COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 7.10.2005 COM(2005) 483 definitief 2005/0222 (COD) .
Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten en tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad
. (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)
NL
NL
TOELICHTING 1.
PROCEDUREVERLOOP Op 28 oktober 2004 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel voor een richtlijn inzake consumentenkrediet aangenomen na het advies van het Europees Parlement van 20 april 2004. Na publicatie van het gewijzigd voorstel ging de Commissie verder met het raadplegen van de lidstaten en de belanghebbenden. Daarbij kwam zij tot de conclusie dat een geconsolideerde tekst nuttig zou zijn. Daarnaast kwam uit de raadplegingen naar voren dat nog meer substantiële wijzigingen moest worden aangebracht om het consumptief kredietbedrijf niet onbedoeld met te zware lasten op te zadelen en om tegelijk een hoog beschermingsniveau voor de consument te waarborgen. Het ging hierbij met name om het volgende: • De door de Commissie in het leven geroepen Forumgroep van deskundigen op het gebied van hypotheken had haar eindverslag uitgebracht, op grond waarvan besloten is alle hypotheekleningen van de werkingssfeer van het voorstel uit te sluiten. • De plicht om de consument in de precontractuele fase advies te verstrekken, is verduidelijkt en aangepast aan de omstandigheden van het kredietaanbod. • De door enkele bepalingen geboden speelruimte wordt gekoppeld aan een clausule van wederzijdse erkenning, die ervoor moet zorgen dat eventuele verschillen in de omzetting geen belemmering voor de interne markt zullen vormen.
2.
DOELSTELLINGEN De Commissie staan op het hoofddoelstellingen voor ogen:
gebied
van
het
consumentenkrediet
drie
–
het scheppen van de voorwaarden voor een echte interne markt,
–
het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor de consument, en
–
het verbeteren van de duidelijkheid van de EG-regelgeving door een herschikking van de drie bestaande richtlijnen inzake consumentenkrediet (87/102/EEG, 90/88/EEG en 98/7/EG).
Deze doelstellingen sluiten aan bij de Lissabonstrategie aangezien de ontwikkeling van een interne kredietmarkt zal leiden tot meer concurrentie en productinnovatie, waardoor uiteindelijk de concurrentiepositie van de kredietgevers in de EU zal verbeteren. Harmonisatie van de consumentenbeschermingsbepalingen op het gebied van financiële diensten voor particulieren vormt samen met gerichte wederzijdse
NL
2
NL
erkenning een sleutelelement in de strategie van de Commissie voor de ontwikkeling van de financiële retailmarkt. Deze laatste is het logische vervolg op de invoering van één munt, waardoor het wisselkoersrisico tussen de eurolanden komt te vervallen en prijsvergelijkingen transparanter worden. De overschrijvingskosten tussen de eurolanden zijn met Verordening 2560/2001 aanzienlijk gedaald. Door de verdere integratie van de betalingssystemen in de EU worden regelmatige betalingen binnen de eurozone net zo gemakkelijk als binnenlandse. Grensoverschrijdende leningen, waarvoor regelmatig grensoverschrijdende aflossingen moeten worden gedaan, zullen van deze ontwikkelingen speciaal profiteren. 3.
BESCHIKBARE OPTIES Richtlijn 87/102/EEG inzake consumentenkrediet, die was gebaseerd op een minimale harmonisatie, heeft ertoe geleid dat de lidstaten in uiteenlopende mate verder zijn gegaan dan de bepalingen van die richtlijn. Aangezien de relevante bepalingen meestal een dwingend karakter hebben, vormen deze verschillen tussen de nationale wetsvoorschriften belemmeringen voor de interne markt en weerhielden zij het bedrijfsleven ervan pan-Europese producten aan te bieden. Bijgevolg was een wetgevingsinitiatief de enige beschikbare optie om de doelstellingen te bereiken.
4.
GEVOLGEN VAN DE RICHTLIJN
4.1.
Gevolgen voor het concurrentievermogen • De kredietmarkt heeft nog groeimogelijkheden; slechts een klein deel ervan is op het ogenblik grensoverschrijdend. De totale omvang van de kredietmarkt is weliswaar aanzienlijk, maar daarachter gaan grote verschillen tussen de markten schuil wat het aandeel betreft dat het consumentenkrediet daarin inneemt. Zo staat de markt in het UK, die goed is voor zo'n € 230 miljard, in schril contrast met die van een land van vergelijkbare grootte als Italië met slechts € 40 miljard. Ook het gemiddelde kredietvolume per huishouden loopt sterk uiteen1. In sommige lidstaten maakt consumentenkrediet een groot deel van het beschikbare huishoudinkomen uit, in andere lidstaten is dat aandeel relatief gering2. Sommige markten hebben weinig groeimogelijkheden, terwijl andere nog veel ontwikkelingspotentieel hebben. • De mogelijkheid om in de hele EU kredietovereenkomsten aan te bieden moet voor de banken tot een grotere efficiëntie en meer schaalvoordelen leiden en voor de consumenten tot een goedkoper en breder productenpalet. De kredietgevers zullen pan-Europese consumentenkredietproducten op de markt kunnen brengen die niet noodzakelijk aan de nationale voorschriften van 25 verschillende landen hoeven te beantwoorden.
1 2
NL
Van € 942 in Spanje, € 3 000 tot € 3 500 in België, Duitsland en Frankrijk, tot € 9 408 in Zweden en bijna € 18 000 in het UK (cijfers voor 2002). Van 7 % in Griekenland, 10 % in Spanje en Frankrijk, 16 % in Duitsland en Portugal, tot respectievelijk 26 % en 28 % in Zweden en het UK (cijfers voor 2002).
3
NL
• Er ontstaan nieuwe commerciële mogelijkheden om het potentieel van de interne markt te benutten – de technologie (met name internet) biedt consumenten en kredietgevers de mogelijkheid overeenkomsten op afstand te sluiten, uit de toename van de internetverkopen zou een nieuwe vraag naar krediet kunnen ontstaan en door de toename van het aantal internetaansluitingen wordt thuisbankieren steeds populairder. 4.2.
Gevolgen voor de concurrentie • Door de toegang tot kredietmarkten te vergemakkelijken kan op bepaalde markten, die op het ogenblik door maar enkele spelers worden beheerst en waar de consumenten maar beperkt toegang tot krediet hebben, de concurrentie worden gestimuleerd. Bevordering van de concurrentie moet de efficiëntie van kredietinstellingen in een globaliserende economie verbeteren.
4.3.
Gevolgen voor de consumenten • Verscherpte concurrentie en openstelling van de nationale markten voor buitenlandse kredietgevers zal leiden tot lagere rentetarieven voor de consument. De prijzen van consumentenkrediet verschillen sterk per kredietgever en lidstaat, en de consument moet kunnen profiteren van aanbiedingen op het hele grondgebied van de EU. • De opheffing van concurrentiebelemmeringen zal resulteren in een breder productenpalet en betere producten. Sommige lidstaten hebben al erg veel geïnnoveerd, maar sommige kredietproducten die in een bepaalde lidstaat beschikbaar zijn, kunnen in veel gevallen niet elders in de EU worden verkocht. Het is in het belang van de consument dat hij toegang heeft tot alle in de EU verkrijgbare kredietproducten en dat tegelijkertijd gewaarborgd is dat hij goed geïnformeerd en beschermd is. • Door een harmonisatie van een aantal belangrijke onderdelen van de consumentenkredietovereenkomst zal het vertrouwen van de consument toenemen en zal hij eerder geneigd zijn over de grens krediet op te nemen. Dat het aantal grensoverschrijdende kredietovereenkomsten op het ogenblik zo gering is, komt ook doordat de consumenten hun twijfels hebben over de bescherming die zij in een andere lidstaat genieten.
5.
BELANGRIJKSTE VERANDERINGEN TEN OPZICHTE VAN HET GEWIJZIGD VOORSTEL VAN 28 OKTOBER 2004
5.1.
Doel Artikel 1 verduidelijkt dat in de richtlijn slechts bepaalde aspecten van het consumentenkrediet worden behandeld. Dit sluit aan bij de door diverse belanghebbenden tijdens het raadplegingsproces naar voren gebrachte standpunten.
NL
4
NL
5.2.
Definities
5.2.1.
Voorschotten in rekening-courant De kwestie van de voorschotten in rekening-courant behoefde verduidelijking. Om rechtszekerheid te scheppen bevat dit gewijzigd voorstel een definitie die aansluit bij de gangbare praktijk in de lidstaten.
5.2.2.
Totale kosten van het krediet De definitie van de totale kosten van het krediet is opnieuw geformuleerd in overeenstemming met de opmerkingen van het EP en het bedrijfsleven. Het doel is alleen de kosten op te nemen voor diensten die met of via de kredietgever zijn overeengekomen. Deze definitie dient als grondslag voor de berekening van het jaarlijks kostenpercentage (JKP). Het totale percentage van de kredietgever wordt op verzoek van de belanghebbenden en het EP geschrapt aangezien het voor de consument tot verwarring aanleiding zou hebben kunnen geven.
5.3.
Toepassingsgebied
5.3.1.
Hypotheekleningen Het eerste gewijzigd voorstel had betrekking op door een hypotheek of soortgelijke zekerheid gedekte consumentenkredieten, maar woningkredieten vielen er niet onder. Voor de kredietgever is het echter zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, uit te maken waarvoor een krediet bestemd is aangezien hij niet kan controleren waarvoor het geleende geld wordt gebruikt. Bovendien zijn hypotheekleningen over het algemeen zeer specifieke instrumenten met bijzondere kenmerken, die afzonderlijk geregeld moeten worden, los van hun bestemming. Daarom heeft de Commissie, in overeenstemming met een door het bedrijfsleven krachtig ondersteund amendement van het EP, hypotheekleningen van de werkingssfeer uitgesloten.
5.3.2.
Zekerheidsovereenkomsten, zekerheidsstellers Zekerheidsovereenkomsten zijn nu van de werkingssfeer uitgesloten aangezien deze hoofdzakelijk ter dekking van hypotheekleningen dienen. Zekerheidsstellers zijn eveneens van de werkingssfeer uitgesloten. De richtlijn heeft uitsluitend betrekking op kredietovereenkomsten; de richtlijn moet geen betrekking hebben op specifieke aspecten van het verbintenissenrecht die in een bredere context in de lidstaten worden geregeld. Beide uitsluitingen sluiten aan bij EPamendementen en komen tegemoet aan de bezorgdheid van de banksector.
5.3.3.
Voorschotten in rekening-courant Zowel het Europees Parlement als de Europese banksector hebben aangevoerd dat voorschotten in rekening-courant geapprecieerd worden wegens hun eenvoud en lage kosten en daarom niet onderworpen hoeven te worden aan de volledige reeks eisen voor kredietovereenkomsten. Zij worden daarom slechts onderworpen aan een lichtere regeling. Er moet echter wel voldoende informatie gewaarborgd zijn. Ten aanzien van voorschotten in rekening-courant geldt daarom een beperkt aantal vooorschriften inzake contractuele informatie.
NL
5
NL
5.3.4.
Overeenkomsten boven € 50 000 Naar aanleiding van de discussies met de belanghebbenden worden overeenkomsten boven € 50 000 van de werkingssfeer uitgesloten aangezien deze over het algemeen niet voor consumptiedoeleinden gesloten worden maar eerder bedoeld zijn voor de aankoop van een woning, en daarom niet hetzelfde soort wetgeving vereisen als het normale consumentenkrediet. Er is een herzieningsclausule betreffende de toepasselijke drempels ingevoerd teneinde de onder de richtlijn vallende kredietdrempels te kunnen aanpassen aan de economische ontwikkelingen in de EU en aan de marktontwikkeling.
5.4.
Precontractuele informatie Aangezien reclame reeds onder de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken (2005/29/EG) valt, stelt de Commissie alleen een lijst voor van verplichte informatieelementen die in reclame met financiële informatie over kredieten niet mogen ontbreken. De richtlijn is niet van toepassing op algemene reclame voor een bepaalde kredietdienst, zodat de ondernemingen niet voor onnodige lasten worden geplaatst. Aan de hand van precontractuele informatie kan de consument aanbiedingen vergelijken. Diverse belanghebbenden toonden zich tijdens het raadplegingsproces bezorgd dat een overmaat aan informatie tot verwarring zou kunnen leiden. Daarom zijn in dit gewijzigd voorstel enkele voorschriften inzake precontractuele informatie geschrapt. Naar aanleiding van verzoeken van de banksector beoogt dit gewijzigde voorstel verder voor coherentie te zorgen met de informatievoorschriften in bestaande EG-wetgeving. De kredietgever moet de kredietwaardigheid van de consument beoordelen aan de hand van de door deze laatste verstrekte informatie en eventueel raadpleging van gegevensbanken. Na uitgebreide raadpleging van de banksector gaat de Commissie er niet vanuit dat dit voor de banken extra kosten teweegbrengt, aangezien zij aansluit bij de goede bankpraktijk. Het begrip ‘adviesplicht’ werd gewijzigd. Enkele verzoeken van de banksector ten spijt, blijft de Commissie erbij dat een kredietgever niet alleen aan de voorschriften inzake precontractuele informatie moet voldoen, maar aanvullende toelichtingen moet verstrekken om de consument in staat te stellen een goed geïnformeerde beslissing te nemen. Naar aanleiding van een verzoek van de banksector en sommige lidstaten werd echter verduidelijkt dat de consument steeds verantwoordelijk is voor zijn uiteindelijke beslissing om een kredietovereenkomst te sluiten. Daarom houdt de adviesplicht in dat de consument in staat moet worden gesteld de voor- en nadelen van een lening tegen elkaar af te wegen. Voorts krijgen de lidstaten meer speelruimte om hun omzettingsmaatregelen aan te passen aan de situatie op hun markt.
5.5.
Contractuele informatie De bepalingen inzake contractuele informatie betreffen hoofdzakelijk de reeds in de precontractuele fase verstrekte informatie, plus informatie over hoe gebruik gemaakt kan worden van het herroepingsrecht en het recht van vervroegde aflossing. Dit sluit aan bij de gebruikelijke goede beroepspraktijken en brengt geen grote extra kosten voor de kredietgevers teweeg.
NL
6
NL
Bij een variabele rente moet de consument geïnformeerd worden over belangrijke wijzigingen van de debetrentevoet. In de praktijk is het echter onmogelijk hem over elke verandering te informeren, aangezien de rente in sommige gevallen dagelijks licht kan variëren. Daarom bepaalt dit gewijzigd voorstel dat de consument met regelmatige tussenpozen geïnformeerd moet worden en op zijn minst onmiddellijk bij een belangrijke wijziging. 5.6.
Toegang tot gegevensbanken De verplichting tot het opzetten van nationale gegevensbanken is geschrapt aangezien dit het doel van deze richtlijn te buiten gaat. Vraagstukken met betrekking tot gegevensbescherming worden al geregeld in Richtlijn 95/46/EG inzake gegevensbescherming. Daarom stelt de Commissie voor alleen wederzijdse toegang tot bestaande particuliere of openbare gegevensbanken op niet-discriminerende grondslag te garanderen; dit brengt voor het bedrijfsleven geen extra kosten met zich mee zoals bij de vorige bepaling het geval was, maar zal daarentegen een van de drempels voor grensoverschrijdend consumentenkrediet helpen verlagen.
5.7.
Herroepingsrecht Dit voorstel voorziet voor consumenten in de mogelijkheid de kredietovereenkomst binnen 14 dagen te herroepen. Deze termijn stelt de consument in de gelegenheid na sluiting van de overeenkomst nog verder rond te kijken en mogelijk een betere aanbieding te vinden. Deze bepaling is bedoeld om de concurrentie te vergroten. Zij sluit aan bij de bestaande praktijken in de meeste lidstaten, hoewel de lengte van de termijn kan variëren. De lengte van de herroepingstermijn stemt overeen met die in de richtlijn betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten (2002/65/EG). Dit betekent dat er voor kredietgevers geen extra kosten aan verbonden zijn, althans waar het consumentenkredietovereenkomsten betreft die ook op afstand worden verkocht.
5.8.
Gelieerde transacties Dit voorstel bepaalt dat bij gelieerde transacties de consument, wanneer hij het recht heeft de koopovereenkomst te herroepen, ook het recht heeft de gelieerde kredietovereenkomst te herroepen. Deze bepaling heeft ten doel te voorkomen dat de consument verplicht is een krediet aan te houden als het doel waarvoor hij dat krediet wil opnemen, is weggevallen. Het recht om de kredietovereenkomst te herroepen geeft echter niet het recht de koopovereenkomst te herroepen.
5.9.
Vervroegde aflossing Dit voorstel verleent de consument het recht zijn krediet vroeger af te lossen dan oorspronkelijk overeengekomen. Vervroegde aflossing brengt voor de kredietgever echter kosten met zich mee. Ingevolge het overleg met de belanghebbenden en de lidstaten bepaalt het voorstel daarom dat kredietgevers ter compensatie van het verlies een billijke en objectieve vergoeding mogen aanrekenen. Aangezien de berekening van de vergoeding op een objectieve grondslag moet geschieden, wordt verwacht dat deze bepaling slechts marginale kosten voor de kredietgever teweegbrengt.
NL
7
NL
5.10.
Oneerlijke bedingingen Het voorstel bevat twee voorbeelden van typische oneerlijke bedingen voor kredietovereenkomsten, en wijzigt de bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De eventuele gevolgen voor het bedrijfsleven zullen miniem zijn, aangezien de geciteerde voorbeelden duidelijk indruisen tegen de gebruikelijke goede beroepspraktijken.
5.11.
