Magazine van het ICT-onderzoek Platform Nederland (IPN) Jaargang 11 / nummer 1 / maart 2014
ICT-onderzoek
Computer ontlokt nieuws aan historische ‘big data’ Dankzij het CATCH-project HiTiME (Historical Timeline Mining and Extraction)
Zwaartekrachtpremie voor het programma Networks Auto’s veranderen in iPads op wielen Het promotieonderzoek van Sergio Duarte Torres
I/O Magazine / maart 2014
2
Editorial Traditiegetrouw zijn voor het eerste nummer na ICT.OPEN de keynote sprekers van dit congres geïnterviewd. Deze keer zijn dat Maarten Steinbuch (TU/e) en Carlo van de Weijer (TomTom). In deze editie ook aandacht voor het programma Networks, dat EUR 22,7 miljoen ontving uit het Zwaartekrachtprogramma voor tien jaar onderzoek om de structuur en de eigenschappen van grootschalige netwerken wiskundig te doorgronden. In de nieuwe rubriek Visie komt Eelco Visser van de TU Delft aan het woord. Hij vertelt over het belang van NWO-subsidies voor onderzoekers en geeft aan hoe de kosten van open access publicaties met goede software veel lager kunnen uitkomen dan nu het geval is. For our international readers, we have the interview with PhD Sergio Duarte Torres, and abstracts of some interviews in English. Comments or suggestions for future articles are welcome at
[email protected].
3 Computer ontlokt nieuws aan historische ‘big data’ HiTiME-tekstanalysesysteem herkent daarin gebeurtenissen 7 In gesprek met… Waarom blijft muziek ‘hangen’? Remco Veltkamp (UU) 8 ‘Laat verkeersmanagement aan de auto over’ is de mening van Carlo van de Weijer van TomTom 10 ‘ICT-onderzoekers moeten commerciëler denken’ vindt Martijn de Lange, CEO van ACE 12 ‘Auto’s veranderen steeds meer in iPads op wielen’ Een interview met hoogleraar Maarten Steinbuch (TU/e) 14 Visie van... Eelco Visser (TU Delft) wil bijdragen aan onderwijs en onderzoek 15
‘ Het CWI heeft in de strijd voor internet een belangrijke rol gespeeld’
I/O ICT-Onderzoek is een uitgave van het ICT-Onderzoek Platform Nederland (IPN) en wordt vier maal per jaar gratis toegezonden aan ICT-onderzoekers en relaties van het IPN. IPN bestaat uit de informaticaonderzoeksscholen ASCI, IPA en SIKS, de onderzoeksinstituten CWI en NIRICT en de platforms SAFE en ProRISC. IPN wordt ondersteund door NWO Exacte Wetenschappen en de Technologiestichting STW. IPN is een landelijk overlegorgaan met als doel de ICT in Nederland als wetenschappelijke discipline een sterkere positie te geven. IPN wil de Nederlandse ICT-inspanningen coördineren en daarbij fungeren als hét aanspreekpunt voor ICT-onderzoek richting beleidsmakers, politiek, bedrijfsleven en andere maatschappelijke groeperingen. Redactie Laura Jansen, Margriet Jansz, Marion van Oeveren, Nieske Vergunst, Astrid Zuurbier Coördinatie Marion van Oeveren Eindredactie Daphne Riksen Aan dit nummer werkten mee Leendert van der Ent, Edith van Gameren, Sonja Knols, David Redeker, Daphne Riksen, Arnold Smeulders, Joep van Wijk Redactieadres Secretariaat IPN, p/a Chemische & Exacte Wetenschappen Postbus 93460, 2509 AL Den Haag Telefoon 070 349 42 15 E-mail
[email protected] Web www.ictonderzoek.net Ontwerp en opmaak Katja Hilberg Ontwerpers Fotografie Peter van Beek, Bob Bronshoff, Ingmar Visser, Shutterstock, Marijn de Wijs Drukwerk Veenman+
Andy Tanenbaum blikt terug op 25 jaar internet in Nederland
16 Greep op grootschalige netwerken Michel Mandjes over het Zwaartekrachtprogramma Networks 18 Gepromoveerd... How children enter search-engine queries Sergio Duarte Torres (UT) 19
Uitgelicht en Column
20
Promoties en Kalender
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Cluster Chemische en Exacte Wetenschappen
3
I/O Magazine / maart 2014
Binnen het CATCH-project HiTiME (Historical Timeline Mining and Extraction) werkten prof. dr. Antal van den Bosch en drs. Marien van der Heijden samen om een tekstanalysesysteem te ontwikkelen dat historische gebeurtenissen herkent in onder andere krantenartikelen, dagboekaantekeningen en notulen. Door Sonja Knols
Computer ontlokt nieuws aan historische ‘big data’
Antal van den Bosch is hoogleraar Example-based language modelling aan de RU
ICT-onderzoekers, geesteswetenschappers en beheerders van cultureel erfgoed werken binnen het NWO-programma CATCH (Continuous Access To Cultural Heritage) samen aan het digitaal ontsluiten van erfgoedbronnen. Nu er steeds meer bronnen digitaal beschikbaar komen, groeit de behoefte aan systemen die automatisch informatie uit die bronnen kunnen destilleren. Antal van den Bosch, hoogleraar Example-based language modelling aan de RU, verkende in een projectteam met onder andere Marien van der Heijden, hoofd collectievorming van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), de mogelijkheden om een computer automatisch verbanden te laten zien tussen verschillende bronnen die berichten over het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland. De samenwerking ontstond min of meer toevallig. Van den Bosch: ‘Tijdens een door CATCH georganiseerd evenement kwam ik het toenmalige hoofd collectievorming van het IISG tegen, de voorgangster van Marien.’ Van der Heijden: ‘Vanuit het IISG bestond al langer de behoefte om iets te gaan doen met taaltechnologen. Deze call voor CATCH kwam voor ons precies op het juiste moment.’
Antal van den Bosch: ‘We vinden met de tool niet alleen stakingen zelf, maar ook de aanloop ernaartoe. Met die kennis kun je ook bijnastakingen vinden, wat minstens zo interessant is’
>>
4
I/O Magazine / maart 2014
Marien van der Heijden is hoofd collectievorming van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG)
Het IISG verzamelt en beheert gegevens over geschiedenis van werk, werkenden en arbeidsverhoudingen. ‘We hebben onder andere een database met meer dan 16.000 stakingen in Nederland’, zegt Van der Heijden. ‘Daarvoor zijn onder andere stapels notulen van vakbewegingen en bedrijven doorgespit.’
Gebeurtenissen vinden en analyseren
Marien van der Heijden: ‘We gaan bij het IISG een valorisatietraject inzetten om de software geschikt te maken voor het automatiseren van archiefbeschrijvingen’ Continuous Access To Cultural Heritage (CATCH) In het programma CATCH werken ICT-onderzoekers en beheerders van erfgoed samen aan het digitaal beschikbaar maken van erfgoed. CATCH is een samenwerkingsverband tussen cultureel erfgoedinstellingen, NWO Exacte Wetenschappen en NWO Geesteswetenschappen. Looptijd 2004 – 2014. Budget Totaal EUR 11,8 miljoen, waarvan 2,8 miljoen afkomstig van deelnemende cultureel erfgoedinstellingen en 9 miljoen van NWO en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Uit dit budget zijn 18 projecten gefinancierd in 4 rondes. Betrokken erfgoedinstellingen: Koninklijke Bibliotheek, natuurhistorisch museum Naturalis, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Gemeentemuseum Rotterdam, IISG, Rijksmuseum, Meertens Instituut, Nationaal Archief, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Symposium Op 6 juni 2014 is er een eindsymposium voor CATCH-projecten die in 2008 zijn gestart en presentaties van projecten die in 2010 zijn gestart. Meer informatie www.nwo.nl/catch
Met HiTiME wilden Van den Bosch en Van der Heijden een systeem ontwikkelen dat zelfstandig – in een grote variëteit aan geschreven bronnen – bijvoorbeeld biografieën, notulen en krantenartikelen – zou kunnen zoeken naar informatie over gebeurtenissen zoals stakingen. Ook zou dat systeem zelf onderliggende netwerken in kaart moeten kunnen brengen van betrokken partijen, belangrijke relaties daartussen en veranderingen in die relaties in de tijd. ‘Die opdracht stelde ons voor verschillende uitdagingen’, legt Van den Bosch uit. ‘Op de eerste plaats zijn teksten geschreven in natuurlijke taal. Verschillende bronnen beschrijven dezelfde gebeurtenis in totaal andere termen. Daarnaast zijn woorden zelf vaak ambigu: de betekenis volgt uit de context. En waar het voor een mens niet zo’n probleem is om in de context de juiste betekenis van een woord te vinden, is dat voor een computer nog een behoorlijke opgave.’ Binnen HiTiME ontwikkelden de onderzoekers een zelflerend zoeksysteem. Eerst schotelen ze het systeem domeinspecifieke teksten en databases voor die al enigszins vaste structuren hebben, zoals de stakingendatabase, namenlijsten en biografieën van de hoofdrolspelers. ‘Met die voorbeelden kunnen we in minder gestructureerde teksten, zoals krantenartikelen van rond dezelfde tijd, op zoek gaan naar dezelfde namen’, legt Van den Bosch uit. Van der Heijden: ‘Onze dataset was hiervoor ideaal. De teksten zijn zowel domeinspecifiek als rijk in diversiteit. Dat gaat van notulen van de lokale katoenvakbeweging en een biografisch woordenboek van de socialistische arbeidersbeweging tot dagboeken van betrokkenen.’ Na deze eerste stap ontdekte het systeem zelf al snel voor stakingen ter zake doende trefwoorden als rijksbemiddelaar, vakbondsleider en mijnwerkers, maar ook woorden als conflict en dreigend. Met deze kennis werd het systeem vervolgens losgelaten op het gedigitaliseerde krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek, dat meer dan acht miljoen krantenpagina’s bevat. Tot Van der Heijdens verrassing leverde dat hele zinnige resultaten op. Er kwamen niet alleen artikelen naar boven die daadwerkelijke stakingen beschreven, maar ook de aanloop en de nasleep van stakingen kwamen in beeld. ‘Dit werkt dus gewoon!’, zegt hij enthousiast.
5
I/O Magazine / maart 2014
Bijna-staking Van den Bosch: ‘Hier zie je wat we met data mining en text mining proberen toe te voegen aan een zoek machinefunctie als die van Google: we vinden niet alleen stakingen zelf, maar ook de aanloop ernaartoe. En met die kennis kun je ook bijna-stakingen vinden, wat minstens zo interessant is. Welke maatschappelijke onlusten zijn juist NIET uitgegroeid tot een staking? En kunnen we in historische bronnen terugvinden wat daarvoor de bepalende factor is geweest? Op die manier kun je kennelijk succesvolle interventie strategieën identificeren.’ ‘Natuurlijk is het zo dat je met ons systeem in negentig procent van de gevallen vindt wat je al wist’, voegt hij daar aan toe. ‘Maar dat is voor een historicus ook al interessant hoor’, haast Van der Heijden zich te zeggen, ‘want hoe meer bronnen je verhaal ondersteunen, hoe beter het is.’ ‘Zeker’, beaamt Van den Bosch, ‘maar het zou natuurlijk het mooiste zijn als je door slimme zoekmachines ook gewezen wordt op verbanden die je eerder nog niet had gezien.’
