Cover Page
The handle http://hdl.handle.net/1887/35370 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Eijnde, Jeroen Nicolaas Maria van den Title: Het huis van ik : ideologie en theorie in het Nederlandse vormgevingsonderwijs Issue Date: 2015-09-17
3 Het huis van ik Ideologie en theorie in het Nederlandse vormgevingsonderwijs Jeroen van den Eijnde
ArtEZ Press
Het huis van ik. Ideologie en theorie in het Nederlandse vormgevingsonderwijs
Proefschrift ter verkrijging van de graad van Doctor aan de Universiteit Leiden, op gezag van de Rector Magnificus prof. mr. C.J.J.M. Stolker, volgens besluit van het College voor Promoties te verdedigen op donderdag 17 september 2015 klokke 13.45 uur door Jeroen Nicolaas Maria van den Eijnde, geboren te Boekel in 1965.
Promotor: Prof. dr. T.M. Eliëns (Universiteit Leiden) Promotiecommissie: Prof. dr. H.W. van den Doel, Universiteit Leiden Prof. dr. T.R.A. de Rijk, Universiteit Leiden/TU Delft Drs. J.G.L. Teunissen, ArtEZ hogeschool voor de kunsten, Arnhem Dr. M.W.F. Simon Thomas, Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam Prof. dr. G. Unger, Universiteit Leiden Prof. dr. ir. P.P.C.C. Verbeek, Universiteit Twente Prof. dr. C.J.M. Zijlmans, Universiteit Leiden
7 Voorwoord
p.13
deel i:
p.19
Entree
i.1:
Hebben ontwerpers iets te leren? Nederlands vormgevingsonderwijs i.3: Theorie: alledaagse, wetenschappelijke of ideologische kennis? i.4: Een breed verkennend onderzoek i.5: Het onderzoeksgebouw. Het huis van ik
p.21 p.25 p.27 p.29 p.31
deel ii:
p.37
i.2:
Entreehal
ii.1:
Onderzoek naar het Nederlandse vormgevingsonderwijs Theorie en kennis in het vormgevingsonderwijs ii.3: Ideologie, kennis en kunstenaarstypen ii.4: Kwantitatief onderzoek van de vormgevingsopleidingen ii.5: Geraadpleegde bronnen
p.39 p.47 p.57 p.59 p.69
deel iii:
p.71
ii.2:
Directiekamer
Botsende opvattingen over het kunstenaarschap iii.1:
Breuklijn 1 (1983-2012). Het beroep van kunstenaar en de kunst als markt iii.1.1:
Een Academie der Kunsten iii.1.1.1: Arnhem, Enschede, Kampen/Zwolle iii.1.1.2: Den Haag iii.1.1.3: Utrecht/Hilversum Intermezzo. Academie der Kunsten – het gebouw
p.79 p.85 p.85 p.95 p.104 p.113
iii.1.2:
Vreemde eenden in een multisectorale bijt iii.1.2.1: Rotterdam iii.1.2.2: Breda en Den Bosch Intermezzo. Een vreemde eend – het gebouw
iii.1.3:
Kritische vrijplaatsen iii.1.3.1: Enschede iii.1.3.2: Amsterdam iii.1.3.3: Eindhoven Intermezzo. Kritische vrijplaats – het gebouw
iii.1.4:
Samenvatting. De professionele, onderzoekende kunstenaar
p.121 p.121 p.134 p.143 p.147 p.147 p.149 p.155 p.165 p.173
8
9 iii.2:
Breuklijn 2 (1912-2010). In dienst van de geloofsgemeenschap iii.2.1: Tilburg iii.2.2: Maastricht iii.2.3: Breda iii.2.4: Kampen
p.177 p.179 p.185 p.193 p.203
Intermezzo. De christelijke kunstacademie – het gebouw
p.213
ii.2.5:
p.225
Samenvatting. Confessioneel kunstenaarschap tussen afhankelijk en professioneel
Intermezzo. Ideologie van de zelfontplooiing – het gebouw
p.385
iii.6.6:
p.393
Samenvatting. De kritisch-gedistantieerde kunstenaar deel iv:
Onderwijslokalen en werkplaatsen
Doen – vormen – leren iv.1:
Vorm en tegenvorm: grafisch ontwerpen iv.1.1:
iii.3:
Breuklijn 3 (1939-1979). Bauhaus revisited iii.3.1: Arnhem iii.3.2: Den Haag iii.3.3: Amsterdam iii.3.4: Enschede
