Contractueel Onderzoek
inzake Voedselveiligheid, Sanitair Beleid en Dierenwelzijn
Oproep voor het indienen van nieuwe onderzoeksprojecten RT & RF
Dienstjaar 2013 Uiterste datum voor het indienen van de voorstellen 17 september 2012 om middernacht
INHOUDSTAFEL Blz Algemene context
2
Thematische oproep (RT projecten)
3
Vrije oproep (RF projecten)
5
Bijlagen
9
Bijlage 1 – RT onderzoeksthema’s Bijlage 2 – Template RT projectvoorstel Bijlage 3 – Template RF intentieverklaring (fase 1) Bijlage 4 – Template RF projectvoorstel (fase 2) Bijlage 5 – Belangrijke informatie i.v.m. het budget Bijlage 6 – Berekeningsbasis voor de personeelskosten Bijlage 7 – Te gebruiken schema voor de budgettaire informatie Bijlage 8 – Te gebruiken overzichtstabel voor de budgettaire informatie
1
10 29 34 39 44 47 53 55
ALGEMENE CONTEXT De cel Contractueel Onderzoek, die deel uitmaakt van de Diensten van de Voorzitter, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, biedt aan de wetenschappelijke wereld twee mogelijkheden aan om in de loop van het jaar 2013 een toelage te bekomen voor wetenschappelijk onderzoek inzake voedselveiligheid, gezondheidsbeleid dieren en planten en dierenwelzijn : RT (“Targeted Research”) projecten en RF (“Free Research”) projecten.
Procedure thematische oproep (RT projecten) Er wordt een “TOP-DOWN” benadering gevolgd op basis van gerichte onderzoeksthema’s opgesteld door de FOD-DG4, het FAVV en de beleidscel der bevoegde Ministers, waarop de wetenschappelijke wereld kan inschrijven via het indienen van projectvoorstellen. De beoordeling en selectie van projectvoorstellen gebeurt in één fase op basis van volledig uitgewerkte en gedetailleerde projectvoorstellen (max. 30 bladzijden).
Procedure vrije oproep (RF projecten) Er wordt een “BOTTOM-UP” benadering gevolgd, met een beoordeling in twee fasen. In een eerste fase worden de onderzoeksvoorstellen ingediend onder de vorm van een intentieverklaring ter ondersteuning van het beleid inzake voedselveiligheid, dieren- en plantengezondheid en dierenwelzijn (maximum 6 bladzijden exclusief identificatie van de promotoren). In deze fase bestaat de beoordeling uit een preselectie die hoofdzakelijk zal gebeuren op basis van het belang en de relevantie voor het volksgezondheidsbeleid. Daarnaast wordt ook de wetenschappelijke kwaliteit beoordeeld. De voorstellen die worden weerhouden tijdens deze preselectie worden onderworpen aan een tweede evaluatie (tweede fase). Hiertoe dient een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel (max. 30 bladzijden) ingediend te worden dat meer diepgaand zal geëvalueerd worden voor wat betreft de wetenschappelijke inhoud.
De toelageaanvragen moeten gericht worden aan: De Voorzitter van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Cel “Contractueel Onderzoek” Zelfbestuursstraat 4 Bureau 5.05 1070 BRUSSEL
Bijkomende informatie kan bekomen worden bij: Dr. Dominique VANDEKERCHOVE (Tel.: 02/525.09.41 –
[email protected]) of Dr. Ria NOUWEN (Tel.: 02/525.09.58 –
[email protected])
2
THEMATISCHE OPROEP (RT PROJECTEN) THEMA’S 2013 In bijlage 1 worden de onderzoeksthema’s weergegeven die deel uitmaken van de gerichte oproep voor het jaar 2013.
INDIENING EN EVALUATIE VAN DE TOELAGEAANVRAGEN a) De ontvankelijkheid van de toelageaanvragen wordt beoordeeld op basis van : 1. hun tijdige indiening (vóór de limietdatum; de poststempel en datum van de e-mail geldt als bewijs) 2. hun vorm •
de aanvraag moet ingediend worden op papier, formaat A4, in zeven exemplaren, en onder elektronische vorm in Word format en pdf (via e-mail te verzenden naar het adres
[email protected])
•
men dient gebruik te maken van de template beschreven in bijlage 2 op de website (www.health.belgium.be/CO_RC, onder “Formulieren”) ; deze kan indien nodig ook bekomen worden bij de cel Contractueel Onderzoek op het adres
[email protected]
•
de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd
•
de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen ; enkel een eventueel literatuuroverzicht wordt als bijlage (exclusief aan de 30 bladzijden) aanvaard
•
de aanvraag moet opgesteld zijn in één of een combinatie van de landstalen.
Opgelet : indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal uw toelageaanvraag niet ontvankelijk verklaard worden. b) Enkel de ontvankelijk verklaarde toelageaanvragen worden beoordeeld volgens de onderstaande modaliteiten : •
de RT aanvraag wordt in één fase behandeld, d.w.z. dat het projectvoorstel zo volledig mogelijk moet zijn en alle elementen moet bevatten om een degelijke evaluatie door een extern College van deskundigen mogelijk te maken
3
•
de toelageaanvragen zullen door de deskundigen beoordeeld worden op basis van de volgende vijf criteria : i.
de wetenschappelijke kwaliteit t.o.v. internationale standaarden en/of het expertiseniveau van de onderzoekers
ii. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de beschikbare budgettaire middelen iii. de originaliteit van de benadering iv. de toepasbaarheid van de beoogde resultaten van het project v. de relevantie van het project ten aanzien van de verwachtingen beschreven in de oproep. •
De evaluatie van de ingediende toelageaanvragen zal normalerwijze afgehandeld worden tijdens het eerste semester van 2013.
UITERSTE DATUM VOOR HET INDIENEN VAN EEN RT TOELAGE-AANVRAAG 17 SEPTEMBER 2012 om middernacht, de datum van de poststempel geldt als bewijs van tijdige indiening
4
VRIJE OPROEP (RF PROJECTEN) De minimale duur van projecten ingediend binnen de vrije oproep (RF) is 12 maand, de maximale duur is 60 maand. RF-toelageaanvragen worden in 2 fasen behandeld: - fase 1 : indiening van een intentieverklaring - fase 2 : indiening van een gedetailleerd projectvoorstel
FASE 1 – INDIENING VAN EEN INTENTIEVERKLARING a) De ontvankelijkheid van de intentieverklaringen wordt beoordeeld op basis van 1. hun tijdige indiening (vóór de limietdatum; de poststempel en datum van de e-mail geldt als bewijs) 2. hun vorm •
de intentieverklaring moet ingediend worden op papier, formaat A4, in twee exemplaren, en onder elektronische vorm in Word format en pdf (via e-mail te verzenden naar het adres
[email protected])
•
men dient gebruik te maken van de template beschreven in bijlage 3 op de website (www.health.belgium.be/CO_RC, onder “Formulieren”) ; deze kan indien nodig ook bekomen worden bij de cel Contractueel Onderzoek op het adres
[email protected]
•
de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd
•
de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen exclusief de situering van het projectvoorstel en de identificatie van de promotoren
•
de aanvraag moet opgesteld zijn in één of een combinatie van de landstalen
3. de betrokken onderzoeksdomeinen : enkel intentieverklaringen in verband met een onderwerp rond voedselveiligheid, dierengezondheid, plantengezondheid of dierenwelzijn zijn ontvankelijk, voor zover de onderzoeksonderwerpen niet beschouwd dienen te worden als integraal deel uitmakend van de statutaire, regelmatige of wettelijke activiteiten van openbare diensten, waaronder het FAVV en de Hoge Gezondheidsraad. 4. de betrokkenheid van de federale overheid : het voorgestelde onderwerp dient binnen de competenties van de federale overheid te vallen 5. de afwezigheid van overlap met de thema’s in de thematische (RT) oproep of met reeds bestaande werkzaamheden. Opgelet : indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal uw intentieverklaring niet ontvankelijk verklaard worden.
5
b) Enkel de ontvankelijk verklaarde intentieverklaringen worden beoordeeld volgens de onderstaande modaliteiten : 1. de relevantiescore (op 30 punten) als weergave van de opportuniteit, de gepastheid en de impact van het onderzoek 2. de wetenschappelijke score (op 20 punten) als weergave van de kwaliteit, de methodologie, de originaliteit en de haalbaarheid van het voorgestelde onderzoek. c)
De evaluatie wordt uitgevoerd door het Beoordelingscomité dat een klassement opstelt (per activiteitsdomein) in dalende volgorde op een totaal van 50 punten, op voorwaarde dat de projecten een score hebben behaald van minstens 13/20 voor het wetenschappelijk aspect. Op deze wijze zal eind 2012 een prioritaire lijst worden opgesteld met een klassement van de intentieverklaringen die wordt voorgelegd aan de bevoegde Ministers die beslissen over de toekenning van de subsidies rekening houdend met de beschikbare budgetten.
UITERSTE DATUM VOOR HET INDIENEN VAN EEN INTENTIEVERKLARING – RF FASE 1 17 SEPTEMBER 2012 om middernacht, de datum van de poststempel geldt als bewijs van tijdige indiening
6
FASE 2 – INDIENING VAN EEN GEDETAILLEERD RF PROJECTVOORSTEL De auteurs van de in 1 e fase weerhouden intentieverklaringen, die in aanmerking kunnen komen voor betoelaging door de FOD Volksgezondheid, zullen gevraagd worden een toelageaanvraag in te dienen op basis van een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel. a) De aanvraag moet voldoen aan de volgende vormvereisten : •
de aanvraag moet ingediend worden op papier, formaat A4, in zes exemplaren, en onder elektronische vorm in Word format en pdf (via e-mail te verzenden naar het adres
[email protected])
•
men dient gebruik te maken van de template beschreven in bijlage 4 op de website (www.health.belgium.be/CO_RC, onder “Formulieren”) ; deze kan indien nodig ook bekomen worden bij de cel Contractueel Onderzoek op het adres
[email protected]
•
de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd
•
de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen ; enkel een literatuuroverzicht wordt als bijlage (exclusief aan de 30 bladzijden) aanvaard
•
de aanvraag moet opgesteld zijn in één of een combinatie van de landstalen.
eventueel
Opgelet : indien deze voorwaarden niet gerespecteerd worden, zal uw toelageaanvraag niet verder geëvalueerd worden. b) Enkel de toelageaanvragen die aan de vormvereisten voldoen, worden beoordeeld volgens de onderstaande modaliteiten : •
de RF toelageaanvraag – 2e fase wordt beoordeeld door een extern College van deskundigen en moet zo compleet mogelijk zijn en alle elementen bevatten om een degelijke evaluatie mogelijk te maken
•
de toelageaanvragen zullen door de deskundigen beoordeeld worden op basis van de volgende vier criteria : i. de wetenschappelijke kwaliteit t.o.v. internationale standaarden en/of het expertiseniveau van de onderzoekers ii. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de beschikbare budgettaire middelen iii. de originaliteit van de benadering iv. de toepasbaarheid van de beoogde resultaten.
7
•
De evaluatie van de ingediende toelageaanvragen zal normalerwijze doorgaan tijdens het tweede en derde trimester van 2013.
