Colofon, oktober 2008 De Nieuwsbrief Basisinkomen is een uitgave van de Vereniging van Vriendinnen en Vrienden van een Basisinkomen. Deze nieuwsbrief verschijnt ca. 3x maal per jaar. Meer en ook actuele informatie kunt u vinden op onze website: www.basisinkomen.nl. Overname van artikelen met bronvermelding wordt toegejuicht. Aan de totstandkoming van deze nieuwsbrief werkten mee: Alexander de Roo, Betty Notenboom, Claudia Haarmann, Dirk Haarmann, Fred Goeieman, Guido den Broeder, Janneke van Beek, Juul van Hasselt, Louis van Overbeek, Maria Dijkstra, Martin, Michiel van Hasselt, Paul de Beer, Paul Freriks, René Heeskens, drukkerij MultiprintKoolen in Susteren. Opmaak: Janko Koolen en Wim Smit. Eindredactie: Wim Smit.
Contact:
[email protected]. ISSN 09243038. Wanneer u lid wilt worden van de Vereniging Basisinkomen betaalt u € 25, - contributie per jaar (, meer mag ook). Leden met een minimuminkomen kunnen volstaan met €10,per jaar. U dient de contributie zelf over te maken naar girorekening: 1890919. U ontvangt hiervoor stemrecht op de Algemene Ledenvergadering en de nieuwsbrief. En u kunt natuurlijk deelnemen aan activiteiten van de vereniging. Adres van de Vereniging Basisinkomen: Igor Stravinskisingel 50 3069 MA Rotterdam, of
[email protected].
Inhoudsopgave: Interview met Alexander de Roo en Paul Freriks 3 Otjivero na 6 maanden basisinkomen 7 Fred Goeieman: Goeieman “Namibië kan nie langer wag om werklike aandag aan armoede te gee nie.” 8 Fragmenten brochure: Waaroor gaan dit? 9 Michiel van Hasselt : Beleidselite miskent arbeidsmarkt en basisinkomen 10
Betty Notenboom: Notenboom Arm in een rijk land Impressie BIEN-Congres in Dublin René Heeskens: Heeskens Micropartnership door het Ministerie beoordeeld Guido den Broeder : Renkoekoek in de wereld van het grote geld Martin in de reïntegratiemolen Bijstandheld Bennie wint schoffelzaak Louis van Overbeek: Een ‘onwenselijk precedent’ Overbeek Paul de Beer : Drie redenen waarom de AOW niet moet worden verhoogd - en waarom ze niet deugen Janneke van Beek: Kotsen van de Voedselbank Beek
15 16 19 21 23 24 25 26 29
Redactioneel: Dit is de Nieuwsbrief Basisinkomen nummer 51, vol met pleidooien van diverse aard voor het individuele recht op zelfbeschikking en zelfontwikkeling naar eigen inzicht. En tegen het onberedeneerbare en autoritaire ‘een volgzaam mens is een goed mens, en een eigenzinnig mens is per definitie verdacht en een potentieel gevaar ’. Zou de beurzen- en bankencrisis ‘a blessing in disguise’ kunnen zijn, en een soort creatieve aardverschuiving in het denken teweeg kunnen brengen ? Er broeit een veelbelovend grensoverschrijdend initiatief om internationaal campagne te gaan voeren voor het basisinkomen. Binnenkort worden krachten gebundeld welke hun inspiratie hebben gevonden in Dublin in juni jongstlede. Binnenkort meer informatie hierover. Naast het blijven produceren van onze papieren nieuwsbrief gaan wij binnenkort op veler verzoek, en vanwege een opstapelende hoeveelheid publicaties van uiteenlopende lengte, over tot het uitbrengen van een gratis E-mailnieuwsbrief. Van sommige leden hebben wij helaas nog geen E-mailadres, dus dreigt deze nieuwe nieuwsbrief aan hun neus voorbij te gaan. Wij roepen u daarom op om wanneer dat nog niet gebeurd is, uw e-mailadres door te geven aan:
[email protected] . Niet-leden kunnen hem ook toegemaild krijgen.
Het basisinkomen vergroot persoonlijke vrijheid, en dus het geluk “De Groenen” is een kleine politieke partij die groot denkt en het basisinkomen dus niet in de ijskast maar in het verkiezingsprogramma zet. Zie www.degroenen.nl. De Groenen is lid van de Europese Groene Partij. Binnen Nederland is ze vertegenwoordigd in de gemeenteraad Zwolle en in deelraden van Amsterdam. Onze Vereniging Basisinkomen inviteerde voor haar meivergadering 2008 Paul Freriks en Otto ter Haar: voorzitter en secretaris van De Groenen. Zij bleken in het gesprek met de vereniging duidelijk geestverwanten te zijn: laat de mensen op aarde delen in de rijkdom die de aarde voortbrengt en zich verzetten tegen ecologisch gevaar dat de aarde bedreigt. Afgesproken is dat Vbi De Groenen helpt bij de uitwerking van het punt basisinkomen. Onze vereniging heeft ook andere Nederlandse partijen wel eens uitgenodigd. Zo was Stef Blok (VVD) ooit onze gast. Een liberale partij ligt voor de hand. Het voornaamste motief voor het basisinkomen is immers het bevorderen van vrijheid door mensen basaal financieel onafhankelijk te maken. Helaas was dit niet wat Stef Blok betoogde. Nederland lijkt niet op België waar Vivant (de partij voor het basisinkomen) onderdak vond bij de liberalen van Verhofstadt. Daarna heeft de Vbi geprobeerd politici van andere partijen in haar ledenvergadering te krijgen, maar bij Paul Uhlenbelt (SP) en Alexander Pechtold (D66) lukte dat niet. Wel functioneert nog een oude band met GroenLinks, getuige het optreden van Wim de Boer op de Vbi jubileummanifestatie 2006. Bij Femke Halsema lijkt die band echter afwezig. Zij publiceerde weliswaar een boek “Vrijheid als ideaal”, maar die vlag bleek een arbeidsfundamentalistische lading te dekken: basinkomen op voorwaarde van: beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt (waarvan de werking door de hele beleidselite miskend wordt: zie het betreffende artikel in dit nummer). Maar gelukkig zijn er in GroenLinks ook anderen die wel inzien dat het concept basisinkomen bij uitstek perspectief biedt voor onze toekomstige samenleving (na de kredietcrisis). Alexander de Roo, beoogd Europarlementariër, is één van. De Groenen doen dit keer niet mee aan de Europese verkiezingen en GroenLinks wel, reden waarom een gesprek tussen Paul Freriks en Alexander de Roo juist nu zonder electoraal gekissebis vruchtbaar zou kunnen zijn, want beiden willen invoering van een basisinkomen. Paul Freriks: In 1978 kwam ik in contact met de PSP in verband met mijn dienstweigeren. Dat is zo gebleven totdat de combinatie Groen Links tot stand kwam.
Via Agnes Kant kwam ik in 1992 bij de SP en werd in die hoedanigheid actief in de gemeentelijke politiek in Zevenaar. Daarna zat ik 10 jaar in de Provinciale Staten van Gelderland, dit in de periode van de commotie rond de Betuwelijn. Ik was met veel plezier fractievoorzitter in de Zevenaarse gemeenteraad. Ik vond het prachtig om abstracte politieke ideeën om te zetten naar een concrete werkelijkheid. Onenigheid over o.a. de afdrachtregeling binnen de SP deed me besluiten om een andere weg in te slaan. Daarna was ik nog even actief binnen Solidara maar daar werd te nadrukkelijk de marxistische lijn gevolgd, en dat was niet mijn richting en visie van socialisme. Solidariteit afdwingen via regeltjes gaat ten koste van vrijheid. Ik was er juist sterk voor om die autoritaire angel uit het socialisme te halen. God heeft tenslotte niet voor niets als eerste daad de vrijheid geschapen. Via de Stichting Grondvest en de Bellamystichting vernam ik over De Groenen en heb hier tot mijn eigen genoegen mijn plek gevonden. Alexander de Roo: Ik begon ook met een lidmaatschap van de PSP, dit via een anti-kernenergiedemonstratie in Kalkar in 1974. Ik hoorde daar Bram van der Lek verstandige dingen zeggen, o.a. dat de wetenschappers t.a.v. kernenergie hun huiswerk maar eens over moesten doen. Ik was toen 19. Inmiddels ben ik 30 jaar in de politiek actief. Tijdens en na mijn studie op de T.H. in Delft, even scheikunde maar daarna vooral politicologie, raakte ik betrokken bij het opstellen van het sociaal-economische- en milieu strategieën en amendementen van de Groenen-fractie in het Europarlement. Dat begon in 1985. Ik herinner me nog een GroenLinks-congres in Gouda, ergens in de periode 1992-’94, waar ik voorstelde om in plaats van het opnemen van het voetinkomen in het partijprogramma in stemming wilde brengen om het basisinkomen er in op te nemen. Tot mijn grote teleurstelling verloren we die stemming toen met 1 stem verschil, 101 tegen 100. Ik werd verkozen tot Europarlementariër in de periode dat Paul Rosenmuller als fractievoorzitter in de Tweede Kamer veel aanhang voor GroenLinks wist te de genereren. Ik stond bij die verkiezingen op de 3 plaats. Nu ben ik senior adviseur milieu van de provincie Gelderland. Via mijn lidmaatschap van het Europarlement kwam ik o.a. in contact met de Braziliaan Eduardo Suplicy, prominent actief binnen het Basic Income Earth Network (BIEN), wiens echtgenote een tijd burgemeester van São Paolo is geweest. Ook beleefde ik veel genoegen met mijn contacten met de Finse Groenen-minister Osmo Soininvaara die altijd een groot voorstander van het basisinkomen was en is. Michiel van Hasselt: Vandaag de dag is het BI politiek gezien in Nederland moeilijk te verkopen. GroenLinks heeft wel een historie met een debat over het BI, maar
de huidige GL-elite in Nederland durft niet meer voor het basisinkomen te pleiten, ofschoon de argumenten daarvoor eigenlijk nu sterker zijn dan destijds. Het is nu beter betaalbaar en de politieke alternatieven om hardnekkige armoede en overmatige bureaucratie te bestrijden blijken al decennia lang niks op te leveren. GroenLinks in Nederland lijkt de weg een beetje kwijt, maar gelukkig zien we het basisinkomen wel regelmatig terugkomen binnen het internationale Groenen-netwerk. Hoe krijgen we het BI op de Nederlandse politieke agenda ? A.d.R.: Het BI valt niet in de Europees sociale dimensie. De Europese progressieve fracties zijn op dit moment bezig in alle Europese landen een verplichte sociale vloer te leggen, welke een sociale basiszekerheid moet garanderen voor de toekomst, met een minimuminkomen en een minimumloon. In de Groenen-fractie in het Europarlement zien we dat er 2 groepen te onderscheiden zijn: zij die voor een BI nu zijn, en zij die wel voor een BI zijn, maar niet nu. Die laatsten vinden het nu nog te vroeg.
Het BI is een goed signaal voor menselijke waardigheid. De overmatige bureaucratie die ons nu teistert, en die is ontstaan na de ene verfijning na de andere, kan voor een substantieel deel bij invoering van een BI overboord gezet worden. De meeste mensen zijn werkwillig. Velen van hen die geen betaalde baan hebben doen vrijwilligerswerk.
Alexander de Roo: “ Dit is het juiste moment om te pleiten voor een soort AOW voor iedereen.”
P.F.: Waar we aan moeten ontstijgen is het denken in landen. We moeten meer werken met regionalisering. Ik woon in Zevenaar in het oosten van Gelderland. Vanwege de positie van spoorlijnen en snelwegen in onze omgeving is het veel logischer om dingen op poten te gaan zetten met het Duitse Emmerich, bij ons net over de grens. Nationale grenzen zijn niet natuurlijk, zijn gefabriceerd. Daar moeten we zo snel mogelijk mee af zien te rekenen. AdR: We moeten aansluiten bij wat nu leeft, zoals klimaatverandering en landbouw. Een BI voor de boeren komt de hele landbouwsector ten goede. Van Europa mag Nederland trouwens afzonderlijk een BI invoeren. Dat hoorden we van Gerrit Zalm toen hij nog minister was, dus het mag formeel wel. Ook in vragen van de groene fractie heeft de Europese Commissie dit bevestigd. Wat nog steeds bij veel mensen overheerst is dat een BI lui zal maken. Het is dan lastig om je met een BI te profileren. Onderzoek toont aan dat ongeveer 25% van de samenleving voor een BI is, afhankelijk van de hoogte. MvH: Het lijkt me verstandig om met een verhaal te komen waarbinnen we aantonen welke maatschappelijke problemen we kunnen oplossen met het BI, bv. armoede, werkloosheid en ook een groot deel van het milieuprobleem. Juist daarover moeten we een goed verhaal hebben. Dat zijn de maatschappelijk belangrijke punten. En hier kunnen we een basis leggen voor sociale cohesie. Het BI kan een perfect instrument zijn voor het realiseren van gelijke rechten en gelijk burgerschap. Nu is het zo dat wanneer je geen betaalde baan hebt je niet voor vol wordt aangezien. Dit sociaal controlerende systeem doet mensen tekort. We moeten naar een systeem zonder repressie,en zonder dat uitkeringsgerechtigden standaard dreigbrieven van uitkeringsinstanties in de post krijgen. Private verzekeringsbedrijven geven al een betere aanpak te zien in de manier waarin ze nu met hun klanten omgaan. Maar dat is ook omdat daar voor de concurrentie gekozen kan worden, en bij overheidsuitkeringen kan dat niet.
Via maatschappelijke ondersteuning met een BI zullen verschillende maatschappelijke functies sneller tot volwaardige banen kunnen leiden. We moeten bovenal iets doen aan de beeldvorming, ook om daardoor ook de strijdbaarheid van mensen te vergroten. P. F. : Die bureaucratische cultuur moet gebroken worden. Die ambtenaren kunnen hun tijd beter gebruiken dan met het naleven en uitvoeren van dat huidige oerwoud aan regelgeving. De macht van de bureaucratie is ook uit de bocht gevlogen. Wie controle heeft over het dossier van een bepaalde burger heeft daarmee ook meteen zoveel macht over diens leven.
A.d.R.: Je ziet daarbinnen ook veel ruimte voor willekeur in de beoordeling. Maar we moeten onze ideeën wel gedekt krijgen door de politiek. Ten aanzien van het CDA en de levensloopregeling valt er nog vooruitgang te boeken. Daarbinnen moet scholing zelf betaald worden, laten we dat er in opnemen. Verder denkt een meerderheid nog steeds iets in de trant van ‘wie niet werkt zal niet eten’. Volgens berekeningen van het CPB kan er een voetinkomen gerealiseerd worden van €400,-. Hoe overtuigen we de grote partijen ? De maatschappij is flexibeler geworden. Een half BI zou ook al gunstige effecten hebben. Met een half BI een klein baantje kom je net boven bijstandsniveau uit. Een dergelijke tussenstap naar een volwaardig BI is makkelijker te financieren. De Algemene heffingskorting dreigt nu te verdwijnen maar die zou juist moeten worden uitgebouwd. Voor mij is het nog steeds een raadsel dat mijn partij GroenLinks wel te boek wil staan als zijnde vrijheidslievend, maar toch niet openlijk voor een BI wil gaan. In het beginselprogramma van de Europese Groene partij staat het BI wel. Dat heb ik zelf kunnen bewerkstelligen.
MvH: Wat is het antwoord van de politiek op 3 miljoen mensen die geen betaald werk hebben, maar dat volgens hen wel zouden moeten hebben ?
Paul Freriks: “ Nationale grenzen zijn gefabriceerd. Daar moeten we zo snel mogelijk mee af zien te rekenen. ”
MvH: Via de heffingskorting kun je naar een BI via de achterdeur. PF: We zien op dit moment dat Balkenende er te weinig van terecht brengt met de zorgzaamheid in de samenleving. Een psalm zegt ‘de wereld is van God, en dus van ons allemaal’. In Alaska is de opbrengst van de brandstofwinning voor iedereen, en niet van Shell. AdR: We zien dat de SP vooral terug lijkt te willen naar de sociale voorzieningen zoals die waren in 1975. Via de levensloopregeling kunnen we de flexibilitiet anders vormgeven. We zien dat jongeren weinig vertrouwen hebben in de AOW. Dit is het juiste moment om te pleiten voor een soort AOW voor iedereen. PF: Precies ! De belasting van het op moeten brengen van de AOW is voor jongeren een schrikbeeld. Een BI is een AOW vanaf het nulde jaar. Dat zal hen de ogen openen. Het grote probleem van nu is dat de jongeren de overheid niet vertrouwen. De Groenen zijn tegen vele vormen van belasting, vooral die op arbeid. We zijn daarentegen juist wel voor een grondtax. AdR: Het BI kan structureel het best gefinancierd worden via indirecte belastingen, zoals BTW. Die kunnen wel omhoog. Niet meer dan een derde van het leven bestaat uit werk. Veel eerlijker is daarom om meer belasting te heffen via BTW, dan hef je op consumptie. MvH: Zal een BI werkgelegenheid bevorderen ? Het is te verwachten dat er weer banen gaan verdwijnen. AdR: In vergelijking met 1950 werken er nu verhoudingsgewijs meer mensen. Een BI zal leiden tot meer arbeidsparticipatie door een groei van het aantal parttime banen. Mensen die hun baan gaan verliezen zullen makkelijker een nieuwe baan kunnen vinden.
PF : Veel mensen die nu betaald werk hebben kunnen beter niet dan wel aan het werk blijven. Die maken vooral slechte producten. We moeten daarentegen ook respect hebben voor ‘het kapitalisme’. We zien dat het kapitalisme er in is geslaagd om voor veel vrouwen werk buitenshuis te scheppen. Dat is een prima zaak. Er zijn wel degelijk banen genoeg. Voor functies voor laag-opgeleiden zien we nu veel Polen aangetrokken worden. Voor functies in het verzorging, vervoer en logistiek. De Groenen zijn voor het stimuleren van een regionaal werkgelegenheidsbeleid. Je ziet dat de Betuwe geen hoger onderwijs heeft, en dus trekken de jongeren noodgedwongen weg, en komen niet meer terug. De Betuwe loopt zo langzaam leeg.
