Pagina 91 van 153
Dierenwelzijnmaatlat: varkensstallen – dekberen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Dierenwelzijnmaatlat; keuzemaatregelen dierenwelzijn – dekberen
1
2
Criterium dierenwelzijnmaatlat Permanent beschikbaar oppervlak per dier jonger dan 12 mnd: (alleen voor KI-stations) > 5 m2 > 6 m2 > 7 m2 Permanent beschikbaar oppervlak per dier van 12 mnd tot 18 mnd: (alleen voor KI-stations) > 6 m2 > 7 m2 Permanent beschikbaar oppervlak per dier ouder dan 18 mnd: > 7 m2 > 8 m2 Indien hok ook als dekruimte wordt gebruikt is 10 m2 minimum. Aanwezigheid overkapte buitenuitloop (> 3,0 m2) Weidegang (> 100 m2) dichte vloer: Dichte vloeroppervlak / dier: > 75 % Dichte vloeroppervlak / dier: 100 % Uitvoering ligruimte: Bolle dichte vloer, vloer onder afschot, met vloerverwarming dichte vloer met dikke strooisellaag
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
2 4 6
2 4
2 4
3 10 2 5
2
10
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 92 van 153
3
4
5
6
7
8
9
Criterium dierenwelzijnmaatlat Hok heeft tenminste 1 dichte wand van minimaal 70 cm hoog. dieren moeten beschikking hebben over substraat / instrooimateriaal − geautomatiseerde strooiselverstrekking − ander spelmateriaal volgens beoordeling MDV verrijkingsmaterialen minimaal 2 maal daags voeren (geautomatiseerd) Drinkwaterregistratie per afdeling (direct afleesbaar of via managementsysteem) Vloeruitvoering: − volledig dichte vloer / beerroosters, dik laag strooisel − roostervloer: betonroosters (minimaal 63 Leroux of FSC2000 waarde 0,60 bij aanschaf) Voorkomen hittestress: a) koelen ingaande stallucht Directe daglichttoetreding, uitgaande van percentage van lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak ten opzicht van het vloeroppervlak > 2,0 % > 3,0 % > 5,0 % Schuurvoorziening
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
4
10 5
2 1
3
2
3
2 3 4 2 Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 93 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat (schuurpaal / borstel) 10 Voorgaande schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel op dezelfde locatie Navolgende schakel is de slachterij en deze bevindt zich op dezelfde locatie
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing of een geautomatiseerd managementsysteem voor productiekenmerken met datageheugen (voor minimaal één jaar of als de dieren langer dan een jaar gehouden worden van minimaal een hele ronde) aanwezig is. Administratieve toetsing of een alarmsysteem met doormelding aanwezig is. Onder doormelding wordt verstaan dat het alarm wordt doorgegeven naar een vaste telefoon, een mobiele telefoon of een semafoon (pieper). Administratieve toetsing of een noodstroomvoorziening aanwezig is met voldoende capaciteit om de reguliere bedrijfsvoering te kunnen uitvoeren (ventilatie, voerverstrekking, e.d.) Administratieve toetsing of aan de volgende normen wordt voldaan. Per bouwwerk dienen ten minste twee handbrandblussers aanwezig te zijn met een inhoud van ten minste 12 kg, geschikt voor de brandklassen A, B en C. Het brandveiligheidsplan is aantoonbaar doorgesproken met de brandweer en minimale eisen zijn:
Controleren of het managementsysteem werkt en actuele gegevens beschikbaar zijn (uitdraai controleren).
1
1
2
(punten voor de voorgaande/nagaande schakel kunnen alleen behaald worden mits het bedrijf minimaal de helft van de dieren op eigen bedrijf aanhoudt)
11 geautomatiseerd managementsysteem voor productiekenmerken met datageheugen
2
12 alarmsysteem met doormelding voor stroomuitval
2
13 noodstroomvoorziening
2
14 Brandblussers
1
Brandveiligheidsplan met een door de brandweer goedgekeurd aanvalsplan
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
3
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Alarm in gang zetten en nagaan of dit volgens de beschrijving werkt.
