CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
CONTROLEPLAN 09.03
Strobalenbouw www.controleplannen.nl
Inhoud
Over dit controleplan…
A | Organisatie P2 B | Techniek P9 C | Inspectielijst P17
Nederland kent geen traditie van bouwen met strobalen en dat zal zeer waarschijnlijk ook geen grote vlucht gaan nemen. In onze buurlanden wordt wat meer met deze techniek gewerkt. Toch kan bouwen met strobalen zich verheugen in een groeiende belangstelling. Stro is een afvalproduct en daardoor een zeer milieuvriendelijk bouwproduct. Het is goedkoop en heeft een lange levensduur, mits verantwoord toegepast. Bij sloop kan het materiaal direct worden teruggegeven aan de natuur. Al met al een reden om hier een controleplan aan te wijden. Dit controleplan kan worden toegepast door alle partijen die betrokken zijn in het bouwproces, van architect tot stukadoor, van opdrachtgever tot aannemer. Dit controleplan is mede bedoeld voor de potentiële opdrachtgevers die minder bekend zijn met het bouwproces. Vandaar dat we soms iets dieper ingaan op de voor de bouwbegeleider bekende zaken, maar die de leek wel meer inzicht geeft, zonder de intentie te hebben dat dit beeld compleet is.
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 1 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
A | Organisatie Inhoudsopgave I. ONTWERP
II. FINANCIËN
III. REGELGEVING
IV. ORGANISATIE
V. PLANNING
1. De fundering
1. Voorbereidingskosten
1. Administratieve voorwaarden
1. Programma van eisen
-
2. Uitvoeringskosten
2. Bouwvergunning
3. De strobalenmuren
3. Veiligheid en gezondheid
2. De strobalen 3. Het casco 4. De afwerking 5. De detaillering 6. De materialen 7. De brandveiligheid
4. Opstalverzekering
4. Werkplannen
Indicatieplanning
2. De bouwbegeleider 3. Het ontwerp 4. De aannemer 5. Zelfwerkzaamheid
5. Bouwstoffenbesluit 6. Oplevering
8. Vocht 9. Bouwfysica
I. Ontwerp INLEIDING – Bouwen met strobalen begint op de ontwerptafel. Vocht, in de vorm van neerslag en optrekkend vocht, is de grootste vijand van de strobalenwanden. Dakoverstekken en funderingen zijn dus een wezenlijk onderdeel van het ontwerp. Daarnaast is een belangrijk gegeven dat het casco van het gebouw vrijdragend moet zijn. In Nederland is de bouwmethodiek om te ontwerpen met strobalen als dragende wanden nog te onbekend. Aan een strobalenwand kan dus geen draagfunctie worden toegekend. De ontwerpaspecten zullen worden behandeld.
1.
De fundering. Onderzocht moet worden hoe de fundering gerealiseerd kan worden. Zijn er wel of geen heipalen nodig. Een grond- en bodemonderzoek kan soms noodzakelijk zijn en zelfs mogelijk sonderingen. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning moet tenminste worden aangetoond dat de grond ‘schoon’ is om te mogen bouwen. Indien men kan werken met een gesloten grondbalans, dan hoeft geen grond te worden afgevoerd. Voor dit onderdeel dient een constructeur te worden ingeschakeld.
2.
De strobalen: Het beste is om strobalen van tarwe of rogge toe te passen, gerststro breekt gemakkelijk. De balen moeten minimaal 1 jaar oud zijn, vers stro kan de neiging hebben tot ‘werken’. Daarnaast is het van belang dat de afmeting van de balen enigszins consistent is. Zeker in de breedte en de dikte als de balen liggend verwerkt worden. Dit is bepalend voor de dikte van de wanden. In de lengte kan een afwijking acceptabel zijn. Een afmeting van l x h x b = 900 x 350 x 450 is redelijk standaard. De balen moeten rechthoekig zijn, bij ronde hoeken is veel opvulwerk nodig. Het stro moet er goed uitzien, geen verrotte stukken hebben en een harde persing. De afgewerkte strobalenwand heeft een theoretische dikte van 500 mm.
3.
Het casco: Uitgangspunt is een vrijdragend casco. In de lijn van de keuze voor het werken met strobalenwanden is gekozen voor een milieuvriendelijk materiaal. In dit project is gekozen voor een gebintenconstructie, volledig van Douglashout, onbehandeld. Raam- en deurpartijen zijn zoveel mogelijk verdiepingshoog ontworpen om zo weinig mogelijk lateiconstructies toe te passen. Daarnaast zijn flinke dakoverstekken ontworpen om het regenwater zoveel mogelijk van de gevels af te houden. De peilmaat van de begane grondvloer moet zodanig zijn dat, ook bij langdurige regenval en sneeuw, het water van de gevels afloopt. Het gebouw moet dus duidelijk hoger staan dan het omliggende terrein. Het is ook mogelijk om stro te gebruiken als dakisolatie. De constructie dient hier dan op te worden berekend. Bij dit project is gekozen voor een dakisolatie van wol (d=130mm).
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 2 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
4.
De afwerking: Het werken met strobalen geeft per definitie een oneffen oppervlak. Met kan ervoor kiezen deze ondergrond ‘organisch’ af te werken, dus niet superstrak. Houdt er bij toepassing van wandtegels rekening mee dat de afwerking wel strak moet zijn als ondergrond. Ook bij de plint- en plafondaansluitingen verdient het aanbeveling om strak te werken. Er moet worden nagedacht over de kleurstelling. Een leemstuclaag heeft van zichzelf een bruine grondkleur. Er zijn mogelijkheden om aan een afwerking met kleur te denken, bijvoorbeeld met een samengestelde finishlaag van gekleurde klei en zand naar keuze. Door middel van experimenteren kan de uiteindelijke kleur worden gevonden. Bij dit project is gekozen voor een menging van witte pottenbakkersklei met lichtgeel gezeefd voegzand, als binnenafwerking. Er zijn ook kant-en-klare finishmaterialen in de handel. Als buitenafwerking is gekozen voor het materiaal traskalk, machinaal aangebracht en strak afgewerkt. Desgewenst kan ook hier worden gekozen voor een kleurafwerking op basis van een natuurverf, bijvoorbeeld Keim.