UITERSTE DATUM VOOR HET INDIENEN VAN EEN RF TOELAGEAANVRAAG – FASE 2 25 FEBRUARI 2013 om middernacht, de datum van de poststempel geldt als bewijs van tijdige indiening
8
BIJLAGEN
9
Bijlage 1 ONDERZOEKSTHEMA’S DIE HET VOORWERP UITMAKEN VAN DE GERICHTE OPROEP 2013 (RT PROJECTEN) Acroniem
Maximum duur Maximale (maanden) toelage
DIERENWELZIJN 1
Studie naar de mogelijkheden voor implementatie van welzijnscontroles via diergerelateerde parameters
2
Stress bij reptielen en amfibieën in gevangenschap
ANASPAR
24
€ 200.000
REPTAM
24
€ 200.000
DIERENGEZONDHEID 3
Optimalisatie van de diagnostische capaciteit van epizoötische dierenziekten
EPIDIACAP
24
€ 250.000
4
Selectie op genetische tolerantie/resistentie van bijen tegen varroase
VARRESIST
48
€ 400.000
HARMVECT
36
€ 250.000
POWADIS
30
€ 250.000
24
€ 200.000
STATUSQ
24
€ 300.000
TRAMRISK
36
€ 300.000
SEGERI
36
€ 300.000
11 Gelijktijdige consumptie van voedingssupplementen en verrijkte voedingsmiddelen en het risico op het overschrijden van de veilige maximumgehalten voor vetoplosbare vitaminen (A, D, E, K)
VITADEK
30
€ 250.000
12 Blootstelling en risicobeoordeling amines voor de Belgische bevolking
BIOGAMI
30
€ 250.000
DIEREN- EN PLANTENGEZONDHEID 5
Risico voor de veiligheid van de voedselketen op introductie van schadelijke insecten en ziekte overdragende vectoren via het internationaal verkeer
PLANTENGEZONDHEID 6
Evaluatie van de risico’s van de introductie en de verspreiding van de wratziekte (Synchytrium endobioticum) in België en aanbevelingen voor bestrijdingsmaatregelen
7
Onderzoek naar quarantaine nematoden nevenstromen: risico op verspreiding mogelijkheden tot preventie
8
Fytosanitaire status van schadelijke organismen voor planten en plantaardige producten in België
in NEMASPREAD en
VOEDSELVEILIGHEID 9
Onderzoek dat een bijdrage levert tot de kwantificering van het risico voor de mens van antimicrobiële resistentieoverdracht via de commensale flora aanwezig op levensmiddelen
10 Voedselveiligheidsrisico’s van zaden productieprocessen van gekiemde zaden
van
en
biogene
10
1. Studie naar de mogelijkheden voor implementatie van welzijnscontroles via diergerelateerde parameters (Acron. ANASPAR) Context Een praktisch evaluatiesysteem, gebaseerd op welfare quality principes, diervriendelijkheid van een (intensief) veehouderijsysteem accuraat weergeven.
moet de
Het Welfare Quality project (WQ - EU 6 e FP – Voedselkwaliteit & Veiligheid) ontwikkelde standaarden om op landbouwbedrijven bij runderen, varkens en kippen zeer grondig het welzijn te evalueren met behulp van diergerelateerde parameters (voeding, huisvesting, gezondheid, gedrag). Het FAVV verricht inspecties op basis van checklists waarbij de nadruk ligt op de controle van huisvestingsnormen, hetgeen een onrechtstreekse benadering is van de diervriendelijkheid van de productie. Omdat welfare quality evaluaties zeer tijdrovend zijn (tot 8 uur per bedrijf) is er nood aan een evaluatie van diverse bestaande controle– of informatiesystemen (inspecties FAVV, data DGZ of slachthuis, etc.) en een vergelijking van de resultaten met deze bekomen via het WQ protocol. Onderzoeksvragen •
Er dient onderzoek te worden uitgevoerd naar de mogelijkheden voor praktische implementatie van welfare quality principes bij controles van dierenwelzijn op Belgische veehouderijen door evaluatie van bestaande controle – of informatiesystemen waarbij eventueel een nieuw systeem wordt voorgesteld dat representativiteit koppelt aan arbeidsefficiëntie. Er dient hierbij een praktisch systeem te worden ontwikkeld, zoals een checklist.
•
Er kan specifiek worden gekeken naar één bedrijfstak, waarbij prioriteit dient gegeven te worden aan vleeskippen (geen goede reputatie op het vlak van dierenwelzijn, omzetting EU RL in 2010). In functie van de beschikbare tijd kunnen eventueel ook systemen voor vleesvarkens of melkvee geëvalueerd worden. Het is de bedoeling om uitsluitend commerciële bedrijven in deze studie te betrekken.
•
Bij deze studie dient maximaal gebruik gemaakt te worden van reeds bestaande kennis en internationale netwerken.
Maximum duur : 24 maanden Maximale toelage : 200.000 €
11
2. Stress bij reptielen en amfibieën in gevangenschap (Acron. REPTAM) Context Stress is de belangrijkste oorzaak van ziekte bij reptielen en amfibieën die als huisdier gehouden worden. Er zijn geen recente cijfers gekend maar morbiditeit en mortaliteit bij reptielen en amfibieën door foutief management, foutieve voeding en/of foutieve import (“stress”) is over het algemeen hoog. Momenteel is stress bij reptielen niet objectief meetbaar wat bijvoorbeeld controles door de overheid bemoeilijkt. Tot meer dan 90% van de reptielen is bovendien drager van Salmonella, en deze dieren scheiden meer Salmonella-bacteriën uit tijdens stressperiodes. Een conservatieve schatting in Nederland toont aan dat 30.000 gezinnen een reptiel in huis hebben. Er bestaan geen cijfers voor België, maar als men deze cijfers naar België extrapoleert zou dit overeenkomen met 19.500 gezinnen. Binnen deze categorie van mensen neemt infectie met Salmonella afkomstig van reptielen een significant aandeel in van het totaal aantal salmonellose gevallen. Stress en het gebrek aan gefundeerde kennis van dit probleem bij reptielen en amfibieën (cf. stress bij wildvangdieren vs. gekweekte dieren, stress omwille van inadequaat management etc.) vormt dus een belangrijk hiaat in de bestaande kennis. Daarnaast werd tot nu toe wettelijk gezien enkel voor niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren een positieve lijst opgesteld van soorten die gehouden mogen worden. Er bestaat veel discussie over het opstellen van eenzelfde lijst voor reptielen. Dit onderzoek kan helpen om deze lijst op te stellen. Onderzoeksvragen • •
Welke objectieve parameters zijn bruikbaar om het stress niveau van een reptiel/amfibie te bepalen ? Welke zijn de minimum vereisten waaraan de huisvesting van verschillende soorten reptielen en amfibieën in gevangenschap moet voldoen ?
Maximum duur: Maximale toelage:
24 maanden 200.000 €
12
3. Optimalisatie van de diagnostische capaciteit van epizoötische dierenziekten (Acron. EPIDIACAP) Context ‘Prevention is better than cure’. In het licht van dit europees adagium is het belangrijk dat ons land zich zo goed mogelijk voorbereidt op eventuele uitbraken van epizoötische dierenziekten. Talrijke epizoötische dierenziekten (African Horse Sickness, African Swine fever, Avian Influenza, Classical Swine Fever, Crimean Congo Haemorrhagic Fever, Epizootic Haemorrhagic Disease, Foot and Mouth Disease, Lumpy Skin Disease, Peste des petits ruminants, Rift Valley Fever, Sheep and Goat Pox, West-Nile Disease … ) vormen een bedreiging voor de gezondheid en het welzijn van onze veestapel. Gezien het belang van de internationale handel en de risico’s van de globale klimaatevolutie op wereldvlak zijn de kansen op insleep reëel. Mond-en klauwzeer, Peste des petits ruminants en Schapen- en geitenpokken zijn momenteel in Turkije en Noord-Afrika aanwezig. De diagnostische capaciteit van epizoötische dierenziekten in ons land is (te) beperkt. Voor het uitvoeren van dit project kunnen de onderzoekers zich ondermeer richten op informatie die beschikbaar is in Europese projecten zoals het DISCONTOOLS project (www.discontools.eu/home/disease_home), het EPIZONE (www.epizone-eu.net) project en andere bilaterale contacten met buitenlandse laboratoria. Onderzoeksvragen •
Via risico-analyse nagaan welke epizoötische dierenziekten de grootste dreiging vormen voor insleep in ons land. Deze studie resulteert in een rapport met een geprioritiseerde lijst van epizoötische dierenziekten gerangschikt volgens insleeprisico en volgens diersoort.
•
Identificeren van de diagnostische lacunes voor efficiënte massadetectie van epizoötische dierenziekten in ons land in het geval zich een uitbraak zou voordoen. Deze studie resulteert in een gedocumenteerde inventaris van de in ons land beschikbare en niet-beschikbare testen van epizoötische dierenziekten
•
Verbreding van de diagnostische capaciteit van epizoötische dierenziekten in ons land op basis van een verantwoorde selectie van testen die voor ontwikkeling of optimalisatie in aanmerking komen. Hierbij wordt samengewerkt met buitenlandse laboratoria teneinde een overdracht van know-how en hulpmiddelen efficiënt te realiseren.
Maximum duur: Maximale toelage:
24 maanden 250.000 €
13
4. Selectie op genetische (Acron. VARRESIST)
tolerantie/resistentie
van
bijen
tegen
varroase
Context Eind de jaren 1980 werd varroase, een bijenziekte veroorzaakt door de mijt Varroa destructor, voor het eerst vastgesteld in België. Sindsdien verspreidde deze mijt zich razendsnel over het ganse land en momenteel is waarschijnlijk geen enkele Belgische bijenkolonie vrij van varroase. De varroamijt verzwakt niet enkel de bijen, maar fungeert ook als vector voor verschillende virussen. Aangezien er slechts een beperkt aantal geneesmiddelen beschikbaar is, wordt meer en meer resistentie van de varroamijt tegen medicamenteuze behandeling vastgesteld. De laatste jaren bereiken ons steeds meer alarmerende berichten over massale bijensterfte, nagenoeg overal ter wereld. Vast staat dat varroase hierbij een grote rol speelt. Teneinde een duurzame oplossing te vinden voor de varroaproblematiek dient gefocust te worden op alternatieve bestrijdingsmogelijkheden. De genetische selectie op varroaresistentie zou een oplossing kunnen bieden. Aangezien varroase een wereldwijd probleem is, wordt in verschillende landen wetenschappelijk onderzoek naar genetische resistentie bij verschillende bijenrassen verricht. Op Europees niveau is men gestart met het BLUP-selectieprogramma (Best Linear Unbiased Prediction) met als doel het bijenras ‘carnica’ in zijn productie en gedragseigenschappen te verbeteren en de hieruit resulterende koninginnen zo wijd mogelijk te verspreiden in de praktijk. Als selectiekenmerken zijn honingproductie, zachtaardigheid, zwermtraagheid, raamvastheid en varroatolerantie opgenomen. De imker heeft zelf de keuze op welke kenmerken hij wil selecteren. Echter, hoewel noteringen over varroatolerantie zijn opgenomen in het programma, blijkt dat een meer doorgedreven beoordeling ten aanzien van varroase tijdsrovend is. Hierdoor wordt minder aandacht besteed aan varroatolerantie dan aan andere kenmerken zoals bijvoorbeeld honingproductie. De geselecteerde resistentie eigenschappen in een bepaald bijenras blijken echter onvoldoende effectief wanneer de selectie plaatsvindt in een ander milieu dan waar de bijen ook effectief gehouden worden. Een resistente kolonie van bijvoorbeeld de VS naar België overbrengen, lijkt geen oplossing te bieden voor de varroaproblematiek bij ons, aangezien de resistente bijen deze positieve eigenschap grotendeels verliezen wanneer zij uit hun natuurlijk milieu gehaald worden. Teneinde een varroaresistente lijn te ontwikkelen, die door de Belgische imkers kan ingezet worden in de imkerij, dient specifiek wetenschappelijk onderzoek in België met ‘lokale’ Belgische bijenrassen uitgevoerd te worden. Indien de resultaten van het voorgestelde onderzoek resulteren in een resistente lijn, kan deze in de praktijk ingezet worden door de Belgische imkers (door middel van de verdeling van resistente koninginnen, waaruit resistente bijenkolonies ontstaan). Hierdoor zal in de toekomst mogelijk veel minder medicamenteus moeten behandeld worden om de varroabesmetting onder controle te houden. Dit zal ook de volksgezondheid ten goede komen, vermits vandaag nog steeds residuen van diverse varroabestrijdingsmiddelen worden aangetroffen in de was, met mogelijk residugevaar in de honing.
14
Onderzoeksvragen • • • • •
Ontwikkeling van een methode om de mate van fenotypische varroatolerantie/–resistentie van bijenkolonies te kwantificeren ; uitvoeren van een survey naar de aanwezigheid van varroatolerantie/–resistentie in de Belgische bijenpopulatie ; testen van de bijenvolken waarvan varroatolerantie vermoed wordt, onder gecontroleerde omstandigheden volgens de ontwikkelde methode ; in kaart brengen van de genetische basis voor varroatolerantie/–resistentie en bepaling van de wijze van overerving van deze eigenschap ; formuleren van voorstellen voor het introduceren van de bekomen tolerantie-/resistentieeigenschappen in de Belgische bijenpopulatie teneinde de afhankelijkheid van medicamenteuze behandeling te verminderen, rekening houdend met bestaande selectieprogramma’s en houderijmethodes.