A.d.R.: Van 1924 tot 1956 was het niet toegestaan voor vrouwen om betaald te werken. Wat dat betreft is de samenleving ontzettend veranderd in relatief weinig tijd. Als je groei in de arbeidsparticipatie wil heb je juist een BI nodig. Anders kun je al dat arbeidsaanbod nooit betaald onderdak krijgen. MvH: Hoe zorgen we dat de banengroei op een betrouwbare manier tot stand komt ? AdR: Er zal toch ergens in geïnvesteerd moeten worden in de toekomst. We gaan ongetwijfeld zien dat er meer geïnvesteerd wordt in duurzame energie, en dat is een verantwoorde investeringsvorm. MvH. : Het matchen van arbeidsaanbod met werkzoekenden klopt niet. Hier moeten we geen politiek-maatschappelijk probleem van maken. Bedrijven moeten dat zelf op zien te lossen. PF : Ik verwacht veel van de explosieve groei via allerlei wereldwijde netwerken. In mijn nabije omgeving zie ik groei in arbeidsaanbod via internationale samenwerking tussen firma’s en personen uit Nederland en China en Hong Kong. Geschoold personeel is soms niet aan te slepen. AdR: We zien dat Duitsland veel werk wat eerst naar lage lonenlanden verdween nu weer terug wordt gehaald omdat de kwaliteit te wensen overliet. PF : Waar we iets anders voor moeten bedenken is bv. de manier waarop we nu omgaan met zoiets als kolen. Subsidie voor kolenwinning is decennialang langzaam afgebouwd. Maar via de Betuwe-lijn moet nu de transport van import-kolen worden gesubsidieerd. AdR: De energiewinning moet centraal. De energievoorziening moet daarentegen geregionaliseerd worden. De straat moet self-supporting worden. Een BI stimuleert self-support. We zien nu dat jongeren te weinig in hun eigen opleiding investeren. Daarom is het wellicht beter dat een BI voor jongeren iets lager wordt of toch een beetje voorwaardelijk wordt: deelname aan educatie als voorwaarde.
wel komen tot een andere financiering van de sociale zekerheid. MvH: Waar leggen we de belastingdruk ? AdR: De belastingdruk moet omhoog. In Europa heeft Denemarken de hoogste belastingdruk, en tegelijkertijd toont onderzoek aan dat juist de Denen het gelukkigst blijken te zijn. Belastingdruk is blijkbaar dus ten onrechte een schrikbeeld. PF: Van de aardgasopbrengsten krijgt de Nederlandse staat nu maar 1/3. Via een onzinnig gentlemensagreement is Esso en Shell 66% van de opbrengst toebedeeld. Regionaal kan bovendien alles beter georganiseerd worden. AdR: Een BI geeft meer dynamische effecten dan alleen maar een toename in mogelijkheden voor funshoppen. PF: Met een BI zullen mensen beter in staat zijn om een baan te vinden die goed bij hem of haar past. Het BI vergroot persoonlijke vrijheid, en dus geluk. Het is lastig om geluk te meten. AdR: Dat geldt ook voor het meten van groei van geluk. Persoonlijke vrijheid is iets wat in de rijkere landen nog kan bijdragen aan een substantiële groei van geluk. Wanneer we niet voor elkaar krijgen om onaantrekkelijk werk verricht te krijgen zullen we dat uiteindelijk wellicht toch moeten oplossen via een arbeidsverplichting voor de hele samenleving. Uiteindelijk moet ieder continent zichzelf gaan organiseren. www.alexanderderoo.nl www.degroenen.nl
MvH: Jongeren zijn niet lui maar de drempel naar die kille arbeidsmarkt met al z’n dwangmechanismes is hoog. Zo wordt het lastig om de nodige werkervaring op te doen. AdR: Wat ons te doen staat is het idee van het BI levend houden en praktisch maken. Het kan makkelijk ingevoegd worden in een heffingskorting. PF: Wij vinden het niet nodig om een blauwdruk te maken voor de financiering van het BI. Mensen zouden ons daardoor wellicht kunnen verwijten dat we politiek willen groeien door voor Sinterklaas te spelen. Maar wij zien Moeder Aarde juist als Sinterklaas. Deze planeet levert zo veel, genoeg voor iedereen. Maar we zien nu dat wat de aarde opbrengt ongelijk verdeeld wordt. Volgens ons is dit niet moreel legitiem. Met een BI kom je tot een evenwichtiger verdeling van de rijkdom. We moeten
Foto’s: Wim Smit
Otjivero (Namibië) na 6 maanden basisinkomen Op 1 januari 2008 ging er in het dorp Otjivero, ongeveer 100 kilomater ten oosten van de hoofdstad van Namibië, Windhoek, een experiment van start met het verstrekken van een basisinkomen van ongeveer 12 Euro per persoon per maand aan ongeveer 1000 inwoners van het dorp. Begin oktober jl. werden de eerste wetenschappelijk bijgehouden resultaten gepresenteerd op een persconferentie in Windhoek. De resultaten van het rapport zijn aangeboden aan de President van Namibië Hifikepunye Pohamba, Founding Father Sam Nujoma, Minister-president Nahas Angula, Minister van Handel en Industrie Hage Geingob, en Minister van Justitie Pendukeni Iivula-Ithana. Otjivero stond al jaren bekend als een “’n broeiplek vir misdaad “ (uit het verderop geplaatste krantenbericht in De Republikein). Herbert Jauch, onderzoeker van het Resource Institute (LaRRI)): “ The main crimes were poaching firewood on private farms, which are related to poverty and lack of employment and have been changed with the advent BIG. “ Het experiment is een initiatief van de BIGNamcoalitie, (BIGNam- Basic Income Grant Namibia). Deze coalitie bestaat uit 4 grote overkoepelende organisaties : de CCN: Council of Churches in Namibia: bestaande uit alle christelijke kerken, de NUNW: National Union of Namibian
Foto: Dirk Haarmann
Workers (alle vakbonden in Namibië), het NANGOF: Namibian NGO Forum (alle NGO’s in Namibië), en het NANASA: Namibian Network of AIDS Services Organisations, en 2 individuele organisaties: LaRRI: Labour Research and Resource Centre en LAC: Legal Assistance Centre (juridisch advies en ondersteuning). De initiatiefnemers willen door de verstrekking van dit basisinkomen onderzoeken of de economische zelfredzaamheid van de ontvangers zich ten goede ontwikkelt. Elke 6 maanden zal worden onderzocht wat de ontwikkelingen zijn. De uiteindelijke doelstelling is de regering van Namibië te overtuigen om het basisinkomen in heel het land in te voeren. De beoogde looptijd is tot en met eind 2009. Meer informatie, het hele onderzoeksrapport, en beelden van de persconferentie van begin oktober zijn terug te vinden op de website: www.bignam.org . Project Directors - Desk for Social Development Evangelical Lutheran Church in the Republic of Namibia (ELCRN)): Email:
[email protected] Post: P.O. Box 5069, Windhoek, Namibia. Telefoon: +264 - (0)61 - 235466 (Kantoor) Fax: +264 - (0)61 – 305087 of +264 - 61 – 235499
Bisschop Dr. Zephania Kameeta: “ Should the BIG pilot project not rather be a challenge to us and our traditional approaches to development and economic empowerment? For me, it is a new way of thinking and acting. This Basic Income enables people to take destiny into their own hands. We, as a Nation, cannot wait to address poverty head on. We cannot wait to implement a universal Basic Income Grant nation wide. This is a challenge for the whole country. ”
De Namibische krant De Republikein publiceerde op 7 oktober jl.:
Bisschop Dr. Zephania Kameeta:
“Namibië kan nie langer wag om werklike aandag aan armoede te gee nie.” Door Fred Goeieman van De Republikein, Republikein Windhoek, Namibië.
DIE Basiese Inkomstetoelaag (BIG) van N$100 per maand het wondere verrig in die Otjiveronedersetting waar dit aan armes toegeken word. Misdaad en wanvoeding het afgeneem, werkgeleenthede is geskep en die inkomste van die skool en die kliniek op Otjivero het toegeneem. Die begunstigdes van die land se eerste BIGproefneming bestee hul geld op kos vir kinders en gevolglik het wanvoeding onder kinders jonger as vyf jaar vanaf 42 persent tot 17 persent geval, het die waardebepalingstudie bevind wat die BIG-koalisie oor die uitwerking van die toelaag op die Otjiverogemeenskap uitgevoer het. Dr. Zephania Kameeta, biskop van die Evangeliese Kerk in Namibië, het die bevindinge van die verslag by ’n nuuskonferensie in Windhoek bekend gemaak. Die Otjivero-nedersetting is gekies as die plek waar die loodsprojek uitgevoer gaan word. “Die plek is bekend vir sy erge noodbehoeftige en armoedevlakke. Mense in die omgewing beskou dit gevolglik as gevaarlik en ’n broeiplek vir misdaad. Baie mense beskou die inwoners van Otjivero as dronkaards en lui – hulle is eenvoudig net verstote mense. Hy het gesê dit is duidelik as BIG op Otjivero werk, kan dit oral in Namibië werk, maar toe die BIG-koalisie aanvanklik op 31 Julie verlede jaar met die registrasie van die begunstigdes van die projek begin het, het niemand geweet wat om te verwag nie. Hy sê ses maande ná die implementering van BIG sien hulle vandag ’n gemeenskap wat hul menswaardigheid herwin, wat uit armoede opstaan. Hy vra: “Kan ’n mens net geld aan arm mense gee en hulle vertrou? Het hulle nie leiding nodig waar iemand hulle kan sê wat om te doen nie? Mense is geneig om te glo in ‘power to the people’, maar nie in
geld na mense nie.” Hy het die veranderinge wat die BIG studie bevind het as volg uitgelig: • Meer mense op Otjivero werk nou en verdien inkomste. Diegene wat reeds inkomste gehad het, het dit vermeerder. Hulle werk vir meer betaling en toon meer wins tot voordeel van hul gesinne en families. Dié bevinding weerlê die vrese dat BIG luiheid en afhanklikheid in die hand werk. • Vantevore het tussen 30 en 40 persent van kinders weggebly van die skool af. Sedert BIG het dit tot net vyf persent gedaal. • BIG se geld ondersteun mense wat vigs het en versterk die Regering se poging om antiretrovirale behandeling doeltreffend te verskaf. Mense kan nou kos bekostig wat nodig is vir die doeltreffende behandeling van die epidemie. • Die inkomste van die kliniek het vyf keer vermenigvuldig. Mense het nou gereelde toegang tot die kliniek as hulle siek is. • Misdade wat aan armoede gekoppel word, het met 20 persent afgeneem. “Is dit nodig om mense te bevraagteken, of kan hulle vertrou word of in belê word? Moet die BIG-loodsprojek nie ’n uitdaging vir ons almal se tradisionele benadering tot ontwikkeling en ekonomiese bemagtiging wees nie?” wou dr. Kameeta weet en bygevoeg dat dit ook vir hom ’n nuwe denkwyse is. Hy het gesê Namibië as ’n nasie kan nie langer wag om werklike aandag aan armoede te gee nie. “Ons kan nie wag om BIG landwyd te implementeer nie. Dit is ’n uitdaging vir die hele land. Ons moet besluit wat ons vir ons kinders en die toekoms van die land wil hê,” het hy gesê. Dr.
Kameeta het gesê BIG is deur die Regering se NAMTAX-kommissie begin, wat ’n algehele inkomstetoelaag vir alle Namibiërs voorgestel het.
regeringsorganisasies, vigsdiensorganisasies en kerke) oor die moontlike implementering van die projek met staatshulp verwelkom, maar versoek dat hulle konkrete resultate wil sien van wat BIG wil doen.
Die Regering het die debat met die BIG-koalisie (verteenwoordigers van vakbonde, nie*
*
*
*
*
De BIGNam–coalitie heeft een brochure uitgegeven in diverse talen, o.a. het Afrikaans. Deze brochure is ook in het Engels en enkele andere Afrikaanse talen te downloaden (aanbeveling!) van de website www.bignam.org . Uit deze brochure een paar fragmenten:
Waaroor gaan dit? Wat is die Basiese Inkomste Toelaag (BIT)? Die Basiese Inkomste Toelaag (BIT) is ʼn maandelikse kontant toelaag (bv. N$100-00) wat deur die staat aan elke Namibiese burger betaal sal word ongeag ʼn persoon se ouderdom of inkomste. Die geld, wat aan die niebehoeftige betaal word, word deur die belasting stelsel verhaal. Die belangrikste voordeel van hierdie toelaag is sy vermoë om die lewenstandaard van elke individu te verbeter deur die uitwissing en vermindering van armoede en ongelykheid. Waar vandaan kom hierdie idee? Die Namibiese Belasting Konsortium (NAMTAX), het gedurende die jaar 2002 ʼn voorstel vir ʼn Basiese Inkomste Toelaag vir Namibië gemaak1. Die konsortium was beopdrag om die huidige belastingstelsel in Namibië te hersien. Hulle het, as deel van hul aanbevelings, ʼn voorstel ingedien, dat ʼn Basiese Inkomste Toelaag ingestel moet word, om sodoende die inkomste in Namibië te her verdeel. Die voorstel beveel aan dat ʼn kontant toelaag aan elke Namibiese burger betaal moet word. Die konsortium het hul veral toegespits op die debat wat huidiglik in Suid Afrika aan die gang is, en waar ʼn groot verskeidenheid groepe, insluitend arbeids-unies, nie-regerings organisasies, kerke en ʼn paneel van regerings kundiges rondom die omvattende sosiaal beveilings maatreëls – ʼn Basiese Inkomste Toelaag, aanbeveel het. Waarom het ons dan ʼn Basiese Inkomste Toelaag nodig? Volgens die nuutste opname wat deur die Nasionale Beplannings Kommissie gemaak is, leef meer as twee derdes (75,6%) van die Namibiese bevolking onder die grenslyn van armoede. Daar is verder bevind dat Namibie die mees ongelyke verspreiding van inkomste in die wêreld het. Die vermindering van ongelykheid - een van die oorblyfsels van kolonialisme en apartheid - is ook verder nie net ʼn saak van geregtigheid nie - maar is ook ʼn voorvereiste vir ekonomiese groei en beleggings in ontwikkelende lande. 1 Die NAMTAX konsortium het in 2002, N$ 70.00 per persoon per maand voorgestel. En hulle stel verder voor, dat indien die toelaag eers na drie of vier jaar na laasgenoemde geimplementeer moet word dan beveel hulle aan, dat die toelaag moet begin op die vlak van N$ 100.00. Verder sluit die voorstel van die NAMTAX konsortium in dat weens administratiewe tekortkominge wat op daardie tyd bestaan het, dat slegs kinders bo 6 jaar geakkommodeer kan word om die toelaag te ontvang. Wat is die voordele van Basiese Inkomste Toelaag? Die vernaamste voordeel van hierdie toelaag is sy vermoë om elkeen se lewenstandaard te verbeter deurdat dit die armoede en ongelykheid verminder. Alle Namibiers sal hieruit voordeel trek en daar sal nie iemand wees nie sonder basiese ondersteuning. Elkeen sal tenminste ʼn inkomste bron het om hom/haarself te ondersteun. Verder sal die BIT ook inkomste vanaf die rykes na die armes in Namibië herverdeel en versprei en sodoende daartoe bydra om Namibië, die land van ʼn regverdige en gelyke samelewing te maak. Ondersoeke wys daarop dat ʼn vermeerdering in inkomste ook mense se vermoëns om werk te soek en te vind vermeerder het. ʼn Basiese Inkomste Toelaag sal dus nie net ʼn veiligheid wees nie, maar ook ʼn springplank wees vir mense om werk te vind en geld te verdien. Verder sal die BIT ook ʼn alomvattende toelaag wees, wat beteken dat dit deur elkeen ontvang sal word. Mense hoef nie te bewys dat hulle arm is of nie ʼn werk het nie. Ondervinding leer ons dat mense aan sekere voorwaardes moet voldoen as hulle enige soortgelyke toelaes moet ontvang of selfs in die uiterste gevalle hulle toegang tot sulke toelaes ontsê word indien hulle werk of werk vind. In sulke gevalle word hierdie soort toelaes ʼn armoede slaggat wat mense verder afhanklik maak. Nietemin, aan die ander kant, sal die BIT nie mense ontmoedig om werk te soek nie, maar inteendeel mense instaat stel om uit hierdie ongenadige kringloop van armoede uit te kom en werk te soek.
