Concept Convenant Voorraadbeheersing en Afstemming Werklocaties Flevoland Partijen: 1. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, vertegenwoordigd door…., daarbij handelend ter uitvoering van het besluit van het College van burgemeester en wethouders van ….nummer …..; 2. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten, vertegenwoordigd door…., daarbij handelend ter uitvoering van het besluit van het College van burgemeester en wethouders van ….nummer …..; 3. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, vertegenwoordigd door…., daarbij handelend ter uitvoering van het besluit van het College van burgemeester en wethouders van ….nummer …..; 4. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, vertegenwoordigd door…., daarbij handelend ter uitvoering van het besluit van het College van burgemeester en wethouders van ….nummer …..; 5. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Urk, vertegenwoordigd door…., daarbij handelend ter uitvoering van het besluit van het College van burgemeester en wethouders van ….nummer …..; 6. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde, vertegenwoordigd door…., daarbij handelend ter uitvoering van het besluit van het College van burgemeester en wethouders van ….nummer …..; hierna te noemen: de gemeenten en 7. Het College van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland, vertegenwoordigd door… daarbij handelend ter uitvoering van het besluit van het College van gedeputeerde staten van …. Nummer Hierna te noemen: de provincie. Overwegende dat: - het Rijk, IPO en de VNG eind 2009 het Convenant Bedrijventerreinen 2010 – 2020 hebben ondertekend waarin de regie van het beleid inzake werklocaties in handen van de provincies is gelegd; - het gewenst is in lijn met het door Rijk, IPO en VNG ondertekende Convenant Bedrijventerreinen 2010 – 2020 tussen de gemeenten en de provincie afspraken te maken over de afstemming en samenwerking op het gebied van planning en herstructurering van werklocaties met inachtneming van de regisserende rol van de provincie. komen het volgende overeen:
Artikel 1.Begripsbepalingen. In dit convenant wordt verstaan onder: a. Werklocaties: Zowel formele werklocaties (bedrijven- en kantorenterreinen) als informele werklocaties (alle andere dan formele werklocaties. Hierbij kan men denken aan werken vanuit de woning, en aan bedrijfjes/bedrijven in woongebieden en in het landelijk gebied). b. GVV: de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (een gemeentelijke vertaling van de Visie Werklocaties Flevoland op basis van de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied in lijn met de vigerende Visie Werklocaties Flevoland) d. SER ladder: De SER ladder, ofwel de ladder voor duurzame verstedelijking, is een in de Structuurvisie Werklocaties Flevoland vastgelegde benadering, overeengekomen door rijk, provincies en gemeenten, waarbij nieuwe werklocaties niet eerder worden ontwikkeld nadat a. een onderbouwde toekomstraming van de benodigde ruimte voor werken is geleverd, b. alle mogelijkheden benut zijn om tot verdichting op bestaande locaties te komen en c. zo mogelijk eerst ruimte is geschapen op bestaande locaties via herstructurering daarvan. e. Samenwerkingsverband (Portefeuillehoudersberaad) Economische Zaken (EZ): Het bestuurlijk, provinciaal overlegforum, voorgezeten door de gedeputeerde EZ van de provincie en verder bestaande uit de wethouders EZ van de gemeenten met ambtelijke deelname, waarin afstemming op het gebied van economische ontwikkeling, planning en herstructurering van werklocaties plaatsvindt. Het ambtelijk vooroverleg EZ bestaat uit de hoofden EZ van de gemeenten en de provincie. f. Direct uitgeefbaar terrein: De bouwrijpe oppervlakte, vastgelegd in vastgestelde en onherroepelijke bestemmingsplannen. g. IJzeren voorraad: De maximaal door gemeenten aan te houden bouwrijpe terreinvoorraad op werklocaties ten behoeve van de uitgifte aan bedrijven. Artikel 2. Doelstelling convenant 1. Het convenant heeft tot doel: a. het bewerkstelligen van afstemming en samenwerking op het gebied van planning en herstructurering van werklocaties; b. herstel, bewaken en in stand houden van de bandbreedte tussen uitgiftetempo bedrijventerreinen en voorraadvorming. 2. Mocht een van de partijen bij de uitvoering van dit convenant vaststellen dat een bepaling daarvan nadere uitwerking behoeft om aan haar doel te beantwoorden, dan