Maximum duur: Maximale toelage:
48 maanden 400.000 €
15
5. Risico voor de veiligheid van de voedselketen op introductie van schadelijke insecten en ziekte overdragende vectoren via het internationaal verkeer (Acron. HARMVECT) Context Vectorgebonden dierenziekten zijn bezig aan een opmars (Blauwtongvirus, Schmallenbergvirus,…) of vormen een ernstige bedreiging (West Nile virus, …) voor ons land. Naast dierenziekten bestaat ook het risico dat humane pathogenen via vectoren worden geïntroduceerd (Dengue, Chicungunya, Rift Valley fever, …). Ook in de plantaardige sector stelt men een wereldwijde verspreiding vast van schadelijke insecten die de land– en tuinbouwproductie bedreigen (Tuta absoluta, Drosophila suzukii, …). De vraag stelt zich in welke mate het internationale goederenverkeer (dieren, planten, verpakkingsmaterialen en levensmiddelen) en het toerisme een risico vormen voor de introductie van schadelijke insecten of besmette vectoren in onze voedselketen, en of de bewaking en de controle in ons land kan geoptimaliseerd worden. Idealiter dient dit onderzoek te gebeuren in een netwerk van onderzoeksgroepen uit naburige landen die een gelijkaardige problematiek (met eigen financiële middelen) bestuderen. Onderzoeksvragen •
•
•
In kaart brengen van de internationale goederenstromen en bewegingen van dieren en planten naar ons land die aanleiding zouden kunnen geven tot insleep van exotische schadelijke insecten of vectoren ; nagaan wat het risico is van introductie van schadelijke insecten of ziekteoverdragende vectoren in ons land via de internationale toegangspoorten (luchthavens, havens) en in functie van de handelsstromen (ook deze die niet rechtstreeks verband houden met de voedselketen) ; nagaan of er nieuwe testen dienen te worden ontwikkeld of surveillance systemen dienen te worden ontplooid om de introductie van exotische schadelijke insecten en ziekteoverdragende vectoren snel en efficiënt te kunnen opsporen.
Het onderzoeksproject dient aandacht te besteden aan de risico’s voor de gezondheid van zowel dier, plant als mens. Bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen dient rekening gehouden te worden met de internationale normering (OIE, IPPC, FAO). Maximum duur: Maximale toelage:
36 maanden 250.000 €
16
6. Evaluatie van de risico’s van de introductie en de verspreiding van de wratziekte (Synchytrium endobioticum) in België en aanbevelingen voor bestrijdingsmaatregelen (Acron. POWADIS) Context Terwijl de aanwezigheid van de wratziekte nooit werd bevestigd in België, is ze sinds vele jaren aanwezig in sommige buurlanden waarmee ons land een intensieve handel in pootaardappelen en consumptieaardappelen drijft. Recent nog werd de ziekte gesignaleerd in Nederland in een consumptieaardappelveld op ongeveer 5 km van de Belgische grens. Deze situatie is verontrustend wanneer men weet dat de producenten uit de grensstreek de gewoonte hebben om aardappelen te kweken aan weerskanten van de grens. De sporangia die massaal vrijkomen in de bodem na besmetting van het plantgoed kunnen tot 30 jaar in de grond overleven in afwezigheid van hun waardplant. Een eventuele introductie in België via geïnfecteerd aardappelpootgoed of van consumptieaardappelen zou dus een grote negatieve impact hebben zowel op de Belgische aardappelproductie als ook op de faam van het aardappelpootgoed bij uitvoer. België heeft totaal geen ervaring inzake het beheren van de wratziekte. De sector is evenmin voorbereid op het beheer van een eventuele besmetting. De verplichte bestrijdingsstrategie tegen deze extreem persistente parasiet bestaat er voornamelijk in dat er op het besmette perceel noch consumptieaardappelen noch pootgoed mogen verbouwd worden, en dat er een veiligheidszone moet worden ingevoerd rond de besmettingshaard om deze in te dijken. In de veiligheidszone mogen enkel aardappelrassen worden verbouwd die resistent zijn tegen de pathotypes die werden geïdentificeerd in de haard. In de ganse afgebakende zone zouden strikte fytosanitaire gezondheidsregels moeten gelden, onder meer wat betreft het transport van grond, restafval en stalmest. In de Europese richtlijn 69/464/EEG, omgezet in het KB van 19/11/1987 betreffende de bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen, en in de norm PM 9/5(1) van de EPPO worden de officiële bestrijdingsmaatregelen beschreven. De EPPO procedure PM 3/59 beschrijft de methodes voor het analyseren van de bodem met het oog op het opsporen van Synchytrium endobioticum, en ook de procedures voor het dereguleren van de percelen die eerder door dit schadelijk organisme werden besmet. Over de EPPO analyseprocedure PM 7/28 voor het identificeren van de pathotypes via biotesten heerst er nog steeds controverse tussen de laboratoria van de verschillende betrokken landen (met name Nederland, Duitsland en Polen). Interlaboratoriumtesten bedoeld om de resultaten van de verschillende toegepaste methodes in het kader van de EPPO-procedure te controleren, hebben verschillende resultaten opgeleverd. Het is dus absoluut noodzakelijk dat er een gemeenschappelijke analyseprocedure wordt uitgewerkt zodat de landbouwers de rassen kunnen kiezen die resistent zijn tegen de aanwezige pathotypes. Het instituut Plant Research International (PRI) te Wageningen werkt aan de ontwikkeling van een specifieke PCR techniek ter vervanging van de biotesten.
17
Onderzoeksvragen Het onderzoek dient: • in termen van hulp bij het opzetten van een algemene bestrijdingsstrategie: - de nodige wetenschappelijk elementen aan te reiken voor het uitwerken van een specifieke PRA voor de Belgische situatie (inclusief een kaart van de zones die gunstig zijn voor de ontwikkeling van de parasiet en beheersopties die aangepast zijn aan de lokale agro-economische omstandigheden); • wat betreft de toepassing van diagnostische tools: - de techniek voor het opsporen van specifieke pathotypes in real-time PCR op punt te stellen; er kan gebruik worden gemaakt van het netwerk EUPHRESCO II waarbinnen een dergelijke techniek momenteel in ontwikkeling is; - een methode te ontwikkelen voor het evalueren van de rassenresistentie tegen de verschillende pathotypes; - een vergelijking te maken tussen de verschillende beschikbare opsporingsmethodes in de grond of op de aardappelen, inclusief de bepaling van de pathotypes volgens de klassieke biotestmethodes, en routine analyseprocedures moeten uitwerken die zo efficiënt mogelijk zijn (gevoelig, specifiek, solide en snel); • wat betreft het ondersteunen van de uitwerking van een toezichtstrategie: - methodes op punt te stellen voor het nemen van stalen (periode, lokalisatie, matrices, …) en voor het afbakenen van de besmetting waarbij de grenszone dicht bij de besmetting die werd vastgesteld in Nederland als studiemodel wordt gehanteerd; • wat betreft het ondersteunen van de uitwerking van een bestrijdingsstrategie: - aanbevelingen te formuleren in verband met het invoeren van andere bestrijdingsmethodes aangepast aan onze agro-economische context. Maximum duur: 30 maanden Maximale subsidie: 250.000 €
18
7. Onderzoek naar quarantaine nematoden in nevenstromen: risico op verspreiding en mogelijkheden tot preventie (Acron. NEMASPREAD) Context Bepaalde nematoden (Globodera spp. en Meloidogyne spp.) zijn reeds lokaal aanwezig in België en hebben potentieel een grote impact op ondermeer de productie van aardappelen en/of groenten. Gezien hun risico zijn G. pallida, G. rostochiensis, M. fallax en M. chitwoodi opgenomen in de fytosanitaire reglementering om verdere verspreiding en nieuwe introductie tegen te gaan : - Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen - Koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen - Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG - Koninklijk besluit van 19 november 1987 betreffende de bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen - Koninklijk besluit van 22 juni 2010 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1987 betreffende de bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen. De voornaamste manier van verspreiding van nematoden op grotere afstand is passief door besmet water, grond of met besmet plantmateriaal. Overleving in deze matrices hangt samen met de condities die hierin heersen (zoals watergehalte, temperatuur, tijdsinterval voor opslag en transport) en het ontwikkelingsstadium van deze nematoden. Bij de productie en de verwerking van aardappelen en groenten na oogst is er een hele keten van transport en verwerking met mogelijk besmette nevenstromen (grond, wasaarde, water, compost, ...). Deze zijn potentiële bronnen voor verdere verspreiding. Er bestaat onvoldoende kennis over de overleving en de behandeling van nematoden in deze nevenstromen. Onderzoeksvragen •
In welke mate bestaat er verspreiding van quarantaine nematoden (Globodera spp. en Meloidogyne spp.) in de verwerkingsketen ;
•
welke zijn de kritische punten voor deze verspreiding ;
•
in welke mate overleven quarantaine nematoden in nevenstromen en welke zijn de mogelijkheden voor detectie (grond, wasaarde, materiaal, transport, water,compost, …) : bibliografisch overzicht, onderzoek naar factoren die overleving beïnvloeden, op punt stellen/validatie van bemonsteringsmethodes in verband met de verschillende stromen, op punt stellen/validatie van aangepaste detectiemethodes, gebruik makend van de verworven diagnostische kennis uit vorige onderzoeksprojecten ;
19
•
er dienen behandelingsmethodes te worden voorgesteld in de verwerkingsketen, met een vergelijkende analyse van de verschillende behandelingsmethodes in functie van de secundaire stroom van besmetting (waswater, restaarde, ...)
•
evenals maatregelen en aanbevelingen i.v.m. transport, desinfectie, materiaalbehandeling, ..., met identificatie van omstandigheden en methodes die gedurende de verwerkingscyclus het risico op verspreiding teniet doen of minimaliseren.
Maximum duur: Maximale toelage:
24 maanden 200.000 €
20
8. Fytosanitaire status van schadelijke organismen voor planten en plantaardige producten in België (Acron. STATUSQ) Context Wanneer er uitbraken geconstateerd worden van schadelijke organismen die voordien niet werden gevonden (binnen EU of LS) is de betrokken lidstaat verplicht maatregelen te nemen om op zijn minst de verspreiding tegen te gaan (artikel 16.2) naar o.a. andere lidstaten. Op basis van risicoanalyse kunnen verder maatregelen (vb. monitoring) genomen worden tegen deze schadelijke plantaardige organismen. De regulatie van in de regelgeving opgenomen organismen kan ook veranderen in functie van geactualiseerde data over het voorkomen van deze organismen en van een recente analyse van hun risico. Dit proces van herziening van de oplijsting van schadelijke organismen is actueler dan ooit daar in het kader van de herziening van de volledige Europese wetgeving voor plantengezondheid de bestaande lijsten herbekeken worden. Herclassificatie gebeurt op basis van een pest risk analysis die op initiatief van een lidstaat of bv. via een vraag aan EFSA opgemaakt wordt. Op hun beurt zijn deze instanties dan aangewezen op de nationale autoriteiten om de specifieke informatie als input voor de risico analyse aan te leveren. Voor sommige schadelijke organismen is er te weinig informatie voorhanden om de fytosanitaire status met zekerheid te kunnen toekennen en is er geen zekerheid over hun aan- of afwezigheid in België. Het uitvoeren van een survey is de meest betrouwbare manier om een dergelijke status te bepalen of te verifiëren (ISPM 8). Daarnaast is ook niet steeds voldoende diagnostische methodiek of ervaring voorhanden om deze organismen snel te detecteren. Onderzoeksvragen •
Op basis van het verrichte onderzoek kan de FOD de status van de te bestuderen schadelijke organismen voor planten en plantaardige producten in België bepalen waarbij essentieel de biologie, geografische verspreiding, waardplanten, introductie en vestigingsgevaar nader onderzocht dienen te worden. Een duidelijke methodologie is nodig gecombineerd met een goed monitoring plan. Bijkomend onderzoek voor het op punt stellen van diagnostische methoden kan opgenomen worden indien nodig.
•
De onderstaande lijst van de te onderzoeken schadelijke organismen is opgemaakt op basis van een eerdere lijst (basis is de A1, A2 en alert EPPO lijsten) en aangevuld met organismen waarrond nieuwe probleemstellingen ontstaan zijn (EPPO panels, SCPH) of in functie van verwachte vragen naar informatie in de toekomst van ondermeer EFSA. De onderzoeksinstelling(en) dienen zoveel mogelijk van de voorgestelde organismen op te nemen en het voorgestelde budget aan te passen in functie van het aantal geselecteerde organismen.
