Contactblad oktober 2015 Hierbij nodigen wij u uit voor onze clubavond op maandag 19 oktober 2015. Wijkcentrum “De Groene Hoven” Koninginnelaan 280 Apeldoorn. Aanvang 20.00 uur. Agenda: 1. Opening. 2. Verslag vorige vergadering. 3. Ingekomen post. 4. Mededelingen en verzoeken. 5. Informatie Tentoonstelling 2015 6. Rondvraag. 7. Vogelbespreking. 8. Sluiting.
Vogelvoer bestellen, Rik bellen! Telefoon: 055 - 5221306 of 06 - 14697133 Iedere dinsdagavond kunt U voer halen in onze berging, Buys Ballotstraat 78 Apeldoorn (bij sportzaal) Geopend van 18.30-19.30 uur. Ook tijdens de vogelmarkten op de 1e zaterdag van de maand in: "De Groene Hoven"
DE ROODRUGPARKIET. De Psephotussoorten vormen een overgangsstadium tussen de Neophema-soorten en de verschillende Rosella's. Ze bewonen veel drogere klimaatzones en dat brengt enkele verschillen in lichaamsbouw en leefwijze met zich mee. De roodrugparkiet behoort tot de meest voorkomende parkieten van Oost Australie. Het is een echte cultuurvolger, die in de akkers en tuinen meer voorkomt als in zijn oorspronkelijk leefgebied.In sommige nederzettingen hangt men nestkasten op voor de parkieten om te voorkomen dat de europese spreeuwen en huismussen hem uit zijn nestholte verdrijven. De roodrugparkiet werd voor het eerst in 1858 in Europa, in de Londense dierentuin, ingevoerd. Het was ook de Londense dierentuin waar de roodrugparkiet (ook wel roodstuitparkiet genoemd) voor het eerst met succes werd gekweekt. De eerste kweekresultaten in Nederland dateren van 1865.
1
Ondersoort(en) en verspreidingsgebied Bij de roodrugparkiet worden twee ondersoorten onderscheiden. Psephotus haematonotus haematonotus – Roodrugparkiet De roodrugparkiet komt voor in zuidoost Australië met uitzondering van het Cooper-Creek gebied. Verder komt hij voor in het noordoosten van Zuid Australië en in het zuidwesten van Queensland. Psephotus haematonotus caeruleus - Bleke roodrugparkiet De bleke roodrugparkiet komt voor in het Cooper Creek gebied, het noordoosten van Zuid Australië en het zuidwesten van Queensland. De natuurlijke leefomgeving van roodrugparkieten is open beboste savannen. Meestal in de nabijheid van water. Hier brengen ze een groot deel van de tijd door op de grond op zoek naar voedsel. Graszaden zijn hun hoofdvoedsel maar ook verschillende onkruidzaden worden graag genuttigd. Opvallend is dat ze vaak pas op het laatste moment wegvliegen als ze benaderd worden. In de loop van de tijd is een deel van hun verspreidingsgebied bewoond en bebouwd geraakt. Roodrugparkieten hebben zich prima aan deze omstandigheden kunnen aanpassen en zijn dan ook doorgedrongen tot in de tuinen, parken en het bouwland van de bewoners. Gewoonlijk worden ze paarsgewijs of in kleine groepen aangetroffen. In de winter echter komen zwermen van 100 vogels en meer voor.
Uiterlijke kenmerken en geslachtonderscheid Roodrugparkiet - Psephotus haematonotus haematonotus Formaat: 27 cm. Gewicht: 60 – 70 gram. Man: De hoofdkleur is overwegend groen. De kop en hals zijn blauwachtig groen van kleur terwijl de borst meer geelgroen is. De buik is geel en de vleugels zijn blauwachtig groen met op de voorste vleugeldekveren een gele vlek. De stuit is rood. De onderstaartdekveren zijn witachtig terwijl de buitenste staartveren blauwachtig groen van kleur zijn. De snavel is zwart en de poten zijn grijs. Pop: De hoofdkleur is overwegend olijfgroen. De onderzijde van de borst en de buik zijn meer bleek olijfgroen van kleur. Buik- en vleugeldekveren bezitten zwarte randjes. Op de vleugelboog bevinden zich enkele blauwe veertjes. In vergelijking met de man ontbreekt het rood op de rug en het heldere geel op de buik en vleugels. Jongen: De jongen zijn in het geheel matter van kleur. De geslachten zijn reeds in het nest te onderscheiden, doordat de mannetjes een intensievere groene kopkleur bezitten en ook al rood op de rug vertonen. In een enkel geval willen popjes ook wel eens wat rood laten zien in de rugveren. In het algemeen zal het geslachtsonderscheid van de jongen echter geen problemen opleveren. Op een leeftijd van 6 – 7 maanden zijn de jongen volledig op kleur. Bleke roodrugparkiet - Psephotus haematonotus caeruleus Formaat: 25 cm. Man: Kleur gelijk aan de nominaatvorm, echter in het geheel veel bleker en meer blauwachtig van kleur. Het rood op de rug is bij deze soort veel bleker, meer oranje rood, van kleur. Pop: Gelijk aan psepthotus h.haematonotus alleen duidelijk bleker en meer grijs van kleur. Jongen: Gelijk aan de jongen van de psepthotus h.haematonotus.