Beleidselite miskent arbeidsmarkt en basisinkomen Door Michiel van Hasselt, 14 oktober 2008 I Inleiding: de elitaire kijk op de arbeidsmarkt schiet tekort De burger moet een baan hebben (of zoeken). Dit gebod geldt in Nederland ongeacht of die baan hoog of laag beloond wordt, ongeacht of het werk nuttig, onbeduidend of zelfs schadelijk is, ongeacht of de arbeidsomstandigheden goed of slecht zijn, ongeacht of de bazen/ collega’s/ klanten aardig of onuitstaanbaar zijn, ongeacht of het werk al dan niet leuk/ afwisselend/ uitdagend/ enz. is, ongeacht of het wel of geen ontwikkelingskansen en loopbaanperspectieven biedt aan de werknemer; kortom de burger moet aan het werk ongeacht de kwaliteit van het werk. Het gebod geldt alle volwassen burgers die (deels) arbeidsgeschikt zijn, geen onderwijs meer volgen en nog niet met pensioen zijn. Bij hoge uitzondering kan de baan(zoek)plicht opgeschort worden, met name voor bijstandsmoeders met kleine kinderen. Voor alle andere burgers geldt: “gij zult een betaalde baan hebben of zoeken”. Hierbij moet het geloof: “zoekt en gij zult vinden.” wonderen doen. Het vinden van een baan wordt echter niet bepaald door geloof maar door de arbeidsmarkt. Wie werk wil moet kijken naar de arbeidsmarkt. Dit geldt niet alleen voor werkzoekende individuen. Ook de elite zoekt werk – niet voor zichzelf maar voor het volk. In beleidstermen: “substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie”. Het percentage Nederlanders van 1665 jaar met een betaalde baan (minstens 12 uur per week) zou omhoog moeten van 65% in 2006 naar 80% in 2016. Zoveel werk zal de elite niet vinden als ze reëel naar de arbeidsmarkt kijkt. Almaar op geduldig papier herhalen dat de arbeidparticipatie omhoog moet dient niet om de realiteit van het banentekort te veranderen maar om haar te verhullen.. De elite kan echter niet blijven ontkennen. Economische recessie zal helpen om het banentekort onder ogen te zien. Arbeidsparticipatie gaat in de periode 2009-2016 niet omhoog maar omlaag. Dit is zichtbaar voor iedereen die reëel kijkt naar de ontwikkeling van beide kanten van de markt: de arbeidsvraag voortkomend uit ontwikkelingen in de reële economie en het arbeidsaanbod inclusief de verborgen werkloosheid (in de statistiek weggestopt onder de noemer “niet-beroepsbevolking”). Noties over de arbeidsmarkt worden ontwikkeld en verspreid door mensen met de reputatie dat ze er verstand van hebben, veelal mensen die er belang bij hebben: de beleidsmakers inzake ‘werk en inkomen’. Deze elite bestaat in Nederland 2008 onder meer uit: politici met sociale zaken in portefeuille, pleitbezorgers van arbeidsparticipatie (in adviesraden zoals WRR, SER
en RWI en in planbureaus zoals CPB en SCP), beleidsambtenaren (SZW en gemeenten), sociale partners (centrale werkgevers- en werknemersorganisaties), koepelorganisaties (zoals VNG, DIVOSA, CG raad, Boa Borea), uitvoeringsorganisaties werk en inkomen (UWV/CWI), inspectie werk en inkomen (IWI), opinieleiders ter zake in de media, onderzoekers die het beleidscircuit graag inhuurt (ROA, Regioplan, AStri, SEOR, SEO, AIAS, Stimulansz, enz.) en gewichtige adviseurs ad hoc zoals de commissie Bakker. Deze beleidselite hanteert geloofsartikelen. Recent voorbeeld is het rapport van de commissie Bakker “Naar een toekomst die werkt”. Voor het heilige doel van hogere arbeidsparticipatie moest ‘Bakker’ iets beters verzinnen dan het onzalige kabinetsplan om de ontslagbescherming te versoepelen (een plan dat de vakbonden afschoten: versoepeling leidt per saldo niet tot meer arbeidsparticipatie). Twee geloofsartikelen in kwestie benoem en bespreek ik als de Wijffelsthese en de Teulingsthese. In onderlinge samenhang geven zij een vertekend beeld van de werking van de arbeidsmarkt. Ze leggen het accent op de aanbodskant. Hiertegenover leg ik nadruk op de vraagkant die ‘leading’ is: daar worden de banen wel of niet gecreëerd, gecontinueerd of beëindigd. Zie II. Wie de aanbodskant voorop zet veronderstelt dat de vraagkant volgend is: zich aanpast aan het aanbod in de veronderstelling dat banengroei altijd mogelijk is. Wie echter de vraagkant voorop zet begrijpt dat banengroei niet altijd mogelijk is. Voor Nederland is momenteel banenkrimp het toekomstperspectief. Als er te weinig banen zijn zullen werkzoekenden elkaar op de arbeidsmarkt verdringen. Dit manifesteert zich vooral in recessietijd. Het zou ook tijdens hoogconjunctuur zichtbaar kunnen zijn, ware het niet dat de beleidselite wegkijkt. Verdringing van de verdringing bepaalt het arbeidsmarktbeeld van de elite. Deze cryptische formulering wordt verduidelijkt in III, als de Teulingsthese en de Wijffelsthese aan bod komen. De elite overschat de groeipotentie van de arbeidsmarkt. De elite verwart betaalde arbeid met maatschappelijke participatie en veronachtzaamt daarbinnen de grote kwaliteitverschillen tussen sommige en andere betaalde banen. Zulke verschillen passen niet in het heersende arbeidsfundamentalistische geloof: “WIE JE OOK BENT, WAT JE OOK DOET, WERKEN IS GOED, BETAALD WERKEN MOET !” (zie Nieuwsbrief Basisinkomen nr 50)
De vertekening van de arbeidsmarkt kunnen we corrigeren: door de Teulingsthese en de Wijffelsthese te problematiseren. Zo ontstaat zicht op maatschappelijke problemen die eraan komen en op de beleidsopties ter zake. We zullen kiezen voor de eenvoudigste optie. In IV. II bekijk de arbeidsmarkt ook eens van de andere kant: de vraagkant De beleidselite verdisconteert veranderingen meest achteraf, wanneer cijferreeksen - bij voorbeeld aantallen banen en werkzoekenden - bekend zijn, ongeveer zoals de automobilist die almaar door de achteruitkijkspiegel kijkt en niet goed op de weg voor zich let. Wie prognoses baseert op waarnemingen door de achteruitkijkspiegel vergeet de ervaringswijsheid van beleggers: in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het risico van verkeerd inschatten neemt nog toe doordat de vraagkant veel minder dan de aanbodkant in beeld komt. Demografische ontwikkelingen - vergrijzing en ontgroening maken de toekomst van de aanbodskant redelijk voorspelbaar. In theorie kan ook de toekomst van de vraagkant voorspelbaar zijn: als men goed let op ontwikkeling producentenvertrouwen, bedrijfsvoornemens, overnames, fusies, outsourcing, offshoring, , innovaties, ontwikkeling arbeidsbesparende technologie e.d.. en als men bovendien de betekenis van dit alles voor de toekomstige werkgelegenheid goed taxeert. Stelselmatige analyse van ontwikkelingen aan de vraagkant van de arbeidsmarkt ontbreekt echter in Nederland. Men verdisconteert demografische ontwikkelingen die de toekomst van de aanbodkant tot op grote hoogte bepalen, niet de ontwikkelingen in de economie die de toekomst van de vraagkant bepalen. De elite let niet op realiteiten die door de voorruit zichtbaar zijn, waarvan ik er vijf wil noemen: 1). Grote werkgevers – beursgenoteerde ondernemingen en ook de overheid zelf – zijn in 2008 intensief bezig met grote personeelsreducties voor te bereiden. Hun kosten (grondstoffen, rente, lonen) nemen fors toe en hun mogelijkheden om meer baten te genereren nemen af. Shell bij voorbeeld wil via offshoring banen in Nederland uitsparen en heeft moeite om zijn bron van baten – exploiteerbare bewezen oliereserves – uit te breiden. Van alle werkgeverskosten lenen de lonen zich nog het meest voor kostenbesparing, vooral door inkrimping personeel. Na de fusies en bedrijfsovernames zijn bedrijven nu aan de slag om te zorgen dat straks in hun bedrijf minder mensen aan de slag zijn. Om het bedrijfsrendement om te krikken voeden hefboomfondsen het fusie- en overnamespel. Door de voorruit zien we dus dat bij grote werkgevers de werkgelegenheid aanzienlijk zal krimpen in de komende pakweg vijf jaar. 2). De ontwikkeling van het werkgelegenheidsperspectief voor het midden en klein bedrijf (waar de meeste banen zijn) is minder eenduidig. Aan de ene kant leidt de technologische ontwikkeling ook hier tot banenverlies: bij voorbeeld postbestellers, telefonistes, secretaresses, reisbureaumedewerkers, loketbedienden, pompbedienden en bankbedienden zijn of worden overbodig dankzij de zegeningen van ICT enz. Banen verdwijnen ook omdat werkgevers verdwijnen
(platenzaken, fotowinkels, makelaars, boerenbedrijven, enz. stoppen ermee) . Aan de andere kant ontstaan ook veel nieuwe banen in het midden en klein bedrijf, onder meer dankzij kleinschalige innovaties, netwerken, creatieve dienstverlening, callcentra en vulling van gaatjes in de markt (niches). O het saldo van banenkrimp en banengroei in het middenen kleinbedrijf de komende vijf jaar positief dan wel negatief uitpakt is onduidelijk. Maar ook als de werkgelegenheid in het midden en klein bedrijf toeneemt, zal dit niet opwegen tegen de krimp bij grote bedrijven.
De beleidselite ziet niet of te laat dat veel banen conjunctureel en structureel verloren gaan en dat de werkloosheid in Nederland de komende twee jaar minstens zal verdubbelen . 3). Het banenperspectief voor het allerkleinste bedrijf ziet er door de achteruitkijkspiegel rooskleurig uit. Het aantal zzp’ers is de laatste jaren zeer toegenomen. Zelfstandig ondernemerschap kan een uitkomst zijn voor werknemers en werkgevers die met elkaar geen knellende verbintenis willen aangaan of die van elkaar af willen. Werkgevers vermijden graag ontslagprocedures door boventallige werknemers te verleiden om zzp’ers te worden Of het grote aantal zzp’ers stand houdt, laat staan toeneemt, is zeer onzeker. Zelfstandig ondernemerschap zonder personeel biedt weliswaar een uitweg uit de (volgens werkgevers overmatige) ontslagbescherming; maar deze uitweg is alleen in tijden van hoogconjunctuur voor grote aantallen begaanbaar. Dan durven werknemers het ondernemersschap wel aan (vooral indien hun voormalige werkgever hen nog wat lucratieve klussen toespeelt). De status van een zelfstandige is beter dan die van een werknemer. Maar of de verdienste ook beter is moet worden afgewacht. Zzp’ers zonder klanten zijn verborgen werklozen. Wanneer ze na enige tijd noodgedwongen toch een uitkering aanvragen worden ze manifeste werklozen. De recessie van 2009 en volgende jaren zal het uitwijzen.. 4). De zorg is zo’n beetje nog de enige sector waar structureel groei van werkgelegenheid te verwachten is. (maar niet bij de zorgverzekeraars die bezig zijn banen te schrappen.) Ook in de zakelijke dienstverlening, met name het uitzendwezen, is de werkgelegenheid de laatste jaren sterk gegroeid. Maar in deze conjunctuurgevoelige sector is de groei niet structureel. Een andere sector die door de achteruitkijkspiegel gezien een groeisector lijkt te zijn is de bedrijvigheid rond veiligheid en controle. Geschat wordt dat de controle-
1
industrie momenteel al groter is dan de maak-industrie. Ook hier is het de vraag of de groei aanhoudt. Meer veiligheidsmensen, bij voorbeeld in de eigen buurt of op Schiphol, betekenen niet per se dat de buurtbewoners cq vliegtuigpassagiers zich veiliger gaan voelen. Het omgekeerde kan ook. Als we ons onveiliger gaan voelen naarmate we meer beveiligingsmensen zien zou het verstandig zijn om aan de groei van die beveiligingsbanen een einde te maken. Maar het toenemend gevoel van onveiligheid kan ook worden aangegrepen door de beveiligingslobby en lawand-order politici om te ijveren voor nog meer monitoring, nog meer controle, nog meer handhaving en dus nog meer veiligheidspersoneel in de openbare ruimte en in kantoren waar risicoprofielen ontworpen en data gekoppeld worden en waar niemand zonder pasjescontrole toegang heeft.. Zolang de ijveraars hun zin krijgen zullen zowel het aantal banen in de beveiligingssector als ook de gevoelens van onveiligheid blijven toenemen. Dit fenomeen (dat niet alleen in de beveiligingssector waarneembaar is, maar ook in modegevoelige sectoren en bedrijven waar ‘positionele goederen’ worden geproduceerd) noem ik postmoderne banengroei: meer aanbod van een bepaald type banen schept meer vraag naar datzelfde type banen. De zucht naar meer veiligheid of naar meer status leidt tot meer arbeidparticipatie. 5). In de meeste sectoren echter zien we structureel geen banengroei. Het aantal banen in branches zoals de bouw en de detailhandel gaat conjunctureel wel op en neer, maar verandert structureel niet veel. De postmoderne mogelijkheid van onverzadigbare vraag naar banen, van eindeloze banengroei, is hier een illusie. De maak-industrie kent al decennia lang banenkrimp. Daarbij lukt het wel om de productie uit te breiden. Dankzij technologische en organisatorische innovatie kunnen minder mensen meer producten maken, waarvan de kwaliteit bovendien vaak nog toeneemt. Evenzo is de agrarische sector al decennia aan het krimpen; ook hier leveren minder mensen meer producten van betere kwaliteit. Sinds kort is ook de financiële sector een krimpsector. Na het omvallen van grote banken kan misschien ook deze sector met minder mensen meer producten van betere kwaliteit gaan leveren, dankzij nieuwe toezichtregels en toezichthouders.(Bij de toezichthouders komen er banen bij, maar veel minder dan er verdwijnen bij de banken.) Een krimpsector in spe is de overheid. Het gaat om Rijk en Provincie, en indirect ook om Zelfstandige BestuursOrganen en externen die van overheidswege worden ingehuurd (automatiseerders, onderzoekers, consultants, enz.). Hoeveel aangekondigde personeelsreducties echt doorgaan is onzeker (de vierde macht wil niet). Maar dat er veel banen zullen verdwijnen staat vast (gelet op het aanhoudende ongenoegen in de samenleving over regeldruk, administratieve lasten, uitdijende doolhofbureaucratie, repressie, vervreemding, bevoogding en betutteling. Wie de realiteiten door de voorruit onder ogen ziet krijgt een ander beeld van de arbeidsmarkt. In de achteruitkijkspiegel zagen we de demografische 1
F van Waarden “Werk in een wantrouwende eredld” Beleid en Maatschappij jrg 33 2006
realiteiten vergrijzing en ontgroening. Inderdaad, de beroepsbevolking zal krimpen; de toekomstige AOW’ers en de toekomstige werknemers zijn demografisch in de bevolkingsstatistiek al zichtbaar. Maar de toekomstige toename of afname van de vraag naar personeel is niet zichtbaar. Als beleidsmakers zich dan eenzijdig op vergrijzing en ontgroening fixeren is het niet verwonderlijk dat ze somberen over krapte op de arbeidsmarkt. Maar door de voorruit zien we een andere toekomst. De punten 1) t/m 5) tonen dat ook vraagzijde van de arbeidsmarkt enorm verandert: het aantal banen zal fors afnemen. Als een werkgever dan personeelstekort heeft is dat het probleem van die werkgever, niet van de overheid (tenzij de overheid zelf de werkgever is). Laat werkgevers hun eigen vacatureproblemen oplossen: werk beter belonen of vacatures inhoudelijk opleuken of vacature-eisen aanpassen of een (bij nader inzien irreële) vacature intrekken of hun arbeidsproces anders inrichten of meer aan scholing doen. Wie door de voorruit kijkt hoeft zich er geen zorgen over te maken dat zich minder schoolverlaters zullen aandienen en dat nu nog veel vacatures openstaan. Als et toch veel banen verdwijnen is de grote uitstroom van babyboomers het probleem niet. Integendeel, de kleiner wordende beroepsbevolking is een godsgeschenk. Hierdoor zijn bij de komende banenkrimp gedwongen ontslagen niet nodig (of althans: minder dan in een arbeidsmarkt zonder deze vacatures en zonder ontgroening). III de Wijffelsthese en de Teulingsthese: een Siamese tweeling in het arbeidsmarktbeleid Mensen weten dat de vaste baan voor het leven niet meer bestaat. De beleidselite heeft daarom ‘baanzekerheid’ vervangen door ‘werkzekerheid’. Deze notie, hoe vaag ook, kan voor de werknemers therapeutisch zijn na hun traumatische ontdekking dat de baan voor het leven niet meer bestaat. Als zij willen geloven in werkzekerheid, kan de elite blijven gebieden: “gij zult een betaalde baan hebben of zoeken”. Misschien is de elite diep van binnen onzeker over de vraag of werkzekerheid wel echt zekerheid is, maar dat wordt dan verdrongen door dure termen zoals ‘employability’ , stoere afkortingen zoals VWNW (van werk naar werk) en dubieuze metaforen zoals ‘de brug van werk naar werk’ (lijkt op de veelbezongen ‘pont d’Avignon’: je kunt erop dansen maar niet de overkant bereiken.). Hoe dan ook, de elite omarmt het volgende idee: Op alle niveau’s betekent meer voorzorg meer preventie van nazorg. Door voorzorg (employability) zal er minder ‘nazorg’ (lees: minder beroep op werkloosheidsuitkeringen) nodig zijn. Dit noem ik de‘Wijffelsthese’ (naar Herman Wijffels die dit idee uitdraagt). De voorstellen van de commissie Bakker zijn een uitwerking van de Wijffelsthese. Het idee dat meer voorzorg tot minder nazorg leidt klopt perfect op individueel niveau: wie zijn employability verhoogt verlaagt zijn kans op werkloosheid. Maar op het niveau van de totale Nederlandse samenleving klopt het idee niet.. Wie meent dat meer voorzorg een maatschappelijke investering is die tot
minder nazorg zal leiden, maakt een denkfout. Immers: als iemand - dankzij scholing of hoe dan ook - een baan vindt is die baan voor andere werkzoekenden niet meer beschikbaar. Dit verschijnsel - “verdringing op de arbeidsmarkt” – houdt in dat wanneer iemand een baan vindt, de baankans van andere werkzoekenden navenant afneemt en de totale werkloosheid per saldo dus niet afneemt. Wat de elite niet ziet (niet zegt) is het volgende. Het nationale werkloosheidsrisico neemt niet af, ook al schoolt elke Nederlander zich suf. (De werkloosheid kan zelfs toenemen, want scholing leidt meestal tot hogere arbeidsproductiviteit, de mogelijkheid om met minder mensen hetzelfde te produceren.) Door meer voorzorg neemt het aantal banen dus niet toe. Er komt pas meer werk als de economie meer mensen nodig heeft. Nieuwe banen ontstaan niet doordat meer en beter toegeruste werkzoekenden hun diensten aanbieden, maar doordat werkgevers in de afzetmarkten die zij bedienen kansen zien om meer producten of diensten te slijten én daarbij meer werknemers nodig hebben. Het nationaal werkloosheidsrisico wordt bepaald door het aantal banen in het land in verhouding tot het aantal 16tot 65 jarigen, in vakjargon: de netto arbeidsparticipatiegraad. Die steeg in de jaren ’90 naar ongeveer 65%. In die jaren ’90 gingen steeds meer Nederlandse vrouwen naar de arbeidsmarkt. Naar aanleiding hiervan kwam het Nederlandse arbeidsmarktbeleid in de ban van een misverstand: de Teulingsthese. Teulings, nu directeur CPB, heeft destijds als universitair wetenschapper de Nederlandse arbeidsmarkt in de jaren ’90 empirisch onderzocht. Hij documenteerde de correlatie tussen forse banengroei en meer arbeidsaanbod van vrouwen. Hoewel het bestaan van een correlatie niets bewijst over oorzaak en gevolg heeft zijn onderzoek toch voedsel gegeven aan de interpretatie, dat de banengroei deels veroorzaakt is door het toenemende arbeidsaanbod van vrouwen. (Of Teulings zelf deze interpretatie deelt weet ik niet zeker, maar het punt is niet de naamgever maar de inhoud van de these.) De Teulingsthese zegt dat toenemend arbeidaanbod banengroei bewerkstelligt. Dit is een these waar de politiek wel pap van lust: de arbeidsmarkt ziet er dan opeens heel anders uit. Dan is het niet meer alleen de vraagkant maar ook de aanbodskant die de banen creëert. Men wil dit graag geloven, want: meer banen daar gaat het om. Werkgevers bewegen tot meer banen scheppen is moeilijk. Dus beweegt de politiek nu baanloze mensen om zich nog meer op de arbeidsmarkt te richten - in de hoop zo meer banen te creëren. Deze hoop houdt geen rekening met het zojuist aangeduide verschijnsel ‘verdringing op de arbeidsmarkt’. Wie een baan vindt ontneemt anderen de kans op die baan. De verhoopte banengroei zal per saldo uitblijven. (Alleen de reïntegratiebranche dijt uit.) De Teulingsthese is verdringing van de verdringing. Ze legitimeert arbeidsmarktbeleid alsof het banengroei brengt. Als mensen dan geen werk vinden zal het wel min of meer hun eigen schuld zijn. Deze suggestie leidt tot miskenning van baanloze mensen, alsmede tot onterechte schuldgevoelens bij deze mensen. Uitkeringsgerechtigden moeten bewijzen dat ze beschikbaar zijn voor ‘de arbeidsmarkt’.