5.
De detaillering: De wanden zijn massief. Er dient aandacht te zijn voor het volledig doorlopen van de isolatie bij de detaillering van vloeren, wanden en daken, om koudebruggen te voorkomen. Een ander aandachtspunt is dat de wanden beschermd zijn tegen opspattend (regen)water in de vorm van een steenachtige plint en een verhoogde aanleg van de wanden ter voorkoming van optrekkend vocht vanuit de grond. Bij raam- en deurpartijen waarboven verder gewerkt wordt met strobalen, dient een lateiconstructie te worden meegenomen en gekoppeld te worden aan de bovengelegen constructie.
6.
De materialen: De strobalenwanden kunnen aan de binnenzijde worden afgewerkt met leemstuc, in meerdere lagen, met naar keuze een finishlaag in kleur. Ter plaatse van toilet en keuken kunnen ook wandtegels worden aangebracht, rechtstreeks op de strak afgewerkte raaplaag van leem. Aan de buitenzijde wordt een kalklaag aanbevolen, eveneens in meerdere lagen, met naar keuze een finishlaag van een natuurverf, bijvoorbeeld Keim. Voorkomen moet worden dat de buitenzijde dampdicht wordt afgesloten met een synthetisch product. In deze opbouw is men verzekerd van een verantwoorde warmte- en vochtaccumulerende opbouw.
7.
De brandveiligheid: Een van de meest gestelde vragen bij het bouwen met strobalen is wel: is het brandgevaarlijk? Een strobaal is door zijn persing al sterk zelfdovend. Daarnaast worden de wanden aan alle zichtzijden afgewerkt met leem of kalk, waardoor een steenachtige laag ontstaat. Daarmee is een strobalen wand qua brandveiligheid vergelijkbaar met een gemetselde muur. In Duitsland heeft men wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de bouwfysische eigenschappen van strobalen. Er is ook een productcertificaat voor strobalen beschikbaar. In België is men hiermee nog bezig en in Nederland is het stil op dat gebied.
8.
Vocht: Leem is een materiaal dat vocht kan opnemen en weer afstaan. Er behoeven dan ook geen dampremmende lagen te worden toegepast op de gevelconstructies. De wanden zijn in voldoende mate in staat om het leefvocht op te kunnen nemen, door te laten en terug te geven aan het binnenklimaat.
9.
Bouwfysica: Uit de Duitse onderzoeken is gebleken dat de R-waarden variëren tussen de 7 en 8. Dit zijn forse waarden. Men rekent met een Lambdawaarde (λ)van 0,069 W/(m2.K) in de richting van de halmen. De strobalenwanden zijn ook goed geluidsisolerend (Rw 55dBA).
II. Financiën INLEIDING – Indien een project door een aannemer wordt gerealiseerd, dan zullen de bouwkosten ten opzichte van
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 3 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
een traditioneel project elkaar niet veel ontlopen. Een voorwaarde is wel dat de aannemer bekend is met strobalenbouw. Het werken met strobalen leent zich echter bij uitstek voor een grote dosis zelfwerkzaamheid. De techniek van het bouwen is eenvoudig onder de knie te krijgen. Ook de afwerking aan de binnenzijde met leemstuc is met enige oefening goed in eigen beheer te doen. Als aan de afwerking van de buitengevel hoge eisen worden gesteld aan de strakheid, dan kan worden overwogen dit uit te besteden. Met deze uitgangspunten kan men een aanzienlijk deel van de bouwkosten besparen. 1.
Voorbereidingskosten: De kosten voor het ontwerp, het berekenen van de constructie, het uitwerken van het ontwerp tot en met de procedure voor de omgevingsvergunning, kortom, de bouwvoorbereidingskosten, verschillen niet wezenlijk van een traditioneel project. Het ontwerp, de uitwerking en de constructieve berekening van het casco blijft een serieuze zaak en rechtvaardigt een professionele aanpak. Ook voor wat betreft de installaties (verwarming) kan het wenselijk zijn een specialist op dat terrein te raadplegen en te laten adviseren. Mocht men kiezen voor zelfwerkzaamheid voor wat betreft het bouwen met de strobalen, dan scheelt dat aanzienlijk in de bouwkosten en dus ook in de hieraan gerelateerde leges voor de omgevingsvergunning (bouwvergunning).
2.
Uitvoeringskosten: Bij dit project is gekozen voor uitbesteding van grondwerk, fundering, begane grondvloer en het volledige casco alsmede de buitenafwerking van de strobalenwanden met een kalkmortel. De rest is in grote lijnen in eigen beheer uitgevoerd. Het spreekt voor zich dat ieder project in dat opzicht zo uniek is dat het binnen dit kader niet zinvol is om concreet te worden over bouwkosten. Wat kan men zelf, heeft men daar tijd voor, hoelang mag de bouw duren, vragen die beantwoord moeten worden wil men een goede afweging kunnen maken van uit te besteden onderdelen.
3.
De strobalenmuren: De strobalen en de leemstuc (leem en zand) zijn goedkoop. De leem kan vaak tegen vrachtkosten bezorgd worden. Door middel van experimenteren met zand, bijvoorbeeld ophoogzand, dient men de juiste samenstelling van de leemstuc vast te stellen. Iets duurder zijn de bigbags met kant en klare mengsel van zand en leem. Kalk is wat duurder in aanschaf. Daarnaast moet men rekening houden met de aanschaf van steigerplanken, plintafwerking en verder een aantal kleinere onderdelen.
4.
Opstalverzekering: Onbekend maakt onbemind. Dat geldt zeker voor de verzekeringsmaatschappijen. Houdt daarom rekening met hogere kosten voor de verzekering van de opstal, gemiddeld 0,5 ‰ van de herbouwwaarde meer dan gebruikelijk.
III. Regelgeving INLEIDING – Voor dit project is zonder enige beperking of nadere toelichting bouwvergunning verkregen van de gemeente. Dit is mede een gevolg van het goed uitwerken van de detaillering. Mogelijk speelt ook de onbekendheid van het bouwen met strobalen een rol. Verder heeft men te maken met de bestaande regelgeving, waarvan we een paar facetten toelichten
1.