21
Te bestuderen organismen: 1) Arabis mosaic virus 2) Ciborinia camelliae 3) Cryphonectria parasitica 4) Didymella ligulicola 5) Ditylenchus dipsaci 6) Ditylenchus destructor 7) Little cherry virus (1 en 2)
Maximum duur: Maximale toelage:
8) Paysandisia archon 9) Phialophora cinerescens 10) Radopholus similis 11) Rhagoletis completa 12) Spodoptera litoralis 13) Tilletia controversa 14) Tomato black ring virus 15)Viteus vitifoliae
24 maanden 300.000 €
22
9. Onderzoek dat een bijdrage levert tot de kwantificering van het risico voor de mens van antimicrobiële resistentieoverdracht via de commensale flora aanwezig op levensmiddelen (Acron. TRAMRISK) Context Dit onderzoeksthema heeft tot doel om de wetenschappelijke kennis op te leveren teneinde met meer zekerheid het reëel risico van antimicrobiële resistentieoverdracht via het voedsel te bepalen. Deze kennis is cruciaal in het licht van een te voeren beleid ter beperking van de antimicrobiële resistentieoverdracht via het voedsel. Dit beleid is ondermeer gericht op het verminderen van het antibioticumgebruik in de dierlijke productie zodat de druk vermindert op selectie van antimicrobiële resistentiegenen. De eindpunten van een dergelijk beleid zijn nog niet vastgelegd ondermeer omdat de dosis – effect relatie ontbreekt tussen blootstelling van de mens via levensmiddelen en het effect op de gezondheid. Antimicrobiële resistentie bij mens en dier kan therapiefalen en sterfte tot gevolg hebben. De voedselketen en in het bijzonder de dierlijke productie wordt aangeduid als een belangrijk reservoir en vector voor overdracht van antimicrobiële resistentie naar de mens. De overdracht van antimicrobiële resistentie (genen) via het voedsel kan gebeuren langs verschillende wegen: - hetzij rechtstreeks via resistente zoönotische bacteriën zoals Salmonella en Campylobacter, - hetzij rechtstreeks via resistente niet-zoönotische humaan pathogene bacteriën zoals Shigella spp en Vibrio spp die via het voedsel worden overgedragen, - hetzij onrechtstreeks via resistente commensale bacteriën die via het voedsel transfereerbare antimicrobiële resistentiegenen overdragen naar humaan pathogene bacteriën. De overheid besteedt veel aandacht aan de controle en bestrijding van zoönotische bacteriën die overgedragen worden via de voedselketen en naar de opvolging van antimicrobiële resistentie (cfr. EC 2011 – Action plan against the rising threats from Antimicrobial Resistance) bij mens en dier. Sinds kort werd in België het AMCRA ‘Antimicrobial Consumption and Resistance in Animals) opgericht dat tot doel heeft alle gegevens in verband met het gebruik van en resistentie tegen antimicrobiële middelen te verzamelen en te analyseren. In 2011 is het FAVV gestart met de monitoring van antimicrobiële resistentie in indicatorkiemen bij pluimvee, varkens en kalveren. De kwantificering van het risico van overdracht van antimicrobiële resistentie via het voedsel naar de mens is op dit ogenblik niet mogelijk wegens gebrek aan voldoende ‘evidence-based’ gegevens over de dosis-respons relatie. Dit is ondermeer gebleken uit het EFSA rapport ‘Foodborne antimicrobial resistance as a biological hazard’ (EFSA Journal, 2008,765, 1-87) en het advies 08-2011 van het Wetenschappelijk Comité van het FAVV over de blootstellingsschatting aan cefalosporine resistente Escherichia coli door consumptie van kippenvlees (http://www.favvafsca.fgov.be/wetenschappelijkcomite/adviezen/_documents/ADVIES082011_NL_DOSSIER2010-15.pdf ). Uit dit advies blijkt dat: “de kans om blootgesteld te worden aan >1.000 kve cefalosporine resistente E. coli per maaltijd met kippenvlees ongeveer 1,5% bedraagt. Hoeveel cefalosporine resistente E. coli er moeten opgenomen worden om kolonisatie van het spijsverteringskanaal en/of overdracht van resistentiegenen naar andere kiemen te bewerkstellingen (dosis-respons) is niet gekend.”
23
Een stand van zaken over de kennis inzake horizontale gen overdracht in het spijsverteringsstelsel is beschreven door Schjorring S. en Krogfelt A. – Assessment of bacterial antibiotic resistance transfer in the gut. Int. J. Microbiol, 2011, doi:10.1155/2011/312956. Onderzoeksvragen Op basis van een gefundeerde wetenschappelijke benadering een bijdrage leveren tot het kwantificeerbaar maken van het effect van blootstelling van de darmflora van de gastheer (mens) aan antimicrobiële resistentiegenen (vb.: cefalosporine resistentie) die aanwezig zijn op commensale bacteriën die overgedragen worden langs orale weg (via de voeding). De aandacht dient uit te gaan naar de voor de volksgezondheid kritische antimicrobiële resistentie (bijvoorbeeld t.o.v. quinolones, 3de/4de generatie cefalosporines, macroliden, lincosamiden of streptogramines). Het onderzoek dient een aanzet te geven tot het ontwikkelen van een methode die de risico’s van overdracht van antimicrobiële resistentie via de voeding naar de mens kan helpen bepalen Maximum duur: Maximale toelage:
36 maanden 300.000 €
24
10. Voedselveiligheidsrisico’s van zaden en productieprocessen van gekiemde zaden (Acron. SEGERI) Context De laatste jaren worden er steeds meer voedseluitbraken toegeschreven aan plantaardige bronnen, zoals de Europese STEC uitbraak in 2011 in Frankrijk en Duitsland door scheuten (“sprouts” in het Engels). De teelt van gekiemde zaden zoals scheuten is relatief nieuw en kleinschalig en is een proces dat bijzonder risicovol is voor wat betreft de groei van pathogene micro-organismen. Rauwe gekiemde zaden zoals preischeuten worden frequent geconsumeerd. De consument is zich onvoldoende bewust van de risico’s. Uit een EFSA-advies gepubliceerd naar aanleiding van de STEC-uitbraak in scheuten blijkt dat het niet duidelijk is in hoeverre pathogenen kunnen overleven op zaden, in welke mate ze zich kunnen vermenigvuldigen tijdens het productieproces van gekiemde zaden door o.a. mogelijke interacties met de natuurlijke microbiële flora en of ze zich nog kunnen vermenigvuldigen tijdens de distributie van gekiemde zaden indien de koudeketen wordt gerespecteerd. Bovendien heeft recent onderzoek (RF 08/6202 SALCOSLA) op botersla aangetoond dat zoönotische pathogenen (Salmonella en E. coli O157) op droge zaden jarenlang kunnen overleven en aanleiding kunnen geven tot besmetting van scheuten die nadien rauw worden geconsumeerd. Over het gedrag van (andere) humane pathogenen op zaden van andere groenten is nog weinig gekend. Onderzoeksvragen Het project dient gebruik te maken van de nieuwe kennis die reeds via nationaal en internationaal onderzoek over dit onderwerp is opgedaan. 1) Onderzoek naar welke voedselveiligheidsrisico’s een verhoogde aandacht vragen voor productieprocessen die te maken hebben met ontkieming van zaden en productie van scheuten en dit in functie van de nieuwe kennis die recentelijk op dit gebied is opgedaan, zoals: -
-
onderzoek naar de overleving/groei van relevante humane pathogenen in relevante aantallen, doorheen de productieketen van gekiemde zaden, en de eventuele correlatie met indicatororganismen: o overleving op de zaden, o vermenigvuldiging tijdens het productieproces van gekiemde zaden, o.a. mogelijke competitie met de natuurlijke flora, o effect van eventuele decontaminatiestappen zoals pasteurisatie op de pathogenen en de natuurlijke flora van zaden en gekiemde zaden, alsook op de eventuele latere introductie van pathogenen verder in de keten, o effect van de koudeketen en eventuele onderbrekingen ervan op de overleving en groei van relevante pathogenen voor gekiemde zaden ; voorstellen van praktische maatregelen tot reductie van de aanwezigheid en vermenigvuldiging van pathogenen in gekiemde zaden en andere groenten.
25
2) Op punt stellen en valideren van testen die toelaten op een snelle en efficiënte manier de aan/afwezigheid van humane pathogenen op zaden, gekiemde zaden van verschillende oorsprong (soort groente) te verifiëren.
Maximum duur: Maximale toelage:
36 maanden 300.000 €
26
11. Gelijktijdige consumptie van voedingssupplementen en verrijkte voedingsmiddelen en het risico op het overschrijden van de veilige maximumgehalten voor vetoplosbare vitaminen (A, D, E, K) (Acron. VITADEK) Context Er worden steeds meer voedingsmiddelen en voedingssupplementen waaraan nutriënten werden toegevoegd in de handel gebracht en geconsumeerd. Deze voedingsmiddelen kunnen ertoe bijdragen dat de inname van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid wordt bereikt en het risico op tekorten kleiner wordt. Anderzijds kan de inname van zowel verrijkte voedingsmiddelen als voedingssupplementen leiden tot zeer hoge innamen van vitaminen en mineralen wat zeker voor vetoplosbare vitaminen niet zonder gevaar is. De Hoge Gezondheidsraad heeft meermaals de aandacht getrokken op de mogelijke risico’s die verbonden zijn aan de inname van vetoplosbare vitaminen. EFSA en zijn voorloper, het Wetenschappelijk Comité voor voedingsmiddelen, hebben alle vitaminen en mineralen geëvalueerd en waar mogelijk de veilige maximumgehalten (UL: “Upper safe Level”) bepaald voor verschillende bevolkingsgroepen. Tijdens de voedselconsumptiepeiling 2004 werd de inname van (vetoplosbare) vitaminen niet geëvalueerd. De consumptie van voedingssupplementen werd niet bestudeerd en er werd ook geen gedetailleerd onderzoek gedaan naar verrijkte voedingsmiddelen. Dit maakt dat er dus geen gegevens zijn over de totale inname van (vetoplosbare) vitaminen door de Belgische bevolking en specifieke bevolkingsgroepen. Referenties: - JAMA, October 12, 2011 – Vol 306, N° 14 “Vitamine E and the Risk of Prostate Cancer” - Persbericht van de Hoge Gezondheidsraad van 21/12/2011 “Foliumzuur bij zwangerschap: het juiste gebruik” Onderzoeksvragen Het onderzoek moet toelaten om voor de Belgische bevolking met nadruk op specifieke bevolkingsgroepen (peuters, kinderen, zwangere vrouwen, …) en op consumenten van voedingssupplementen en verrijkte voedingsmiddelen tegelijkertijd: - gegevens te verzamelen met betrekking tot de consumptie van voedingssupplementen, verrijkte voedingsmiddelen en “gewone” voedingsmiddelen met vetoplosbare vitamines; - de beschikbare gegevens te verzamelen over de concentratie van deze vitaminen in elke van de voornoemde groepen van voedingsmiddelen en bij gebrek daaraan de betrokken voedingsmiddelen daarop te analyseren; - een schatting te maken van de totale inname van vetoplosbare vitaminen en van de bijdragen van de verschillende groepen van voedingsmiddelen; - een inschatting te maken van het risico op: o het overschrijden van de veilige maximumgehalten (UL), o het innemen van hoeveelheden lager dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid; - elk van de hierboven vermelde gegevens moet verzameld worden voor een representatief gedeelte van de Belgische bevolking en de vermelde bevolkingsgroepen. Maximum duur: Maximale toelage:
30 maanden 250 000 €
27
12. Blootstelling en risicobeoordeling van biogene amines voor de Belgische bevolking (Acron. BIOGAMI) Context Biogene amines ontstaan in levensmiddelen bij afbraak van aminozuren door micro-organismen. Dit kan gebeuren tijdens fermentatie en bederf. Biogene amines worden al lang in verband gebracht met ziekteverschijnselen, vooral bij consumptie van vis en visproducten. Momenteel wordt in de Europese wetgeving, Verordening 2073/2005, enkel histamine gereglementeerd in vis en visproducten. Er kunnen echter ook andere biogene amines zoals tyramine, putrescine, cadaverine en phenylethylamine worden teruggevonden in voeding. De Europese Voedselautoriteit heeft recent een advies gepubliceerd over biogene amines, er zijn uit dit advies veel onderzoeksvragen naar boven gekomen. Zo zijn meer data over hun aanwezigheid in voeding nodig. In België lijken vooral data rond histamine aanwezig aangezien deze gereglementeerd wordt. Er lijken ook wat studies te zijn uitgevoerd naar biogene amines in Belgisch bier. Ook de deskundigen van de Hoge Gezondheidsraad willen graag een betere kijk op biogene amines krijgen en zijn begonnen met het schrijven van een advies hierover. Belgische data zouden aan dit advies kunnen bijdragen. In België waren er recent ook voedseluitbraken met histamineachtige symptomen waarbij echter geen histamine werd teruggevonden in de betrokken levensmiddelen. Dit deed vermoeden dat misschien andere biogene amines aan de oorzaak zouden hebben kunnen liggen. Onderzoeksvragen -
Ontwikkeling/optimalisatie van een analytische methode ter detectie van de meest voorkomende biogene amines in voeding, zijnde histamine, tyramine, putrescine, cadaverine en phenylethylamine in verschillende voedingsmatrices, die zou kunnen worden gebruikt door de controle-overheid en bij het ophelderen van voedseluitbraken; en eventueel in routine-analyses door producenten ;
-
voldoende stalen van voedingsmiddelen nemen volgens een plan dat representatief en relevant moet zijn voor de Belgische markt en consumptie, en analyse van deze stalen ;
-
uitvoering van een blootstellingsbeoordeling voor de Belgische bevolking op basis van de geanalyseerde en verzamelde data, op basis van beschikbare Belgische consumptiedata en op basis van beschikbare toxicologische data met een eventuele ontwikkeling van scenario’s en voor gevoelige bevolkingsgroepen.
