Controle vertaling Vragencatalogus ADN – Deel Algemeen Roosendaal, 2 augustus 2012
110 01.0-01
1.2.1
B
Wat is de afkorting voor het Europees Overeenkomst inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren? A B C D 110 01.0-04
AITMD ADN ADR RID
3.2.3
A
Waar kunt u lezen welke stoffen in tankschepen mogen worden vervoerd? A B C D 110 01.0-06
In 3.2, Tabel A en C In het Certificaat van Onderzoek In 3.2.2, Tabel B In de definities van 1.2.1
7.1.3
B
Voor het vervoer van gevaarlijke goederen in drogeladingschepen zijn er algemene bedrijfsvoorschriften van toepassing. Onder welke nummers zijn deze voorschriften in het ADN te vinden? A B C D
Onder 2.1.1 tot en met 2.1.4 Onder 7.1.3.1 tot en met 7.1.3.99 Onder 2.2.43.1 tot en met 2.2.43.3 Onder 7.2.3.1 tot en met 7.2.3.99
1
110 01.0-07
7.2.3
D
Voor het vervoer van gevaarlijke goederen in tankschepen zijn er algemene bedrijfsvoorschriften van toepassing. Onder welke nummers zijn deze voorschriften in het ADN te vinden? A B C D 110 01.0-09
Onder 2.1.1 tot en met 2.1.4 Onder 7.1.3.1 tot en met 7.1.3.99 Onder 2.2.43.1 tot en met 2.2.43.3 Onder 7.2.3.1 tot en met 7.2.3.99
8.2.1, 8.6.2
C
Wie wordt in het ADN bedoeld met een 'deskundige'? A B C D 110 01.0-12
De veiligheidsadviseur van de afzender, aangezien hij/zij de meeste kennis heeft over het product De agenten van de politie te water, gezien hun functie Iemand met bijzondere kennis van het ADN zoals blijkt uit een verklaring van de bevoegde autoriteit De schipper, op grond van zijn opleiding en algemene kennis
8.2.1.4, 8.2.2.8
B
Hoe lang is een "Verklaring omtrent bijzondere kennis van het ADN" geldig? A B C D 110 01.0-13
1 jaar 5 jaar 10 jaar Onbeperkt
1.1.2.1
C
Waartoe dienen de voorschriften van het ADN? A B C D
Het ADN bevat de regels ter bescherming van de waterwegen tegen verontreiniging Het ADN is alleen bedoeld om de veiligheid voor het transport met tankschepen te garanderen Het ADN legt de voorwaarden vast waaronder gevaarlijke goederen over de binnenwateren mogen worden vervoerd Het ADN is bedoeld om de veiligheid voor het transport van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of door de lucht te garanderen 2
110 02.0-01
7.1.3.31, 7.2.3.31
C
Een schip is geladen met gevaarlijke goederen. Waar ligt (x) het vlampunt van de brandstof die voor de aandrijving van de boordmotoren mag worden gebruikt? A B C D 110 02.0-06
< 23° C < 55° C ≥ 55° C ≥ 23° C
9.1.0.34.2, 9.3.1.34.2, 9.3.2.34.2, 9.3.3.34.2
C
Een schip valt onder de voorschriften van het ADN. Welke van deze inrichtingen moet in de uitlaatgassenleidingen zijn aangebracht? A B C D 110 02.0-07
Een brandmelder Een terugslagklep Een vonkenvanger Een zwanenhals
9.1.0.34.1, 9.3.1.34.1, 9.3.2.34.1, 9.3.3.34.1
A
Wat moet de minimale afstand tussen de uittrede openingen van de uitlaatgassenleidingen en de beschermde zone respectievelijk de ladingzone zijn? A B C D 110 02.0-09
2,00 m 3,00 m 4,00 m 5,00 m
9.1.0.34.1, 9.3.1.34.1, 9.3.2.34.1, 9.3.3.34.1 Wat moet de minimale afstand tussen de uittrede openingen van de uitlaatgassenleidingen van motoren en de laadruimopeningen respectievelijk de ladingzone zijn? A B C D
2,00 m 2,50 m 3,00 m 1,00 m
3
A
110 02.0-11
9.1.0.88, 9.2.0.88, 9.3.1.8, 9.3.2.8, 9.3.3.8
B
Sommige schepen moeten volgens het ADN onder toezicht van een erkend classificatiebureau zijn gebouwd en in de hoogste klasse worden geplaatst. Welke schepen zijn dat? A B C D
110 02.0-12
Alle schepen die gevaarlijke goederen vervoeren Bepaalde dubbelwandige droge ladingschepen en alle tankschepen die gevaarlijke goederen vervoeren Alle schepen die gevaarlijke goederen vervoeren, behalve zeeschepen als bedoeld in 9.2 Alleen schepen die bestemd zijn voor het vervoer van chemicaliën
7.1.2.5, 7.2.2.5
D
In welke taal moet de gebruiksaanwijzing van de apparaten aan boord beschikbaar zijn? A B C D
110 02.0-13
In ieder geval in het Engels In het Nederlands, Engels, Duits en Frans In de talen van de landen waar het schip tijdens die reis doorheen vaart In het Duits, Frans of Engels en zo nodig in de aan boord gebruikelijke taal
8.1.6.3
A
Wie moet de speciale uitrusting testen die het ADN voorschrijft? A B C D
Een persoon die daarvoor door de bevoegde autoriteit is aangewezen De fabrikant, aangezien alleen hij weet hoe het apparaat moet worden getest Een persoon die of een bedrijf dat door de bevoegde autoriteit is aangewezen Een onafhankelijk bedrijf dat door de fabrikant is aangewezen
4
110 02.0-17
1.2.1
B
Wat wordt in het ADN met een bergingsapparaat bedoeld? A B C D
110 04.0-05
Een mobiele lenspomp waarmee bij lekkage water uit het schip kan worden gepompt Een apparaat waarmee personen uit besloten ruimten ,zoals de ladingtanks, kunnen worden gehaald. Een brancard waarop een slachtoffer van het schip naar de wal kan worden overgebracht Een tweede, vast opgestelde lenspomp in de machinekamer die bij lekkage via een eigen krachtbron water uit het schip kan pompen
Algemene basiskennis
A
Waar ligt het explosiebereik van een brandbare vloeistof? (x) A B C D
Tussen de onderste en bovenste explosiegrens Boven de bovenste explosiegrens Onder de onderste explosiegrens Op de onderste explosiegrens
110 04.0-09 Algemene basiskennis
A
Wat betekent 1 ppm? A B C D
1 deel per miljoen deeltjes 1 deel per massa 1 deel per metrische ton 1 deel per milligram (x)
5
110 04.0-15
Algemene basiskennis, 7.1.3.1.6, 7.2.3.1.6
D
Een schip bevat geen gevaarlijke goederen meer. U wilt een laadruim, een ladingtank of een zijtank op een veilige manier betreden zonder gebruik van een van de buitenlucht onafhankelijk adembeschermingsapparaat. Hoe hoog moet de gemeten zuurstofconcentratie ten minste zijn? A B C D 110 05.0-01
15% 16% 17% 21%
2.1.1.1, 2.2.2
A
Welke gevaarlijke stoffen bevat Klasse 2? A B C D 110 05.0-04
Gassen Brandbare vloeistoffen Organische peroxiden Ontplofbare stoffen
2.1.1.1, 2.2.3
B
Welke gevaarlijke stoffen behoren tot Klasse 3? A B C D 110 05.0-05
Gassen Brandbare vloeistoffen Organische peroxiden Ontplofbare stoffen
2.1.1.1, 2.2.8
D
Wat is het hoofdgevaar van een gevaarlijke vloeistof van Klasse 8? A B C D
Druk Brandbaarheid Giftigheid Bijtende werking
6
110 05.0-07
2.1.1.1, 2.2.8
A
Welke gevaarlijke stoffen behoren tot Klasse 8? A B C D 110 05.0-20
Bijtende stoffen Radioactieve stoffen Voor zelfontbranding vatbare stoffen Infectueuze stoffen (besmettelijke stoffen)
2.2.3.1.3
C
Wat geven de verpakkingsgroepen I, II en III bij stoffen van Klasse 3 aan? A B C D 110 05.0-32
Ze geven de mengbaarheid met water aan Ze bieden informatie over de vereiste gevaarsetiketten Ze geven de mate van gevaar aan Ze bieden informatie over geschikte blusmiddelen
2.1.1.1, 2.2.7
B
Welke gevaarlijke stoffen behoren tot Klasse 7? A B C D 110 05.0-33
Organische peroxiden Radioactieve stoffen Ontplofbare stoffen Infectueuze stoffen (besmettelijke stoffen)
2.1.1.1, 2.2.62
C
Welke gevaarlijke stoffen behoren tot Klasse 6.2? A B C D
Brandbare vloeistoffen Giftige stoffen Infectueuze stoffen (besmettelijke stoffen) Bijtende stoffen
7
110 05.0-34
2.1.1.1, 2.2.61
D