Het onderzoek wordt voortgezet binnen Digging into Data
Sociale netwerken Het systeem kan op verschillende manieren output genereren. De resultaten kunnen in een tijdlijn worden gepresenteerd of op een kaart. Daarnaast is het mogelijk als resultaat sociale netwerken te zien die veranderen in de tijd. Promovenda Matje van de Camp illustreerde met een eigentijds voorbeeld hoe deze vorm van visualiseren inzicht geeft in belangrijke gebeurtenissen. Van den Bosch: ‘Matje zag parallellen tussen sociale arbeidersbewegingen in het begin van de twintigste eeuw met alle bijbehorende ruzies en persoonlijke vetes, en het hele wereldje rondom Hollywoodsterren. Ze heeft ons systeem toen eens losgelaten op roddelwebsites in de VS.’ Als case nam ze daarbij Charlie Sheen, in de tijd dat hij uit de televisieserie Two and a Half Men werd gezet. In het netwerk dat het systeem uit de roddelsites viste, verscheen acteur Aston Kutcher al in beeld lang voordat bekend werd dat hij Sheen zou opvolgen in de serie.
Succesvol vervolg
Robert van der Drift is disciplinehoofd Informatica NWO Exacte Wetenschappen
Verbinden van cultuur en wetenschap ‘CATCH heeft de onderzoekswereld een nieuwe ingang geboden binnen de cultuurtak van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’, zegt Robert van der Drift. Het programma was in vele opzichten een voorloper, zegt hij. ‘CATCH was een van de eerste programma’s waarbinnen onderzoekers daadwerkelijk op locatie werkten bij de erfgoedinstellingen, een constructie die we nu ook binnen de topsector Creatieve Industrie gebruiken.’ Van der Drift: ‘NWO heeft al vroeg het belang van digitalisering van data voor erfgoedinstellingen onderkend. CATCH heeft gefungeerd als aanjager. We hebben een netwerk gevormd van onderzoekers en erfgoedinstellingen, en daar plukken we nu de vruchten van. NWO brengt partijen bij elkaar, geeft zo’n veld een zetje met een programma, levert financiële bijdragen, en zorgt dat een onderwerp bij kennisinstellingen op de agenda komt. Daarna moeten andere partijen dat overnemen. Zo’n aanstelling van Antal van den Bosch als fulltime hoogleraar in Nijmegen, dat is precies wat we nastreven met dit soort thematische programma’s. Datzelfde zie je gebeuren met de valorisatietrajecten rondom de CATCH-projecten. Eerst trokken wij die zelf, en nu hebben onder andere het Meertens Instituut en het Netherlands e-Science Center het stokje overgenomen.’
HiTiME is inmiddels afgelopen, maar zowel Van der Heijden als Van den Bosch gaan verder met de resultaten. Van der Heijden: ‘We gaan hier bij het IISG een valorisatietraject inzetten om de software geschikt te maken voor het automatiseren van archiefbeschrijvingen. Hiervoor is met name de automatische termextractie – het genereren van trefwoorden die een verzameling teksten typeren – interessant. Meestal zijn er al wel lijsten van namen en organisaties aanwezig, maar je wilt bronnen ook beschrijven op basis van inhoudelijke trefwoorden. Als we dat kunnen automatiseren, hebben we minder menskracht nodig. Bovendien hopen we ook inhoudelijk betere resultaten te boeken dan alleen met het menselijk oog. We gaan zo’n systeem eerst in huis gebruiken en inbedden in de werkprocessen. Daarna kunnen we het breder trekken. Archiefbeschrijving is iets waar elke erfgoedinstelling mee te maken heeft.’ Van den Bosch zette het onderzoek voort binnen een internationaal project, Digging into Data. ‘We werden benaderd door een Engelse groep die eenzelfde soort tool voor text mining heeft, maar dan voor Engelstalige teksten. Samen met een derde partner in de Verenigde Staten zoeken we in grote collecties nieuwsberichten van de New York Times, de BBC en de Koninklijke Bibliotheek, naar gebeurtenissen waarbij sociale onrust in het spel is.’ Maakt dit soort systemen het werk van de historicus uiteindelijk niet overbodig? ‘Allesbehalve’, zeggen beide heren stellig. Van den Bosch: ‘Voor mij was het een totale eye opener toen ik een historicus hoorde verklaren: ‘Onze data zijn niet hard. Ze zijn relatief, aan definities gebonden, en geven een tijdsbeeld weer in plaats van feiten.’ Dat is natuurlijk ook zo. Als wij het nu over kinderarbeid hebben, spreken we over totaal iets anders dan wat een negentiende-eeuwer daar mee bedoelde.’ Van der Heijden: ‘Door historici gestelde vragen hebben ook niet één juist antwoord. Als je tien historici vraagt wanneer de Tweede Wereldoorlog begon, geven ze alle tien een ander antwoord. Er is een inherente vaagheid. Een computer kan je aanwijzingen geven waar en wanneer er onrust
>>
6
I/O Magazine / maart 2014
ontstond. De historicus moet dat duiden, in een context plaatsen en er een gewicht aan toekennen. Die wisselwerking tussen historici en dataspecialisten blijft belangrijk. Maar een computer geeft je wel in één klap toegang tot veel meer bronnen dan je menselijkerwijs kunt lezen.’ I/O
De teksten variëren van notulen van de lokale katoenvakbeweging en een biografisch woordenboek van de socialistische arbeiders beweging tot dagboeken
Meer informatie Het project HiTiME: ilk.uvt.nl/hitime/ Stakingendatabase IISG: www2.iisg.nl/databases/stakingen/index.asp Promovenda Matje van de Camp over het voorbeeld van social networks: www.youtube.com/watch?v=dp_odkdC3qM
Pieter Jelles Troelstra, voorman van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, tijdens een betoging voor Algemeen Kiesrecht in Den Haag (17 september 1912). Deze foto wordt in veel publicaties gebruikt als opname van de mislukte revolutiepoging die Troelstra in 1918 ondernam (Collectie Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam)
Retrieving new data from old news Prof. Antal van den Bosch (Radboud University Nijmegen) and Marien van der Heijden, MA (International Institute of Social History) discuss their cooperation within the CATCH project ‘HiTiME’ (Historical Timeline Mining and Extraction). That project has led to the development of a tool for the automatic extraction of historical events from a variety of sources, ranging from biographies to old newspaper articles. The system is not only able to pinpoint the moment of an event itself, but can also find its prelude and aftermath.
Voorbeeld van een netwerk van betrokken partijen en belangrijke relaties daartussen in 1897, het jaar waarin de SDAP is opgericht. Het netwerk is in kaart gebracht op basis van historische bronnen met het in HiTiME ontwikkelde systeem
7
I/O Magazine / maart 2014
In gesprek met…
Remco Veltkamp is hoogleraar Interaction Technology aan de Universiteit Utrecht. Hij leidt het door NWO gefinancierde onderzoeksproject COGITCH, onderdeel van programma CATCH. Het project maakt met hulp van het publiek inzichtelijk hoe het komt dat muziek soms zo in je hoofd blijft hangen. Door David Redeker
Waarom blijft muziek ‘hangen’? Hoe is het COGITCH-project ontstaan?
‘We hadden in een eerder NWO-project samen met het Meertens Instituut hun liederenbank ontsloten. Daarna zaten we met vervolgvragen, zoals: hoe zijn volksliederen van mond tot mond overgeleverd? En kunnen we de evolutie van een lied in kaart brengen? We hebben contact gezocht met het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en zijn gaan samenwerken met Radio 5. Ook hebben we de groep van Henkjan Honing benaderd. Hij is hoogleraar muziekcognitie aan de UvA en weet veel over waarom muziek in je hoofd blijft hangen.’
Kunt u een voorbeeld geven van muziek die je niet meer vergeet? ‘Neem de baslijn van ‘Under Pressure’ van Queen. Vanilla Ice heeft die bas gebruikt in ‘Ice, Ice, Baby’. Het gaat zo: Pa pa pa padada pah. In de baslijn zitten twee karakteristieke zaken die zorgen dat het liedje blijft hangen. De eerste is de tempowisseling. Je krijgt eerst drie redelijk langzame pa, pa, pa’s en dan een versnelling in de padada pah. Het tweede is dat het lijntje op het eind daalt. Het hele ‘pa pa pa padada’ is monotoon. Maar dan gaat die laatste ‘pah’ opeens omlaag. Dat blijkt heel goed te werken. Veel beter bijvoorbeeld dan als de laatste toon omhoog zou gaan.’
Oké, dat weten we dus. Waarom dan nog het onderzoek?
‘Allereerst zijn er veel meer elementen die zorgen dat je muziek herkent. Er is al wel op kleine schaal onderzoek naar gedaan, maar wij pakken het groot aan. Daarnaast willen we het mogelijk maken om de evolutie van muziek in kaart te brengen. Dus van volksliederen via de eerste radio-uitzendingen naar de popmuziek uit de Top 2000.’
Wat maakt het onderzoek interessant voor ICT-onderzoekers?
‘Van onderaf gezien is dat het orde scheppen in de brei van gegevens en zorgen dat je zinvolle uitspraken kunt doen. Maar je
kunt er ook van bovenaf naar kijken. Dan bedoel ik dat we modellen opstellen waarmee je kunt voorspellen of een liedje zal blijven hangen of niet. Die modellen kun je vervolgens abstraheren. Daarna kun je ze bijvoorbeeld gebruiken voor beeldherkenning. Of je kunt er zoekmachines mee verbeteren.’
Hoe zetten jullie het brede publiek in? ‘We hebben de game Hooked! gemaakt. Daarbij moeten spelers van een muziekfragment aangeven of ze het kennen of niet. Ze krijgen een stukje muziek te horen dat opeens stopt. Dan moeten ze in hun hoofd doorzingen of neuriën. En als de muziek dan weer gaat spelen, moeten ze aangeven of dat op de juiste plek gebeurt. De game gebruikt liedjes uit de Top 2000.’
Zit er ingewikkelde ICT in de game? ‘We hebben vooral lang gepuzzeld op een aantrekkelijke vormgeving, zodat veel spelers meedoen en blijven spelen. Zo verzamelen we veel gegevens en dat is weer goed voor de kwaliteit van onze statistische analyses. Tot nu toe is de game alleen als app beschikbaar voor iPhones met Spotify Premium. Maar vanaf april 2014 kun je het ook gewoon op internet spelen.’