Maximum duur: Maximale toelage:
30 maanden 250.000 €
28
Bijlage 2
Dit formulier in 7 papieren exemplaren en onder elektronische vorm (Word en pdf) terugsturen naar : De Voorzitter van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Cel “Contractueel Onderzoek” Zelfbestuursstraat 4 Bureau 5.05 1070 Brussel
Vak voorbehouden aan de administratie
Datum : Code: RT 13/
VERTROUWELIJK
THEMATISCH PROJECTVOORSTEL (RT-PROJECT) MAX. 30 BLZ 1.
IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
1.1
IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
1.2
IDENTIFICATIE VAN COPROMOTOR 1 (optioneel) Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
29
1.3
IDENTIFICATIE VAN COPROMOTOR 2 (optioneel) Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
1.4
IDENTIFICATIE VAN COPROMOTOR 3 (optioneel) Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
1.5
IDENTIFICATIE VAN COPROMOTOR 4 (optioneel) Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
30
2.
ALGEMENE INFORMATIE
2.1
Titel van het project in het Nederlands en in het Engels (max. 3 lijnen elk) + Acroniem
2.2
Onderzoeksvragen waarop de kandidaat zal antwoorden in deze studie, in het Nederlands en in het Engels (ong. 20 lijnen elk)
2.3
Samenvatting van het project (ong. 20 lijnen)
2.4
Verantwoording van de indiening onder dit thema aan de hand van de te bereiken doelstellingen in de themaomschrijving (ong. 15 lijnen)
2.5
Context: wetenschappelijke specificiteit en situering t.o.v. bestaand onderzoek (ong. 2,5 blz) • In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend ? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project ? Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor deze studie, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk ? Een literatuuroverzicht mag als bijlage toegevoegd worden. • Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of onderzoekers binnen het domein? • De voorgestelde concrete aanpak van het probleem dient verantwoord te worden.
2.6
Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ong. 20 lijnen) • Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen ? Welke oplossingen stelt u hier tegenover ? • Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u : - als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten - uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst - verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
2.7
Voorstel van begeleidingscomité (8 personen, met affiliatie en e-mail adres)
2.8
Voorgestelde startdatum en duur van het project De duur van het project wordt door uzelf bepaald maar mag de maximale duur, zoals voorzien in de oproep (beschreven per thema) niet overschrijden. NB : Indien er verschillende partners aan het project deelnemen, zal voor alle partners dezelfde startdatum gelden.
2.9
Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging de overeenkomst dienen te ondertekenen
31
3.
SPECIFIEKE INFORMATIE
3.1
Wetenschappelijke en operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ong. 15 blz) • Dit deel vormt de kern van het projectvoorstel. Het omvat een duidelijke beschrijving van de onderzoeksactiviteiten zoals ze door u voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland. De duur van het project wordt door uzelf bepaald maar mag de maximale duur, zoals voorzien in de oproep (beschreven per thema) niet overschrijden. • Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende deeltaken van het onderzoeksprogramma zijn de volgende : - een summier overzicht van het voorgestelde onderzoek (opsomming van de werkpakketten en subtaken) ; - de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen, beperkingen … - de omvang van de werkzaamheden per voorzien werkpakket ; - de te bereiken mijlpalen eventueel gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het project ; - de situering en evolutie in de tijd aan de hand van een overzichtstabel (chronogram).
3.2
Structuur en organisatie van het onderzoek (ong. 2 blz) • Geef aan of het project al dan niet door 1 labo kan uitgevoerd worden. • Indien een gestructureerde en actieve samenwerking met één of meerdere onderzoeksgroepen is gepland, gelieve dit te argumenteren en de deeltaken duidelijk te beschrijven en zo nodig te koppelen aan de gevraagde financiële middelen (zie bijlage 7). Gelieve ook een eventuele samenwerking met het buitenland en deelname aan netwerken te vermelden voor zover nuttig voor dit projectvoorstel. • Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die geen financiële bijdrage van de FOD Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek. • Geef aan welke de expertise van de onderzoeksgroep(en) is in de materie. Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd ? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling. • Geef aan of uw project (of deelproject) ook werd ingediend bij een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
3.3
Eigen publicaties in peer-reviewed internationale onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
32
tijdschriften
binnen
dit
4.
BUDGETTAIRE INFORMATIE Zie ook de belangrijke informatie in bijlagen 5 en 6.
4.1 4.2
Totale begroting voor dit projectvoorstel € Gevraagde toelage € De gevraagde toelage – 1 cijfer – kan gelijk zijn aan de totale begroting of aan een zeker percentage van die begroting. In dit laatste geval gelieve de oorsprong te vermelden van uw externe financiële inbreng. Desgevallend: cofinanciering € Indien u op het ogenblik van het indienen van uw toelageaanvraag nog geen zekerheid hebt over een beoogde cofinanciering, moet u deze ook niet verrekenen in de gevraagde toelage. Gelieve desgevallend echter wel te vermelden dat u in onderhandeling bent voor cofinanciering van uw project, en aan te geven hoeveel de inbreng zou kunnen bedragen. Desgevallend: percentage cofinanciering % Desgevallend: oorsprong cofinanciering :
4.3
4.4 4.5 4.6
Personen voorzien op de begroting, hun kwalificatie (bv. dr., drs., ir., lic., apr., laborant, technicus, e.a), affiliatie en tijdsbesteding (% FTE) Kwalificatie
Naam (indien gekend)
Affiliatie
FTE % % % % % % %
4.7. Gedetailleerde begroting Deze dient beschreven te worden met behulp van het .xls document beschreven in bijlage 7 en terug te vinden op de website als “Template budget” (www.health.belgium.be/CO_RC, onder “Formulieren”). Deze template kan indien nodig ook elektronisch opgevraagd worden bij de dienst Contractueel Onderzoek op het volgende e-mail adres:
[email protected]. De bladzijden die nodig zijn voor de budgetbeschrijving dienen ingecalculeerd te worden in het maximum van 30 bladzijden. 4.8
Overzichtstabel financiering Deze tabel is terug te vinden in bijlage 8 en in het .xls document “Template budget” op de website (www.health.belgium.be/CO_RC, onder “Formulieren”), dat indien nodig ook elektronisch opgevraagd kan worden bij de dienst Contractueel Onderzoek op het volgende e-mail adres:
[email protected]. De bladzijde die nodig is voor de overzichtstabel dient ingecalculeerd te worden in het maximum van 30 bladzijden.
Datum, naam en handtekening van de coördinator
33
Bijlage 3
Dit formulier in 2 papieren exemplaren en onder elektronische vorm (Word en pdf) terugsturen naar : De Voorzitter van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Cel “Contractueel Onderzoek” Zelfbestuursstraat 4 Bureau 5.05 1070 Brussel
Vak voorbehouden aan de administratie
Datum : Code: RF 13/
VERTROUWELIJK
RF-PROJECTINTENTIEVERKLARING (RF-OPROEP 1e FASE) MAX. 6 BLZ (EXCL. SITUERING PROJECTVOORSTEL EN IDENTIFICATIE PROMOTOREN)
1.
SITUERING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Projecttitel (max. 3 lijnen) + voorstel acroniem
Belangrijkste activiteitsdomein waarop dit projectvoorstel betrekking heeft (slechts één domein aanvinken aub) Veiligheid van de voedselketen Gezondheidsbeleid dier Gezondheidsbeleid plant Dierenwelzijn
Eventueel bijkomend(e) activiteitsdomein(en) waarop dit projectvoorstel betrekking heeft Veiligheid van de voedselketen Gezondheidsbeleid dier Gezondheidsbeleid plant Dierenwelzijn
34
2.
IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres
Telefoon GSM Telefax e-mail
Zal dit onderzoek uitgevoerd worden in een consortium (partners opgenomen in het budget) ? Zo ja, gelieve hier de copromotoren te vermelden (naam, affiliatie en e-mailadres)
35
3.
HERHALING PROJECTTITEL (MAX. 3 LIJNEN) + VOORSTEL ACRONIEM
4.
CONTEXT
4.1
Beschrijving van de context van dit projectvoorstel (ong. 20 lijnen) Waar situeert zich het probleem ? Welke zijn de oorzaken ?
4.2
In welke mate bent u bij de algemene problematiek waarop dit projectvoorstel zich baseert, betrokken ? (ong. 20 lijnen) Welke is uw expertise in deze materie ? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd ? Indien ja, geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling. Werkt u samen met andere instellingen in België en/of het buitenland ? Indien ja, maakt u deel uit van een netwerk ?
5.
ONDERZOEKSVRAGEN (ong. 20 lijnen) Op welke onderzoeksvraag/onderzoeksvragen zou het hier voorgestelde onderzoek een antwoord moeten bieden om bij te dragen tot een oplossing voor het onder 4.1. vermelde probleem ?
6.
IMPACT VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP
6.1
Incidentie (ong. 5 lijnen) Heeft dit onderzoeksvoorstel betrekking op een kwantitatief belangrijk probleem, dat zich vaak voordoet, of dat een groot aantal individuen treft ?
6.2
Ernst van de problematiek (ong. 10 lijnen) Betreft het onderzoeksonderwerp een ernstig risico of zou het een ernstig risico kunnen betreffen op het niveau van de voedselveiligheid, het gezondheidsbeleid – dier & plant – of het dierenwelzijn, betreffende - gezondheid, levenskwaliteit ? - de werkzaamheid of de kwaliteit van acties (remedies, aanbevelingen, geneesmiddelen of maatregelen) ? - sociale of ethische vraagstukken ?
6.3
Financiële weerslag (ong. 5 lijnen) Heeft het onderwerp een potentiële invloed op - de huidige impact van het probleem (inclusief wat betreft duurzame ontwikkeling) ? - de middelen die voor het probleem worden ingezet en hun efficiëntie?
6.4
Beantwoordt het onderzoeksonderwerp aan een bezorgdheid van de samenleving of de bevolking ? (ong. 5 lijnen)
36
6.5
Is de implementatie van de resultaten voortvloeiend uit dit onderzoek aanvaardbaar voor de betrokken sector ? M.a.w. beantwoordt het onderzoek aan de verwachtingen van de sector ? (ong. 5 lijnen)
6.6
Mogelijkheden tot verbetering van de situatie (ong. 15 lijnen) Kan het voorgestelde onderzoek een oplossing bieden voor het beschreven probleem ? Indien ja, voor welke van de onder 6.2.-6.3. vermelde niveaus zou dit het geval zijn, en gaat het daarbij over een oplossing op korte, middellange of lange termijn ?