Harmonisatie Over het algemeen hebben zowel harmonisatie als wederzijdse erkenning bijgedragen tot de integratie van de EU-markt en er tegelijkertijd voor gezorgd dat rekening wordt gehouden met de belangen van de consument. De op een bepaald terrein gekozen beleidsmix hangt steevast af van de kenmerken van dat gebied en moet van geval tot geval besloten worden. Het vinden van de juiste mix vereist de toepassing van het evenredigheidsbeginsel bij het uitdenken van een oplossing die, waar nodig, harmonisatie en wederzijdse erkenning met elkaar combineert. Tegen deze achtergrond stelt de Commissie voor, volledige harmonisatie als uitgangspunt te handhaven en de lidstaten op sommige gebieden tegelijkertijd een zekere speelruimte te laten. Volledige harmonisatie is nog steeds de best mogelijke manier om een echte interne markt voor consumentenkrediet tot stand te brengen die het bedrijfsleven de mogelijkheid biedt grensoverschrijdend consumentenkrediet aan te bieden en die tegelijkertijd een adequaat hoog niveau van consumentenbescherming garandeert, ongeacht waar in de EU een kredietovereenkomst gesloten wordt. Het voorstel verduidelijkt nu dat alleen de uitdrukkelijk in de tekst geregelde aspecten volledig geharmoniseerd worden, terwijl onderwerpen als hoofdelijke aansprakelijkheid onder de nationale bevoegdheid blijven vallen. In sommige gevallen biedt het voorstel speelruimte voor de nationale uitvoeringsmaatregelen, voornamelijk als gevolg van de bestaande heterogeniteit met betrekking tot de nationale markten of de nationale wetgeving. Dit is bijvoorbeeld het geval voor vervroegde aflossing en overschrijding. Er moet echter ook voor gezorgd worden dat de binnen de grenzen van de richtlijn geboden speelruimte voor de nationale uitvoeringsmaatregelen geen aanvullende belemmeringen voor de interne markt voor consumentenkrediet opwerpt. Daarom vult de Commissie de voorgenomen volledige harmonisatie voor een beperkt aantal gevallen aan met wederzijdse erkenning. Dit ontlast de ondernemingen die over de grens consumentenkrediet willen aanbieden. Als gevolg van de voorgestelde bepaling inzake wederzijdse erkenning zou een kredietgever voor een activiteit in een andere lidstaat dan die waar hij gevestigd is, alleen moeten voldoen aan de wettelijke (of gelijkwaardige) voorschriften van zijn lidstaat van oorsprong en niet aan die van het gastland. Op het gebied van het verbintenissenrecht zou dit tot een ander resultaat kunnen leiden dan bedoeld in artikel 5 van het Verdrag van Rome. In een artikel 5-situatie, die zou leiden tot de toepassing van het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, kan dit laatste recht normen vaststellen die met betrekking tot de gelijkwaardige normen die van toepassing zijn in het land van de kredietgever, de activiteit van die kredietgever kunnen beperken, bijvoorbeeld doordat zij strenger (of
NL
8
NL
anders) zijn dan de normen van zijn eigen land. In dat geval moet, als het gaat om onderwerpen die in de clausule inzake wederzijdse erkenning worden genoemd, het gastland ervoor zorgen dat genoemde normen niet op de overeenkomst van toepassing zijn. Hetzij het door de partijen gekozen recht, hetzij, als een dergelijke keuze niet is gemaakt, de voorschriften van het thuisland van de kredietgever zouden blijven gelden. De onderwerpen die onder de clausule inzake wederzijdse erkenning vallen, worden in dit voorstel expliciet genoemd. Wat de artikelen 15 en 17 inzake vervroegde aflossing en overschrijding betreft, is een aanloopfase geïntroduceerd om de lidstaten de gelegenheid te geven zich aan te passen. 5.12.
Voorbeelden De illustratieve voorbeelden voor de berekening van het JKP in de oude bijlage II van het voorstel zijn geschrapt met het oog op de door de Commissie nagestreefde betere wetgeving en om de wetgevingsprocedure niet te overbelasten. Mochten deze voorbeelden als een nuttig hulpmiddel bij de berekening van het JKP beschouwd worden, dan kunnen zij na vaststelling van de richtlijn alsnog afzonderlijk worden gepubliceerd.
NL
9
NL
2005/0222 (COD) Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten en tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, Gezien het voorstel van de Commissie3, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité4, Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag5, Overwegende hetgeen volgt: (1)
In Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet6 worden op communautair niveau voorschriften vastgesteld inzake consumentenkredietovereenkomsten.
(2)
(1)De Commissie heeft in 1995 een verslag7 uitgebracht over de werking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet, aan de hand waarvan en de betrokken partijen uitgebreid heeft geraadpleegd. In 1997 heeft de Commissie zij een beknopt verslag van de reacties op het verslag van 1995 gepresenteerd8. In 1996 is een tweede verslag9 gepresenteerd over de werking van Richtlijn 87/102/EEG, zoals gewijzigd door Richtlijn 90/88/EEG tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet.
3
PB C […] van […], blz. […]. PB C […] van […], blz. […]. Advies. PB L 42 van 12.2.1987, blz. 48. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 101 van 1.4.1998, blz. 17). COM(95) 117 definitief. COM(97) 465 definitief. COM(96) 79 definitief.
4 5 6 7 8 9
NL
10
NL
NL
(3)
(2) Uit deze verslagen en raadplegingen blijkt dat de wetgevingen van de lidstaten inzake kredietverlening aan natuurlijke personen in het algemeen en consumptief krediet in het bijzonder nog sterk uiteenlopen. Uit een analyse van de nationale wetten tot omzetting van Richtlijn 87/102/EEG blijkt namelijk dat de lidstaten van mening waren dat de richtlijn onvoldoende bescherming bood. In hun omzettingswetgeving hebben zij dan ook rekening gehouden met andere soorten krediet of nieuwe kredietovereenkomsten die niet in de richtlijnen worden vermeld. Het is bijgevolg raadzaam te anticiperen op de herziening van de nationale wetgeving die in verscheidene lidstaten wordt overwogen, en een geharmoniseerd communautair kader te scheppen. wegens nationaal uiteenlopende juridische en economische factoren naast Richtlijn 87/102/EEG ook nog andere instrumenten ter bescherming van de consument toepassen.
(4)
(3) De feitelijke situatie die uit deze uiteenlopende nationale wetgevingen resulteert, brengt enerzijds concurrentievervalsing tussen kredietgevers in de Gemeenschap met zich mee en belemmert anderzijds de interne markt wanneer de lidstaten verschillende dwingende bepalingen hebben vastgesteld die strenger zijn dan die van Richtlijn 87/102/EEG. Hierdoor is de consument maar beperkt de mogelijkheden in staat rechtstreeks van de langzaam toenemende mogelijkheid om grensoverschrijdend consumentenkrediet te verkrijgen, gebruik te maken om in andere lidstaten krediet te krijgen. Deze concurrentievervalsing en beperkingen beïnvloeden kunnen op hun beurt de omvang en de aard van de grensoverschrijdende vraag naar krediet, wat ook de vraag naar goederen en diensten kan beïnvloeden. De verschillen in wetgeving en praktijk hebben ook tot gevolg dat de consument niet in alle lidstaten dezelfde bescherming geniet.
(5)
(4) Gedurende de laatste jaren hebben de soorten krediet die de consumenten aangeboden krijgen en gebruiken, een hele ontwikkeling doorgemaakt. Er zijn nieuwe kredietinstrumenten verschenen, die steeds meer worden gebruikt. Het is daarom aan te bevelen om de bestaande bepalingen aan te passen, te wijzigen en aan te vullen, en, voorzover nodig, het toepassingsgebied uit te breiden.
(6)
Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van het Verdrag bestaat de interne markt uit een gebied zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging gewaarborgd zijn. De ontwikkeling van een doorzichtiger en doelmatiger kredietmarkt in het gebied zonder binnengrenzen is van wezenlijke betekenis voor de bevordering van de ontwikkeling van grensoverschrijdende activiteiten.
(7)
Teneinde de totstandkoming van een goed functionerende interne markt voor consumentenkrediet te vergemakkelijken, moet op een aantal kerngebieden een geharmoniseerd communautair kader geschapen worden. Met toekomstgerichte communautaire voorschriften die aan toekomstige kredietvormen kunnen worden aangepast en die de lidstaten de nodige speelruimte laten bij de omzetting daarvan, dient, met het oog op de permanente verdere ontwikkeling van de markt voor consumentenkrediet en de toenemende mobiliteit van de Europese burger, een bijdrage te worden geleverd aan een modern consumentenkrediet.
(8)
(5) De totstandbrenging van een transparantere en efficiëntere interne kredietmarkt moet worden bevorderd. Het is van belang dat deze markt de consument voldoende een zodanige bescherming biedt om het vertrouwen van de consument te
11
NL
garanderen. Op die manier kan het vrije verkeer van het aanbod van krediet voor zowel kredietgevers als kredietnemers optimaal functionerenert, met inachtneming van de specifieke situaties in de afzonderlijke lidstaten.
NL
(9)
Deze doelstelling houdt in dat moet worden gestreefd naar een maximale Volledige harmonisatie is nodig om te die waarborgent dat de belangen van alle consumenten in de Gemeenschap optimaal en op dezelfde wijze worden beschermd en dat zij evenveel informatie krijgen en om een echte interne markt te creëren. Het mag de lidstaten derhalve niet zijn toegestaan nationale bepalingen te handhaven of in te voeren die van deze richtlijn afwijken. Deze beperking moet echter alleen gelden voor bepalingen die op grond van deze richtlijn geharmoniseerd zijn. Afgezien van de door deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen moeten de lidstaten de vrijheid houden om nationale wetgeving te handhaven of in te voeren. Zo kunnen de lidstaten bijvoorbeeld nationale bepalingen handhaven of invoeren inzake de hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkoper of leverancier van diensten en de kredietgever. Een ander voorbeeld van deze mogelijkheid voor de lidstaten zijn nationale bepalingen waarbij een recht van herroeping van de koop- of dienstverleningsovereenkomst wordt ingevoerd of gehandhaafd indien de consument gebruik maakt van zijn recht van herroeping van de kredietovereenkomst. In het geval van bijzondere kredietovereenkomsten waarop alleen sommige bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn, bijvoorbeeld bij voorschotten in rekening-courant en bepaalde andere bijzondere kredietovereenkomsten, moeten de lidstaten vrij blijven dergelijke soorten kredietovereenkomsten in hun nationale wetgeving te regelen voorzover het aspecten betreft die niet door deze richtlijn geharmoniseerd zijn.
(10)
Zelfs op sommige door deze richtlijn geharmoniseerde gebieden kunnen de nationale uitvoeringsvoorschriften verschillen en het voor kredietgevers moeilijker maken hun diensten over de grens aan te bieden. In die gevallen is het, gezien het door deze richtlijn gewaarborgde harmonisatie- en consumentenbeschermingsniveau, voor een goed functionerende interne markt dienstig extra lasten voor kredietgevers te vermijden en niet van hen te verlangen voorschriften in acht te nemen die verder gaan dan die van de lidstaat waar zij gevestigd zijn. Daarom moet in bepaalde gevallen, die in deze richtlijn allemaal worden genoemd, het beginsel van wederzijdse erkenning worden toegepast. In die gevallen houdt het beginsel van wederzijdse erkenning in dat de rechtsregels van de lidstaat waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, niet van toepassing zijn als zij in een concrete situatie een belemmering vormen voor het vrij verkeer van diensten.
(11)
In sommige gevallen waarop het beginsel van wederzijdse erkenning van toepassing is, voorziet deze richtlijn in een overgangsperiode. Deze periode moet de lidstaten in de gelegenheid stellen voldoende ervaring met het functioneren van de uitvoeringsvoorschriften op te doen en de economische subjecten in staat stellen zich aan te passen aan het na de omzetting van deze richtlijn geldende nieuwe rechtskader voordat de wederzijdse erkenning gaat gelden.
(6)
Rekening houdend met de toenemende verscheidenheid van het kredietaanbod en de kredietaanbieders is het aan te bevelen om iedereen die een kredietgever de identiteitsgegevens van een consument levert en tegen betaling (in welke vorm dan ook) een kredietovereenkomst helpt af te sluiten, als een kredietbemiddelaar te
12
NL
beschouwen. Advocaten, notarissen en financiële adviseurs moeten echter in principe niet als kredietbemiddelaars worden beschouwd wanneer een consument hun advies vraagt over de strekking van een kredietovereenkomst of indien zij een overeenkomst helpen opstellen of waarmerken, mits hun rol beperkt blijft tot het geven van juridisch advies en zij hun cliënten niet naar bepaalde kredietgevers doorverwijzen. (12)
Overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening en doorlopende, kwantitatief gelijkblijvende levering van gelijksoortige goederen, waarbij de consument, zolang de diensten c.q. goederen worden geleverd, het recht heeft om de kosten daarvan in termijnen te betaalten, kunnen uit het oogpunt van de belangen van de contractsluitende partijen en de voorwaarden en uitvoering van de transacties sterk verschillen van de onder deze richtlijn vallende kredietovereenkomsten. Daarom moet duidelijk gesteld worden dat deze niet beschouwd worden als kredietovereenkomsten in de zin van deze richtlijn. Een voorbeeld van dergelijke overeenkomsten is een verzekeringscontract waarbij de premie in maandelijkse termijnen wordt voldaan.
(13)
(7) Kredietovereenkomsten betreffende de verlening van een krediet voor de aankoop of de verbouwing van een onroerend goed die zijn gewaarborgd door hypotheken, dienen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te blijven. Dit soort krediet heeft immers een specifiek karakter en. wordt vermeld in de aanbeveling van de Commissie van 1 maart 2001 betreffende de voorlichting die kredietgevers die woningkredieten aanbieden in de precontractuele fase aan de consumenten moeten geven.
(8)
Rekening houdend met de risico's voor hun economische belangen, vereist de situatie van natuurlijke personen die een zekerheid stellen, specifieke bepalingen die eenzelfde niveau van informatieverstrekking en bescherming garanderen als voor consumenten.
(9)
Wanneer in reclame of in een reclameaanbod voor een kredietovereenkomst een cijfer, kosten of een rentevoet worden vermeld, moet Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 betreffende misleidende reclame en vergelijkende reclame10 de nodige bescherming bieden. Dit cijfer, deze kosten of deze rentevoet moeten namelijk vergezeld gaan van berekeningselementen aan de hand waarvan de consument deze cijfergegevens kan afwegen tegen het geheel van de verplichtingen die de kredietovereenkomst voor hem inhoudt.
(14)
De consument moet beschermd worden tegen oneerlijke of misleidende praktijken, met name ten aanzien van de verstrekking van informatie door de kredietgever, overeenkomstig Richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005 van de Raad en het Europees Parlement betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (‘Richtlijn oneerlijke handelspraktijken’)11. Deze richtlijn moet echter specifieke bepalingen bevatten inzake reclame voor kredietovereenkomsten en bepaalde elementen van de
10
PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18). PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.
11
NL
13
NL
standaardinformatie waarover de consument moet beschikken om met name verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken.
NL
(10)
Om de consument een echte bescherming te bieden, moet ongevraagde huis-aanhuisverkoop van krediet strenger worden aangepakt dan is bepaald in Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten12.
(11)
De bepalingen van deze richtlijn moeten onverminderd Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens13 worden toegepast. In sommige gevallen dient evenwel een geschikt kader voor de verzameling en verwerking van de nodige persoonsgegevens voor de beoordeling van het kredietrisico te worden overwogen.
(15)
(14) Opdat de consument met kennis van zaken kan beslissen, moet hij vóór de sluiting van de kredietovereenkomst de nodige informatie krijgen over de kredietvoorwaarden, de kosten van het krediet en zijn verplichtingen. Om voor een zo groot mogelijke transparantie te zorgen en het aanbod vergelijkbaar te maken, dient deze informatie met name ook het in de gehele EU op uniforme wijze vastgestelde jaarlijks kostenpercentage van het krediet (aan de hand van een representatief voorbeeld) en het totale percentage van de kredietgever te omvatten. Aangezien het jaarlijks kostenpercentage in dit stadium slechts aan de hand van een voorbeeld kan worden gegeven, moet dit voorbeeld representatief zijn. Daarom moet het bijvoorbeeld overeenkomen met de gemiddelde looptijd en het totale kredietbedrag voor het soort kredietovereenkomst in kwestie en, indien van toepassing, met de gekochte goederen. Bij de keuze van het representatieve voorbeeld moet ook rekening worden gehouden met de frequentie van bepaalde soorten kredietovereenkomsten in een specifieke markt.
(16)
De consument moet vóór de sluiting van de kredietovereenkomst geïnformeerd worden over de extra kosten die ter verkrijging van het krediet moeten worden betaald. Zelfs als het bedrag van deze kosten niet van tevoren kan worden bepaald, moet de consument zowel in de reclame als in de precontractuele fase adequaat worden geïnformeerd.
(17)
Om er bij speciale soorten kredietovereenkomsten voor te zorgen dat de consument adequaat beschermd wordt zonder de kredietgevers of eventueel de kredietbemiddelaars voor buitensporige lasten te plaatsen, dienen echter de voorschriften in deze richtlijn met betrekking tot de precontractuele informatie te worden beperkt, rekening houdend met het bijzondere karakter van dergelijke overeenkomsten.
(18)
De consument moet uitgebreid geïnformeerd worden voordat hij de kredietovereenkomst sluit, ongeacht of bij de verkoop van het krediet een kredietbemiddelaar betrokken is. Daarom moeten de voorschriften inzake
12 13
PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31. PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
14
NL
precontractuele informatie ook gelden als er een kredietbemiddelaar bij betrokken is. Indien echter leveranciers van goederen of diensten bij wijze van nevenactiviteit als kredietbemiddelaar optreden, dienen deze niet ook nog met de in deze richtlijn neergelegde voorschriften inzake precontractuele informatie te worden belast. Daarom moeten de voorschriften inzake precontractuele informatie niet gelden voor dergelijke kredietbemiddelaars. Leveranciers van goederen of diensten kunnen bijvoorbeeld beschouwd worden als kredietbemiddelaars in een subsidiaire rol als hun activiteit als kredietbemiddelaar geen wezenlijk deel uitmaakt van hun omzet. In deze gevallen is de volledige precontractuele informatie van de consument altijd nog gewaarborgd omdat die door de kredietgever moet worden verstrekt.
NL
(19)
Zowel Consumenten moeten ook bedachtzaam te werk gaan en hun contractuele verplichtingen nakomen.
(15)
Aangezien kredietinstrumenten zowel technisch als juridisch ingewikkeld kunnen zijn, dient de kredietbemiddelaar en de kredietgever een algemene adviesplicht te worden opgelegd, zodat de consument met kennis van zaken tussen de aangeboden soorten krediet kan kiezen. Overeenkomstig het beginsel van ‘verantwoorde lening’ moet de kredietgever ook nagaan of de consument en de eventuele zekerheidssteller in staat zijn om nieuwe verbintenissen na te komen.
(20)
Ofschoon de consument recht heeft op precontractuele informatie, kan hij nog aanvullende bijstand nodig hebben om uit te maken welke kredietovereenkomst in het palet aangeboden producten voor zijn behoeften en financiële situatie het meest geschikt is. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de kredietgevers en eventueel de kredietbemiddelaars dergelijke hulp verstrekken. Zo nodig moeten de relevante precontractuele informatie en de aan de voorgestelde producten verbonden voor- en nadelen de consument persoonlijk worden toegelicht in het licht van de mogelijke complexiteit van de desbetreffende kredietovereenkomst.