Gedrag en voeding
2
Roodrugparkieten zijn overwegend rustige, stille vogels. Verder zijn het sterke vogels die geen bijzondere eisen aan de verzorging stellen. In de natuur bestaat de voeding in de eerste plaats uit graszaden, maar ook zaden van andere planten worden opgenomen. In dichtbevolkte gebieden voedt de roodrugparkiet zich meestal met onkruidzaden en allerlei zaden en vruchten van de akkerplanten. In tegenstelling tot de Rosella plundert de Roodrugparkiet nimmer de korenvelden. Hij zoekt zijn voedsel in de onkruidplanten op de grond. Ze zijn dan ook uitermate geschikt voor de beginnende liefhebber. Zowel man als pop laten een zacht melodieus gezang horen. In Duitsland worden ze daarom singsittich genoemd. Buiten de broedtijd kunnen ze samen met andere vogels worden gehouden. Soortgenoten in eenzelfde verblijf kunnen ze echter niet verdragen. Het zijn weinig schuwe vogels die ons klimaat prima kunnen verdragen. De beste kweekresultaten worden verkregen wanneer de vogels in aparte volières worden gehouden. Belangrijk om te weten is dat roodrugparkieten ideale pleegouders zijn voor andere sierparkieten. Door kwekers van met name de duurdere soorten Australische parkieten, wordt hier vaak dankbaar gebruik van gemaakt.
Broedproces in het wild Roodrugparkieten broeden overwegend in eucalyptusbomen. Het broedseizoen loopt van augustus tot december. Als er vroeg in het seizoen al veel regen valt beginnen de vogels in het noordelijke en westelijke verspreidingsgebied reeds in mei te broeden. De nestholten kunnen zowel vlak boven de grond als hoog in de bomen worden aangetroffen. Soms liggen de nestholten maar enkele centimeters onder de ingang maar ook nestholten met een diepte van 2 meter komen voor. Ook broedt de roodrugparkiet wel in verlaten nesten van andere vogels, in broedgangen van bijeneters en onder de strodaken van schuren. De pop legt 4 – 7 witte eieren. De eieren worden om de dag gelegd en alleen door de pop bebroed. Tijdens het broeden wordt de pop door de man gevoerd. Hij doet dit buiten de nestholte. De broedduur is 19 dagen. De jongen vliegen na ruim ongeveer 30 dagen uit en worden dan nog 2 tot 3 weken door beide oudervogels (bij)gevoerd alvorens ze zelfstandig zijn. Na het uitvliegen sluiten de jongen zich samen met hun ouders aan bij andere groepen roodrugparkieten om gemeenschappelijk op zoek te gaan naar voedsel.
Broedproces in de volière Roodrugparkieten zijn op een leeftijd van 1 jaar geslachtsrijp en kunnen dan ook al ingezet worden voor de kweek. Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een afmeting van 40 cm hoog, een bodemoppervlak van 15 x 15 cm. en een invlieggat van Æ 6 cm. Het is verstandig meerdere nestblokken te verstrekken zodat de vogels zelf hun keuze kunnen maken. Als nestmateriaal kan gebruik worden gemaakt van rottend hout, houtspaanders en of zaagsel welke vermengd wordt met potgrond of turf. De nestblokken kunnen begin maart in de volière worden opgehangen. De pop legt 4 tot 7 eitjes die om de dag worden gelegd. De eitjes worden alleen door de pop bebroed. Meestal begint de pop bij het 3 e eitje te broeden. Tijdens het broeden komt de pop regelmatig uit het broedblok om zich te laten voeren door de man. Het eerste jong wordt na ongeveer 19 - 20 dagen geboren. In de eerste week worden de jongen alleen door de pop gevoerd, daarna helpt ook de man bij het voeren van de jongen. De vogels laten over het algemeen nestcontroles gemakkelijk toe. De jongen moeten op een leeftijd van ca. 7 dagen worden geringd met ringmaat 4,5 mm. Na ca. 10 dagen zijn bij de jongen de staart- en vleugelpennen zichtbaar en na 20 dagen zitten ze voor ongeveer 75% in de veren. Het eerste jong verlaat meestal tussen de 30e en 35e dag het nest. Twee tot drie weken nadat de jongen zijn uitgevlogen zijn ze zelfstandig en kunnen ze bij de ouders vandaan gehaald worden.