p.265
iii.3.5:
p.285
iii.4:
Breuklijn 4 (1950-1973). Ontwerpen in tijden van industrialisatie iii.4.1: Den Haag iii.4.2: Utrecht iii.4.3: Eindhoven iii.4.4:
Samenvatting. De industriële ontwerper: van professioneel naar afhankelijk iii.5:
Breuklijn 5 (1957-1984). Betekenaars van een ontzielde tijd iii.5.1: Den Haag iii.5.2:
Samenvatting. Professionele kunstenaars met een eigen vormgrammatica iii.6:
p.231 p.247 p.251 p.261
Breuklijn 6 (1968-1984). Ideologie van de zelfontplooiing, kunstenaars in het ik-tijdperk iii.6.1: Eindhoven iii.6.2: Breda iii.6.3: Enschede iii.6.4: Amsterdam iii.6.5: Arnhem
p.421
Werkplaatsen iv.1.1.1: Arnhem iv.1.1.2: Amsterdam iv.1.1.3: Breda iv.1.1.4: Maastricht
p.423 p.423 p.428 p.439 p.444
iv.1.2:
Lokalen decoratief tekenen iv.1.2.1: Amsterdam iv.1.2.2: Den Haag iv.1.2.3: Rotterdam
p.463 p.463 p.469 p.472
iv.1.3:
Ontwerplokalen iv.1.3.1: Rotterdam iv.1.3.2: Den Haag iv.1.3.3: Arnhem iv.1.3.4: Breda iv.1.3.5: Maastricht iv.1.3.6: Eindhoven iv.1.3.7: Amsterdam
p.479 p.479 p.481 p.501 p.520 p.548 p.550 p.568
iv.1.4:
Theorielokalen iv.1.4.1: Den Haag iv.1.4.2: Arnhem iv.1.4.3: Amsterdam iv.1.4.4: Amsterdam, Breda, Maastricht, Rotterdam iv.1.4.5: Eindhoven iv.1.4.6: Breda
p.593 p.593 p.594 p.596 p.599
p.227
Intermezzo. Bauhaus revisited – het gebouw Samenvatting. Professionele, modernistische vormgevers met een gedistantieerd trekje
p.395
p.289 p.293 p.301 p.305 p.317
p.319 p.319
p.605 p.606
p.341
iv.1.5:
Onderzoekslokalen iv.1.5.1: Den Haag iv.1.5.2: Breda
p.611 p.611 p.615
p.343
iv.1.6:
Samenvatting
p.623
iv.2:
p.349 p.357 p.365 p.375 p.381
Hoofd- en handwerk: productvormgeving iv.2.1:
Werkplaatsen iv.2.1.1: Den Haag iv.2.1.2: Arnhem iv.2.1.3: Maastricht iv.2.1.4: Amsterdam
p.627 p.629 p.629 p.631 p.637 p.639
10
11 iv.2.2:
iv.2.3:
iv.2.4: iv.3:
Ontwerplokalen iv.2.2.1: Amsterdam iv.2.2.2: Arnhem iv.2.2.3: Den Haag iv.2.2.4: Eindhoven
p.653 p.653 p.663 p.675 p.681
Theorie- en onderzoekslokalen iv.2.3.1: Amsterdam iv.2.3.2: Arnhem iv.2.3.3: Maastricht iv.2.3.4: Den Haag iv.2.3.5: Eindhoven
p.709 p.709 p.715 p.716 p.719 p.735
Samenvatting
p.743
‘Beteken de tijd’: textiele en modevormgeving iv.3.1:
p.747
Lokalen voor decoratief tekenen iv.3.1.1: Amsterdam
p.749 p.749
iv.3.2:
Werkplaatsen iv.3.2.1: Amsterdam iv.3.2.2: Den Haag iv.3.2.3: Rotterdam iv.3.2.4: Breda iv.3.2.5: Arnhem iv.3.2.6: Utrecht iv.3.2.7: Maastricht
p.755 p.755 p.759 p.762 p.764 p.770 p.783 p.784
iv.3.3:
Ontwerplokalen iv.3.3.1: Amsterdam iv.3.3.2: Eindhoven
p.807 p.807 p.811
iv.3.4:
Theorielokalen iv.3.4.1: Amsterdam iv.3.4.2: Arnhem iv.3.4.3: Breda
p.817 p.817 p.819 p.825
iv.3.5:
Onderzoekslokalen iv.3.5.1: Arnhem
p.829 p.829
iv.3.6:
Samenvatting
p.833
Conclusie
p.837
Noten
p.847
Bijlage: Grafieken Nederlands kunst(nijverheids)onderwijs
p.911
Bronnen Archieven Interviews Literatuur
p.935 p.937 p.953 p.953
Herkomst van de afbeeldingen
p.991
Personenregister
p.995
Colofon
p.1011
i:
12
Entree
Voorwoord