Welke gevaarlijke stoffen behoren tot Klasse 6.1? A B C D 110 05.0-35
Gassen Brandbare vloeistoffen Bijtende stoffen Giftige stoffen
2.1.1.1, 2.2.52
A
Welke gevaarlijke stoffen behoren tot Klasse 5.2? A B C D 110 05.0-37
Organische peroxiden Diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen Gassen Bijtende stoffen
2.1.1.1, 2.2.43
C
Welke gevaarlijke stoffen behoren tot Klasse 4.3? A B C D 110 05.0-50
Organische peroxiden Bijtende stoffen Stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen Gassen
Algemene basiskennis
C
Wat wordt bedoeld met het kookpunt van een vloeistof? A B C D
De druk van de vloeistof bij een temperatuur van 100 °C De hoeveelheid vloeistof die het kookpunt heeft bereikt De temperatuur waarbij de vloeistof onder normale atmosferische druk gasvormig wordt De temperatuur van de vloeistof waarbij zich een brandbaar mengsel kan vormen boven het vloeistofoppervlak
8
110 06.0-01
1.1.3.3
B
Uw bunkertanks bevatten 42.000 liter gasolie. Wordt deze bunkerhoeveelheid als gevaarlijk goed gezien volgens het ADN? A B C D
110 06.0-05
Ja Nee, gasolie die in de bunkertanks van het schip wordt meegevoerd en bedoeld is voor de aandrijving van het schip, is geen gevaarlijke stof volgens het ADN Bunkerhoeveelheden van bovengenoemde omvang vallen onder dezelfde ADN-voorschriften als de in colli verpakte stoffen van Klasse 3 Alle vloeibare brandstoffen vallen volledig onder het ADN, ongeacht het doel waarvoor ze worden gebruikt
7.1.4.9, 7.2.4.9
B
Mogen gevaarlijke goederen van het ene op het andere schip worden overgeslagen? A B C D
110 06.0-06
Nee Ja, maar alleen met toestemming van de bevoegde autoriteit Ja, maar alleen als het te beladen schip niet al andere gevaarlijke goederen aan boord heeft Ja, maar alleen als zowel de afzender als de geadresseerde van de gevaarlijke goederen daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven
1.1.4.1
B
Welke colli met gevaarlijke goederen mag de schipper volgens de voorschriften van het ADN niet vervoeren? A B C D
Colli voor vervoer waarvoor geen toestemming van de bevoegde politie verkregen is Colli die niet voldoen aan de internationale voorschriften Colli die een verpakking hebben die minder dan 2 cm dik is. Vuurwerk
9
110 07.0-01
5.4.1.1, 8.1.2.1
B
Het ADN schrijft voor dat voor ieder gevaarlijk goed een - door de afzender opgesteld en correct ingevuld document - aan boord moet worden meegevoerd. Dit document moet alle gegevens bevatten die in Deel 5 van het ADN worden genoemd, zoals de juiste benaming van de goederen, het UN-nummer/stofnummer, de klasse en - indien van toepassing - de verpakkingsgroep. Hoe wordt dit document genoemd? A B C D 110 08.0-10
Speciaal cognossement Vervoerdocument Schriftelijke instructie Manifest voor gevaarlijke goederen
8.1.4
B
Een schip vervoert gevaarlijke goederen. Met hoeveel extra handbrandblussers moet het schip ten minste worden uitgerust? A
B C D
110 08.0-19
Met één tot acht extra handbrandblussers, afhankelijk van de gevaren van de geladen gevaarlijke goederen; het precieze aantal wordt in de schriftelijke instructies aangegeven Met ten minste twee extra handbrandblussers Met ten minste één extra handbrandblusser, die zich op een opvallende, goed toegankelijke plaats in het stuurhuis moet bevinden Met drie extra handbrandblussers, die gelijkmatig verdeeld over de beschermde zone respectievelijk de ladingzone moeten zijn aangebracht
Algemene basiskennis
C
Welk doel heeft het aansluiten van een aardkabel op een losse tank bij het vullen? A B C D
Zorgen voor massa ten behoeve van de overvulbeveiliging Aanvullen van de aarding van de accu's Afvoer van de elektrostatische oplading (X) Verminderen van de wrijving tussen tankwand en vloeistof
10
110 08.0-20
8.1.6.1
C
Hoe vaak moeten brandblusapparaten worden gecontroleerd? A B C D
110 08.0-27
Afhankelijk van het gebruik ervan Ieder jaar Om de twee jaar Wanneer het Certificaat van Goedkeuring wordt verlengd
8.1.4
B
Schepen die onder de voorschriften van het ADN vallen moeten behalve met de handbrandblussers (als voorgeschreven in de algemene technische voorschriften) ook met extra blusapparaten zijn uitgerust. Hoeveel moeten dat er minimaal zijn? A B C D 110 08.0-31
1 2 3 4
Algemene basiskennis
C
U moet een ruimte betreden waarin sprake is van rookontwikkeling. Welke persoonlijke veiligheidsuitrusting moet u gebruiken? A B C D 110 08.0-33
Een natte doek Een filtermasker Een persluchtapparaat Een stofmasker
Algemene basiskennis
B
Waar moet de bemanning aan dek zo snel mogelijk heen in geval van een gaswolk aan dek? A B C D
Naar een plaats met de windrichting mee Naar een plaats tegen de windrichting in Naar de machinekamer Naar de woningen
11
110 08.0-48
Algemene basiskennis
C
Hoe kunt u het best controleren of in een besloten ruimte een brand woedt? A B C D 110 08.0-55
Door de deuren te openen Door een thermometer te gebruiken Door de wanden of deuren voorzichtig te betasten Door te wachten
Algemene basiskennis
D
Wat moet in het algemeen het eerst worden gedaan als delen van het lichaam in aanraking zijn gekomen met gevaarlijke goederen? A B C D 110 08.0-63
De betreffende lichaamsdelen met brandzalf behandelen Naar een eerstehulppost gaan De betreffende lichaamsdelen goed warm houden De betreffende lichaamsdelen met veel water afspoelen
Algemene basiskennis
D
Hoe moeten ogen die met gevaarlijke stoffen in aanraking zijn gekomen, worden behandeld? A B C D 110 08.0-66
De ogen moeten worden drooggedept De betrokkene moet melk drinken De ogen moeten worden gespoeld met een noritoplossing De ogen moeten met veel water worden gespoeld
Algemene basiskennis
C
Wat moet u doen bij mensen die bewusteloos zijn geraakt nadat zij een bijtende stof hebben ingeslikt? A B C D
In alle gevallen braakneigingen opwekken In bepaalde gevallen braakneigingen opwekken In geen enkel geval braakneigingen opwekken Een zuur toedienen
12
110 08.0-67
Algemene basiskennis
D
Wat moet u doen bij ongevallen met elektriciteit? A B C D
120 02.0-02
U wacht op een deskundige U let uitsluitend op uw eigen veiligheid U probeert de spanning te verlagen U probeert op een veilige manier de stroom uit te schakelen
9.1.0.11.1 a)
B
Een drogeladingschip is geladen met gevaarlijke goederen (x) Waardoor moeten de laadruimen aan de voor- en achterzijde zijn begrensd? A B C D 120 02.0-06
Door kofferdammen Door waterdichte metalen schotten Door pseudo-kofferdammen Door houten schotten
9.1.0.12.1
A
Bij drogeladingschepen die gevaarlijke goederen) vervoeren moeten de laadruimen in bepaalde situaties mechanisch geventileerd kunnen worden. Welke capaciteit moeten de ventilatoren hebben? A B C D
Samen moeten ze zoveel capaciteit hebben dat de inhoud van het lege laadruim vijfmaal per uur volledig kan worden ververst Samen moeten ze zoveel capaciteit hebben dat de inhoud van het lege laadruim tienmaal per uur volledig kan worden ververst Er gelden geen voorschriften voor de ventilatiecapaciteit Het hangt ervan af of de ventilator lucht uit het laadruim verwijdert of verse lucht naar het ruim toevoert
13
120 02.0-21
