COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 14.12.2006 COM(2006) 802 definitief
Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij Estland, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk worden gemachtigd tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 17, lid 1, van de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting
(door de Commissie ingediend)
NL
NL
TOELICHTING 1) ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 110
•
Motivering en doel van het voorstel
Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van de zesde richtlijn 77/388/EG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen. Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 26 januari 2006, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om verlenging van een bestaande derogatie van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG. Krachtens deze derogatie mocht het Verenigd Koninkrijk het recht op aftrek van de btw uitstellen totdat deze belasting aan de leverancier of dienstverlener was betaald. Bij brieven, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 31 augustus 2006, 27 juni 2006 en 6 april 2006, hebben respectievelijk Estland, Slovenië en Zweden verzocht om een derogatie van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG, teneinde het recht op aftrek van de btw te mogen uitstellen totdat deze belasting aan de leverancier of dienstverlener is betaald. Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 6 oktober 2006 van het verzoek van Estland, bij brief van 6 oktober 2006 van het verzoek van Slovenië, bij brief van 4 oktober 2006 van het verzoek van Zweden en bij brief van 6 oktober 2006 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. De Commissie heeft Zweden bij brief van 6 oktober 2006 en Estland, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk bij brief van 9 oktober 2006 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van hun verzoek. 120
•
Algemene context
Het Verenigd Koninkrijk past een facultatieve vereenvoudigde regeling (kasstelsel) toe voor belastingplichtigen met een omzet die niet hoger is dan GBP 660 000 (circa EUR 964 000). Belastingplichtigen die voor deze regeling in aanmerking komen, mogen overeenkomstig de derde alinea van artikel 10, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG wachten om de belasting te voldoen totdat zij zelf zijn betaald. Tegelijkertijd mogen de belastingplichtigen die voor deze vereenvoudigde regeling hebben gekozen, in afwijking van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG de voorbelasting niet in mindering brengen totdat deze aan hun leverancier of dienstverlener is betaald. Het Verenigd Koninkrijk werd bij Beschikking 87/400/EEG van de Raad gemachtigd om af te wijken van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG. Deze regeling van het kasstelsel stond uitsluitend open voor belastingplichtigen met een jaaromzet van minder dan ECU 340 000. Bij de opeenvolgende verlengingen van de derogatie bij Beschikkingen 90/497/EEG, 93/111/EEG, 97/375/EG, 2000/435/EG en 2003/909/EG van de Raad werd ook de omzetlimiet telkens geleidelijk verhoogd tot het huidige
NL
2
NL
bedrag van GBP 660 000. In dit verzoek om verlenging vraagt het Verenigd Koninkrijk dat de omzetlimiet voor de regeling van het kasstelsel tot GBP 1 350 000 (circa EUR 2 000 000) wordt verhoogd. Dit zou een verdubbeling van de huidige limiet betekenen. Volgens het Verenigd Koninkrijk maakt de regeling van het kasstelsel deel uit van een reeks vereenvoudigingsmaatregelen ter ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf. Er zijn circa 1 miljoen bedrijven die voor de regeling in aanmerking komen en circa 750 000 daarvan zouden er voordeel bij kunnen hebben. De regeling wordt thans door 159 000 van deze bedrijven toegepast. Door de verhoging van de omzetlimiet zouden nog eens 57 000 bedrijven in aanmerking komen voor de regeling. De huidige derogatie is geldig tot 31 december 2006. Het Verenigd Koninkrijk heeft verzocht om een verlenging van de derogatie tot 31 december 2009. De Commissie is van mening dat het verzoek van het Verenigd Koninkrijk aanvaardbaar is zowel wat de verhoging van de omzetlimiet als de duur van de verlenging betreft. De facultatieve regeling van het kasstelsel wordt sinds 1 oktober 1987 in het Verenigd Koninkrijk gebruikt. De gevraagde verhoging van de omzetlimiet houdt geen wijziging van de regeling in. Ook Estland, Slovenië en Zweden vragen om in het kader van een facultatieve vereenvoudigde regeling (kasstelsel) van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG te mogen afwijken. Daarbij zouden belastingplichtigen, net zoals in de regeling van het Verenigd Koninkrijk, overeenkomstig de derde alinea van artikel 10, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG mogen wachten om de belasting te voldoen totdat zij zelf zijn betaald. Tegelijkertijd zouden de belastingplichtigen die voor de vereenvoudigde regeling hebben gekozen, in afwijking van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG de voorbelasting niet in mindering mogen brengen totdat deze aan hun leverancier of dienstverlener is betaald. De lidstaten zullen de regeling zelf nader uitwerken, onder meer met instap- en uitstapeisen, en de specifieke vereisten inzake administratievoering vaststellen. Slovenië zou de drempel vaststellen op SIT 50 000 000 (circa EUR 208 000). Naar verwachting zouden ongeveer 1 000 van de 62 000 bedrijven die voor de regeling kunnen kiezen, dat ook doen. Zweden zou de drempel vaststellen op SEK 3 000 000 (circa EUR 300 000). Hierdoor zouden ongeveer 630 000 bedrijven voor de regeling kunnen kiezen, waarvan er waarschijnlijk circa 60 % of 400 000 bedrijven dat ook zullen doen. Zowel het Sloveense als het Zweedse derogatieverzoek sluit aan bij de bestaande derogatie van het Verenigd Koninkrijk en het desbetreffende verlengingsverzoek. De Commissie kan daarom instemmen met deze derogatieverzoeken, die beogen de procedures voor kleine bedrijven te vereenvoudigen. In het geval van Estland wordt voor de facultatieve vereenvoudigde regeling (kasstelsel) geen omzetlimiet voorgesteld. In plaats daarvan wordt de regeling beperkt tot belastingplichtigen die in de Estse wetgeving als eenmanszaak zijn gedefinieerd, waarvan er circa 5 700 voor de btw zijn geregistreerd. Deze bedrijven mogen hun