Administratieve voorwaarden: Bouwen is niet alleen maar een kwestie van techniek. Het is ook belangrijk met elkaar een aantal regels af te spreken. Bij de professionele bouwwereld wordt de UAV van toepassing verklaard waarmee de meeste zaken wel geregeld zijn. Gaat men als particulier als opdrachtgever fungeren, dan is het zaak na te denken over de hoogte van de termijnbetalingen, de hoeveelheid termijnen, een bankgarantie, beschikbaar stellen van stroom, startdatum en opleveringsdatum, garanties voor onderdelen en garantietermijnen, verzekeringen tijdens de bouw, opdrachten voor meer- of minderwerk, enz. Dit is geen totale opsomming van alle administratieve voorwaarden, maar het geeft een idee van zaken waar aan gedacht moet worden. Ook hier kan een bouwbegeleider van grote waarde zijn.
2.
Bouwvergunning: Het kan zijn dat de vergunning wordt verleend en dat daarbij nadere eisen zijn gesteld. Het is zaak deze met de architect of de aannemer te bespreken en duidelijke afspraken te maken wie wat doet. Bij de vergunning is vaak een formulier aanwezig dat moet worden opgestuurd als de bouw van start gaat. Voor de afdeling Handhaving is dit een signaal dat zij kunnen controleren op het moment dat dit relevant is. In principe zal de aannemer deze afdeling tijdig dienen te waarschuwen, bijvoorbeeld voor het keuren van wapening.
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 4 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
3.
Veiligheid en gezondheid: Ten aanzien van dit onderwerp gelden de gebruikelijke regels. Tijdens de ontwerpfase moet een veiligheidscoördinator worden aangesteld, meestal de architect, en moet een V&G-plan ontwerpfase worden opgesteld, alsmede een V&G dossier. Tijdens de uitvoeringsfase moet de aannemer een veiligheidscoördinator aanstellen en het dossier onderhouden. De opdrachtgever is wettelijk aansprakelijk voor deze procedure.
4.
Werkplannen: Afhankelijk van de complexiteit van het casco kan het wenselijk zijn om een werkplan te laten opstellen van het casco. Het geeft de aannemer inzicht in de juiste volgorde van de opbouw, de inzet van materieel en mensen en de veiligheidsrisico’s. Ook voor de opdrachtgever is het van belang stil te staan bij de volgorde van het bouwen. Als voorbeeld noemen we hier de opslag van de strobalen. Deze nemen veel plaats in beslag, moeten droog staan en er moet worden nagedacht over de logistiek van het bouwen.
5.
Bouwstoffenbesluit: Als opdrachtgever heb je er mee te maken als je zand en leem laat aanvoeren. Bij de levering dient een certificaat beschikbaar te zijn.
6.
Oplevering: Op enig moment is het werk van de aannemer gereed en zal hij het werk willen opleveren aan de opdrachtgever. Als de opdrachtgever van mening is dat het werk gereed is, behoudens een aantal kleine opleveringspunten, dan kan ook tot oplevering worden overgegaan. Een absolute voorwaarde om te kunnen overgaan tot oplevering is een overeenstemming van het eventuele meer- en minderwerk. Voorkomen moet worden dat hierna nog discussie kan ontstaan over wat wel en niet extra werk is geweest. Bij oplevering van het project dient de opdrachtgever zelf een opstalverzekering af te sluiten, de CAR-verzekering eindigt meestal na de oplevering. De opleveringsdatum is ook de ingangsdatum van de overeengekomen garantietermijnen en onderhoudstermijn.
IV. Organisatie INLEIDING – Als de opdrachtgever geen ervaring heeft met het bouwproces, dan moet de eerste actie van de opdrachtgever inhouden dat hij zich laat ondersteunen door een bouwbegeleider. Dit controleplan is bedoeld voor hen die reeds kennis hebben van het bouwproces, met af en toe een nadere uitwerking. De onervaren opdrachtgever zal telkens opnieuw het wiel moeten uitvinden en fouten kunnen maken die anderen al gemaakt hebben. 1. Programma van eisen (PvE): De opdrachtgever heeft vanzelfsprekend lang nagedacht en uiteindelijk besloten dat zijn volgende project met behulp van strobalen moet worden gerealiseerd. Het is nu zaak dat hij al zijn gedachten hierover op papier zet. Waar moet wat gebouwd worden, wie gaat wat doen en wat gaan we als
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 5 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
opdrachtgever wel en niet zelf doen? Hoeveel geld is beschikbaar? Hoe selecteren we een architect en hoe baken je precies zijn opdracht af? Wanneer schakelen we een aannemer in? Geven we misschien het hele proces in handen van de aannemer (turnkey-overeenkomst) of laten we de aannemer, architect en constructeur met elkaar samenwerken (bouwteam-overeenkomst)? Vragen waar de opdrachtgever een antwoord op moet geven voordat hij zich bindt aan een overeenkomst. 2. De bouwbegeleider: De bouwbegeleider kan voor de onervaren opdrachtgever juist in deze fase van onschatbare waarde zijn. Hij kan vrij snel inschatten waar de grenzen van de opdrachtgever liggen en op basis hiervan een organisatievorm voorstellen. Eén, waar de opdrachtgever voldoende waarborgen bij heeft en waar hij zich prettig bij voelt. Ook om andere redenen kan het verstandig zijn een bouwbegeleider in te schakelen. Als er al een relatie is tussen bijvoorbeeld de aannemer en de opdrachtgever, dan kan de bouwbegeleider als zakelijke buffer werken. Hij kan adviseren op het gebied van de strobalenbouw, de samenstelling van leemstuc, de planning van de leemstuc, enz. 3. Het ontwerp: Het ontwerpproces omvat in grote lijnen 3 fasen. Eerst wordt er een voorlopig ontwerp gemaakt. Dit is een schetsontwerp, waarbij de architect voorstellen doet voor het ontwerp. Deze fase kan pas worden afgesloten op het moment dat de opdrachtgever het in grote lijnen eens is met het ontwerp. Hierna (2e fase) kan de architect het ontwerp definitief maken en zullen ook de eerste principedetails verschijnen. Als de opdrachtgever hiermee instemt, dan kan het ontwerp worden uitgewerkt (3e fase) tot completere tekeningen op basis waarvan een bouwvergunning kan worden aangevraagd. Dit is ook het moment om een bestek of een technische beschrijving van het werk in gang te zetten. Deze dient gereed te zijn alvorens een offerte van de aannemer kan worden opgevraagd. Tijdens dit proces is het noodzakelijk de constructeur erbij te betrekken. Hij zal vooral meedenken over de constructieve opzet (casco) van het ontwerp. Bij het aanvragen van de bouwvergunning zal de constructeur de benodigde tekeningen en berekeningen moeten toevoegen. Ook is het noodzakelijk tijdens deze fase na te denken over de installaties en de benodigde ruimte hiervoor in het ontwerp mee te nemen. Denk aan een opstelplaats voor een CV-ketel.
