Cover Page
The handle http://hdl.handle.net/1887/20829 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Scheffers, Albert Antoine Jacques Title: Om de kwaliteit van het geld. Het toezicht op de muntproductie in de Republiek en de voorziening van kleingeld in Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw Issue Date: 2013-04-18
07 De voorziening van kleingeld in Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw Nu de organisatie van de muntproductie en het toezicht daarop is beschreven is het tijd aandacht te besteden aan de kleingeldvoorziening in Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw. In de moderne westerse samenleving wordt ervan uitgegaan dat de overheid garant staat voor voldoende geldmiddelen. Sinds de introductie van de euro als wettig betaalmiddel op 1 januari 2002 is de voorziening van voldoende papiergeld een verantwoordelijkheid van de Europese Centrale Bank.546 Daarvoor was dit een van de taken van De Nederlandsche Bank.547 De minister van Financiën is verantwoordelijk gebleven voor de voorziening van voldoende munten. ‘Doelstelling 3’ van de directie Financiële Markten, onderdeel van de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën, is een ‘ongestoorde muntcirculatie’.548 In de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden is de voorziening in muntgeld geen taak van de overheid. Papiergeld zoals wij dat nu kennen, is dan in ons land nog niet in gebruik. De overheid, in geval van de Republiek der Verenigde Nederlanden de Gewestelijke Staten en in enkele gevallen de stedelijke regeringen, bepalen zelf welke munten binnen het eigen rechtsgebied mogen circuleren en tegen welke waarde. Zij stellen het gebouw beschikbaar waarin de nieuwe munten moeten worden vervaardigd, benoemen de Muntmeester die de muntstukken mag produceren, stellen controleurs aan en bepalen de grenzen waarbinnen die productie van de verschillende muntstukken moet plaatsvinden. Nadrukkelijk dient hier te worden gesteld dat overheid, enkele uitzonderingen daar gelaten, dus niet als opdrachtgever voor die Muntmeester optreedt. De Muntmeester werkt voor eigen rekening en risico. Voor zijn opdrachten moet hij zijn bij wisselaars, particuliere geldhandelaren, de Amsterdamse Wisselbank of de kamers van de Verenigde Oostindische Compagnie en de West-Indische Compagnie. Afb. 25. Fragment van een pagina van de notulen van raden en generaalmeesters van de Munten, betreffende de zitting van 25 april tot en met 4 mei 1761. De genoteerde gegevens zijn van in Den Haag opgekochte en vervolgens op gehalte en gewicht gecontroleerde gouden en zilveren werken. NA 1.01.44-72 fol. 106.
Deze opdrachtgevers zullen geen grote partijen munten voor langere periode in voorraad willen hebben, dus geven zij nooit meer opdrachten dan zij snel kunnen afzetten. Van wisselaars is bekend dat zij goud en zilver in diverse vorm inkopen en daarvoor volgens de muntordonnanties toegestane muntstukken teruggeven. Geldhandelaren hebben mogelijk gedurende korte perioden geldstukken op voorraad. Zij speculeren op fluctuaties in de vraag naar nieuwe munten door grootafnemers als de VOC of WIC. Alleen van de Amsterdamse Wisselbank is bekend dat deze voor lange termijnen goud en zilver in de vorm van baren en muntgeld op voorraad heeft gehad.549
546 Nadat met het verdrag van Maastricht in 1992 afspraken zijn vastgelegd over de invoering van een gemeenschappelijke munt, werd deze op 1 januari 1999 ingevoerd. De euro was vanaf dat moment nog drie jaar een onzichtbare valuta die enkel werd gebruikt voor boekhoudkundige doeleinden. www.ecb.int./euro/intro/html/index.nl 547 Vanthoor, De Nederlandsche Bank 1814-1998. Van Amsterdamse kredietinstelling naar Europese stelselbank. 548 Begroting Ministerie van Financiën voor het jaar 2011, 2.2.2.1 Financiële markten, Algemene doelstellingen en verantwoording Ministerie van Financiën voor het jaar 2011, 4.2.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid. www.rijksbegroting.nl/2011. 549 Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van de Wisselbank deel II (1925) pag. 880-923. Zie ook mijn publicatie over de aanmuntingen in opdracht van de Amsterdamse Wisselbank.