Visuele controle of noodstroomvoorziening aanwezig en toetsing of deze functioneert.
Controleer of de documentatie, apparatuur of installatie aanwezig is en functioneert.
Pagina 94 van 153
Criterium dierenwelzijnmaatlat
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
- gebruik isolatiematerialen uit de euro brandklasse A of B - grotere technische installaties in compartimenten met 60 minuten brandwerendheid (Weerstand tegen Branddoorslag en Brandoverslag) - een bluswatervoorziening voor de brandweer aanwezig met een capaciteit van ten minste 60 m3/uur op maximaal 200 meter afstand de stal - per brandcompartiment ten minste twee (nood)uitgangen, een vluchtroute is maximaal 45 meter en in een verkeersruimte met een doodlopend einde maximaal 10 meter.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 95 van 153
Diergezondheidmaatlat: varkensstallen – dekberen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Diergezondheid maatlat; keuzemaatregelen diergezondheid – dekberen
1 2
Criterium diergezondheidsmaatlat spoelplaats voor voertuigen Vuile schone weg: onderdelen voor principe van vuile/ schone weg: a) belemmering om het erf op te rijden en looplijnenschets is voor alle bezoekers zichtbaar opgehangen en de transportwegen zijn verhard. b) scheiding schone en vuile weg middels hygiënevoorzieningen op alle overgangen voor mens, dier en materiaal. c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg Er zijn maximaal 9 punten te behalen.
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
3
3
3
3
a) Vaste belemmeringen voor voertuigen om direct op het erf te komen, zoals een slagboom of toegangshek dat gesloten kan worden. Een flexibele belemmering van bijvoorbeeld touw voldoet ook mits het mogelijk is de doorgang volledig af te sluiten. Er dient een schets te zijn met “looplijnen” voor personen, intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen waarin kruisingen tussen de looplijnen zoveel mogelijk vermeden zijn. De transportwegen voor voer, dieren en mest zijn verhard met stenen, beton, asfalt of puin. b) strikte scheiding tussen de schone weg en vuile weg. Onder de schone weg wordt verstaan: het gedeelte van het perceel waar de dieren zich bevinden met het gedeelte van het perceel waar verkeer van personen en/of intern transport van dieren en dierlijke producten, voer en materialen tussen de verschillende stallen plaatsvindt. Onder het vuile bedrijfsgedeelte valt alles dat niet onder het schone bedrijfsgedeelte valt. Tussen een vuile en schone weg is een duidelijke scheiding in de vorm van een minimaal 1 meter hoge afscheiding of een natuurlijke barrière zoals een sloot of heg. Deze afscheiding is aaneengesloten en biedt geen directe toegang tot het schone bedrijfsgedeelte. c) luchtinlaat niet direct aan de vuile weg: - indien een buitenmuur is aangemerkt als afscheiding tussen vuil en schoon mogen in deze
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Visuele controle of aan de normen wordt voldaan. Een looplijnenschets kan bijvoorbeeld zijn gemaakt op een bouwtekening of een schematische plattegrond van het bedrijf.