9.1.0.93.3
A
Waarom moet bij dubbelwandige drogeladingschepen die vallen onder de aanvullende bouwvoorschriften van het ADN de intacte stabiliteit worden berekend? A B C D
120 02.0-26
Om aan te tonen dat de stabiliteit voor alle stadia van belading van het schip voldoende is Om aan te tonen dat alleen de stabiliteit bij belading van het schip voldoende is Om aan te tonen dat alleen de stabiliteit bij belading van het schip met containers voldoende is Om aan te tonen dat alleen de stabiliteit bij belading van het schip tot minder dan 50% van de maximale diepgang voldoende is
9.1.0.17.2
C
Welk voorschrift is van toepassing op deuren van woningen die naar de laadruimen zijn gericht? A B C D 120 02.0-31
Ze mogen geen ramen hebben Ze moeten van een veermechanisme zijn voorzien, zodat ze na het openen onmiddellijk dichtvallen Ze moeten gasdicht kunnen worden gesloten Ze moeten waterdicht kunnen worden gesloten
9.1.0.41.1
C
Moeten de openingen van schoorstenen zijn voorzien van inrichtingen? A B C D
Ja, van inrichtingen die het naar buiten treden van vonken verhinderen Ja, van inrichtingen die het binnendringen van water verhinderen Ja, van inrichtingen die het naar buiten treden van vonken en het binnendringen van water verhinderen Nee, het ADN bevat hiervoor geen voorschriften
14
120 02.0-32
9.1.0.52.1
D
Aan dek in de beschermde zone van een drogeladingschip bevinden zich elektrische inrichtingen die niet door middel van een centraal geplaatste schakelaar spanningsloos gemaakt kunnen worden. Aan welke eisen moeten deze elektrische inrichtingen volgens het ADN voldoen? A B C D
120 03.0-02
De apparatuur moet van het 'erkend veilig'-type zijn De apparatuur moet vuurbestendig zijn in de zin van IEC 60079-IA De apparatuur moet waterdicht zijn om kortsluiting te voorkomen De apparatuur moet van het 'beperkt explosieveilig'-type zijn
7.1.4.12.1 Een roll-on/roll-off schip is geladen met voertuigen. Hoe veel keer per uur moet de lucht in het laadruim volledig worden ververst? A B C D
120 03.0-04
30 keer per uur 20 keer per uur 10 keer per uur 5 keer per uur
3.2, Tabel A, 7.1.6.12
A
Een schip vervoert UN 1408, FERROSILICIUM als losgestort of onverpakt goed. Door een meting is vastgesteld dat de gasconcentratie boven 10% van de onderste explosiegrens ligt. Hoe moeten de laadruimen met deze lading worden geventileerd? A B C D
Met het volle vermogen van de ventilatoren Met de ventilatoren in de stand-by modus Gedurende 15 minuten per uur Om de acht uur
15
120 03.0-05
3.2, Tabel A, 7.1.6.12
A
U bevindt zich aan boord van een drogeladingschip met vier laadruimen. Het schip heeft 300 ton UN 1408, FERROCILICIUM losgestort in laadruim 2 geladen. Welke laadruimen of ruimten moeten tijdens de reis worden geventileerd? A B C D 120 03.0-06
Laadruim 2 en alle laadruimen en ruimten die daaraan grenzen Laadruim 2 Alle laadruimen, d.w.z. laadruim 1, 2, 3 en 4 Voor deze losgestorte lading is geen ventilatie vereist
3.2, Tabel A, 7.1.6.12
D
Een schip vervoert UN 1398, ALUMINIUMSILICIUMPOEDER, NIET-GECOAT als losgestort goed. Na meting is vastgesteld dat de concentratie van vanuit de lading komende gassen boven 10% van de onderste explosiegrens ligt. Wat moet er met de laadruimen met deze lading gebeuren? A B C D
Ze moeten worden geventileerd Ze moeten worden geventileerd met een ventilator Ze hoeven niet te worden geventileerd Ze moeten worden geventileerd met de ventilatoren op vol vermogen
16
120 03.0-07
3.2, Tabel A, 7.1.6.16
C
U bevindt zich aan boord van een drogeladingschip dat UN 2211, EXPANDEERBARE POLYMEERKORRELS als losgestort goed vervoert. U gaat deze lading lossen. Wat moet er vóór het lossen gebeuren? A B C D
120 03.0-08
Ramen en deuren van de woningen moeten hermetisch worden afgesloten om het ontsnappen van giftige stoffen te verhinderen De schipper moet de gasconcentratie in de betreffende laadruimen meten De geadresseerde moet de gasconcentratie in de betreffende laadruimen meten De geadresseerde moet de giftigheid in de betreffende laadruimen meten
3.2, Tabel A, 7.1.6.16
D
U bevindt zich aan boord van een drogeladingschip dat UN 2211, EXPANDEERBARE POLYMEERKORRELS als losgestort goed vervoert. U gaat deze lading lossen. Onder welke waarde moet de gasconcentratie liggen voordat u met het lossen mag beginnen? A B C D
Onder 10% van de onderste explosiegrens Onder 20% van de onderste explosiegrens Onder 40% van de onderste explosiegrens Onder 50% van de onderste explosiegrens
17
120 03.0-15
3.2, Tabel A, 7.1.6.11
C
U moet UN 2506, AMMONIUMWATERSTOFSULFAAT als losgestort goed vervoeren. Welke maatregelen moet u voor de laadruimen nemen? A B C D
120 03.0-16
Voor begin van laden moeten de laadruimen ten minste één uur extra geventileerd worden. Voor begin van laden moeten de laadruimen extra gedroogd worden. De binnenzijden van de laadruimen moeten zo zijn bekleed of behandeld dat corrosie uitgesloten is De binnenzijden van de laadruimen moeten zo zijn bekleed of behandeld dat impregnering door de lading uitgesloten is
3.2, Tabel A, 7.1.6.11
D
U moet UN 1334, NAFTALEEN, RUW als losgestort goed vervoeren. Welke maatregelen moet u voor de laadruimen nemen? A B C D
Voor het laden moeten de laadruimen drooggewreven zodat ze geheel vochtvrij zijn Voor het laden moeten de laadruimen met een inert gas worden geventileerd, zodat er geen brandbare situatie kan ontstaan tijdens het laden (X) De binnenzijden van de laadruimen moeten zo zijn bekleed of behandeld dat corrosie uitgesloten is De binnenzijden van de laadruimen moeten zo zijn bekleed of behandeld dat impregnering door de lading uitgesloten is
18
120 03.0-17
7.1.3.51.4
B
Een drogeladingschip vervoert ontplofbare stoffen en voorwerpen. Wat moet er met de elektrische inrichtingen gebeuren? A B C D
120 03.0-18
Ze moeten uit de beschermde zone worden weggehaald Ze moeten in de laadruimen worden uitgeschakeld De elektrische inrichtingen die normaal in de laadruimen aanwezig zijn, moeten worden verwijderd Ze moeten in de laadruimen tijdens het laden en lossen worden uitgeschakeld
7.1.4.12.2
C
U vervoert op een drogeladingschip enkele containers met goederen van Klasse 5.2. Wanneer moet u de open laadruimen ventileren? A B C D
120 03.0-19
Bij deze lading moeten de laadruimen altijd worden geventileerd Op containerschepen met open laadruimen hoeven de laadruimen nooit worden geventileerd. De laadruimen moeten worden geventileerd als het vermoeden bestaat dat een container lekt (of beschadigd is?). Bij deze lading hoeven de laadruimen alleen tijdens het laden en lossen worden geventileerd
7.1.4.12.2
D
U vervoert op een drogeladingschip enkele containers met goederen van Klasse 3. U vermoedt dat een van de containers beschadigd is. Wat moet u doen? A B C D
De uittredeopeningen van de machinekamer en de ramen en deuren van de woningen onmiddellijk sluiten De container in kwestie met een kleed afdekken De container in kwestie met water besproeien om hem koel te houden Het betreffende laadruim ventileren
19
120 06.0-06
5.2.2.2.2
D
Wat betekent onderstaand gevaarsetiket?