166 Om de kwaliteit van het geld
De voorziening van kleingeld in Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw
167
Van ontwaarding van het geld of stijging van de goederenprijzen doordat steeds opnieuw muntgeld
in beginsel buiten beschouwing. In zekere zin zijn die opdrachten vergelijkbaar met die van de
wordt geproduceerd en in omloop wordt gebracht, heeft men in de tijd van de Republiek voor zover
Staten van Holland en West-Friesland. Reden waarom deze desondanks in deze studie niet zijn
bekend geen last. Dit komt enerzijds omdat veel nieuw geld van reeds in het land aanwezig goud of
meegenomen is dat de aanmuntingen in opdracht van de VOC uitsluitend zijn bedoeld voor
zilver wordt vervaardigd. Deels komt dit ook doordat veel van de van nieuw binnengekomen goud of
circulatie in ‘de Oost’.551 Voor de aanmuntingen ten behoeve van de West-Indische Compagnie geldt
zilver geproduceerde muntstukken helemaal niet bestemd zijn voor de binnenlandse circulatie en
voor deze studie hetzelfde, maar dan vanzelfsprekend voor de ‘West’.552 Uitzondering wordt
meteen worden uitgevoerd. Bovendien geldt dat elk muntstuk bijna net zoveel waard is als er aan
gemaakt voor een wel heel bijzondere opdracht van de kamer Amsterdam van de WIC voor stuivers
goud, zilver en/of koper in is verwerkt. De nominale waarde van de muntstukken is bijna gelijk aan
bestemd voor ‘Nederlands Brazilië’ in 1639. Reden voor deze uitzondering is dat
de intrinsieke waarde. Dit ‘bijna’ slaat op het heel kleine verschil dat voortkomt uit het relatief lage
aanmuntingsopdrachten speciaal voor uitvoer naar dit gebied in de Nederlandse literatuur nog niet
verlies bij versmelting van goud of zilver en de relatief lage lonen die betaald worden voor de
eerder zijn genoemd.553
bewerking van het metaal tot nieuwe muntstukken. Feitelijk is hier sprake van de kosten die het
Volledigheidshalve dient hier nog te worden vermeld dat de Staten van Holland en West-Friesland
produceren en in circulatie brengen van munten met zich meebrengen. Bij overvloed kan het
bij uitzondering wel opdrachten hebben gegeven tot aanmaak van muntstukken met een hogere
muntmetaal tot luxe gebruiksgoederen of sieraden worden verwerkt. Bij schaarste kan het gewoon
waarde dan het kleingeld. In 1747 en 1748 betreft het de vermunting van met de ‘Liberale Gifte’
weer tot muntmateriaal worden omgesmolten.
ontvangen goud- en zilverwerk. Deze eenmalige in september 1747 ingevoerde ‘vrijwillige’
Voor de voorziening in kleingeld (koperen duiten en zilveren enkele stuivers) maakt de overheid in
belasting ter dekking van de, vanwege internationale verdragen verplichte deelname aan de
de tijd van de Republiek echter een aantal malen een uitzondering op de hiervoor gemelde regel dat
Oostenrijkse Successieoorlog, hoge defensiekosten mocht worden betaald in zowel muntgeld als in
de geldvoorziening aan anderen wordt overgelaten. Wat de reden voor deze uitzondering is, komt in
goud- en zilverwerk. Voor het zogenaamde ‘vaatwerk’ wordt zo’n gunstige prijs geboden, dat het
dit onderzoek niet duidelijk naar voren. Een enkele keer worden klachten van handeldrijvende
voor velen aantrekkelijk is deze belasting te voldoen in bewerkt goud en zilver, in plaats van in
ingezetenen genoemd. Meestal blijft het bij opmerkingen over de ‘schaersheid’ van goede duiten,
muntgeld.