Pagina 96 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat
3
Looplijnenschets aanwezig en zichtbaar opgehangen
Punten Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
2
Opgenomen in maatregel 2
4
5
ongediertebestrijdingsplan (minimaal voor vliegen, ratten en muizen, evt. ook voor vogels en andere in het wild levende dieren) Erfverharding (min. 2,0 m) aansluitend aan de stallen en eventuele uitloop (rondom)
Hygiënesluis:
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
2
3
muur geen (ventilatie)openingen aanwezig zijn. - indien een stalmuur met ventilatieopeningen als scheiding fungeert tussen vuil en schoon, dienen de transportwegen minimaal 5 meter verwijderd te zijn van luchtinlaten van de stal en open voeropslag. - de scheiding tussen vuil en schoon ligt op minimaal 5 meter van de buitenmuren - bedrijf dat geen vuile-schone weg principe heeft doorgevoerd, kan hier punten halen als bij geen van de ventilatieopeningen transport van mest, dieren of voer plaatsvindt binnen een straal van 5 meter Op (een kopie van) de bouwtekening of andere schematische tekening (bijvoorbeeld tekening van de milieuvergunning) worden de looplijnen weergegeven met verschillende kleuren om de volgende looplijnen te onderscheiden: voerlijnen, biggenlijnen, varkenslijnen, kadaverlijnen, mestlijnen, bezoekerslijnen, inseminatielijnen etc. Het moet duidelijk zijn dat de looplijnen logisch zijn, mogelijkheden voor het verkorten van de looplijnen anders dan aangegeven op de tekening, door de aanwezigheid van deuren, worden niet goedgekeurd. Op basis van de ingeleverde documenten wordt getoetst of punten behaald worden. Het bedrijf heeft een uitgebreid ongediertebestrijdingsplan dat mede is opgesteld door een extern deskundige (bijv. ongediertebestrijdingsdienst) en alle bij oplevering te controleren onderdelen zijn uitgevoerd en aanwezig. Minimaal 2,0 meter verharding aansluitend om alle stallen en eventuele overdekte uitlopen. Verharding betekent: straatstenen, beton of asfalt, antiworteldoek met grind en zonder beplanting. Indien niet overal twee meter brede verharding aanwezig is of niet aansluitend aan de stal geplaatst is worden geen punten behaald. Administratieve toetsing of aan normen is voldaan, er Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
De looplijnen zijn op een groot bord in de hygiënesluis of andere plaats bij de ingang duidelijk weergegeven.
Controleer of de te controleren onderdelen uitgevoerd en aanwezig zijn.
Controleer de verharding rondom de stal en stel vast of de verharding ook tussen de stallen aanwezig is.
Controleer de hygiënesluis op de fysieke Pagina 97 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat hygiënesluis (bestaat uit minimaal twee gedeelten, heeft een wasbak voorzien van warm- en koudwaterkraan en een bezoekerslijst) aanvullende punten bovenop bovenstaande hygiënesluis: - een wasbak voorzien van een knie-, elleboogbediening of een infraroodsensor - sluis met drie gedeelten waarvan middelste voorzien van een douche - laarzenborstel met watertoevoer - een UV kast
6
- quarantaine stal voor aangevoerde opfokgelten minimaal 5 weken of - eigen opfokafdelingen (controle met
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat 5
worden maximaal 12 punten behaald. De hygiënesluis is betegeld of gecoat en goed reinigbaar (wanden zijn glad afgewerkt). De vloer en de wanden zijn is licht van kleur (eventueel vuil is goed zichtbaar). De hygiënesluis bestaat uit minimaal twee gedeelten: vuile deel en schoon deel. De delen zijn van elkaar gescheiden door een muurtje met smalle doorgang of een bankje. Boven de scheiding of in een apart deel tussen vuil en schoon is een wasbak aanwezig met warm- en koud waterkraan. In het vuile deel zijn kapstokken voor bezoekerseigen kleding in schone deel kapstokken voor bedrijfskleding. Verder is een laarzenreiniger aanwezig. Vanuit de hygiënesluis is geen directe toegang mogelijk naar de dierenverblijven. Een bezoekerslijst hangt goed zichtbaar binnen bij de entree. Bij hanteren van een vuile-schone weg ligt de hygiënesluis op de overgang tussen vuil en schoon. Extra punten zijn te behalen: - een kraan bij de wasbak voorzien van knie- of elleboogbediening dan wel infraroodsensor. - drie gedeelten in hygiënesluis, naast vuil en schoon een tussendeel met een doucheruimte die glad betegeld of gecoat (effen wit of effen crèmekleurig) is met een afvoerputje, douchekop en mengkraan voor warm/koud water. - laarzenborstel in middelste gedeelte aangesloten op waterleiding en boven een afvoerputje - een UV kast in het middengedeelte voor het ontsmetten van materialen die op het schone gedeelte van het bedrijf komen.