(zwart/rood/geel) A B C D
Ontplofbare stof Brandbare vaste stof Voor zelfontbranding vatbare stof Organisch peroxide
120 06.0-07 1.1.3.6.1
A
Een schip vervoert UN 1428, NATRIUM, Klasse 4.3, verpakkingsgroep I in colli. Tot welke hoeveelheid is de lading vrijgesteld van de voorschriften van het ADN? A B C D
300 kg Voor deze stof geldt geen vrijgestelde hoeveelheid 3000 kg 30.000 kg
120 06.0-08 1.1.3.6.1, 3.2, Tabel A
B
Een schip vervoert UN 3102, ORGANISCH PEROXIDE TYPE B, VAST, Klasse 5.2 in colli. Tot welke hoeveelheid is de lading vrijgesteld van de voorschriften van het ADN? A B C D
300 kg Voor deze stof geldt geen vrijgestelde hoeveelheid 3000 kg Voor Klasse 5.2 is de hoeveelheid niet begrensd
20
120 06.0-13
7.1.4.3.4
A
Mogen goederen van Klasse 1 van verschillende compatibiliteitsgroepen in hetzelfde laadruim worden geplaatst? A B C D
120 06.0-14
Ja, maar alleen volgens de aanwijzingen van de tabel in 7.1.4.3.4 Nee Ja, hiervoor geldt geen samenladingsverbod; wel moet aan de stuwagevoorschriften worden voldaan Ja, maar alleen met toestemming van een explosievendeskundige
7.1.4.3.3
D
Een schip vervoert goederen van Klasse 1 waarvoor in ADN 3.2, Tabel A het voeren van drie blauwe kegels of drie blauwe lichten voorgeschreven is. Mogen in hetzelfde laadruim goederen van Klasse 6.2 worden geplaatst? A B C D
Nee, goederen van deze twee klassen mogen niet in hetzelfde schip worden vervoerd Ja, als de combinatie van compatibiliteitsgroepen toegestaan is Nee, daarvoor is toestemming van een deskundige vereist Ja, maar alleen als de goederen van beide klassen op ten minste 12 m afstand van elkaar worden geplaatst
21
120 06.0-15
7.1.4.3.2
C
Mogen colli met UN 1614, WATERSTOFCYANIDE, GESTABILISEERD en colli met UN 2309, OCTADIENEN in hetzelfde laadruim worden geplaatst? A B C
D
120 06.0-16
Nee, goederen van deze twee klassen mogen niet in hetzelfde schip worden vervoerd Ja, mits een horizontale afstand van ten minste 3 m wordt aangehouden Nee, onafhankelijk van hun hoeveelheid mogen gevaarlijke goederen waarvoor in ADN 3.2, Tabel A, kolom 12 het voeren van twee blauwe kegels of twee blauwe lichten voorgeschreven is, niet in hetzelfde laadruim worden geplaatst met brandbare goederen waarvoor in 3.2, Tabel A, kolom 12 het voeren van één blauwe kegel of één blauw licht voorgeschreven is Ja, voor deze twee goederen geldt geen enkel samenladingsverbod
7.1.4.3, 7.1.4.4, 7.1.4.5
C
Voor het vervoer van gevaarlijke goederen van alle klassen gelden voorschriften met betrekking tot het samenladingsverbod. Waar in het ADN kunt u deze voorschriften vinden? A In 3.2, Tabel A B In 3.2, Tabel C C In 7.1.4.3 tot en met 7.1.4.5 D In 1.1.3.1 tot en met 1.1.3.6
22
120 06.0-18
7.1.4.1.3
B
Uw schip beschikt over een Certificaat van Goedkeuring. U krijgt de opdracht de volgende stoffen en voorwerpen aan boord te nemen met inachtneming van het ADN:
20 ton UN 0340, NITROCELLULOSE (classificatiecode 1.1D)
5 ton UN 0131, ONTSTEKERS VOOR VUURKOORD (classificatiecode 1.4S)
10 ton UN 0238, LIJNWERPRAKETTEN (classificatiecode 1.2G)
Kunt u deze lading vervoeren zonder de voorgeschreven maximaal toegestaande hoeveelheden te overschrijden? A B C D
120 06.0-19
Ja, volgens de tabel met beperkingen van hoeveelheid voor Klasse 1 is er geen maximum overschreden Nee, een van de drie ladingen overschrijdt het maximum voor de netto massa Ja, op voorwaarde dat de nitrocellulose in het laadruim geheel vooraan en de vuurkoordontstekers in het laadruim geheel achteraan worden geplaatst Ja, voor deze stoffen gelden geen beperkingen van hoeveelheid
7.1.5.2
A
Een schip is geladen met ontplofbare stoffen en voorwerpen. Welke afstand tot andere schepen dient dit schip tijdens de vaart, voor zover mogelijk, aan te houden? A B C D
50 m 100 m 10 m 20 m
23
120 06.0-23
Algemene basiskennis
A
Wat is het doel van het aanbrengen van gevaarsetiketten op colli? A B C D
120 06.0-24
Zo kunnen, aan de hand van de symbolen, de gevaren van een gevaarlijke lading worden herkend Zo weet de geadresseerde welke colli voor hem bestemd zijn Zo weet de schipper welke colli uitsluitend boven dek geladen mogen worden Het is vooral bedoeld om de douaneafhandeling bij internationaal vervoer sneller te laten verlopen
5.2.2.2.2
B
Welk van onderstaande gevaarsetiketten geeft het gevaar van bijtende werking bij een collo aan ?
A
(zwart/wit)
B
(zwart/wit)
C
(zwart/wit)
D
(zwart/geel)
24
120 06.0-25
5.2.2.2.2
A
Welk van onderstaande gevaarsetiketten geeft het gevaar van giftigheid bij een collo aan ?