foto Voorlopig schetsontwerp
4. De aannemer: Is de ontwerpfase afgerond, dan kan de opdrachtgever offertes gaan aanvragen bij de aannemer(s). Belangrijk is wel dat de aannemers precies kunnen herleiden wat zij als aannemer wel en niet moeten begroten. Hier dient dus nagedacht te worden over het aspect zelfwerkzaamheid. Door vooraf te vragen naar een open begroting, is ook voor de opdrachtgever controleerbaar of de aannemer dit juist heeft
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 6 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
geïnterpreteerd. De opdrachtgevers dienen zich bij zelfwerkzaamheid bewust te zijn, dat de voortgang van de aannemer leidend kan zijn voor het tijdstip waarop de zelfwerkzaamheden moeten worden verricht. Bijvoorbeeld: als de aannemer de kozijnen moet maken, en het schilderwerk is uitgesloten omdat de opdrachtgever dit zelf gaat doen, dan moet er ruimte zijn in de planning van de opdrachtgever om dit schilderwerk (het gronden) uit te voeren. De kozijnen moeten wel tijdig in het werk kunnen worden gesteld. Na een eventuele prijsonderhandeling zou het resultaat moeten zijn dat er overeenstemming is over de prijs, de planning, de kwaliteit, de administratieve voorwaarden, de CAR-verzekering, de termijnbetalingen, de garantietermijnen van de diverse onderdelen, de onderhoudstermijn en de afstemming van de zelfwerkzaamheid-onderdelen. 5. Zelfwerkzaamheid: Het zelf verrichten van werkzaamheden kan voor de opdrachtgever een financieel voordeel opleveren. Voorwaarde hiervoor is wel dat er een zekere ervaring aanwezig moet zijn, ofwel bij de opdrachtgever zelf, dan wel bij een goede adviseur. De kwaliteit van deze onderdelen mag gelijkwaardig zijn aan datgene wat men van een aannemer verwacht. Onderdelen die voor zelfwerkzaamheid in aanmerking komen, zijn: Ontkisten van betonfunderingen; Het aanbrengen van riolering onder de begane grondvloer; Het aanbrengen van vloerisolatie en wapeningsnetten op vloeren; Het aanbrengen van nuts-mantelbuizen; Het aanbrengen van dakpannen; Het aanbrengen van de strobalen, inclusief afwerking; Het aanbrengen van lichte scheidingswanden; Het aanbrengen van vloer- en wandtegels; Het aanbrengen van (verlaagde) plafonds; Aftimmerwerkzaamheden; Schilderwerk; Alle voorkomende installatiewerkzaamheden, met inachtneming van werkzaamheden die door erkende installateurs moeten worden verricht; Buitenriolering en bestrating. Uiteraard is dit maar een greep uit de mogelijkheden. Belangrijk is dat er goed wordt gecommuniceerd met de aannemer zodat hij tijdig zijn planning kan afstemmen op de eigen werkzaamheden van de opdrachtgever.
V. Indicatieplanning Het bijgevoegde planningsformulier geeft inzicht in de belangrijkste zaken met betrekking tot de bouw van een strobalen gebouw. De bouwbegeleider zal voor zijn project een eigen planning kunnen opstellen op basis van deze gegevens. Nr. Activiteit (in aantal weken) 1.
Opstellen Programma van Eisen
2.
Aantrekken architect en constructeur
3.
Ontwerpfase
4.
Aanvragen bouwvergunning
5.
Selectie aannemers en prijsopgave
6.
Voorbereidingsfase aannemer
7.
Uitvoeringsfase
8.
Zelfwerkzaamheid
9
Afwerking en oplevering
Centraal Bureau Bouwtoezicht
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 7 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
B | Techniek Inhoudsopgave AANDACHTSPUNTEN
11. De afwerking binnen
1. De begane grond
12. De 1e opvullaag
2. Het skelet
13. De 2e raaplaag
3. Het op maat maken van de balen 4. De eerste 2 lagen 5. Het verstevigen van de muureinden
14. Wandtegelwerk 15. De finishlaag
6. Het afspannen van de eerste 2 lagen
16. De buitenafwerking
7. Kozijnopeningen
17. De plint
8. Gaten vullen
18. Het scheren van de buitenkant
9. Het scheren
19. De eerste laag buiten
10. Installaties
20. De tweede laag buiten
Aandachtspunten INLEIDING – Dit hoofdstuk gaat in zijn geheel in op de techniek van het bouwen met strobalen. En wel zoals dit is toegepast bij dit project. Er zijn meer mogelijkheden en andere technieken dan hier beschreven. Men kan hiervoor de literatuurlijst raadplegen en daarin kennis nemen van de andere mogelijkheden. Zoals hier is ontwikkeld en uitgevoerd, is een mix van bekende technieken. 1.