1
2 2 2
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat) aanwezigheid op de benodigde onderdelen op de juiste plaats.
4
8
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 98 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat milieuvergunning) 7 Combiwasser of Chemische lucht wasser Een absoluut filter 8 Afleverplaats voor dieren aan de rand van het bedrijf 9 Krachtvoersilo’s met bedrijfseigen krachtvoersilokoppeling/aa nvoerslang - op het schone bedrijfsgedeelte met een aansluitpunt op het vuile bedrijfsgedeelte - op het vuile bedrijfsgedeelte met automatische voertransport (door middel van bijvoorbeeld een voervijzel) naar het schone bedrijfsgedeelte. 10 Mestafvoer: - Het ophaalpunt van de mestcontainers bevindt zich op de vuile weg of de mestcontainers zijn zo gesitueerd dat de vrachtwagen voor het ophalen van de mestcontainers niet op de schone weg komt. Mestaanzuigpunt met bedrijfseigen aansluitkoppelingen: - op de vuile weg bij MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
3 6 3
2
2
2
2 1
Administratieve toetsing of de krachtvoersilo(‘s) met bedrijfseigen krachtvoersilokoppelingen/ of – aanvoerslangen zich bevinden zich op het schone bedrijfsgedeelte of op het vuile bedrijfsgedeelte. Indien de silo op het vuile bedrijfsgedeelte staat en (tevens) handmatig wordt gevoerd met een voerwagen moet de route tussen de silo en de stal aantoonbaar via de schone weg verlopen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een toegankelijk ‘voertappunt’ op het schone bedrijfsgedeelte.
Visuele toetsing of aan de norm is voldaan.
Administratieve toetsing bij gebruik van mestcontainers of deze naar de vuile weg toe verplaatst kunnen worden of dat ze bereikbaar zijn vanaf de vuile weg. De vrachtwagens die de containers ophalen of afleveren mogen niet langs de stal komen. Administratieve toetsing bij gebruik van mestaanzuigpunten: er zijn bedrijfseigen aansluitkoppelingen en de locatie ligt: - bij het toepassen van een schone- en vuile weg principe op het vuile bedrijfsgedeelte. - in alle andere situaties aan de rand van het erf nabij de openbare weg waarbij de transportwagen direct naar het aansluitpunt kan rijden zonder langs de stal te rijden. Het aansluitpunt met de
Visuele controle of aan de norm is voldaan wat betreft locatie mestafvoer. Indien sprake is van een mestaanzuigpunt is de aansluitkoppeling fysiek aanwezig.
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 99 van 153
Criterium diergezondheidsmaatlat toepassing van een schone- en vuile weg principe - op rand van erf Mest direct afvoeren van het bedrijf
11 Aanvoersluis voor strooisel en zakgoed 12 Kadaverkoeling op scheiding vuile en schone weg
13 Extra set kadavertonnen als in de koeling past (één in gebruik, één leegstand) 14 Gescheiden stallen per diercategorie (ruimtelijk en klimaat gescheiden) met eigen toegang en omkleedruimte 15 Frequente en volledige afvoer van mest uit de afdeling 16 Dichte hokafscheiding tussen hokken 17 Schoonmaakrobot MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
vrachtwagen is minimaal 5 meter verwijderd van de dichtstbijzijnde stal of voeropslag.
1
De mest wordt direct afgevoerd van het bedrijf en er is geen eigen mestopslag op het bedrijf aanwezig. De mest wordt bijvoorbeeld direct naar een buurlocatie gebracht zonder dat er contact tussen de locaties bestaat. Bijvoorbeeld als een rail is met mestcontainers waarbij de mest naar de buurlocatie wordt getransporteerd en de containers reinigbaar zijn.