120 06.0-30
A
(zwart/wit)
B
(zwart/geel)
C
(zwart/wit/rood)
D
(zwart/wit)
7.1.4.3
C
U moet UN 1716, ACETYLBROMIDE in colli laden. Welke van de onderstaande beweringen is onjuist? A B
C D
Colli met acetylbromide moeten ten minste 1 m verwijderd zijn van de woningen, de machinekamer, het stuurhuis en alle warmtebronnen De colli mogen niet in hetzelfde laadruim worden geplaatst met gevaarlijke goederen waarvoor het voeren van drie blauwe kegels of drie blauwe lichten voorgeschreven is Colli met acetylbromide moeten gescheiden worden geladen van colli zonder gevaarlijke goederen. De colli moeten tegen weersinvloeden worden beschermd
25
120 06.0-34
5.2.2.2.2
A
(groen/zwart) Wat betekent bovenstaand gevaarsetiket? A B C D 120 06.0-43
De gevaarlijke goederen in kwestie zijn niet-brandbare gassen De gevaarlijke goederen in kwestie zijn organische peroxiden De gevaarlijke goederen in kwestie zijn bijtende stoffen De gevaarlijke goederen in kwestie zijn giftige stoffen
7.1.4.3.3
A
U wilt colli met stoffen van de klasse 6.1 en colli met stoffen van de klasse 5.2, waarvoor in 3.2 Tabel A de seinvoering met drie blauwe kegels of drie blauwe lichten is voorgeschreven, vervoeren. Mogen deze colli in hetzelfde laadruim worden geladen? A B C D
Ja, maar alleen als de colli ten minste 12 m van elkaar verwijderd zijn Nee, dit is verboden omdat bij colli met goederen van Klasse 6.1 een seinvoering met ten minste twee blauwe kegels of twee blauwe lichten voorgeschreven is Ja, maar alleen als de colli containers met gesloten metalen wanden worden geplaatst Nee, goederen van Klasse 6.1 en goederen van Klasse 5.2 mogen niet in hetzelfde schip worden geladen
26
120 06.0-47
7.1.4.1
C
Voor het vervoer van bepaalde gevaarlijke goederen gelden toegelaten maximale hoeveelheden (beperking vervoerde hoeveelheden). Waar staan in het ADN de betreffende voorschriften? A B C D 120 06.0-48
In 1.2.2.2.2 In 3.2 In 7.1.4.1 In 9.3.2.23
7.1
B
Voor het vervoer van gevaarlijke goederen van alle klassen in drogeladingschepen zijn voor het laden, lossen en overige behandeling van de lading voorschriften opgenomen, die in acht moeten worden genomen. In welk hoofdstuk van het ADN staat dit? (X) A B C D 120 06.0-49
Hoofdstuk 1.1 Hoofdstuk 7.1 Hoofdstuk 7.2 Hoofdstuk 8.2
7.1.3.42
B
Wat staat er in het ADN over het verwarmen van laadruimen? A B C D
Het verwarmen van laadruimen is altijd toegestaan Het verwarmen van laadruimen is verboden Het verwarmen van laadruimen is in sommige gevallen verplicht Het verwarmen van laadruimen is alleen met toestemming van de belader toegestaan
27
120 06.0-50
5.2.2.2.2
D
(oranje/zwart) Wat betekent bovenstaand gevaarsetiket? A B C D 120 06.0-53
De stoffen in kwestie zijn brandbare vloeistoffen De stoffen in kwestie zijn brandbare vaste stoffen De gevaarlijke stoffen in kwestie ontwikkelen in contact met water brandbare gassen De stoffen in kwestie zijn ontplofbare stoffen
7.1.4.3.2
D
Voor colli met bepaalde stoffen van de klasse 6.1, zijn in ADN 3.2, Tabel A de seinvoering met twee blauwe kegels of twee blauwe lichten is voorgeschreven. Mogen deze colli met andere stoffen in hetzelfde laadruim worden geladen? A B
C D
Nee, ze mogen alleen met goederen van Klasse 6.1 in hetzelfde laadruim worden geplaatst Ja, ze mogen met alle andere goederen in hetzelfde laadruim worden geplaatst, behalve met levensmiddelen, andere voor consumptie bestemde producten en diervoeding Nee, ze mogen niet met andere gevaarlijke goederen in hetzelfde laadruim worden geplaatst Ja, ze mogen met alle andere goederen in hetzelfde laadruim worden geplaatst, behalve met brandbare goederen waarvoor het voeren van één blauwe kegel of één blauw licht in 3.2, Tabel A voorgeschreven is
28
120 06.0-57
7.1.4.3
A
U moet stoffen van Klasse 6.1 en van Klasse 8 vervoeren waarvoor in ADN 3.2, Tabel A geen seinvoering is voorgeschreven. Mogen deze stoffen in hetzelfde laadruim worden geplaatst? A B C D 120 06.0-59
Ja Nee, ze moeten boven dek worden geplaatst Nee, ze mogen niet in hetzelfde schip worden vervoerd Nee, ze moeten in aparte laadruimen worden geplaatst
7.1.4.4.2
A
U vervoert twee containers met gesloten metalen wanden. , De ene container is geladen met giftige stoffen van Klasse 6.1, de andere met bijtende stoffen van Klasse 8. De containers zijn op elkaar geplaatst. Mag dat? A B C D 120 06.0-61
Ja Nee Ja, maar alleen als ze boven dek zijn geplaatst Ja, maar alleen als ze onder dek zijn geplaatst
3.2, Tabel A, 7.1.5.0.2
C
U vervoert naast goederen waarvoor geen seinvoering met blauwe kegel/blauw licht voorgeschreven is twee containers met UN 1397, ALUMINIUMFOSFIDE met een totale massa van 50.000 kg. Welke seinvoering is voor uw schip vereist? A B C D
Er is geen seinvoering nodig Eén blauwe kegel/één blauw licht Twee blauwe kegels/twee blauwe lichten Drie blauwe kegels/drie blauwe lichten
29
120 06.0-62
7.1.5.0.2
A
U vervoert een container met 5200 kg UN 1950, SPUITBUSSEN (AËROSOLEN), brandbaar, Klasse 2, classificatiecode 5F. Welke seinvoering is vereist voor uw schip? A B C D 120 06.0-67
Er is geen seinvoering nodig Eén blauwe kegel/één blauw licht Twee blauwe kegels/twee blauwe lichten Drie blauwe kegels/drie blauwe lichten
7.1.5.0.1
B
U vervoert 10 tankcontainers met elk 24 ton UN 1203, BENZINE of MOTORBRANDSTOF, Klasse 3, verpakkingsgroep II. Welke seinvoering is vereist voor uw schip? A B C D 120 06.0-68
Twee blauwe kegels/twee blauwe lichten Eén blauwe kegel/één blauw licht Dat bepaalt de opdrachtgever Er is geen seinvoering vereist
7.1.5.0.2
D
U vervoert de volgende gevaarlijke goederen in gesloten containers:
500 stalen vaten met elk 200 liter UN 1230, METHANOL, Klasse 3 (6.1), verpakkingsgroep II, totale massa 85.000 kg
Welke seinvoering is vereist voor uw schip? A B C D
Twee blauwe kegels/twee blauwe lichten Eén blauwe kegel/één blauw licht Dat bepaalt de opdrachtgever Er is geen seinvoering vereist
30
120 06.0-69
7.1.4.4
B
U laadt een container met gesloten metalen wanden met daarin
10 vaten met elk 200 liter UN 1100, ALLYLCHLORIDE, Klasse 3 (6.1), verpakkingsgroep I; en een container met gesloten metalen wanden met daarin
100 kunststof jerrycans met elk 20 liter UN 2256, CYCLOHEXEEN, Klasse 3, verpakkingsgroep II. Mogen deze twee containers volgens het ADN naast elkaar in hetzelfde laadruim worden geplaatst?