Zulk beleid genereert geen nieuwe banen maar sollicitatierituelen: werkgevers worden bestookt met ‘sollicitatiespam’ die zij naar de prullenmand verwijzen (geboortejaar sollicitant is spamfilter). Verplichte beschikbaarheid leidt tot idioot hoge overheidsuitgaven voor handhaving en voor reïntegratietrajecten (die bijna niet helpen om een baan te vinden: zie Nieuwsbrief Basisinkomen 50) . De banengroei in de jaren ’90 moet niet uit toegenomen arbeidsaanbod verklaard worden. Vergeet de Teulingsthese en verklaar die banengroei uit ontwikkelingen aan de vraagzijde: a. uit voorafgaande loonmatiging in de jaren ’80 leidend tot een betere concurrentiepositie en meer buitenlandse afzet, b. uit bevolkingsgroei en koopkrachtgroei en dus meer vraag naar goederen en diensten: meer binnenlandse afzet, c. uit teruggang van het gemiddeld aantal arbeidsuren per mensenleven, waardoor het aantal (deeltijd)banen steeg, en d. uit het feit dat technologie ( ICT, enz.) met sprongen vooruit ging, wat nieuwe banen opleverde (maar op termijn ook veel banen kostte). De banengroei in de jaren ’90 is dus vanuit de vraagzijde verklaarbaar. De aanbodzijde hoeft er niet bijgehaald te worden. Als men dit toch doet moet men aannemelijk maken hoe extra arbeidsaanbod leidt tot meer banen. Werkgevers die meer banen creëren omdat meer sollicitanten zich melden? Het is moeilijk voorstelbaar. Waarschijnlijk is de Teulingsthese gewoon een misverstand - wijd verbreid dankzij het arbeidsfundamentalisme.
De verantwoordelijke gemeente verlaagt zich tot het niveau van een louche werkgever die de wet minimumloon aan zijn laars lapt . IV Wat betekent dit voor het beleid? De gesignaleerde vertekening, met name de miskenning van het feit dat fatsoenlijke werkgelegenheid in hoge mate een schaars goed is, heeft grote negatieve gevolgen voor het arbeidsmarktbeleid en ook voor het beleid ter bevordering van de sociale samenhang in Nederland. De beleidselite ziet niet of te laat dat veel banen conjunctureel en structureel verloren gaan en dat de werkloosheid in Nederland de komende twee jaar minstens zal verdubbelen. Noodzakelijke maatregelen om de gevolgen te ondervangen worden niet voorbereid en niet genomen.. Dit klemt te meer omdat de sociale zekerheid in recente jaren grotendeels is afgebroken en nog maar weinig dekking biedt tegen de gevolgen van werkloosheid.
Zes jaar geleden was een onvrijwillig werkloze nog verzekerd van een WW uitkering van 70% van het laatst genoten loon gedurende maximaal 60 maanden, met aansluitend een (lage) vervolguitkering en met vrijstelling van sollicitatieplicht voor de ouderen (57+). Sindsdien is achtereenvolgens de sollicitatieplicht voor de ouderen opnieuw ingevoerd, de vervolguitkering onverhoeds geschrapt, de maximum uitkeringsduur verkort van 60 naar 38 maanden en het begrip passende arbeid zodanig verruimd dat eigenlijk nog maar 12 maanden resteren van de WW uitkering waarvoor jarenlang premie is betaald om inkomen te verzekeren zolang er geen passende arbeid is. Niet alleen de gewone werkloosheidsverzekering (WW) maar ook de arbeidsongeschikheidsverzekering (WIA – opvolger van de WAO) biedt nu veel minder dekking dan zes jaar geleden, althans voor de velen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn of die na verplichte herbeoordeling (volgens aangescherpte criteria) weer helemaal arbeidsgeschikt verklaard zijn en toch geen werk vinden. Hiermee is het afbraakverhaal nog niet af. Ook de bijstandswet ging op de schop. De nieuwe Wet Werk en Bijstand (WWB) eist beschikbaarheid. Gangbare arbeid moet worden aanvaard. Veel gemeenten bieden nu hun bijstandsklanten onaantrekkelijk werk aan (work first) waardoor menigeen afgeschrikt wordt en zijn uitkeringsaanvraag intrekt. Deze afschrikkingspraktijk leidt tot fors minder bijstandsaanvragen, iets waar de gemeente financieel belang bij heeft. Voor jongeren tot 27 jaar is de bijstand afgeschaft en vervangen door een leer/werk aanbod waarvoor de gemeente zou moeten zorgen. De kaalslag betekent dat veel problematische gevolgen van de sterk oplopende werkloosheid vanaf 2009 ergens anders dan in de sociale zekerheid moeten worden opgevangen. Verblind door de Wijffelsthese en de Teulingsthese ziet de beleidselite de sterk oplopende werkloosheid niet aankomen. Ze anticipeert onvoldoende op drie probleemcategorieën: 1. de jeugd die in een krimpend arbeidsbestel geen fatsoenlijke werk vindt. Oudere werknemers, insiders op de arbeidsmarkt, worden terecht beschermd tegen ontslag. Hierdoor stagneert binnen de arbeidsorganisaties de doorstroming; met als uiteindelijk gevolg dat veel schoolverlaters niet instromen. (Nog een geluk dat er minder schoolverlaters zijn. De ontgroening beperkt de omvang van de jeugdwerkloosheid.). Gemeenten proberen wel het probleem voor jongeren te ondervangen met participatiebanen, work first enz., maar dit is vaak geen ‘decent work’. Het kan op drie punten onfatsoenlijk zijn:. a. de beloning. Werk met behoud van uitkering betekent ontduiking van het wettelijk minimumloon. De verantwoordelijke gemeente verlaagt zich tot het niveau van een louche werkgever die de wet minimumloon aan zijn laars lapt. b. het is eigenlijk dwangarbeid . Niet bepaald ‘het nieuwe werken’ vanuit intrinsieke motivatie, kenmerkend voor de komende ‘kennissamenleving’(zelfwerkzame teams enz.). c. de inhoud van de baan laat jongeren niet ervaren dat werk leuk kan zijn, uitdagend, waar je jezelf ontwikkelt, je leert om loyaal te zijn, de baas okee is, contacten met collega’s en klanten motiverend zijn, kortom een plek waar je de smaak van werken te pakken krijgt, een goed loopbaanbegin. Zulke plekken komen in private bedrijven te weinig beschikbaar. Daarom moeten de gemeenten nu deze plekken inrichten. Deze zijn daar niet echt goed in. Jongeren zien meer in de
marktsector. De publieke sector vinden ze saai. Als hun werkplek niet de kwaliteit van ‘risk, role and reality’ heeft, dreigt ontsporing, bij voorbeeld: risk zoeken in drank & drugs; role zoeken in het pesten van de baas, reality zoeken in een eigen jeugdcultuur; zwerven op straat; verzeilen in een zorgcircuit of in een crimineel circuit. Arbeidsmarktbeleid dat niet vooruit kijkt verergert dus mogelijk de jeugdproblematiek, die her en der (Gouda, geestelijke gezondheidszorg, Wajong, enz.) veel zorgen baart. 2. de oudere werklozen en hun partners. Wie na een jaar WW nog steeds geen baan heeft moet ongepaste arbeid aanvaarden of zich laten onderhouden door zijn of haar partner die dan gedwongen kostwinner wordt, met alle problemen van dien, bij voorbeeld: conflicten op het (ongepaste) werk; psychische spanningen of echtscheiding (mede om de partnertoets te ontlopen en recht op bijstand te krijgen). 3. ouders van baanloze schoolverlaters dus van de eerste probleemcategorie. Sommige van deze schoolverlaters zullen terugvallen op hun ouders. Dit zal financiële en emotionele problemen opleveren, met name bij (alleenstaande) ouders in achterstandssituaties. Ook dit is gedwongen kostwinnerschap. Arbeidsmarktbeleid heeft ook ernstige gevolgen in ruimer verband: voor de verzorgingsstaat en het sociaal economisch beleid. Wie burgers met een baan als winners neerzet (tegenover burgers zonder baan als losers) creëert en continueert tussen burgers een sociale kloof die slecht is voor de ontwikkeling van de samenleving als geheel. Voorbijgaan aan de vraag of baan X in situatie Y zinnig of onzinnig is draagt zeker niet bij aan een betere samenleving. Zolang Nederland als geheel zijn structurele banentekort niet onder ogen ziet, ontstaat er ook geen zicht op de beleidsopties ter zake. Maar als Nederland goed kijkt heeft het drie opties (die principieel verschillen maar deels gecombineerd kunnen worden): 1. vasthouden aan volledige werkgelegenheid en het beschikbare werk verdelen over alle burgers die vallen onder het gebod “gij zult een baan hebben of zoeken” 2. vasthouden aan volledige werkgelegenheid en het banentekort opheffen door kunstmatig werk toe te voegen ( work first of wat dan ook) 3. aanvaarden dat de moderne economie volledige werkgelegenheid niet kan creëren en niet nodig heeft om te kunnen voorzien in de vraag naar goederen en diensten. En aanvaarden dat de moderne mens betaalde arbeid niet nodig heeft om te kunnen voorzien in de vraag naar zingeving.(de vraag van zichzelf en van zijn omgeving) Wij kiezen niet voor 1 en 2 omdat die teveel bureaucratie en handhaving met zich brengen, onnodig vrijheid van mensen inperken en afbreuk doen aan arbeidsvreugde en -productiviteit. Wij kiezen voor optie 3 waarbij invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen essentieel is. Dit vereist een cultuuromslag in de samenleving, te beginnen met een radicale verandering in de mind-set van de elite (ten aanzien van de arbeidsmarkt én met betrekking tot het basisvertrouwen in de burgers) .
Arm in een rijk land Tot ik een jaar of zes was groeide ik op zonder auto, zonder televisie en zonder koelkast. Vriezers waren dingen die in slagerijen of ijssalons aanwezig waren. Een wasautomaat kwam bij ons pas in huis toen ik een jaar of zestien was en we verzuchtten, al soppend met het lolaborsteltje, wel dat er zoiets als een afwasmachine zou moeten bestaan, maar het bestond gewoon nog niet. We hadden geen centrale verwarming en lieten op zekere dag de kolenkachels vervangen door gashaarden. Mijn vader had een douche in een diepe kast geknutseld, maar we waren daarmee in onze buurt, waar velen wekelijks het badhuis bezochten, een uitzondering. Telefoon was iets voor een dokter of een advocaat.
bezit dingen die een generatie geleden als onvoorstelbare luxegoederen beschouwd werden.
Een fiets bezat ik niet voor ik twaalf was. Computers bestonden al wel, maar het bezit van een thuiscomputer behoorde tot het rijk van de science fiction. Koffie zetten we met de hand, zoals we alle klussen met de hand klaarden. Wij kinderen hadden rolschaatsen die verstelbaar waren en hoefden dus niet om het andere jaar nieuwe te kopen. Meisjes bezaten hooguit twee barbiepoppen. Dat mijn zus en ik een kamer deelden was niet ongewoon, dat jongere kinderen kleding en schoenen van oudere afdroegen evenmin.
Het zou ondenkbaar zijn dat ook de goedkoopste huurwoning nog zónder cv en badkamer opgeleverd zou worden. Wij bezitten weliswaar geen grootbeeld- of flatscreen tv, maar zowel in de woonkamer als in de kamer van mijn zoon staat een televisietje, mijn zoon bezit een playstation, een wii en een gameboy. Hij heeft skates, een skateboard en een stepje en sinds zijn peutertijd fietst hij.
De rolstoel van mijn oma was een loodzwaar houten bakbeest dat nauwelijks door de deur paste, laat staan dat men er gemakkelijk het stoepje voor de deur mee af kon rollen. Er bestond geen instantie waarbij men gehandicaptenvoorzieningen kon claimen. Menig klasgenootje op mijn lagere school had nog nooit in haar leven in een restaurant gegeten, al waren er wel heel wat die wel eens een chineesje of een frietje haalden. Bij de meeste mensen was er geen alcohol in huis en frisdrank werd wel gedronken, maar mondjesmaat. “Is die cola nou alweer op? Dan drink je de rest van de week maar gewoon thee hoor.” Op vakantie gingen we wel, maar naar Lunteren of Rockanje. De eersten in onze straat die naar Spanje gingen hadden het, volgens de rest van de straat, toch wel wat te hoog in hun bol. Wie nu zo zou leven zou arm genoemd worden. Zelfs ik, levend onder wat de armoedegrens genoemd wordt,
Ook ik kan me eigenlijk geen leven meer zonder een wasautomaat voorstellen of een ijskast, zeker niet één zonder computer. Als mijn magnetron het begeeft en ik weer op de ouderwetse manier koken en ontdooien moet, voel ik me lange tijd behoorlijk onthand. Dat zowel mijn tienerzoon als ik een mobiele telefoon bezitten wordt niet als luxe beschouwd, zelfs niet door de uitkerende instanties, die zich lichtelijk geërgerd tonen als de klant alleen bereikbaar is op een vast nummer.
Vrijwel iedereen die wij kennen gaat op vakantie naar het buitenland, ook wij, al kan het er niet elk jaar af; velen die wij kennen maken tussendoor ook nog stedentripjes, gaan op wintersportvakantie of huren een weekje een bungalowtje in de bossen. Sommigen bezitten een tweede huisje, sommigen een stacaravan, en wij hebben een volkstuin met huisje. Heb ik, als er visite komt, geen flesje wijn in de kast voor de grote mensen en voor de kinderen geen frisdrank of sapjes in alle soorten en maten, en niet wat snoep of nootjes,dan geneer ik me. Vergeleken met hoe ik opgroeide in de jaren 60 ben ik onmetelijk rijk. Vergeleken met mensen in derdewereldlanden ben ik onmetelijk rijk. Vergeleken met de modale Nederlander ben ik straatarm. Vergelijk ik even niet, dan vind ik dat ik niet veel te klagen heb. Te klagen heb ik pas als de modale Nederlander mij behandelt als tweederangs burger, als crimineel, fraudeur, zwakbegaafde of Tokkie.
Betty Notenboom
Het BIEN-congres in Dublin, juni 2008: De 2-jaarlijkse samenscholing van de internationale basisinkomenfamilie. Door Michiel van Hasselt en Wim Smit Op zoek naar inspiratie met betrekking tot het in Nederland ingevoerd krijgen van het basisinkomen, trokken Michiel van Hasselt en Wim Smit in juni naar Dublin, alwaar het 2-jaarlijkse BIEN-Congres plaatsvond. BIEN staat voor Basic Income Earth Network. Het congres vond dit keer plaats in Dublin, met anderhalf miljoen inwoners de hoofdstad van Ierland. Ierland blijkt inderdaad het land waar het elke dag regent. Gelukkig vond het congres overdekt plaats, aan de zuidkant van de stad, op het terrein van University College Dublin. In Nederland ontwikkelen de kansen voor de invoering van het basisinkomen zich zoals wij weten tamelijk stroef. Wie weet hadden anderen goed advies voor het geval je in een land woonde waar de politieke situatie muurvast zit vanwege een grotere voorkeur voor slechts politiek haalbare ideeën, in plaats van simpelweg verstandig beleid is. We waren benieuwd te horen hoe het onze geestverwanten elders in de wereld vergaat. Dit was een prima gelegenheid om kennis te maken met velen van hen, en hopelijk nieuwe ideeën op te doen. Het congres werd bijgewoond door om en nabij de 200 deelnemers. Ierland is een land wat al jaren een gedreven probasisinkomen beweging kent, met als kloppend hart de organisatie C.O.R.I. (The Conference of Religious of Ireland), met als voornaamste woordvoerder Séan Healy, een in de Ierse samenleving zeer bekend persoon voor wat betreft het debat rond armoedebestrijding. In 2003 publiceerde C.O.R.I. over het basisinkomen een Green Paper, dat wil zeggen een degelijke discussienota ten behoeve van serieuze parlementaire behandeling. In het
debat kwamen geen onoverkomelijke bezwaren tegen het basisinkomen naar voren, maar echt kiezen vóór het basisinkomen durfde het parlement ook niet. Men voelde zich nog te onzeker over de maatschappelijke effecten (die het green paper zo goed mogelijk had ingeschat). C.O.R.I. bestaat sinds 1983. Deze religieuze organisatie heeft vertakkingen en connecties tot over de hele wereld, en met een direct lijntje naar de Ierse politiek. Eduardo Matarazzo Suplicy, voormalig presidentskandidaat in Brazilië (verloor van Lula da Silva,) verhaalde van hoopgevend nieuws uit Oost-Timor. Hij had ministerpresident Xanana Gusmão van dat land enthousiast weten te maken voor het idee basisinkomen. Gusmão zou aan de politieke top van het land opdracht hebben gegeven een presentatie van Suplicy over het B.I. bij te wonen, en om te onderzoeken of en hoe een BI in de nabije toekomst in OostTimor in te voeren zou kunnen zijn. We zullen de ontwikkelingen aldaar nauwgezet in de gate houden. Een andere bezoeker aan het congres uit Brazilië was Rosani Cunha, National Secretary of Citizen's Income, Ministry of Social Development and Fight Against Hunger. Zij en Maria Ozanira da Silva e Silva van de Universidade Federal do Maranhão, presenteerden het huidige beleid van de Braziliaanse regering onder de noemer de Bolsa Familia, en vertelde dat de Braziliaanse overheid op dit moment nauwgezet de mogelijkheid van het invoeren van het basisinkomen in dat land aan het onderzoeken is. Ian Gareth Orton van de Mexicaanse Universidad Autónoma Metropolitana-Iztapalapa houdt zich al een tijd bezig met het fenomeen kinderarbeid. Hij constateerde dat kinderarbeid en het basisinkomen zich tot elkaar verhielden als ‘ships that pass in the night’, en hoopte dat het mogelijk zou zijn om een succesvolle link te leggen tussen de twee. Katja Kipping, Duits parlementslid namens Die Linke, hield een betoog vanuit links perspectief. Canadees senator Hugh D.Segal van de Tory Party wist daarna het congres te inspireren boeien vanuit conservatief perspectief. Twee fragmenten uit zijn zeer onderhoudende betoog:
Iers Minister John Gormley (links) en Braziliaans federaal parlementslid Eduardo Suplicy
“As a Conservative, I am an enthusiastic capitalist and a champion of the good business can do – large and small – and I believe the time has come for a core change in our myriad of social support micro-measures and serious consideration of a universal income floor which will produce the most rapid gains on alleviating poverty and the richest ground for simple design and affordability. If compassion on the issue of poverty is a virtue, then incompetence in addressing that issue is clearly a vice. “ “It would be hard in any area of public policy to find one approach that could count amongst its supporters Sir Winston Churchill, Richard Nixon, Milton Friedman, the Rt. Hon Robert Stanfield or Senator Patrick Moynahan, but a basic income floor, or a negative income
tax would meet that test. I agree with Mr. Churchill, who as a defeated Conservative post-war, abhorred the state imposing limits on how well one could do but also embraced the need for a clear income “ballistrade” against which all could lean when trouble hits. It was a Liberal Senator in Canada, the Hon. David Croll, who led a senate committee study on poverty which reported in 1971. I quote him now: “If the social welfare business of Canada
had been in the private sector, it would have long ago been declared bankrupt. The reasons are not hard to find. Resistance to change, a stubborn refusal to modernize its
thinking, a failure to understand the root causes of poverty, inadequate research and the bureaucracy digging in to preserve itself and the status quo, are some of the basic causes of the dilemma in which we find ourselves today. These same words can be applied today to many industrialized countries blessed with a wealth of riches and a too large portion of their population still marginalized. “ Hugh Segal’s gehele betoog is terug te vinden op de website welke aan het eind van dit artikel vermeld staat.