Aan het begin van een van mijn eerste wiskundelessen op de middelbare school tekende de leraar uit de hand met een wit krijtje een perfecte cirkel op het zwarte schoolbord. Terwijl ik nog nauwelijks bekomen was van deze demonstratie van hoogwaardige, ambachtelijke vaardigheid, wist de leraar in een paar zinnen mijn geest tot het uiterste te prikkelen. ‘Dít…’, zei hij, wijzend op het inmiddels gearceerde binnenvlak van de cirkel, ‘is wat jullie nú allemaal weten. En dát…’, en met een brede armbeweging gaf hij het zwarte gebied aan dat zich buiten de rand van de cirkel bevond, ‘is alles wat jullie nog niet weten. De cirkelomtrek is het besef van wat je wel en niet weet.’ Toen volgde de conclusie die bij mij insloeg als een meteoriet: ‘Hoe meer jullie dus op deze school leren, des te groter wordt jullie besef van alles wat je niet weet.’ Het beeld van die cirkel stond mij tijdens dit onderzoek vaak voor ogen. Deze gebeurtenis, waarin een perfect beheerst ambacht wordt gekoppeld aan een filosofisch inzicht, lijkt me een kernachtige samenvatting van het onderwijs in de beeldende kunst en vormgeving. Bovendien vormde elk boek, elk artikel of elk gesprek dat mijn begrip van het onderwerp vergrootte, aanleiding voor meer vragen, speculaties, associaties en hypothesen. Onderzoek is voor mij een labyrintisch proces van gedachtesprongen, onbewezen vooronderstellingen en intuïtieve routeplanners. Dat ik desondanks de uitgang vond in de vorm van een lijvige wetenschappelijke publicatie, heb ik aan veel mensen te danken. In de eerste plaats ben ik veel dank verschuldigd aan Willem Hillenius en Ger Strijker, die in 2006 het College van Bestuur vormden van ArtEZ hogeschool voor de kunsten. Zij boden mij de financiële mogelijkheden en gaven me het vertrouwen een on-
13
Voorwoord 14
derzoek te starten dat een bijdrage kon leveren aan een actuele discussie in het Nederlandse kunstonderwijs, namelijk die over het belang en de rol van theoretische scholing in het sterk op de praktijkoefening gebaseerde kunstonderwijs. Die financiering was mogelijk door de tijdelijke stimuleringsregeling ‘Promoveren in het hbo’ die de Stichting Mobiliteitsfonds hbo (nu Zestor, het arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo) in januari 2005 voor de duur van een jaar initieerde. De regeling betrof een financiering voor twee dagen per week gedurende een periode van maximaal vier jaar. Op basis van een toetsing van het onderzoeksvoorstel door de beoogde promotor Titus Eliëns en extern deskundige Timo de Rijk werd de stimuleringssubsidie in september 2006 toegekend. Het onderzoek werd formeel ondergebracht bij het ArtEZ-lectoraat Modevormgeving onder leiding van José Teunissen. Toen ik in januari 2007 met mijn onderzoek begon, was duidelijk dat vier jaar deeltijdonderzoek te kort zou zijn voor een volwaardig proefschrift. Met een ruimhartig gebaar heeft met name Ger Strijker namens ArtEZ mij de tijd en de financiën gegund om na beëindiging van de subsidieregeling het onderzoek af te ronden en te publiceren. Mijn erkentelijkheid voor deze vorm van personeelsbeleid is zeer groot. Bijzonder veel dank en waardering gaan uit naar de bemoedigende en inspirerende wijze waarop Titus Eliëns mij gedurende de gehele onderzoeks periode heeft begeleid. Steeds wist hij in de besprekingen de juiste balans te houden tussen mijn eigen wijze van onderzoeken en de noodzakelijke sturing om het uiteindelijke doel van een dissertatie te bereiken. Daarin vervulde hij zowel de rol van stimulerende sparringpartner en kritische beschouwer als de rol van de empathische begeleider die met vaderlijke bemoedigingen zijn pupil over een inzinking heen