(21)
(12) Uit de ervaring en de praktijk blijkt dat adequate en betrouwbare gegevens over eventuele betaalmoeilijkheden van belang zijn om het kredietrisico voor zowel de kredietgever als de consument te helpen verminderen. De lidstaten moeten daarom op hun grondgebied een publieke of private centrale gegevensbank beheren, eventueel in de vorm van een netwerk van gegevensbanken. Daarin moeten consumenten en zekerheidsstellers die betalingsproblemen hebben gehad, worden geregistreerd. Met het oog op meer efficiëntie moeten kredietgevers worden verplicht om deze centrale gegevensbank te raadplegen alvorens zij de consument of de zekerheidssteller een verbintenis laten aangaan. Om geen concurrentievervalsing tussen kredietgevers te veroorzaken, moeten zij personen of bedrijven toegang krijgen tot de private of publieke centrale gegevensbanken inzake consumenten in van een andere lidstaat waar zij niet gevestigd zijn, onder dezelfde voorwaarden die niet discriminerend zijn ten opzichte van kredietgevers als personen of bedrijven uit deze lidstaat., hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale gegevensbank van zijn eigen lidstaat
(22)
De kredietovereenkomst moet in duidelijke en beknopte vorm alle noodzakelijke informatie bevatten over de rechten en plichten die daar voor de consument uit voortvloeien, zodat deze daar kennis van kan nemen.
15
NL
NL
(13)
Om de vertrouwelijkheid van de informatie en de bescherming van persoonlijke gegevens te garanderen, is het van belang dat de verzamelde gegevens alleen voor de beoordeling van het risico van niet-uitvoering door de consument of de zekerheidssteller mogen worden gebruikt. Ook verdere verwerking of verder gebruik van via de centrale gegevensbank verkregen gegevens moet worden verboden. Om elk risico te voorkomen, moeten de gegevens na de sluiting van de kredietovereenkomst of na weigering van de kredietaanvraag onmiddellijk worden vernietigd.
(16)
In sommige gevallen kunnen de voorwaarden van een kredietovereenkomst nadelig zijn voor de consument. Om de consument beter te beschermen, moeten voor alle onder de richtlijn vallende vormen van krediet bepaalde voorwaarden worden opgelegd. De informatie die vóór de sluiting van de kredietovereenkomst is verstrekt, moet in de kredietovereenkomst worden bevestigd en aangevuld, eventueel door een aflossingstabel en de vermelding van de kosten van niet-uitvoering.
(23)
Om voor volledige transparantie te zorgen moet de consument zowel in de precontractuele fase als bij het sluiten van de kredietovereenkomst informatie krijgen over de debetrentevoet. Tijdens de looptijd van de overeenkomst moet de consument bovendien op de hoogte gebracht worden van belangrijke wijzigingen van de rentevoet.
(24)
(18) Om de regels voor de uitoefening van het herroepingsrecht op soortgelijke gebieden op elkaar af te stemmen, moet in een herroepingsrecht zonder sancties en zonder opgave van redenen worden voorzien, onder soortgelijke voorwaarden als in de Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 \{...\} betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad14. Vóór de uitoefening van het herroepingsrecht kan de consument de kredietgever in kennis stellen van zijn voornemen om de kredietovereenkomst te herroepen, zodat over die overeenkomst opnieuw kan worden onderhandeld.
(25)
Ingeval van gelieerde overeenkomsten bestaat er een onderlinge afhankelijkheidsrelatie tussen de aanschaf van een product of een dienst en de hiertoe gesloten leningovereenkomst. Daarom moet het de consument bij gebruikmaking van het recht van herroeping van de koopovereenkomst ook toegestaan zijn de kredietovereenkomst te herroepen. Daarnaast moet het de consument onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan zijn rechten jegens de kredietgever te doen gelden in geval van problemen in verband met de koopovereenkomst. Is echter niet aan deze voorwaarden voldaan, dan mag dit niet betekenen dat de consument zijn rechten worden ontzegd die hem worden toegekend bij nationale bepalingen inzake de hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkoper of leverancier van diensten en de kredietgever.
(26)
(21) De consument moet de mogelijkheid krijgen om voor het verstrijken van de in de kredietovereenkomst gestelde termijn aan zijn verplichtingen te voldoen. Zowel in geval van gedeeltelijke als volledige vervroegde aflossing mag de kredietgever slechts een billijke en objectieve vergoeding vragen. De objectieve vergoeding is bedoeld als compensatie voor de kosten van de kredietgever die rechtstreeks met
14
PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16.
16
NL
de vervroegde aflossing verband houden, en moet rekening houden met de belangen van beide contractsluitende partijen indien de vervroegde aflossing voor hem een aanzienlijk economisch verlies met zich meebrengt.
NL
(27)
(23) De overdracht van de rechten van de kredietgever uit hoofde van een kredietovereenkomst mag de positie van de consument of de zekerheidssteller niet verzwakken. Om dezelfde reden moet een kredietgever die een kredietovereenkomst met reconstitutie van het kapitaal aanbiedt, het risico op zich nemen indien de reconstituerende derde in gebreke blijft. De consument moet ook naar behoren worden geïnformeerd wanneer de kredietovereenkomst aan een derde wordt overgedragen. Wanneer de overdracht echter louter voor effectiseringsdoeleinden plaatsvindt en de oorspronkelijke kredietgever in overleg met de nieuwe houder van de schuldvorderingen tegenover de consument als kredietgever optreedt, heeft de consument er geen gewichtig belang bij om over de overdracht geïnformeerd te worden. Daarom zou een verplichting op EUniveau om de consument over de overdracht in te lichten in dergelijke gevallen te ver voeren, maar het moet de lidstaten vrij blijven staan om dergelijke voorschriften in hun nationale wetgeving te handhaven of in te voeren.
(28)
(19) Om de totstandbrenging en de werking van de interne markt te bevorderen en de consumenten in de hele Gemeenschap een optimale bescherming te bieden, dient de berekeningswijze van vergelijkbaarheid van de informatie met betrekking tot het jaarlijkse kostenpercentages in de hele Gemeenschap te worden gewaarborgd.verfijnd. Ondanks de in Richtlijn 87/102/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/7/EG, opgenomen uniforme wiskundige formule voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage zijn de kostenpercentages tot dusver nog niet in de gehele Gemeenschap volledig vergelijkbaar. In de afzonderlijke lidstaten wordt bij de berekening van uiteenlopende kostenfactoren uitgegaan. Het is derhalve noodzakelijk in de richtlijn het begrip ‘totale kosten van het krediet voor de consument’ duidelijk te definiëren. De aan een verzekering verbonden kosten dienen alleen in het jaarlijkse kostenpercentage te worden verdisconteerd indien de verzekering verplicht is om het krediet of de geadverteerde rentevoet te verkrijgen en zij wordt afgesloten met of via de kredietgever of de kredietbemiddelaar. en dient te worden vastgesteld welke onderdelen van de totale kosten van het krediet in de berekening moeten worden opgenomen. Het jaarlijks kostenpercentage is immers een vergelijkingspunt aan de hand waarvan de consument het effect in de tijd en de ruimte van de verplichtingen die uit het sluiten van een kredietovereenkomst voortvloeien, kan meten en vergelijken. De totale kosten van het krediet moeten derhalve alle kosten omvatten die de consument voor het krediet moet betalen, hetzij aan de kredietgever, of aan de kredietbemiddelaar, of aan een andere derde persoon. Ook indien de consument bij het sluiten van de kredietovereenkomst vrijwillig een verzekering afsluit, moeten de daaraan verbonden kosten in de totale kosten van het krediet worden opgenomen.
(29)
(17) Omdat in krediet- en zekerheidsovereenkomsten specifieke bedingen worden gebruikt, dient, onverminderd de toepassing in het kader van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten15 op de gehele overeenkomst, te worden verduidelijkt
15
PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.
17
NL
welke bedingen als oneerlijk moeten worden beschouwd. Die richtlijn moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
NL
(20)
De consument dient ook, in de vorm van een totaal percentage van de kredietgever, informatie te ontvangen over de bedragen die de kredietgever aanrekent, exclusief bedragen die aan derden moeten worden betaald. Aan de hand van dit percentage kan de consument voor de verschillende producten die door de kredietgever en op de markt worden aangeboden, vergelijken welke kosten de kredietgever aanrekent.
(22)
Indien een leverancier van met een kredietovereenkomst gekochte goederen of diensten als een kredietbemiddelaar kan worden beschouwd, moet de consument naast zijn normale, contractuele rechten ten opzichte van een leverancier van de goederen of diensten, ook rechten hebben ten opzichte van de kredietgever.
(24)
Er dienen gemeenschappelijke regels te worden vastgesteld voor de maatregelen bij niet-uitvoering van kredietovereenkomst. Met name sommige duidelijk bovenmatige incassopraktijken moeten als onwettig worden beschouwd.
(30)
(25) Om voor transparantie en stabiliteit op de markt te zorgen, dienen de lidstaten in afwachting van verdere harmonisatie voor de nodige maatregelen te zorgen voor de reglementering van en het toezicht op kredietgevers vaststellen om enerzijds personen die krediet aanbieden of bij het sluiten van kredietovereenkomsten bemiddelen, te registreren, en anderzijds controle of toezicht uit te oefenen op kredietgevers en kredietbemiddelaars. en consumenten in staat te stellen klachten in te dienen over kredietovereenkomsten of kredietvoorwaarden.
(26)
Om de belangen van de consument blijvend te beschermen, mag in krediet- en zekerheidsovereenkomsten niet in hun nadeel worden afgeweken van bepalingen die uitvoering geven aan of overeenstemmen met deze richtlijn.
(31)
(27) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ook de regels inzake de bescherming van persoonlijke gegevens, eigendom, niet-discriminatie, bescherming van het gezins- en beroepsleven en consumentenbescherming worden, overeenkomstig de artikelen 8, 17, 21, 33 en 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, volledig geëerbiedigdin acht genomen.
(32)
(28) Daar de doelstelling van het overwogen optredendeze richtlijn, namelijk de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde aspecten tot harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(33)
(29) De lidstaten dienen de regels vast te stellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn, en ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
18
NL
(34)
(30) Daarom moet, rekening houdend met het aantal wijzigingen dat als gevolg van de ontwikkelingen in de consumentenkredietsector in Richtlijn 87/102/EEG moet worden aangebracht, en ter wille van de duidelijkheid van de Gemeenschapswetgeving, die richtlijn worden ingetrokken en worden vervangen door deze richtlijn,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
NL
19
NL
HOOFDSTUK I DOEL, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 DoelOnderwerp Deze richtlijn heeft tot doel om bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten en door consumenten gesloten zekerheidsovereenkomsten te harmoniseren. Artikel 2 Toepassingsgebied
NL
1.
Deze richtlijn is van zekerheidsovereenkomsten.
toepassing
op
kredietovereenkomsten
en
2.
Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende kredietovereenkomsten en de eventuele daaraan verbonden zekerheidsovereenkomsten: a)
kredietovereenkomsten betreffende de verlening van een krediet voor de aankoop of verbouwing van een onroerend goed waarvan de consument de eigenaar is of dat hij wil kopen, die gewaarborgd zijn door een hypotheek op een onroerend goed of door een in een lidstaat gebruikelijke andere vergelijkbare zekerheid;
b)
kredietovereenkomsten voor een totaal kredietbedrag van meer dan EUR 50 000;
c)
huurovereenkomsten, behalve wanneer daarin bepaald is dat het eigendomsrecht uiteindelijk aan de huurder wordt overgedragen;waarbij geen eigendomsoverdracht aan de huurder of zijn rechthebbenden mogelijk is;
d)
leasingovereenkomsten waarbij geen verplichting tot aankoop van het leasingobject bestaat;
e)
kredietovereenkomsten waarbij de consument binnen een termijn van maximaal drie maanden het krediet in termijnen of in één keer moet terugbetalen, zonder rente of andere kosten;
f)
kredietovereenkomsten die als nevenactiviteit door een werkgever rentevrij ofaan de volgende voorwaarden voldoen worden als nevenactiviteit toegekend, dat wil zeggen buiten de voornaamste beroeps- of bedrijfsactiviteit van de kredietgever ii) ze worden toegekend tegen een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan gebruikelijk op de markt aan zijn werknemers worden toegekend
iii)
en die niet aan het algemene publiek worden aangeboden;
20
NL
3.
g)
kredietovereenkomsten die worden gesloten met een investeringsmaatschappij zoals bedoeld in de zin van artikel 1, punt 2, van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad16 waarbij een investeerder transacties kan verrichten met een of meer van de in deel B van de bijlage bij die richtlijn vermelde instrumenten en waarbij de maatschappij die het krediet verleent, bij deze transactie bemiddelt;
h)
kredietovereenkomsten die het resultaat zijn van een schikking voor de rechter of een andere daartoe van overheidswege bevoegde instantie;
i)
kredietovereenkomsten die voorzien in kosteloos uitstel van betaling van een bestaande vordering;
j)
kredietovereenkomsten bij de sluiting waarvan de kredietnemer verplicht is bij de kredietgever een voorwerp als zekerheid in bewaring te geven en waarbij de aansprakelijkheid van de kredietnemer zich strikt beperkt tot dit in pand gegeven voorwerp;
k)
leningen die aan een beperkt publiek tegen een lagere rentevoet dan op de markt gebruikelijk of rentevrij worden toegekend, wanneer de kredietgever voldoet aan een wettelijke plicht die een doelstelling van algemeen belang beoogt;
Bij kredietovereenkomsten op grond waarvan het krediet worden verleend in de vorm van een voorschot in rekening-courant, zijn uitsluitend de artikelen 1 tot en met 4, 6, 7 en 8, artikel 9, lid 1, artikel 9, lid 2, onder a) tot en met d), onder h) en o), artikel 9, lid 3, de artikelen 10 en 11, artikel 17, lid 1, en de artikelen 18 tot en met 29 van toepassing. De in die kredietovereenkomsten te verstrekken informatie omvat ook informatie over de bij sluiting van de overeenkomst in rekening te brengen kosten, alsmede over de voorwaarden waaronder deze gewijzigd kunnen worden.
4.
Bij de volgende kredietovereenkomsten zijn uitsluitend de artikelen 1 tot en met 4, 6, 7 en 8, artikel 9, lid 1, artikel 9, lid 2, onder a) tot en met g) en j), artikel 9, lid 3, en de artikelen 10, 12 en 17 tot en met 29 van toepassing: a)
kredietovereenkomsten voor een totaal kredietbedrag van niet meer dan EUR 300;
b)
kredietovereenkomsten, gesloten door consumentenverenigingen zonder winstoogmerk die de spaartegoeden van hun leden beheren en hun financieringsmogelijkheden bieden, waarbij: i)
16
NL
de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij vrijwilligers berust die kredieten verstrekken op basis van een jaarlijks kostenpercentage waarvan het maximum van de jaarlijkse kosten is vastgesteld op grond van nationale regelgeving; en
PB L 141 van 11.6.1993, blz. 27.
21
NL
ii)
c)
het lidmaatschap van dergelijke verenigingen alleen openstaat voor personen die woonachtig of tewerkgesteld zijn in een bepaalde regio, dan wel voor werknemers en gepensioneerde werknemers van een speciale werkgever;
kredietovereenkomsten die voorzien in het afspreken van regelingen voor uitstel of terugbetaling tussen de kredietgever en de consument als deze laatste zijn verplichtingen uit hoofde van de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet is nagekomen, indien: i)
met dergelijke regelingen waarschijnlijk een gerechtelijke procedure tot ingebrekestelling kan worden vermeden; en
ii)
de voorwaarden over het geheel genomen voor de consument niet ongunstiger worden ten opzichte van de oorspronkelijke kredietovereenkomst.
Valt de kredietovereenkomst echter onder lid 3, dan is uitsluitend het in dat lid bepaalde van toepassing. Artikel 2 3 Definities Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities: a)
'consument': een natuurlijk persoon die wat betreft de transacties die onder deze richtlijn vallen, handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten;
b)
'kredietgever': een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten krediet verleent of toezegt;
c)
'kredietovereenkomst': een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument krediet verleent of toezegt in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit; met uitzondering van oOvereenkomsten voor doorlopende (private of publieke) dienstverlening en doorlopende levering van dezelfde goederen in eenzelfde hoeveelheid, waarbij de consument, zolang de diensten c.q. goederen worden geleverd, het recht heeft om de kosten daarvan in termijnen te betaalten;
d)
'voorschot in rekening-courant': kredietovereenkomst waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt van zijn rekening-courant bedragen op te nemen die het tegoed op die rekening te boven gaan, en waarbij het kredietbedrag binnen drie maanden of op verzoek moet worden terugbetaald;
e)
‘kredietbemiddelaar’: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die gebruikelijk namens de kredietgever en tegen vergoeding, in de vorm van geld of een ander overeengekomen economisch voordeel: i)
NL
een activiteit uitoefent die erin bestaat, kredietovereenkomsten te presenteerten of aan te biedten;
22
NL
NL
ii)
andere dan de onder i) bedoelde voorbereidende werkzaamheden met het oog op het sluiten van kredietovereenkomsten te verrichten; of
iii)
kredietovereenkomsten te sluiten; de betaling kan bestaan uit geld of een ander overeengekomen economisch voordeel;
e)
‘zekerheidsovereenkomst’: een met een kredietovereenkomst samenhangende overeenkomst waarbij een zekerheidssteller de uitvoering van een onder deze richtlijn vallende, met een consument gesloten kredietovereenkomst garandeert of toezegt te garanderen;om het even welke vorm van aan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon verleend krediet;
f)
"zekerheidssteller: een consument die een zekerheidsovereenkomst sluit;
f)
‘totale kosten van het krediet voor de consument’: alle kosten, met inbegrip van debetrente en andere vergoedingen, commissielonen en honoraria van welke aard ook, die de consument voor het krediet in verband met de kredietovereenkomst conform het daarin bepaalde moet betalen en die de kredietgever bekend zijn; kosten in verband met bijkomende diensten bij de kredietovereenkomst, met name verzekeringspremies, zijn inbegrepen indien de sluiting van het dienstencontract verplicht is om het krediet of de geadverteerde rentevoet te verkrijgen en indien dit met de kredietgever of een derde partij wordt gesloten, indien de kredietgever of eventueel de kredietbemiddelaar dit namens deze derde partij gesloten hebben of het aanbod of de dienst als zodanig aan de consument hebben aangeboden; de kosten die de consument bij de sluiting van de kredietovereenkomst worden aangerekend door iemand anders dan de kredietgever of kredietbemiddelaar, met name een notaris of de belastingsdiensten;
g)
‘jaarlijks kostenpercentage’: de totale kosten van het krediet voor de consument, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale bedrag van het verleende krediet;
i)
'door de kredietgever ontvangen bedragen': het geheel van de verplichte kosten die aan de kredietovereenkomst verbonden zijn en die de consument aan de kredietgever betaalt;
j)
'totaal percentage van de kredietgever': de door de kredietgever ontvangen bedragen, uitgedrukt in een jaarlijks percentage van het totale kredietbedrag;
h)
‘debetrentevoet’: de rentevoet die voor een gegeven periode op de in het kader van de kredietovereenkomst het opgenomen kredietbedragen wordt toegepast, uitgedrukt in een vast of variabel periodiek percentage;
h)
‘restwaarde’: de koopprijs van het gefinancierde goed bij uitoefening van de koopoptie of eigendomsoverdracht;
i)
‘kredietopneming’: een kredietbedrag dat op grond van een kredietovereenkomst aan de consument ter beschikking wordt gesteld in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit;
j)
‘totaal kredietbedrag’: het plafond of de som van alle kredietopnemingen die kunnen
23
NL
worden toegestaan;
NL
k)
'duurzame drager': een instrument waarmee de consument naar hem persoonlijk gestuurde informatie kan opslaan, gedurende de nodige tijd kan raadplegen en op identieke wijze kan kopiëren;
p)
'reconstituerende derde': een natuurlijk persoon of rechtspersoon (iemand anders dan de kredietgever of de consument) die zich er, door een bij de kredietovereenkomst gevoegde overeenkomst, tegenover de consument en eventueel tegenover de kredietgever toe verbindt om het uit hoofde van deze kredietovereenkomst af te lossen kapitaal te reconstitueren.
l)
‘gelieerde overeenkomst’: een kredietovereenkomst waarbij i)
het krediet in kwestie uitsluitend dient ter financiering van een overeenkomst voor de levering van een goed of het verlenen van een dienst, en
ii)
die twee overeenkomsten objectief gezien een economische eenheid vormen; van een economische eenheid is sprake indien de leverancier of de dienstverlener zelf het krediet van de consument financiert of, in geval van financiering door een derde, indien de kredietgever bij de voorbereiding of het sluiten van de kredietovereenkomst gebruik maakt van de medewerking van de leverancier of dienstverlener, of indien in de kredietovereenkomst gewag wordt gemaakt van de specifieke, met het krediet te financieren goederen of diensten.