NL
3
NL
inkomsten voor de directe belastingen aangeven overeenkomstig een systeem van boekhouding op kasbasis. Als zij ook de btw op kasbasis zouden mogen aangeven, zou dit voor deze bedrijven een vereenvoudiging van hun boekhoudkundige verplichtingen betekenen. Gelet op het kleine aantal bedrijven die voor de regeling in aanmerking zullen komen en de vereenvoudiging die deze biedt, kan de Commissie met dit derogatieverzoek instemmen. 130
•
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Beschikking 97/375/EG van de Raad van 9 juni 1997 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd om een facultatieve maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 17, lid 1, van de zesde richtlijn (77/388/EEG) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting. Deze beschikking werd achtereenvolgens gewijzigd bij Beschikking 2000/435/EG van de Raad van 29 juni 2000 en Beschikking 2003/909/EG van de Raad van 22 december 2003. Zij vervalt op 31 december 2006. 141
•
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie
Niet van toepassing. 2) RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING • 219
Raadpleging van belanghebbende partijen
Niet relevant. •
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
229
Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
230
•
Effectbeoordeling
De voorgestelde beschikking heeft betrekking op maatregelen ter vereenvoudiging van de heffing van de btw bij midden- en kleinbedrijven en kan een positief effect hebben op de kaspositie van deze bedrijven. Het effect zal in ieder geval beperkt zijn gelet op de beperkte werkingssfeer van de derogatie. 3) JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 305
•
Samenvatting van de voorgestelde maatregel
Machtiging van het Verenigd Koninkrijk tot verlenging van een maatregel en van Estland, Slovenië en Zweden tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 17, lid 1, van de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad, waarbij een facultatieve kasstelselregeling wordt ingevoerd in het kader waarvan een belastingplichtige de aftrek van de btw moet uitstellen tot het tijdstip waarop de goederen of diensten effectief aan de leverancier of dienstverrichter zijn betaald.
NL
4
NL
•
310
Rechtsgrondslag
Artikel 27, lid 1, van de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag. •
329
Subsidiariteitsbeginsel
Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. •
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. 331
Deze beschikking betreft een machtiging die wordt verleend aan lidstaten op hun eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.
332
Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel. •
Keuze van instrumenten
341
Voorgesteld(e) instrument(en): ander.
342
Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Overeenkomstig artikel 27 van de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken als de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een beschikking van de Raad is het enige geschikte instrument, aangezien een beschikking tot een individuele lidstaat kan worden gericht. 4) GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
409
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. 5) AANVULLENDE INFORMATIE
520
•
Intrekking van bestaande wetgeving
De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg. • E-4340
NL
Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling
Het voorstel bevat een vervalbepaling.
5
NL
Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij Estland, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk worden gemachtigd tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 17, lid 1, van de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag1, en met name op artikel 27, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie2, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Bij Beschikking 97/375/EG3 van de Raad werd het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de procedure van artikel 27 van Richtlijn 77/388/EEG gemachtigd tot vaststelling van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 17, lid 1, van die richtlijn, teneinde een facultatieve regeling toe te passen waarbij de belasting wordt voldaan op basis van de kasinkomsten en -uitgaven (kasstelsel). In het kader van die regeling mag het recht op aftrek van de voorbelasting van belastingplichtigen die de btw voor hun prestaties voldoen wanneer zij de vergoeding daarvoor van hun afnemers hebben ontvangen overeenkomstig artikel 10, lid 2, derde alinea, tweede streepje, van voornoemde richtlijn, door het Verenigd Koninkrijk worden uitgesteld, in afwijking van artikel 17, lid 1, van voornoemde richtlijn, totdat de voorbelasting aan de leverancier of dienstverrichter is betaald.
(2)
Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 26 januari 2006, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om deze derogatie van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG met drie jaar te mogen verlengen. Het Verenigd Koninkrijk heeft ook om een verhoging van de omzetlimiet voor de vereenvoudigde regeling van het kasstelsel verzocht van GBP 660 000 tot GBP 1 350 000.