Wat wilt u zelf nog benadrukken? ‘Kijk, ons onderzoek sluit perfect aan binnen de landelijke onderzoeksagenda’s. Het draagt bij aan de ICT Roadmap. Het doorsnijdt de topsectoren. We slaan bruggen met de creatieve industrie. Maar ICTonderzoek is meer dan alleen een hulpwetenschap: het is ook intrinsiek interessant en een wetenschapsgebied op zichzelf. En dat dreigen we in het huidige tijdgewricht weleens te vergeten.’ I/O Meer informatie Remco Veltkamp legt in 100 seconden uit hoe de game Hooked! werkt: www.youtube.com/watch?v=gLXdhouWQF8 COGITCH-project: www.elab-oralculture.nl/cogitch CATCH-programma: www.nwo.nl/catch
8
I/O Magazine / maart 2014
Mobiliteit is eigenlijk een ramp die je niet kunt stoppen: vies, duur en onveilig. De fascinatie van Carlo van de Weijer is hoe we de auto die ramp zelf kunnen laten oplossen. Daar werkt hij aan bij TomTom en de TU Eindhoven. Door Edith van Gameren
‘Laat verkeersmanagement aan de auto over’ Carlo van de Weijer (foto: TomTom)
Carlo van de Weijer studeerde en promoveerde in de werktuigbouwkunde. Na zijn promotie werkte hij bij TNO Automotive en Siemens. Sinds zes jaar werkt hij als VP Business Development Traffic Solutions bij TomTom. Daarnaast coördineert hij sinds twee jaar het onderzoek op het gebied van ‘smart mobility’ op de TU/e. Tijdens ICT.OPEN liet hij als keynote spreker zijn licht schijnen op ‘Big Data challenges in Smart Mobility’. De toename van de data over verkeer en mobiliteit zal voor een grote omslag zorgen, denkt hij. ‘Je kunt als het over verkeer gaat beter spreken van huge data dan van big data. De auto is dé datagenerator van de toekomst. Het nieuwste type Mercedes S-klasse heeft meer computers – Electronic Control Units – aan boord dan een Boeing. Al die systemen verzamelen informatie. Over positie, snelheid, gladheid en regen, uitstoot van CO2, gaten in de weg. Die data kunnen veel bijdragen aan het beter maken van mobiliteit.’
Steeds meer services TomTom wordt van ‘kastjesverkoper’ steeds meer een leverancier van data en services. Gebruikers van de navigatieapparatuur dragen bijvoorbeeld bij aan kennis over verkeersdrukte en doorstroming. ‘Wij weten meer van verkeer dan wie ook’, zegt Van de Weijer. ‘Waar rijden auto’s welke kant op en hoe hard? Als gebruikers die data met ons delen, kunnen we die kennis inzetten voor nieuwe services.’ In veel landen doet TomTom al zaken met de overheid. Zo draait de verkeerscentrale van Berlijn grotendeels op data van TomTom. Big data kan buitengewoon nuttig zijn voor verschillende aspecten van mobiliteit, legt Van de Weijer uit. ‘Mobiliteit is een groot goed, maar er zit een aantal negatieve effecten aan. Om te beginnen de veiligheid. Weliswaar is het aantal verkeersdoden gedaald, maar ieder ongeval kost enorm veel geld, los van de persoonlijke ellende die het oplevert. Daarnaast zijn er de negatieve milieueffecten: CO2-uitstoot die tot klimaatverandering leidt en astmagevallen ten gevolge van fijnstof. Tot slot is er de congestie: een stilstaande werknemer of vrachtwagen kost gewoon veel geld. Al die negatieve effecten bij elkaar komen neer op een bedrag van EUR 20 tot 35 miljard, 3 tot 5% van het bruto binnenlands product (bbp).’
De kaarten van TomTom dienen aan de ene kant als ‘sensor’ voor de zelfsturende auto; aan de andere kant levert de auto zelf weer nieuwe informatie op over de omgeving
Emissie Het is een grove schatting, geeft Van de Weijer aan, omdat niet altijd duidelijk is welke kosten je direct of indirect aan het verkeer kunt toerekenen. Duidelijk is wel dat hier winst te behalen valt. Volgens Van de Weijer kunnen de data uit
9
I/O Magazine / maart 2014
voertuigen daar flink aan bijdragen. ‘De veiligheid van auto’s wordt groter door het gebruik van sensoren en dergelijke. Er gebeurt veel op het gebied van emissie; sommige moderne auto’s stoten bijna schonere lucht uit dan dat ze innemen. En met veel nauwkeuriger verkeersinformatie kan vaststaan in de file steeds meer “vrijwillig” en “planbaar” worden, ook tegen de achtergrond van meer flexibiliteit in agenda’s en werkplekken. De data in routeplanners worden steeds accurater en des te meer zijn mensen bereid hun gedrag aan te passen. Bovendien wordt in de file staan minder vervelend als de auto het van je over kan nemen.’
Autonome voertuigen Navigatiesystemen leveren ondertussen al een flinke berg data op. Die hoeveelheid zal exponentieel toenemen als straks de zelfsturende auto de weg op gaat. TomTom werkt samen met ontwikkelaars van autonome voertuigen. De kaarten van TomTom dienen aan de ene kant als ‘sensor’ voor de zelfsturende auto; aan de andere kant levert de auto zelf weer nieuwe informatie op over de omgeving. ‘Een autonome auto heeft “ogen en oren” waarmee je een bijna perfect beeld van de omgeving kunt schetsen. Is er een nieuw fietspad aangelegd, is de maximumsnelheid veranderd? Daarmee kun je een routeplanner op zijn beurt weer veel nauwkeuriger maken. Het scheelt ons in kosten: we hebben nu camera-auto’s rondrijden en dat kan dan veel goedkoper, terwijl we tegelijkertijd een beter product kunnen leveren. Maar niet alleen route-informatie wordt nauwkeuriger. Denk ook aan de regensensoren in de ruitenwissers: de motregen die buienradar niet ziet, registreren de ruitenwissers wel. Zo kun je een veel betere Buienradar creëren.’ Technologisch is het allemaal mogelijk, benadrukt Van de Weijer. Maar zoals zo vaak in de ICT – en zeker als er big data bij komen kijken – gaat de discussie over privacy, eigenaarschap en andere juridische kwesties. Onderzoeksgebieden die daarom ook aan bod komen in het strategische gebied smart mobility op de TU/e. ‘De data die jouw auto of navigatiesysteem verzamelt, is van jou’, legt hij uit. ‘Bij TomTom kun je ervoor kiezen die data te delen, of niet. Het eerste wat we daarna doen is het onmogelijk maken dat de gegevens nog naar jou te herleiden zijn: we gebruiken de informatie over positie en snelheid volstrekt anoniem. Als we die data fuseren met andere bestaande data, komen we tot de best mogelijke verkeersinformatie. Inmiddels leveren we die in 35 landen.’
Big data Dat TomTom werk maakt van big data, is logisch en noodzakelijk. De verkoop van ‘kastjes’ daalt. Weliswaar verkoopt TomTom steeds meer in auto’s ingebouwde navigatieoplossingen en apps voor de smartphone, maar het aanboren van nieuwe markten en het bieden van services heeft de volle aandacht van het bedrijf. Van de Weijer ziet door big data een belangrijke markt in verkeersmanagement ontstaan. ‘De overheid probeert nu nog met vrij wanhopige middelen het verkeer in goede banen te leiden: matrixborden bijvoorbeeld, camera’s en lussen. Met behulp van de data die auto’s verzamelen kun je een zelfsturend systeem van goed geïnformeerde individuen creëren. Wij vragen ons af hoe we zo snel mogelijk die transitie naar zelfsturing kunnen maken. De huidige minister maakt al goede vorderingen om de overheid langzaam terug te trekken uit verkeersmanagement, en haar een nieuwe rol toe te dichten in het aanleveren van informatie aan de markt. Dat juich ik toe: laat het oplossen van het probleem grotendeels aan de auto over. Dat levert betere navigatie voor de berijders, en het biedt bedrijven als het onze nieuw omzetpotentieel. En ook de overheid wint, want zij kunnen tegen een fractie van de kosten van al die borden, camera’s en lussen tot een beter verkeersmanagement komen.’ Accuraat verkeersmanagement kan het rijden prettiger maken, congestie voorkomen en zelfs zorgen voor milieuwinst. ‘In Helmond hebben we een test gedaan met TomTom, waarbij de operators informatie geven aan het navigatiesysteem over het moment dat een verkeerslicht op groen gaat. Het navigatiesysteem geeft een snelheidsadvies: rij nu zoveel kilometer per uur langzamer, dan hoef je niet voor rood te staan. Op die manier ontstaat een win-win-winsituatie: automobilisten hebben een betere rit, de overheid is blij dat het verkeer beter doorstroomt en we besparen brandstof. Als een vrachtwagen zachtjes door kan rijden in plaats van helemaal stoppen en weer optrekken, scheelt dat een halve liter diesel. Eenzelfde voordeel kan behaald worden bij het parkeren: als parkeergarages en overheid data met ons delen kunnen we zorgen dat mensen TomTom for iPhone incar Landscape (foto: TomTom) niet bij volle parkeergarages in de rij hoeven te staan maar meteen naar een Meer informatie plekje worden geleid.’ De oplossing van de minpunten van mobiliteit zit kortom niet het nog complexer Carlo van de Wijer, LinkedIn: maken van de wegen met allerlei toeters en bellen, maar in de auto en in big data, www.linkedin.com/pub/carlo-van-de-weijer/0/998/961 vindt Van de Weijer. ‘De infrastructuur moet zo simpel mogelijk zijn. Om mobiliTEDx-talk over de toekomst van mobility: teit voordeliger, veiliger en schoner te maken moeten we slimmer organiseren, www.youtube.com/watch?v=wREs4YF8-Eo beter informeren en steeds meer problemen door de auto zelf laten oplossen.’ Tegenlicht, 16 februari jl.: tegenlicht.vpro.nl/ afleveringen/2013-2014/hoe-raken-wij-de-auto-kwijt.html
I/O
10 I/O Magazine / maart 2014
ACE is een Nederlands ICT-bedrijf dat al snel na de oprichting in 1975 meedraaide in de wereldtop. Hoe behouden ze hun positie? In gesprek met algemeen directeur Martijn de Lange over bange banken en kinnesinnende universiteiten. Door David Redeker
‘ICT-onderzoekers moeten commerciëler denken’ Het Amsterdamse ACE wordt weleens het ASML van de compilerindustrie genoemd. Zoals ASML machines maakt waarmee chipbouwers hun chips produceren, zo maakt ACE programma’s waarmee compilerbouwers compilers maken. Compilers: de meeste softwareontwerpers gruwen ervan. Een compiler is een programma dat de door de programmeur ingetypte software test en omzet in machinetaal. De test in de compiler gaat nooit in één keer goed. Een compiler struikelt bijvoorbeeld al over een spatie te weinig of een komma te veel. Softwareontwikkelaars vervloeken de compiler dus regelmatig. Van het Nederlandse ACE hebben die softwareontwikkelaars nooit gehoord, want ACE opereert op de achtergrond: het bedrijf levert de programma’s waarmee compilerbouwers compilers maken. Waarom gebruiken compilerbouwers de compilermachines van ACE? Waarom ontwikkelen ze hun compilers niet helemaal zelf ? Algemeen directeur Martijn de Lange: ‘Zij zouden dan bij elke nieuwe chip of elke nieuwe programmeertaal vanaf nul moeten beginnen. Dat kost gewoon heel veel tijd. In onze compilersuites zitten honderden manjaren aan onderzoek en ontwikkeling. Onze mensen passen de compilersuites continu aan. Dat is echt een specialisme.’