A
Nee; stoffen waarvoor het voeren van één blauwe kegel voorgeschreven is mogen niet in hetzelfde laadruim worden geplaatst met stoffen waarvoor een seinvoering met twee blauwe kegels vereist is Ja, want de stoffen zitten in containers met gesloten metalen wanden Nee; gevaarlijke stoffen van verschillende klassen mogen nooit in hetzelfde laadruim worden ondergebracht Ja, maar alleen als ze ten minste 3 m van elkaar verwijderd zijn
B C D
120 07.0-01
1.1.3.6.1, 8.1.8.1
B
U vervoert onder meer: 20 ton UN 2448, ZWAVEL, GESMOLTEN; 30 ton UN 1498, NATRIUMNITRAAT; en 10 ton UN 2031, SALPETERZUUR. Hebt u voor deze lading van gevaarlijke stoffen een Certificaat van Goedkeuring als bedoeld in 8.1.8.1 van het ADN nodig? A B C D
Nee Ja, altijd Ja, als dat in een van de drie vervoerdocumenten voorgeschreven is Ja, als dat in de schriftelijke instructies voorgeschreven is
31
120 07.0-04
1.1.3.6.1, 3.2, Tabel A, 8.1.8.1
A
U hebt 10 cilinders met UN 1978, PROPAAN aan boord. De bruto massa van een cilinder is 35 kg. Hebt u voor het vervoer een Certificaat van Goedkeuring nodig? A B C D
120 07.0-09
Ja, aangezien de bruto massa van de lading boven de grens van 300 (3000 is fout) kg ligt Ja, goederen van Klasse 2 mogen alleen in schepen met een Certificaat van Goedkeuring worden vervoerd Ja, een Certificaat van Goedkeuring is altijd vereist voor het vervoer van gevaarlijke goederen Nee, aangezien de vrijgestelde bruto massa per klasse in dit geval 3000 kg bedraagt
7.1.4.8.1
B
Voor het laden van ontplofbare stoffen waarvoor Tabel A het voeren van drie blauwe kegels of drie blauwe lichten voorschrijft is schriftelijke toestemming vereist. In de regel moet die worden verleend door: A B C D 120 07.0-10
De lokale brandweer De bevoegde autoriteit De politie te water Het classificatiebureau
7.1.4.8.1
A
U vervoert ontplofbare stoffen waarvoor Tabel A een seinvoering met drie blauwe kegels of drie blauwe lichten voorschrijft. Voor het lossen van de lading is schriftelijke toestemming vereist. Van wie moet die toestemming komen? A B C D
De bevoegde autoriteit De politie te water Het classificatiebureau De lokale brandweer
32
120 07.0-13
8.1.2.1, 8.1.2.2
A
U bevindt zich aan boord van een drogeladingschip met een lading gevaarlijke goederen boven de vrijgestelde hoeveelheid. Welke van onderstaande documenten moeten aan boord zijn? A B C D 120 07.0-16
Het Certificaat van Goedkeuring en de schriftelijke instructies Het Certificaat van Goedkeuring en de Controlelijst in 8.6.3. ADN De schriftelijke instructies en de Controlelijst in 8.6.3. ADN Controlelijst Het Certificaat van Goedkeuring en de gasvrijverklaring
2.2.1.1.5, 2.2.1.1.6, 7.1.4.3.4
B
U vervoert een stof van Klasse 1 die in het vervoerdocument staat vermeld als: UN 0392, HEXANITROSTILBEEN 1.1 D Wat betekent de letter D hier? A B C D
De letter geeft aan tot welke hoeveelheid deze ontplofbare stof per schip mag worden vervoerd Met deze letter kan worden nagegaan of de stof al dan niet samen met bepaalde andere ontplofbare stoffen in één laadruim mag worden vervoerd De letter geeft aan dat de ontplofbare stof een te hoge dichtheid heeft Met deze letter kan worden nagegaan of de stof al dan niet samen met stoffen van Klasse 3 in één laadruim mag worden vervoerd
33
120 07.0-19
1.1.3.6.1, 5.4.3.1, 5.4.3.2
D
U moet 1500 kg gevaarlijke goederen van Klasse 3, verpakkingsgroep III, laden in een drogeladingschip. Moet de vervoerder u schriftelijke instructies ter beschikking stellen? A B C D
120 07.0-20
Ja, vóór het laden Ja, eventueel pas na het laden maar in ieder geval vóór vertrek van de laadinstallatie Dat is hier niet van toepassing, omdat vervoer van dergelijke brandbare vloeistoffen in drogeladingschepen niet is toegestaan Nee, voor deze hoeveelheid hoeven geen schriftelijke instructies ter beschikking te worden gesteld
8.1.2.1
A
Waarvoor dient het beproevingsboek aan boord van drogeladingschepen? A. B. C. D.
In het beproevingsboek moeten alle meetresultaten van een giftigheidsmeting, een gasdetectiemeting en een zuurstofmeting worden opgenomen. In het beproevingsboek moeten alle meetresultaten van een gasdetectiemeting en een zuurstofmeting worden opgenomen. In het beproevingsboek staat vermeld welke producten het drogeladingschip mag vervoeren. Het beproevingsboek geeft bij dubbelwandige schepen de resultaten van de stabiliteitsproef aan.
34
120 07.0-21
8.1.2.4
B
Welke documenten moeten vóór het laden aan de schipper van een droge ladingschip worden overhandigd? A B C D 120 08.0-01
De vervoerdocumenten De vervoerdocumenten en de schriftelijke instructies Geen enkel document; bij drogeladingschepen mogen de documenten ook na het laden aan de schipper worden overhandigd, als dat maar vóór vertrek gebeurt De schriftelijke instructies
Algemene basiskennis
B
Uit een container komt een gas van Klasse 2 vrij. Wie moet er altijd als eerste gewaarschuwd worden? A B C D 120 08.0-02
De politie te water De verkeersleiding Het classificatiebureau De media
8.3.5
A
Het drogelading schip is geladen met gevaarlijke goederen. De verf op het luikhoofd moet worden afgekrabd. Is dat toegestaan? A B C D
Nee, want door deze werkzaamheden aan het luikhoofd kunnen vonken ontstaan Ja, op het gangboord aan de buitenzijde van het laadruim is dit toegestaan, ook als daardoor vonken kunnen ontstaan Nee, werkzaamheden waardoor vonken kunnen ontstaan zijn op drogeladingschepen die met gevaarlijke goederen geladen zijn op geen enkele plaats toegestaan Ja, want door het afkrabben van verf kunnen geen vonken ontstaan
35
120 08.0-03
5.4.3
B
Tijdens het vervoer van colli wordt een geur gedetecteerd. Het is niet bekend waar de geur vandaan komt. Moet u maatregelen nemen en zo ja, welke? A B C D
120 08.0-04
Nee, u hoeft geen bijzondere maatregelen te nemen; u zet de reis voort en houdt de situatie in de gaten U neemt de maatregelen die in de schriftelijke instructies worden genoemd Bij wijze van voorzorgsmaatregel waarschuwt u de brandweer U stelt het blijf-wegsignaal in werking en blijft de situatie in de gaten houden
7.1.4.8.2
C
Uw schip wordt geladen met ontplofbare stoffen. Er is on weer op komst. Wat doet u? A B C D
120 08.0-16
U gaat door met laden als de walinstallatie is uitgerust met een bliksemafleider U vaart onmiddellijk weg van de overslaginstallatie U onderbreekt het laden tijdens het onweer U gaat door met laden tot de voor de overslaginstallatie bevoegde havenautoriteit verder laden verbiedt
Algemene basiskennis
C
Op uw drogeladingschip vervoert u enkele tankscontainers. Om onbekende redenen treedt lekkage op bij een van de containers, die een stof van Klasse 3 bevat. Wat moet de schipper doen? A B C D
Het blijf-wegsignaal in werking stellen en de bevoegde autoriteit waarschuwen De bevoegde autoriteit waarschuwen en een rode vlag voeren De bevoegde autoriteit waarschuwen en de afzender of geadresseerde inlichten Het blijf-wegsignaal in werking stellen en de geadresseerde inlichten
36
130 02.0-05
9.3.3.16.1
B
Tijdens het laden, lossen en ontgassen worden ingebouwde verbrandingsmotoren gebruikt. Waar moeten die zijn opgesteld? A B C D 130 02.0-07