De begane grond: De begane grondvloer is uitgevoerd als een vlakke vloer met op de plaats van de toekomstige wanden om de strekkende meter een draadeind ingestort. Op deze vloer wordt een verhoging aangebracht met behulp van regelwerk en houtbeplating (OBS of underlayment). De reden voor deze verhoging is om de aanleg van de strobalen hoger te krijgen dan de vloer, zodat er geen sprake is van optrekkend vocht. Totale verhoging is ca. 100 mm. Tussen de regels wordt isolatie aangebracht (drukvast) en met behulp van moeren wordt deze verhoging vastgemaakt aan de ingestorte draadeinden. De breedte van deze verhoging luistert vrij nauw. Dit wordt bepaald door de breedte van strobalenmuur, inclusief de stuclagen aan beide zijden. Hier was het uitgangspunt: 450 (dikte strobaal) + 2 x 25 (dikte beide stuclagen) = totaal 500 mm breed. De verhoging wordt onder alle wanden gemaakt. Op de verhoging wordt een strook folie aangebracht voor de afwatering van eventueel condensvocht, zie het detail.
2.
Het skelet: Er is gekozen voor een skeletbouw met behulp van steigerplanken. Door 2 planken dubbel naast elkaar te plaatsen, ontstaat er voldoende stabiliteit haaks op de wanden. De buitenkant van de planken is zo gekozen dat dit overeenstemt met de dikte van de strobalen. Zo ontstaat een geleiding voor het op maat
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 8 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
scheren van de strobalen wanden. Hierdoor ontstaat tevens een tussenruimte tussen de planken, die benut gaat worden voor de bevestiging van de spanregels. Op beide zaken wordt nog ingegaan. De ideale hart-ophart afstanden van de steigerplanken is de lengte van 2 strobalen. De ervaring leert echter dat er veel variatie aanwezig is in de lengte van de balen. Beter is om de totale lengte van de wand te delen door 1,60 m (de theoretische lengte van 2 balen). Bijvoorbeeld: de lengte van een wand is 8,50 meter. Delen door 1,60 geeft als uitkomst 5,3. Door nu de lengte van de wand (8,50 meter) te delen door 5 (afgerond aantal openingen) wordt de hart-op-hart afstand van de planken1,70 meter. De maximale hart-op-hart afstand mag niet groter zijn dan ca. 1,80 meter, anders wordt het afspannen van de balen te lastig. Dit is een ervaringsgetal.
Hier is het skelet van de steigerplanken goed zichtbaar
De steigerplanken worden onder bevestigd aan de verhoging met behulp van hoekijzers, 30x60mm. Ook aan de bovenkant gebruikt men deze hoekijzers om ze vast te zetten aan de constructie van de verdiepingsvloer. We zijn nu zover dat we met het plaatsen van de strobalen kunnen beginnen. 3.
Het op maat maken van de balen: Uitgangspunt is halfsteensverband. Dat betekent dat we veel balen op maat moeten inkorten. De balen worden tijdens de productie samengeperst en voorzien van touwen, vroeger vlas, tegenwoordig veelal kunststof. Als we de touwen door zouden snijden, valt de strobaal als losse stro uit elkaar. Dat moeten we dus zien te voorkomen. Er zijn 2 mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is te werken met ‘naald en draad’. We maken een ‘naald’ van bijvoorbeeld een stuk koperen waterleiding van ca. 600mm, slaan een uiteinde plat en boren daar een gaatje in, groot genoeg om daar een touw doorheen te rijgen. De naald drukken we bij het eerste touw op de snijmaat door de strobaal en we trekken de dubbele draad voldoende ver door om beide delen te voorzien van een nieuw touw. We knopen dit vervolgens stevig vast. We herhalen deze procedure bij het andere touw. Pas dan kunnen de bestaande touwen worden doorgeknipt. De andere methode, die sneller werkt, gaat met behulp van 4 lijmtangen van ca. 800mm lang. We drukken de bekken van deze lijmtangen op de snijmaat om en om in het stro en draaien de lijmtangen stevig vast. Daarna kunnen de touwen worden doorgesneden en heeft men twee delen van de baal die vervolgens met nieuw touw stevig moeten worden gebonden.
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 9 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
Het op maat maken van de strobalen
4.
De eerste 2 lagen: Voor het bepalen van de juiste maat van de gedeelde balen kan men uitgaan van een overmaat van ca. 7%. Voor een lengte van 1,70 meter hebben we dus een totale lengte aan strobalen nodig: 1700x7%=1819 mm. Erg theoretisch natuurlijk, maar stel dat we 2 balen van 800mm hebben, dan moeten Foto 7: halfsteens verband van de eerste 2 lagen we nog een deel van 220 mm maken. Het overblijvende deel van 580 mm kan voor de 2e laag gebruikt worden om het verband erin te krijgen. We beginnen met het stuk van 220 mm op z’n plaats te leggen en vervolgen door de 2 hele balen met de uiteinden op de basis te leggen en de andere einden met de punten tegen elkaar gezamenlijk naar beneden te drukken. Op deze manier zitten de balen stevig geklemd tussen de steigerplanken. Daarna volgt een controle en eventueel een correctie om de balen zo recht mogelijk te krijgen tussen de steigerplanken. Men kan hiervoor een rei gebruiken. Op deze wijze wordt de gehele lengte van de wand afgemaakt en vervolgens kan voor de hele lengte de 2e laag strobalen op maat worden gemaakt. Alvorens we de 2e laag balen op hun plek leggen, moet daar eerst een sleuf in worden gemaakt. In deze sleuf komt de spanlat te liggen. De sleuf maken we met behulp van een kettingzaak of een haakse slijper. Hij moet in het hart van de baal komen en ongeveer 20mm breed en 60mm diep worden
5.
Het verstevigen van de muureinden: Zonder voorzorgsmaatregelen zouden in het bovenstaande geval de buitenste steigerplanken gaan uitbuigen. Dit moeten we voorkomen door het plaatsen van tijdelijke steigerplanken, haaks op de definitieve delen. Als de muur een hoek maakt, dan kan dit meteen goed worden gesteld. De tijdelijke steigerplanken kunnen pas worden verwijderd als de gehele wand is afgespannen.
6.