Foto v.l.n.r. : Charles M.A. Clark (St John's University, New York), Hugh D. Segal (Conservatief Canadese senator) en Katja Kipping (Duits parlementslid namens Die Linke). Het achterhoofd behoort toe aan Steven Shafarman. Foto’s: Wim Smit Aan het einde van de eerste congres-dag werden we per bus naar het centrum van Dublin gebracht waar we waren uitgenodigd door Groene-minister John Gormley (Minister van Environment, Heritage and Local Government) in zijn langs de de Liffy gelegen ministerie Custom House, voor een receptie. De Ierse Groenen hebben pas sinds een paar maanden zitting in de regering, en ondanks het warme onthaal maakte minister Gormley in zijn speech duidelijk dat de kansen van het snel invoeren van een basisinkomen in Ierland niet zeer groot zijn. Een Duitse bijdrage op de tweede dag betrof de presentatie over campagne rond het thema Freiheit statt Vollbeschäftigung, met Sascha Liebermann als woordvoerder.
Verspreid over Duitsland zijn met name in metrostations grote affiches opgehangen om het debat over het Grundeinkommen verder te stimuleren. Dit leverde veel emailreacties op, die allemaal persoonlijk beantwoord werden. Deze campagne heeft net als de pleidooien van Götz Werner bijgedragen aan een groeiend draagvlak voor het basisinkomen in de Duitse samenleving. (Götz Werner is een Duitse ondernemer (drogistenketen) die volle zalen trekt met zijn pleidooien voor het basisinkomen.) België was in Dublin goed vertegenwoordigd met o.a. Philippe van Parijs, Marc Meuris en Jurgen De Wispelaere. Wim Van Lancker (Universiteit van Antwerpen) legde uit waarom hij het Basisinkomen zag al een alternatief voor neoliberale pensioenherziening.
Almaz Zelleke uit New York hield een pleidooi voor het basisinkomen vanuit feministisch perspectief. Indrukwekkend was ook de Engelse professor Guy Standing (Bath and Monash University), de auteur van “Beyond the new paternalism” 2002, die een presentatie gaf waar hij ook iets vertelde over het pilot-project in Otjivero. In afwachting van de betreffende eerste onderzoeksresultaten kon hij echter niets vertellen wat we al niet direct vanuit Namibië vernomen hadden, zie onze vorige nieuwsbrief. Amerikaans publicist Steven Shafarman (wonende in Washington D.C. en aanhanger van Barack Obama), presenteerde zijn nieuwste boek over het basisinkomen: Peaceful, Positive Revolution, Economic Security for Every American. David Casassas en Daniel Raventós van de Universiteit van Barcelona presenteerden de republikeinse kijk op het basisinkomen, waarbij door de Catalaanse sprekers werd opgemerkt dat dit in geen geval als een antimonarchistische benadering moet worden gezien. Het was een zeer ideologisch en theoretisch onderbouwd verhaal. Op initiatief van het Canadese parlementslid Jim Mulvale werd door de aanwezige Canadezen een nieuwe BIENafdeling opgericht. Andere bezoekers kwamen uit o.a. Zweden, Finland, Italië, Spanje, Schotland, Brazilië, Japan, Mexico, en de V.S.. Op de afsluitende BIEN -vergadering presenteerden 4 nieuwe afdelingen zich: de al eerder genoemde Canadezen, Japan, Italië (zij nomineerden meteen Ancona aan de Italiaanse oostkust voor het BIEN-Congres van 2012) en Mexico aangevoerd door Marta Villareal en Pablo Yanes (Social Development Secretariat of the Government of Mexico City). Bij de presentatie van alle publicaties viel het ons op dat naast de uitgaven van C.O.R.I. , b.v. met het strak
opgemaakte ‘Surfing the Income net ‘, onze eigen Nieuwsbrief Basisinkomen toch het meest in het oog sprong. Genoeg interessante teksten, maar voor wat betreft de uitstraling wordt er vooralsnog onvoldoende gescoord in basisinkomenland. De deelnemers hebben inhoudelijk de argumenten voor het basisinkomen goed op de rij, maar worstelen nog met de vraag hoe buiten de ietwat beschermde academische kringen het basisinkomen goed gepresenteerd en bediscussieerd kan worden. Het blijft overal moeilijk om het basisinkomen op de politieke agenda te krijgen. Opvallend was dat wat dit betreft the green parties in diverse landen nog het meest succesvol zijn. Dublin was een prima congres, maar wat het nog ontbrak was de inzet van een centraal gecoördineerde en internationaal opgezette publiciteitscampagne. BIEN blijft in functie, maar dit is weinig meer dan een knooppunt waar mededelingen en verhalen samen worden gebracht en vervolgens verspreid. De professionele en doelgerichte aanpak om pers, burgers en politiek in zoveel mogelijk landen te bestoken met informatie over de te verwachten positieve effecten van een basisinkomen moet eigenlijk nog beginnen. In ieder afzonderlijk land is iedereen aangewezen wat er op hun eiland gebeurt en op de politieke agenda staat. De afwachtende benadering lijkt in veel landen te overheersen. Er valt nog genoeg vooruitgang te boeken. In juni 2010 vind het volgende BIEN-Congres plaats in São Paolo, Brazilië. Bijna alles van wat er in juni in Dublin is voorgedragen is in het Engels terug te vinden op de website: http://www.cori.ie/Justice/Basic_Income/62Basic_Income/541-bien-world-congress-on-basicincome-.
Foto van de BIEN-general meeting, v.l.n.r.: Richard Caputo (New York), Philippe van Parijs (België), Guy Standing (Engeland) Eduardo Suplicy (Brazilië) en staand Karl Widerquist, eindredacteur van www.usbig.net, (USA).
Micropartnership door het Ministerie beoordeeld Door René Heeskens, INclusion, Wat vindt Buitenlandse Zaken van een basisinkomen in ontwikkelingslanden? Onlangs mocht INclusion op het ministerie haar subsidieaanvraag voor de ontwikkeling van de micropartnership methode en de eerste twee pilots in Uganda en Bangladesh komen toelichten. Het Ministerie heeft in een eerste reactie de subsidieaanvraag van INclusion afgewezen. Als redenen voor het afwijzen van de subsidieaanvraag werden genoemd dat (1) de subsidieaanvraag onvoldoende aan de technische vereisten voldeed, en (2) dat het project als onvoldoende innovatief werd beoordeeld. De eerste reden is begrijpelijk: de micropartnership methode is nog in ontwikkeling, evenals INclusion zelf. Daarom kon nog niet tot in detail een duidelijke uitleg worden gegeven van alle aspecten van de organisatie en financiering van de projecten. Verbaasd waren we echter over beoordeling van de micropartnership benadering als onvoldoende innovatief. We hebben daarom een bezwaarschrift tegen de afwijzing ingediend en in de repliek uitgelegd wat de vernieuwende, unieke aspecten van micropartnership zijn. In de repliek zijn we uitgebreid in gegaan op het basisinkomen, dat naast de communicatie tussen de micropartners een hoofdpeiler van micropartnership is. We hadden het geluk dat onlangs het eerste evaluatierapport is uitgekomen van het basisinkomen project in Namibië. Dit hielp ons om te verduidelijken hoe een basisinkomen in een project kan worden toegepast en tot welke positieve resultaten dit al op korte termijn kan leiden. We hebben het rapport toegevoegd aan de stukken voor de hoorzitting die deel uitmaakte van de bezwaarprocedure en een citaat van Bisschop Dr. Z. Kameeta in zijn toespraak bij de presentatie van het rapport bovenaan de repliek gezet:
Een deel van het gesprek ging over het feit dat voor de commissie onvoldoende duidelijk was hoe de projecten er concreet uit zouden gaan zien: de voorbereiding en start van de projecten, het verloop van het project zelf, de evaluatie en follow-up na afloop. We hebben een en ander proberen toe te lichten, maar onze inzet voor het gesprek was vooral, om het innovatieve, unieke van de micropartnership methode voor het voetlicht te brengen en er zicht op te krijgen wat de commissie daarvan vindt. Wat dat betreft verliep het gesprek teleurstellend. In de evaluatie van de subsidievraag werd micropartnership op één lijn gesteld met de aanpak van Plan NL (voorheen Foster Parents), terwijl Plan NL alleen gemeenschapsprojecten uitvoert en geen geld rechtstreeks aan individuen geeft. Daarnaast werd micropartnership ook op één lijn gesteld met cash transfer systemen. Eén van de commissieleden bracht tijdens de hoorzitting nogmaals in, dat hij het project niet vernieuwend vond, omdat er in veel ontwikkelingslanden al cash transfer systemen zijn. We hebben uitgelegd dat het hierbij om traditionele sociale zekerheidssystemen gaat, die alleen gericht zijn op ouderen, zieken en andere specifieke doelgroepen van inactieven of hulpbehoevenden en dat het bij een basisinkomen om iets heel anders gaat: iedereen ontvangt het, ook de (potentieel) economisch actieve leden van de gemeenschap. In de repliek op de afwijzing van de subsidieaanvraag hadden we al aangegeven dat, in tegenstelling tot wat door critici van het basisinkomen wordt gevreesd, het ook toekennen van een basisinkomen aan de mensen die economisch actief (kunnen) zijn, in de Namibische praktijk blijkt te leiden tot een verhoogde arbeidsparticipatie. Voor het feit dat een basisinkomen in ontwikkelingslanden al zo snel tot sterke positieve resultaten kan leiden hebben we een drietal redenen genoemd: 1.
“Can you give a poor person money, can you trust them? Don’t they need to have guidance, does not somebody need to tell them what to do? Yes, we believe in power to the people, but money to the people?” De hoorzitting was op dinsdag 15 oktober. Met zijn drieën gingen we er naar toe, Geert Schouten en Michiel van Lunteren van het bestuur van INclusion en ondergetekende als medewerker. We kwamen tegenover zes personen van het Ministerie te zitten, drie leden van de hoorzittingcommissie en nog drie anderen als toehoorders. De setting was formeel, er werd op de procedures gehamerd en verduidelijkt dat de hoorzitting niets anders kon zijn dan een toelichting op de ingediende subsidieaanvraag. Het was daarom lastig om met de commissie in gesprek te raken. Wederzijds werden standpunten toegelicht, maar we leken niet nader tot elkaar te komen.
2.
3.
De algehele levensomstandigheden van de doelgroep verbeteren – voeding, gezondheidszorg, onderwijs – en daarmee ook de capaciteit om economische activiteiten te ontplooien. Een deel van de inkomenstoelage wordt gebruikt als startkapitaal voor het opzetten van eigen bedrijfjes of extra investeringen in al bestaande self-employment. Een aanzienlijk deel van de inkomenstoelage wordt binnen de eigen gemeenschap besteed. Door de toegenomen koopkracht ontstaat een markt voor nieuwe bedrijfjes. De inkomenstoelage heeft een duidelijk multiplier effect.
Verder hebben we nog eens naar voren gebracht, dat een basisinkomen nauwelijks nog toepassing in de praktijk vindt. Het gedeeltelijke basisinkomen in Alaska en het pilot project nu in Namibië zijn de enige voorbeelden.
We twijfelen er aan of we de commissie op andere gedachten hebben kunnen brengen. Er kwam geen reactie waaruit bleek dat men nu begreep dat een basisinkomen en micropartnership inderdaad iets heel anders zijn dan Plan NL of bestaande cash transfer systemen. Over ongeveer een maand verwachten we het advies van de commissie en het definitieve besluit over de
subsidieaanvraag te vernemen. We zijn benieuwd of daarin het inzicht in het unieke van micropartnership ten opzichte van bestaande ontwikkelingsprojecten terug te vinden zal zijn. Meer informatie over INclusion: www.inclusionworldwide.org .
Motie over de kredietcrisis aangenomen (17 oktober 2008 - Bericht van Platform Duurzame en Solidaire Economie) PERSBERICHT Utrecht, 17 oktober 2008 -De deelnemers aan de expertmeeting over Duurzame en Solidaire Economie (op 16 oktober), hebben een motie over de kredietcrisis aangenomen. Tot de ondertekenaars behoren o.a. prof. dr. Bob Goudzwaard, prof. dr. Arnold Heertje, prof. dr. Paul de Beer, Kees Hudig, prof. dr. Klaas van Egmond, drs. Leida Rijnhout, prof. dr. Koo van der Wal, prof. dr. Piet Terhal, dr. Lou Keune, prof. dr. Johan Graafland, Dirk Geldof, dr Roefie Hueting en prof. dr. Bastiaan Zoeteman. Juist Nu! De internationale geld- en kredietcrisis bepaalt het nieuws. Enerzijds is alle aandacht gericht op wat de overheden en de financiële autoriteiten doen. Zullen zij in staat zijn wankelende banken overeind te houden en de rust in het financiële systeem terug te brengen? Aan de andere kant zijn er de heftige schommelingen in de beurzen. Komen we er met een lichte recessie van af of duiken we in een depressie die mogelijk jarenlang kan gaan duren? Wat zijn de gevolgen voor de meest kwetsbare groepen in deze wereld en voor natuur en milieu? Wij ondertekenden dit jaar gezamenlijk de Verklaring van Tilburg , die in het teken staat van de noodzakelijke transformatie van onze economieën in de richting van duurzaamheid en internationale solidariteit. Juist nu willen we onze regeringen, de sociale partners en alle burgers oproepen die economische transformatie zo snel mogelijk ter hand te nemen, met oog voor ons aller toekomst. Juist nu, omdat we moeten voorkomen dat het financiële stelsel alleen maar wat wordt opgelapt om vroeger of later weer in dezelfde gebreken te vervallen. Juist nu, vanwege de kans om het financiële stelsel veel meer dienstbaar te maken aan de leefbaarheid van onze gehele aarde; en juist nu, omdat we ook met elkaar moeten voorkomen dat onze economieën terugvallen in een door niemand gewenste depressie.
Daarom bepleiten wij: een nationaal en Europees economisch activeringsplan, waarin de ruimte die door mogelijke consumptieve bestedingsuitval kan gaan ontstaan wordt gecompenseerd door publieke investeringen en publiek ondersteunde particuliere initiatieven in de richting van een versterkte duurzaamheid en solidariteit, zoals neergelegd in de speerpunten in de Verklaring van Tilburg; een mede door Nederland en België gestarte herziening van het internationale geldstelsel, waardoor aan de tomeloze geldschepping en speculatie een centraal halt kan worden toegeroepen, en het financiële wereldstelsel weer meer verbonden wordt met, dienstbaar gemaakt aan, en ingebed in de mogelijkheden van de reële economie, binnen de grenzen van natuur en milieu en met prioriteit voor de belangen van de armen in de wereld. Was ondertekend door prof. dr. Bob Goudzwaard, prof. dr. Arnold Heertje, prof. dr. Paul de Beer, Kees Hudig, prof. dr. Klaas van Egmond, drs. Leida Rijnhout, prof. dr. Koo van der Wal, prof. dr. Piet Terhal, dr. Lou Keune, prof. dr. Johan Graafland, Dirk Geldof, dr Roefie Hueting, prof. dr. Bastiaan Zoeteman, en dertig andere aanwezige economen en andere wetenschappers, activisten, en vertegenwoordigers van non-gouvernementele organisaties. Verklaring van Tilburg: http://www.economischegroei.net/VvT . Platform Duurzame en Solidaire Economie (DSE): http://www.economischegroei.net . Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Lou Keune, tel. 013-5433812, email:
[email protected] Kees Hudig, tel 020-4689611, e-mail:
[email protected]
Renkoekoek in de wereld van het grote geld door Guido den Broeder, 10 oktober 2008 Iedereen kent het verhaal van de tekenfilmfiguur die in een woeste achtervolging over de rand van de klif rent maar nog niet in de gaten heeft dat de grond weg is, en daarom niet meteen valt. De vraag was altijd, hoe lang het duurt. Daar is nu antwoord op: het duurt een jaar of vijf om op te merken dat er iets niet klopt, en dan nog twee jaar voordat we naar beneden kijken en zien dat de bodem weg is. Plan Bush: iedereen een eigen villa In 2001 besloot de regering Bush van de Verenigde Staten van Amerika dat inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid moesten hebben om even mooie huizen te kopen als hun rijkere landgenoten. Dit sympathieke idee werd echter niet gerealiseerd door de inkomens eerlijker te verdelen. Nee, men deed het als volgt. 1. 2. 3. 4. 5.
Hypotheken werden verstrekt tegen een rente die in de eerste jaren extra laag was om daarna te stijgen. Hypotheekverstrekkers hoefden niet meer te informeren naar de draagkracht van huizenkopers. Men kon meer lenen dan het huis waard was. Men hoefde niet meteen met aflossen te beginnen maar kon juist de hypotheek nog uitbreiden. Hypotheekverstrekkers hoefden niet meer te kijken naar betalingsgedrag in het verleden.