7.
RELEVANTIE VOOR DE BESLISSINGEN VAN DE OVERHEID (ong. 10 lijnen) Wat is het potentieel van dit onderzoek in termen van ondersteuning van beslissingen te nemen door de Overheid ? Wat zou het risico zijn indien de situatie blijft zoals ze is ? Wie zijn de betrokkenen bij de uitvoering van de studie en wie zijn de belanghebbenden bij de implementatie van de onderzoeksresultaten ?
8.
BESCHRIJVING VAN HET PROJECTVOORSTEL
8.1
Methodologie (ong. 20 lijnen) Beschrijf de methodologie die gebruikt zal worden voor dit onderzoek. Werd deze methodologie reeds eerder toegepast, door de indieners, door andere Belgische onderzoekers of door onderzoekers in het buitenland ?
8.2
Reeds beschikbare wetenschappelijke bewijzen met betrekking tot het voorgestelde onderzoek (ong. 20 lijnen) Heeft ander onderzoek uitgevoerd rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project ? Vermeld dit onderzoek in volgorde van belangrijkheid. In welk opzicht is het huidige projectvoorstel vernieuwend ?
8.3
Nodige gegevens (ong. 10 lijnen) Bestaan de gegevens en/of bestaat de voorkennis die noodzakelijk is voor deze studie ? Indien ja, zijn deze opgenomen in toegankelijke gegevensbanken ? Als er nog geen gegevens beschikbaar zijn, beschrijf hoe het mogelijk is deze te bekomen.
8.4
Risico’s (ong. 10 lijnen) Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans in het gedrang zouden kunnen brengen ? Welke oplossingen stelt u hier tegenover ?
9.
GEBRUIK VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN (ong. 10 lijnen) Welk gebruik van de resultaten beoogt u ? - als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten - uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst - verspreiding van de nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties
37
10.
BUDGETTAIRE INFORMATIE Zie ook de belangrijke informatie in bijlagen 5 en 6.
10.1 Totale duur van het voorgestelde project (min. 12 maand - max. 60 maand)
maand
10.2 Totale begroting voor dit projectvoorstel
€
10.3 Gevraagde toelage € De gevraagde toelage – 1 cijfer – kan gelijk zijn aan de totale begroting of aan een zeker percentage van die begroting. In dit laatste geval gelieve de oorsprong te vermelden van uw externe financiële inbreng. 10.4 Desgevallend: percentage cofinanciering
%
10.5 Desgevallend: oorsprong cofinanciering 10.6 Personen voorzien op de begroting, hun kwalificatie (bv. dr., drs., ir., lic., apr., laborant, technicus, e.a), affiliatie en tijdsbesteding (% FTE) Kwalificatie
Naam (indien gekend)
Datum, naam en handtekening van de coördinator
38
Affiliatie
FTE % % % % % % %
Bijlage 4
Dit formulier in 6 papieren exemplaren en onder elektronische vorm (Word en pdf) terugsturen naar : De Voorzitter van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Cel “Contractueel Onderzoek” Zelfbestuursstraat 4 Bureau 5.05 1070 Brussel
Vak voorbehouden aan de administratie
Datum : Code: RF 13/
VERTROUWELIJK
GEDETAILLEERD VRIJ PROJECTVOORSTEL (RF-PROJECT 2e FASE) MAX. 30 BLZ 1.
IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
1.1
IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
1.2
IDENTIFICATIE VAN COPROMOTOR 1 (optioneel) Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
39
1.3
IDENTIFICATIE VAN COPROMOTOR 2 (optioneel) Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
1.4
IDENTIFICATIE VAN COPROMOTOR 3 (optioneel) Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
1.5
IDENTIFICATIE VAN COPROMOTOR 4 (optioneel) Naam Voornaam Titel of functie Instituut Correspondentieadres Telefoon GSM Telefax e-mail
40
2.
ALGEMENE INFORMATIE
2.1
Titel van het project in het Nederlands en het Engels (max. 3 lijnen elk) + voorstel acroniem
2.2
Onderzoeksvragen waarop de kandidaat zal antwoorden in deze studie, in het Nederlands en het Engels (ong. 20 lijnen elk)
2.3
Samenvatting van het project (ong. 20 lijnen)
2.4
Context: wetenschappelijke specificiteit en situering t.o.v. bestaand onderzoek (ong. 2,5 blz) • Waar situeert zich dit probleem ? Welke zijn de oorzaken ? • In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend ? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project ? Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor deze studie, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk ? Een literatuuroverzicht mag in bijlage toegevoegd worden. • Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of de onderzoekers binnen het domein ? • De voorgestelde concrete aanpak van het probleem dient verantwoord te worden.
2.5
Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ong. 20 lijnen) • Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen ? Welke oplossingen stelt u hier tegenover ? • Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u : - als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten - verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties - uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst
2.6
Voorstel van samenstelling van begeleidingscomité (8 personen, met affiliatie en emailadres)
2.7
Voorgestelde startdatum en duur van het project De duur van het project moet in overeenstemming zijn met de duur vermeld in de intentieverklaring, behoudens wijzigingen opgelegd door de administratie van Contractueel Onderzoek. NB : Indien er verschillende partners aan het project deelnemen, zal voor alle partners dezelfde startdatum gelden.
2.8
Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging de overeenkomst dienen te ondertekenen
41
3.
SPECIFIEKE INFORMATIE
3.1 Wetenschappelijke operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ong. 15 blz) • Dit deel vormt de kern van het projectvoorstel. Het omvat een duidelijke beschrijving van de onderzoeksactiviteiten zoals ze door u voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland. • Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende deeltaken van het
onderzoeksprogramma zijn de volgende: - een summier overzicht van het voorgestelde onderzoek (opsomming van de werkpakketten en subtaken); - de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen of andere kenmerken; - de omvang van de werkzaamheden per taakbeschrijving; - de te bereiken mijlpalen eventueel gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het project; - de situering en evolutie in de tijd aan de hand van een overzichtstabel (chronogram). 3.2
Structuur en organisatie van het onderzoek (ong. 2 blz) • Geef aan of het project al dan niet door 1 labo kan uitgevoerd worden. • Indien een gestructureerde en actieve samenwerking met één of meerdere onderzoeksgroepen is gepland, gelieve dit te argumenteren en de deeltaken duidelijk te beschrijven en zo nodig te koppelen aan de gevraagde financiële middelen (zie bijlage 7). Gelieve ook een eventuele samenwerking met het buitenland en deelname aan netwerken te vermelden voor zover nuttig voor dit projectvoorstel. • Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die geen financiële bijdrage van de FOD Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek. • Geef aan welke de expertise van de onderzoeksgroep(en) is in de materie. Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd ? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling. • Geef aan of uw project (of deelproject) ook werd ingediend bij een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
3.3
Eigen publicaties in peer-reviewed internationale onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
42
tijdschriften
binnen
dit
4.
BUDGETTAIRE INFORMATIE Zie ook de belangrijke informatie in bijlagen 5 en 6.
4.1
Totale begroting voor dit projectvoorstel
4.2
Gevraagde toelage € De gevraagde toelage – 1 cijfer – kan gelijk zijn aan de totale begroting of aan een zeker percentage van die begroting. In dit laatste geval gelieve de oorsprong te vermelden van uw externe financiële inbreng. De gevraagde toelage moet in overeenstemming zijn met de toelage vermeld in de intentieverklaring, behoudens wijzigingen opgelegd door de administratie van Contractueel Onderzoek.
4.3
Desgevallend: cofinanciering € Indien u op het ogenblik van het indienen van uw toelageaanvraag nog geen zekerheid hebt over een beoogde cofinanciering, moet u deze ook niet verrekenen in de gevraagde toelage. Gelieve desgevallend echter wel te vermelden dat u in onderhandeling bent voor cofinanciering van uw project, en aan te geven hoeveel de inbreng zou kunnen bedragen.
4.4
Desgevallend: percentage cofinanciering
4.5
Desgevallend: oorsprong cofinanciering :
4.6
Personen voorzien op de begroting, hun kwalificatie (bv. dr., drs., ir., lic., apr., laborant, technicus, e.a), affiliatie en tijdsbesteding (% FTE) Kwalificatie
Naam (indien gekend)
€
%
Affiliatie
FTE % % % % % % %
4.7. Gedetailleerde begroting
Deze dient beschreven te worden met behulp van het .xls document beschreven in bijlage 7 en terug te vinden op de website als “Template budget” (www.health.belgium.be/CO_RC, onder “Formulieren”). Deze template kan indien nodig ook elektronisch opgevraagd worden bij de dienst Contractueel Onderzoek op het volgende e-mail adres:
[email protected]. De bladzijden die nodig zijn voor de budgetbeschrijving dienen ingecalculeerd te worden in het maximum van 30 bladzijden. 4.8
Overzichtstabel financiering
Deze tabel is terug te vinden in bijlage 8 en in het .xls document “Template budget” op de website (www.health.belgium.be/CO_RC, onder “Formulieren”), dat indien nodig ook elektronisch opgevraagd kan worden bij de dienst Contractueel Onderzoek op het volgende e-mail adres:
[email protected].
Datum, naam en handtekening van de coördinator 43
Bijlage 5 Belangrijke informatie i.v.m. het budget -
De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
-
Maximaal aandeel van de toegekende toelagen : instellingen van het hoger onderwijs (universiteiten en hogescholen), evenals federale onderzoeksinstellingen kunnen een betoelaging van 100% bekomen. In alle andere gevallen kan een betoelaging van maximum 80% worden toegekend (KB 30/11/2003).
-
Het eigendomsrecht op de resultaten beschreven in artikel 8 van het hogervermelde koninklijk besluit dient verduidelijkt te worden : de facto maakt de Staat gebruik van zijn eigendomsrechten op de resultaten in het kader van zijn interne behoeften, meer bepaald als basis voor de voorbereiding en de uitvoering van het gezondheidsbeleid. Wat de onderzoeksinstellingen betreft, als begunstigden van de toelagen houden zij de intellectuele eigendom van de werken die ze uitvoeren. De eigendom en de exploitatie van de gegevens zijn de facto mede-eigendom van de Staat en de begunstigde instelling.
-
Een eventuele eigen inbreng moet gedetailleerd worden weergegeven (voor wat betreft het bedrag en zijn oorsprong) in het budgetvoorstel, en moet na de start van het project in het financieel verslag (jaarlijks in te dienen) bewezen worden (MB 3/5/2004).
-
Personeelskosten van de coördinator en de copromotoren kunnen niet worden ingebracht in het projectbudget, noch ten laste van de FOD, noch als eigen inbreng.
-
Elke financiële inbreng is in principe aanvaardbaar als eigen inbreng voor zover deze geen aanleiding geeft tot belangenvermenging en niet afkomstig is uit middelen van de Federale Overheid.
-
De doctoraatsbeurzen toegekend aan onderzoekers moeten gefinancierd worden met eigen middelen van de betrokken universiteit of onderzoeksinstelling of afkomstig zijn van een financieringsbron buiten de federale overheid, om als eigen inbreng te kunnen worden beschouwd.
-
Loonkosten die ten laste vallen van de FOD dienen berekend te worden aan de hand van de tabel op blz. 48 en volgende (bijlage 6).
-
Onder algemene kosten worden “overhead”kosten aanvaard tot maximum 10% van de door de FOD Volksgezondheid betoelaagde personeelskosten.
-
Indien er werken in onderaanneming worden voorzien, dient de budgettaire informatie voor deze onderaanneming in detail te worden beschreven.
44
De begroting bestaat uit vier posten, die hierna in detail worden beschreven. Indien meerdere partners bij het project betrokken zijn moeten deze vier posten per partner worden opgesplitst. Elke partner zal aldus een eigen budget hebben. 1. Personeelskosten •
•
•
De personeelskosten bestaan uit geïndexeerde brutowedden, werkgeversbijdragen en wettelijke verzekeringen alsook elke andere wettelijk verplichte vergoeding of uitkering als toeslag op het salaris voor het aangeworven personeel. Personeelskosten die ten laste vallen van de FOD dienen berekend te worden aan de hand van de barematabellen op blz. 48 en volgende (bijlagen 6 en 7). In het budget wordt het barema, de anciënniteit en de tijdsbesteding aan het project (in mensmaanden) opgegeven. Indien de personen nominaal bekend zijn, moet hun naam en hun CV medegedeeld worden. De personeelskosten worden opgesplitst in brutowedden enerzijds, en andere loonkosten ten belope van maximum 52% anderzijds. Voor bursalen, die per definitie geen werknemer zijn, worden alle kosten samen weergegeven in hetzelfde artikel.