1
PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/69/EG (PB L 221 van 12.8.2006, blz. 9). PB C [...] van [...], blz. [...]. PB L 158 van 17.6.1997, blz. 43. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2003/909/EG (PB L 342 van 30.12.2003, blz. 49).
2 3
NL
6
NL
NL
(3)
Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 31 augustus 2006, heeft Estland verzocht om een derogatie van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG, waarbij de belastingplichtige de btw pas kan aftrekken wanneer zijn leverancier of dienstverrichter is betaald. Dit uitstel van aftrek zal uitsluitend worden toegepast in het kader van een vereenvoudigde kasstelselregeling waarbij belastingplichtigen de btw voor hun prestaties voldoen wanneer zij door hun afnemers zijn betaald, overeenkomstig artikel 10, lid 2, derde alinea, tweede streepje, van voornoemde richtlijn. Estland heeft verzocht om de kasstelselregeling te beperken tot de belastingplichtigen die in de Estse wetgeving als eenmanszaak zijn gedefinieerd.
(4)
Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 27 juni 2006, heeft Slovenië verzocht om een derogatie van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG, waarbij de belastingplichtige de btw pas kan aftrekken wanneer zijn leverancier of dienstverrichter is betaald. Dit uitstel van aftrek zal uitsluitend worden toegepast in het kader van een vereenvoudigde kasstelselregeling waarbij belastingplichtigen de btw voor hun prestaties voldoen wanneer zij door hun afnemers zijn betaald, overeenkomstig artikel 10, lid 2, derde alinea, tweede streepje, van voornoemde richtlijn. Slovenië heeft verzocht om de omzetlimiet voor de vereenvoudigde kasstelselregeling vast te stellen op SIT 50 000 000.
(5)
Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 6 april 2006, heeft Zweden verzocht om een derogatie van artikel 17, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG, waarbij de belastingplichtige de btw pas kan aftrekken wanneer zijn leverancier of dienstverrichter is betaald. Dit uitstel van aftrek zal uitsluitend worden toegepast in het kader van een vereenvoudigde kasstelselregeling waarbij belastingplichtigen de btw voor hun prestaties voldoen wanneer zij door hun afnemers zijn betaald, overeenkomstig artikel 10, lid 2, derde alinea, tweede streepje, van voornoemde richtlijn. Zweden heeft verzocht om de omzetlimiet voor de vereenvoudigde kasstelselregeling vast te stellen op SEK 3 000 000.
(6)
Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 6 oktober 2006 van het verzoek van Estland, bij brief van 6 oktober 2006 van het verzoek van Slovenië, bij brief van 4 oktober 2006 van het verzoek van Zweden en bij brief van 6 oktober 2006 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. De Commissie heeft Zweden bij brief van 6 oktober 2006 en Estland, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk bij brief van 9 oktober 2006 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van hun verzoek.
(7)
De regeling van het kasstelsel is een vereenvoudigingsmaatregel ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf. Wat het Verenigd Koninkrijk betreft, zal een verhoging van de omzetlimiet voor de vereenvoudigde regeling meer bedrijven in staat stellen voor de regeling te kiezen. Met de verhoging zouden nog eens 57 000 bedrijven in aanmerking kunnen komen. De door Estland gevraagde derogatie zal het voor 5 700 bedrijven mogelijk maken om de kasstelselregeling toe te passen. In het geval van Slovenië zullen 62 000 bedrijven voor de kasstelselregeling kunnen kiezen. In Zweden zullen 630 000 bedrijven van de regeling gebruik kunnen maken.
(8)
De derogaties voor Estland, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk kunnen worden aanvaard gelet op het percentage van bedrijven dat voor deze vereenvoudigde regeling kan kiezen alsook op de beperkte duur ervan.
7
NL
(9)
De derogaties in kwestie hebben geen invloed op de totale belastingopbrengst van de lidstaten in het stadium van het eindverbruik en bijgevolg geen negatief effect op de eigen middelen van de Europese Gemeenschappen uit de btw,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 In afwijking van artikel 17, lid 1, van de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad worden Estland, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk gemachtigd het recht op aftrek van de voorbelasting door belastingplichtigen uit te stellen, zoals vastgesteld in lid 2, totdat deze aan hun leveranciers of dienstverrichters is betaald. De belastingplichtigen in kwestie moeten gebruik maken van een regeling waarbij zij de btw voor hun prestaties voldoen wanneer zij door hun afnemers zijn betaald. Hun jaaromzet mag niet hoger zijn dan SIT 50 000 000 voor Slovenië, SEK 3 000 000 voor Zweden en GBP 1 350 000 voor het Verenigd Koninkrijk of zij moeten, in het geval van Estland, als eenmanszaak geregistreerd zijn. Artikel 2 Beschikking 97/375/EG wordt ingetrokken. Artikel 3 Deze beschikking vervalt op 31 december 2009. Artikel 4 Deze beschikking is gericht tot de Republiek Estland, de Republiek Slovenië, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. Gedaan te Brussel,
Voor de Raad De voorzitter
NL
8
NL