die door vertegenwoordigers van de steden worden gemeld in de vergadering van de Staten van
Op basis van resoluties van de Staten-Generaal geven de Staten van Holland en West-Friesland in
Holland en West-Friesland of op een of andere manier onder de aandacht van de raden en
1749 en 1760 ook opdrachten tot aanmunting van gouden rijders af. In die jaren worden de vele in
generaalmeesters van de Munten zijn gebracht en vervolgens aan de Gecommitteerde Raden
omloop zijnde slechte dukaten ingetrokken en versmolten. Het daarmee vrijkomende goud wordt
worden gemeld met een verzoek om nieuwe exemplaren te mogen laten maken. Slechts eenmaal is
als gouden rijders weer in circulatie gebracht. Maar de gouden dukaat, noch de gouden rijder
er binnen dit onderzoek sprake van melding van een volksoproer, namelijk bij de vervaardiging van
behoren tot de categorie kleingeld. Vandaar dat de inname van de slechte gouden dukaten en de
de enkele stuiver in 1738. De commissarissen van de Amsterdamse Wisselbank melden dat vele
productie en distributie van gouden rijders niet in deze studie is meegenomen.554 Andere
duizenden burgers het stadhuis hebben bezet. Zij willen hun oude stuivers omwisselen voor nieuwe
uitzonderingen op de regel dat de overheid geen opdrachten tot aanmunting geeft zijn de reeds
exemplaren, omdat ze problemen ondervinden bij de aanschaf van hun dagelijkse behoeften. De
vermelde producties van guldens in 1762 en 1763, de vermunting van het goud en zilver ontvangen
lokale leveranciers accepteren de oude stuivers niet meer.
uit de 25ste en tweemaal 100ste penning in de jaren negentig van de achttiende eeuw en van de
In de hierna volgende hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de opdrachten tot aanmaak en
gouden en zilveren baren en de Spaanse matten af komstig uit het in 1799 te West-Terschelling
distributie van koperen duiten en zilveren enkele stuivers die de Staten van Holland en West-
gezonken Britse schip De Lutine.555
Friesland in de achttiende eeuw hebben gegeven aan de twee Muntmeesters in het eigen gewest.
Van alle muntstukken die in de periode van de Republiek der Verenigde Nederlanden zijn geslagen,
Deze opdrachten zijn alle bedoeld om de kwaliteit van de circulatie van kleingeld op orde te
zijn de koperen duiten hoogstwaarschijnlijk nu nog in het grootste aantal voorhanden. Bijna iedere
brengen. Door het uitvaardigen van verboden op het gebruik van oude, versleten of vreemde duiten
muntverzamelaar, jong of oud, heeft wel een of meer duiten in zijn of haar collectie. Toch is de
en enkele stuivers en tegelijk het in circulatie brengen van nieuwe exemplaren proberen de Staten
kennis over de duit niet zo compleet als over de andere in de Republiek vervaardigde denominaties.
de vreemde (buiten het eigen gewest geslagen), afgesleten of anderszins afwijkende stukken te
In het Handboek van het Nederlands kopergeld worden alle bekende jaartallen en varianten van de duit
550
verdrijven. In deze studie blijven de opdrachten van de Verenigde Oostindische Compagnie voor de productie van koperen duiten en zilveren stuivers aan diezelfde Muntmeesters van Holland en West-Friesland
550 Voor een indruk van de kosten van verwerking van muntmetaal tot penningen of luxe geschenken zie bijvoorbeeld Sanders, Het present van staat.
168 Om de kwaliteit van het geld
551 Zie voor de aanmuntingen ten behoeve en/of in opdracht van VOC en de WIC bijvoorbeeld Scholten, De munten van de Nederlandsche gebiedsdeelen overzee 1601-1948. 552 De aanmuntingsopdrachten van de VOC en de WIC verdienen ieder een eigen onderzoek. Het bronnenmateriaal is er! 553 Zie voor meer informatie hoofdstuk 18.6 in dit deel van deze publicatie. 554 Zie over de productie van gouden rijdens in 1750 en 1760: Van Gelder, Gouden rijders 1749-1764 en Beuth, Gouden rijders uit de 18e eeuw. 555 Op deze drie laatste aanmuntingen zal in een ander verband nader worden ingegaan.
De voorziening van kleingeld in Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw
169
genoemd, maar informatie over de productieomvang per jaar is er bijna niet in te vinden. Van der
bestaande uit afgevaardigden – gedeputeerden genaamd – van de Ridderschap (de
Wis en Passon nemen in hun tweede geheel herziene en verbeterde druk van de Catalogus van de
vertegenwoordiging van de adel en het platteland) en van de achttien stemhebbende steden:
Nederlandse munten 1555-1806 wel een aantal productiegegevens op. De in voorbereiding zijnde derde
Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam,
druk van dit werk wordt uitgebreid met onder andere de productiegegevens uit deze studie.
Schoonhoven, Brielle, Alkmaar, Enkhuizen, Hoorn, Edam, Monnickendam, Medemblik en
556
Ditzelfde geldt voor het Handboek van de Nederlandse provinciale muntslag 1568/1573 – 1795/1808.557
Purmerend.563 De gedeputeerden komen aanvankelijk enkele malen per jaar in Den Haag bijeen.