24
NL
HOOFDSTUK II INFORMATIEVERSTREKKING EN VOORBEREIDING VAN DE SLUITING VAN DE KREDIETOVEREENKOMST
Artikel 4 Reclame Onverminderd Richtlijn 84/450/EEG moeten reclame en in verkoopruimten aangekondigde aanbiedingen die informatie over kredietovereenkomsten (en met name over de debetrentevoet, het totale percentage van de kredietgever en het jaarlijks kostenpercentage) bevatten, duidelijk en begrijpelijk zijn, en moet het beginsel van goede trouw in handelsovereenkomsten in acht worden genomen. De commerciële aard van deze informatie moet ondubbelzinnig blijken. Artikel 4 Standaardinformatie in reclame
NL
1.
Alle reclame voor kredietovereenkomsten waarin een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van het krediet voor de consument worden vermeld, moet de in dit artikel aangegeven standaardinformatie (hierna: ‘standaardinformatie’) bevatten.
2
Als standaardinformatie moeten op grafisch overzichtelijke en in het oog vallende wijze aan de hand van een representatief voorbeeld in de aangegeven volgorde worden vermeld: a)
het totale kredietbedrag;
b)
het jaarlijks kostenpercentage;
c)
de duur van de kredietovereenkomst;
d)
het bedrag, het aantal en de periodiciteit van de te verrichten betalingen; en
e)
allerlei honoraria in verband met de kredietovereenkomst conform het daarin bepaalde en die de kredietgever bekend zijn.
3.
Wanneer deze kredietvoorwaarden niet voor het grote publiek ter beschikking staan, wordt het jaarlijks kostenpercentage aan de hand van ten minste twee representatieve voorbeelden aangegeven.
4.
Indien bij de aanvang van een kredietovereenkomst gedurende een beperkte periode een lager debetpercentage wordt aangeboden, moet in de reclame het jaarlijks kostenpercentage worden vermeld, berekend op basis van de totale duur van de kredietovereenkomst.
5.
Indien in verband met de kredietovereenkomst de sluiting van een contract voor een aanvullende prestatie, met name een verzekering, verplicht is om het krediet
25
NL
of de geadverteerde rentevoet te verkrijgen, en de kosten daarvan niet vooraf bepaald kunnen worden, moet de verplichting tot afname van deze prestatie ook op grafisch overzichtelijke en in het oog vallende wijze, tezamen met het jaarlijks kostenpercentage, worden aangegeven. 6.
Dit artikel laat Richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005 onverlet. Artikel 5 Artikel 5 Verbod op de verkoop van krediet- en zekerheidsovereenkomsten buiten verkoopruimten
De verkoop van krediet- of zekerheidsovereenkomsten buiten verkoopruimten in de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 85/577/EEG is verboden. Artikel 6 5 Wederzijdse en voorafgaande informatieverstrekking en adviesplichtPrecontractuele informatie 1.
Onverminderd de toepassing van Richtlijn 95/46/EG, en met name artikel 6 daarvan, mogen de kredietgever en de eventuele kredietbemiddelaar de consument die om een kredietovereenkomst vraagt en de eventuele zekerheidssteller alleen om adequate, relevante en niet bovenmatige gegevens vragen om hun financiële situatie en hun aflossingscapaciteit te beoordelen. De consument en de zekerheidssteller moeten op correcte en volledige wijze op dergelijk verzoek om informatie antwoordenDe kredietgever en eventueel de kredietbemiddelaar moeten zich aan het beginsel van een verantwoorde kredietverstrekking houden. Daarom moeten de kredietgever en eventueel de kredietbemiddelaar voldoen aan hun verplichtingen inzake het verstrekken van precontractuele informatie en moet de kredietgever de kredietwaardigheid van de consument onderzoeken aan de hand van de door deze laatste verstrekte accurate informatie en, waar nodig, aan de hand van raadpleging van de desbetreffende gegevensbank. Wanneer de kredietovereenkomst in de mogelijkheid voorziet tot wijziging van het totale kredietbedrag na de datum van sluiting van de kredietovereenkomst, dient de kredietgever de te zijner beschikking staande financiële informatie betreffende de consument op de laatste stand te brengen en de kredietwaardigheid van de consument vóór iedere belangrijke verhoging van het totale kredietbedrag te beoordelen.
2.
Bijtijds voordat de consument door een kredietovereenkomst of een aanbod gebonden is, verstrekt de kredietgever en eventueel de kredietbemiddelaar de consument op papier of een andere duurzame drager de noodzakelijke en essentiële informatie die nodig is voor de sluiting van de kredietovereenkomst in kwestie. de consument op correcte en volledige wijze alle nodige informatie over de overwogen kredietovereenkomst De consument heeft het recht om deze informatie vóór de sluiting van de kredietovereenkomst op papier of op een andere duurzame drager te krijgen. Onverminderd artikel 5 van Richtlijn.../.../EG [betreffende de verkoop op afstand van
NL
26
NL
financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van Richtlijn 90/619/EEG van de Raad en de Richtlijnen 97/7/EG en 98/27/EG] Die informatie moet een duidelijke en beknopte en duidelijke beschrijving van het product en de voordelen en eventuele nadelen daarvan omvatten. De verstrekte informatie moet met name het volgende betreffen:
NL
a)
de duur van de kredietovereenkomst;
b)
het totale kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;
c)
in voorkomend geval, de debetrentevoet, de voorwaarden die daarop van toepassing zijn, en, voorzover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de perioden, voorwaarden en procedures van variatie;
d)
het jaarlijks kostenpercentage en het de totale percentage kosten van de het kredietgever voor de consument, aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte financiële gegevens en hypothesen;
e)
het bedrag, het aantal en de periodiciteit van de te verrichten betalingen, zo mogelijk weergegeven in een betalingsschema;
f)
de recurrente en niet-recurrente kosten, met inbegrip van de niet-recurrente extra kosten die de consument bij het sluiten van een kredietovereenkomst moet betalen, met name belastingen, administratiekosten, juridische honoraria en expertisekosten voor onroerend goed de eventuele kosten voor het aanhouden van een rekening waarop zowel betalingen als kredietopnemingen worden geboekt, de eventuele kosten voor het gebruik van een betaalmiddel waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht, en andere kosten voor betalingsverrichtingen;
f)
in voorkomend geval, de contante prijs van het gefinancierde goed of de gefinancierde dienst, het te betalen voorschot en de restwaarde;
g)
de kosten die de consument bij de sluiting van de kredietovereenkomst worden aangerekend door iemand anders dan de kredietgever of kredietbemiddelaar, met name een notaris of de belastingsdiensten;
h)
de verplichting tot afname van een aanvullende prestatie in verband met de kredietovereenkomst, met name een verzekering, wanneer de sluiting van een contract voor deze prestatie verplicht is om het krediet of de geadverteerde rentevoet te verkrijgen, en de kosten daarvan niet vooraf bepaald kunnen worden;
i)
de op het tijdstip waarop de informatie volgens deze bepaling wordt verstrekt, geldende moratoriumrente alsmede de wijze van aanpassing ervan, en de kosten van niet-nakoming;
j)
de gevraagde zekerheden en verzekeringen;
k)
het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de
27
NL
uitoefening daarvan; l)
het recht van vervroegde aflossing en de eventueel daaruit voortvloeiende kosten, onder vermelding van het bedrag of de berekeningsmethode;
m)
het recht geïnformeerd te worden over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbank ter beoordeling van de kredietwaardigheid, overeenkomstig artikel 8, lid 2;
Bij communicatie via spraaktelefonie als bedoeld in artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2002/65/EG, moet de precontractuele informatie echter ten minste de onder b), c) en e) en g) van dit lid vermelde gegevens omvatten, alsmede het jaarlijks kostenpercentage aan de hand van een representatief voorbeeld en de totale kosten van het krediet voor de consument. Aan de verplichting tot het verstrekken van precontractuele informatie aan de consument ingevolge dit lid kan ook worden voldaan door verstrekking van een kopie van de ontwerp-kredietovereenkomst met de informatie ingevolge artikel 9. 3.
Aan de in lid 2 bedoelde eisen moet onmiddellijk na sluiting van de kredietovereenkomst worden voldaan indien die overeenkomst op verzoek van de consument gesloten is via een telecommunicatiemiddel dat het verstrekken van informatie overeenkomstig lid 2 niet mogelijk maakt.
4.
Bij een kredietovereenkomst waarbij de betalingen door de consument geen overeenkomstige aflossing van het totale kredietbedrag met zich meebrengen, maar dienen om het kapitaal gedurende de periodes en onder de voorwaarden zoals vastgesteld in de kredietovereenkomst of in de bijgevoegde overeenkomst te reconstitueren, moet de ingevolge lid 2 te verstrekken precontractuele informatie een duidelijke en beknopte vermelding bevatten dat dergelijke kredietovereenkomsten de aflossing van het totale uit hoofde van de kredietovereenkomst opgenomen kredietbedrag niet garanderen, tenzij een dergelijke garantie wordt gegeven.
5.
De lidstaten zien erop toe dat de kredietgevers en eventueel kredietbemiddelaars de consument adequate toelichtingen verstrekken om hem in staat te stellen te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt, zo nodig door de ingevolge lid 2 te verstrekken precontractuele informatie en de aan de voorgestelde producten verbonden voor- en nadelen toe te lichten. De lidstaten kunnen de wijze waarop en de mate waarin deze hulp wordt verleend, alsook door wie zij wordt verleend, aanpassen aan de bijzondere omstandigheden waarin de kredietovereenkomst wordt aangeboden. Uit de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarbij zij gewoonlijk bemiddelen, kiezen de kredietgever en de eventuele kredietbemiddelaar de meest gepaste soort krediet en het meest gepaste kredietbedrag, rekening houdend met de financiële situatie van de consument, de risico's en voordelen die aan het voorgestelde product verbonden zijn, en het doel van het krediet.
NL
28
NL
4.
De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op leveranciers van goederen of diensten die als kredietbemiddelaar slechts een subsidiaire rol spelen.
Artikel 6 Voorschriften inzake precontractuele informatie voor kredietovereenkomsten in de vorm van een voorschot in rekening-courant en voor bijzondere kredietovereenkomsten 1.
Bijtijds voordat een consument door een kredietovereenkomst of een aanbod voor een kredietovereenkomst in de zin van artikel 2, leden 3 en 4, gebonden is, verstrekt de kredietgever en eventueel de kredietbemiddelaar op papier of een andere duurzame drager de volgende informatie: a)
het totale kredietbedrag;
b)
de debetrentevoet;
c)
het jaarlijks kostenpercentage aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte financiële gegevens en hypothesen;
d)
de vanaf de sluiting van de kredietovereenkomst in rekening te brengen kosten, alsmede de voorwaarden waaronder deze gewijzigd kunnen worden; en
e)
de voorwaarden en kredietovereenkomst.
de
procedure
voor
beëindiging
van
de
Bij kredietovereenkomsten in de zin van artikel 2, lid 3, moet de ingevolge punt e) van dit lid aan de consument te verstrekken informatie zo nodig een vermelding bevatten dat de consument te allen tijde gevraagd kan worden het kredietbedrag volledig terug te betalen. 2.
Bij kredietovereenkomsten in de zin van artikel 2, lid 4, moet de ingevolge lid 1 van dit artikel aan de consument te verstrekken informatie ook omvatten: a)
de duur van de kredietovereenkomst; en
b)
het bedrag, het aantal en de periodiciteit van de te verrichten betalingen.
Valt de kredietovereenkomst echter onder artikel 2, lid 3, dan is uitsluitend het daarin bepaalde van toepassing.
NL
3.
Aan de verplichting tot het verstrekken van precontractuele informatie aan de consument ingevolge dit artikel kan ook worden voldaan door verstrekking van een kopie van de ontwerp-kredietovereenkomst met de informatie ingevolge artikel 9 voorzover dit artikel van toepassing is.
4.
Aan de in dit artikel bedoelde eisen moet onmiddellijk na sluiting van de kredietovereenkomst worden voldaan indien die overeenkomst op verzoek van de consument gesloten is via een telecommunicatiemiddel dat het verstrekken van de informatie ingevolge dit artikel niet mogelijk maakt.
29
NL
Artikel 7 Vrijstellingen De leden 1, 2 en 3De artikelen 5 en 6 van deze richtlijn zijn niet van toepassing op leveranciers van goederen of diensten die als kredietbemiddelaar slechts een subsidiaire rol spelen.
NL
30
NL
HOOFDSTUK III BESCHERMING VAN HET PRIVÉLEVENTOEGANG TOT GEGEVENSBANKEN
Artikel 7 Gegevensverzameling en -verwerking De persoonsgegevens die in het kader van de sluiting of het beheer van de overeenkomsten waarop deze richtlijn van toepassing is, van consumenten, zekerheidsstellers of andere personen zijn verkregen, met name de in artikel 6, lid 1, bedoelde gegevens, mogen alleen worden verwerkt voor de beoordeling van hun financiële situatie en hun aflossingscapaciteit. Artikel 8 CentraleToegang tot gGegevensbanken
NL
1.
Onverminderd de toepassing van Richtlijn 95/46/EG beheren de lidstaten op hun grondgebied een centrale gegevensbank waarin consumenten en zekerheidsstellers die betalingsproblemen hebben gehad, worden geregistreerd. Deze gegevensbank mag eventueel uit een netwerk van gegevensbanken bestaan. Kredietgevers moeten de centrale gegevensbank raadplegen alvorens de consument of de zekerheidssteller een verbintenis aangaat, binnen de grenzen zoals bedoeld in artikel 9. Het resultaat van deze raadpleging wordt op verzoek dadelijk en gratis aan de consument of de zekerheidssteller meegedeeld. De lidstaten zien erop toe dat de toegang tot databanken in geval van grensoverschrijdende kredieten in hun lidstaat voor kredietgevers uit andere lidstaten onder niet-discriminerende voorwaarden gegarandeerd wordt.
2.
De centrale gegevensbank van een andere lidstaat moet onder dezelfde voorwaarden toegankelijk zijn als voor bedrijven of personen uit deze lidstaat, hetzij rechtstreeks, hetzij via de centrale gegevensbank van de eigen lidstaatDe consument en eventueel de zekerheidssteller wordent desgewenst onverwijld en kosteloos over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbank geïnformeerd.
3.
De uit hoofde van lid 1 verkregen persoonsgegevens mogen alleen worden verwerkt voor de beoordeling van de financiële situatie en de aflossingscapaciteit van de consument en de zekerheidssteller. Na de sluiting van de krediet- of zekerheidsovereenkomst of na weigering van de kredietaanvraag of de aangeboden zekerheid door de kredietgever worden bovengenoemde gegevens onmiddellijk vernietigd.
4.
In de centrale gegevensbank zoals bedoeld in lid 1 mogen ook krediet- en zekerheidsovereenkomsten worden geregistreerd.
31
NL
HOOFDSTUK IV SLUITING VAN INFORMATIE EN RECHTEN BETREFFENDE KREDIETOVEREENKOMSTEN
Artikel 9 Verantwoorde lening Wanneer de kredietgever een krediet- of zekerheidsovereenkomst sluit of het totale kredietbedrag of het gewaarborgde bedrag verhoogt, wordt hij geacht vooraf, met alle middelen waarover hij beschikt, te hebben nagegaan dat de consument en de eventuele zekerheidssteller redelijkerwijs in staat zullen zijn om hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst na te komen. Artikel 10 9 In krediet- en zekerheidsovereenkomsten te vermelden informatie 1.
Krediet- en zekerheidsovereenkomsten worden op papier of op een andere duurzame drager opgesteld. Alle contractanten, met inbegrip van de zekerheidssteller en de kredietbemiddelaar, krijgen een exemplaar van de kredietovereenkomst.De zekerheidssteller ontvangt een exemplaar van de zekerheidsovereenkomst. In dDe kredietovereenkomsten bevat informatie over de toegang vermeld of de contracterende consument toegang heeft tot buitengerechtelijke procedures voor de beslechting van geschillen klachten- en verhaalprocedures en zo ja, op welke wijze en de desbetreffende modaliteiten voor het geval de kredietgever of de kredietbemiddelaar aan een dergelijke procedure deelneemt.
2.