Controleer of een mestafvoersysteem aanwezig is waarbij geen sprake is van direct contact tussen de stal en de locatie buiten het bedrijf. Een transportband die rond gaat tussen stal en buurlocatie voldoet niet omdat hier sprake is van direct contact.
De kadaverkoeling staat op de scheiding van de vuile en schone weg. De kadavers kunnen aan de schone kant ingereden worden en aan de vuile kant kan de ondernemer de kadaverkoeling openen om het naar de rand van het bedrijf te verplaatsen. De kadaverkoeling is aangesloten op elektriciteit. De kadaverkoeling staat op een vloeistof dichte vloer. Bij het ontbreken van het schone-vuile weg principe worden geen punten behaald.
Visuele controle of aan de norm is voldaan. Tevens wordt temperatuur van de kadaverkoeling getoetst, deze is maximaal 10 graden Celsius. Het vloeistofdicht zijn van de vloer wordt getest door het uitgieten van een emmer met water over de vloer waarbij het water niet mag weglopen via de vloer maar op de vloer blijft staan. Afvoer is afsluitbaar.
2 2
2
8
3
3 3 Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 100 van 153
18 19 20 21 22
23
Criterium diergezondheidsmaatlat Vaste inweekinstallatie boven hok centrale hogedrukleiding (minimaal 30 bar) Doorspoelinstallatie voor waterleidingen Drinkwaterregistratie per afdeling Gescheiden systemen voor drinkwater en medicijnen geregeld per afdeling Gesloten drinkwaterleidingsysteem
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
3 2 2 2 2
2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 101 van 153
Energiemaatlat: varkensstallen – dekberen De keuzemaatregelen met bijbehorende controlesystematiek worden hieronder één voor één beschreven. Per maatregel worden punten verkregen indien aan de gestelde eisen wordt voldaan. Toelichting: Binnen de MDV is er soms verschil in differentiatie in punten naar diersoort en –categorie. Bij energie gaat het veelal om de volgende reden, er is gekeken naar het al of niet inzetten van verwarming voor hoge(re) ruimtetemperaturen. Als er normaal geen verwarming wordt toegepast, zijn geen punten toegekend.
Energie maatlat; keuzemaatregelen energie – dekberen Criterium energiemaatlat
1
2
3 4 5 6
7
Punten
Bouwkundig Gemiddelde isolatiewaarde: 2,54,5
1 2 3
putdiepte: maximaal 1,0 m
1
Warm(te-terug)winning warmtewisselaar: lucht/lucht warmtewisselaar: lucht/water warmtewisselaar: water/water warmtewisselaar: lucht/grond (grondbuizen) luchtaanvoer via grondkanalen
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Volgens IPPC (met verwijzing naar Bouwbesluit) moet de gemiddelde isolatie van een gebouw minimaal een R-waarde van 2,5 m2 K/W hebben over het hele gebouw (vloer, muren en dak). Dit kan worden aangetoond door middel van berekeningen (NEN 1068 van mei 1997). Als door het na-isoleren van een bestaand gebouw dezelfde R-waarde wordt behaald, wordt dit met hetzelfde aantal punten gewaardeerd. Bij een bedrijf met een kelder onder de vloer, mag de Rc waarde berekend worden op basis van isolatiewaarde van wanden en dak en mag de vloer buiten beschouwing worden gelaten. Een geïsoleerd plafond mag worden meegerekend mits het een geheel vormt met het dak. De tussenruimte mag niet dienen als een onderdeel van het klimaatbeheersingsysteem in de stal.
Nagaan of de aangegeven materialen in aangegeven diktes zijn toegepast.
11 6 1 4 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 102 van 153
Criterium energiemaatlat 8
9 10 11 12 13
warmte/koude-opslag in de grond via grondwarmtewisselaar warmte/koude-opslag in de grond via aquifer gebruik warmte-overschot van naastliggende activiteit warmtepomp warmtedak Rondpompen warmte Duurzame energiebronnen
14 verwarmingsketel gestookt op afvalhout 15 warmtekrachtinstallatie gestookt met biomassa 16 warmtekrachtinstallatie met behulp van een zuigermotor 17 windenergie vermogen ≤ 25 kW vermogen > 25 kW 18 zonne-energie 25% besparing* 50% besparing* 75% besparing* 100% besparing* * op elektraverbruik Verwarming 19 verwarmen ingaande lucht door middel van een water/lucht wisselaar MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
9
9 11 4 5 1 De norm geldt voor het hele bedrijf (of in ieder geval voor alle stallen van het bedrijf voor de betreffende sector, te weten varkens/leghennen/vleeskuikens/melkvee/vleeskalveren). Het totale energieverbruik van het bedrijf wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stallen plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen. Het is ook mogelijk om de punten voor duurzame energie te behalen voor het verbruik gerelateerd aan de te certificeren stal in plaats van aan het hele bedrijf. Het totale energieverbruik van de stal wordt als volgt berekend: het directe energieverbruik in de stal plus het energieverbruik van de centrale voorzieningen naar rato van aantal dierplaatsen. Dit kan alleen indien wordt aangetoond dat 1) (een deel van) de geproduceerde duurzame energie direct naar de betreffende stal gaat en 2) de capaciteit van de duurzame energievoorziening niet eerder in een MDV certificaat aan een andere stal van het bedrijf is toegerekend. 10 16 14
3 5 1 3 5 7
9
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 103 van 153
Criterium energiemaatlat Ventilatie 20 automatisch gestuurde natuurlijke ventilatie 21 meetwaaier en smoorunit 22 regeling ventilatoren voor klimaatbeheersing : ventilatie per afdeling/stal: -frequentieregeling centrale afzuiging: - triacregeling - frequentieregeling 23 hybride ventilatie 24 koelen ingaande lucht door middel van een water/lucht wisselaar Verlichting 25 daglicht: verdeeld over de afdeling minimaal 2,0% van vloeroppervlak via lichtdoorlatend oppervlak in muren of dak 26 hoofdverlichting: LED 27 hoofdverlichting: natrium-/ metaalhalidelampen 28 hoofdverlichting: HFTLverlichting 29 energiezuinige armaturen 30 Bewegingsmelders 31 schemerschakelaars 32 gescheiden verlichtingscircuits 33 daglichtkokers
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
6 2
2 2 3 1 2
2
2 1 1 1 1 1 1 2
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 104 van 153
Criterium energiemaatlat 34 Energie-efficiënt verlichtingssysteem Emissiearme technieken 35 Bonuspunten indien voor reductie van ammoniakemissie en van fijn stofemissie is gekozen voor een techniek die relatief energiezuinig is
MDVA 1.1 MDV 4 versie 1
Punten
Beoordelingsrichtlijn voor stalontwerpcertificaat
Beoordelingsrichtlijn voor stalcertificaat (aanvullend op richtlijn voor stalontwerpcertificaat)
Administratieve toetsing op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van ammoniakemissie (zie ammoniakmaatlat) en op energiewaardering van het gekozen systeem voor reductie van fijn stof (zie maatlat fijn stof). De laagste puntenwaardering op energie van deze systemen is het aantal punten dat voor “emissie-arme technieken” op de energiemaatlat wordt behaald. Er kunnen maximaal 10 punten behaald worden voor deze maatregel.
Administratieve toetsing van puntenwaardering op basis van gerealiseerde techniek voor ammoniakemissie reductie en fijn stof reductie.
1
Hoofdstuk 2 MDV - Varkensstallen – dekberen
Pagina 105 van 153