‘In onze compilersuites zitten honderden manjaren aan onderzoek en ontwikkeling. Wij passen ze continu aan’
Martijn de Lange is algemeen directeur bij ACE
Hoger niveau Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw kwamen er steeds wildere chipdesigns, waardoor het voor ons steeds lastiger werd om compilers te maken. De Lange: ‘Wij zijn toen bewust op een niveau hoger gaan opereren en hebben in een groot Europees onderzoeksproject CoSy ontwikkeld.’ CoSy is een compilergenerator. Een chipprogrammeur geeft in CoSy aan wat de chip kan en vervolgens maakt CoSy een compiler op maat. In 1996 ging ACE met CoSy de markt op en nu, 18 jaar later, houdt CoSy nog steeds stand. De compilers die CoSy genereert, worden onder andere gebruikt bij het programmeren van chips voor mobieltjes en de auto-industrie. Met CoSy ging ACE dus een niveau hoger dan toen het bedrijf zelf compilers maakte. De Lange: ‘Ja en dat zie je ook bij ons tweede vlaggenschip, SuperTest. Daarmee kunnen compilerbouwers hun compiler testen.’ ACE zag aan het
11
I/O Magazine / maart 2014
eind van de jaren tachtig dat verschillende softwarecomponenten en processors steeds vaker als los zand aan elkaar hingen. Dat is voor een consument met een haperende laptop vervelend. Maar voor een automobilist waarbij de cruise control op hol slaat, kan het dodelijk zijn. Het is dus zaak dat de software goed getest wordt. Daar zijn compilers voor, maar wie test dan weer de compiler? Lange: ‘Er bestonden in die tijd geen goede tests voor compilers. Daarom hebben wij zelf testsoftware ontwikkeld. Die hebben we later als product in de markt gezet. Onder andere de auto-industrie gebruikt ons testpakket voor compilers.’
‘Wat van ver komt, is lekker. Maar we hebben hier toch echt wel goede wetenschap’ Banken durven niet Doet ACE alle benodigde onderzoek en ontwikkeling in eigen huis? De Lange: ‘We doen heel veel zelf. We zijn door schade en schande voorzichtig geworden met samen werken.’ Als voorbeeld noemt De Lange onderzoek dat het bedrijf onlangs had uitbesteed aan een Duitse universiteit. Dat was geen succes. De resultaten lieten langer op zich wachten dan dat we hadden afgesproken. Bovendien leverde het geen generiek resultaat op, maar was het slechts van toepassing op één architectuur. Daarnaast bleek de analyse ook nog eens op zo’n manier verricht dat ACE het onderzoek over moest doen. De Lange: ‘Zeventig procent van onze mensen heeft een doctorstitel. We leggen weleens een probleem voor aan een universiteit, maar dan blijkt dat ze er zelf minder ervaring mee hebben dan wij.’ Wat betreft de ontwikkeling en financiering daarvan, hanteert De Lange de vuistregel die zegt dat om van prototype naar product te komen er ongeveer vijf keer zo veel geld moet worden geïnvesteerd als er tot en met de ontwikkeling van het prototype is uitgegeven. De Lange: ‘Dat geld is er in Nederland amper. Zelfs met de nieuwe garantstellingen van de overheid vinden banken het een te groot risico. Dat is bijvoorbeeld in de Verenigde Staten anders. Daar zijn wel venture capitalists die risico’s durven nemen. Bovendien hebben grote bedrijven zoals Intel een potje met een paar miljard dollar voor zogeheten try outs.’
ACE: builder of compiler builders Founded in 1975, ACE Associated Computer Experts is one of the world’s oldest independently operating, employee-owned IT companies. ACE supplies products and services for professional compiler development. It is famous for its CoSy compiler-development system and the SuperTest compiler test and validation suite. Based in Amsterdam, ACE employs around 30 people. CEO Martijn de Lange argues that university ICT researchers should take their colleagues in the life sciences as an example and start thinking more commercially.
Kinnesinneland En dan volgt het stokpaardje van De Lange: het Europese minderwaardigheidscomplex. De Lange: ‘De opgewonden manier waarop Nederland naar Silicon Valley kijkt, is gewoon verdrietig. Wat van ver komt, is lekker. Maar we hebben hier toch echt wel goede wetenschap. Die wordt jammer genoeg niet op waarde geschat.’ Als voorbeeld noemt De Lange de kloof tussen universiteiten en bedrijven. ‘Nederlandse universiteiten concurreren met ons. Dat is toch gek. In de VS liëren universiteiten zich juist aan bedrijven. Maar Nederland is kinnesinneland. Hier zeggen ze: “Hij heeft mij ooit een onvoldoende gegeven, dus nu werk ik niet meer met hem samen.” Zo kom je natuurlijk niet verder.’ En dan is er nog, wat De Lange noemt, het ‘drama van de open source’. De Lange: ‘Nederlandse en Europese universiteiten zweren vaak bij open source software. Maar de wereld is niet lief. We leven niet meer in de sixties. De Chinezen slaan het glimlachend gade en als de Europese universiteiten iets hebben ontwikkeld, kopiëren zij het gewoon. En de Amerikanen kopen het gewoon op.’ Zo hadden de Franse universiteiten, met overheidssubsidie, een techniek ontwikkeld om software te checken. Het zat wetenschappelijk goed in elkaar, maar de Fransen kregen het niet verkocht aan de Europese industrie. ‘Toen kochten Amerikaanse bedrijven het op. Zij verkopen het nu aan de Europese industrie voor veel geld en maken er winst mee.’
Volg life sciences Is er dan helemaal geen hoop meer voor Europa en Nederland? NWO en Syntens organiseerden onlangs bij ICT.OPEN een rondetafelconferentie met universiteiten en mkb. De Lange was daar ook aangeschoven en gaf het voorbeeld van het biochemische onderzoek in Nederland dat in de afgelopen tien jaar een cultuuromslag heeft doorgemaakt. ‘Als levenswetenschappers iets ontdekken, dan kunnen ze bij wijze van spreken met hun reageerbuis naar een bedrijf gaan en de vinding voor goed geld verkopen. De levenswetenschappers hebben tegenwoordig meer commercieel besef dan vroeger. Bij ICT-onderzoek is dat besef nog niet doorgedrongen.’ Kan NWO dan wat betekenen voor universiteiten en bedrijven? De Lange: ‘NWO denkt wat mij betreft nog te veel vanuit de academische wereld. De organisatie zou beter moeten luisteren naar bedrijven. Ik zeg niet dat ze nog meer toegepast onderzoek moeten stimuleren. Ik bedoel dat ze oog moeten hebben voor bedrijven. Als universiteiten bijvoorbeeld alleen maar onder een open source licentie willen werken, dan moeten wij al afhaken. Wij hebben namelijk contracten met grote chipbouwers waarin staat dat wij geen open source mogen gebruiken. Daar zou NWO misschien rekening mee kunnen houden. En NWO zou er voor kunnen zorgen dat net als in de biochemie het commercieel inzicht bij de academisch onderzoekers er wat vroeger ingebakken zit. Dat ICT-onderzoekers zich al vroeg afvragen of hun onderzoek zich laat patenteren.’ I/O Meer informatie ACE: www.ace.nl
12 I/O Magazine / maart 2014
Betere doorstroming, minder luchtvervuiling en hogere verkeersveiligheid zijn de drie drivers voor technologische ontwikkelingen in de automotive industrie. Slimme ICT en een systeembenadering zijn daarbij onontbeerlijk, vindt hoogleraar Maarten Steinbuch. Door Daphne Riksen
‘Auto’s veranderen steeds meer in iPads op wielen’ De automobielmarkt is een grote consumentenmarkt, met 75 miljoen nieuwe auto’s per jaar. Die auto’s worden steeds slimmer, waardoor ze kunnen inspelen op wat er in de omgeving gebeurt en zo de doorstroming en de verkeersveiligheid verbeteren. Denk aan auto’s die automatisch remmen als hun voorganger remt, die een noodstop maken wanneer een voetganger oversteekt, of waarbij het stuur gaat trillen als de auto buiten zijn baan komt (‘spoorassistentie’). Door de opkomst van de slimme hybride en elektrische auto wordt autorijden ook steeds schoner. Bij al deze ontwikkelingen is ICT onontbeerlijk: ‘Auto’s veranderen steeds meer in iPads op wielen’, zegt Maarten Steinbuch, hoogleraar Control Systems Technology aan de TU/e. ‘De nieuwste high-end modellen bevatten zo’n honderd processoren en wel honderd miljoen regels softwarecode. Die subsystemen komen allemaal van aparte toeleveranciers en praten met elkaar via een bussysteem, de CAN-bus. Een van de grote uitdagingen op ICT-gebied is dan ook de integratie en de betrouwbaarheid van al die losse modules.’
Betrouwbaarheid ICT-tools Uiteraard doen fabrikanten er alles aan om de betrouwbaarheid van hun auto’s zo hoog mogelijk te krijgen. ‘Zij zijn er heel kien op dat er in de cruciale functies zoals het rempedaal en het stuursysteem niets mis kan gaan’, vertelt Steinbuch. ‘Het terugroepen van grote aantallen auto’s, zoals in 2010 gebeurde vanwege een mankement aan het rempedaal van de Toyota Prius, is niet alleen duur maar ook slecht voor je reputatie. Testen is dan ook van levensbelang. In veel productieprocessen, zoals bijvoorbeeld bij televisies, wordt een uitval van enkele stuks per miljoen geaccepteerd. In de auto-industrie is dat onacceptabel. Want als je één miljoen auto’s zou fabriceren waarvan er twee falen, dan moet je nog steeds al je auto’s terughalen.’ Om de betrouwbaarheid van auto’s te verhogen, is onderzoek nodig naar ICT-tools die er al tijdens de ontwerpfase voor zorgen dat de software geen fouten bevat. Ook is er behoefte aan tools die kunnen voorspellen dat software überhaupt niet zal falen.
Software-updates De opkomst van de iPad op wielen brengt grote veranderingen met zich mee voor zowel de gebruiker als de fabrikant. ‘Ik ben sinds september de trotse eigenaar van een Tesla Model S, de meest geavanceerde auto wat betreft software en de eerste elektrische auto die niet duurder is dan vergelijkbare auto’s in zijn prijsklasse zoals de BMW 7 of de Audi A6’, vertelt Steinbuch. ‘Een Tesla is verbonden met internet, wat een heel andere manier van denken vraagt. Als je, zoals ik, hebt ingesteld dat je ’s nachts software-updates wilt ontvangen, merk je ’s ochtends bij het wegrijden dat er nieuwe knopjes op je scherm staan. Als klant kun je beïnvloeden welke nieuwe functies er komen. Dat zijn we bij auto’s niet gewend.’ Evenmin zijn fabrikanten gewend aan de korte productiecycli die bij softwareontwikkeling horen.