NL
In de kredietovereenkomst wordt op een duidelijke en beknopte wijze vermeld: a)
de namen en adressen van de contractanten en in voorkomend geval de naam en het adres van de betrokken kredietbemiddelaar;
b)
de duur van de kredietovereenkomst;
c)
het totale kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;
d)
de debetrentevoet, de voorwaarden die daarop van toepassing zijn, en, voorzover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de perioden, voorwaarden en procedures van variatie;
e)
het jaarlijks kostenpercentage en de totale kosten van het krediet voor de consument, berekend bij de sluiting van de kredietovereenkomst; alle voor de berekening van dit percentage gebruikte financiële gegevens en hypothesen moeten worden vermeld;
32
NL
NL
f)
het bedrag, het aantal en de periodiciteit van de te verrichten betalingen, zo mogelijk weergegeven in een betalingsschema;
g)
in geval van aflossing van het kapitaal van een kredietovereenkomst met vaste looptijd en rente, een overzicht van de te betalen bedragen en de betalingsperioden en -voorwaarden, in de vorm van een aflossingstabel; in de tabel wordt elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en, in voorkomend geval, bijkomende kosten;
h)
indien kosten en interesten worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, een overzicht van de betalingsperioden en -voorwaarden voor de debetrente en de recurrente en niet-recurrente bijkomende kosten;
i)
eventuele kosten voor het aanhouden van een rekening waarop zowel betalingen als kredietopnemingen worden geboekt, de eventuele kosten voor het gebruik van een betaalmiddel waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht, en andere kosten voor betalingsverrichtingen;
j)
een overzicht van de kosten naar grondslag en eventueel hoogte kostenelementen die niet in het jaarlijks kostenpercentage zijn opgenomen, maar die de kredietgever of kredietbemiddelaar bekend zijn en die de consument onder bepaalde omstandigheden verschuldigd is, met name de op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst geldende moratoriumrente alsmede de wijze van aanpassing ervan, reserveringscommissies,boetes, kosten of moratoire interesten in verband met een overschrijding van het totale kredietbedrag, en de kosten van niet-nakoming;
k)
de gevraagde zekerheden en verzekeringen;
l)
het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn en de procedure voor de uitoefening daarvan;
m)
informatie over de uit artikel 14 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan;
n)
het recht van vervroegde aflossing en de procedure die de consument moet volgen om van dit recht gebruik te maken, de procedure voor vervroegde aflossing en de eventueel daaruit voortvloeiende kosten, onder vermelding van het bedrag of de berekeningsmethode;
o)
de procedure voor de uitoefening van het recht van opzegging van de kredietovereenkomst;
b)
de in artikel 6, lid 2, vermelde gegevens. Het jaarlijks kostenpercentage en het totale percentage van de kredietgever worden bij de sluiting van de kredietovereenkomst berekend aan de hand van alle financiële gegevens en hypothesen die op de overeenkomst van toepassing zijn;
p)
in voorkomend geval, het gefinancierde goed of de gefinancierde dienst;
33
NL
g)
het recht van vervroegde aflossing en de procedure die de consument moet volgen om van dit recht gebruik te maken;
h)
de procedure die moet worden gevolgd om van het herroepingsrecht gebruik te maken.
In de onder c) bedoelde tabel wordt elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en, in voorkomend geval, bijkomende kosten. Indien, in het geval zoals bedoeld onder c), een nieuwe kredietopneming slechts na goedkeuring door de kredietgever mogelijk is, moet de kredietgever zijn besluit op papier of op een andere duurzame drager aan de consument mededelen en ter beschikking stellen, met vermelding van de gewijzigde gegevens zoals bedoeld in dit lid. Indien het bedrag van de onder e) bedoelde elementen nauwkeurig bekend is, wordt het vermeld. Zo niet moeten deze kostenelementen ten minste uit de kredietovereenkomst af te leiden zijn, met name door vermelding van een aan een referentie-index verbonden percentage, een berekeningswijze of een zo realistisch mogelijke schatting. In dat geval deelt de kredietgever de specificatie van deze kosten dadelijk en uiterlijk op het moment waarop ze worden toegepast, op papier of op een andere duurzame drager mede aan de consument. 3.
In de zekerheidsovereenkomst worden het maximale gewaarborgde bedrag en de kosten van niet-uitvoering zoals bedoeld in lid 2, onder e), van dit artikel vermeld.
3.
Bij een kredietovereenkomst waarbij de betalingen door de consument geen overeenkomstige aflossing van het totale kredietbedrag met zich meebrengen, maar dienen om het kapitaal gedurende de periodes en onder de voorwaarden zoals vastgesteld in de kredietovereenkomst of in de bijgevoegde overeenkomst te reconstitueren, moet de ingevolge lid 2 te verstrekken precontractuele informatie een duidelijke en beknopte vermelding bevatten dat dergelijke kredietovereenkomsten de aflossing van het totale uit hoofde van de kredietovereenkomst opgenomen kredietbedrag niet garanderen, tenzij een dergelijke garantie wordt gegeven. Artikel 14 10 Informatie over de debetrentevoet
NL
1.
De debetrentevoet is vast of variabel.
2.
Indien een of meer vaste debetrentevoeten zijn vastgesteld, zijn deze van toepassing op de in de kredietovereenkomst vastgestelde periode.
3.
De variabele rentevoet mag slechts worden gewijzigd op het einde van de in de kredietovereenkomst overeengekomen en vastgestelde perioden en in dezelfde mate als de overeengekomen index of referentierentevoet.
4.
De consument wordt op papier of op een andere duurzame drager periodiek van wijzigingen van de debetrentevoet in kennis gesteld.
34
NL
In deze kennisgeving worden het nieuwe jaarlijkse kostenpercentage, het nieuwe totale percentage van de kredietgever en de nieuwe aflossingstabel vermeld. Het nieuwe jaarlijkse kostenpercentage wordt overeenkomstig artikel 12, lid 3, berekend. Wanneer het om een belangrijke verandering van deze rentevoet gaat, wordt de consument daarvan onmiddellijk na de datum van die verandering in kennis gesteld. Artikel 21 11 Kredietovereenkomst in de vorm van een voorschot in rekening-courantkrediet of een debetrekening Indien een kredietovereenkomst wordt gesloten in de vorm van een voorschot in rekeningcourantkrediet of een debetrekening, wordt de consument regelmatig van zijn debetstand op de hoogte gebracht door een rekeningafschrift op papier of op een andere duurzame drager. Dit afschrift bevat de volgende informatie: a)
de periode waarop het rekeningafschrift slaat;
b)
de opgenomen bedragen en de datum van opneming;
c)
in voorkomend geval, het debetsaldo en de datum van het vorige afschrift;
d)
in voorkomend geval, het nieuwe debetsaldo;
d)
de datum en het bedrag van de verschuldigde kosten;
e)
de datum en het bedrag van de door de consument verrichte betalingen;
f)
de laatste overeengekomen debetrentevoet;
g)
het totale bedrag van de verschuldigde rente;
g)
in voorkomend geval, het minimaal te betalen bedrag;
h)
in voorkomend geval, het nieuwe debetsaldo;
j)
het nieuwe totale verschuldigde bedrag, met inbegrip van eventuele moratoire interesten en boetes.
Bovendien moet de consument tijdens de looptijd van de overeenkomst op papier of op een andere duurzame drager in kennis worden gesteld van wijzigingen van de debetrentevoet of van de kosten, en wel onmiddellijk na de datum van die verandering. Artikel 22 12 Kredietovereenkomsten voor onbepaalde tijd en langlopende overeenkomsten 1.
NL
Elk van de partijen kan de kredietovereenkomst voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van drie maanden normaal opzeggen door een voorafgaande kennisgeving op papier of op een andere duurzame drager in overeenstemming met volgens de in de kredietovereenkomst vermelde procedure en overeenkomstig de nationale wetgeving inzake bewijsvoering.
35
NL
2.
De kredietgever kan de consument zonder opzegtermijn het recht ontzeggen om op grond van een kredietovereenkomst voor onbepaalde tijd krediet op te nemen. De kredietgever stelt de consument op papier of op een andere duurzame drager onverwijld van dit besluit in kennis.
3.
Overeenkomsten met een vaste looptijd van meer dan drie jaar kunnen niet worden verlengd zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de consument. Artikel 11 13 Herroepingsrecht
1.
De consument beschikt over een termijn van veertien kalenderdagen om zijn goedkeuring van de kredietovereenkomst zonder opgave van redenen te herroepen. De termijn waarop een overeenkomst kan worden herroepen gaat in: a)
op de dag van sluiting van de kredietovereenkomst, of
b)
op de dag waarop de consument de voorwaarden en informatie ingevolge artikel 9, lid 2, ontvangt, als die dag later valt dan de onder a) bedoelde datum. op de dag waarop een exemplaar van de gesloten kredietovereenkomst aan de consument wordt bezorgd
2.
Voordat de consument gebruikmaakt van zijn herroepingsrecht, kan hij de kredietgever in kennis stellen van zijn voornemen om de kredietovereenkomst te herroepen. Deze informatie wordt verstrekt binnen een termijn van zeven kalenderdagen na ingang van de herroepingstermijn overeenkomstig lid 1.
3.
Indien de consument van zijn in lid 1 van dit artikel bedoelde herroepingsrecht gebruikmaakt, stelt hij de kredietgever vóór het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn en overeenkomstig de door de kredietgever ingevolge artikel 9, lid 2, onder l), verstrekte informatie hiervan zodanig in kennis dat dit volgens de nationale rechtsvoorschriften bewezen kan worden. De consument moet de herroeping vóór de afloop van de in lid 1 bedoelde termijn en overeenkomstig de nationale wetgeving inzake bewijsvoering aan de kredietgever mededelen. De termijn wordt geacht te zijn nageleefd indien de kennisgeving, op papier of op een andere duurzame drager waarover de kredietgever beschikt en waartoe hij toegang heeft, vóór het verstrijken van de termijn is verzonden.
4.
NL
Wanneer de consument ingevolge lid 2 van zijn herroepingsrecht gebruikmaakt, stelt de kredietgever hem op papier of op een andere duurzame drager in kennis van het terug te betalen geldbedrag en de over de periode van kredietopneming verschuldige debetrente.moet hij gelijktijdig de bedragen die hij uit hoofde van de kredietovereenkomst heeft ontvangen of de goederen die hij aldus heeft verkregen (voorzover de terbeschikkingstelling van de goederen in de kredietovereenkomst wordt geregeld), aan de kredietgever terugbezorgen.
36
NL
De verschuldigde debetrente wordt berekend aan de hand van het de overeengekomen jaarlijks kostenpercentagedebetrentevoet. Voor de uitoefening van het herroepingsrecht mogen geen andere vergoedingen worden aangerekend. De consument betaalt de kredietgever het geldbedrag dat hem ingevolge dit lid is medegedeeld. Eventuele voorschotten die de consument uit hoofde van de kredietovereenkomst heeft betaald, moeten dadelijk aan de consument worden terugbetaald. 5.
De leden 1 tot en met 4, 2 en 3 van dit artikel zijn niet van toepassing op kredietovereenkomsten: a)
die zijn gesloten via diensten van een beambte, mits de beambte bevestigt dat de consument de rechten uit hoofde van artikel 5, lid 2, en artikel 9, lid 2, geniet;kredietovereenkomsten die gepaard gaan met een hypotheek of een soortgelijke zekerheid, noch op woningkredietovereenkomsten
of b)
kredietovereenkomsten die zijn opgezegd uit hoofde van: i)
artikel 6 van Richtlijn 2002/65/EG[betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van Richtlijn 90/619/EEG van de Raad en de Richtlijnen 97/7/EG en 98/27/EG];
ii)
artikel 6, lid 4, van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad17;
iii)
artikel 7 van Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad18. Artikel 14 Gelieerde transacties
1.
Heeft de consument een contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst door een handelaar herroepen, dan is hij ook niet langer gebonden aan een daarmee gelieerde kredietovereenkomst.
2.
Wanneer:
17 18
NL
a)
de consument met het oog op de aankoop van goederen of het verkrijgen van diensten een kredietovereenkomst sluit met een andere persoon dan de leverancier;
b)
er tussen de kredietgever en de leverancier van de goederen of diensten een vooraf bestaand akkoord is op grond waarvan uitsluitend door die kredietgever aan klanten van die leverancier krediet beschikbaar wordt
PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19. PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83.
37
NL
gesteld voor het verwerven van goederen of diensten bij die leverancier; c)
de onder a) bedoelde consument zijn krediet verkrijgt krachtens dat vooraf bestaande akkoord;
d)
de onder de kredietovereenkomst vallende goederen of diensten niet worden geleverd of slechts gedeeltelijk worden geleverd of niet aan de voorwaarden van de leveringsovereenkomst voldoen;
e)
de consument de leverancier heeft aangesproken maar niet de genoegdoening heeft gekregen waarop hij recht heeft,
kan de consument rechten doen gelden jegens de kredietgever. De lidstaten bepalen in welke mate en onder welke voorwaarden die rechten kunnen worden uitgeoefend. 3.
De leden 1 en 2 laten nationale voorschriften volgens welke een kredietgever hoofdelijk aansprakelijk is voor eventuele vorderingen van de consument jegens de leverancier onverlet wanneer de aanschaf van de goederen of diensten bij de leverancier gefinancierd is door middel van een kredietovereenkomst. Artikel 16 15 Vervroegde aflossing
1.
De consument heeft het recht om te allen tijde volledig of gedeeltelijk vervroegd aan zijn verplichtingen uit hoofde van een kredietovereenkomst te voldoen. In dergelijke gevallen heeft hij recht op een billijke verlaging van de totale kredietkosten.
2.
De kredietgever mag slechts een billijke en objectieve vergoeding voor een vervroegde aflossing aanrekenen volgens het bedrag of de berekeningsmethode die in de kredietovereenkomst worden genoemd.indien deze objectief en billijk is en op grond van actuariële beginselen berekend is Door de kredietgever mag echter geen vergoeding worden aangerekend: a)
voor kredietovereenkomsten waarbij de periode voor de berekening van de debetrente minder dan een jaar bedraagt;
b)
indien aflossing is geschied uit hoofde van een verzekeringscontract dat bedoeld is om een conventionele kredietaflossingsgarantie te bieden.
c)
voor kredietovereenkomsten waarbij kosten en rente worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, met uitzondering van kredietovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 20. Artikel 17 16 Overdracht van rechten
Wanneer de rechten van die een kredietgever uit hoofde van een krediet- of zekerheidsovereenkomst of de overeenkomst zelf heeft, aan een derde worden overgedragen,
NL
38
NL
kaunnen de consument en de eventuele zekerheidssteller jegens de nieuwe houder van de schuldvorderingen uit hoofde van de overeenkomst dezelfde excepties en verweermiddelen doen gelden die hemn jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, met inbegrip van schuldvergelijking, mits deze in de betrokken lidstaat is toegestaan. De consument moet worden geïnformeerd wanneer de kredietovereenkomst aan een derde partij is overgedragen, behalve wanneer de overdracht louter voor effectiseringsdoeleinden plaatsvindt en de oorspronkelijke kredietgever in overleg met de nieuwe houder van de schuldvorderingen tegenover de consument nog als kredietgever optreedt. Artikel 18 Verbod op het gebruik van wisselbrieven en andere stukken Het is de kredietgever en de houder van de schuldvorderingen uit hoofde van de krediet- of zekerheidsovereenkomst verboden om de consument of de zekerheidssteller te vragen of voor te stellen om de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van bovengenoemde overeenkomst te garanderen met een wisselbrief of een orderbriefje. Het is ook verboden om de consument een cheque te doen tekenen om de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag te garanderen. Artikel 25 17 Overschrijding van het totale kredietbedrag en stilzwijgend toegestane debetstand 1.
In geval van toegestane tijdelijke overschrijding van het totale kredietbedrag of stilzwijgend toegestane debetstand deelt de kredietgever dadelijk het bedrag van de overschrijding of de debetstand en de betreffende debetrentevoet op papier of op een andere duurzame drager mede aan de consument. Er mogen geen boetes, kosten of moratoire interesten worden aangerekend.
1.
In geval van een aanzienlijke overschrijding van het totale kredietbedrag gedurende langer dan een maand brengt de kredietgever de consument onverwijld op papier of op een andere duurzame drager op de hoogte van:
2.
NL
a)
de overschrijding van het totale kredietbedrag;
b)
bij niet-toegestane debetstand brengt de kredietgever de consument op de hoogte van het bedrag in kwestie;
c)
de debetrentevoet; en
d)
de eventuele boetes, kosten of moratoire interesten.
Aanzienlijke overschrijdingen van het totale kredietbedrag of debetstanden zoals bedoeld in dit artikelgedurende langer dan drie maanden moeten worden geregulariseerd, zo nodig door een nieuwe kredietovereenkomst met een hoger totaal kredietbedrag.
39
NL
HOOFDSTUK V JAARLIJKS KOSTENPERCENTAGE EN DEBETRENTEVOET
Artikel 12 18 Berekening van het jJaarlijks kostenpercentage 1.
Het jaarlijks kostenpercentage maakt de contante waarden van alle tussen de kredietgever en de consument overeengekomen of overeen te komen verbintenissen (kredietopnemingen, aflossingen en kosten) op jaarbasis gelijk en wordt berekend volgens de wiskundige formule van bijlage I. In bijlage II worden ter indicatie verscheidene berekeningsvoorbeelden gegeven.
2.
Om het jaarlijkse kostenpercentage te berekenen, bepaalt men de totale kosten van het krediet voor de consument, met uitzondering van de kosten die de consument moet betalen wegens niet-naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verplichting en andere kosten dan de aankoopprijs die de consument bij aankoop van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien de aankoop contant wordt betaald. Kosten voor het beheer van een rekening waarop zowel betalingen als kredietopnemingen worden geboekt, kosten voor het gebruik van een kaart of een ander betaalmiddel waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht, en andere kosten voor betalingsverrichtingen in het algemeen worden in de totale kosten van het krediet voor de consument meegerekend, behalve indien deze kosten facultatief zijn en duidelijk en afzonderlijk in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst zijn vastgesteld. Kosten van verzekeringspremies worden in de totale kosten van het krediet opgenomen indien de verzekering bij het sluiten van de kredietovereenkomst wordt afgesloten.
3.
Bij de berekening van het jaarlijks kostenpercentage wordt uitgegaan van de hypothese dat de kredietovereenkomst voor de overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomen binnen de in de kredietovereenkomst overeengekomen termijnen en op de overeengekomen data.
4.
Bij kredietovereenkomsten waarin clausules zijn opgenomen op grond waarvan de debetrentevoet die deel uitmaakt van het jaarlijkse kostenpercentage maar bij de berekening daarvan niet kan worden gekwantificeerd, kan worden gewijzigd, wordt bij de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage uitgegaan van de hypothese dat de rentevoet en de overige kosten vast blijven en tot de afloop van de kredietovereenkomst van toepassing zijn.
5.
Zo nodig kan voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage worden uitgegaan van de volgende hypothesen: a)
NL
indien de consument uit hoofde van de kredietovereenkomst vrij kan kiezen
40
NL
hoeveel krediet hij opneemt, wordt verondersteld dat het totale kredietbedrag onmiddellijk volledig wordt opgenomen;
6.
b)
indien er geen aflossingsschema is vastgesteld en dit ook niet kan worden afgeleid uit de bepalingen van de kredietovereenkomst en de wijze waarop het verleende krediet wordt betaald, wordt de krediettermijn geacht één jaar te zijn;
c)
indien in de kredietovereenkomst verscheidene aflossingsdata worden vermeld, wordt het krediet, tenzij anders wordt bepaald, ter beschikking gesteld en worden de aflossingen verricht op de eerstkomende van deze data.;
Indien een kredietovereenkomst in de vorm van een huurovereenkomst met koopoptie wordt opgesteld en indien de koopoptie uit hoofde van deze overeenkomst op verschillende tijdstippen kan worden uitgeoefend, wordt het jaarlijks kostenpercentage voor elk van deze tijdstippen berekend. Indien de restwaarde niet kan worden vastgesteld, wordt het gehuurde goed lineair afgeschreven zodat de waarde ervan na afloop van de normale, in de kredietovereenkomst vastgestelde huurtijd nul bedraagt.