In de ladingzone Buiten de ladingzone In de ladingzone als een brandstof met een vlampunt hoger dan 100º C wordt gebruikt In een speciale machinekamer vóór de ladingzone
3.2, Tabel C
D
Voor het vervoer door tankschepen worden drie tankschiptypen onderscheiden. Waar in het ADN staat welk tankschiptype minimaal voor het vervoer van de verschillende stoffen is vereist? A B C D 130 02.0-10
7.2.1.21 9.3.3 1.2.1 3.2, Tabel C
9.3.3.20.4
A
Waar moeten zich op een tankschip van het type N gesloten vlamkerende inrichtingen bevinden? A B C D
In de ventilatieopeningen van de kofferdammen In de ventilatieopening van de smeerolietank In de ventilatieopeningen van de machinekamer In de ventilatoren van de woningen
37
130 02.0-19
1.2.1
B
Wat wordt bij een tankschip verstaan onder een gasterugvoerleiding? A
B
C D
130 03.0-25
Een leiding die twee of meer ladingtanks met elkaar verbindt, die voorzien is van veiligheidsventielen ter voorkoming van ontoelaatbare over- en onderdrukken in de ladingtanks, en die bestemd is voor de afvoer van gassen en dampen naar de walinstallatie Een leiding die een ladingtank tijdens het laden met de walinstallatie verbindt, die voorzien is van veiligheidsventielen ter voorkoming van ontoelaatbare over- en onderdrukken in de ladingtanks, en die bestemd is voor de afvoer van gassen en dampen naar de walinstallatie Een leiding die het gasolieruim en de tank voor de dagelijkse brandstoftoevoer met elkaar verbindt Een persluchtleiding tussen een duwboot en de tankduwbakken
9.3.2.26.4, 9.3.3.26.4
C
Aan welke van onderstaande eisen moeten restladingtanks van tankschepen voldoen? A B C D
130 03.0-27
Ze moeten van twee overdrukventielen zijn voorzien Ze moeten van een over- en onderdrukventiel zijn voorzien Ze moeten van een over- en onderdrukventiel en van een niveau-meetinrichting zijn voorzien Ze moeten van een over- en onderdrukventiel en van een overvulbeveiliging zijn voorzien
7.2.3.7.5
D
Na het ontgassen van de ladingtanks wil de schipper de seinvoering als bedoeld in ADN 3.2, Tabel C (blauwe kegel/blauw licht) weghalen. Wat mag in dat geval de concentratie brandbare gassen maximaal zijn? A B C D
5% van de onderste explosiegrens 10% van de onderste explosiegrens 15% van de onderste explosiegrens 20% van de onderste explosiegrens
38
130 03.0-28
7.2.3.42.4
B
Tijdens het lossen van bepaalde stoffen moet de ladingverwarmingsinstallatie in een ruimte zijn geplaatst die voldoet aan de eisen van 9.3.3.52.3 b). Wanneer is dit voorschrift niet van toepassing? A B C D 130 03.0-30
Als het vlampunt van de stoffen 50° C of meer bedraagt Als het vlampunt van de stoffen 60° C of meer bedraagt Als het vlampunt van de stoffen 55° C of meer bedraagt Als het vlampunt van de stoffen 100° C of meer bedraagt
3.2, Tabel C, 7.2.3.42.2, 9.3.3.21.1
A
Een tankschip van het type N open met vlamkerende inrichtingen vervoert een stof waarvoor in ADN 3.2, Tabel C, kolom 9 een ladingverwarmingsinstallatie voorgeschreven is. Moeten de ladingtanks tijdens het vervoer van deze stof van een thermometer zijn voorzien? A B C D
130 04.0-02
Ja, dat is verplicht voor deze stoffen Nee, bij schepen van het type N hoeven de ladingtanks nooit van een thermometer te zijn voorzien Ja, bij schepen van het type N moeten de ladingtanks altijd van een thermometer te zijn voorzien Nee, dat hoeft niet, behalve als de schriftelijke instructies dat vereisen
7.2.4.22.3
C
Na het laden van een tankschip met stoffen waarvoor het voeren van één blauwe kegel of één blauw licht is vereist moet een monster van de lading worden genomen. Wanneer mogen de monstername-openingen worden geopend? A B C D
Nadat het laden afgerond is en de ladingtanks drukloos zijn gemaakt Pas wanneer de laaddocumenten beschikbaar zijn Nadat het laden ten minste 10 minuten onderbroken is geweest en de ladingtanks drukloos zijn gemaakt Dertig minuten na beëindiging van de laadwerkzaamheden
39
130 04.0-03
3.2, Tabel C
B
Welke uitrusting moet voor zover in tabel C is vereist aan boord zijn van tankschepen? A B C D 130 04.0-04
Een van de buitenlucht onafhankelijk adembeschermingsapparaat Een gasdetectiemeter Een stikstofmeter Een bergingsapparaat
3.2, Tabel C
A
Welke uitrusting moet voor zover in Deel 8 en 3.2, Tabel C is vereist aan boord zijn van tankschepen? A B C D 130 04.0-05
Een gasdetectiemeter Een thermometer Een stikstofmeter Een zuurstofmeter
7.2.3.1.4, 7.2.3.1.5, 7.2.3.1.6
B
Welk van de hieronder genoemde apparaten behoort niet tot de instrumenten waarmee in ladingtanks, kofferdammen en andere besloten ruimten de concentratie gassen of gevaarlijke dampen kan wordt gemeten? A B C D
De gasdetectiemeter De pyrometer De giftigheidsmeter De zuurstofmeter
40
130 04.0-13
7.2.4.22.2
C
U hebt zojuist een lading UN 2282, HEXANOLEN gelost en wilt de ladingtankdeksels openen om de tanks schoon te maken. Wanneer mag u dat volgens het ADN op zijn vroegst doen? A B C
D
130 06.0-01
Nadat de ladingtanks drukloos zijn gemaakt Nadat de ladingtanks volledig ontgast zijn en vastgesteld is dat er geen explosief mengsel aanwezig is Nadat de ladingtanks gelost en ontgast zijn en vastgesteld is dat de concentratie brandbare gassen in de tanks minder dan 10% van de onderste explosiegrens bedraagt Nadat de ladingtanks ontgast zijn en vastgesteld is dat de concentratie brandbare gassen in de tanks minder dan 20% van de onderste explosiegrens bedraagt
3.2, Tabel C
C
Wat wordt in ADN 3.2, Tabel C verstaan onder "toestand van de ladingtank 3"? A B C D 130 06.0-12
Druktank Ladingtank, gesloten Ladingtank, open met vlamkerend rooster Ladingtank, open
7.2.4.76
B
Mag een tankschip van het type N gesloten tijdens het laden of lossen met kunststoftrossen worden vastgemaakt? A B C D
Er mogen alleen stalen trossen worden gebruikt Dat mag alleen als stalen trossen voorkomen dat het schip afdrijft In havengebieden mogen alleen stalen trossen worden gebruikt Dat mag alleen tijdens het laden of lossen van goederen waarvoor bij het vervoer geen blauwe kegel/blauw licht vereist is
41
130 06.0-23
9.3.3.0.3
A
Voor de verbinding tussen de aansluitflens van uw tankschip en de laadarm van de overslaginstallatie ontvangt u een aluminium tussenstuk. Is het gebruik van aluminium voor dergelijke toepassing aan boord van tankschepen toegestaan? A B C D 130 06.0-40
Nee Ja, als alle flensbouten aangebracht en aangedraaid zijn Ja, als het schip is geaard Ja, als gasolie wordt geladen of gelost
7.2.4.1.2
C
Mogen aan boord van bilgeboten vaten ten behoeve van olie- en vethoudend afval worden meegevoerd? A B C D 130 06.0-49
Nee, dit is niet toegestaan Ja, dit is toegestaan indien de bruto hoeveelheid niet groter is dan 5000 kg en de vaten op veilige wijze in de laadruimte zijn vastgezet Ja, dit is toegestaan indien de maximale inhoud niet groter is dan 2 m3 per vat en de vaten op veilige wijze in de ladingzone zijn vastgezet Ja, dit is zonder enige beperking toegestaan
3.2.3
B
Welke code wordt in kolom 5, “Gevaren”, van ADN Tabel C gebruikt voor stoffen met langetermijngevolgen voor de gezondheid (kankerverwekkend, mutageen of reprotoxisch)? A B C
D
N1, N2 of N3 CMR F of S inst.