helpt. Minder intensief, maar niet minder betrokken en constructief was de begeleiding namens ArtEZ door José Teunissen. Uit de dissertatie van Bart Welten over het Nederlandse kunstonderwijs uit 1960 was al gebleken dat directies van kunstacademies terughoudend kunnen zijn in het verlenen van medewerking aan een wetenschappelijk onderzoek en het hiervoor ter inzage geven van archiefstukken. Welten mocht destijds alleen gebruikmaken van informatiemateriaal wanneer dit niet meer was te herleiden naar de betreffende kunstacademie. Toen ik de huidige directies benaderde stuitte ik op een vergelijkbare houding. Verzoeken tot inzage in de archieven werden op enkele uitzonderingen na niet behandeld of afgewezen. Zelfs een verzoek in 2010 aan een van de academie directeuren tot inzage van academiestukken over de jaren 1960 en 1970 die zich in het desbetreffende gemeentelijk archief bevonden en in 2012 openbaar zouden worden, werd niet gehonoreerd. Des te groter is mijn dank aan de medewerkers van de verschillende kunstacademies die mij voorzagen van een schat aan relevante, openbaar beschikbare informatie. De meesten van hen hebben een functie als biblioof mediathecaris en zijn vaak al langere tijd voor hun academie werkzaam. Ze vormen in belangrijke mate het ‘geheugen’ van de school: de archieven van de kunstacademies bestaan voor het grootste deel in de hoofden van deze medewerkers, die precies weten waar de jaarverslagen, de knipselmappen, de bijzondere archiefstukken, fotomateriaal en de al dan niet officiële academiepublicaties zich bevinden. Zonder hun enthousiaste en bereidwillige medewerking had ik dit onderzoek niet kunnen uitvoeren. Graag dank ik ze met naam en toenaam: Henri Beelen (Design Academy Eindhoven), Marcel van Bommel (kabk Den Haag), Sandra Brocx (akv / St. Joost Breda), Henri Houben
15
Voorwoord 16
(abk Maastricht), Wilma Knol (Willem de Kooning Academie Rotterdam) en Martine Kuipers (Gerrit Rietveld Academie Amsterdam). Omdat het officiële archiefonderzoek op veel problemen stuitte, ben ik de personen die onvoorwaardelijk hun eigen onderzoeksmateriaal over het kunstonderwijs aan mij ter beschikking stelden, zeer erkentelijk. Frederike Huygen voorzag mij van relevant materiaal dat zij verzamelde voor haar tweedelige publicatie Visies op vormgeving. Het Nederlandse ontwerpen in teksten (1874-1940, 1944-2000) uit 2007 en 2008. Ook wisselden wij onderzoeksmateriaal uit over grafisch ontwerper en academiedirecteur Jurriaan Schrofer. Hedwig Saam voorzag me van veel archiefmateriaal van de Design Academy Eindhoven dat de basis vormde voor haar artikel ‘Early Ambitions, Academy for Industrial Design Eindhoven 1947-1998’, in 2008 gepubliceerd in House of Concepts. Design Academy Eindhoven. Mariëtte Kamphuis struinde haar zolder af om me een ongepubliceerd manuscript uit 1988 over Nederlandse kunstacademiegebouwen te sturen. Jan van de Velde, medewerker van ArtEZ en jarenlang verbonden geweest aan de Christelijke Academie van Beeldende Kunsten Kampen, wees mij op de in 2010 verschenen, tweedelige publicatie over de geschiedenis van het protestants-christelijk hoger onderwijs in Kampen. Ten slotte dank ik voor hun medewerking: Petri Leijdekkers, Ans Ligtelijn, Marga van Mechelen, Alex de Vries en Albert van der Weide. Zo terughoudend als de huidige directeuren waren in hun medewerking, zo bereidwillig waren enkele gepensioneerde academiedirecteuren om de eerste conceptteksten van mijn onderzoek te voorzien van kritisch commentaar. Op basis van hun jaren lange en intensieve betrokkenheid bij het Nederlandse
kunstonderwijs hebben Simon den Hartog, Willem Hillenius en Maarten Regouin me gewezen op inconsequenties, lacunes en al te boude interpretaties van de door hen ervaren kunstacademische werkelijkheid. Dany Jacobs en Ewan Lentjes voorzagen eveneens enkele tekstdelen van kritisch commentaar. Dany Jacobs was tevens bereid om het kwantitatieve onderzoek en de daaraan verbonden conclusies kritisch onder de loep te nemen. Voor het gespecificeerd aanleveren van een deel van de data hiervoor door de Centrale Financiën Instellingen (cfi) dank ik Arrian Rutten. De generositeit van mijn werkgever ArtEZ bleef niet beperkt tot de financiering van het onderzoek. De in 2011 nieuw aangetreden bestuursvoorzit ter Dingeman Kuilman gaf zijn goedkeuring om mijn onderzoek te publiceren onder de vlag van ArtEZ Press. De zeer inhoudelijk betrokken en kritische begeleiding van uitgever Jan Brand en tekstredacteur Lucy Klaassen heeft nadrukkelijk bijgedragen aan de inhoudelijke en tekstuele consistentie, toegankelijkheid en leesbaarheid van deze publicatie. Wie zich ruim zeven jaar lang bezighoudt met een promotieonderzoek infecteert zijn directe leefomgeving met alle emoties die zijn verbonden aan dat labyrintische proces. Vrienden en familie waren hiervan getuigen. Zonder iemand tekort te willen doen ben ik daarbij bijzondere dank verschuldigd aan Cees Pronk als altijd kritisch toehoorder en raadgever. Ook mijn ouders, die ondanks hun hoge leeftijd nog altijd getuigen van een bijzonder grote betrokkenheid bij en belangstelling voor het doen en laten van hun kinderen, zijn mijn steun en toeverlaat geweest in dit proces. Uiteraard is de besmetting van een onderzoeksinfectie het grootst in de directe familiekring. Lilian, Sem, Timo en Lieve hebben ieder op hun eigen wijze hun aandeel gehad in de vreugde en het enthou-
17
Voorwoord
Ent ree
siasme die het onderzoekswerk met zich meebrengt. Ze deelden ook in de spanningen, teleurstellingen en twijfels die de wegen van iedere onderzoeker kruisen. In de ogen van mijn kinderen is wetenschappelijk onderzoek een bewonderenswaardige hobby, zolang het geen steen is waarop vrije weekenden of vakantiedagen worden geofferd. De titel van het boek wordt toegelicht in de entree van dit ‘bouwwerk’. Wat daar echter niet staat, durf ik hier wel op te schrijven. Het huis van ik is boven alles gebouwd op de woorden die aan het begin staan van een werkelijke zoektocht, die weinig wetenschappelijk is maar minstens even boeiend, en hopelijk nog lang zal duren: ‘Long as I have you by my side. There’s a roof above and good walls all around. You’re my castle, you’re my cabin and my instant pleasure dome. I need you in my house ’cause you’re my home.’1
i:
18