Het afspannen van de eerste 2 lagen: Over de volle lengte van de wand komt nu een lat te liggen in de sleuf van
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 10 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
de bovenste balen. De lat gaat precies tussen de steigerplanken door. De afmeting hiervan is ca. 70x30mm. Met behulp van krikpotjes wordt deze spanlat naar beneden geperst zodat de balen 7 tot 10 cm in elkaar worden geperst. Door dwarslatten op de steigerplanken te schroeven voorkomen we dat de spanlatten weer omhoog komen nadat de krikpotten zijn verwijderd. Door de spanlat vast te schroeven aan de dwarslat, fixeren we vervolgens de steigerplanken aan de spanlat. Zo ontstaat een gesloten frame van balen en steigerplanken. We hebben nu over de volle lengte van de muur de eerste 2 lagen strobalen stevig aangebracht en kunnen dit afmaken voor alle Het krikpotje, de afspanlat en dwarslat: het omlaag persen van 2 lagen wanden. Als extra versteviging van de 1e en de strobalen 2e laag onderling brengen we nu wilgentenen aan. Pas daarna kunnen we verder gaan met het aanbrengen van de 3e en de 4e laag strobalen, net zolang tot we boven aan de wand zijn. Hoe we de bovenste laag naar beneden persen en fixeren, is afhankelijk van de detaillering. Als we uitgaan van een aansluiting van de wand tot onderkant 1e verdiepingsvloer, dan kunnen we de vloer zelf gebruiken als spanlaag. In dat geval moeten de wilgentenen eerst worden aangebracht. 7.
Kozijnopeningen: In het geval we een kozijn hebben dat niet over de volle hoogte doorloopt, moeten we de ruimte boven het kozijn opvullen. Dit kan met behulp van strobalen. Boven het kozijn zullen we een soort bodem moeten formeren, zoals we ook op de begane grond hebben gemaakt. Deze bodem (latei) dienen we echter zeer stevig door te koppelen aan de constructie boven het kozijn, bijvoorbeeld de 1e verdiepingsvloer. De reden hiervoor is dat we de strobalen moeten persen op deze bodem. Voorkomen moet worden dat we door dit persen het kozijn gaan belasten, zodat ramen en/of deuren niet meer sluiten.
8.
Gaten vullen: De strobalen zijn aangebracht, een hele klus. De vervolgstap is het dichten van alle gaten. We zullen ervaren dat precies in de hoeken van de balen soms holle ruimten zitten. Dit kan ontstaan doordat de balen nu eenmaal niet precies rechthoekig zijn. Voor het aanbrengen van het stucwerk kunnen we absoluut geen holle ruimte accepteren, dus deze moeten worden opgevuld. Dit kan met losse stukken stro. Met een stok gaan we nu alle gaten voldrukken. Sommige openingen gaan echt door de hele wand, dus aandacht hiervoor. Moeilijke hoeken die eventueel zijn ontstaan bij plafondaansluitingen kunnen we vullen met een stromengsel dat van te voren nat is gemaakt met een leempap. We kunnen desgewenst eerst een soort bekisting maken en dit hiermee vullen. De bekisting kan na een paar dagen verwijderd worden.
9.
Het scheren: De volgende bewerking is erop gericht de wanden stuc-gereed te maken. De uitstekende strodelen moeten worden ‘geschoren’. Dit kan prima met een heggenschaar. Wel wordt aanbevolen deze eerst te laten slijpen en mogelijk nog eens halverwege het scheren. Als alles goed gesteld is, dan vormen de zijkanten van de steigerplanken de maat die met de heggenschaar kan worden aangehouden. Hoe vlakker men de balen terug kan scheren tot deze maat, des te vlakker kunnen we met de stuclaag omgaan. We zullen nu pas goed merken hoeveel verschil er in de persing van de balen aanwezig is. Voordat we met het scheren gaan beginnen, zorgen we ervoor dat de ondergrond goed schoon is. Het afgeschoren stroafval gaan we namelijk verzamelen, bijvoorbeeld in een big bag. We gaan dit afval gebruiken voor de eerste raaplaag van de leemstuc. Voor de controle van het scheerwerk gebruiken we een rei die we over de steigerplanken houden. Let op, soms steekt een baal erg ver naar buiten. Controleer dan binnen of deze baal wel helemaal goed ligt. Met behulp van een voorhamer is een enkele baal nog wel te corrigeren.
10. Installaties: Het is nu de tijd om de leidingen aan te brengen. Elektraleidingen kunnen worden bevestigd aan de steigerplanken, de inbouwdoos ook. In het algemeen zijn deze leidingen goed weg te werken direct naast de steigerplanken. Wel vastspijkeren, tijdens het trekken van de draden moet deze leiding goed vastzitten. Men kan aanhouden dat de buitenkant van de inbouwdozen 25 mm buiten de steigerplanken moeten steken. Mocht
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 11 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
deze laag onverhoopt wat dikker worden, dan kunnen opzetringen of verlengde schroeven worden gebruikt om de afdekplaten vast te zetten. Ook water- en gasleidingen worden op deze manier worden aangebracht. Als men vooraf deze maatvoering kent en als men deze maatvoering zwaar laat wegen, dan kan men bij de maatvoering van de steigerplanken hier al rekening mee houden. 11. De afwerking binnen: Als afwerking binnen is leemstuc het meest voor de hand liggend materiaal. De leem kan in samenhang met het stro uitstekend vocht opnemen en afstaan zonder dat men een dampremmende laag behoeft toe te passen. De totale opbouw bestaat uit 3 lagen. De eerste laag is een vullaag van leem, zand en het stroafval, de 2e laag is de raaplaag. Deze bestaat uit leem, zand en heel fijn stroafval of vlas. Met water wordt de juiste plasticiteit bepaald. De laatste laag is een afwerklaag in de kleur die men uiteindelijk wenst. Deze kan bestaan uit (gekleurde) klei met fijn zand of een kant-en-klaar mengsel van bijvoorbeeld het merk Terafinoa. Door middel van experimenteren op kleine schaal zal men zelf de juiste verhouding moeten zien te vinden. De verhouding van de opvullaag is voor dit project: 1 deel leem op 4 delen opvulzand met een paar handen stroafval (per speciekuip). De leem is aangevoerd, het zand was ter plekke beschikbaar op 500mm onder het maaiveld. Leem en zand zijn met een zware handmixer en zelfs met behulp van een betonmolen gemengd. Pas nadat dit mengsel goed homogeen was gemengd werd het stro toegevoegd en nog eens doorgemengd. 