CONCEPT (model)BESLUIT BEHORENDE BIJ DE VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2013
Hoofdstuk 1: Algemeen Artikel 1. Definities In dit besluit wordt verstaan onder: a. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge de verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is; b. Eigen aandeel: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de belanghebbende komt. c. Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget voor rekening van de belanghebbende komt. d. Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat. e. Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt. f. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura. g. Verordening: de Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2013 van de gemeente... h. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning. i. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, Verordening en de Awb (Algemene wet bestuursrecht). Hoofdstuk 2: Het Persoonsgebonden budget Artikel 2. Compensatie via een pgb 1. Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) vindt plaats op verzoek van belanghebbende. Dit verzoek maakt onderdeel uit van de aanvraag. 2. Wanneer budgethouder gecompenseerd wordt via een pgb gelden in ieder geval de volgende verplichtingen: a. Het pgb wordt uitsluitend gebruikt voor het bereiken van het in de beschikking vastgelegd resultaat. b. Belanghebbende sluit een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af voor schade die door het gebruik van de compenserende maatregel aan derden kan ontstaan. c. Indien belanghebbende gecompenseerd wordt door een voorziening die een motorrijtuig is in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM), dan dient belanghebbende die voorziening te verzekeren overeenkomstig artikel 2 van die wet. d. Belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het pgb verworven compenserende maatregel gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking van het college. Artikel 3. Hoogte pgb 1. De hoogte van het pgb wordt bepaald als tegenwaarde van de dienst/zaak die belanghebbende op dat moment ontvangen zou hebben als de dienst/zaak in natura zou zijn verstrekt. Hierbij wordt er rekening gehouden met eventuele overheadkosten, een afschrijftermijn, onderhoud en een verzekering. 2. Ten aanzien van een pgb voor een dienst gaat het om de betaling van tijd/arbeid. Het pgb moet tenminste het uurloonbedrag zijn. 3. De hoogte van het pgb wordt voor de inkoop van diensten berekend naar het aantal minuten aan ondersteuning, eventueel afgerond naar hele/halve uren, dat nodig is om het beoogd
1
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
resultaat te bereiken. Het tarief van ondersteuning in natura/de goedkoopst meest compenserende voorziening als vertrekpunt genomen. Hierbij geldt dat het basisbedrag voor het pgb 80% van dit tarief bedraagt. Het pgb wordt per jaar als volgt vastgesteld: tarief in natura x 80 % x aantal uren/minuten in de week in natura x aantal weken. Alleen HBL: Voor diensten kan een netto persoonsgebonden budget worden uitbetaald aan belanghebbende. Het netto persoonsgebonden budget bedraagt het verschil tussen het bruto persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 19 lid 2 van de verordening. Alleen HBL: Wanneer er een netto pgb uitbetaald word wordt de eigen bijdrage voorlopig door het college berekend. Na ontvangst van de vaststelling van de definitieve eigen bijdrage door het CAK wordt het netto persoonsgebonden budget door het college definitief vastgesteld. Het verschil wordt nabetaald danwel verrekend of teruggevorderd. Voor het pgb voor de inkoop van diensten kan belanghebbende, indien gewenst, ondersteund worden door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ten aanzien van de werkgevers-en opdrachtgeverstaken. Bij de berekening van de hoogte van het pgb wordt voor de inkoop van goederen en voor bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen het tarief van de voorziening in natura/de goedkoopst-compenserende voorziening als vertrekpunt genomen. Uitgegaan wordt van de contactsprijs. Het basisbedrag voor het pgb omvat 90% van het tarief/de contactsprijs is. Indien een pgb wordt verstrekt voor de aanschaf van goederen dan kan er een financiële tegemoetkoming per jaar worden verstrekt voor onderhouds- en reparatiekosten. Hierbij worden de kosten op declaratiebasis vergoed. De maximale vergoeding staat gelijk aan wat gemiddeld aan onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst meest compenserende voorziening betaalt wordt. Indien budgethouder op basis van het in lid 3 en lid 4 bepaalde aantoonbaar niet in staat wordt gesteld om de nodige ondersteuning te verwerven, wordt van de genoemde percentages afgeweken. De hoogte van het pgb wordt dan aangepast aan het geldbedrag dat nodig is om de ondersteuning te verwerven. Het tarief voor ondersteuning in natura wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau van de Statistiek en de NEA-index. Hier wordt bij de uitbetaling van het pgb rekening mee gehouden.