Zodoende ontstond een extra hypotheekmarkt met een veel lagere zekerheid dat de klanten aan hun verplichtingen konden blijven voldoen. Aanvankelijk ging het echter zo goed dat dat aspect uit het oog werd verloren. Er waren niet meteen zoveel koophuizen dus de huizenprijzen stegen, waardoor nog meer mensen huizen gingen kopen die ze zich eigenlijk niet konden veroorloven. Wie net zo’n huis had gekocht verkocht het door met winst, voordat het echte betalen moest beginnen. Men gaf de hete aardappel zo nodig door. Driemaal drie is negen. De Amerikaanse economie holde voort. Omdat banken onderling in deze hypotheken konden handelen, kon de hele wereld meeprofiteren. Er werden afgeleide producten (derivaten) bedacht waarin naar hartelust kon worden gespeculeerd. Het ging goed, dus werden er nauwelijks voorzieningen apart gezet voor de onvermijdelijke magere jaren. Zodoende namen op papier de winsten van de banken toe en stegen hun aandelen op de beurs in koers. In deze wind werd door de klanten van de banken, in vol vertrouwen want onwetend van de onzekerheden, ook weer gehandeld en gespeculeerd - tweemaal prijs dus. Wal en schip 2 In de loop van 2006 keerde de wal het schip . De rente, die tot dan toe laag was gehouden, steeg. Tegelijk liepen de voordelige eerste jaren van de sub-prime-hypotheken liepen af en de nieuwe huizenbezitters werden geconfronteerd met normale woonlasten, bij een hogere rente dan vewracht. Dat was al snel voor grote groepen huiseigenaaren niet op te brengen. Men moest de eigen
woning weer opgeven en bleef berooid achter. In 2007 steeg het aantal huisuitzettingen in de VS met 75-80%. Doordat er nu teveel koophuizen op de markt waren begonnen de prijzen te dalen, waardoor de gedwongen verkopen niet genoeg opleverden om de schuld af te lossen. Ook mensen met een normale hypotheek kwamen nu in de problemen. De grote hypotheekverstrekkers in de VS geraakten in moeilijkheden en werden uiteindelijk in 2008 door de overheid overgenomen. De banken, die over de hele wereld zo gulzig en zonder realistische reserve deze Amerikaanse hypotheekproducten hadden overgenomen, moesten nu fors op hun bezittingen afschrijven. Omdat het volkomen onduidelijk was hoeveel risico elke bank had genomen durfde men elkaar nu onderling geen leningen meer te verstrekken - een normaal mechanisme dat het dagelijks bankbedrijf mede mogelijk maakt viel daardoor uit. Centrale banken grepen meermalen in door dan zelf maar tijdelijk geld ter beschikking te stellen. Dat werkte nog net. Nationalisering In de loop van 2008 bleek de situatie telkens ernstiger te zijn dan de banken hadden toegegeven. Er moest meer worden afgewaardeerd, aan verplichtingen kon door gebrek aan krediet niet worden voldaan; enkele zakenbanken sneuvelden. In september keken de particulieren, die met de banken tot boven het ravijn mee waren gerend, naar beneden en zagen daar plotseling geen bodem meer. Het vertrouwen was in een klap weg, de beurskoersen van alle financiële ondernemingen stortten in razend tempo in, klanten haalden hun spaargeld terug, en als dominostenen stonden de banken klaar om om te vallen, waardoor het hele economische systeem werd bedreigd. De overheid is nu doende hard in te grijpen. In Europa gebeurt dat door banken op te kopen en spaargeld tot hoge bedragen te garanderen; in de VS door bijkans onvoorwaardelijk geld naar de in gevaar gekomen financiële instellingen te sluizen. IJsland, waar het bankwezen onlangs internationaal spaarders ging werven, is het eerste land dat in dit geweld dreigt te bezwijken. De Belgische top van het restant van Fortis viert ondertussen feest in Monaco: ‘and the band plays on’. Wat decennia van koude oorlog en het internationaal terrorisme niet was gelukt, daar slaagde Bush in enkele jaren: de totale ontwrichting van het kapitalistisch 2 systeem. De slachtoffers Het is onbegrijpelijk hoe de regering van het rijkste land ter wereld heeft kunnen denken door het verstrekken van leningen mensen blijvend aan een hogere levensstandaard te helpen. Als dat laatste werkelijk het doel was, waarom is er dan niet geluisterd daar mensen als Milton Friedman (negatieve inkomstenbelasting) en voormalig presidentskandidaat George McGovern (‘demogrant’)? Voor honderdduizenden is het effect nu het tegengestelde: men staat op straat, failliet. En wat doet de Amerikaanse
regering? Niet deze mensen worden gered, maar de instellingen die onverantwoordelijk bezig zijn geweest. In Nederland wordt het spaargeld van de rijken veiliggesteld, en is 20 miljard euro vrijgemaakt om de falende banken te steunen, maar de pensioenfondsen zullen de inflatiecorrectie over moeten slaan, en van de kleine beleggers is het vermogen verdampt. En nu? Ondertussen woedt de crisis voort. Nu de bankwereld wankelt, komen gewone bedrijven moeilijk aan geld om investeringen te doen. Hun winsten storten nu ook in. Massa-ontslag dreigt, en er wordt al gesproken over meer nationalisatie. Dit gebeurt in een tijd dat er in Nederland niets is geregeld voor een oplopende werkloosheid. De regering rekende immers op een krappe arbeidsmarkt wegens de vergrijzing, en dat eenieder die werk zocht dus ook werk zou kunnen vinden. Zoals Michiel van Hasselt elders in dit nummer betoogt, is er van onze vroeger zo geprezen sociale zekerheid weinig meer over. Zou het in deze sombere omstandigheden mogelijk zijn dat een oud idee, waar in de VS dus Friedman en McGovern voor pleitten, een nieuwe kans krijgt? Er zullen vermoedelijk weinig voorstanders zijn om wat nog maar net is afgeschaft weer terug in te voeren, en toch moet er iets worden geregeld om mensen zonder reguliere arbeid niet van honger te laten omkomen.
Een veelgenoemde bedenking tegen het invoeren van een basisinkomen is weggevallen. De hele basisinkomenoperatie behelst immers beduidend minder inkomensverschuiving dan dit jaar wordt uitgegeven aan het redden van omgevallen instellingen. Een illusie zoals bij het kredietplan Bush zal niet ontstaan, want het basisinkomen is geen lening. Het is de renkoekoek, niet de prairiewolf. Tegelijk levert de nationalisatie ons een kans op: want wat zou er natuurlijker zijn dan om de winsten die de genationaliseerde bedrijven te zijner tijd vast weer zullen maken, straks als dividend uit te keren aan alle inwoners? Noten [1] Voor meer informatie: zie http://en.wikipedia.org/wiki/Subprime_mortgage_crisis [2] Of de genationaliseerde banken er alle daadwerkelijk zo slecht voorstonden valt overigens te bezien. Zo was het aandeel Fortis door een aanhoudende geruchtenstroom op de beurs van 30 tot 4 euro gedaald. Na de gedwongen verkopen lijkt de holding alleen al aan contanten een veelvoud daarvan te bezitten - hoewel, niemand lijkt te weten wie dat geld nu eigenlijk heeft ontvangen, en de handel in het aandeel is opgeschort. Hier zakte de tekenfilmfiguur dus dwars door de harde rots.
Latijns-Amerika maakt lange neus naar de VS Uit de Volkskrant – 25 september 2008,.Door: Cees Zoon MEXICO-STAD - De Braziliaanse president Luiz Inacio Lula da Silva ziet ‘met droefheid dat heel belangrijke banken die zeiden wat wij wel en niet mochten doen, die het risico van ons land maten, die investeerders adviseerden of Brazilië wel of niet betrouwbaar was, nu failliet gaan en geldschieters zoeken.’ De droefheid die Lula zegt te voelen over de economische crisis kan niet de ironische ondertoon in zijn woorden verhullen. Net als in andere landen van Latijns-Amerika overheerst in Brazilië het gevoel dat de Verenigde Staten nu ‘recepten toepassen die voor ons verboden waren’ en dat alle lessen over de vrije markt die de latino´s zoveel jaren te horen kregen nu plotseling vergeten zijn. ‘Waar die banken over gingen’, aldus Lula, ‘was niet het vrij verkeer van kapitaal, het scheppen van arbeidsplaatsen en rijkdom, maar de speculatie. Zij transformeerden bepaalden sectoren van het financiële systeem in casino’s, verloren bij het spelen van roulette, en wij willen niet dat Brazilië een slachtoffer van dat spel wordt.’ De Argentijnse presidente Cristina Kirchner zegt getuige te zijn van ‘hoe die Eerste Wereld die ze ons voorhielden als het mekka waar wij op een dag moesten komen, uiteenspat als een zeepbel’. De investeringsbanken bepaalden jarenlang de ‘betrouwbaarheid’ van Argentinië: ‘Ze praten altijd over het risico van de Argentijnen, nooit over het risico van Lehman Brothers en Merrill Lynch, die echt in elkaar storten.’ LatijnsAmerika is dankzij de
onstuimige groei van de afgelopen paar jaar beter bestand tegen de gevolgen van de crisis. ‘In andere omstandigheden zou Brazilië nu op de knieën zijn gedwongen’, meent minister van Financien Guido Mantega. Volgens Cristina Kirchner ‘zullen we het natuurlijk voelen, maar het feit dat wij een eigen plan hebben getrokken, gericht op onze eigen belangen, zal ons helpen.’ Argentinië was in de jaren negentig geheel afhankelijk van buitenlands kapitaal, maar sinds de economische ineenstorting eind 2001 is dat beeld gewijzigd. Vooral de renationalisaties van eerder geprivatiseerde bedrijven door haar voorganger en echtgenoot Nestor Kirchner leverden een stroom van kritiek van de Amerikaanse zakenbanken. De Braziliaanse krant Folha de Sao Paulo schreef dat ‘als het zo doorgaat met de nationalisaties Hugo Chavez het estafettestokje doorgeeft aan Bush, die van duivel, kameraad wordt’. De Venezolaanse president oordeelt dat ‘wij gelukkig begonnen zijn ons losser te maken van de Amerikaanse economie. Dat betekent niet dat wij niet kwetsbaar zijn, want het gaat om het omvallen van een reus.’ In heel Latijns-Amerika citeren media gretig de Amerikaanse econoom Nouriel Roubini van de Universiteit van New York die zegt dat ‘met de nationalisering van AIG, de kameraden Bush, Paulson en Bernanke ons verwelkomen in de USSRA, de Verenigde Socialistische Staten Republiek van Amerika.’ De VS, merkte Roubini op, zijn nu de grootste verzekeringsmaatschappij in de wereld. ‘Met een socialisme voor de rijken en een Wall Street, waar de winsten geprivatiseerd zijn en de verliezen gesocialiseerd.’
Martin in de reïntegratiemolen Laatst sprak ik de 40-jarige Rotterdamse
baan met perspectief. Ik heb daarin enkele certificaten
uitkeringsgerechtigde Martin. Hij wordt al jarenlang
behaald, maar vanwege aantoonbare rugklachten kon
onder druk gezet om zich te onderwerpen aan het
ik die opleiding niet afmaken.
inmiddels helaas maar al te bekende reïntegratiecircus.
Deze opleiding de samenleving wel tussen de
Hij is een zogenaamde Focus-klant. Het huidige
€ 12.000,- en € 16.000,- Euro gekost.
SoZaWe-motto luidt: Iedereen die niet is vastgeroest of
met 1 been in het graf staat moet SoZaWe uit. Er wordt
In 2007 kwam het plan in me op om samen met een
kennelijk vanuit gegaan dat zolang hij van een
vriend een eigen bedrijf op te richten in alternatieve
uitkering leeft hij geen constructieve rol binnen de
energieopwekking. We hebben ideeën te over. Het
samenleving kan vervullen.
project Rotterdam-Idee boodt de mogelijkheid voor € 5.000,- subsidie, waar wij volgens hen voor in
Martin: “In het verleden heb ik diverse betaalde
aanmerking konden komen. Ik diende daartoe wel
functies gehad, en vanaf 1997 een ID-baan. In 2000
eerst een stichting op te richten. Zoiets vereist geld.
begon ik bij Vluchtelingenwerk Rotterdam (VWR) als
Vanwege een opgave op mijn maandelijkse
vrijwilliger. Na 2 maanden werd ik via een WIW-baan
rechtmatigheidsformulier van extra-inkomsten, zonder
assistent-systeembeheerder. Vluchtelingenwerk
daarbij een loonstrookje in te leveren, blokkeerde
Rotterdam werd in de loop van 2002 opgeheven, maar
SoZaWe zonder waarschuwing en volkomen onnodig,
dat is een ander verhaal. Vervolgens zelf gedwongen
een paar maanden mijn uitkering.
ontslag moeten nemen maar wel in de WW terecht
Vervolgens verzuimde SoZaWe mijn vakantiegeld op
gekomen wegens de opstelling van VWR.
tijd uit te betalen. Hierdoor had ik het geld niet om tijdig de stichting op te richten. Een geplande try-out
Bij het Centrum voor Werk en Inkomen mocht ik
met Sport&Recreatie Rotterdam mislukt hierdoor.
verplicht kiezen uit een lijst van welgeteld 1
De stichting is nu eindelijk opgericht. Vervolgens kreeg
reïntegratiebedrijf, namelijk Randstad-rentree. Ik
ik te horen dat ik de inspanningen ten aanzien van het
maakte kenbaar dat ik na zonder diploma de opleiding
verder opbouwen van de stichting en dus het bedrijf
MBO-netwerk te hebben afgesloten verder wilde
moest beperken tot mijn vrije tijd.
studeren.
Mij werd te verstaan gegeven dat ik iedere week 7
Er werd me door de medewerker van Randstad-rentree
sollicitatiebrieven moet produceren en deze vervolgens
verteld: Ga eerst maar solliciteren als docent
persoonlijk langs moet gaan brengen. Af en toe word
informatica op HBO-niveau. Maar daar had ik de
ik ontboden aan de balie van SoZaWe voor een gesprek
kwalificaties of de kennis niet voor. Heb ik dus niet
over de kwaliteit van mijn sollicitatiebrieven.
gedaan.
Aanvankelijk mocht ik niet in de sollicitatiebrieven
Ik deed wel een aanvraag voor een opleiding voor
vermelden dat ik een slechte rug had. Het medisch
technisch operator. Dit was een opleiding van een jaar.
advies van AOB (keuringsinstantie) was dat ik
De medewerker van het reïntegratiebedrijf vertelde mij
maximaal 4 uur per dag kon werken, 16 uur per week.
dat ik niet meer dan 3 maanden naar school mocht.
Nu mag ik dat er wel in zetten.
Vervolgens heb ik langer dan 3 maanden moeten zitten wachten op de beslissing of ik die opleiding wel
Ik heb zo langzamerhand een punthoofd van het
of niet mocht gaan doen.
gezeur, de dreigementen en de betutteling door zowel
Randstad ontving zowiezo € 2.500,- voor het mij in
SoZaWe als de reïntegratiebedrijven. Ik heb sterk het
traject nemen. Bij een succesvolle uitstroming zou dit
idee dat meerdere personen via mij betaald aan het
€ 5.000,- worden.
werk zijn, alleen al om mij in de gate te houden en me met regelmaat onnodig onder druk te zetten. Ik wil
Nadat dit verhaal geen succesvolle conclusie kende viel
niets liever dan me optimaal nuttig maken voor de
ik ten prooi aan reïntegratiebedrijf Epheon. Afspraken
wereld om me heen.
met hen konden merkwaardig genoeg niet
Met een onvoorwaardelijk basisinkomen zou het leven
plaatsvinden op hun kantoor, wel bij mij thuis of in een
een stuk eenvoudiger zijn. Dat eigen bedrijf was er dan
café. In korte tijd had ik bij Epheon achtereenvolgens 3
waarschijnlijk allang geweest, en was ik nu volledig
verschillende contactpersonen, want ze sprongen zelf
naar eigen inzicht en inspiratie betaald aan het werk.”
het snelst op de leuke banen die langs kwamen. Uiteindelijk kwam ik met het voorstel om een opleiding voor pijpfitter te gaan volgen. Dat leek me een goede
WS
‘Bijstandsheld’ Bennie wint schoffelzaak Uit de Volkskrant van 8 oktober 2008 Door Elsbeth Stoker ARNHEM - Dit is het verhaal van Bennie Beck (44). In de ogen van vele werklozen is hij een ware bijstandsheld die de strijd aanbond tegen ‘dwangarbeid’. Maar de gemeente Arnhem ziet hem als een ‘schoffelweigeraar’. Het is woensdagochtend iets voor twaalven, als Beck zijn vuist triomfantelijk in de lucht steekt. Hij staat in een rechtszaal van de Arnhemse rechtbank. Binnensmonds roept hij ‘yes’. Terwijl hij de zaal uitloopt, fluistert hij tegen zijn vriendin: ‘Ik wist niet dat dit me zoveel zou doen.’ Hij heeft glazige ogen en is er even stil van. Beck heeft zojuist deels gelijk gekregen in het proefproces dat hij met behulp van vakbond Abva-Kabo FNV had aangespannen tegen de gemeente Arnhem. Enkele andere bijstandsgerechtigden gingen hem voor, maar hij is de eerste die een Workfirst-zaak wint. Eén dag geschoffeld Het begon allemaal vorig voorjaar. Na twintig jaar in de horeca te hebben gewerkt, had hij in 2006 de overstap gemaakt naar de uitvaartbranche. ‘Maar toen werd mijn vriendin ziek. Longkanker.’ Na haar overlijden lukte het hem niet meer dit werk te doen. ‘Ik wilde een andere baan. Tot die tijd had ik een uitkering nodig.’ Van de gemeente kreeg hij te horen dat hij zich moest melden bij het Arbeidstrainingscentrum voor een Workfirst-traject. ‘Ik kreeg een contractje onder mijn neus en ze zeiden: je kunt overmorgen beginnen. Lijm inpakken of schoffelen?’ ‘Hoe bedoel je?’, reageerde ik. ‘Lijm of schoffelen; je moet aan de slag’, was hun antwoord. ‘Hoe draagt dit werk bij aan mijn terugkeer op de arbeidsmarkt’, vroeg ik vervolgens. ‘Om je werknemersvaardigheden te testen’, reageerden
ze. ‘Ik heb al meer dan twintig jaar gewerkt, was mijn reactie.’ Uiteindelijk tekende hij het contract, onder protest. Anders zou hij geen uitkering krijgen. Het schoffelen was geen succes, hij hield het welgeteld één dag vol. ‘Ik had zo’n traject niet nodig. Ik wilde een baan, maar de gemeente vond dat ik eerst een traject moest volgen.’ Dwangarbeid Uit frustratie begon hij een rechtszaak; hij beschuldigde de gemeente van dwangarbeid. Bovendien beklaagde hij zich erover dat het Workfirst-traject een standaardpakket was. Woensdag kreeg hij deels gelijk. De beschuldiging van dwangarbeid vond de rechter te ver gaan, er is geen sprake van zware dwang. Maar op het punt van maatwerk voor werklozen scoorde Beck. Wat de gevolgen zijn? De gemeente Arnhem studeert er nog op. Maar Beck weet het al: ‘Gemeenten mogen alleen zinvolle trajecten bieden, waarvan ze kunnen bewijzen dat het naar werk leidt.’ Klaar is de schoffelweigeraar nog niet. Beck gaat in hoger beroep op het punt van de dwangarbeid, desnoods tot het Europees Hof. Uit principe, want hij heeft alweer een baan. ‘Ik ben een schorpioen, hè. Ik kan me kwaad maken over onrecht.’