12. De 1e opvullaag: Deze kan met behulp van het stukadoorsgereedschap worden aangebracht. Van belang is dat men het mengsel goed in de stro wrijft zodat er voldoende hechting ontstaat aan en in de strobalen. Links en rechts van de steigerplanken en van de leidingen brengt men eerst een laag stuc aan. Vervolgens wordt een laag nat gemaakt jute van ca. 300mm breed geniet op de steigerplanken en brengt men daaroverheen nog een extra laag stuc aan. De jute wordt hiermee ingeweld in het stucwerk. De jute zorgt voor een extra aanhechting van de leemstuc op en naast het hout. Globaal kan men een dikte aanhouden van ca. 10-15 mm voor deze opvullaag. De beste tijd om deze stucwerkzaamheden te verrichten is het voorjaar in verband met de droogtijd van het leem. Op dit project is echter ook in de winter gestukadoord. De droogtijd is dan langer maar er kon wel worden doorgewerkt. Tijdens het droogproces kunnen scheuren ontstaan. Deze worden hersteld met hetzelfde leemmengsel. Als de scheuren fors zijn, dan is dat een teken dat het mengsel te vet is. Voeg meer zand toe. 13. De 2e raaplaag: Dit is al meer maatwerk. Hier is het wel van belang dit in de zomermaanden uit te voeren zodat de laag snel kan drogen zonder schimmelvorming te vertonen. De verhouding moet ook hier door experimenteren worden samengesteld. Op dit project was dit 1 deel leem, 3 delen metselzand en een paar handenvol vlas (per speciekuip). Het mengen ging op vergelijkbare wijze, eerst leem en zand goed mengen, later vlas doormengen. Ook hier wordt met water de juiste plasticiteit bepaald. Deze bewerking vraagt iets meer voorbereiding. Op de steigerplanken werden geleidingslatten aangebracht. Onder kunnen ze tegen de verhoogde bodem worden geschroefd, boven kan een afstandhouder van 25 mm worden toegepast. Tussen de geleidingslatten werd een mal gemaakt zodanig dat de stuczijde van de mal overeenkwam met de vorm van de bodem, dus de uiteindelijke buitenzijde van het stucwerk. Zo werd vak voor vak van beneden naar boven voorzien van een raaplaag. Bij het verplaatsen van de geleidingslatten werd de raaplaag aangewerkt tussen de vakken onderling. Ook hier kunnen kleinere scheuren ontstaan tijdens het droogproces. Deze worden na het droogproces gerepareerd. 14. Wandtegelwerk: Als het goed is, is de ondergrond, waar wandtegels moeten komen, vlak en strak geraapt (de 2e laag). Dit is een voorwaarde om wandtegels goed te kunnen aanbrengen op de ondergrond. We hebben het nu over wandtegels met een afmeting van 100 x 100 mm of groter. Zelfs als men met mozaïektegels wil gaan werken, is een vlakke ondergrond belangrijk. Als lijm komt in aanmerking een tegellijm op cement-basis. Deze is er in poedervorm en wordt met water aangemaakt. Het is aan te bevelen voor het tegelwerk enige proefvlakken op te zetten om zekerheid te krijgen over hechting, en mogelijk ook om de juiste voegbreedte te kunnen beoordelen. Na het uitharden van de lijm, ca. 2 dagen, kunnen de voegen worden ingewassen. In- en uitwendige hoeken vrijhouden. De strobalenwanden kunnen zich nog enigszins zetten en daarom moet zo lang mogelijk gewacht worden met het voegen of afkitten van deze hoeken. 15. De finishlaag: Voor dit project is gekozen voor een samenstelling van witte pottenbakkersklei met gezeefd geel voegzand. Het resultaat was een (licht gebroken) witte afwerklaag. De laag wordt als schuurwerk aangebracht, 2 tot 3 mm dik. Wacht met het aanbrengen van deze laag tot de wandtegels zijn aangebracht. Controleer
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 12 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
voordat met deze laag wordt begonnen of de inbouwdozen voor wandcontactdozen en schakelaars op de juist maat zitten. 16. De buitenafwerking: Het wordt aanbevolen om het binnenstucwerk min of meer gelijktijdig uit te voeren. Hiermee wordt voorkomen dat bijvoorbeeld aan de binnenzijde een 25 mm stuclaag aan de strobalen ‘hangt’ terwijl aan de buitenzijde nog geen gewicht aanwezig is. De zetting van de wanden is gelijkmatiger naarmate men gelijk opgaat, binnen en buiten. 17. De plint: In het details zoals dat is aangegeven bij het maken van de vloeropbouw, was al zichtbaar dat er een sponning was gemaakt in het funderingsmetselwerk. In het ontwerp was rekening gehouden met een plint van uitgewassen grinttegels van 400x600mm, staand verwerkt. Precies op de maat van de bovenkant van deze plinttegels werd een horizontale lat aangebracht en bevestigd op de steigerplanken. Het stro onder deze lat is voorzien van een laag leemstuc. Op de horizontale lat werd een DPC-folie aangebracht als extra waterkerende laag, zodat de leemstuc niet nat kan worden. Na droging van deze leemstuc werden de grinttegels aangebracht en bevestigd met behulp van slagpluggen. Op de bovenkant van de grinttegels wordt een vullat Een scheve projectie van de opbouw van de wand aangebracht. Hierover weer een strookje DPC, met name bedoeld om deze vullat te beschermen tegen het regenwater. Tenslotte is een zinken afdekkap aangebracht, bevestigd tegen de horizontale lat die in de balen in ingewerkt. We hebben nu een gegarandeerde waterdicht afwerking tegen vocht. 