treden zij met elkaar in overleg. In dit overleg komen zij een zodanige aanvulling op dit convenant overeen dat het aan zijn doel beantwoordt. Artikel 3. Samenwerkingsverband 1. Partijen vormen een regionaal samenwerkingsverband Flevoland dat tot doel heeft bindende afspraken te maken over: a. de aan te houden ijzeren voorraad: b. het inbrengen van een gemeentelijk voornemen om de direct uitgeefbare oppervlakte uit te breiden: c. de wijze van besluitvorming: d. uitzondering op toepassing van de ijzeren voorraad regel: 2. De bindende afspraken houden in ieder geval het volgende in: Ad a Als hoeveelheid direct uitgeefbaar terrein zal per gemeente worden aangehouden een oppervlakte die maximaal vijf maal de gemiddelde jaarlijkse uitgifte over de afgelopen tien jaar omvat (de zogenaamde ijzeren voorraad). Voor de gemeente Zeewolde wordt de periode 2001 – 2004 niet meegenomen in de berekening van de ijzeren voorraad omdat in die periode sprake was van een acuut tekort aan uitgeefbaar terrein en de uitgiften daardoor tot vrijwel nihil waren gedaald. De gemeenten Almere en Lelystad en de provincie hebben hiernaast te maken met bindende afspraken in MRA verband. Ad b 1. Een gemeentelijk voornemen om de direct uitgeefbare oppervlakte uit te breiden met meer dan 5 ha wordt, na bespreking in het ambtelijk vooroverleg EZ (hoofden EZ), voor advies vooraf ingebracht in het Portefeuillehoudersberaad EZ. Dit voornemen zal aantoonbaar getoetst moeten zijn aan de SER ladder. Indien het voornemen een uitbreiding van minder dan 5 ha betreft, wordt dit gemeld maar dient evengoed hierop de SER ladder te zijn toegepast. 2. Indien er door een gemeente harde afspraken gemaakt kunnen worden met een eindgebruiker voor directe uitgifte van meer dan 5 ha nieuw bedrijventerrein dan zijn de partijen in het samenwerkingsverband in principe akkoord met het direct uitgeefbaar maken van dat terrein. Dit voornemen zal aantoonbaar getoetst moeten zijn aan de SER ladder. Het ambtelijk vooroverleg EZ handelt het voornemen snel af. Ad c Bij een negatief advies van het Portefeuillehoudersberaad EZ wordt het voornemen niet verder gebracht. Indien de stemmen van de zes gemeenten staken, kunnen partijen de provincie vragen om een op hun kosten uit te voeren markttoets op basis waarvan een besluit genomen wordt. Indien de stemmen dan nog staken en indien een voornemen niet in lijn is met het provinciaal beleid, beslist de provincie. De gemeenten beloven de uitkomsten van de besluitvorming te respecteren. Ad d Een uitzondering betreft de situatie waarbij door een voorraadvergroting, een nog nergens in Flevoland voorkomend, aantoonbaar kansrijk vestigingsmilieu van bovenlokale / bovenregionale betekenis wordt toegevoegd. Dit geldt per 1-1-2012 al voor
het Geomatics Business Park in Noordoostpolder (voorraad 17 ha) en de luchthaven Lelystad (voorraad 17,8 ha). 3. Daarnaast worden de volgende activiteiten benoemd binnen het samenwerkingsverband: -
-
Afstemming op het gebied van de kortere termijn planning en herstructurering van werklocaties, inclusief het tot stand komen van GVV’s Afstemming en informatie-uitwisseling inzake ontwikkelingen die zich binnen de externe samenwerkingsverbanden voor doen die van belang zijn voor de afstemming binnen Flevoland. De gemeenten spreken af om elkaar in voorkomende gevallen te informeren over bedrijven die men zelf niet kan accommoderen om te voorkomen dat deze zich buiten Flevoland vestigen.