42
130 06.0-50
3.2.3
C
Welke code wordt in kolom 5, “Gevaren”, van ADN Tabel C gebruikt voor stoffen die op het oppervlaktewater blijven drijven, niet verdampen en niet snel oplossen in water? A B C D 130 06.0-51
N1, N2 of N3 CMR F inst.
3.2.3
C
Welke code wordt in kolom 5, “Gevaren”, van ADN Tabel C gebruikt voor stoffen die naar de bodem van het water zinken en niet snel oplossen? A B C D 130 06.0-52
N1, N2 of N3 CMR S F
3.2.3
A
Welke code wordt in kolom 5, “Gevaren”, van ADN Tabel C gebruikt voor stoffen die een gevaar vormen voor het milieu en voldoen aan de criteria voor acute of chronische toxiciteit? A B C D
N1, N2 of N3 CMR S F
43
130 07.0-10
7.2.2.19.1, 8.1.8.1
D
U bevindt zich op een leeg en ongereinigd tankschip waarvan de meest recente lading bestond uit UN 1202, GASOLIE. Wordt u toegelaten tot een duwbak met een lading van 200 ton tarwe te koppelen met dit tankschip tot een gekoppeld samenstel? A Ja, maar alleen als beide schepen de juiste seinvoering hanteren B Nee, dit is verboden C Ja, voor de duwbak is in dit geval geen Certificaat van Goedkeuring vereist D Ja, maar alleen als de duwbak eveneens van een Certificaat van Goedkeuring is voorzien 130 07.0-13
5.4.3.2
A
Wie aan boord van een tankschip moet ervoor zorgen dat elk lid van de betrokken bemanning de schriftelijke instructies begrijpt en in staat is deze op de juiste manier toe te passen? A B C D
130 07.0-22
De schipper van het tankschip De afzender van de gevaarlijke stoffen De vuller van de gevaarlijke stoffen De eigenaar van het tankschip
8.1.8.2
A
Wat is het doel van het Certificaat van Goedkeuring van een tankschip? A B C D
Het bevestigt dat het schip is onderzocht en dat constructie en uitrusting in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften van het ADN Het bevestigt dat het schip geschikt is bevonden voor het vervoer van allerlei soorten goederen Het bevestigt dat het schip door de organisatie van verladers geschikt is bevonden voor het vervoer van gevaarlijke goederen Het bevestigt dat het schip voldoet aan de algemene bepalingen van de algemene technische vereisten
44
130 07.0-24
5.4.3.2
C
Een schip vervoert UN1203 BENZINE van Rotterdam naar Amsterdam. De schipper beheerst geen andere taal dan het Duits. In welke taal of talen moeten de schriftelijke instructies worden verstrekt? A B C D 130 08.0-13
Uitsluitend in de taal van de vuller In ieder geval in de taal van de vuller In ieder geval in een van de talen die de schipper en de deskundige kunnen lezen en begrijpen In het Engels, Frans en Duits
7.2.3.1.6
B
Onder welke omstandigheden mag een tank worden betreden met een van de buitenlucht onafhankelijk adembeschermingsapparaat? A B
C D
Van de buitenlucht onafhankelijke adembeschermingsapparaten mogen overal worden gebruikt, al dan niet onder toezicht De persoon die het van de buitenlucht onafhankelijke adembeschermingsapparaat draagt moet de vereiste veiligheidsuitrusting dragen, door middel van een veiligheidslijn zijn beveiligd en onder toezicht staan van een tweede persoon waarvoor eenzelfde uitrusting gereed is gelegd. Een van de buitenlucht onafhankelijk adembeschermingsapparaat mag uitsluitend worden gebruikt indien de schipper daar vooraf over is ingelicht Er gelden geen specifieke bepalingen omtrent het gebruik van een van de buitenlucht onafhankelijk adembeschermingsapparaat. Alvorens het wordt gebruikt om een tank te betreden moet het van de buitenlucht onafhankelijke adembeschermingsapparaat echter worden gecontroleerd om te waarborgen dat het goed functioneert
45
130 08.0-24
3.2, Tabel C, 7.2.4.16.8
B
U moet de laad- en losleidingen aan- of afkoppelen. Wat dient u volgens het ADN te dragen indien dit in ADN 3.2, Tabel C wordt vereist? A B C D 130 08.0-26
Volledige beschermende kleding inclusief luchtflessen Veiligheidshandschoenen Een van de buitenlucht onafhankelijk adembeschermingsapparaat Veiligheidsschoenen
3.2, Tabel C, 7.2.4.16.8
C
Wanneer moet een van de buitenlucht afhankelijk adembeschermingsapparaat worden gebruikt? A B C D
130 08.0-27
Bij het verrichten van werkzaamheden in een ladingtank die niet is gereinigd Bij het betreden van een ladingtank, zoals vereist in ADN 3.2, Tabel C Bij het nemen van monsters, indien vereist in ADN 3.2, Tabel C Wanneer het volumepercentage van zuurstof in de ladingtank 21% bedraagt
Algemene basiskennis
A
Tijdens het laden van een tankschip komt er UN1203 benzine in het water terecht. Wat gebeurt er met de vloeistof? A B C D
De vloeistof zal zich over het wateroppervlak uitspreiden en vervolgens verdampen De vloeistof zal zich met het water vermengen De vloeistof zal naar de bodem zinken De vloeistof zal zich over het wateroppervlak uitspreiden en niet verdampen
46
130 08.0-32
3.2, Tabel C, 8.1.5.1
A
Moet er volgens het ADN aan boord van een tankschip dat gevaarlijke goederen vervoert altijd een gasdetectiemeter aanwezig zijn? A B C D
130 08.0-34
Nee, uitsluitend indien vereist in ADN 3.2, Tabel C Ja, dit maakt deel uit van de standaard uitrusting Ja, anders wordt voor het schip geen Certificaat van Goedkeuring afgegeven Nee, dit is uitsluitend verplicht indien het schip goederen van Klasse 3 vervoert
3.2, Tabel C, 8.1.5.1
C
Moet er volgens het ADN aan boord van een tankschip dat gevaarlijke goederen vervoert voor ieder zich aan boord bevindend persoon een vluchtapparaat aanwezig zijn? A B C D
130 08.0-37
Nee, dat is niet verplicht, behalve als de schriftelijke instructies dat uitdrukkelijk vereisen Ja, bij het vervoer van gevaarlijke goederen bestaat immers altijd het risico van een calamiteit waarna men moet kunnen vluchten Nee, uitsluitend indien vereist in ADN 3.2, Tabel C Nee, behalve als dit in het vervoerdocument wordt vereist
3.2, Tabel C, 8.1.5.1
A
Volgens het ADN moet er in bepaalde gevallen een van de buitenlucht afhankelijk adembeschermingsapparaat aanwezig zijn. Waar kunt u lezen welk type filter daarvoor moet worden gebruikt? A B
C D
In de instructies van de fabrikant voor het filter In ADN 3.2, Tabel C van het ADN In het vervoerdocument In ADN 3.2, Tabel B van het ADN
47