De A270 is omgetoverd tot de nationale testsnelweg voor nieuwe coöperatieve verkeerssystemen
13 I/O Magazine / maart 2014
Het gegeven dat steeds meer auto’s met internet en met elkaar verbonden zijn, maakt allerlei mobiliteit verbeterende features mogelijk. Zo kan het energiemanagementsysteem van een verkeerslicht te horen krijgen wanneer het op rood of op groen zal springen. ‘De auto kan dan automatisch overschakelen naar een andere modus waardoor je als berijder energiezuiniger kunt optrekken of afremmen.’ Een andere optie is platooning:: auto’s die op de snelweg een treintje vormen en zonder risico op kop-staartbotsingen veilig dicht achter elkaar hangen, waardoor het verkeer het beschikbare wegdek efficiënter benut. Het zal nog wel even duren voordat auto’s volledig autonoom rijden, denkt Steinbuch, ook al omdat autofabrikanten de verantwoordelijkheid daarvoor niet willen overnemen van de weggebruiker. ‘Die reclame van Audi is een geweldig toekomstbeeld: je kunt je auto de opdracht geven om zelf in de parkeergarage een plaatsje te zoeken terwijl jij gaat winkelen.’
Onderzoek informatie-uitwisseling tussen auto’s Steinbuch zit in Zuidoost-Brabant op de perfecte plaats: er spelen zich allerlei mobiliteitsprojecten af waar de TU/e bij betrokken is. In Helmond bevindt zich de AutomotiveCampusNL, met testfaciliteiten en nevenvestigingen van opleidingsinstellingen op mbo-, hbo- en wo-niveau. Ook de Verkeerscentrale ZuidNederland verhuist erheen. Op de campus speelt zich het project Dutch Integrated Testsite Cooperative Mobility (DITCM) af, waarin een kleine dertig partners een ontwikkel- en testomgeving opzetten voor intelligente voertuigen en de bijbehorende weginfrastructuur. De A270 is inmiddels al omgetoverd tot de nationale testsnelweg voor nieuwe coöperatieve verkeerssystemen. ‘Wanneer je auto’s gaat inzetten als sensoren op de weg kun je een hoop fileleed beperken’, legt Steinbuch uit. ‘De auto meet zelf hoe druk het is en past automatisch zijn snelheid aan om spookfiles te voorkomen. Een van de vele onderzoeksonderwerpen is hoe je op een betrouwbare en veilige manier informatie tussen auto’s kunt uitwisselen.’ Onderzoek naar autonoom rijden gebeurt onder andere in het recent gestarte project i-GAME (Interoperable GCDC AutoMation Experience). Samen met TNO, Chalmers University of Technology (Zweden) en het Spaanse bedrijf Idiada Automotive Technology wordt een architectuur ontwikkeld voor interoperable cooperative automated driving,, wat zal resulteren in een wedstrijd op de DITCMtestsite in Helmond. Een ander project waar de TU/e bij betrokken is, is Vehicle for Innovation Brabant electric (VIB-e). ‘Medewerkers van de High Tech Campus, AutomotiveCampusNL en de TU/e-campus gaan met minimaal vijfhonderd elektrische voertuigen rijden, die allemaal worden uitgerust met een smart box van NXP. Deze verzamelt data en stelt deze beschikbaar aan internationale Smart mobility innovators.’ Op basis van de gebruikersinformatie uit deze kastjes kunnen netwerk- en energieleveranciers bijvoorbeeld oplossingen ontwikkelen voor Cars are rapidly turning into ‘iPads on wheels’, connected to the Internet and containing subsystems and software from smart charging,, die moeten voorkomen dat het regionale net overbelast raakt terwijl tegelijkertijd lokaal geproduceerde duurzame energie zo goed mogelijk many different providers. This paradigm shift is enabling smart mobility concepts such as more intelligent traffic lights, wordt benut.
‘Het zal nog wel even duren voordat auto’s volledig autonoom rijden’
break assist and vehicle platooning, which will improve traffic flow, reduce air pollution and increase safety. It also requires
Systeemdenken
manufacturers to think differently. ‘More electronics, software
De TU/e doet niet alleen onderzoek op het gebied van smart mobility, maar biedt sinds 2011 ook een compleet onderwijsaanbod voor dit onderwerp aan: een bachelor Automotive, een master Automotive Technology en de post-master Automotive Systems Design, die opleidt tot een Professional Doctorate in Engineering. ‘In alle drie de opleidingen staat systeemdenken centraal’, legt Steinbuch uit. ‘In andere landen zijn automotive-opleidingen vooral vanuit de werktuigbouwkunde ingestoken; bij ons zijn er zes faculteiten bij betrokken. Het leuke aan automotive is dat daarin de disciplines mechanica, elektrotechniek, ICT en software en mens-machine interactie bij elkaar komen. Ik houd ervan met andere disciplines samen te werken en de grenzen ertussen weg te poetsen. Je ziet dat de docenten en de studenten daarin meegroeien.’ Er is veel belangstelling voor deze opleidingen, zowel bij studenten als bij bedrijven. ‘Niet alleen de automotive-industrie is geïnteresseerd in zulke ingenieurs, dat geldt ook voor de hightechindustrie. Een bedrijf als ASML waardeert de systeemaanpak evenzeer. Wat niet wil zeggen dat je alleen maar ingenieurs nodig hebt die breed of systeemgericht zijn opgeleid. Het gaat om een goede mix van ingenieurs die bruggen kunnen slaan en ingenieurs die gespecialiseerd zijn in één bepaald discipline. Een deel van de ICT’ers zal lol hebben in zo’n master Automotive, een ander deel moet zeker de breedheid van andere toepassingen omarmen.’ I/O
and IT are needed, and a bit less mechanical engineering,’ says Prof. Maarten Steinbuch. Apart from doing research on smart mobility and working on mobility projects with its partners at AutomotiveCampusNL, TU/e now also offers a complete set of educational programmes in automotive engineering: a Bachelor’s programme in automotive engineering, a Master’s programme in automotive technology and a post-Master’s programme in automotive systems design. Meer informatie steinbuch.wordpress.com Artikel ‘This car runs on code’, Robert N. Charette, IEEE: spectrum.ieee.org/green-tech/advanced-cars/this-car-runs-on-code Interview met Maarten Steinbuch (Engels): www.brainporttalentregion.com/sectors/smart-mobility/interviewwith-maarten-steinbuch Informatie over i-GAME: www.gcdc.nl Artikel over i-GAME: www.cursor.tue.nl/nieuwsartikel/artikel/ autonoom-rijden-uitdaging-voor-nieuw-studententeam
14 I/O Magazine / maart 2014
Visie van...
Eelco Visser werd in juni 2013 benoemd als hoogleraar Programming Languages aan de TU Delft. Hij wil niet alleen grote stappen maken op zijn eigen vakgebied, maar ook bijdragen aan onderwijs en onderzoek in het algemeen, door meer en slimmer gebruik te maken van software.
Door Edith van Gameren
‘In onderzoek kijken we veel verder vooruit dan wat de industrie op dit moment nodig heeft’ ‘Mijn vakgebied in brede zin is software engineering, en in het bijzonder software language engineering. Ik werk aan methoden en technieken die het eenvoudiger moeten maken om programmeertalen, met name domeinspecifieke programmeertalen (DSL’s), te construeren. Mijn specialiteit is het ontwerp van meta-programmeertalen: talen voor het beschrijven van talen en de gereedschappen die zulke talen bruikbaar maken. Als UHD in Delft heb ik met mijn promovendi rond SDF2 en Stratego de Spoofax Language Workbench gebouwd, een interactieve omgeving voor het implementeren van talen. Het doel van mijn Vici-project ‘The Language Designer’s Workbench’ is om de lijn van declaratieve taaldefinitie radicaal door te voeren, zodat taalontwerpers zich nog beter kunnen concentreren op ontwerp in plaats van implementatie. We proberen de language workbench zo in te richten dat eigenschappen van talen zoals type-soundness automatisch geverifieerd kunnen worden. Het eerste product daarvan is een nieuwe declaratieve taal voor het beschrijven van de regels voor name binding en scope. We zien dat dit soort technieken voor de constructie van DSL’s volwassen aan het worden zijn en dat toepassing van DSL’s in de industrie aan begint te slaan. Ik verwacht dan ook dat er een groeiende behoefte zal zijn aan kennis over het ontwerp van talen en het gebruik van gereedschappen om die te realiseren.
Eelco Visser studeerde Informatica aan de UvA en promoveerde op ‘Syntax Definition for Language Prototyping’. Sinds 2006 werkt hij aan de TU Delft, waar hij het onderzoek leidt naar domeinspecifieke programmeertalen (DSL’s). Hij sprak op 17 januari zijn oratie uit als hoogleraar Programming Languages aan de TU Delft. In 2013 ontving hij een Vici-beurs van NWO van EUR 1,5 miljoen om de komende vijf
Met de door ons ontwikkelde webprogrammeertaal WebDSL wordt het maken van webapplicaties makkelijker en veiliger. Een van mijn wensen is om daarmee ook onderwijs en onderzoek vooruit te helpen. Zo hebben we WebLab ontwikkeld, een learning managementsysteem voor programmeeronderwijs, waarmee studenten in de browser programmeren in plaats van met een lokaal geïnstalleerde programmeeromgeving. Ze zien direct resultaat en de feedbackcyclus is veel sneller doordat er niet meer handmatig nagekeken hoeft te worden. Daardoor kunnen ze meer oefenen. De researchr.org-app moet het makkelijker maken om literatuuronderzoek te doen. NWO is cruciaal geweest in mijn carrière. Met mijn promotieproject, twee Open Competitie-projecten, drie Jacquard-projecten en nu een Vici-project heeft NWO het grootste deel van mijn onderzoek gefinancierd. Ik hoop dat NWO deze rol zal kunnen blijven spelen. Het zou mooi zijn als de informatica een sterke open competitie zou hebben met genoeg funding voor in ieder geval de excellente voorstellen en zonder de wiskunde en astronomie wat tot de vergelijking van onvergelijkbare voorstellen leidt. Het valoriseren van onderzoek is net zo lastig te plannen als onderzoek zelf. Ik heb momenteel een vruchtbare samenwerking met Oracle Labs, dat gebruik maakt van onze Spoofax Language Workbench en ons onderzoek financieel ondersteunt. Maar als ik hiermee acht jaar geleden naar Oracle was gegaan, had ik geen kans gemaakt. In onderzoek kijken we veel verder vooruit dan wat de industrie op dit moment nodig heeft. In plaats van matching, zou ik dan ook pleiten voor sturen op valorisatie analoog aan het sturen op impact van de onderzoekscomponent; beoordeel de plannen en weeg het track record van senior onderzoekers mee. Het is mooi dat er eindelijk beweging is in de richting van open access publicatie van wetenschappelijke artikelen. Maar in het ICT-onderzoek schiet het nog niet erg op. Green Open Access is al lang gebruikelijk in de informatica. Mijn eigen publicaties heb ik vanaf het begin online gezet, en dat is goed voor de zichtbaarheid. Maar de prijzen die de uitgevers rekenen voor Gold Open Access zijn volgens mij onredelijk hoog. Als er uit mijn Vici-project 50 publicaties komen zou dat zo’n EUR 75.000 kosten, een bedrag waarmee in de funding geen rekening is gehouden. Met goede software kunnen veel taken worden geautomatiseerd en kunnen de kosten van publicatie veel lager uitkomen. Ik zou daar graag aan bijdragen.’ I/O
jaar onderzoek te doen en een onderzoeksgroep op te bouwen.