Mutaties Bij de roodrugparkiet kennen we inmiddels de volgende mutaties. Opaline - vererft geslachtsgebonden recessief Cinnamon - vererft geslachtsgebonden recessief Fallow - vererft geslachtsgebonden recessief
3
Ino (albino en lutino) Pastel Blauw Zeegroen Bont Donkerfactor
- vererft geslachtsgebonden recessief - vererft autosomaal recessief - vererft autosomaal recessief - vererft autosomaal recessief - vererft autosomaal recessief - vererft autosomaal dominant
Bronnen Klaus Immelman en A. van Kooten
JAPANSE MEEUW Lonchura striata domestica De Japanse meeuw is in de 18de eeuw door Japanse vogelkwekers gekweekt uit Chinese voorouders, waarschijnlijk spitsstaartbronzemannetjes en andere vogels uit het Lonchura-geslacht. De Japanse meeuw komt dus niet in de natuur voor. Het is een rustige en sterke vogel die inmiddels in veel kleurmutaties voorkomt en zodoende ook een gewaardeerde tentoonstellingsvogel is. Grootte 11 - 12 centimeter Geslachtsonderscheid Japanse meeuwen hebben geen uiterlijke geslachtskenmerken, maar het mannetje zingt als enige. De zang stelt overigens weinig voor. Sociale eigenschappen Japanse meeuwen kunnen prima met andere kleinere vogels in een gezelschapsvolière gehouden worden. Japanse meeuwen zijn erg bescheiden en kunnen zich laten verdringen door brutalere soorten zoals zebravinken of diamantvinken. U kunt ook meerdere koppels Japanse meeuwen houden, alleen komt er dan weinig van broeden terecht omdat de vogels met zijn allen in een nestkast zullen kruipen. Huisvesting Japanse meeuwen zijn uitstekend te houden in een volière of (broed)kooi voor kanaries. Zorg voor houten zitstokken die variëren in dikte, om te voorkomen dat hun nagels te lang worden en geknipt moeten worden. Biedt ze ook regelmatig een badje aan. In een buitenvolière is een onverwarmd maar tochtvrij nachthok voldoende. Voeding
4
Japanse meeuwen eten hoofdzakelijk een zaadmengsel voor tropische vogels, aangevuld meteivoer en groenvoer. Ze moeten altijd de beschikking over grit, maagkiezel en sepia hebben. Tevens eten ze graag wat kiemzaad in de broedperiode. Kweken Japanse meeuwen zijn gemakkelijk te kweken, het zijn zelfs zulke goede ouders dat ze vaak gebruikt zijn om andere vogels, zoals gouldamadines, groot te brengen. Japanse meeuwen geven de voorkeur aan een halfopen nestkastje van 12*12*12 cm, het broedkoppel zal hierin een nest maken van het beschikbare nestmateriaal. Het popje legt vijf tot zeven eitjes en vanaf het vierde eitje zullen de pop en man afwisselend broeden, 's nachts zullen ze samen op het nest zitten. Na 14 dagen komen de eitjes uit en zullen de beide ouders de jongen voeren. Na drie weken vliegen de jongen uit, maar ze zullen 's nachts nog wel samen met hun ouders op het nest slapen. Om te voorkomen dat de ouders direct weer met een nieuw nest beginnen doet u er verstandig aan het nestje na een week weg te halen. Als de jongen helemaal zelfstandig eten - meestal wanneer ze 5 weken oud zijn - kunnen ze van hun ouders gescheiden worden. Na drie maanden zijn de jongen al helemaal op kleur. Hoewel de jongen al veel eerder broedrijp zijn, kunt u het beste minimaal negen maanden wachten voor u ze voor de kweek inzet. Houdt er bij het koppelen van Japanse meeuwen rekening mee dat u geen kuif * kuif selecteert omdat een deel van de jongen mogelijk niet levensvatbaar zal zijn. Kweek ook niet generaties lang wit * wit omdat deze vogels vaak zwakker zijn en vaker last van staar hebben. Bijzonderheden Japanse meeuwen worden meestal zo'n 5 tot 6 jaar oud, maar er zijn ook uitzonderingen van 10 jaar oud bekend. Het is zelfs mogelijk om een nest te laten uitbroeden en grootbrengen door twee mannetjes of popjes. In het Japans heten devogels 'Jushimatsu', dat 'tien zusters' betekent en waarschijnlijk duidt op hun goede vruchtbaarheid. Met dank aan Jeroen Subert van Voiliere vogels. De GOUDVINK Er zijn verschillende soorten Goudvinken die voorkomen in Europa en Azië. De Goudvink (Pyrrhulla pyrrhulla) kan 14 tot 18 cm groot worden . De man heeft een rode borst , terwijl de pop een bruine borst