2. Werkingskosten Werkingskosten zijn “projectgebonden” kosten die worden gemaakt met het oog op de aankoop en/of het operationele gebruik van goederen of diensten, en kosten die rechtstreeks verband houden met de projectactiviteiten. De werkingskosten worden opgesplitst in “forfaitair vastgestelde courante werkingskosten” en “specifieke werkingskosten”. Forfaitair vastgestelde courante werkingskosten omvatten alle lopende uitgaven verbonden aan de uitvoering van het project, zoals: • gewone benodigdheden en producten voor het laboratorium, de werkplaats en het kantoor • documentatie • verplaatsingen en verblijven in België en in het buitenland • gebruik van rekenapparatuur • gangbare software • … Het bedrag van deze werkingsuitgaven wordt op forfaitaire wijze vastgelegd op basis van een percentage van de door de FOD Volksgezondheid gesubsidieerde personeelskosten. Dit percentage mag voor de COÖRDINATOR de 15% en voor de COPROMOTOREN de 10% van de eigen gesubsidieerde personeelskosten niet overschrijden. Specifieke werkingskosten omvatten alle bijzondere werkingskosten direct verbonden aan de uitvoering van het project. Specifieke werkingskosten zijn onder meer: • gebruikskosten voor apparatuur • onderhoudskosten van apparatuur • analysekosten • onderaannemingen. Gelieve deze specifieke werkingskosten zo nauwkeurig mogelijk in te schatten, gedetailleerd weer te geven in de begroting, en te verantwoorden in uw voorstel.
45
De gebruikskosten voor apparatuur worden berekend volgens de formule: Gebruikskosten = aankoopprijs ×
aantal maanden gebruik binnen project % gebruik voor project × afschrijvingsperiode in maanden 100 %
waarbij de afschrijvingsperiode (economische levensduur) deze is zoals weergegeven in uw boekhouding. Voor wetenschappelijke apparatuur is dit in regel tussen 5 en 10 jaar; voor PC’s 3 jaar. 3. Apparatuurkosten Onder apparatuurkosten worden alle kosten voorzien gerelateerd aan de aankoop en de plaatsing van wetenschappelijke en technische toestellen of instrumenten, met inbegrip van de informatica-uitrusting. Duid in dat geval aan over welke toestellen het gaat en voor welk programmaonderdeel ze zullen ingezet worden. Apparaten met een waarde van 5000 € (excl. BTW) of meer die worden aangekocht ten laste van de toelage blijven na afloop van het project eigendom van de Staat. Gebruikskosten van apparatuur daarentegen kunnen ingebracht worden onder de werkingskosten. 4. Algemene kosten De algemene kosten, die bestaan uit kosten inzake administratie, telefoon, post, verwarming, verlichting, en elektriciteit, kunnen forfaitair berekend worden op basis van maximaal 10% van de door de FOD Volksgezondheid gesubsidieerde personeelskosten.
46
Bijlage 6 Berekeningsbasis voor de personeelskosten Als berekeningsbasis voor de personeelskosten ten laste van de FOD verwijzen wij naar de barematabellen op de volgende bladzijden. Deze zijn gebaseerd op de barema’s van het wetenschappelijk, administratief en technisch personeel van de federale wetenschappelijke instellingen1, en dienen aanzien te worden als maximale geïndexeerde bruto jaarwedden voor het opgegeven jaar, rekening houdend met de ramingen door de FOD Economische Zaken. Om het totaal van de personeelskosten te berekenen moeten deze wedden globaal verhoogd worden met 52 % andere loonkosten (zie ook bijlage 5). Voor personeel van andere instellingen dan de federale wetenschappelijke instellingen, dient het in de tabel vernoemde barema te worden gekozen dat het best overeenstemt met de diploma’s en voorwaarden die hieronder weergegeven zijn. Barema
SW11
Titel voor personeel federale wetenschappelijke instellingen Assistent-stagiair of assistent (<2 j. erkende wetenschappelijke anciënniteit bij indiensttreding) Assistent-stagiair of assistent
SW21
Eerstaanwezend assistent
SW10
A11
Attaché
BT1
Technisch deskundige
CT1
Technisch assistent
DT2
Technisch medewerker
1
Overeenkomstige diploma’s en voorwaarden master, licentiaat, apotheker, arts, bioingenieur, burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur, dierenarts, … master, licentiaat, apotheker, arts, bioingenieur, burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur, dierenarts, … doctor met ≥ 4 j. wetenschappelijke anciënniteit master, licentiaat, apotheker, arts, bioingenieur, burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur, dierenarts, … bachelor, kandidaat, graduaat, technisch ingenieur getuigschrift hoger secundair onderwijs, diploma of getuigschrift technisch secundair onderwijs geen vereisten
Koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen Koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijke personeel van de federale wetenschappelijk instellingen Koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, officieuze coördinatie van 30 maart 2010, terug te vinden via de link http://www.fedweb.belgium.be/nl/binaries/19371002_%20KB%20_statuut_tcm120-9641.pdf Koninklijk besluit van 5 juli 2010 houdende wijzigingen van verscheidene bepalingen betreffende het geldelijk statuut van personeelsleden van de federale overheidsdiensten.
47
BAREMA'S (KB 25/2/2008 en 5/7/2010)
2013 Index Anciënn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
SW10 1,5949
SW11 1,5949
SW21 1,5949
A11 1,5949
BT1 1,5949
CT1 1,5949
DT2 1,5949
34.896,41 35.606,14 36.315,87 37.025,60 37.735,33 38.445,06 39.154,80 39.864,53 40.574,26 41.283,99 41.993,72 42.703,45 43.413,18 44.122,91 44.832,64 45.542,37 46.252,10 46.961,83 47.671,56 48.381,29 49.091,02 49.800,75 50.510,48 51.220,21 51.929,94 52.639,67 53.349,41 54.059,14
41.276,01 42.189,89 43.103,77 44.017,65 44.931,52 45.845,40 46.759,28 47.673,16 48.587,03 49.500,91 50.414,79 51.328,67 52.242,54 53.156,42 54.070,30 54.984,18 55.898,06 56.811,93 57.725,81 58.687,54 59.553,57 60.467,44 61.381,32 62.295,20 63.209,08 64.122,95 65.036,83 65.950,71
50.845,41 51.818,30 52.791,19 53.764,08 54.736,97 55.709,86 56.682,75 57.655,64 58.628,52 59.601,41 60.574,30 61.547,19 62.520,08 63.492,97 64.465,86 65.438,75 66.411,64 67.384,53 68.357,41 69.330,30 70.303,19 71.276,08 72.248,97 73.221,86 74.194,75 75.167,64 76.140,53 77.113,42
34.896,41 35.606,14 36.315,87 37.025,60 37.735,34 38.445,07 39.154,80 39.864,52 40.574,25 41.283,99 41.993,72 42.703,45 43.413,18 44.122,90 44.832,64 45.542,37 46.252,10 46.961,83 47.671,56 48.381,30 49.091,02 49.800,75 50.510,48 51.220,21 51.929,95 52.639,68 53.349,41 54.059,13
26.800,70 27.204,21 27.607,72 28.011,23 28.011,23 28.478,53 28.478,53 29.102,14 29.102,14 30.175,51 30.175,51 31.248,87 31.248,87 32.245,69 32.245,69 33.242,50 33.242,50 34.239,31 34.239,31 35.236,12 35.236,12 36.232,94 36.232,94 37.229,75 37.229,75 38.226,56 38.226,56 39.223,37 39.223,37 40.220,19
22.765,12 23.191,45 23.617,79 24.044,12 24.044,12 24.612,45 24.612,45 25.180,77 25.180,77 26.175,38 26.175,38 27.169,97 27.169,97 28.164,56 28.164,56 29.159,16 29.159,16 30.153,75 30.153,75 31.148,35 31.148,35 32.142,95 32.142,95 33.137,54 33.137,54 34.132,13 34.132,13 35.126,74 35.126,74 36.121,33
21.161,36 21.384,79 21.608,22 21.831,65 21.831,65 22.184,55 22.184,55 22.537,45 22.537,45 22.890,36 22.890,36 23.243,26 23.243,26 23.596,16 23.596,16 24.152,86 24.152,86 24.709,56 24.709,56 25.266,26 25.266,26 25.822,96 25.822,96 26.379,66 26.379,66 26.936,36 26.936,36 27.493,06 27.493,06 28.049,76
Op de volgende bladzijden worden de ramingen (onder voorbehoud van aanpassing van de betrokken aanbevelingen) weergegeven voor de periode 2014 – 2017.