7.
Indien uit hoofde van de kredietovereenkomst vóór of bij de sluiting van de overeenkomst een spaartegoed wordt opgebouwd en indien de debetrentevoet naar gelang van dit spaartegoed wordt vastgesteld, wordt het jaarlijks kostenpercentage overeenkomstig bijlage III berekend. Artikel 13 Totaal percentage van de kredietgever
1.
Om het totale percentage van de kredietgever te berekenen, bepaalt men de bedragen die de kredietgever ontvangt, met uitzondering van kosten die de consument moet betalen wegens niet-naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verplichting en andere kosten dan de aankoopprijs die de consument bij aankoop van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien de aankoop contant wordt betaald.
2.
Kosten voor het beheer van een rekening waarop zowel betalingen als kredietopnemingen worden geboekt, kosten voor het gebruik van een kaart of een ander betaalmiddel waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht, en kosten voor betaalverrichtingen in het algemeen worden als door de kredietgever ontvangen bedragen beschouwd, behalve indien deze kosten duidelijk en afzonderlijk in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst zijn vastgesteld.
3.
De volgende door de kredietgever ontvangen bedragen worden niet in de berekening van het totale percentage van de kredietgever opgenomen: a) kosten voor bijkomende diensten van de kredietgever of een andere dienstverlener, die de consument vrij kan kiezen; b) kosten die de consument bij de sluiting van de kredietovereenkomst worden aangerekend door iemand anders dan de kredietgever, met name de notaris, de
NL
41
NL
belastingsdiensten, de kredietbemiddelaar en de hypotheekbewaarder, en in het algemeen kosten die worden aangerekend door de voor registratie en zekerheden bevoegde overheidsdiensten. 4.
NL
Het totale percentage van de kredietgever wordt vastgesteld volgens de berekeningswijzen en hypothesen in artikel 12, leden 3 tot en met 7, en de bijlagen I en II.
42
NL
HOOFDSTUK VI ONEERLIJKE BEDINGINGEN
Artikel 15 Oneerlijke bedingingen Onverminderd de toepassing van Richtlijn 93/13/EEG op de gehele kredietovereenkomst, worden bedingen in een krediet- of zekerheidsovereenkomst in de zin van bovengenoemde richtlijn als oneerlijk beschouwd indien zij:
NL
a)
de consument als voorwaarde voor kredietopneming verplichten om geleende of toegezegde bedragen geheel of gedeeltelijk in onderpand te geven of ze geheel of gedeeltelijk te gebruiken voor de vorming van een deposito of voor de aankoop van effecten of andere financiële instrumenten, tenzij de consument voor dit onderpand, deze aankoop of dit deposito een rentevoet krijgt die gelijk is aan het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage;
b)
de consument bij de sluiting van een kredietovereenkomst verplichten om een andere overeenkomst te sluiten met de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde persoon, tenzij de daaraan verbonden kosten in de totale kosten van het krediet zijn opgenomen;
c)
andere contractuele kosten en vergoedingen dan de debetrentevoet doen variëren;
d)
regels voor de variabiliteit van de rentevoet invoeren die discriminerend zijn ten opzichte van de consument;
e)
de debetrentevoet doen variëren volgens een systeem dat geen betrekking heeft op de aanvankelijke, bij de sluiting van de kredietovereenkomst aangeboden nettodebetrentevoet en dat geen rekening houdt met eventuele kortingen of andere voordelen;
c)
de consument verplichten om de restwaarde of, in het algemeen, de laatste aflossing van een kredietovereenkomst ter financiering van de aankoop van een roerend goed of een dienst bij dezelfde kredietgever te herfinancieren.
43
NL
HOOFDSTUK VII UITVOERING VAN DE KREDIETOVEREENKOMST Artikel 18 Verbod op het gebruik van wisselbrieven en andere stukken Het is de kredietgever en de houder van de schuldvorderingen uit hoofde van de krediet- of zekerheidsovereenkomst verboden om de consument of de zekerheidssteller te vragen of voor te stellen om de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van bovengenoemde overeenkomst te garanderen met een wisselbrief of een orderbriefje. Het is ook verboden om hen een cheque te doen tekenen om de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag te garanderen. Artikel 19 Gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid
NL
1.
De lidstaten dragen er zorg voor dat het bestaan van een kredietovereenkomst op geen enkele wijze afbreuk doet aan de rechten van de consument jegens de leverancier van goederen of diensten die door middel van een dergelijke overeenkomst zijn aangekocht, indien de goederen of diensten niet worden geleverd of om andere redenen niet aan de voorwaarden van de betreffende overeenkomst voldoen.
2.
Indien de leverancier van goederen of diensten als kredietbemiddelaar is opgetreden, zijn de kredietgever en de leverancier hoofdelijk verplicht om de consument schadeloos te stellen indien de goederen of de diensten waarvan de aankoop door de kredietovereenkomst is gefinancierd, niet worden geleverd, slechts gedeeltelijk worden geleverd of niet aan de voorwaarden van de betreffende overeenkomst voldoen.
44
NL
HOOFDSTUK VIII BIJZONDERE KREDIETOVEREENKOMSTEN
Artikel 20 Kredietovereenkomst met reconstitutie van het kapitaal
NL
1.
Indien de betalingen door de consument geen overeenkomstige aflossing van het totale kredietbedrag met zich brengen, maar dienen om het kapitaal gedurende de periodes en onder de voorwaarden zoals vastgesteld in de kredietovereenkomst te reconstitueren, moet het kapitaal worden gereconstitueerd door middel van een bij de kredietovereenkomst gevoegde overeenkomst.
2.
Deze bijgevoegde overeenkomst moet de aflossing van het totale opgenomen kredietbedrag zonder voorbehoud garanderen. Indien de reconstituerende derde zijn verplichtingen niet nakomt, neemt de kredietgever het risico op zich.
3.
De betalingen, premies en recurrente en niet-recurrente kosten die de consument uit hoofde van deze bijgevoegde overeenkomst verschuldigd is, maken, samen met de rente en de kosten van de kredietovereenkomst, de totale kosten van het krediet uit. Het jaarlijks kostenpercentage en het totale percentage van de kredietgever wordt berekend op basis van alle verbintenissen die de consument aangaat.
45
NL
HOOFDSTUK VII UITVOERING VAN EEN ZEKERHEIDSOVEREENKOMST
Artikel 23 Uitvoering van een zekerheidsovereenkomst
NL
1.
Een zekerheidssteller kan slechts voor een periode van drie jaar een zekerheidsovereenkomst sluiten ter waarborging van de terugbetaling van een kredietovereenkomst voor onbepaalde tijd. Na afloop van deze periode kan de zekerheid alleen met de uitdrukkelijke goedkeuring van de zekerheidssteller worden verlengd.
2.
De kredietgever kan de zekerheidssteller slechts rechtstreeks aanspreken indien de consument niet aan zijn aflossingsverplichtingen voldoet en binnen een termijn van drie maanden na de ingebrekestelling nog steeds niet heeft betaald. De zekerheidssteller moet op de hoogte worden gesteld zodra de consument een ingebrekestelling is toegezonden.
3.
Het gewaarborgde bedrag mag slechts bestaan uit het nog verschuldigde saldo van het totale kredietbedrag en de achterstallen uit hoofde van de kredietovereenkomst, exclusief andere in de kredietovereenkomst vastgestelde vergoedingen of boetes.
46
NL
HOOFDSTUK X NIET-UITVOERING VAN DE KREDIETOVEREENKOMST
Artikel 24 Ingebrekestelling en invorderbaarheid 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat a)
kredietgevers, hun gevolmachtigden en iedereen die de nieuwe houder is van schuldvorderingen uit hoofde van een krediet- of zekerheidsovereenkomst, in geval van niet-uitvoering van de overeenkomst geen bovenmatige maatregelen nemen om hun schuldvorderingen te innen;
b)
de kredietgever slechts de onmiddellijke terugbetaling van de nog te vervallen bedragen kan eisen of een ontbindende voorwaarde kan aanvoeren na voorafgaande ingebrekestelling waarin de consument of de eventuele zekerheidssteller wordt verzocht om zijn contractuele verplichtingen binnen een redelijke termijn na te komen of om een schuldherschikking te vragen.
c)
de kredietgever de kredietopnemingen slechts mag opschorten indien hij zijn besluit motiveert en het onverwijld aan de consument mededeelt;
d) de consument en de zekerheidssteller het recht hebben om in geval van nietuitvoering van hun verplichtingen of van vervroegde aflossing, desgevraagd dadelijk een gratis en gedetailleerde afrekening te krijgen aan de hand waarvan zij de verschuldigde kosten en rente kunnen controleren. 2.
Een ingebrekestelling zoals bedoeld in lid 1, onder b), is niet nodig: a) in geval van manifeste fraude, aan te tonen door de kredietgever of de nieuwe houder van de schuldvordering; b) indien de consument het gefinancierde goed vervreemdt alvorens het totale kredietbedrag is afgelost of indien hij het gebruikt voor een doeleinde dat in strijd is met de bedingen van de kredietovereenkomst, indien de kredietgever of de nieuwe houder van de schuldvordering een preferente vordering, een eigendomsrecht of een voorbehoud van eigendomsrecht op het gefinancierde goed heeft, mits de consument daarvan vóór de sluiting van de kredietovereenkomst in kennis gesteld is. Artikel 26 Terugneming van goederen
Bij kredietovereenkomsten voor de aankoop van goederen stellen de lidstaten vast onder welke voorwaarden goederen mogen worden teruggenomen. Indien de consument geen uitdrukkelijke toestemming geeft wanneer de kredietgever de goederen terugneemt en indien hij reeds een derde van het totale kredietbedrag heeft afgelost, kunnen de gefinancierde goederen alleen via een gerechtelijke procedure worden teruggenomen.
NL
47
NL
Voorts zien de lidstaten erop toe dat wanneer de kredietgever de goederen terugneemt, de afrekening tussen de partijen zo geschiedt dat de terugneming niet leidt tot een ongerechtvaardigde verrijking. Artikel 27 Invordering
NL
1.
Natuurlijke personen of rechtspersonen die als hoofd- of nevenactiviteit en buiten een gerechtelijke procedure schulden uit hoofde van een krediet- of zekerheidsovereenkomst innen of daarbij bemiddelen, mogen de consument of de zekerheidssteller voor hun optreden geen enkele directe of indirecte betaling of vergoeding van welke aard ook vragen, tenzij deze betaling of vergoeding uitdrukkelijk in de krediet- of zekerheidsovereenkomst is overeengekomen.
2.
Bij het incasseren van schulden uit hoofde van zekerheidsovereenkomst zijn de volgende methoden verboden:
een
krediet-
of
a)
documenten waarvan de presentatie ten onrechte doet geloven dat het gaat om documenten van een gerechtelijke instantie of een schuldbemiddelingsinstantie;
b)
schriftelijke mededelingen die onjuiste informatie over de gevolgen van wanbetaling bevatten;
c)
niet-toegestane terugneming van goederen, zonder gerechtelijke procedure of zonder uitdrukkelijke toestemming zoals bedoeld in artikel 26;
d)
vermeldingen op enveloppen waaruit blijkt dat de brief incasso van schulden betreft;
e)
inning van niet in de krediet- of zekerheidsovereenkomst vastgestelde kosten;
f)
benadering van de buren, de familie of de werkgever van de consument of de zekerheidssteller, met name het verstrekken of vragen van informatie over de kredietwaardigheid van de consument of de zekerheidssteller, afgezien van handelingen in het kader van door de lidstaten vastgestelde wettelijke beslagleggingsprocedures;
g)
het fysiek of moreel lastigvallen van de consument of de zekerheidssteller;
h)
incasso van verjaarde schulden.
48
NL
HOOFDSTUK VI REGISTRATIE EN RECHTSPOSITIE VAN EN TOEZICHT OP KREDIETGEVERS EN KREDIETBEMIDDELAARS
Artikel 28 19 Controle op kredietgevers en kredietbemiddelaars 1.
De lidstaten zien erop toe dat kredietgevers en kredietbemiddelaars zich laten registreren. De verplichting om zich te laten registreren is niet van toepassing op kredietbemiddelaars voor wie een kredietgever of kredietbemiddelaar zich krachtens zijn eigen registratie aansprakelijk stelt. Deze overdracht moet in de verkoopruimte van de van registratie vrijgestelde kredietbemiddelaar worden aangekondigd. De lidstaten zien erop toe dat een van de financiële instellingen onafhankelijke instelling of officiële instantie toezicht houdt op de werkzaamheden van kredietgevers en kredietbemiddelaars, of deze regelt.
2.
3.
De lidstaten zien erop toe dat een van de financiële instellingen onafhankelijke instelling of officiële instantie toezicht houdt op de werkzaamheden van kredietgevers en kredietbemiddelaars, of deze regelt. a)
zien erop toe dat een instelling of officiële instantie toezicht houdt op de werkzaamheden van kredietgevers en kredietbemiddelaars;
b)
richten instanties op waar klachten kunnen worden ingediend over krediet- en zekerheidsovereenkomsten en de daaraan verbonden voorwaarden en waar consumenten en zekerheidsstellers daarover informatie en advies kunnen inwinnen.
De lidstaten mogen bepalen dat registratie zoals bedoeld in lid 1, eerste alinea, van dit artikel niet nodig is indien de kredietgever of de kredietbemiddelaar een kredietinstelling is in de zin van artikel 1, punt 1, van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad19 en overeenkomstig de bepalingen van die richtlijn is erkend. Indien een kredietgever of kredietbemiddelaar gelijktijdig overeenkomstig lid 1, eerste alinea, is geregistreerd en overeenkomstig Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad is erkend, en indien laatstgenoemde erkenning later wordt ingetrokken, wordt de bevoegde instantie die de kredietgever of kredietbemiddelaar heeft geregistreerd, daarvan in kennis gesteld. Deze instantie besluit hetzij dat de kredietgever of kredietbemiddelaar krediet mag blijven verlenen of bij de verlening van krediet mag blijven bemiddelen, hetzij dat zijn registratie wordt geschrapt.
19
NL
PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1.
49
NL
Artikel 29 20 Verplichtingen van kredietbemiddelaars De lidstaten zien erop toe dat de kredietbemiddelaar:
NL
a)
in zijn reclame en in voor zijn cliënten bestemde documenten de omvang van zijn volmacht vermeldt, en met name of hij exclusief met één of meer kredietgevers werkt of als onafhankelijk makelaar werkt;
b)
alle aangezochte kredietgevers het totale kredietbedrag mededeelt van de andere kredietaanbiedingen die hij gedurende de laatste twee maanden vóór de sluiting van de kredietovereenkomst voor dezelfde consument of zekerheidssteller heeft gevraagd of ontvangen;
b)
geen directe of indirecte vergoeding, van welke aard ook, ontvangt van de consument die hem heeft gevraagd te bemiddelen, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: i)
het bedrag van de vergoeding wordt in de kredietovereenkomst tussen de consument en de kredietbemiddelaar op papier of op een andere duurzame drager overeengekomenvermeld;
ii)
de kredietbemiddelaar wordt niet door de kredietgever vergoed;
iii)
de kredietovereenkomst waarvoor hij heeft bemiddeld, is rechtsgeldig gesloten;
iv)
de kredietbemiddelaar deelt de kredietgever de hoogte van de vergoeding mede voor de berekening van het jaarlijks kostenpercentage.
50
NL
HOOFDSTUK VII UITVOERINGSMAATREGELEN
Artikel 30 21 Harmonisatie, wederzijdse erkenning en dwingend karakter van de richtlijnVolledige harmonisatie en dwingende aard van de bepalingen van de richtlijn 1.
In zoverre deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, mogen de lidstaten geen andere bepalingen handhaven of vaststellen dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld. behalve wat betreft: a)
de registratie van krediet- en zekerheidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 8, lid 4;
b)
de bepalingen betreffende de bewijslast zoals bedoeld in artikel 33.
2.
Bij de tenuitvoerlegging en toepassing van artikel 5, leden 1, 2 en 5, artikel 13, artikel 14, leden 1 en 2, en de artikelen 15, 17, 19 en 20, en onverminderd de noodzakelijke en evenredige maatregelen die de lidstaten op grond van de openbare orde mogen nemen, leggen de lidstaten geen beperkingen op aan de activiteiten van kredietgevers die in een andere lidstaat gevestigd zijn en die overeenkomstig deze richtlijn in het kader van de vrijheid van vestiging of het vrij verrichten van diensten op hun grondgebied werkzaam zijn.
3.
De lidstaten zien erop toe dat krediet- en zekerheidsovereenkomsten niet ten nadele van de consument en de zekerheidssteller afwijken van de bepalingen van het nationale recht die uitvoering geven aan of overeenstemmen met deze richtlijn.
4.
De lidstaten zien er verder op toe dat de bepalingen die zij ter uitvoering van deze richtlijn vaststellen, niet kunnen worden omzeild door overeenkomsten een bijzondere vorm te geven, met name door kredietopnemingen of kredietovereenkomsten die onder deze richtlijn vallen, op te nemen in kredietovereenkomsten die, door de aard of het doel ervan, niet onder deze richtlijn vallen.
5.
De lidstaten zien erop toe dat de consument en de zekerheidssteller geen afstand kaunnen doen van de rechten die hemun krachtens deze richtlijn worden toegekend.
6.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om erop toe te zien dat, indien de kredietovereenkomst in nauw verband staat met het grondgebied van een of meer lidstaten, de consument en de zekerheidssteller de bescherming van deze richtlijn niet wordt ontzegd doordat de wetgeving van een derde land wordt gekozen om de kredietovereenkomst te regelen. Artikel 31 22 Sancties
De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die gelden voor overtredingen van de
NL
51
NL
ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Indien de kredietgever de bepalingen betreffende verantwoorde leningen niet naleeft, kunnen de sancties er met name in bestaan dat de kredietgever rente en kosten verliest en dat de consument het recht behoudt om het totale kredietbedrag in termijnen af te lossen. De lidstaten delen deze bepalingen uiterlijk op de in artikel 24 genoemde datum [twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] aan de Commissie mede en delen eventuele latere wijzigingen zo vlug mogelijk mede. Artikel 32 23 Buitengerechtelijke beslechting van geschillen De lidstaten zien erop toe dat er adequate en efficiënte klachten- en verhaalprocedures worden ingesteld voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen betreffende krediet- en zekerheidsovereenkomsten. Eventueel kan daartoe een beroep worden gedaan op bestaande instanties. De lidstaten sporen die instanties voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen ertoe aan, samen te werken om ook grensoverschrijdende geschillen over krediet- en zekerheidsovereenkomsten op te lossen. Artikel 33 Bewijslast De lidstaten mogen bepalen dat de bewijslast betreffende de naleving van de verplichtingen van de kredietgever en de kredietbemiddelaar inzake informatieverstrekking aan de consument, de instemming van de consument met de sluiting en de uitvoering van de overeenkomst, alsook de betaling van de activiteiten van de kredietbemiddelaar, bij de kredietgever of de kredietbemiddelaar kan liggen. Contractuele bedingen waarbij de bewijslast betreffende de naleving door de kredietgever of de eventuele kredietbemiddelaar van het geheel of een deel van hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn bij de consument of de eventuele zekerheidssteller ligt, zijn oneerlijke bedingen in de zin van Richtlijn 93/13/EEG. Artikel 34 Bestaande overeenkomsten
NL
1.