Doel van Workfirst is om de vaardigheden van werklozen in kaart te brengen door middel van werktrajecten. Wie niet meedoet, krijgt geen uitkering of wordt gekort. De invulling verschilt per gemeente; van het inpakken van tubes lijm tot een leer-werktraject. Volgens arbeidsrechtspecialist Evert Verhulp betekent de uitspraak niet het einde van de Workfirst. ‘Maar het automatisme waarmee sommige gemeenten grote groepen werklozen op een traject zetten, is voorbij.’ Veel gemeenten hebben hun werkwijze al gewijzigd in maatwerk, voegt Workfirst-specialist Julie Castonguay, toe. ‘Het blijkt bovendien dat zij hierdoor beter presteren.’
Een 'onwenselijk precedent' Door Louis van Overbeek – 18 oktober 2008 Met een uitspraak van de Arnhemse rechtbank ligt de bijl aan de wortel van het Work First-principe, de onder de nieuwe bijstandswet vergemakkelijkte dwangarbeid voor uitkeringsgerechtigden. De Arnhemse rechtbank heeft een man in het gelijk gesteld die op het moment dat hij een bijstandsuitkering aanvroeg weigerde in ruil daarvoor te gaan schoffelen in een gemeentelijke groenvoorziening en daarvoor flink werd gekort op zijn uitkering. De 44-jarige man had voor hij door persoonlijke omstandigheden werkloos werd, gewerkt in respectievelijk de horeca en de uitvaartbranche en zag niet hoe geschoffel hem zou helpen een geschikte baan te hervinden. De sociale dienst kon hem dat ook niet uitleggen. De man vond dat de gemeente hem door te handelen zoals zij deed – in de trant van het onder de nieuwe, in 2004 ingevoerde, bijstandswet in zwang geraakte Work First-principe – confronteerde met ‘dwangarbeid of verplichte arbeid’, waartoe volgens verschillende internationale verdragen, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ‘niemand gedwongen mag worden’. Polderminnende rechter De meervoudige kamer van de Rechtbank Arnhem was het met de man eens dat er bij een dergelijke handelwijze van de gemeente ‘in het concrete geval wel degelijk sprake kan zijn van verplichte arbeid in de zin van de hierboven vermelde verdragsbepalingen’, maar meende, via een wat duistere redenering, dat dáárvan in zijn zaak toch geen sprake was. Wel oordeelde zij dat de gemeente Arnhem geen op zijn individuele geval toegesneden maatwerk had geleverd zoals volgens de wet wel had gemoeten en stelde de man om die reden in het gelijk. De man, op zich blij met de uitspraak, wil toch erkenning van het feit dat ook in zijn geval sprake is geweest van dwangarbeid en maakt zich op voor een gang naar het Europese Hof, ervan overtuigd dat hij op dit punt (Work First is per definitie dwangarbeid en de nieuwe bijstandswet in strijd met internationale verdragen) van de – al te polderminnende – Nederlandse rechter toch geen gelijk zal krijgen. Niettemin ligt er nu een belangrijke uitspraak, die voor alle Nederlandse uitkeringsgerechtigden en gemeenten verstrekkende gevolgen kan hebben. Niet voor niets heeft de VVD, die juist verguld was met de in de nieuwe bijstandswet vergemakkelijkte dwangarbeid voor uitkeringsgerechtigden, die dan ook was voorbereid door haar voorman Rutte – reeds boze Kamervragen gesteld over de ‘onwenselijke precedentwerking’ van de rechterlijke uitspraak. Sadisme Vermakelijk was te constateren hoe wethouders van andere gemeenten er als de kippen bij waren te verklaren dat zij, in tegenstelling tot hun collega’s in Arnhem – een gemeente die kennelijk een grote uitzondering in Nederland is – wel degelijk braaf altijd maatwerk leveren bij de uitvoering van de nieuwe
bijstandswet, de rechterlijke uitspraak dus absoluut niet op hun gemeente van toepassing is en uitkeringsgerechtigden daar zich dan ook vooral geen illusies moeten maken over een eventuele gang van henzelf naar de rechter met de huidige uitspraak in hun hand. Dat terwijl iedereen kan zien dat een gang van zaken zoals die zich in Arnhem voordoet bij de afdelingen sociale zaken in heel ons land schering en inslag is. Dat is natuurlijk ook geen wonder. Een dergelijke handelwijze levert de gemeenten, die sinds de invoering van de nieuwe wet zelf ook financieel verantwoordelijk zijn voor hun bijstandsuitgaven, veel geld op. En verder is natuurlijk bijna niemands inborst zo nobel dat hij niet de kans grijpt zijn gewoonlijk keurig onderdrukte sadistische neigingen eens goed te botvieren op de medemens die van hem afhankelijk is, als hem door bijzondere omstandigheden daartoe plotseling de mogelijkheid wordt geboden. Burgemeesters, wethouders en gemeenteambtenaren vormen geen uitzondering op die regel en laten zich, op het spek gebonden door de nieuwe wet, zo’n buitenkansje minvermogende burgers eens lekker te ringeloren en te koeioneren zodra die in hun macht komen, natuurlijk niet ontgaan. Zeker niet als zij daartoe ook nog voortdurend van hogerhand – hun superieuren op het ministerie – en door politieke spraakmakers uit het gehele spectrum worden aangemoedigd. Met deze rechterlijke uitspraak zijn nu echter – door een toevallige samenloop van omstandigheden juist gelijktijdig met de ineenstorting van het neoliberalisme, dat ook het Work First-beleid geïnspireerd heeft – de dagen van het ongebreidelde sadisme der gemeenteambtenaren geteld. Embedded Even vermakelijk als de reactie van de wethouders van andere gemeenten was die van de Arnhemse wethouder Weeda zelf, die meteen na de uitspraak constateerde dat de rechter de aanpak van de gemeente Arnhem, die ‘dwangarbeid’ uiteraard zelf ook uit den boze acht, dus ondersteunt. Niet minder dan de gezamenlijke wethouders van Nederland doet ook de regering wat ze kan om belanghebbenden in onwetendheid te houden over de Arnhemse uitspraak. Hiertoe lijkt ze weer, zoals eerder met betrekking tot de berichtgeving rond de afbraak van de sociale zekerheid, een prima functionerend samenwerkingsverband te zijn aangegaan met de publieke omroep die dit toch belangrijke nieuwsfeit immers vrijwel geheel doodzwijgt of laat verdrinken in eindeloos gezaag over de kredietcrisis. Het begint erop te lijken dat we in ons land niet alleen meer te maken hebben met embedded journalistiek waar het gaat om oorlogsverslaggeving over Uruzgan, maar ook waar het bepaalde sociaaleconomische thema’s betreft. Niet alleen embedded in het leger, maar ook in politiek Den Haag. (Met toestemming overgenomen uit het Katholiek Nieuwsblad.)
Drie redenen waarom de AOW niet moet worden verhoogd - en waarom ze niet deugen Inleiding van Paul de Beer voor de bijeenkomst van 'Platform AOW Omhoog!' ,, uitgesproken op 3 april 2008, Theater Bellevue, Amsterdam . De organisatie heeft mij gevraagd om vanmiddag wetenschappelijke onderbouwing te leveren voor het pleidooi om de AOW-uitkering met 15 procent te verhogen. Het probleem is evenwel dat er op wetenschappelijke gronden weinig te zeggen valt over de gewenste hoogte van de AOW. Dat is immers een normatieve, politieke afweging, waarover de wetenschap geen uitspraak kan doen. Bovendien denk ik dat de meeste aanwezigen zelf wel de argumenten kunnen bedenken waarom de AOW moet worden verhoogd. Ik heb daarom besloten om het verzoek naast me neer te leggen en het omgekeerde te doen. Ik zal een aantal argumenten de revue laten passeren waarom de AOW juist niet moet worden verhoogd. Maar vervolgens zal ik bezien in hoeverre deze argumenten de wetenschappelijke toets der kritiek kunnen doorstaan. Ik hoop en verwacht dat u daar meer aan heeft dan aan een pleidooi voor een hogere AOW, waarvan u wellicht helemaal niet meer overtuigt hoeft te worden. Maar ik garandeer u dat u er een hele kluif aan zult hebben om de verantwoordelijke politici en beleidsmakers ervan te overtuigen dat een verhoging van de AOW niet alleen wenselijk maar ook mogelijk is. De drie belangrijkste argumenten die pleiten tegen verhoging van de AOW zijn, mijns inziens, dat een dergelijke verhoging: (1) niet nodig is, (2) onbetaalbaar is en (3) onrechtvaardig is. 1. Verhoging van de AOW is niet nodig Wie de laatste Armoedemonitor van SCP en CBS erop na slaat, kan daarin een overtuigend argument vinden waarom de AOW niet extra omhoog moet. Er is namelijk geen groep in Nederland waaronder de armoede zo snel daalt als onder gepensioneerden. Begin jaren negentig bevond nog bijna een op de vijf 65plussers (19%) zich onder de lage-inkomensgrens, rond 2000 was dat nog een op de tien (9%) en dit jaar zakt de armoede onder ouderen waarschijnlijk naar een op de veertig (2,6%). 2 In krap twee decennia is de armoede onder 65-plussers dus met meer dan 85% gedaald, terwijl de totale armoede in Nederland ‘slechts’ ongeveer is gehalveerd. Onder de 65-plussers komen nu verhoudingsgewijs minder armen voor dan onder 65-minners. Kortom, er is nauwelijks meer een probleem van armoede onder de gepensioneerden en dus is er ook geen noodzaak om hun inkomen extra te verhogen. Op dit argument valt echter wel wat af te dingen. De armoedegrens, waarop deze cijfers zijn gebaseerd, de z.g. lage-inkomensgrens, is een inkomensniveau waarvan
de koopkracht constant wordt gehouden (nl. het bijstandsniveau in 1979). Dat wil zeggen, er wordt bij de berekening van de armoede geen rekening gehouden met de welvaartsstijging in ons land. Het is dus heel goed mogelijk dat de armoede onder 65-plussers afneemt, maar dat tegelijkertijd hun inkomen toch achterblijft bij dat van 65-minners. Zo bedroeg de bruto AOW-uitkering van gehuwden in 1980 51% van het gemiddelde brutoloon; in 2005 was dat nog maar 42%. Daarmee is de AOW-uitkering in die periode 17% achtergebleven bij de loonontwikkeling. Misschien is het echter beter naar de koopkrachtontwikkeling te kijken, waarbij ook rekening wordt gehouden met veranderingen in belastingen en premies en met de prijsstijging. Ogenschijnlijk is er dan weinig aan de hand. Sinds 1980 is de koopkracht van een gepensioneerde met 12% gestegen, precies evenveel als de koopkracht van een werkende. Dit z.g. statische koopkrachtcijfer geeft echter een vertekend beeld van de feitelijke koopkrachtontwikkeling, doordat het ervan uitgaat dat de situatie waarin men verkeert niet verandert en men alleen standaardinkomensveranderingen ondergaat (z.g. statische koopkrachtverandering). Voor AOW’ers is dat weliswaar een realistische veronderstelling, maar voor werkenden niet. De koopkrachtgevolgen van periodieken, promoties en baanveranderingen blijven dan namelijk geheel buiten beschouwing. In de cijfers voor de z.g. dynamische koopkrachtontwikkeling wordt daarmee wel rekening gehouden. Hierover hebben we gegevens voor de periode 1990-2005. In die periode steeg de koopkracht van een gepensioneerde gemiddeld met 9 à 10%, terwijl de koopkracht van werknemers in diezelfde periode met gemiddeld liefst 42% steeg! Anders gezegd, een doorsnee werknemer ging er in de periode 1990-2005 jaarlijks gemiddeld 2,4% in koopkracht op vooruit (alle 65-minners gezamenlijk 2,2%), een gepensioneerde slechts 0,6%. Zo bezien is de kloof tussen werkenden en gepensioneerden dus wel degelijk zeer sterk gegroeid en hebben de gepensioneerden dus een forse achterstand opgelopen. 3 2. Verhoging van de AOW is onbetaalbaar Er is de afgelopen jaren heel wat gesproken en geschreven over de dreigende onbetaalbaarheid van de collectieve voorzieningen voor ‘de oude dag’. Het aandeel 65-plussers in de bevolking zal de komende 30 jaar bijna verdubbelen, van 14,7% momenteel naar 25,1% in 2038. Als de AOW welvaartsvast blijft, zullen de kosten van de AOW in dezelfde verhouding toenemen. Terwijl de AOW nu 4,6% van het bruto binnenlands product (bbp) kost, zal dat in 2038 7,9% zijn. Verhogen we de AOW nog eens met 15% extra, dan wordt dat zelfs 9,1%, een
verdubbeling t.o.v. de huidige uitgaven. De conclusie lijkt dan snel getrokken, dat dit onhaalbaar en onhoudbaar is. Ook hier passen echter de nodige kanttekeningen bij. Allereerst legt de AOW, net als andere sociale uitkeringen, geen beslag op het bbp, maar gaat het slechts om een andere verdeling van het bbp. Zo bezien is een verhoging van de AOW altijd betaalbaar en is de vraag alleen of we daartoe bereid zijn. In de tweede plaats dient men zich te realiseren dat de kosten van de AOW niet gelijk oplopen met het aandeel van de 65plussers in de bevolking. Immers, het aandeel 65-plussers is de afgelopen 25 jaar gegroeid van 11,7% naar 14,6%. Op grond daarvan zou men verwachten dat de kosten van de AOW in zouden zijn gestegen van 5,5% van het bbp in1982 naar 6,8% in 2007. In werkelijkheid bedroegen de kosten in 2007 slechts 4,6% van het bbp. D.w.z. in plaats van met 1,3 procentpunt te stijgen, zijn de AOW-uitgaven juist met 0,9 procent gedaald ! Oftewel, de AOW is momenteel 2,2 procent van het bbp goedkoper dan het geval zou zijn geweest als de AOW daadwerkelijk welvaartsvast was geweest. Als de AOW nu met 15% zou worden verhoogd, zou dat 0,7% van het bbp kosten, dat is slechts één derde van wat de AOW-uitgaven de afgelopen 25 jaar zijn achtergebleven bij de welvaartsontwikkeling. Er zijn twee mechanismen waardoor de AOW-uitgaven structureel achterblijven bij de groei van het bbp. De eerste reden is dat de AOW is gekoppeld aan de CAOloonontwikkeling, terwijl de feitelijke loonontwikkeling gemiddeld ongeveer één procent per jaar hoger ligt (de z.g. incidentele loonstijging)1. De tweede reden is dat de individuele AOW-uitkering is gekoppeld aan individuele lonen. De afgelopen decennia is het aantal tweeverdieners echter sterk gestegen, waardoor het gemiddelde huishoudens-inkomen beduidend sterker is gestegen dan het gemiddelde individuele loon. Deze inkomensstijging t.g.v. de groei van het aantal tweeverdieners werkt niet door in de AOW, waardoor de AOW steeds verder achterblijft bij het gemiddelde huishoudensinkomen en dus ook de uitgaven voor de AOW achterblijven bij de groei van het bbp. 1 In de periode 1970-2007 was de brutoloonstijging gemiddeld 0,9 procentpunt per jaar hoger dan de gemiddelde contractloonstijging (bron: CPB, CEP 2008). 4 De voorspelde stijging van de AOW-uitgaven van 4,6% van het bbp nu naar 7,9% in 2038 zal bij ongewijzigd beleid dan ook zeker niet gerealiseerd worden. Als de AOW ook in de toekomst gemiddeld 1% per jaar achterblijft bij de gemiddelde welvaartsstijging, zullen de uitgaven in 2038 niet verder toenemen dan tot 5,9% van het bbp, dat is maar iets meer dan in 1982! Een extra verhoging met 15% zal de uitgaven dan doen toenemen tot 6,7%, d.w.z. beduidend minder dan het geval zou zijn bij een werkelijk welvaartsvaste AOW ! De totale uitgaven voor sociale zekerheid (excl. pensioenen) zijn sinds 1982 als aandeel in het bbp gehalveerd (!), van 18 naar 9 procent. Zelfs als de AOW met 15% wordt verhoogd, zullen de AOW-uitgaven de komende 30 jaar naar verwachting met slechts 2% bbp stijgen, dat is nog niet een kwart van de uitgavendaling sinds 1982. Daar komt nog bij dat de totale welvaart de komende 30 jaar waarschijnlijk fors zal stijgen.