Meer informatie eelcovisser.org
15 I/O Magazine / maart 2014
Eind vorig jaar was het 25 jaar geleden dat Nederland werd aangesloten op het internet. In die begindagen zorgde de academische gemeenschap inventief en semi-illegaal voor internettoegang. Professor Andy Tanenbaum sprak op 16 januari op een symposium over 25 jaar internet en blikt ook hier terug. Door Edith van Gameren
‘Het CWI heeft in de strijd voor internet een belangrijke rol gespeeld’ Het was op 16 november 1988 om half drie ’s middags dat de bevestiging kwam: het CWI was met NSFnet verbonden. Daarmee was Nederland als tweede land aangesloten op de voorloper van het huidige internet. Die ‘aansluitingsdatum’ is enigszins triviaal, zegt Tanenbaum: ‘Want wat betekent het precies om “op internet aangesloten” te zijn; dat je een TCP-connectie hebt? We hadden bijvoorbeeld al lang voor 1988 e-mail.’ Maar er was beslist iets nieuws gaande. Zijn herinneringen aan die beginjaren gaan vooral over weerstand. ‘We moesten strijd leveren met allerlei partijen die fel tegen internet gekant waren. Er was actieve tegenstand van de PTT en van overheden op lokaal, nationaal en Europees niveau. De PTT wás in die tijd nog overheid en had een monopolie op communicatie. Men wilde niet dat daar iets tussen kwam. Ik kan me herinneren dat ik een diner had met een wethouder in Utrecht die me probeerde te overtuigen dat het internet wel over zou gaan en dat we het vooral aan de PTT moesten overlaten. Pas na een beslissing van de Europese rechter dat je een telefoonlijn op elke manier mag gebruiken die je wilt, konden we verder. De Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX) startte kort daarna. Het CWI heeft in de strijd voor internet een belangrijke rol gespeeld.’
Grote vlucht Midden jaren negentig nam het internet pas echt een grote vlucht in Nederland, na de komst van het www, de eerste grafische browsers en commerciële providers zoals XS4ALL. De zeer actieve academische gemeenschap liep daarop vooruit door een soort mailservice te verzorgen voor universiteiten. ‘Het CWI was het eerst en het meest actief, onder andere met het opzetten van het internetknooppunt AMS-IX. En het CWI kocht een illegale autodialer waarmee andere universiteiten dagelijks meermaals gebeld werden om mail te ontvangen en te versturen. Dat maakte Nederland een van de voorlopers op internetgebied: de universiteiten hadden veel eerder e-mail dan andere Europese universiteiten. Uiteindelijk werden we helaas gedwongen om het dure en slechte X.25-netwerk van de PTT te gebruiken. Pas met de komst van SURFnet3 in 1991 kregen we een goede TCP/ IP-gebaseerde netwerkdienst. Ik was in die begintijd al hoogleraar en niet betrokken bij zaken zoals het smokkelen van autodialer-modems naar Nederland, maar bij Bell Labs
had ik in de UNIX-groep gewerkt en daar had ik goede contacten. Ik haalde mijn Amerikaanse collega’s naar Nederland om meer bekendheid aan UNIX te geven. De geschiedenis van UNIX en internet zijn nauw verbonden, omdat het Internet Protocol onderdeel was van Berkeley UNIX.’ De rest van het verhaal is bekend: de opkomst van internet was onstuitbaar. Voor de toekomst van internet ziet Tanenbaum ‘netneutraliteit’ als één van de grote strijdpunten. ‘Als netneutraliteit verloren gaat, zou dat het einde van internet kunnen betekenen. Het is alsof PostNL tegen de 500 grootste bedrijven zegt: als jullie genoeg betalen, bezorgen we jullie post netjes op tijd. De rest moet maar wachten.’
Individuele onderzoekers ondersteunen Hoewel Nederland volgens Tanenbaum door de tegen werking van de PTT en de overheid zijn voorlopersrol op het gebied van internet kwijtraakte, is het ICT-onderzoek op een aantal andere gebieden wel sterk, ook internationaal. Uitschieters zijn systemen, security, parallel computing, semantic web, distributed systems en image processing. ‘Maar de financiering is een groot probleem. Er is om te beginnen niet genoeg geld, terwijl vanuit economisch oogpunt ICT-onderzoek een groter deel van de financiering zou moeten krijgen. Daarnaast zou er meer geld moeten gaan naar start-ups. Op MIT kunnen bijvoorbeeld alle voltijds medewerkers een dag per week in een start-up werken, zo lang het maar bijdraagt aan het vermarkten van al die geweldige ideeën. Hier is dat ondenkbaar. Daarbij is het in de VS ook relatief makkelijk om aan venture capital te komen. Wat wel heel goed werkt, zijn de Veni-, Vidi- en Vici-subsidies van NWO. Het is veel zinvoller om individuele onderzoekers te ondersteunen dan grote projecten waaraan honderden mensen werken. Een individu met één plan en één duidelijk doel leidt tot veel coherentere projecten.’ I/O
Meer informatie www.dezwijger.nl/86924/nl/amsterdam-connected andrewstanenbaum.sys-con.com www.webat25.org/news/press-release-the-world-celebrates25-years-of-the-web 25 leuke weetjes: www.webat25.org/news/webfacts
16 I/O Magazine / maart 2014
Onze maatschappij is sterk afhankelijk van grootschalige, complexe netwerken in energievoorziening, infrastructuur / logistiek en communicatie. Wat betreft de achterliggende wiskunde en informatica hebben we die netwerken niet in de vingers: er doen zich besliskundige problemen voor. Het consortium Networks kan in een Zwaartekracht project tien jaar aan de slag om daar verandering in te brengen. De kerntaak is zeer fundamenteel van karakter, maar er lopen duidelijke lijnen naar concrete toepassingen. Door Leendert van der Ent
Networks ontvangt Zwaartekrachtpremie
Greep op grootschalige netwerken Prof. dr. Michel Mandjes, hoogleraar kansrekening en besliskunde van de UvA
‘Ons doel is weer greep te krijgen op zaken die we nu niet volledig in de hand hebben’ Zwaartekracht Met Zwaartekracht stimuleert de Nederlandse overheid excellente wetenschappelijke consortia. In totaal krijgen zes consortia EUR 153 miljoen; Networks mag rekenen op EUR 22,7 miljoen voor tien jaar. Een door NWO ingestelde internationale commissie voerde namens het ministerie van OCW de selectieprocedure uit. Minister Bussemaker reikte de Zwaartekrachtpremies 2013 uit op 18 december vorig jaar. Andere geselecteerde consortia waren onder andere The Institute for Chemical Immunology (ICI) met hoofd aanvrager prof. dr. Jacques Neefjes (NKI), The Soehngen Institute for anaerobic microbiology met hoofdaanvrager prof. dr. ir. Mike Jetten (RU) en The Netherlands Center for Multiscale Catalytic Energy Conversion met hoofdaanvrager prof. dr. ir. Bert Weckhuysen (UU).
In het mondiale verkeer financiële systeem is de human factor steeds kleiner geworden. Beslissingen worden genomen door uiterst complexe, autonoom functionerende financieel-wiskundige processen, die op de computers van de banken draaien. Doordat die processen niet volledig werden begrepen en de consequenties ervan niet waren te overzien, kon het misgaan in de financiële wereld. De gevolgen zijn bekend. De boodschap: het is risicovol om afhankelijk te zijn van netwerken waarvan we de processen die zich erop afspelen niet volledig begrijpen en beheersen. Die situatie komt op veel meer plaatsen in de maatschappij voor: ook infrastructuur-, energie- en communicatienetwerken begrijpen en beheersen we niet volkomen, terwijl we er sterk van afhankelijk zijn. Beter begrip zou tot optimalisatie van de netwerken kunnen leiden en tot het overzien en beteugelen van de risico’s. Het ontwikkelen van een beter begrip is een zeer fundamentele opdracht op het grensgebied van wiskunde en informatica en de taak waar het Networks-consortium met zeven wiskundigen en vier informatici zich voor gesteld ziet. Hoofdaanvrager prof. dr. Michel Mandjes, hoogleraar kansrekening en besliskunde van de UvA: ‘Niet-ingewijden hebben de perceptie dat wiskunde zich primair met numerieke wetmatigheden of berekeningstechnieken bezig houdt. Uiteindelijk leidt ons onderzoek tot zulke direct bruikbare methoden, maar hieraan gaat een fase vooraf waarin we vooral de structuur en de eigenschappen van netwerken willen doorgronden. Dat is onze taak voor de komende jaren.’
17 I/O Magazine / maart 2014
Tanden stukbijten Mandjes is heel blij met de Zwaartekrachtpremie. ‘Projecten in de wiskunde en theoretische informatica komen maar zelden in aanmerking voor zo’n grootschalige ondersteuning, vooral omdat het lastig is een link te leggen met de praktijktoepassing. Zwaartekracht is weliswaar bedoeld voor fundamenteel onderzoek, maar we dachten weinig kans te maken als we geen brug naar de wereld om ons heen zouden slaan. Hoewel de afstand tot praktijktoepassingen groot is, geven we vast een doorkijkje. De maatschappelijke waardering van bètawetenschappen zit in de lift, onder andere doordat we beter hebben geleerd de maatschappelijke relevantie uit te dragen. In de aanvraag hebben we die dan ook zo goed mogelijk onder woorden gebracht. De kennis uit Networks is straks namelijk toepasbaar in een flankerend programma, dat de inzichten toepast op concrete, bestaande netwerken. Daar komt de rol van ICT-onderzoek nog eens duidelijk naar voren: kennis en inzicht zullen uiteindelijk vertaald moeten worden naar software’, aldus Mandjes. Dat de aanvraag het te midden van veel andere heeft gehaald, komt doordat het sterkst mogelijke consortium is gevormd, meent Mandjes. ‘We hebben de juiste combinatie van expertise en deelnemers van internationale statuur. Nederland loopt in deze specialisatie voorop in de wereld en we konden een zeer sterk team vormen. Het was een klus om met een heterogene groep onderzoekers de doelen van het project zo puntig mogelijk te formuleren. Iedere betrokkene heeft er veel voor moeten doen om de toekenning te realiseren.’ De consortiumleden, afkomstig van UvA, CWI, TU/e en UL, kunnen zich nu tien jaar lang bezig houden met de analyse van netwerken waarin zich besliskundige problemen voordoen en waarin onzekerheden een grote rol spelen. Mandjes: ‘Het kenmerk van communicatie-, infrastructuur- en energienetwerken is dat in de eerste, ietwat ruwe ontwerpfase alle grootheden deterministisch verondersteld worden en er dus geen rekening wordt gehouden met onzekerheid. Onzekerheden komen pas op het tweede niveau naar voren, zoals onverwachte congestie in infrastructuurnetwerken of een fluctuerende vraag en aanbod in energienetwerken, onder andere vanwege wisselende weersomstandigheden. De uitdaging van dit project is beter rekening te houden met onzekerheid en dus meer integratie van de twee fases.’