Deze richtlijn is niet van toepassing op kredietovereenkomsten die op de datum van inwerkingtreding van de nationale omzettingsmaatregelen reeds lopen, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 22, artikel 23, leden 1 en 2, de artikelen 24 tot en met 27 en de artikelen 30 tot en met 35. Artikel 9 is van toepassing indien het totale kredietbedrag of het gewaarborgde bedrag wordt verhoogd na de inwerkingtreding van de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn.
2.
Bij krediet- en zekerheidsovereenkomsten die op de datum van inwerkingtreding van de nationale omzettingsmaatregelen reeds lopen, moet de in artikel 10 bedoelde aflossingstabel dadelijk gratis aan de consument worden bezorgd indien zich een van de volgende situaties voordoet:
52
NL
3.
a)
opzegging van de kredietovereenkomst of afloop van de termijn;
b)
betalingsachterstand.
De lidstaten zien erop toe dat kredieten zekerheidsovereenkomsten voor onbepaalde duur die op de datum van inwerkingtreding van de nationale omzettingsmaatregelen lopen, uiterlijk op [...] [twee jaar na afloop van de omzettingstermijn] worden vervangen door nieuwe overeenkomsten die in overeenstemming zijn met deze richtlijn. Artikel 35 24 Omzetting
1.
De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en publiceren deze uiterlijk op [datum invullen] [uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn]. Zij stellen delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. daarvan onmiddellijk in kennis Zij passen die bepalingen toe met ingang vanaf [datum invullen] [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn]. Wanneer de lidstaten dieze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
NL
2.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
3.
De Commissie herziet om de vijf jaar, en voor het eerst [vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] de in deze richtlijn genoemde drempels om deze te beoordelen in het licht van de economische ontwikkelingen in de Gemeenschap en de situatie op de markt in kwestie. De resultaten van de herziening worden aan het Europees Parlement en de Raad bekend gemaakt, eventueel vergezeld van een voorstel tot wijziging van de drempels.
53
NL
HOOFDSTUK VIII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 36 25 Intrekking Richtlijn 87/102/EEG wordt met ingang van de datum van afloop van de omzettingsperiode van deze richtlijn [datum invullen] ingetrokken. Artikel 34 26 Overgangsmaatregelen 1.
Deze richtlijn is niet van toepassing op kredietovereenkomsten die op de datum van inwerkingtreding van de nationale omzettingsmaatregelen reeds lopen, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 22, artikel 23, leden 1 en 2, de artikelen 24 tot en met 27 en de artikelen 30 tot en met 35 kredietovereenkomsten voor onbepaalde tijd.
2.
De lidstaten zien erop toe dat kredietovereenkomsten voor onbepaalde tijd die op de datum van inwerkingtreding van de nationale omzettingsmaatregelen lopen, uiterlijk op [datum invullen] [twee jaar na afloop van de omzettingstermijn] door middel van een door de kredietgever aan de consument toegezonden addendum bij de kredietovereenkomst aan de eisen van deze richtlijn worden aangepastworden vervangen door nieuwe overeenkomsten die in overeenstemming zijn met deze richtlijn. Artikel 15 27 Wijziging van Richtlijn 93/13/EEG
In de bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG wordt het volgende punt 3 toegevoegd: ‘3. Bedingen in een kredietovereenkomst zoals omschreven in artikel 2, onder c), van Richtlijn …/…/EG van het Europees Parlement en de Raad [betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet]20 die tot doel of tot gevolg hebben: a) de consument als voorwaarde voor kredietopneming te verplichten om geleende of toegezegde bedragen geheel of gedeeltelijk in onderpand te geven of ze geheel of gedeeltelijk te gebruiken voor de vorming van een deposito of voor de aankoop van effecten of andere financiële instrumenten, tenzij de consument voor dit onderpand, deze aankoop of dit deposito een rentevoet krijgt die ten minste gelijk is aan het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage;
20
NL
PB L […] van dd/mm/jjjj, blz. […].
54
NL
b)
de consument bij de sluiting van een kredietovereenkomst te verplichten om een andere overeenkomst te sluiten met de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde persoon, tenzij de daaraan verbonden kosten in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn opgenomen;
c)
de consument te verplichten om de restwaarde of, in het algemeen, de laatste aflossing van een kredietovereenkomst ter financiering van de aankoop van een roerend goed of een dienst bij dezelfde kredietgever te herfinancieren. Artikel 37 28 Inwerkingtreding en toepassing
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese UnieGemeenschappen. Met betrekking echter tot de artikelen 15 en 17 is artikel 21, lid 2, van toepassing vanaf [datum invoegen] [zes jaar na de in artikel 24 bedoelde datum]. Artikel 38 29 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement De Voorzitter
NL
Voor de Raad De Voorzitter
55
NL
BIJLAGE De basisvergelijking die de gelijkwaardigheid van de kredietopnemingen enerzijds en de aflossingen en betalingen anderzijds weergeeft De basisvergelijking ter definitie van het jaarlijks kostenpercentage (JKP) geeft de gelijkheid weer tussen de som van de geactualiseerde waarden van de kredietopnemingen enerzijds, en de som van de geactualiseerde waarden van de aflossingen en betalingen anderzijds: m
∑ C k (1 + X ) k =1
−t k
m'
= ∑ Dl (1 + X )
− sl
l =1
waarin:X
= het JKP
-
M
= het volgnummer van de laatste kredietopneming;
-
K
= het volgnummer van een kredietopneming, waarbij 1 = k = m;
Ck
= het bedrag van kredietopneming nummer k;
tk
= het tijdsinterval, uitgedrukt in jaren en fracties van jaren, tussen de datum van de eerste kredietopneming en de datum van elke kredietopneming, waarbij t1 = 0;
m’
= het volgnummer van de laatste aflossing of betaling;
l
= het volgnummer van een aflossing of betaling;
Dl
= het bedrag van een aflossing of betaling;
sl
= het tijdsinterval, uitgedrukt in jaren en fracties van jaren, tussen de datum van de eerste kredietopneming en de datum van elke aflossing of betaling.
-
Opmerkingen
NL
a)
De door beide partijen op diverse tijdstippen betaalde bedragen zijn niet noodzakelijk gelijk en worden niet noodzakelijk met gelijke tussenpozen betaald.
b)
De aanvangsdatum is die van de eerste kredietopneming.
c)
Het verschil tussen de data die bij de berekeningsmethoden worden gebruikt, wordt uitgedrukt in jaren of fracties van jaren. Een jaar wordt geacht 365 dagen (voor schrikkeljaren 366 dagen), 52 weken of twaalf gelijke maanden te tellen. Een gelijke maand wordt geacht 30,41666 dagen te tellen (d.w.z. 365/12), zowel voor gewone jaren als schrikkeljaren.
d)
De uitkomst van de berekening wordt tot op de eerste decimaal nauwkeurig weergegeven. Als de volgende decimaal groter is dan of gelijk is aan 5, wordt de eerste decimaal met 1 vermeerderd.
56
NL
e)
De vergelijking kan met slechts één sommatie worden herschreven aan de hand van het begrip flux (Ak). De flux is positief of negatief, d.w.z. wordt gedurende de periodes 1 tot en met k respectievelijk betaald of ontvangen, en wordt uitgedrukt in jaren: n
S = ∑ Ak (1 + X ) k , −t
k =1
S
f)
NL
is het saldo van de geactualiseerde flux en bedraagt nul indien de flux gelijkwaardig is.
De lidstaten zorgen ervoor dat de gebruikte berekeningsmethoden hetzelfde resultaat opleveren als de voorbeelden in de bijlagen II en III.
57
NL
BIJLAGE II Voorbeelden van berekeningen van het jaarlijks kostenpercentage
Opmerkingen vooraf Tenzij anders aangegeven, wordt bij alle voorbeelden verondersteld dat het totale kredietbedrag in één keer wordt opgenomen en aan de consument ter beschikking wordt gesteld bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Zoals reeds vermeld, wordt er namelijk uitgegaan van de hypothese dat indien de consument uit hoofde van de kredietovereenkomst vrij kan kiezen hoeveel krediet hij opneemt, het totale kredietbedrag onmiddellijk volledig wordt opgenomen. Sommige lidstaten hebben voor een effectief percentage en een overeenkomstige omrekeningsmethode gekozen om de debetrentevoet weer te geven. Op die manier wordt voorkomen dat de termijnen op ontelbare verschillende wijzen worden berekend en dat verschillende "pro rata temporis"-regels worden gebruikt die nog weinig met een lineair tijdsverloop te maken hebben. Andere lidstaten gebruiken een nominale periodieke rente en een proportionele omrekeningsmethode. Deze richtlijn betreft alleen de vermelding van de gebruikte rentevoet; de effectieve percentages worden afzonderlijk van een eventuele reglementering van de debetrentevoeten beschouwd. In de voorbeelden in deze bijlage wordt vermeld welke methode is gebruikt. Voorbeeld 1 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt € 6 000,00. Het wordt afgelost in 4 vaste jaarlijkse termijnen van €1 852,00. De vergelijking wordt: 1− 6000 = 1852.
1
(1 + X )4 X
of 6000 = 1852
1 1 1 + 1852 + .......... + 1852 1 2 (1 + X ) 4 (1 + X ) (1 + X )
De uitkomst is X = 9,00000%, d.w.z. een JKP van 9,0%. Voorbeeld 2 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt €6 000,00. Het wordt afgelost in 48 vaste maandelijkse termijnen van € 149,31. De vergelijking wordt: 1− 6000 = 149,31
NL
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 48
(1 + X )1 / 12 − 1
58
NL
of 6000 = 149,31
1 1 1 + 149,31 + .......... + 149,31 1 / 12 2 / 12 (1 + X ) 48 / 12 (1 + X ) (1 + X )
De uitkomst is X = 9,380593 %, d.w.z. een JKP van 9,4 %. Voorbeeld 3 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt € 6 000,00. Het wordt afgelost in 48 vaste maandelijkse termijnen van € 149,31. De dossierkosten bij de ondertekening bedragen € 60,00. De vergelijking wordt: 1− 6000 − 60 = 149,31
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 48
(1 + X )1 / 12 − 1
of 5940 = 149,31
1 1 1 + 149,31 + .......... + 149,31 1 / 12 2 / 12 (1 + X ) 48 / 12 (1 + X ) (1 + X )
De uitkomst is X = 9,954966%, d.w.z. een JKP van 10%. Voorbeeld 4 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt € 6 000,00. Het wordt afgelost in 48 vaste maandelijkse termijnen van € 149,31. De dossierkosten bij de ondertekening bedragen € 60,00 en worden over de termijnen verdeeld. De termijnen bedragen dus (€ 149,31 + (€ 60 /48)) = € 150,56. De vergelijking wordt: 1− 6000 = 150,56
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 48
(1 + X )1 / 12 − 1
of
6000 = 150,56
1 1 1 + 150,56 + .......... + 150,56 1 / 12 2 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 48 / 12
De uitkomst is X = 9,856689%, d.w.z. een JKP van 9,9%. Voorbeeld 5 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt € 6 000,00. Het wordt afgelost in 48 vaste
NL
59
NL
maandelijkse termijnen van € 149,31. De dossierkosten bij de ondertekening bedragen € 60,00 en de verzekeringspremie € 3 per maand. Zoals reeds vermeld, moeten kosten van verzekeringspremies in de totale kosten van het krediet worden opgenomen indien de verzekering bij het sluiten van de kredietovereenkomst wordt afgesloten. De termijnen bedragen dus € 152,31. De vergelijking wordt: 1− 5940 = 152,31
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 48
(1 + X )1 / 12 − 1
of 5940 = 152,31
1 1 1 + 152,31 + .......... + 152,31 1 / 12 2 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 48 / 12
De uitkomst is X = 11,1070120%, d.w.z. een JKP van 11,1%. Voorbeeld 6 Het totale kredietbedrag van een ballonkredietovereenkomst (aankoopprijs van een te financieren auto) is € 6 000,00. Het wordt afgelost in 47 vaste maandelijkse termijnen van € 115,02 en een laatste aflossing van € 1 915,02, d.i. de restwaarde van 30 % van het kapitaal (ballonovereenkomst). De verzekeringspremie bedraagt € 3 per maand. Zoals reeds vermeld, moeten kosten van verzekeringspremies in de totale kosten van het krediet worden opgenomen indien de verzekering bij het sluiten van de kredietovereenkomst wordt afgesloten. De termijnen bedragen dus € 118,02 en de laatste betaling € 1 918,02. De vergelijking wordt: 1− 6000 = 118,02
1
[(1 + X ) ]
(1 + X )
1 / 12 47
1 / 12
−1
+ 1918,02
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 48
of 6000 = 118,02
1 1 1 1 + 118,02 + ..........118,02 + (1800 + 115,02 + 3). (1 + X )1 / 12 (1 + X ) 2 / 12 (1 + X ) 47 / 12 (1 + X ) 48 / 12
De uitkomst is X = 9,381567%, d.w.z. een JKP van 9,4 %. Voorbeeld 7 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt € 6 000,00, de dossierkosten bij inschrijving € 60,00. Er zijn twee trapsgewijze termijnen van respectievelijk 22 en 26 maanden. De tweede bedraagt 60 % van de eerste. De respectievelijke maandelijkse termijnen bedragen € 186,36 en € 111,82. De vergelijking wordt:
NL
60
NL
1− 5940 = 186,36
1
1 1− 1 / 12 26 ( 1+ X ) + 111,82 −1 (1 + X )1 / 12 − 1
[(1 + X ) ]
[
1 / 12 22
(1 + X )
1 / 12
]
1 . (1 + X )1 / 12
[
]
22
of 1 1 1 + 5940 = 186,36 + 186,36 + .......... + 186,36 1 / 12 2 / 12 22 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 1 1 1 1 + 111,82 + .......... + 111,82 . 111,82 1 / 12 2 / 12 26 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X )1 / 12
[
22
]
De uitkomst is X = 10,04089%, d.w.z. een JKP van 10,0%. Voorbeeld 8 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt € 6 000,00, de dossierkosten bij inschrijving € 60,00. Er zijn twee trapsgewijze termijnen van respectievelijk 22 en 26 maanden. De eerste bedraagt 60 % van de tweede. De respectievelijke maandelijkse termijnen bedragen € 112,15 en € 186,91. De vergelijking wordt: 1− 5940 = 112,15
1
1 1− 1 / 12 26 ( 1+ X ) + 186,91 −1 (1 + X )1 / 12 − 1
[(1 + X ) ]
[
1 / 12 22
(1 + X )1 / 12
]
1 . (1 + X )1 / 12
[
22
]
of 1 1 1 + 5940 = 112,15 + 112,15 + .......... + 112,15 1 / 12 2 / 12 22 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 1 1 1 1 + + + 186 , 91 .......... 186 , 91 . 186,91 1 / 12 2 / 12 26 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X )1 / 12
[
22
]
De uitkomst is X = 9,888383%, d.w.z. een JKP van 9,9%. Voorbeeld 9 Het totale kredietbedrag (prijs van een goed) bedraagt € 500,00. Het wordt afgelost in 3 vaste maandelijkse termijnen met een (nominale) debetrentevoet T van 18 %. De dossierkosten van € 30,00 worden over de termijnen verdeeld. De termijnen bedragen dus € 171,69 + € 10,00 kosten = € 181,69. De vergelijking wordt:
NL
61
NL
1− 500 = 181,69
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 3
(1 + X )1 / 12 − 1
of 500 = 181,69
1 1 1 + 181,69 + 181,69 1 / 12 2 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 3 / 12
De uitkomst is X = 68,474596%, d.w.z. een JKP van 68,5%. Dit voorbeeld is kenmerkend voor een praktijk die nog steeds in gebruik is bij sommige ondernemingen die in "leverancierskrediet" gespecialiseerd zijn. Voorbeeld 10 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt € 1 000. De aflossingen bedragen hetzij € 700,00 na één jaar en € 500,00 na twee jaar, hetzij € 500,00 na één jaar en € 700,00 na twee jaar. De vergelijking wordt: 1000 = 700
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 12
+ 500
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 24
De uitkomst is X = 13,898663%, d.w.z. een JKP van 13,9%. of 1000 = 500
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 12
+ 700
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 24
De uitkomst is X = 12,321446%, d.w.z. een JKP van 12,3%. it dit voorbeeld blijkt dat het jaarlijks kostenpercentage van de termijnen afhangt. De vermelding van de totale kosten van het krediet in de voorafgaande informatie of in de kredietovereenkomst biedt dan ook geen meerwaarde voor de consumentNaar gelang sneller of trager wordt afgelost, komen dezelfde totale kosten (€ 200) namelijk overeen met twee verschillende JKP's. Voorbeeld 11 Het totale kredietbedrag bedraagt € 6 000. Het wordt afgelost in 4 vaste jaarlijkse termijnen van € 1 852,01. De debetrentevoet bedraagt 9 %. Bij de ondertekening moet € 60,00 aan kosten worden betaald. De vergelijking wordt:
NL
62
NL
1− 5940 = 1852,01
1
(1 + X )4 X
of 5940 = 1852,01
1 1 1 + 1852,01 + .......... + 1852,01 2 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 4
De uitkomst is X = 9,459052%, d.w.z. een JKP van 9,5%. In geval van vervroegde aflossing bedraagt het respectievelijk: Na één jaar: 5940 = 6540