Van de twee genoemde studies naar de muntproductie in de tijd van de Republiek, Besier en Polak,
Later gebeurt dit vaker en duren de bijeenkomsten langer, soms wel enkele weken. De perioden
noemt de eerste sporadisch slagaantallen van duiten. De tweede concentreert zich op het goud-
tussen de bijeenkomsten worden meestal gebruikt voor de nodige ruggespraak met de eigen
en zilvergeld.
achterban, zodat in de volgende zitting gestemd kan worden over een voorstel waarbij de mening
Het gebrek aan informatie over het kopergeld komt niet omdat de vervaardiging van deze stukken
van collega bestuurders van de stad wordt meegenomen. Is er haast bij, dan reist een van de
door deze onderzoekers niet belangrijk genoeg is bevonden, maar omdat de gegevens over de
stedelijke gedeputeerden tijdens de zitting op en neer naar ‘huis’.
productie doorgaans niet zijn opgenomen in de door hen als bron gebruikte ‘akten van opening,
De vergadering van de Staten wordt voorgezeten door de raadpensionaris. Deze hoogste ambtenaar
examinatie en berekening van de muntbus’. Aan deze officiële verslagen van de verantwoording van
en rechtskundig adviseur van het gewest, tot 1621 landsadvocaat geheten, heeft geen stem in de
de diverse Muntmeesters van hun productie is in hoofdstuk drie van dit deel van deze publicatie
besluiten van de vergadering. Vanwege zijn kennis en vaak langjarige ervaring heeft hij wel grote
uitgebreid aandacht besteed. Pannekeet meldt op zijn digitale De kopergeld-pagina de in de literatuur
invloed op wat er besproken wordt en hoe de besluitvorming tot stand komt. Nog meer gewicht
bekende gegevens over de productie van duiten.
heeft hij in wat uiteindelijk wordt besloten door zijn conclusie van de beraadslagingen en zijn
558
559
In zijn in druk verschenen catalogi bevestigt
Pannekeet het gebrek aan productiegegevens over de koperen duit.560
formulering van de resoluties.
De behoefte, maar ook het gebrek aan productiegegevens van de duit wordt nog eens bevestigd in
Besluiten worden in de Staten van Holland genomen op basis van de voorafgaand aan de
het in 2007 gepubliceerde artikel van duitenverzamelaar en -onderzoeker Kamsteeg over bepaalde
vergadering aan de gedeputeerden gezonden agenda (punten in de beschrijving). Dringende
duiten van Utrecht. Zijn poging om verhoudingen van het productievolume af te leiden van het
onderwerpen die niet op de agenda staan, worden besproken onder de noemer ‘particuliere zaken’.
aantal nu nog voorhanden zijnde exemplaren, is niet de meest zuivere methode.
Besluiten van de Statenvergadering kunnen niet aan de steden worden opgelegd, aangezien elk lid
De volgende hoofdstukken tonen aan dat er weldegelijk bronnen zijn over de productie en
van de Staten het recht heeft zelf te beslissen over de uitvoering van de besluiten.
distributie van duiten en zilveren stuivers in opdracht van de Staten van Holland en West-Friesland
Sinds het einde van het derde kwart van de zestiende eeuw is de bestuurlijke dagelijkse gang van
in de achttiende eeuw. Deze studie biedt een overzicht dat is gebaseerd op systematisch onderzoek
zaken in handen van Gecommitteerde Raden. Het gewest Holland en West-Friesland kent een
van de resoluties over muntzaken van de Staten van Holland en West-Friesland en de Staten-
College van Gecommitteerde Raden zowel in het Noorder- als in het Zuiderkwartier.
Generaal en de resoluties van de raden en generaalmeesters van de Munten over deze periode.562
Het Noorderkwartier is het deel van het gewest dat benoorden het IJ ligt. De noodzaak voor een
Tevens zijn de tijdens dit onderzoek terloops gevonden productiecijfers van duiten elders of voor
eigen College van Gecommitteerde Raden in het Noorderkwartier ontstaat tijdens het beleg en de
elders geslagen, als voorbeeld (uitdaging!) voor verder onderzoek, meegenomen.
bezetting van Haarlem door de Spanjaarden, vanaf 11 december 1572 tot in 1578. Vanwege de
Alvorens in te gaan op de productie en distributie van duiten in de achttiende eeuw in Holland
Spaanse gezindheid van Amsterdam is het deel van het gewest dat ten noorden van deze twee
en West-Friesland, volgt eerst een schets van de staatkundige structuur in dit gewest.
steden ligt letterlijk afgesneden van het bestuurscentrum Den Haag. In 1578, als de verbindingen
561
tussen het noorden en het zuiden van het gewest Holland weer zijn hersteld, is het College van Het graafschap Holland en West-Friesland, vanaf 1581 provincie of gewest genoemd, beslaat het
Gecommitteerde Raden als bestuursorgaan in het noorden al zo goed verankerd dat het blijft
gebied van de huidige provincies Noord- en Zuid-Holland plus een stukje van het huidige Noord-
bestaan, zij het met minder bevoegdheden.564
Brabant. Vanaf 1572 wordt dit gebied bestuurd door de Staten van Holland en West-Friesland,
Het College van Gecommitteerde Raden van het Zuiderkwartier is het belangrijkste van deze twee en komt tweemaal dagelijks bijeen in Den Haag. Het vergadert vaak in aanwezigheid van de
556 Purmer / Van der Wiel, Handboek van het Nederlands Kopergeld: 1523-1797. Van der Wis / Passon, Catalogus van de Nederlandse munten 1555-1806. 557 Purmer / Van der Wiel, Handboek van de Nederlandse provinciale muntslag 1573-1806. 558 Besier De Muntmeesters en hun muntslag. Polak Historiografie. 559 Zie www.duiten.nl. Voor deze publicatie is gebruikt gemaakt van de versie van 16 mei 2011. 560 Pannekeet, Catalogus kopergeld. 561 Kamsteeg, De duiten van Johan Ernst Novisadi. 562 Sassen heeft in het kort al aandacht besteed aan de Hollandse en Westfriese duiten 1739-1780. Hij beperkt zich hier echter tot een samenvatting van de rekeningen van de essayeurs-generaal Emants, waarin hij een aantal niet gespecificeerde totalen geeft.
170 Om de kwaliteit van het geld
raadpensionaris en ook wel van de stadhouder. Gecommitteerde Raden is verantwoordelijk voor het opmaken van de beschrijvingsbrief voor de Statenvergaderingen, de uitvoering van de besluiten, het
563 De volgorde van deze opsomming is de orde waarin de steden zitting hebben in de Statenvergaderingen. 564 In april 1576 heeft de Prins van Oranje drie colleges van Gecommitteerde Raden ingesteld, een voor Holland, een voor Zeeland en een voor het Noorderkwartier. Fruin, Geschiedenis van de Staatsinstellingen 162.
De voorziening van kleingeld in Holland en West-Friesland in de achttiende eeuw
171
opperbestuur over de financiën, het toezicht op de domeinen van het gewest en de rechtspraak in belastingzaken. Tevens is het verantwoordelijk voor het onderhoud van de vestingen en arsenalen in het gewest. In opdracht van de Staten houdt het College van Gecommitteerde Raden toezicht op
08 De duit in de zestiende en zeventiende eeuw
de gewestelijke ambtenaren en adviseert het de Staten gevraagd en ongevraagd. Naast de al genoemde gedelegeerde taken verleent het College ook akten van admissie (vestiging- en
De duit is een munt die al sinds de veertiende eeuw in de Noordelijke Nederlanden wordt
verkoopvergunningen) voor beroepsgroepen als (groot-)handelaren in bier, grossiers in zout, zeep,
geproduceerd. Zowel Van Gelder als de Encyclopedie voor munten en bankbiljetten stellen dat de duit
sterke drank, broodbakkers en dergelijken. Ten slotte houdt het College toezicht op de uitbetaling
aanvankelijk vervaardigd is als zilveren munt met een waarde van een kwart groot of een achtste
van de traktementen en pensioenen aan predikanten. Het overwicht van het Zuider- tegenover het
stuiver.567 In het woord ‘duit’ zit eenzelfde klank als in het Franse woord voor het getal twee: ‘deux’.
Noorderkwartier komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld de vergaderfrequentie (eens in de paar
Aangezien de naam van een munt vaak iets zegt over de waarde of over de af beelding die erop staat,
weken), in het zelfstandige optreden van de steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik inzake de
zal daarom de naam duit of deut eerder verwijzen naar zijn waarde als dubbele mijt of dubbele
Westfriese Munt (en nadrukkelijk niet de Munt van het Noorderkwartier), maar ook in de
penning dan naar de in de bestaande literatuur genoemde waarde als kwart van een groot of achtste
opbrengsten aan belastingen. Het Zuiderkwartier brengt ongeveer 80 procent van de gewestelijke
van een stuiver. Een relatie tussen de naam en de af beelding van de eerste duiten is evenmin helder te
belastingen op, het Noorderkwartier slechts 20 procent.565
duiden.