Van die welvaartsstijging zullen we nog niet 0,1% per jaar moeten besteden om de verhoging van de AOW en de groei van het aantal AOW-uitkeringen te kunnen financieren. Kortom, de stelling dat de AOW onbetaalbaar dreigt te worden en dat een verhoging van de AOW dus ondenkbaar is, is niets anders dan bangmakerij. 3. Verhoging van de AOW is onrechtvaardig Zelfs als de verhoging van de AOW gewenst is uit oogpunt van koopkrachtherstel van 65-plussers en bovendien betaalbaar is, kan men nog tegenwerpen dat ze onrechtvaardig is, omdat de lasten ervan eenzijdig worden neergelegd bij de jongere generaties. De intergenerationele solidariteit van jongeren met ouderen staat toch al onder druk, enerzijds omdat de kleinere cohorten van jongeren de lasten moeten dragen van het grote cohort van ouderen (m.n. de babyboomers), en anderzijds omdat een deel van de collectieve voorzieningen waarvan de huidige ouderen nog wel gebruik kunnen maken (zoals de vut), voor de jongeren niet meer zal zijn weggelegd. Kortom, jongeren betalen meer en profiteren minder dan de ouderen. Ook op deze redenering valt het nodige af te dingen. Dat jongeren méér betalen dan de ouderen destijds betaalden is eenvoudigweg niet waar. De collectieve lasten liggen tegenwoordig zo’n 4 à 5 procentpunt lager dan in de jaren zeventig en tachtig. D.w.z. van iedere verdiende euro houdt men tegenwoordig 4 à 5 cent meer over dan men destijds van een verdiende gulden overhield. In de tweede plaats gaat men er vaak wat al te gemakkelijk aan voorbij dat het welvaartsniveau van iedere volgende generatie weer hoger is dan van vorige generaties. Ook de huidige jongere generaties zullen, over hun hele leven bezien, vrijwel zeker welvarender zijn dan oudere generaties (denk alleen al aan zaken als mobiele telefoon, MP3-spelers en internet, die de oudere generaties het grootste deel van hun leven hebben ‘gemist’). 5 In de derde plaats zullen de jongere generaties niet alleen extra moeten betalen voor de hogere AOW, maar er later ook zelf van profiteren. Dat is het mooie van de AOW. Een structurele verhoging van de AOW kost geen enkele generatie iets extra’s, omdat de rekening in feite kan worden doorgeschoven naar de volgende generatie. Daarom was het in 1957 mogelijk de AOW in te voeren zonder dat de gepensioneerden van toen ooit AOW-premie hadden betaald. Degenen die in 1957 premie gingen betalen, betaalden feitelijk voor de 65-plussers van toen, maar hadden niettemin het idee dat ze ook voor zichzelf betaalden. Die bijzondere financiering van de AOW via een z.g. omslagstelsel draagt in belangrijke mate bij aan het maatschappelijk draagvlak voor de AOW, mits men er vertrouwen in blijft houden dat men zelf in de toekomst ook AOW zal ontvangen. Zo bezien zou een verhoging van de AOW de maatschappelijke steun voor de AOW en de bereidheid om eraan bij te dragen zelfs kunnen vergroten. Er gaat immers een signaal vanuit dat we de AOW als basisinkomensvoorziening voor 65-plussers op peil willen houden.
Een bijkomend voordeel is dat jongeren minder aanvullend pensioen hoeven op te bouwen om van hetzelfde toekomstige pensioeninkomen verzekerd te blijven. Een deel van de premie- of belastingverhoging om de hogere AOW te financieren kan men dus terugverdienen door de pensioenpremie te verlagen. Een structurele verhoging van de AOW met 15% betekent dus niet dat de oudere generatie een nog grotere last legt op de schouders van de jongeren. In feite betekent een verhoging van de AOW dat de --perspectieven van de jongere generaties dat zij later zullen profiteren van een royale inkomensbescherming beter worden. Dat kan het vertrouwen in de AOW, dat de afgelopen jaren nogal aan het wankelen is gebracht, helpen herstellen.
* prof. dr P.T. (Paul) de Beer, bijzonder hoogleraar voor arbeidsverhoudingen (Henri Polak leerstoel) aan de Universiteit van Amsterdam, verbonden aan het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies (AIAS) en De Burcht (Centrum voor Arbeidsverhoudingen). Tevens maakt Paul de Beer deel uit van de progressieve denktank Waterland. Zie: www.waterlandstichting.nl .
Verenigde Naties zien brood in basisinkomen Uit PALA 57, 26 augustus 2008 Zowel in rijke als arme landen komt de economische zekerheid in gevaar, aldus VN algemeen secretaris Ban ki-Moon in de inleiding van The World Economic and Social Survey van dit jaar. Er zijn klimaatverandering en de toename van natuurrampen. Voedselcrisis en financiële crisis maken hun slachtoffers wereldwijd. Vrijgemaakte markten halen het economische bestaan van velen onderuit. Deze grotere en nieuwe risico's bedreigen het recht van alle mensen op een voldoende hoge levensstandaard zodat ze op een fatsoenlijke wijze kunnen leven en bescherming genieten indien ze ziek, werkloos, andersvalide of aan de oude dag toe zijn. Daarom pleit dit VNonderzoek voor een andere, meer proactieve en coherente aanpak, zowel nationaal als internationaal. . Herverdeling en sociale cohesie zijn geen luxe, maar een noodzaak Alvast voor de onderzoekers is duidelijk dat
men eindelijk opnieuw moet debatteren over (her)verdeling van welvaart. Gedaan met zich exclusief toe te spitsen op de productie van welvaart die dan nog enkel aan vrije marktwerking wordt toegeschreven. Voor velen heel verrassend - maar niet voor wie zich er al langer mee bezig houdt - is de aandacht in deze VN-studie voor de kracht van een minimum basisinkomen voor iedereen. Dat basisinkomen heeft reeds zijn mogelijkheden bewezen, onder diverse vormen, in zo verscheiden regio's of landen als Alaska, India, Brazilië, en ja ook België, want onze werkloosheidsuitkeringen zijn voor werklozen inderdaad een ‘basisinkomen'. Deze belangstelling voor het basisinkomen hangt samen met het VN-concept van een ‘mondiale sociale bodem' onder de wereldeconomie. Die moet iedereen een minimum van sociale zekerheid garanderen zoals trouwens voorzien in de straks 60 jaar oude Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. . Met dank aan Paul Nollen
Kotsen van de voedselbank Door Janneke van Beek, 23 augustus 2008 voedselschaarste! Er is voldoende voedsel, het Afgelopen week ben ik lid gemaakt van de
is alleen oneerlijk verdeeld dankzij het
voedselbank. Mijn eerste voedselpakket heb ik
mechanisme van de vrije markt-
inmiddels binnen.
economie.
Het sprookje: mensen die zich bij de voedselbank vervoegen lijden niet langer honger dankzij de
Voedselbankklanten hebben niets om te
grote bedrijven, die zorgen voor mensen zónder
verspillen – zij vormen dus het ideale rolmodel
werk mét schulden.
voor de familie Sies. Overproductie van
De werkelijkheid: het pakket bevat, naast wat verse
fabrieken valt ook onder verspilling. Het
groente, voornamelijk onverkoopbare producten,
voedsel dat bij de voedselbank terechtkomt,
enerzijds omdat de houdbaarheidsdatum bijna
zou anders worden weggegooid. Dat het nu
bereikt of overschreden is, anderzijds omdat het
toch geconsumeerd wordt, scheelt het
gaat om overschotpartijen.
bedrijfsleven enorm veel geld. Producenten
Als je gewicht kwijt wil raken, moet je ervoor
dumpen jaarlijks voor circa 0,9 miljard euro aan
zorgen geheel afhankelijk te worden van de
levensmiddelen. Een ton levensmiddelen laten
voedselbank. Op de inhoud kun je beslist geen
vernietigen kost, afhankelijk van het product en
week leven, en het afvallen wordt nog eens
de verpakking, tussen de 60 en 100 euro. Door
bevorderd doordat er een aantal caloriearme
consumptie van het overschot hoeven de
producten in het pakket zitten.
verbrandingsovens minder gebruikt te worden. Dat is beter voor het milieu en scheelt het
De vrijwilliger die me het pakket gaf zei: “Je kunt
bedrijfsleven nog geld ook !
gerust dingen eten die een paar dagen over de
Steeds meer bedrijven kloppen met hun
datum zijn”…. De voedselbank meldt zelf op zijn
producten aan bij de voedselbank. „Dat
site: “Standaard bevat een pakket tenminste tien
versterkt hun sociaal-maatschappelijke gezicht
artikelen, waaronder de top 4 van de
en bespaart hun de nodige euro’s”, weet Clara
voedselbanken: brood; verse groente of
Sies.
blikgroente; fruit en pasta; aardappelen of rijst’. Mijn voedselpakket bevatte noch fruit, pasta,
De arme bewijst dus de producenten een dienst,
aardappelen of rijst, en slechts een halfje bruin.
want hij vergroot de winst van het bedrijfsleven. Bovendien kan het bedrijfsleven de weldoener
Clara en Sjaak Sies zijn de initiatiefnemers van het
uithangen, omdat het zich zogenaamd zo
fenomeen ‘voedselbank’. Een veel aangehaalde
sociaal opstelt.
uitspraak van hen is: “Wat me het meest ergert, is niet dat er rijken en armen bestaan, het is de
Het voedsel dat ik snel moest eten vanwege de
verspilling”. Verspilling is erger dan arme mensen
t.h.t. raakte op. Na het consumeren van een op
zonder eten ?
de vijfde dag bereide warme maaltijd werd ik
De familie Sies vindt dat we ons bewust moeten
misselijk. Onvermijdelijk verdween de inhoud
worden van het feit dat we te veel voedsel
van mijn maag en darmen in de wc-pot. Toch
verspillen. Blijkbaar denken ze dat, als wij minder
nog verspilling! De misselijkheid heeft nog 2
verspillen, de voedselschaarste in de wereld wordt
dagen geduurd – ergens een voordeel, want
opgelost. Maar er IS helemaal geen
honger had ik niet, en eten ook niet meer.
Vragen bij partnership Unilever en Wereldvoedselprogramma in Pakistan Uit de PALA-nieuwsbrief 58 - 9 september 2008
Het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties werkt niet alleen nauw samen met VN-lidstaten, maar ook met grote multinationale bedrijven. Sinds 2007 heeft ook de Brits-Nederlandse voedsel- en zeepgigant Unilever een ‘global partnership' afgesloten met het WFP onder de naam ‘Together for Child Vitality'. Unileverwerknemers zouden een deel van hun loon afstaan aan WFP-programma's om de honger te bestrijden bij schoolkinderen in Pakistan. Tot zover een mooi verhaal dat perfect past binnen de ‘corporate social responsibility' waarmee grote bedrijven graag uitpakken. Maar wat blijkt op het terrein in Pakistan? IUF, de internationale vakbondskoepel van de voedingsindustrie, waarbij ook vakbonden van Unilever-vestigingen in Pakistan zijn aangesloten, onthult de andere kant van de medaille. Volgens de website van Unilever telde de groep in april 2007 vijf eigen vestigingen en zeven onderaannemingen in Pakistan met in totaal ongeveer 1500 werknemers op de loonlijst. In oktober meldde de personeelsdirecteur, Haroon Waheed, van Unilever Pakistan dat de groep meer dan 8000 werknemers telde in vijf vestigingen over het hele land verspreid. Slechts 371 werknemers waren direct in dienst bij Unilever, al de anderen werkten voor onderaannemingen of uitzendkantoren op tijdelijke basis en met veel minder rechten dan de eigen werknemers. In de Khanewal theefabriek bijvoorbeeld werkten maar 22 permanente arbeiders voor Unilever tegenover duizend tijdelijke werknemers. Allen deden ze hetzelfde werk, maar de lonen en arbeidsvoorwaarden van de tijdelijke krachten waren een pak slechter. Zo hadden ze geen recht op een vakbond en golden de loonakkoorden die Unilever had afgesloten niet voor hen. In de Lipton-theefabriek van Lahore werkten tot 31 augustus 2008 132 permanente Unilever-werknemers en 450 ‘uitzendkrachten'. Maar toen besloot de directie de fabriek om te vormen tot een winkel en de productie van theezakjes verhuisde naar een nabijgelegen fabriekje waar nu iedereen werkt voor een uitzendkantoor zonder de rechten van de Unilever-werknemers. Wie niet akkoord ging met deze gang van zaken werd door de politie hardhandig uit het bedrijf gezet. In de promotiecampagne voor het partnerschap met het WFP staat Blue Band-margarine centraal. Unilever schrijft deze margarine zelfs ‘buitengewone voedingswaarde' toe voor schoolkinderen. Wie maakt deze margarine in Pakistan? Niet Unilever zelf, maar
Dalda Foods. In 2004 verkocht Unilever de margarinefabriek in Karachi aan de vroegere managers van het bedrijf die sindsdien Blue Band produceren onder licentie van Unilever. Niemand van de 600 arbeiders heeft een vast contract en een meerderheid staat zelfs niet op de loonlijst. Wie opkomt voor vakbondsrechten kan aan de deur worden gezet. Al meer dan drie maanden kamperen ontslagen arbeiders voor het bedrijf om hun rechten op te eisen. Hun kinderen lijden honger. Unilever pakt ondertussen uit met zijn steun aan het WFP-programma om de honger bij schoolkinderen te bestrijden ... (JVC) .
Koe 80 heeft een probleem - boek Eten moeten we allemaal. Zonder energie kunnen we niet leven. En dus is landbouw van levensbelang, voor iedereen. Maar wie heeft de landbouw in handen? De boer en de boerin? Of de agro-industrie en de grootdistributie? Ongeremde globalisering creëert chaos. De mondiale industriële landbouw ruïneert de familiale lokale landbouw en daarmee het leven en de welvaart van een paar miljard mensen op het platteland. 865 miljoen mensen hebben honger en van hen zijn er 600 miljoen zelf boer. De toekomst zal uitwijzen of boer en consument terrein kunnen heroveren op de agro-industrie en de grootdistributie om die honderden miljoenen mensen opnieuw levenskansen te geven. Dit is het verhaal van de mensen die wereldwijd zorgen voor ons voedsel. Bestellen kan via Pala.
Vervrouwelijking van de armoede Uit de PALA nieuwsbrief 56 - 9 juli 2008 Het International Poverty Centre (IPC), gevestigd in de Braziliaanse hoofdstad Brasilia en verbonden met het Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP), publiceert regelmatig interessante papers onder de naam ‘One pager'. Het julinummer gaat dieper in op het fenomeen van de ‘vervrouwelijking' van de armoede. De auteurs benadrukken dat er verschillende definities bestaan van dit begrip dat ontstond in de jaren zeventig van de 20ste eeuw in de schoot van de eerste VN-Vrouwenconferenties. Het fenomeen gaat over armoede en over genderongelijkheid, dus over de armoedeverschillen tussen mannen en vrouwen en gezinnen die worden geleid door vrouwen.
Vervrouwelijking van de armoede is echter geen statische toestand, maar een proces waarbij een verandering in de armoedeniveaus optreedt ten nadele van vrouwen. Armoede wordt door UNDP gedefinieerd als gebrek aan ‘vervrouwelijking' van de armoede, al neemt de armoede in absolute cijfers ook onder vrouwen af. Het meten van de vervrouwelijking van armoede is niet altijd eenvoudig omdat cijfermateriaal vaak is gebaseerd op huishoudens en geen genderopsplitsing mogelijk maakt. De auteurs pleiten dan ook voor meer aandacht voor dit fenomeen bij armoedebestrijdingprogramma's. (JVC)
Werknemers: 'Werk maakt ongezond' Uit het Financieel Dagblad - 4 september 2008
Koper dure reep Verkade blijkt 'Tony Chocolonely'
Meer dan een kwart (29 procent) van de Nederlandse werknemers vindt dat het werk een negatieve invloed heeft op de gezondheid. Een op de acht (13 procent) meldt zich wel eens ziek zonder daadwerkelijk ziek te zijn. Dit blijkt uit onderzoek van Kelly Services, een wervings- en selectiebedrijf. Ondervraagden klaagden vooral over slapeloosheid en stress door gebrek aan erkenning op de werkvloer. Flexibel werken Bijna driekwart van de werknemers (72 procent) vindt dat werkgevers wat aan deze gezondheidsproblemen moeten doen door te zorgen voor bijvoorbeeld flexibele werktijden en een sportabonnement. Kelly Services peilde de mening van 115.000 mensen uit 33 landen. In Nederland werden 943 werknemers ondervraagd. . Het is dus een relatief begrip dat altijd moet worden geplaatst tegenover de armoedeniveaus van mannen. Als de armoede onder mannen vrij fors
(Novum) donderdag, 02 oktober 2008 De koper van de eerste fairtrade chocoladereep van Verkade blijkt Teun van de Keuken, oprichter van Tony Chocolonely. In het tv-programma Keuringsdienst van Waarde stelde hij de slavernij in de chocolade-industrie aan de kaak. Later bracht hij onder de naam Tony Chocolonely een 'slaafvrije' chocoladereep op de markt. Van de Keuken laat weten dat de reep een speciale plaats krijgt in een klein museum waar de 'successen van de campagne' zijn uitgestald. Van de Keuken kreeg uit handen van de meisjes van Verkade ook een speciale chocoladereep van vijf kilo. De televisiejournalist betaalde ruim vijftienduizend euro voor de reep. De opbrengst van de veiling komt ten goede aan de opleiding van 25 kinderen van cacaoboeren in Ghana. De veiling markeert de overgang van Verkade naar fairtrade-cacao. Chocola van het bedrijf heeft vanaf volgende week het Max Havelaar keurmerk voor fairtrade. Door in één keer over te stappen op cacao die tegen een 'eerlijke' prijs van de boer is gekocht, voegt Verkade naar eigen zeggen twintig procent toe aan de wereldhandel van fairtrade-cacao.
Van statenlid tot toiletdame Eind november verschijnt Van statenlid tot
percentage huishoudens dat met minder dan €
toiletdame, een pamflet van Mik Hamers over ouder
1.000 per maand moet zien rond te komen, zal
worden, werk en armoede. Het is een interessant
oplopen tot 25% in de leeftijdscategorie > 60 jaar.
boek voor organisaties die zich inzetten voor de
De globalisering heeft tot gevolg dat slechte
bestrijding van armoede, voor vrouwen, politici en
armoede zet ook in de toekomst door, tenzij er een
voor organisaties van senioren. Tof Thissen,
arbeidsvoorwaarden in Nederland ingang vinden.
directeur van Divosa en lid van de Eerste Kamer,
Werk geeft voldoening maar arbeidsorganisaties
schreef het voorwoord.
zelf zijn in toenemende mate een frustrerende factor. Het leven biedt steeds weer onverwachte
Het pamflet omvat circa 65 pagina’s, waarin Hamers
wendingen en kansen en het tij is – als gevolg van
vertelt hoe het haar vergaan is nadat ze op
de dubbele vergrijzing – aan het keren.
eenenzestig jarige leeftijd - gedwongen door een overheidsmaatregel – de helft van haar inkomen
Van statenlid tot toiletdame kost € 12,50 exclusief
moest missen. Ze werkte in de taxiwereld, de
verzendkosten.
horeca, bezorgde brieven en pakketjes en plukte
Bij bestelling voor 1 november bij uitgeverij TIC via mail
[email protected] of telefonisch 043-3262414, krijgt u 10% korting.
aardbeien en appels. Ze komt daarbij tot een aantal opmerkelijke conclusies: De feminisering van de aantal ingrijpende maatregelen wordt getroffen. Het
*
*
*
*
*
*
Vrij! Leef je eigen leven is een zoektocht naar vrijheid in het dagelijks leven. Het is persoonlijk en openhartig. Geschreven met humor en de nodige zelfspot. Het leven gaat bergop en bergaf. Die weg omhoog en omlaag zit ook in dit boek. Het begint op een top en gaat naar een dal. Om van daaruit naar een volgende, hogere top te klimmen. Boek: Vrij! Leef je eigen leven – André Meiresonne, 240 pag. (Geïllustreerd, full colour) €19,95(incl. btw). ISBN 978-90-77983-35-5