4. Bij het maken van de in het eerste lid genoemde afspraken zijn de volgende beleidsstukken leidend: a. Structuurvisie Werklocaties Flevoland 2011; b. Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied 2011; c. De Gemeentelijke Visies op het Vestigingsbeleid (GVV’s) d. Provinciaal Herstructurerings Programma (PHP) Flevoland 2010 e. Beleidsregel Herstructureringsprojecten Flevoland 2011 f. Visie Werklocaties Flevoland 2030+ 5. Bij het maken van de afspraken wordt rekening gehouden met de bindende afspraken die: a. de gemeenten Almere en Lelystad (samen met de provincie) hebben gemaakt en nog maken in MRA verband; b. de gemeenten Dronten en Noordoostpolder in de toekomst wellicht zullen maken binnen de netwerkregio Zwolle/Kampen. 6. Het samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband bestaat uit de zes Flevolandse gemeenten en de provincie. Afstemming vindt in eerste instantie plaats binnen het Portefeuillehoudersberaad EZ. Formele besluitvorming vindt plaats door de colleges van Burgemeester en Wethouders van de zes gemeenten en het College van Gedeputeerde Staten van Flevoland c.q. in voorkomende gevallen de Gemeenteraden en Provinciale Staten. Het secretariaat wordt gevoerd door het hoofd ES van de provincie Flevoland. Artikel 4. Rol provincie Flevoland 1. De provincie Flevoland is verantwoordelijk voor het opstellen en bewaken van het beleidskader op het gebied van de planning en herstructurering van werklocaties en voert vanuit die hoedanigheid de regie. 2. De provincie maakt bestuurlijk en ambtelijk deel uit van het samenwerkingsverband. 3. De provincie ziet vanuit haar regierol toe op het naleven van de
afspraken die in het samenwerkingsverband worden gemaakt, uitgaande van halfjaarlijkse rapportages betreffende uitgifte en voorraadvorming. 4. In geval geen overeenstemming bereikt wordt inzake voorraadvorming dan wel niet gehandeld wordt conform de in het samenwerkingsverband gemaakte afspraken, maakt de provincie gebruik van het haar ten dienste staande instrumentarium Wro in geval van nieuwe bestemmingsplannen, dan wel treedt de provincie in overleg met partijen met het doel een oplossing te vinden bijvoorbeeld langs de weg van mediation (zie artikel 8). 5. De provincie voorziet de gemeenten halfjaarlijks – op basis van door de gemeenten beschikbaar gestelde gegevens - van sturingsgegevens inzake uitgifte en voorraden van uitgeefbaar terrein, die nodig zijn om de voortgang van de samenwerking te kunnen monitoren. Artikel 5. Evaluatie van het convenant Partijen evalueren jaarlijks in het Portefeuillehoudersberaad EZ uitvoering en werking van dit convenant. De eerste evaluatie van het convenant in het Portefeuillehoudersberaad EZ is vòòr maart 2014. Artikel 6. Wijziging en aanvulling convenant Partijen kunnen dit convenant wijzigen en aanvullen. Wijzigingen en aanvullingen vereisen de voorafgaande goedkeuring van alle partijen en dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden Wanneer zich onvoorziene omstandigheden voordoen die van invloed zijn op de uitvoering van dit convenant treden partijen met elkaar in overleg om na te gaan in hoeverre er aanleiding bestaat het convenant aan te passen. Artikel 8. Geschillen In geval van geschillen voortvloeiend uit dit convenant of afspraken die daarmee samenhangen, zullen partijen trachten deze in eerste instantie op te lossen met behulp van Mediation, conform het reglement van de Stichting Nederlands Mediation Instituut te Rotterdam, zoals dat luidt op de aanvangsdatum van de mediation. Artikel 9. Inwerkingtreding en looptijd Dit convenant treedt in werking bij ondertekening door alle partijen en is van kracht tot 2020, conform het Convenant Bedrijventerreinen 2010 – 2020 van het Rijk, IPO en VNG.
Aldus opgemaakt en in zevenvoud ondertekend op 29 november 2012 te Lelystad
Wethouder Economische Zaken van gemeente Almere B. Scholten
Wethouder Economische Zaken van gemeente Dronten P. Gach
Wethouder Economische Zaken van gemeente Lelystad J. Fackeldey
Wethouder Economische Zaken van gemeente Noordoostpolder W. Schutte
Wethouder Economische Zaken van gemeente Urk B. Visser
Wethouder Economische Zaken van gemeente Zeewolde H. de Vries Gedeputeerde Economische Zaken provincie Flevoland J.N.J. Appelman