Hoewel de laatste decennia enkele publicaties over de Staten van Holland en hun Gecommitteerde
In het graafschap Holland wordt de duit vanaf 1573 geslagen op naam van de toenmalige landsheer
Raden zijn verschenen, ontbreekt nog steeds de nodige kennis over de precieze werking en de
Philips II van Spanje met een gewicht van 3,85 gram, spoedig verlaagd tot 3,74 g. De productie en
onderlinge verhoudingen van de twee Colleges van Gecommitteerde Raden.566
uitgifte van deze duiten volgt weldra in andere delen van de Nederlanden. In de literatuur wordt gesteld dat de Staten van Holland het gewicht van de duit van 1573 en later zo hebben bepaald dat de intrinsieke waarde, de waarde van de hoeveelheid metaal waarvan de munt is vervaardigd, lager is dan de nominale waarde, de waarde waarvoor het muntstuk in circulatie is. De Staten verdienen op deze manier aan de productie en uitgifte van duiten. Dit alles ten bate van de Opstand tegen de landsheer Philips II. Bekend is dat dit type duiten, geslagen op naam Philips II, al in 1579 is gereduceerd tot de helft van de nominale waarde.568 Zoals al eerder gemeld is voor een overzicht van de productie van munten tot nu toe meestal alleen gekeken naar de kant van de verantwoording, de akten van opening van de muntbus. Besier laat zijn overzicht van de Hollandse munten beginnen met de derde muntbus van Muntmeester Jacob Jansz. de jonge.569 De akte van zijn tweede muntbus, die gaat over de productie in de periode 4 oktober 1587 tot en met 17 mei 1591, heeft hij gemist. De productiegegevens zijn echter wel terug te vinden in de rekening van diezelfde Muntmeester. Hierin staat vermeld dat hij in genoemde periode ruim 34.438 mark Trois570 aan koperen duiten op een gewicht van 58 in de snede (4,24 g) heeft geproduceerd.571 Uit de vijfde rekening van deze Muntmeester, die loopt over de periode 27 september 1602 tot en met 21 juni 1607, wordt duidelijk dat hij voor 32.107 1/2 mark Trois aan koperen duiten heeft geproduceerd op een gewicht van 84 stukken in de snede (2,93 g).572 Andere bronnen, die gegevens over de oplagen van geproduceerde munten bevatten, zijn bijvoorbeeld
565 Fruin, Geschiedenis van de Staatsinstellingen 226 en 239. Liesker / Fritschy, Gewestelijke Financiën IV Holland 15-20. 566 Zie o.a. Brokken, Inventaris van het archief van ridderschap en edelen van Holland. Gabriëls, Heren als dienaren, dienaar als heer. Groenveld, ‘EDELE MOGENDE HEEREN’. Idem, De institutionele en politieke context. Meiboom, Inventaris van het archief van de gedeputeerden van Haarlem ter dagvaart van de Staten van Holland (1589) 1603-1787.
172 Om de kwaliteit van het geld
567 Van Gelder De Nederlandse munten en in navolging daarvan Van Beek (red.) Encyclopedie voor munten en bankbiljetten, D 67. 568 Mout, Plakkaat van Verlatinge 1581. 569 Besier, Muntmeesters en hun muntslag 24. 570 Zoals al eerder gemeld is een mark Trois gelijk aan 246,084 gram. Zie voor deze en andere vaktermen hoofdstuk 20 Begrippenlijst en gebruikte terminologie in het deel Bronnen van deze publicatie. 571 NA 3.01.27.02-4942. Tweede rekening van Jacob Jansz. de jonge, Muntmeester van Holland te Dordrecht 1580-1607. Het betreft hier dus een oplage van bijna 2 miljoen stuks. Purmer / Van der Wiel Ho 81. 572 NA 3.01.27.02-4945. Vijfde rekening van Jacob Jansz. de jonge, Muntmeester van Holland te Dordrecht 1580-1607. Besier, Muntmeesters en hun muntslag -.
De duit in de zestiende en zeventiende eeuw
173