18. Het scheren van de buitenkant: Op dezelfde wijze als we binnen de strobalen hebben geschoren, nemen we nu de buitenkant onder handen. Ook hier is de buitenkant van de steigerplank de scheermaat. Na het scheren worden ook de gaten en holten opgevuld met losse stro, stevig aangedrukt met een stok en nageschoren. We hebben nu een redelijk vlakke ondergrond voor de eerste laag kalk. 19. De eerste laag buiten: Naar ons oordeel is het Nederlandse klimaat niet geschikt om leem toe te passen als afwerklaag voor de buitenkant. Het kan alleen op een verantwoorde manier als met zekerheid gesteld kan worden dat er geen kans is op nat worden door regenwater. Bij dit project was dit niet het geval en is gebruik gemaakt van kalk. Specifiek: traskalk. Tras is een fijngemalen vulkanisch gesteente en heeft een groot waterwerend vermogen. Het materiaal is al honderden jaren oud en is de naamgever van het bekende ‘trasraam’ bij oudere gemetselde gebouwen. Het materiaal is verkrijgbaar als een poeder, dat machinaal kan worden aangebracht. Het materiaal is sterk alkalisch, wat inhoudt dat men kozijnen en glas e.d. moet afplakken. Als voorbereiding op deze 1e laag is steengaas bevestigd op de steigerdelen. Dit is gedaan voor een betere hechting van de kalk en om de spanningen links en rechts van de steigerplanken op te vangen. Een strook van ca. 300mm is voldoende. Het steengaas wordt met behulp van krammen bevestigd op de steigerplanken. Daarna kan de 1e spuitlaag worden aangebracht. Men kan desgewenst dit materiaal ook handmatig aanbrengen. Tijdens het aanbrengen van deze laag wordt een extra wapeningsnet ‘ingewreven’. Dit kan een kunststof net zijn. Dit, ter voorkoming van krimpscheuren. Bij het werken bij hoge temperaturen en veel wordt aanbevolen om de eerste dagen na het aanbrengen de kalk nat te spuiten met water. Bij een te snelle droging kunnen toch krimpscheuren ontstaan. De laag wordt ‘opgeruwd’ om een betere aanhechting te krijgen voor de 2e laag. De 1e laag moet ca. 3 weken drogen voordat met de 2e laag kan worden begonnen.
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 13 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
Het machinaal aanbrengen van de 1e laag traskalk
20. De tweede laag buiten: Als voorbereiding op de 2e en laatste laag moeten we enige voorbereidingen treffen bij de zinken afdeklijst van de plint. Op deze afdeklijst wordt een trapeziumvormige lat (los) aangebracht, waartegen de 2e laag wordt aangesmeerd. De reden hiervoor is dat de kalklaag iets over de opstaande kant van de afdeklijst komt en zo een goede afwatering ontstaat. Een paar uur nadat de 2e laag is aangebracht, kan deze lat voorzichtig worden verwijderd. Het is ook mogelijk om stucstopprofielen toe te passen, ook voor de verticale hoeken, voor dit project is daar echter niet voor gekozen. Deze laag wordt met een spaan afgewerkt als schuurwerk. Na droging blijft een licht grijze kleur zichtbaar. Men kan als finishlaag nu nog kiezen voor een afwerking met een kleur, bijvoorbeeld een Keimlaag, een mineraalverf. De strobalenwanden zijn nu gereed. De rest van het bouwproces verschilt niet wezenlijk van andere projecten, al is natuurlijk goed nagedacht over het toepassen van zoveel mogelijk biologische bouwmaterialen, gezien het karakter van het gebouw.
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 14 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
C | Inspectielijst Project: Locatie: Opzichter: Inspectiedatum:
Nr.
Activiteit
A.
Administratief
Akkoord
Niet akkoord
N.v.t.
1. Is een Programma van Eisen geschreven 2. Is daarin de zelfwerkzaamheid goed aangegeven 3. Is de bouworganisatie duidelijk 4. Is er een bestek of een technische omschrijving gemaakt 5. Zijn de administratieve voorwaarden duidelijk 6. Is een bodemonderzoek verricht B.
Voorbereiding 7. Is de bouwvergunning aanwezig 8. Zijn de eventuele nadere eisen verwerkt in de tekeningen 9. Is bij de opdracht van de aannemer duidelijkheid inzake de prijs, de planning en de kwaliteit 10. Is de afmeting van de strobalen al bekend en is de partij gereserveerd? 11. Is in de planning rekening gehouden met buitenstucwerk in voorjaar/zomer? 12. Is rekening gehouden met een opslagplaats van leem en zand 13. Is een certificaat beschikbaar bij de leemleverancier
C.
Uitvoering 14. Is de stro waterdicht en brandveilig opgeslagen 15. Zijn er voldoende steekproeven genomen van de balen om de juiste dikte van de wand te bepalen 16. Zijn er voldoende wilgentenen beschikbaar 17. Zijn er dekzeilen aanwezig om de kale strobalenwanden te beschermen tegen (slag)regen 18. Is duidelijk hoe de bovenste balen geperst en gefixeerd kunnen worden 19. Zijn de wanden met de rei gecontroleerd en zo nodig gecorrigeerd 20. Zijn de holle ruimtes voldoende aangevuld met stro 21. Is de vloer naast de wanden schoon voor dat met het scheren wordt begonnen 22. Is de samenstelling van de vullaag met behulp van experimenten vastgesteld
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 15 - 16 versie 2012-1
CONTROLEPLAN STROBALENBOUW
09.03
23. Is de samenstelling van de raaplaag met behulp van experimenten vastgesteld 24. Zijn de eventuele dwarslatten aangebracht voor het ophangen van zwaardere spullen 25. Zijn de diverse installatie-onderdelen voldoende bevestigd aan de steigerplanken D.
Nacontrole 1.
Instructie
2.
Revisie- en garantiestukken
3.
Zorgdragen voor bundeling opleveringsstukken
4.
Afhandeling restpunten
5.
Eindcontrole door adviseur
Eventuele opmerkingen:
Centraal Bureau Bouwtoezicht
© 2012 B.V. Centraal Bureau Bouwtoezicht – Op het gebruik van de controleplannen zijn de Voorwaarden van CBB van toepassing: www.controleplannen.nl/algemenevoorwaarden. telefoon: 026 – 386 86 00 website: www.controleplannen.nl
pagina 16 - 16 versie 2012-1