heeft. Dit is de wildkleur er zijn meerdere mutaties gekweekt o.a bruin, pastel, gepareld en combinaties hiervan. In een grote volière aangeplant met dennetjes en andere struiken zal de Goudvink goed gedijen. De Goudvink kan goed met andere vogels overweg en als hij droog en uit de felle wind kan zitten kan hij buiten overwinteren. Als je met de Goudvinken wilt kweken kun je dit het besten doen in kleine volières van ong. 2m hoog , 1m breed en 1,50 diep, die van boven met doorzichtige golfplaatjes afgedekt zijn. De Goudvink broed in een groot zgn. kanarie kastje of kapelletje op 4 tot 6 eitjes 12 tot 14 dagen, komen de eitjes uit dit is goed te zien wand dan liggen de eieren dopjes op de grond hoofdzakelijk broedt het wijfje. Beide vogels verzorgen de jongen, die na 12-16 dagen uitvliegen Na 5 à 6 dagen houd de pop nachts de jongen niet meer warm !! Dus begin niet te vroeg met broeden !! Als het nachts niet te koud is ( half April) zet ze dan pas bij elkaar Als de man de pop tijdens het broeden lastig valt, zet de man dan apart in een TT kooi, maar wel zo dat de pop de man ziet. Bestel tijdig ringen en ring de vogels +/- na 5dagen Het nestje wordt gemaakt van kokosvezel, als de jongen uitkomen kan je het beste het zaad uit de kooi weghalen en geef alleen eivoer aangevuld met buffalowormtjes, pinky’s, miereneitjes, want de jonge Goudvinken hebben zeer veel behoefte aan dierlijke eiwitten.
5
De Goudvink houdt zijn nest heel schoon, dus je kunt de ringen, maat 3.0 het beste met een ventielslang bedekken. Na een week begin je met het geven van kiemzaad en het normale zaadmengsel. Blijf wel eivoer en dierlijke eiwitten geven. Een goed koppel, kan makkelijk 2 tot 3 legsels per jaar grootbrengen. Voeding: een goed zaadmengsel voor Goudvinken aangevuld met onkruidzaad, graszaad, vruchtjes van vuur, mei en sleedoorn. Paarde bloemknoppen stimuleert de broeddrift. Eivoer aangevuld met dierlijke eiwitten. Natuurlijk mogen maagkiezel en grit niet ontbreken. Succes, Vogelaar
DE WULP,
De Wulp is de grootste in Nederland voorkomende steltloper, met lange gebogen snavel. De vlucht is langzaam. Buiten de broedtijd worden wulpen in groepen gezien in weilanden en slikachtige gebieden. Met hun lange kromme snavel kunnen ze diep in de grond wormen en andere bodemdiertjes wegpikken. Het verenkleed is licht van kleur met donkerbruine verticale strepen over het gehele lichaam. In tegenstelling tot de regenwulp (lijkt veel op de wulp) heeft de wulp een vrij egale kop; een donkere oogstreep ontbreekt. In de vlucht is de witte stuit en onderrug goed zichtbaar. Hij heeft een onmiskenbaar; lang en gelijkmatig omlaag gebogen snavel, alsof doorgezakt onder het eigen gewicht. De wulp wijst met zijn snavel naar zijn 'gulp' luidt het ezelsbruggetje. De wulp is een onmiskenbare grote bruine vogel met lange omlaag gebogen snavel. Wulpen zijn vooral te zien in het oosten van het land: Drenthe, Overijssel en Noord-Brabant herbergen het leeuwendeel van de Nederlandse wulpen. Ook de Waddeneilanden huisvesten veel wulpen. Het geluid van de wulp is zeer kenmerkend en wie het eenmaal kent zal het niet snel vergeten. Het is een mysterieus aanzwellend geluid, dat vooral in de ochtend- en avondstilte bijzonder ver kan dragen. De wulp is een typische en wijd verspreide palearctische vogelsoort die voorkomt in het boreale en gematigde klimaatgebied. Finland en het Verenigd Koninkrijk herbergen de grootste aantallen, maar ook Nederland is een belangrijk land voor de Wulp; ondanks de geringe grootte van het land staat het toch op de 4e plaats op de rang Wulpen broeden in diverse open tot tamelijk gesloten biotopen van kwelders, graslanden, hoogvenen van taiga's, duinen, akkers en heidevelden. In Nederland broeden wulpen tegenwoordig vooral in graslanden, waar voorheen heideterreinen de voorkeur handen. Na de broedperiode foerageren wulpen in groepen langs de kust en in het binnenland op weilanden. lijst der belangrijkste wulpenlanden. Vogelbescherming Nederland.
DENK AAN HET INSCHRIJVEN VOOR DE TENTOONSTELLING. KAN NOG T/M 8 OKTOBER.
6