COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 10.2.2004 SEC(2004) 160 definitief
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Financieel pakket voor de toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië
NL
NL
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Financieel pakket voor de toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië
I. Inleiding Zoals voor de tien landen die in mei 2004 tot de Unie toetreden is het vaststellen van een samenhangend financieel “pakket” voor Bulgarije en Roemenië een van de eerste en belangrijkste taken bij het effenen van de weg naar voltooiing van de onderhandelingen met deze twee landen. De Europese Raad heeft, tijdens zijn bijeenkomst in december 2003 in Brussel, de Commissie verzocht om begin 2004 haar voorstel in dezen voor te leggen. Deze mededeling is bedoeld om de belangrijkste elementen voor een financieel pakket voor Bulgarije en Roemenië te verstrekken zodat de Raad deze zaak begin 2004 binnen een gemeenschappelijk kader kan bespreken. Aan de hand daarvan zal de Commissie in het voorjaar 2004 ontwerpen van gemeenschappelijke standpunten bij de Raad indienen voor onderhandelingen op het gebied van landbouw, regionaal beleid en financiële en budgettaire bepalingen. Voor de tien toetredende landen werd het financiële pakket voor hun toetreding grotendeels bepaald door het financiële kader voor de periode 2000-2006, dat tijdens de Europese Raad van Berlijn in maart 1999 was overeengekomen. Voor Bulgarije en Roemenië bestaat er nog geen algemeen financieel kader waarin de consequenties van hun toetreding voor de begroting kunnen worden geplaatst. De Europese Raad van Thessaloniki in juni heeft echter verklaard dat discussies of afspraken over toekomstige beleidshervormingen, of de nieuwe financiële vooruitzichten, geen belemmering mogen vormen voor de voortzetting en afronding van de toetredingsonderhandelingen, noch voortijdig veroordeeld mogen worden op grond van de resultaten van deze onderhandelingen. De in punt II geschetste voorstellen van de Commissie zijn dan ook grotendeels gebaseerd op het huidige acquis, alsmede op de beginselen en de methodiek die ten grondslag liggen aan het financiële pakket dat is ontwikkeld voor de onderhandelingen met de tien toetredende landen. Aangezien niet valt uit te sluiten dat een financieel pakket voor Bulgarije en Roemenië op belangrijke punten zal moeten worden aangepast aan toekomstige beleidshervormingen of fundamentele wijzigingen in de algemene financiële vooruitzichten, acht de Commissie het verstandig en passend om de duur van het financiële pakket voor Bulgarije en Roemenië te beperken tot een periode van drie jaar na de toetreding. Dit is vergelijkbaar met hoe te werk is gegaan tijdens de onderhandelingen met de tien toetredende landen, waarbij deze periode werd beperkt tot die van de huidige financiële vooruitzichten, die in 2006 afloopt. De cijfers in deze mededeling zijn uitgedrukt in prijzen van 2004, tenzij anders vermeld.
II. Schets van een financieel pakket a) Landbouw Met betrekking tot de marktmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is het de bedoeling dat het acquis, met inbegrip van de in juni door de lidstaten overeengekomen hervorming van het GLB, vanaf de toetreding van Bulgarije en Roemenië geheel van toepassing is op die landen.