Greep krijgen De maatschappij is sneller veranderd dan we organisatorisch kunnen bijbenen. Netwerken – zoals ook internet en allerlei financiële processen – zijn ingericht voordat we ze geheel doorgronden en verlopen autonoom, zonder ingrijpen van de mens. Dat maakt onze maatschappij bijzonder kwetsbaar. ‘Een netwerk moet robuust zijn ontworpen, zodat bijvoorbeeld mist in Chicago niet het vliegverkeer in Europa platlegt’, geeft Mandjes aan. ‘Het netwerk moet zodanig omgaan met onzekerheid, dat lokale aanpassingen incidenten kunnen opvangen zonder dat het hele netwerk daarvoor hoeft te worden aangepast. Voor het gedistribueerd beheersen van netwerken moet je begrijpen hoever een bepaalde ingreep reikt, bijvoorbeeld door te weten hoeveel back-up-routes mogelijk zijn. In de huidige netwerkontwerpen gebeurt dat niet goed genoeg, omdat het begrip van de complexiteit niet toereikend is. Je moet een netwerk fundamenteel snappen om onzekerheid beter te beheersen. Als dat lukt, zijn de potentiële winst en het economisch belang enorm.’ Daarom kunnen de inzichten die Networks oplevert tot projecten leiden met grote partners. Mandjes: ‘Ook nu al hebben we contacten met partners in infrastructuur en communicatie. Als je naar de energiesector kijkt, liggen er allerlei complex, onopgeloste vragen rond smart grids; de complexiteit is zo groot, dat zulke netwerken niet precies door te rekenen zijn. Een goede heuristiek, gemotiveerd vanuit de structuur van die netwerken, zou een grote stap vooruit betekenen. Ons doel is weer greep te krijgen op zaken die we niet volledig in de hand hebben en waar een ongemakkelijk gevoel over heerst. Met de theorie die we ontwikkelen kunnen we verbeteringen aanbrengen in het functioneren van netwerken, zoals het introduceren van financiële prikkels om binnen elektriciteitsnetwerken vraag en aanbod van minuut tot minuut op elkaar Understanding complex networks af te stemmen. Maar of dat oplossingen zijn of lapmiddelen weten we eigenlijk The ‘Networks’ programme, supported for the next decade niet omdat we het effect niet goed kunnen voorspellen of berekenen.’
‘Als je het netwerkontwerpen eenmaal goed beheerst, is de potentiële winst enorm’
with EUR 22.7 million from the ‘Zwaartekracht’ programme, aims at developing a fuller understanding of complex networks.
Toegevoegde waarde
Large-scale networks in infrastructure/logistics, energy and
De toegevoegde waarde van het Networks-onderzoek binnen de informatica en wiskunde moet komen van nieuw te ontwikkelen technieken op het grensgebied van algoritmiek en stochastiek, kansrekening en het omgaan met onzekerheid. Mandjes: ‘Als we de kennis die beide benaderingen opleveren combineren, kunnen we daarmee abstracte modellen opstellen en die op een gestileerd niveau bij een breed scala aan praktische netwerken toepassen. Vervolgens kunnen we met die modellen het gedrag en de structuur van die netwerken beter doorgronden. Dat is het eindproduct van Networks: inzicht. Dat klinkt erg fundamenteel, maar met dat inzicht creëren we een grote maatschappelijk-economische waarde.’ I/O
communications are vital for society, yet they are not fully understood from a mathematical perspective. ‘The primary goal of this project is fundamental in nature, but connections to concrete applications of the knowledge we gain are already anticipated,’ says ‘Networks’ spokesman Prof. Michel Mandjes. Meer informatie www.foliaweb.nl/wetenschap/miljoenensubsidie-voor-onderzoeknaar-netwerken
18 I/O Magazine / maart 2014
Pas gepromoveerd
Sergio Duarte Torres, from Colombia, regards his recently earned PhD (cum laude) as his biggest achievement so far. In doing his research, he not only analysed the difficulties that school children experience with search engines, but he also co-developed a solution. He feels very privileged to have been able to carry out his research. Sergio is currently looking for a position in industry, preferably in the Netherlands. Apart from the fact that his girlfriend lives here, he also likes the well-balanced way of life he finds in this country. By Leendert van der Ent How children enter search-engine queries – and how they can be better supported What is the subject of your thesis and how did you decide on that? ‘The research I have done over the years in Bogotá, Prague and Groningen has been about manipulating and processing natural language using mathematic methods. In layman’s terms: I’ve been trying to make the computer understand our language. So when I was looking for a PhD position and the PuppyIR project at Twente turned up, I jumped at the chance. What I found new and very appealing about this project was that it took children as a focus group. That really interested me. For my thesis I investigated how children search for information on the internet. I did that mainly on the basis of a large-scale analysis of data. There is a real gap between the content that is actually available on the internet and the results that the children get on the basis of their queries in search engines. There is high-quality content for children out there, but they have difficulty finding it. They only use a few, short keywords, so the answers they get are not
Who: Sergio Duarte Torres (30 years old) BSc: National University of Colombia in Bogotá MSc: Charles University in Prague and the University of Groningen (Erasmus Mundus Programme), in the fields of information retrieval, natural-language processing and data mining
specific enough. Furthermore, children click more rapidly than adults do, which makes it difficult for them to explore the list of results properly. As a solution, we built a special layer on top of search engines that is especially suited for children from eight to twelve years old. This solution offers them query recommendations that are adapted to their frame of mind.’
What do you think of the research climate in the Netherlands? ‘I feel very privileged to have been able to carry out my research here. The Netherlands has a large cluster and lots of expertise in my field – not only in Groningen and Twente, but also in Amsterdam. The university also provides ample opportunities: there is good expertise, good research facilities, high-quality guidance and lots of possibilities for travelling to conferences. All in all, it is very good.’
What will be your next step? ‘As I only just got my PhD, I haven’t been able to search for a new job yet. But after doing some travelling in Europe I would like to find a job in industry, preferably in the Netherlands. My girlfriend lives here, and I also like the well-balanced way of life. If it doesn’t work out in the Netherlands, I will look for a job in another European country.
What did you enjoy most about your research? ‘The nicest part of my research was definitely being able to actually visit an elementary school to really experience how children make their queries. I normally analyse large amounts of data, far away from the users, as is customary in my field. We invited the children to engage in a competitive game. It was wonderful to witness their enthusiasm. It is really great to see the impact of your research and of something you and your colleagues have built.’ I/O
PhD: University of Twente, in the field of computer science When: 14 February 2014
Thesis: Information Retrieval for Children: Search Behavior and Solutions Funded by: the EU’s 7th Framework Programme, ICT (INFSO-IST-231507)
and the University of Twente
More information hmi.ewi.utwente.nl/puppyir duaretorres.com
19 I/O Magazine / maart 2014
Column Col umn
Uitgelicht
Toekenning voor DAS-5 computersysteem; ruim 50 projecten staan al in de wachtrij
Het programma Investeringen NWO-middelgroot maakt het mogelijk om gespecialiseerde instrumenten en meettoestellen, grote computerinfrastructuren, en nieuwe software te bouwen of ontwikkelen. Deze infrastructuren zijn belangrijk om vernieuwend onderzoek te doen. In totaal ontving NWO Exacte Wetenschappen twaalf uitgewerkte aanvragen voor deze ronde. Het beschikbare budget voor de ronde NWO-middelgroot 2013 – Exacte Wetenschappen bedroeg EUR 1,0 miljoen. Er zijn drie projecten gehonoreerd waarvan een in de discipline Informatica van prof. dr. Bal (VU). Meer informatie: http://www.nwo.nl/actueel/nieuws/2014/ew/drie-toekenMeer informatie: http://www.nwo.nl/actueel/nieuws/2014/ew/drie-toekenningen-voor-investeringen-nwo-middelgroot-exacte-wetenschappen.html
MonetDB Solutions nieuwste spin-off CWI
CWI heeft een nieuw spin-off bedrijf: MonetDB Solutions – een consultancy bedrijf gespecialiseerd in de ontwikkeling van databasetechnologie voor Business Analytics. MonetDB Solutions is opgericht door de initiatiefnemers van MonetDB, het eerste en meest verspreide open-source kolomgebaseerde database managementsysteem. In MonetDB Solutions bundelen toponderzoekers en engineers hun krachten om klanten op maat gemaakte diensten en oplossingen te bieden. De belangrijkste activiteiten van MonetDB Solutions omvatten technisch advies, architectural review, performance assessment, migratie & upgrade services en training. MonetDB Solutions staat onder leiding van dr. Ying Zhang. MonetDB heeft gebruikers in meer dan 130 landen. Voor het maken MonetDB heeft gebruikers in meer dan 130 landen. Voor het maken van analyses presteert het in het algemeen 10x sneller dan traditionele rijgebaseerde databasesystemen. De oprichting van spin-off bedrijven, zoals MonetDB Solutions, is een belangrijk instrument bedrijven, zoals MonetDB Solutions, is een belangrijk instrument voor het CWI om technologie en kennis over te dragen aan het voor het CWI om technologie en kennis over te dragen aan het bedrijfsleven. Meer informatie: www.cwi.nl/nieuws/2013/databaseconsulting-bedrijfMeer informatie: www.cwi.nl/nieuws/2013/databaseconsulting-bedrijfmonetdb-solutions-nieuwste-spin-cwi
Indiase en Nederlandse wetenschappers aan de slag met slimme elektriciteitsnetwerken Met drie samenwerkingsprojecten tussen wetenschappelijke instellingen in Nederland en India gaat het internationale Smart Grids programma van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek van start. Onderzoekers gaan werken aan oplossingen om de infrastructuur voor elektriciteit verder te verbeteren. Er zijn in totaal 16 aanvragen ingediend waarvan uiteindelijk 3 zijn gehonoreerd. Het programma wordt uitgevoerd onder de Topsector Energie. De uitvoering van het programma is in handen van het NWO Gebied Exacte Wetenschappen. NWO financiert de Nederlandse wetenschappers (in totaal EUR 1,475 miljoen) in het kader van lopende samenwerking tussen NWO en het Indiase Department of Science and Technology (DST). De Indiase wetenschappers worden gefinancierd door DST. Meer informatie: www.nwo.nl/actueel/nieuws/2014/ew/indiaase-ennederlandse-wetenschappers-aan-de-slag-met-slimme-elektriciteitsnetwerken.html
Paul Klint geeft in zijn afscheidscollege een overzicht van de softwarerevolutie
Kaping
Heimelijk lag het schip geduldig te wachten, onder water liggend op de bodem om niet al te zeer op te vallen. De voelhorens uitstrekkend om zoveel mogelijk te weten te komen. Eindelijk werd het geduld beloond. De afgetapte bit-stromen gaven aan dat er contact was geweest tussen X en zijn thuisbasis.