1 (1 + X )
waarbij 6 540 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de eerste termijn volgens de aflossingstabel. De uitkomst is X = 10,101010%, d.w.z. een JKP van 10,1%. Na twee jaar: 5940 = 1852,01
1 1 + 5109,91 (1 + X ) (1 + X ) 2
waarbij 5109,91 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de tweede termijn volgens de aflossingstabel. De uitkomst is X = 9,640069%, d.w.z. een JKP van 9,6%. Na drie jaar: 5940 = 1852,01
1 1 1 + 1852,01 + 3551,11 2 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 3
waarbij 3551,11 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de derde termijn volgens de aflossingstabel. De uitkomst is X = 9,505315 %, d.w.z. een JKP van 9,5 %. Hieruit blijkt dat het JKP gaandeweg afneemt, met name wanneer de kosten bij de ondertekening moeten worden betaald. Dit voorbeeld is ook van toepassing op hypotheekleningen ter herfinanciering van lopende kredietovereenkomsten, waarvan de kosten (notaris, registratie, belastingen, hypotheekinschrijving) bij het verlijden van de akte moeten worden betaald en waarbij het krediet vanaf de datum van het verlijden van de akte aan de consument ter beschikking wordt
NL
63
NL
gesteld. Voorbeeld 12 Het totale kredietbedrag bedraagt € 6 000. Het wordt afgelost in 48 maandelijkse termijnen van € 149,31 (proportioneel berekend). De (nominale) debetrentevoet T bedraagt 9 %. Bij de ondertekening moet € 60,00 aan kosten worden betaald. De vergelijking wordt: 1− 5940 = 149,31
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 48
(1 + X )1 / 12 − 1
of 5940 = 149,31
1 1 1 + 149,31 + .......... + 149,31 1 / 12 2 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 48 / 12
De uitkomst is X = 9,9954960%, d.w.z. een JKP van 10%. In geval van vervroegde aflossing bedraagt het respectievelijk: Na één jaar: 1− 5940 = 149,31
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 11
(1 + X )
1 / 12
−1
+ 4844,64
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 12
waarbij 4 844,64 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de twaalfde termijn volgens de aflossingstabel. De uitkomst is X = 10,7 %, d.w.z. een JKP van 10 %. Na twee jaar: 1− 5940 = 149,31
1
[(1 + X ) ]
(1 + X )
1 / 12 23
1 / 12
−1
+ 3417,58
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 24
waarbij 3 417,58 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de vierentwintigste termijn volgens de aflossingstabel. De uitkomst is X = 10,136089%, d.w.z. een JKP van 10,1%. Na drie jaar:
NL
64
NL
1− 5940 = 149,31
1
[(1 + X ) ]
(1 + X )
1 / 12 35
1 / 12
−1
+ 1856,66
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 36
waarbij 1 856,66 = het verschuldigde bedrag, inclusief rente, vóór de betaling van de zesendertigste termijn volgens de aflossingstabel. De uitkomst is X = 9,991921%, d.w.z. een JKP van 10%. Voorbeeld 13 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt € 6 000,00. Het wordt afgelost in 4 vaste jaarlijkse termijnen van €1 852,00. Stel dat de (nominale) debetrentevoet variabel is en na de tweede termijn van 9,00 % stijgt tot 10,00 %. De nieuwe jaarlijkse termijn bedraagt dan € 1 877,17. Zoals reeds vermeld, wordt voor de berekening van het JKP uitgegaan van de hypothese dat de debetrentevoet en de andere kosten vast zijn en tot de afloop van de kredietovereenkomst van toepassing blijven. In het eerste voorbeeld bedraagt het JKP 9 %. In geval van wijziging moet een nieuw JKP worden meegedeeld, dat wordt berekend op grond van de hypothese dat de kredietovereenkomst voor de resterende overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomen binnen de overeengekomen termijnen en op de overeengekomen data. De vergelijking wordt:
5940 = 1852,01
1 1 1 1 1 + 1852,01 + + 1877,17 + 1877,17 2 3 4 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) X 2
De uitkomst is X = 9,741569 %, d.w.z. een JKP van 9,7 %. Voorbeeld 14 Het totale kredietbedrag (kapitaal) bedraagt € 6 000,00. Het wordt afgelost in 48 vaste maandelijkse termijnen van € 149,31. De dossierkosten bij de ondertekening bedragen € 60,00 en de verzekeringspremie € 3 per maand. Zoals reeds vermeld, moeten kosten van verzekeringspremies in de totale kosten van het krediet worden opgenomen indien de verzekering bij het sluiten van de kredietovereenkomst wordt afgesloten. De termijnen bedragen dus € 152,31. Net zoals in voorbeeld 5 is uitkomst X = 11,11%, d.w.z. een JKP van 11,1 % Stel dat de (nominale) debetrentevoet variabel is en na de zeventiende termijn stijgt tot 10 %. In geval van wijziging moet een nieuw JKP worden meegedeeld, dat wordt berekend op grond van de hypothese dat de kredietovereenkomst voor de resterende overeengekomen tijdsduur geldt en dat de kredietgever en de consument hun verplichtingen nakomen binnen de overeengekomen termijnen en op de overeengekomen data. De vergelijking wordt:
NL
65
NL
1− 5940 = 151,91
1
1 1− 1 / 12 31 1 ( 1+ X ) + 154,22 . 1 / 12 (1 + X ) − 1 (1 + X )1 / 12 −1
[(1 + X ) ]
[
1 / 12 17
(1 + X )
1 / 12
]
[
17 of
]
1 1 1 + 151,91 + .......... + 151,91 + 5940 = 151,91 1 / 12 2 / 12 17 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 1 1 1 1 + 154,22 + .......... + 154,22 . 154,22 1 / 12 2 / 12 31 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X )1 / 12
[
1− 4107,06 = 153.,06
17
]
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 31
(1 + X )1 / 12 − 1
of 4107.06 = 153,06
1 1 1 + 153,06 + .......... + 153,06 1 / 12 2 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 31 / 12
De uitkomst is X = 11,542740%, d.w.z. een JKP van 11,5%. Voorbeeld 15 Voor een auto met een waarde van € 15 000,00 wordt een "leasing"-kredietovereenkomst gesloten. Deze wordt afgelost in 48 maandelijkse termijnen van € 350. De eerste termijn moet bij het ter beschikking stellen van de auto worden betaald. Na 48 maanden kan de koopoptie worden uitgeoefend door het betalen van de restwaarde van € 1 250. De vergelijking wordt: 1− 14650 = 350
1
[(1 + X ) ]
(1 + X )
1 / 12 47
1 / 12
−1
+ 1250
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 48
of 14650 = 350
1 1 1 1 + 350 + .......... + 350 + 1250 1 / 12 2 / 12 47 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 48 / 12
De uitkomst is X = 9,541856%, d.w.z. een JKP van 9,5%. Voorbeeld 1611 Voor een goed met een waarde van € 2 500 wordt een kredietovereenkomst van het type
NL
66
NL
'financiering', 'leverancierskrediet'of 'verkoop op afbetaling' gesloten. In de kredietovereenkomst wordt voorzien in een voorschot van € 500 en 24 maandelijkse termijnen van € 100. De eerste termijn moet uiterlijk 20 dagen na het ter beschikking stellen van het goed worden betaald. In dit soort gevallen maakt het voorschot nooit deel uit van de financiering. De vergelijking wordt:
(2500 − 500).
1−
1
= 100
[(1 + X ) ]
365 1 / 365 12 − 20
1
[(1 + X ) ]
1 / 12 24
(1 + X )1 / 12 − 1
of 2000.
1 10 , 4316 365
(1 + X )
= 100
1 1 1 + 100 + .......... + 100 1 / 12 2 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 24 / 12
De uitkomst is X = 20,395287 %, d.w.z. een JKP van 20,4 %. Voorbeeld 17 Het totale kredietbedrag van een kredietovereenkomst van het type 'kredietopening voor bepaalde tijd' van 6 maanden bedraagt € 2 500. Overeenkomstig de kredietovereenkomst worden de totale kosten van het krediet elke maand betaald en wordt het totale kredietbedrag na afloop van de overeenkomst afgelost. De jaarlijkse (effectieve) debetrentevoet bedraagt 8 % en de kosten bedragen 0,25 % per maand. Zoals reeds vermeld, wordt uitgegaan van de hypothese dat het krediet onmiddellijk volledig wordt opgenomen. De maandelijks te betalen debetrente wordt berekend aan de hand van een equivalente maandelijkse rentevoet:
{[
a = 2500. (1,08)
1 / 12
]
− 1 + 0,25}
of a = 2500.(0,006434 + 0,0025) = 22,34 De vergelijking wordt: 1− 2500 = 22,34
1
[(1 + X ) ]
(1 + X )
1 / 12 6
1 / 12
−1
+ 2500
1
(1 + X )6 / 12
of 2500 = 22,34
NL
1 1 1 1 + 22,34 + .......... + 22,34 + 2500 1 / 12 2 / 12 6 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 6 / 12
67
NL
De uitkomst is X = 11,263633 %, d.w.z. een JKP van 11,3 %. Voorbeeld 13 Het totale kredietbedrag van een kredietovereenkomst van het type ‘kredietopening voor onbepaalde tijd’bedraagt € 2 500. Overeenkomstig de overeenkomst moet halfjaarlijks ten minste 25 % van het debetsaldo aan kapitaal en debetrente worden betaald, met een minimum van € 25. De (effectieve) jaarlijkse debetrentevoet bedraagt 12 %. Bij de ondertekening moet € 50 aan dossierkosten worden betaald. De overeenkomstige maandelijkse rentevoet bedraagt: i = (1 + 0,12) 6 / 12 − 1 = 0,00583 d.w.z. 5,83 %. De 19 halfjaarlijks te betalen bedragen (Dl) kunnen worden berekend aan de hand van een aflossingstabel waarbij D1 = 661,44; D2 = 525; D3 = 416,71; D4 = 330,75; D5 = 262,52; D6 = 208,37; D7 = 165,39; D8 = 208,37; D9 = 104,20; D10 = 82,70; D11 = 65,64; D12 = 52,1; D13 = 41,36; D14 = 32,82; D15 = 25; D16 = 25; D17 = 25; D18 = 25; D19 = 15,28. De vergelijking wordt: 1 1 1 1 + 525 + .......... + 25 + 15,28 6 / 12 12 / 12 108 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X )114 / 12 De uitkomst is X = 13,151744 %, d.w.z. een JKP van 13,2 %. 2500 − 50 = 661,44
Voorbeeld 19 Het totale kredietbedrag van een kredietovereenkomst van het type 'kredietopening voor onbepaalde tijd' bedraagt € 700. Het krediet kan worden opgenomen met een kredietkaart. Overeenkomstig de overeenkomst moet maandelijks ten minste 5 % van het debetsaldo aan kapitaal en debetrente worden betaald, met een minimale maandelijkse termijn (a) van € 25. De jaarlijkse kosten voor de kaart bedragen € 20. De (effectieve) jaarlijkse debetrentevoet bedraagt 0 % voor de eerste termijn en 12 % voor de volgende termijnen. De 31 maandelijks te betalen bedragen (D l) kunnen worden berekend aan de hand van een aflossingstabel waarbij D1 = 55,00; D2 = 33,57; D3 = 32,19; D4 = 30,87; D5 = 29,61; D6 = 28,39; D7 = 27,23; D8 = 26,11; D9 = 25,04; D10 t.e.m. D12 = 25,00; D13 = 45; D14 t.e.m. D24 = 25,00; D25 = 45; D26 t.e.m. D30 = 25,00; D31 = 2,25. De vergelijking wordt: 700 = 55
1 1 1 1 + 33,57 + .......... + 25 + 2,25 1 / 12 2 / 12 30 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) 31 / 12
De uitkomst is X = 18,470574 %, d.w.z. een JKP van 18,5 %. Voorbeeld 20 Het totale bedrag van een kredietopening in de vorm van een voorschot in rekening-courant
NL
68
NL
voor onbepaalde tijd bedraagt € 2 500. In de kredietovereenkomst wordt niet bepaald hoe het kapitaal moet worden afgelost, maar de totale kosten van het krediet moeten maandelijks worden betaald. De (effectieve) jaarlijkse debetrentevoet bedraagt 8 %. De maandelijkse kosten bedragen € 2,50. Er wordt uitgegaan van de hypothese dat het krediet volledig wordt opgenomen en na een jaar wordt afgelost. Eerst wordt de theoretische maandelijkse termijn aan rente en kosten (a) berekend:
{
[
a = 2500. (1,08)
1 / 12
]
− 1 + 2,50 ,
vervolgens: 1− 2500 = 18,59
1
[(1 + X ) ]
(1 + X )
1 / 12 12
1 / 12
−1
+ 2500
1
(1 + X )
1 / 12 12
Daarbij gaat het om: 2500 = 18,59
1 1 1 1 + 18,59 + .......... + 18,59 + 2500 1 / 12 2 / 12 12 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X )12 / 12
De uitkomst is X = 9,295804 %, d.w.z. een JKP van 9,3 %.
NL
69
NL
BIJLAGE III – Berekening van het jaarlijks kostenpercentage wanneer in de kredietovereenkomst wordt bepaald dat vooraf of gelijktijdig een bepaald bedrag moet worden gespaard en de debetrentevoet naar gelang van dit spaarbedrag wordt vastgesteld
Betekenis van de symbolen: – C = kapitaal; – N = looptijd in jaren; – T = jaarlijkse debetrentevoet; – A = jaarlijkse termijn; – F = periodiciteit; – n = looptijd in periodes; – t = periodieke debetrentevoet; – a = periodieke termijn; – M = spaarperiode. 1.
GEMENGDE KREDIETOVEREENKOMST MET (VERPLICHT) VOORAFGAAND SPAREN
Voorbeeld 1 Voor de verlening van een krediet C van € 6 000 over een periode N van 4 jaar moet vooraf over een periode M van 2 jaar een bedrag gelijk aan de helft van het krediet, d.w.z. € 3 000, worden gespaard. Het laatste spaarbedrag bedraagt € 125 en moet één maand vóór de kredietopneming worden gestort. Voor dit spaarbedrag wordt geen spaarrente betaald, maar de debetrente T van het krediet bedraagt slechts 6 %, terwijl de marktrente eerder 9 % bedraagt. Het maandelijkse spaarbedrag e bedraagt € 125,00, de maandelijkse termijn a bedraagt € 140,91 en het JKP, exclusief het spaarbedrag, bedraagt 6,17 %, afgerond 6,2 %. De vergelijking om het jaarlijks kostenpercentage van de hele transactie te vinden wordt: 1 1− 1 / 12 24 ( 1+ X ) 1 / 12 6000 + 3000 = 125 . (1 + X ) 1 / 12 (1 + X ) − 1
[
] [
1 1− 48 25 (1 + X )1 / 12 + 140,91 (1 + X )1 / 12 − 1
]
[
]
,
of
NL
70
NL
[
1 1 1 1 / 12 6000 + 3000 = 125 . (1 + X ) + 125 + .......... + 125 1 / 12 2 / 12 24 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X )
]
25
}
1 1 1 + 140,91 + 140,91 + .......... + 140,91 1 / 12 2 / 12 48 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) Om de vergelijking (met een iteratieve methode) op te lossen stelt men X1 = 0,062 en berekent men de waarde van het eerste lid : 170,5, vervolgens stelt men X2 = 0,063 en berekent men de waarde van het eerste lid: 163,3 enz. vervolgens stelt men X26 = 0,087 en berekent men de waarde van het eerste lid: 6,0 vervolgens stelt men X27 = 0,088 en berekent men de waarde van het eerste lid: 0,1 vervolgens stelt men X28 = 0,089 en berekent men de waarde van het eerste lid: -5,7. De uitkomst is X = 8,802245 %, afgerond 8,8 %. Dit cijfer moet aan de consument worden meegedeeld als het JKP van de kredietovereenkomst met voorafgaand sparen. Voorbeeld 2 Voor de verlening van een krediet C van € 6 000 over een periode N van 4 jaar moet vooraf over een periode M van 2 jaar een bedrag gelijk aan de helft van het krediet, d.w.z. € 3 000, worden gespaard. Het laatste spaarbedrag bedraagt € 125 en moet één maand vóór de kredietopneming worden gestort. Op het spaarbedrag is een spaarrentevoet S van 3 % van toepassing. De debetrente T van het krediet bedraagt slechts 6 %, terwijl de marktrente eerder 9 % bedraagt. Het maandelijkse spaarbedrag e bedraagt € 125,00, de maandelijkse termijn a bedraagt € 140,91 en het JKP, exclusief het spaarbedrag, bedraagt 6,17 %, afgerond 6,2 %. M’, de geactualiseerde toekomstige waarde van M, wordt als volgt berekend:
M ' = 125.
(1 + i ) n − 1 i , waarbij:
i = (1 + S )1 / 12 − 1 en n = 24 maanden of (1,03) 24 / 12 − 1 M ' (t −1 ) = 125. = 3086,65 (1.03)1 / 12 − 1 en M ' (t 0 ) = 3086,65.(1,03)1 / 12 = 3094,26
NL
71
NL
waarbij t0 = het moment waarop het krediet wordt opgenomen. De vergelijking om het jaarlijks kostenpercentage van de hele transactie te vinden wordt: 1 1− 1 / 12 24 ( 1+ X ) 1 / 12 3094,26 + 6000 = 125 . (1 + X ) 1 / 12 (1 + X ) − 1
[
] [
1 1− 48 25 (1 + X )1 / 12 + 140,91 (1 + X )1 / 12 − 1
[
]
]
[
of
1 1 1 1 / 12 . (1 + X ) + 125 + .......... + 125 3094,26 + 6000 = 125 1 / 12 2 / 12 24 / 12 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X )
]
25
}
1 1 1 140 , 91 .......... 140 , 91 + 140,91 + + + (1 + X )1 / 12 (1 + X ) 2 / 12 (1 + X ) 48 / 12 Ook in dit geval wordt de vergelijking met een iteratieve methode opgelost. De uitkomst is X = 7,484710 %, d.w.z. een JKP van 7,5 %. 2.
Gemengde overeenkomst met gelijktijdig sparen 2.1. Gemengde kredietovereenkomst waarbij het sparen niet verplicht is (voorschotten in rekening-courant) Zie bijlage II, voorbeeld 20. Het spaarbedrag wordt niet meegerekend in het JKP2.2. Kredietovereenkomst met een gemengde levensverzekering
Het gaat om overeenkomsten van het "endowment"-type zoals bedoeld in artikel 20 van deze richtlijn, waarbij overeenkomstig de overeenkomst wordt gespaard. Het totale kredietbedrag bedraagt € 6 000,00 en wordt in vier jaarlijkse termijnen afgelost aan een debetrentevoet van 9,00 %, maar in termijnen in fine. We veronderstellen dat de fondsbeheerder aan het einde van elk van de eerste 3 jaren € 1 200,00 heeft gestort en dat dit spaarbedrag 4,00 % oplevert. Op de vervaldag bedraagt het saldo van deze rekening € 3895,76. Er moet dus € 2104,24 worden bijgelegd. Voor een kapitaal van € 6 000,00 zijn er dus drie jaarlijkse termijnen van € 1740,00 en één van € 2644,24. De vergelijking wordt: 1− 6000 = 1740.
1
(1 + X )3 X
+ 2644,24.
1
((1 + X )4
of 6000 = 1740.
NL
1 1 1 1 + 1740. + 1740. + 2644,24. 1 2 3 (1 + X ) (1 + X ) (1 + X ) (1 + X )4
72
NL
De uitkomst is X = 10,955466 %, d.w.z. een JKP van 10,96 %.
NL
73
NL