Artikel 4. Bijzondere verplichtingen voor het pgb bestemd voor het inkopen van diensten Bij de toekenning van een pgb waarmee belanghebbende een dienst inkoopt, worden belanghebbende de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd: a. belanghebbende sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij de ondersteuning betrekt waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen: 1. declaraties voor de ondersteuning worden niet betaald indien zij niet binnen zes weken na de maand waarin de ondersteuning is verleend bij belanghebbende zijn ingediend, 2. een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de ondersteuning betrekt bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal-fiscaal nummer/burgerservicenummer en de naam en het adres van de persoon bij wie belanghebbende de ondersteuning betrekt en wordt door deze persoon ondertekend, 3. een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de ondersteuning betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen en de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend. b. belanghebbende bewaart de in onderdeel a bedoelde originele overeenkomsten en declaraties en bewijsstukken van de loonbetaling gedurende vijf jaar en stelt kopieën hiervan op verzoek ter beschikking van het college. c. Indien belanghebbende een pgb voor de inkoop van een dienst ontvangt en deze tijdelijk niet gebruikt, meldt belanghebbende dit bij het Wmo loket. De uitbetaling van het pgb kan, afhankelijk
2
van hoe lang belanghebbende geen gebruik maakt van de dienst voor bepaalde tijd worden stopgezet. Artikel 5. Aanvangsdatum en gebruik pgb 1. Een (bruto) pgb wordt toegekend voor een periode die aanvangt op de dag van het besluit tot toekenning van de ondersteuning, danwel de eerstvolgende periode. 2. Het (netto) pgb kan op voorschot in vierwekelijkse termijnen worden uitbetaald. Hoofdstuk 3: De financiële tegemoetkoming Artikel 6. Hoogte financiële tegemoetkoming 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het eigen aandeel in de kosten wordt hierop in mindering gebracht. 2. De financiële tegemoetkoming wordt op declaratiebasis betaalbaar gesteld. 3. Indien belanghebbende gecompenseerd wordt via een tegemoetkoming in de verhuis en inrichtingskosten, dan bedraagt dit maximaal € 2500. 4.Indien belanghebbende gecompenseerd wordt via een tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een (rolstoel)taxi, bedraagt maximaal € 2855 per jaar. 5. Indien belanghebbende gecompenseerd wordt via een tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een eigen auto bedraagt maximaal € 750 per jaar.6.Indien belanghebbende gecompenseerd wordt via een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van een eigen auto is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte. Belanghebbende is verplicht om minimaal twee offertes te vragen. 7.Indien belanghebbende gecompenseerd wordt via een tegemoetkoming in tijdelijke huisvesting of dubbele woonlasten, dan is de tegemoetkoming gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag van de maximale huurgrens als genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag. 8. Indien belanghebbende gecompenseerd wordt via een tegemoetkoming in de kosten van keuring/inspectie, is de tegemoetkoming gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. 9. Indien belanghebbende gecompenseerd wordt voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde een hoofdverblijf, dan bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal € 5.000. Indien belanghebbende gecompenseerd wordt via een tegemoetkoming voor een sportvoorziening, dan bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 2.500. Dit bedrag betreft de aanschaf, onderhoud en reparatie voor een periode van 3 jaar. 11.De financiële tegemoetkoming als bedoeld in lid 2 tot en met 9 wordt tot een bedrag van maximaal € 375 betaalbaar gesteld. Na afloop van het kwartaal wordt het restant tot het maximumbedrag op declaratiebasis betaalbaar gesteld. 12. Indien belanghebbende op basis van de in dit artikel genoemde maximale bedragen aantoonbaar niet voldoende gecompenseerd wordt, wijkt het college van de genoemde maximale bedragen af. Hoofdstuk 4: De eigen bijdrage en het eigen aandeel Artikel 7. Bedragen eigen bijdrage en eigen aandeel 1. De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1 en 4.2, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2. Wanneer belanghebbende via het collectief vraagafhankelijk vervoer gecompenseerd wordt voor mobiliteitsbeperkingen dan is er geen sprake van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage,
3
maar van een reizigersbijdrage (per zone) dat gelijk staat aan de geldende tarieven van het reguliere OV. Hoofdstuk 5: Slotbepalingen Artikel 8. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking gelijktijdig met de inwerkintreding van de Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2013. Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente .....wordt ingetrokken gelijktijdig met de inwerkintreding van de Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2013. Artikel 9. Citeertitel. Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit behorende bij de Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2013.
4