2
Rekening houdend met de meest recente marktprognoses voor de landbouw schat de Commissie de middelen die nodig zijn voor marktmaatregelen in Bulgarije en Roemenië gedurende de eerste drie jaar na hun toetreding, op 1.120 miljoen euro (Bulgarije 388 miljoen euro en Roemenië 732 miljoen euro). De met betrekking tot de tien toetredende landen geuite bezorgdheid dat een onmiddellijke volledige integratie in het systeem van rechtstreekse betalingen zou betekenen dat de boeren in de nieuwe lidstaten niet op de juiste manier zouden worden gestimuleerd om de noodzakelijke herstructurering op gang te brengen of voort te zetten, geldt evenzeer, zo niet in sterkere mate, voor Bulgarije en Roemenië. De Commissie is dan ook van oordeel dat de doelstelling van een geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen voor boeren in de nieuwe lidstaten gedurende een periode van tien jaar, beginnend bij 25% van het niveau dat op dat moment van toepassing is op de EU-15, gehandhaafd moet blijven voor Bulgarije en Roemenië. Dit zou betekenen dat rechtstreekse betalingen in Bulgarije en Roemenië worden ingevoerd op een niveau overeenkomend met 25% van het EU-15-niveau in 2007, 30% in 2008, 35% in 2009 en 40% in 2010. Er zouden jaarlijkse verhogingen van 10% worden toegekend tot in 2016 een niveau is bereikt dat overeenkomt met 100% van het EU-niveau op dat moment. Door de rechtstreekse betalingen op basis van percentages in plaats van absolute bedragen in te voeren zou deze regeling Bulgarije en Roemenië duidelijke vooruitzichten bieden op volledige toepassing van het acquis in deze sector. De instrumenten voor het beheer van het aanbod in het kader van de steunverlening (bijv. basisareaal, referentieopbrengsten en maxima) en productiequota moeten worden vastgesteld op basis van vroegere productiegegevens voor een nog te bepalen referentieperiode. De nationale maxima voor Bulgarije en Roemenië in het kader van de bedrijfstoeslagregeling moet volgens dezelfde methode worden vastgesteld. De kosten van de invoering van de rechtstreekse betalingen in Bulgarije en Roemenië op deze manier in de eerste drie jaar na hun toetreding worden geraamd op 1.312 miljoen euro in totaal (Bulgarije 431 miljoen euro en Roemenië 881 miljoen euro). In 2007 zouden er geen uitgaven zijn, aangezien vergoedingen uit de EU-begroting voor uitgaven van de lidstaten met betrekking tot rechtstreekse betalingen voor een bepaald jaar telkens worden betaald uit de begroting van het volgende jaar. Wat het plattelandsontwikkelingsbeleid betreft moeten de totale middelen voor de periode van drie jaar zo worden vastgesteld dat de toewijzingen voor plattelandsontwikkeling aan Bulgarije en Roemenië in het derde jaar van hun EU-lidmaatschap samen genomen een niveau bereiken dat in dezelfde verhouding tot de voor 2006 geplande middelen voor plattelandsontwikkeling voor de toetredende landen (Cyprus en Malta niet inbegrepen) staat als de verhouding tussen het gezamenlijke aandeel van Bulgarije en Roemenië in de totale SAPARD-financiering tot 2003 en het aandeel daarin van de bovenbedoelde toetredende landen. Om rekening te houden met de beperkte bestedingsmogelijkheden en om een constante toepassing van het plattelandsontwikkelingsbeleid in Bulgarije en Roemenië te garanderen, moet worden gezorgd voor een geleidelijke invoering gedurende die periode van drie jaar. De beschikbare middelen moeten over Bulgarije en Roemenië worden verdeeld volgens een verdeelsleutel die rekening houdt met hun respectieve aandeel in de oppervlakte cultuurgrond en in de werkgelegenheid in de landbouw. Deze aanpak leidt tot een bedrag voor drie jaar van in totaal 3.041 miljoen euro, waarvan 617 miljoen euro voor Bulgarije en 2.424 miljoen euro voor Roemenië.
3
Terwijl de totale middelentoewijzing voor plattelandsontwikkeling voor elk van de twee landen in de eerste drie jaar na de toetreding vaststaat, zouden de toewijzingen per land en de reikwijdte en aard van de maatregelen worden bepaald volgens de regels die in diezelfde periode voor alle lidstaten gelden. De toewijzingen aan Bulgarije en Roemenië voor plattelandsontwikkeling na de beginperiode van drie jaar zouden volgens de bestaande regels gebeuren dan wel volgens de regels die uit intussen doorgevoerde beleidshervormingen voortvloeien. De middelentoewijzing voor drie jaar zou niet afzonderlijk worden geprogrammeerd, maar zou een integrerend onderdeel vormen van de totale programmeringsperiode die onder de volgende financiële vooruitzichten valt. Alle genoemde elementen worden verwerkt en nader toegelicht in de ontwerpen van gemeenschappelijke standpunten van de Commissie voor het landbouwhoofdstuk, die in het voorjaar van 2004 aan de Raad moeten worden voorgelegd. b) Structuurmaatregelen Voor de periode 2000-2006 werden de toewijzingen voor structuurmaatregelen aan de huidige lidstaten vastgesteld volgens de uit de verordeningen betreffende de Structuurfondsen en het Cohesiefonds voortvloeiende methodiek en criteria. Deze criteria werden toegepast op basis van een van tevoren vastgestelde totale middelentoewijzing. Voor de tien toetredende landen werd grotendeels dezelfde aanpak gevolgd: er werd een totale middelentoewijzing vastgesteld en de gebruikelijke criteria werden toegepast om de toewijzingen aan de verschillende landen te bepalen. Volgens de Commissie moet voor Bulgarije en Roemenië een totale middelentoewijzing voor de eerste drie jaar na hun toetreding worden vastgesteld volgens een vergelijkbare aanpak als voor de tien toetredende landen, waaronder in het bijzonder een progressieve toename van de uitgaven voor structuurmaatregelen om rekening te houden met de toenemende bestedingsmogelijkheden in deze landen. Bij de middelentoewijzing moet er ook van worden uitgegaan dat de uit het huidige acquis voortvloeiende regels, zoals de aftopping van de totale financiering voor structuur- en cohesiebeleid op 4% van het nationale BBP per jaar, van toepassing zijn. Verder zou, ter indicatie, ongeveer een derde van de totale middelen naar het Cohesiefonds gaan. De invoering voor Bulgarije en Roemenië moet gebeuren volgens het percentage dat is gepland voor de invoering van de Structuurfondsen in de tien landen die in 2004 tot de EU toetreden. Op die basis zouden Bulgarije en Roemenië in aanmerking komen voor toezeggingen voor structuurmaatregelen ter hoogte van 2,4% van hun BBP in 2007, 3,2% in 2008, en 4% in 2009. Op die manier zou een vlotte invoering mogelijk kunnen zijn, waarbij op passende wijze rekening wordt gehouden met de bestedingsmogelijkheden. De uitgaven voor structuurmaatregelen op die basis zouden in de periode 2007-2009 in totaal 8.273 miljoen euro bedragen, waarvan 2.300 miljoen euro voor Bulgarije en 5.973 miljoen euro voor Roemenië. Terwijl de totale middelentoewijzing voor elk van de twee landen in de eerste drie jaar na de toetreding vaststaat, zouden de toewijzingen per land en de reikwijdte en aard van de maatregelen worden bepaald volgens de regels die uit de beleidshervormingen voor de periode na 2007 voortvloeien. De middelentoewijzing voor drie jaar zou niet afzonderlijk worden geprogrammeerd maar zou een integrerend onderdeel vormen van de totale programmeringsperiode die onder de volgende financiële vooruitzichten valt. 4
c) Intern beleid Het is de bedoeling dat Bulgarije en Roemenië vanaf hun toetreding ten volle deelnemen aan het interne beleid van de Gemeenschap. Aangezien er in het kader van het bestaande interne beleid geen specifieke middelentoewijzingen per land zijn, moet een extra bedrag van 1.012 miljoen euro voor de periode 2007-2009 worden gepland om rekening te houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië als het niveau van de voor 2006 geplande uitgaven voor intern beleid gelijk blijft en als voor het bepalen van het stijgingspercentage van de voor het interne beleid beschikbare middelen dezelfde methodiek1 wordt gebruikt als bij de tien toetredende landen. Bovendien zal in specifieke toewijzingen moeten worden voorzien op de volgende gebieden: - Nucleaire veiligheid Aangezien de EU belang hecht aan een hoge nucleaire veiligheid, en de Bulgaarse regering heeft besloten om de installaties van de kerncentrale te Kozloduy buiten bedrijf te stellen en PHARE dit proces momenteel financiert, dienen naast de bestaande toezegging van 200 miljoen euro in het kader van PHARE voor de periode 2000-2004, extra middelen te worden toegekend voor de ondersteuning van de buitenbedrijfstelling. Daartoe dient extra financiële steun voor in totaal 350 miljoen euro beschikbaar te worden gesteld voor de periode 2000-2009. Van dit bedrag zou, volgens voorlopige ramingen, zo’n 140 miljoen euro nodig zijn in de nog resterende periode vóór de toetreding2. Dit bedrag moet in het kader van PHARE worden gefinancierd. De overige 210 miljoen euro moeten dienen voor de periode na de toetreding (2007-2009) en moeten, met 70 miljoen euro per jaar, in het financiële pakket voor Bulgarije worden opgenomen. - Overgangsfaciliteit voor de institutionele opbouw Tijdens de toetredingsonderhandelingen, in de periodieke verslagen en in de toetredingspartnerschappen is duidelijk aangegeven dat de ontwikkeling van passende administratieve en gerechtelijke structuren alsmede de uitbreiding van de bestuurlijke en gerechtelijke capaciteit die nodig is om het acquis ten uitvoer te leggen, voor het toetredingsproces van cruciaal belang zijn. Aan Bulgarije en aan Roemenië moeten dan ook in de eerste drie jaar na hun toetreding extra middelen worden toegewezen om maatregelen voor de institutionele opbouw te ondersteunen, net als bij de tien toetredende landen, in het bijzonder door gebruikmaking van de “overgangsfaciliteit”. Hiertoe zou voor de periode 2007-2009 in totaal 82 miljoen euro beschikbaar moeten zijn. Zowel de nucleaire veiligheid als de overgangsfaciliteit voor de institutionele opbouw zouden kunnen worden behandeld in het hoofdstuk “Diversen”. d) Budgettaire compensatie Zoals voor de tien toetredende landen was overeengekomen is het de bedoeling dat de bepalingen inzake eigen middelen in hun geheel van toepassing zullen zijn op Bulgarije en Roemenië, vanaf het eerste jaar van hun toetreding. Verder is de Commissie van oordeel dat Bulgarije en Roemenië zich bij de toetreding niet in een netto begrotingspositie mogen
1 2
In hoofdzaak gebaseerd op: 50% bevolking en 50% BBP. Op jaarbasis bedragen de behoeften in de periode vóór de toetreding waarschijnlijk 40 miljoen euro in 2004, 50 miljoen euro in 2005 en 50 miljoen euro in 2006.
5
bevinden die ongunstiger is dan in het jaar vóór de toetreding, waarin zij pretoetredingssteun kregen. Mocht blijken dat, op basis van de conclusies van de onderhandelingen, een dergelijke verslechtering waarschijnlijk is, dan zal de Commissie passende bedragen voor budgettaire compensatie ten behoeve van Bulgarije en/of Roemenië voorstellen van hetzelfde type als die welke met de tien toetredende landen werden overeengekomen, en dit volgens dezelfde methodiek. e) Administratieve uitgaven Net als voor de tien toetredende landen kan ervan worden uitgegaan dat er geen administratieve uitgave zal zijn die specifiek voor Bulgarije of voor Roemenië is bestemd. Er zullen echter naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië extra administratieve uitgaven ontstaan, met name in verband met de toegenomen behoeften op het gebied van tolken en vertaling. De extra administratieve kosten in de eerste drie jaar van het EU-lidmaatschap van Bulgarije en Roemenië worden geraamd op 346 miljoen euro. ** Voor de financiële impact van de bovengenoemde voorstellen voor een in 2007 ingaande periode van drie jaar zij verwezen naar de bijlage. Verder worden ramingen gegeven met betrekking tot het niveau van de betalingen die in verband met deze nieuwe uitgaven moeten worden gedaan. Voor deze ramingen is dezelfde methodiek gevolgd als voor de tien landen die in 2004 tot de Unie toetreden.
III. Aanpassing van het financiële pakket bij ontbreken van financiële vooruitzichten - Eventuele toekomstige aanpassingen van het financiële pakket in verband met toekomstige beleidshervormingen Als het financiële pakket voor de toetreding van Bulgarije en Roemenië na afronding van de onderhandelingen aanpassing zou behoeven, moet er een procedure zijn om deze landen waar nodig bij de besluitvorming te betrekken. In deze context zouden dezelfde mechanismen moeten gelden als voor de tien toetredende landen werden vastgesteld. Het zou daarbij moeten gaan om een in het toetredingsverdrag vast te leggen informatie- en overlegprocedure, waardoor Bulgarije en Roemenië nauw zouden kunnen worden betrokken bij het besluitvormingsproces, in het bijzonder op de gebieden die relevant zijn voor het overeengekomen financiële pakket. Verder zouden Bulgarije en Roemenië de status van actief waarnemer moeten krijgen in organen van de Raad en in comités die door de Commissie worden voorgezeten, alsmede de status van waarnemer in het Europees Parlement. Gezien de voorgestelde aanpak waarbij aanzienlijke uitgaven worden goedgekeurd en gegarandeerd ten gunste van Bulgarije en Roemenië in de eerste drie jaar van hun lidmaatschap, zullen veranderingen ten gevolge van toekomstige beleidshervormingen geen wezenlijk effect hebben op het totale financiële pakket als zodanig. Op basis van de in deze mededeling gepresenteerde voorstellen vertegenwoordigen de uitgaven voor structuurmaatregelen, plattelandsontwikkeling en sommige aspecten van het interne beleid tot ongeveer drie vierde van het totale financiële pakket voor Bulgarije en Roemenië. De totale bedragen voor deze gebieden zouden gegarandeerd niet hoger maar ook niet lager zijn. Er zouden echter aanpassingen nodig kunnen zijn binnen de totale nationale toewijzingen. 6
- Maximum rubriek 1 a voor EU-25 van 2007 tot 2013 De extra marktgerelateerde uitgaven naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië moeten worden opgeteld bij het totaal van het maximum van EU-25 voor rubriek 1a3. In dit besluit wordt gespecificeerd dat voor de periode 2007 tot 2013 een jaarlijkse deflator van 1% wordt toegepast op het maximum 2006 van rubriek 1a, aangepast voor EU-25. De vastgestelde maxima zijn opgenomen in de onderstaande tabel:
3
Vastgesteld in het besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in de Raad bijeen op 18 november 2002.
7
Overeenkomst over rubriek 1a tot 2013 voor EU-25 - lopende prijzen - miljoen euro
Totaal maximum EU-25
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
42.979
44.474
45.306
45.759
46.217
46.679
47.146
47.617
48.093
48.574
Het genoemde besluit houdt geen rekening met de naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië noodzakelijke uitgaven en is niet a priori van toepassing op deze twee landen. De hier gepresenteerde extra kosten van rubriek 1a ten behoeve van Bulgarije en Roemenië zijn op die basis berekend. - Betrokkenheid van het Europees Parlement De aanpassingen van de huidige financiële vooruitzichten in verband met de uitbreiding van 15 naar 25 lidstaten zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 25 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie. In dit akkoord is bepaald dat het Europees Parlement en de Raad op basis van een voorstel van de Commissie, overeenkomstig de stemmingsvoorschriften als bedoeld in artikel 272, lid 9, vijfde alinea, van het EG-Verdrag, de financiële vooruitzichten kunnen aanpassen om rekening te houden met de uitbreiding. Gezien de rol van het Europees Parlement als een van de takken van de begrotingsautoriteit van de Unie en gezien de mogelijkheid dat de besprekingen over de volgende financiële vooruitzichten gaande kunnen zijn als de toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië zich in de afrondingsfase bevinden, moet een intensivering van de samenwerking met het Europees Parlement met betrekking tot het financiële pakket voor Bulgarije en Roemenië worden gepland.
8
BIJLAGE
Financieel pakket voor Bulgarije en Roemenië 2007-2009 (miljoen euro, prijzen 2004)
2007
2008
2009
Totaal
Landbouw
1141
1990
2342
5473
Structuurmaatregelen
1938
2731
3605
8273
444
434
426
1304
96
125
125
346
Totaal vastleggingskredieten
3619
5279
6498
15396
Betalingskredieten*
1648
3276
4131
9056
VASTLEGGINGSKREDIETEN
Intern beleid Administratieve uitgaven
* Gebaseerd op de bovengenoemde vier uitgavencategorieën en dezelfde methodiek als voor de tien landen die in 2004 toetreden.
9