48
2014 Index Anciënn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
SW10 1,6129
SW11 1,6129
SW21 1,6129
A11 1,6129
BT1 1,6129
CT1 1,6129
DT2 1,6129
35.290,25 36.007,99 36.725,73 37.443,47 38.161,21 38.878,95 39.596,70 40.314,44 41.032,18 41.749,92 42.467,66 43.185,40 43.903,14 44.620,88 45.338,62 46.056,36 46.774,10 47.491,84 48.209,58 48.927,32 49.645,06 50.362,80 51.080,54 51.798,28 52.516,02 53.233,76 53.951,51 54.669,25
41.741,85 42.666,04 43.590,24 44.514,43 45.438,62 46.362,81 47.287,00 48.211,19 49.135,39 50.059,58 50.983,77 51.907,96 52.832,15 53.756,34 54.680,54 55.604,73 56.528,92 57.453,11 58.377,30 59.349,88 60.225,69 61.149,88 62.074,07 62.998,26 63.922,45 64.846,64 65.770,84 66.695,03
51.419,25 52.403,12 53.386,99 54.370,86 55.354,73 56.338,60 57.322,47 58.306,34 59.290,20 60.274,07 61.257,94 62.241,81 63.225,68 64.209,55 65.193,42 66.177,29 67.161,16 68.145,03 69.128,89 70.112,76 71.096,63 72.080,50 73.064,37 74.048,24 75.032,11 76.015,98 76.999,85 77.983,72
35.290,25 36.007,99 36.725,73 37.443,47 38.161,22 38.878,96 39.596,70 40.314,43 41.032,17 41.749,92 42.467,66 43.185,40 43.903,14 44.620,87 45.338,62 46.056,36 46.774,10 47.491,84 48.209,58 48.927,33 49.645,06 50.362,80 51.080,54 51.798,28 52.516,03 53.233,77 53.951,51 54.669,24
27.103,17 27.511,24 27.919,30 28.327,36 28.327,36 28.799,94 28.799,94 29.430,58 29.430,58 30.516,07 30.516,07 31.601,55 31.601,55 32.609,61 32.609,61 33.617,67 33.617,67 34.625,74 34.625,74 35.633,80 35.633,80 36.641,86 36.641,86 37.649,92 37.649,92 38.657,99 38.657,99 39.666,05 39.666,05 40.674,11
23.022,05 23.453,19 23.884,34 24.315,48 24.315,48 24.890,22 24.890,22 25.464,96 25.464,96 26.470,79 26.470,79 27.476,61 27.476,61 28.482,42 28.482,42 29.488,25 29.488,25 30.494,07 30.494,07 31.499,89 31.499,89 32.505,71 32.505,71 33.511,53 33.511,53 34.517,35 34.517,35 35.523,18 35.523,18 36.528,99
21.400,18 21.626,13 21.852,09 22.078,04 22.078,04 22.434,92 22.434,92 22.791,81 22.791,81 23.148,70 23.148,70 23.505,58 23.505,58 23.862,47 23.862,47 24.425,45 24.425,45 24.988,43 24.988,43 25.551,42 25.551,42 26.114,40 26.114,40 26.677,38 26.677,38 27.240,36 27.240,36 27.803,35 27.803,35 28.366,33
49
2015 Index Anciënn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
SW10 1,6309
SW11 1,6309
SW21 1,6309
A11 1,6309
BT1 1,6309
CT1 1,6309
DT2 1,6309
35.684,09 36.409,84 37.135,59 37.861,34 38.587,09 39.312,84 40.038,60 40.764,35 41.490,10 42.215,85 42.941,60 43.667,35 44.393,10 45.118,85 45.844,60 46.570,35 47.296,10 48.021,85 48.747,60 49.473,35 50.199,10 50.924,85 51.650,60 52.376,35 53.102,10 53.827,85 54.553,61 55.279,36
42.207,69 43.142,20 44.076,70 45.011,21 45.945,71 46.880,22 47.814,73 48.749,23 49.683,74 50.618,24 51.552,75 52.487,25 53.421,76 54.356,27 55.290,77 56.225,28 57.159,78 58.094,29 59.028,79 60.012,23 60.897,81 61.832,31 62.766,82 63.701,32 64.635,83 65.570,33 66.504,84 67.439,35
51.993,09 52.987,94 53.982,79 54.977,64 55.972,49 56.967,34 57.962,19 58.957,04 59.951,88 60.946,73 61.941,58 62.936,43 63.931,28 64.926,13 65.920,98 66.915,83 67.910,68 68.905,53 69.900,37 70.895,22 71.890,07 72.884,92 73.879,77 74.874,62 75.869,47 76.864,32 77.859,17 78.854,02
35.684,09 36.409,84 37.135,59 37.861,34 38.587,10 39.312,85 40.038,60 40.764,34 41.490,09 42.215,85 42.941,60 43.667,35 44.393,10 45.118,84 45.844,60 46.570,35 47.296,10 48.021,85 48.747,60 49.473,36 50.199,10 50.924,85 51.650,60 52.376,35 53.102,11 53.827,86 54.553,61 55.279,35
27.405,64 27.818,26 28.230,88 28.643,49 28.643,49 29.121,35 29.121,35 29.759,03 29.759,03 30.856,63 30.856,63 31.954,22 31.954,22 32.973,54 32.973,54 33.992,85 33.992,85 35.012,16 35.012,16 36.031,47 36.031,47 37.050,79 37.050,79 38.070,10 38.070,10 39.089,41 39.089,41 40.108,72 40.108,72 41.128,04
23.278,98 23.714,93 24.150,89 24.586,84 24.586,84 25.168,00 25.168,00 25.749,15 25.749,15 26.766,20 26.766,20 27.783,25 27.783,25 28.800,29 28.800,29 29.817,34 29.817,34 30.834,38 30.834,38 31.851,43 31.851,43 32.868,48 32.868,48 33.885,52 33.885,52 34.902,56 34.902,56 35.919,61 35.919,61 36.936,66
21.639,01 21.867,48 22.095,96 22.324,43 22.324,43 22.685,30 22.685,30 23.046,17 23.046,17 23.407,04 23.407,04 23.767,90 23.767,90 24.128,77 24.128,77 24.698,04 24.698,04 25.267,31 25.267,31 25.836,57 25.836,57 26.405,84 26.405,84 26.975,10 26.975,10 27.544,37 27.544,37 28.113,63 28.113,63 28.682,90
50
2016 Index Anciënn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
SW10 1,6489
SW11 1,6489
SW21 1,6489
A11 1,6489
BT1 1,6489
CT1 1,6489
DT2 1,6489
36.077,93 36.811,69 37.545,45 38.279,21 39.012,97 39.746,73 40.480,50 41.214,26 41.948,02 42.681,78 43.415,54 44.149,30 44.883,06 45.616,82 46.350,58 47.084,34 47.818,10 48.551,86 49.285,62 50.019,38 50.753,14 51.486,90 52.220,66 52.954,42 53.688,18 54.421,94 55.155,71 55.889,47
42.673,53 43.618,35 44.563,17 45.507,99 46.452,81 47.397,63 48.342,45 49.287,27 50.232,09 51.176,91 52.121,73 53.066,55 54.011,37 54.956,19 55.901,01 56.845,83 57.790,65 58.735,47 59.680,29 60.674,57 61.569,93 62.514,75 63.459,57 64.404,39 65.349,20 66.294,02 67.238,84 68.183,66
52.566,93 53.572,76 54.578,59 55.584,42 56.590,25 57.596,08 58.601,91 59.607,74 60.613,56 61.619,39 62.625,22 63.631,05 64.636,88 65.642,71 66.648,54 67.654,37 68.660,20 69.666,03 70.671,85 71.677,68 72.683,51 73.689,34 74.695,17 75.701,00 76.706,83 77.712,66 78.718,49 79.724,32
36.077,93 36.811,69 37.545,45 38.279,21 39.012,98 39.746,74 40.480,50 41.214,25 41.948,01 42.681,78 43.415,54 44.149,30 44.883,06 45.616,81 46.350,58 47.084,34 47.818,10 48.551,86 49.285,62 50.019,39 50.753,14 51.486,90 52.220,66 52.954,42 53.688,19 54.421,95 55.155,71 55.889,46
27.708,11 28.125,29 28.542,46 28.959,63 28.959,63 29.442,75 29.442,75 30.087,47 30.087,47 31.197,19 31.197,19 32.306,90 32.306,90 33.337,46 33.337,46 34.368,02 34.368,02 35.398,58 35.398,58 36.429,15 36.429,15 37.459,71 37.459,71 38.490,27 38.490,27 39.520,83 39.520,83 40.551,40 40.551,40 41.581,96
23.535,90 23.976,67 24.417,44 24.858,20 24.858,20 25.445,77 25.445,77 26.033,34 26.033,34 27.061,62 27.061,62 28.089,89 28.089,89 29.118,15 29.118,15 30.146,43 30.146,43 31.174,70 31.174,70 32.202,96 32.202,96 33.231,24 33.231,24 34.259,51 34.259,51 35.287,78 35.287,78 36.316,05 36.316,05 37.344,32
21.877,84 22.108,83 22.339,82 22.570,82 22.570,82 22.935,67 22.935,67 23.300,52 23.300,52 23.665,38 23.665,38 24.030,23 24.030,23 24.395,08 24.395,08 24.970,63 24.970,63 25.546,18 25.546,18 26.121,73 26.121,73 26.697,27 26.697,27 27.272,82 27.272,82 27.848,37 27.848,37 28.423,92 28.423,92 28.999,47
51
2017 Index Anciënn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
SW10 1,6669
SW11 1,6669
SW21 1,6669
A11 1,6669
BT1 1,6669
CT1 1,6669
DT2 1,6669
36.471,77 37.213,54 37.955,31 38.697,08 39.438,85 40.180,62 40.922,40 41.664,17 42.405,94 43.147,71 43.889,48 44.631,25 45.373,02 46.114,79 46.856,56 47.598,33 48.340,10 49.081,87 49.823,64 50.565,41 51.307,18 52.048,95 52.790,72 53.532,49 54.274,26 55.016,03 55.757,81 56.499,58
43.139,37 44.094,51 45.049,64 46.004,77 46.959,91 47.915,04 48.870,17 49.825,31 50.780,44 51.735,58 52.690,71 53.645,84 54.600,98 55.556,11 56.511,24 57.466,38 58.421,51 59.376,64 60.331,78 61.336,92 62.242,05 63.197,18 64.152,31 65.107,45 66.062,58 67.017,71 67.972,85 68.927,98
53.140,77 54.157,58 55.174,39 56.191,20 57.208,01 58.224,82 59.241,63 60.258,44 61.275,24 62.292,05 63.308,86 64.325,67 65.342,48 66.359,29 67.376,10 68.392,91 69.409,72 70.426,53 71.443,33 72.460,14 73.476,95 74.493,76 75.510,57 76.527,38 77.544,19 78.561,00 79.577,81 80.594,62
36.471,77 37.213,54 37.955,31 38.697,08 39.438,86 40.180,63 40.922,40 41.664,16 42.405,93 43.147,71 43.889,48 44.631,25 45.373,02 46.114,78 46.856,56 47.598,33 48.340,10 49.081,87 49.823,64 50.565,42 51.307,18 52.048,95 52.790,72 53.532,49 54.274,27 55.016,04 55.757,81 56.499,57
28.010,58 28.432,31 28.854,04 29.275,76 29.275,76 29.764,16 29.764,16 30.415,92 30.415,92 31.537,75 31.537,75 32.659,57 32.659,57 33.701,38 33.701,38 34.743,20 34.743,20 35.785,01 35.785,01 36.826,82 36.826,82 37.868,63 37.868,63 38.910,45 38.910,45 39.952,26 39.952,26 40.994,07 40.994,07 42.035,88
23.792,83 24.238,40 24.683,99 25.129,56 25.129,56 25.723,55 25.723,55 26.317,53 26.317,53 27.357,03 27.357,03 28.396,53 28.396,53 29.436,02 29.436,02 30.475,52 30.475,52 31.515,01 31.515,01 32.554,50 32.554,50 33.594,01 33.594,01 34.633,50 34.633,50 35.672,99 35.672,99 36.712,49 36.712,49 37.751,99
22.116,66 22.350,18 22.583,69 22.817,21 22.817,21 23.186,05 23.186,05 23.554,88 23.554,88 23.923,72 23.923,72 24.292,55 24.292,55 24.661,39 24.661,39 25.243,22 25.243,22 25.825,05 25.825,05 26.406,88 26.406,88 26.988,71 26.988,71 27.570,54 27.570,54 28.152,37 28.152,37 28.734,21 28.734,21 29.316,04
52
Bijlage 7 Te gebruiken schema voor de budgettaire informatie2, 3 4.1.
Personeelskosten
0 Anciënn. j. m.
4.1.1.
Dienst van X (Affiliatie)
4.1.1.1.
N. Bursaal
4.1.1.2.
N. Barema
0 02.00
02.36
…
04.00 05.00
04.12 05.06
… …
4.1.1.3.
- dubbel verlofgeld - patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) - eindejaarstoelage - andere
4.1.2.
Dienst van Y (Affiliatie)
4.1.2.1.
N. Barema
4.1.2.2.
…
0 04.00 05.00
- dubbel verlofgeld - patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) - eindejaarstoelage - andere
2
04.12 05.06
… … …
De benamingen van de artikels weergegeven in deze template dienen uitsluitend als voorbeeld ; deze kunnen naar behoefte worden aangepast. 3 De bedragen weergegeven in het budget moeten in detail verantwoord worden.
53
4.2.
Werkingskosten
4.2.1.
Dienst van X (Affiliatie)
4.2.1.1. 4.2.1.2. 4.2.1.2.1. 4.2.1.2.2. 4.2.1.2.3. 4.2.1.2.4. …
Courante werkingskosten (forfaitair) Specifieke werkingskosten Reagentia voor PCR … … …
4.2.2.
Dienst van Y (Affiliatie)
4.2.2.1. 4.2.2.2. 4.2.2.2.1. 4.2.2.2.2. 4.2.2.2.3.
Courante werkingskosten (forfaitair) Specifieke werkingskosten Aankoop planten Celculturen …
0 0 … 0 … … … … 0 … 0 … … …
… 4.3.
Apparatuurkosten
4.3.1.
Dienst van X (Affiliatie)
4.3.1.1.
…
4.3.2.
Dienst van Y (Affiliatie)
4.3.2.1.
…
4.4.
Algemene kosten
4.4.1.
Dienst van X (Affiliatie)
4.4.1.1. 4.4.1.2.
Overheadkosten Publicaties
4.4.2.
Dienst van Y (Affiliatie)
4.4.2.1. 4.4.2.2.
Overheadkosten …
0 0 … 0 … 0 0 … … 0 … …
Eigen inbreng aanduiden met * TOTAAL
0
54
Bijlage 8 Te gebruiken overzichtstabel voor de budgettaire informatie
Type kosten Personeel Werking Apparatuur Algemeen
Identificatie Coördinator
Identificatie Copromotor 1
Totaal per partner Eigen inbreng % eigen inbreng Toelage FOD
55
Identificatie Copromotor 2
Identificatie Copromotor 3
Totaal per post
Copyright: Larisa Lofitskaya - fotolia.fr Melissa Schalke - fotolia.fr Aleksandar Jovanovic - fotolia.fr Monika Lassaud - fotolia.fr
Marc De Win, Adviseur-generaal Dominique Vandekerchove, Celhoofd Diensten van de Voorzitter – Cel Contractueel Onderzoek Tel: 02 525 09 41 Fax: 02 525 09 77 Mail:
[email protected] www.health.belgium.be/CO_RC
V.U. : Dr. Dirk Cuypers. Victor Hortaplein, 40 bus 10, 1060 - Brussel
Contact: