Cover Page
The handle http://hdl.handle.net/1887/20859 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Drees, Johanna Marijke Title: Rabbits in the coastal sand dunes : weighed and counted Issue Date: 1988-06-21
KONIJNEN IN DE KUSTDUINEN; GETELD EN GEWOGEN
SAMENVATTING
Onderwerp konijn in aantallen
van deze studie is de populatiedynamiek van het de Nederlandse kustduinen, toegespitst op de in de winter. De vraag 1s: wordt de
populatiedichtheid beperkt door dichtheidsafhankelijk gedrag, door predatie en/of ziekte, of door het beschikbare voedsel.
Het onderzoek werd uitgevoerd in het Noordhollands Duinreservaat (NHD), ter hoogte van Castricum (zie fig.l en 2 bij hfdst.l). In hoofdstuk 1 wordt voorts de geschiedenis van het konijn in de duinen gerefereerd, hun invloed op verstuivingen en het optreden van myxomatose bediscussieerd. Er wordt ook nagegaan welke conclusies kunnen worden getrokken uit de omvang van het afschot van konijnen door de jaren heen in een aantal duinreservaten. Veranderingen in beheer en in vangstmethoden maken dat de relatie tussen populatiedichtheid en afschot over de jaren niet gelijk bleef. Uit de afschotgegevens konden geen conclusies worden getrokken over de sleutelfactor die de dichtheid van de populatie bepaalt. Boofdstuk 2 behandelt de conditie van konijnen gedurende de herfst en de winter. De lichaamsgewichten en vetgehalten kunnen aangeven of er sprake is van voedseltekort. Van konijnen die in de periode augustus tot april in een deel van het onderzoeksgebied door de jachtopzieners werden geschoten, werden de leeftijd, het lichaamsgewicht en de hoeveelheid vet rond de nieren bepaald. De leeftijd kon worden geschat aan de hand van het gewicht van de ooglens. Konijnen ouder dan 1 jaar waren zwaarder en hadden een grotere vetreserve dan de eerstejaars konijnen. Het percentage sterfte lag op een lager niveau. Er waren geen verschillen in gewicht en mortaliteit tussen de sexen. Alle konijnen gingen ~~fer in de winter in lichaamsgewicht achteruit, maar alleen in de koude winter van 1978-'79 trad sterfte op door voedselgebrek. Boofdstuk 3 en 4 behandelen de kwaliteit van het voedsel gedurende herfst en winter. In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van elders verzamelde gegevens de variatie in voedselkeuze binnen een etmaal gedemonstreerd: een maaltijd is niet representatief voor de totale voedselopname per etmaal. 9
\ ;,i
De kwaliteit van het 'diet' (het feitelijk opgenomen voedsel) is bepaald aan de hand van maaginhouden van geschoten konijnen, met eiwitgehalte en verteerbaarheid als parameters. Het eiwitgehalte van de maaginhoud wordt sterk beinvloed door coprophagie, het opnemen tan de 'zachte keutels'. De verteerbaarheid wordt daardoor minder beinvloed. De verteerbaarheid van het voedsel was van december tot en met maart onder het niveau zoals dat voor tamme konijnen geldt als het minimale om te overleven. Hoofdstuk 5 behandelt de variatie in de loop van het jaar in de duur van de dagelijkse activiteit van konijnen. De activiteit van konijnen per etmaal varieert gedurende het jaar: van december tot maart zijn konijnen beduidend minder boven de grond. Oat zou kunnen samenhangen met een besparing in engergieverbruik. Deze resultaten zijn van belang bij interpretatie van de veldwaarnemingen voor het bepalen van levenskalenders en aan tallen. , De hoofdstukken 6 en 7 behandelen de resultaten van een veldexperiment gedurende de jaren 1978-1981, waarbij de voorplanting en de overleving van een kleine bijgevoerde populatie werd vergele~en met die van andere populaties. De voornaamste methoden waren vangen, merken·, terugvangen en observeren. De lengte van het voortplantingsseizoen bleek afhankelijk van Het moment de voedselkwaliteit en de populatiedichtheid. waarop de meeste vrouwtjes hun eerste worp zogen lijkt samen te vallen met de verbetering in het voedsel aanbod door de toename van kruiden in de vegetatie (hoofdstuk 6). Het aantal worpen per vrouwtje per jaar was relatief laag, wat een reactie zou kunnen zij.n op dE;! vrij hoge populatiedichtheid. Bijvoeren leidde tot een vroegere start van het voortplantingsseizoen, maar weinig van de (te) vroeg geboren jongen overleefden. In 1979 (na de voorafgaande strenge winter) werden de eerste jongen later geboren dan ·in de andere onderzoeksjaren. De v.oortplanting werd langer voortgezet, maar in september bleek de aanwas toch kleiner dan in andere jaren. In de koude winter van 1978-'79 trad sterfte tengevolge van voedselgebrek op. In de daarop volgende jaren nam de populatiedichtheid toe en trad er geen sterfte door voedseltekort op, hoewel lichaamsgewicht en gedr~g wel d~idden op voedselschaarste. Volgroeide konijnen werden gepredeerd door vos, hermelijn en incidenteel d9or bunzing en kat. Deze predatie bepaalde niet de maximale populatiedichtheid, maar had wel invloed op de snelheid waarmee de populatie naar dat niveau toegroeide. Op grond van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat de maximale dichtheid van de voortplantingspopulatie uiteindelijk bepaald wordt door kwantiteit en kwa-Iiteit van het voedselaanbod. Dit varieert met-het weer. Vooral de duur van de sneeuwbedekking in de winter, is van belarig.
10