Dit is niet meer de tijd van ‘Martini, shaken not stirred’. Dit is niet meer de tijd van de zilvervloot van Piet Hein die het zilver kaapte van de Spanjaarden, die het weer hadden gekaapt van de Inca’s. Dit is de tijd van Snowden en digitale data als zijn zilver. Een duidelijker bewijs voor de kracht van data kan niet worden geleverd. En dus worden ze gekaapt. Alles van waarde is weerloos. Dat vereist dat we vanaf nu in de opleidingen aandacht besteden aan ethiek en eigendom. Dat is nog niet zo eenvoudig. Van wie is een foto van uzelf? Dat hangt er vanaf waar de foto zich bevindt. In een stadion ligt het eigendom bij het stadion, op straat is de foto van iedereen (behalve in Frankrijk, daar is de foto van u). Thuis is die foto van u, behalve als u beroemd bent, dan is die van de roddelpers, tenzij het intiem was. Van wie zijn de clicks in uw iPhone? Van wie zijn de statistieken over uw wifi-data of creditcard? Allemaal vragen waarover het goed is grondig na te denken, maar niet al te lang. Het leven laat ook ruimte voor onopgeloste raadsels. Dit is ook een kaping.
Gewoonlijk schrijft Paul Klint al bijna 10 jaar op deze plek. Hij snijdt een veelheid van onderwerpen aan met een vriendelijke byte, precies Paul. Afgelopen jaar werd hij 65 en gaf hij zijn afscheidscollege. Met grote passie en zonder grens aan zijn inzet heeft hij gewerkt aan de masteropleiding Software Engineering, met als doel het verhogen van de kwaliteit voor Nederland. Hij was ook de eerste voorzitter van het ICT Platform Nederland. Zelfde motivatie. Op een andere plaats is Paul bedankt voor zijn wetenschappelijke bijdrage. Ik dank Paul zeer voor zijn maatschappelijke bijdrage. Gewoon doorgaan zou ik zeggen. Arnold Smeulders, voorzitter IPN
20 I/O Magazine / maart 2014
Esben Plenge (EUR, 31 januari 2014) Super-Resolution and Self-Similarity in MRI Promotor: prof.dr. W.J. Niessen Tao Tan (RUN, 12 februari 2014) Automated 3D Breast Ultrasound Image Analysis Promotor: prof.dr.ir. N. Karssemeijer Roelof Kemp (VU, 1 april 2014) Programming Frameworks for Distributed Smartphone Computing Promotor: prof.dr.ir. H.E. Bal Kristian Rietveld (UL, 10 april 2014) A Versatile Tuple-Based Optimization Framework Promotor: prof.dr. H.A.G. Wijshoff Cristiano Giuffrida (VU, 10 april 2014) Safe and Automatic Live Update Promotor: prof.dr. A.S. Tanenbaum Cedric Nugteren (TU/e, 30 april 2014) Improving the Programmability of GPU architectures Promotor: prof.dr. H. Corporaal en prof.dr.ir. H.E. Bal Lennard Voortman (TUD, 12 mei 2014) CTF Correction in Cryo-Electron Tomography Promotor: prof.dr.ir. L.J. van Vliet
CWI
Joost Bosman (CWI, 12 februari 2014) Optimal Quality of Service Control in Communication Systems Promotoren: prof.dr. Rob van der Mei (CWI en VU) en prof. dr. Sindo Núñez-Queija (CWI en UvA) De promotie vindt plaats aan de VU Aram Markosyan (CWI, 19 mei 2014) Modeling multiple time scales in streamer discharges Promotor: prof.dr. Ute Ebert (CWI en TU/e) De promotie vindt plaats aan de TU/e Bart de Keijzer (CWI, datum nog niet bekend) Externalities and Cooperation in Algorithmic Game Theory Promotor: prof.dr. Guido Schäfer (CWI en VU) De promotie vindt plaats aan de VU
IPA
Dina Hadziosmanovic (UT, 9 januari 2014) The Process Matters: Cyber Security in Industrial Control Systems. Promotor: prof.dr. P.H. Hartel (UT) Co-promotor: dr. D. Bolzoni (UT) Arjan Jeckmans (UT, 5 februari 2014) Cryptographically-Enhanced Privacy for Recommender Systems. Promotor: prof.dr. P.H. Hartel (UT) Cor-Paul Bezemer (TUD, 14 april 2014) Performance Optimization of Multi-Tenant Software Systems. Promotor: prof.dr. A. van Deursen (TUD) Co-promotor: dr. A.E. Zaidman (TUD)
SIKS
Kalender Uitgelich
ASCI
Arya Adriansyah (TU/e, 3 april 2014) Aligning Observed and Modeled Behavior Promotor: prof.dr. W.M.P. van der Aalst Copromotor: dr. B.F. van Dongen Philip Jackson (UvT, 22 april 2014) Toward Human-Level Artificial Intelligence: Representation and Computation of Meaning in Natural Language Promotoren: prof.dr. H. Bunt, prof.dr. W. Daelemans
UT / CTIT
M.G. Hagemans (UT, 7 maart 2014) On regulation in inquiry learning Promotor: prof.dr. A.J.M. de Jong Co-promotor: dr. H. van der Meij M.T. Ngo (UT, 17 april 2014) Qualitative and Quantitative Information Flow for Multi-threaded Programs Promotor: prof.dr. J.C. van de Pol Co-promotor: dr. M. Huisman
M. Badieh Habib Morgen (UT, 9 mei 2014) Named Entity Extraction and Disambiguation for Informal Text: The Missing Link Promotor: prof.dr. P.M.G. Apers Co-promotor: dr.ir. M. van Keulen
X. Zhang (UT, 9 mei 2014) Algorithmic and structural aspects of graph partitioning and related problems Promotoren: prof.dr.ir. H.J. Broersma en prof.dr. M.J. Uetz A.W. Laarman (UT, 9 mei 2014) Scalable Multi-Core Model Checking Promotor: prof.dr. J.C. van de Pol
W.A.P. van Kleunen (UT, 28 mei 2014) Echoes from the deep - Communication Scheduling, Localization and Time-Synchronization in Underwater Acoustic Sensor Networks Promotor: prof.dr.ing. P.J.M. Havinga F. Ahmed (UT, 28 mei 2014) Copositive Programming and Related Problems Promotoren: prof.dr. M.J. Uetz Co-promotor: dr. G.J. Still. J.H. Rutgers (UT,14 mei 2014) Programming Models for Many-Core Architectures: A Co-design Approach Promotoren: prof.dr.ir. M.J.G. Bekooij en prof. dr. ir. G. J. M. Smit
M.E.T. Gerards (UT, 18 juni 2014) Algorithmic Power Management – Energy Minimisation under Real-Time Constraints Promotor: prof.dr.ir. G.J.M. Smit Co-promotor: dr.ir. J. Kuper
CWI
22 mei 2014 CWI Lectures: Socially-Aware Multimedia 2014 In honour of Dick Bulterman Locatie: CWI, Amsterdam Meer informatie: http://www.cwi.nl/lectures2014
Lorentz Center
7 april 2014 Workshop Simulating the Social Processes of Science Locatie: Oort-gebouw, Leiden 6 mei 2014 Workshop Reliability of Concurrent and Distributed Software Locatie: Oort-gebouw, Leiden 12 mei 2014 Workshop Perspectives on Human Probabilistic Inference Locatie: Oort-gebouw, Leiden 10 juni 2014 Workshop Interactive Intelligence Locatie: Oort-gebouw, Leiden
23 juni 2014 Workshop Geometric Algorithms in the Field Locatie: Oort-gebouw, Leiden
NWO
2 juni 2014 NCSRA-Symposium Locatie: Den Haag Meer informatie: www.nwo.nl/cybersecurity 6 juni 2014 CATCH symposium Locatie: Rijksmuseum, Amsterdam Meer informatie: www.nwo.nl/catch
UT / CTIT
3 juni 2014 CTIT symposium ‘Taking Care for Tomorrow, Towards Personalized Healthcare Services’ Locatie: UT Meer informatie: www.utwente.nl 9 mei 2014 Dutch Model Checking Day (DMCD) Locatie: UT Meer informatie: fmt.cs.utwente.nl/ dmcd2014/index.html
________________________________________________________________________________
Nieuwe Big Data technologieën voor optimalisatie van kennis ontwikkeling en productieprocessen
Twee Technology Area onderzoeksprojecten zijn gehonoreerd voor het programma Data Science van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en het Nederlands eScience Center. Met een budget van totaal EUR 1.7 miljoen gaan onderzoekers en bedrijven samenwerken aan oplossingen om de innovatie verder te verbeteren op het gebied van Big Data (Data Science). High-throughput technologie in R&D en industriële productie processen genereren enorme hoeveelheden, niet gestandaardiseerde, datasets. Het programma Data Science moet ervoor zorgen dat de samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en private partijen innovatie oplevert in de productie, omgang, doorzoekbaarheid en het gebruik van grote datasets. Waardoor mensen en computers er optimaal, efficiënt en effectief mee kunnen werken. Meer informatie: http://www.nwo.nl/actueel/nieuws/2014/ew/nieuwebig-data-technologieen-voor-optimalisatie-van-kennis-ontwikkeling-enproductieprocessen.html
Promotieonderzoek leidt tot innovatie in forensische software
In forensisch onderzoek staat de analyse van digitale data voor grote uitdagingen. Het volume groeit exponentieel en er is een grote variëteit in apparatuur en formaten. Jeroen van den Bos, promovendus aan het Centrum Wiskunde & Informatica (CWI) en software engineer aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ontwikkelde nieuwe superflexibele software voor geautomatiseerd forensisch onderzoek. Dat deed hij onder andere met metaprogrammeertaal Rascal in de onderzoeksgroep Software Analysis & Transformation van het CWI. Van den Bos verdedigde 9 januari 2014 zijn proefschrift ‘Gathering Evidence’ aan de Universiteit van Amsterdam. De nieuwe technieken worden op korte termijn toegepast in de software van het NFI voor gebruik in politieonderzoeken. Met de nieuwe methode blijft de software ook op lange termijn beheersbaar. Meer informatie: www.cwi.nl/nieuws/2013/promotieonderzoek-leidttot-innovatie-in-forensische-software