COLLECTION HUGO VOETEN INSIGHT #4
BURDEN OF BLAME
Schuldgevoel is een gemoedstoestand die veel voorkomt in de westerse cultuur, soms terecht, soms niet. De mens wordt geplaagd door een knagend gevoel wanneer hij tot het besef komt verkeerd gehandeld te hebben. Schuld hebben aan misdaad, onderdrukking, misbruik en discriminatie kan immobiliseren, vernederen en een wanhoopsdaad tot gevolg hebben. Sommigen dragen een last met zich mee omwille van hun geaardheid die niet aanvaard wordt in hun maatschappij of cultuur. Schaamte wordt opgewekt of het zelfvertrouwen aangetast. Oorlog en lijden kunnen de mens tekenen met een soort gelatenheid maar ook wraakgevoelens aanwakkeren. Excuses aanbieden, in woorden of daden, kan een schuldgevoel compenseren. Een kunstwerk wekt het kritisch denken van de toeschouwer, wat tot confrontatie leidt. De creatieve expressie kan een krachtige manier zijn om schuldgevoelens, die de mens belasten, kwijt te raken of een plaats te geven.
7
9 8
6
5
10 4
3 1
2
11
1 - Konstantin Kostov, Alone figure (after Francis Bacon), 2012, acrylverf op doek, 110 x 81 cm 2 - Félicien Rops, Les Diaboliques, 1882, inkt op papier, 55 x 35 cm 3 - Félicien Rops, Les Diaboliques, 1882, inkt op papier, 55 x 35 cm 4 - Dessislava Mincheva, Portrait of a Woman (blue), 1996, tempera, aquarel, pastel, potlood op papier, 159 x 119 cm 5 - Frans Masereel, L’accusée, 1925, inkt op papier, 44,8 x 31,3 cm 6 - Vanessa Beecroft, VB11.030.ALI, 1995, digitale C-print, papier, metaal en hout, 101,6 x 152,4 cm 7 - Svetlin Roussev, Konstantin Pavlov, 2006, olieverf op hout, 200 x 100 cm 8 - Arno Breker, Christus, 1959, brons, 108 cm 9 - Mircea Suciu, Burden of a beautiful soul, 2014, monoprint, acrylverf en olieverf op linnen, 150 x 126 cm 10 - Jean-Baptiste Carpeaux, Ugolino and His Sons, 1860, plaaster, 50,6 cm 11 - Nedko Solakov, My Life, 1990, acrylverf, olieverf, pvc, staal, brons, aluminium, potlood en pen op papier, op hout, 120 x 450 x 3 cm
Konstantin KOSTOV
(1) Alone figure (after Francis Bacon), 2012, acrylverf op doek, 110 x 81 cm In Alone figure (after Francis Bacon) (2012) van Kostantin Kostov (°1988, Plovdiv, Bulgarije) valt de eenzaamheid van de liggende figuur op het voorplan op. Hij lijkt naar het koppel op de achtergrond te kijken of is zich deze scène aan het inbeelden. Dit leidt de blik van de toeschouwer naar het tafereel op het achterplan. Mogelijks keert de figuur zich uit angst voor onbegrip en uit schaamte om. Kostov wil in zijn werk, dat sterk autobiografisch is, homoseksualiteit bespreekbaar maken, maar beseft dat dit in Bulgarije en algemeen in de wereld nog niet volledig aanvaard wordt. Zoals de titel laat uitschijnen, vond Kostov inspiratie bij de Iers-Britse expressionistische schilder Francis Bacon (1909 - 1992), die door zijn vader uit het huis werd gezet toen die ontdekte dat zijn zoon homoseksueel is.
Félicien ROPS
(2) Les Diaboliques, 1882, inkt op papier, 55 x 35 cm (3) Les Diaboliques, 1882, inkt op papier, 55 x 35 cm De reeks etsen Les Diaboliques van symbolist Félicien Rops (1833, Namen, België - 1898, Essonnes, Frankrijk) zijn illustraties bij de gelijknamige, nogal erotisch getinte reeks kortverhalen van auteur Jules Amédée Barbey d’Aurevilly (1808, Saint-Sauveur-le-Vicomte, Frankrijk - 1889, Parijs, Frankrijk). Deze verhalenreeks, voor het eerst gepubliceerd in 1874, veroorzaakte toen grote controverse en werd uit de handel genomen. De schrijver werd aangeklaagd wegens ‘het beledigen van de publieke keurigheid’. In 1882 gaf Barbey d’Aurevilly Les Diaboliques opnieuw uit, vergezeld van negen tekeningen van Rops. In ieder verhaal speelt een vrouw, die bedrog of misdaden pleegt, de hoofdrol. In plaats van elke scène in detail uit te werken, gaf Rops ieder verhaal in één beeld weer. In Le Rideau cramoisi (1866) vertelt een oude vicomte een jongere vriend over zijn eerste seksuele ervaringen. In Le Plus Bel Amour de Don Juan (1867) vertelt een man aan ex-geliefden over zijn grootste liefdesaffaire. In La Bonheur dans le crime (1871) neemt een comte de schermster, waarop hij verliefd wordt, in dienst als meid van zijn vrouw. Le Dessous de cartes d’une partie de whist (1850) kent een wreed einde door een geheime relatie tussen een dame en een kaartspeler. In À un diner d’athées (1870) bedrijft een officier de liefde met de vrouw van één van zijn collega’s. La Vengeance d’une femme (1870) gaat over een prinses die haar gemene echtgenoot bedriegt door een prostituee te worden. Ook uit de verhalen La femme à la folie dominant le monde en La folie et la prostitution dominant la terre, alsook uit het beeld op de voorpagina waarop een naakte vrouw een sphinx omhelst terwijl de duivel op haar neerkijkt, blijkt dat de vrouw in het symbolisme veelal als verleidelijk, gevaarlijk en schuldig werd uitgebeeld.
Dessislava MINCHEVA
(4) Portrait of a Woman (blue), 1996, tempera, aquarel, pastel en potlood op papier, 159 x 119 cm Dit portret van de Bulgaarse kunstenares Dessislava Mincheva (°1956, Sofia, Bulgarije) toont het lijden van een vrouw, die mogelijk een universeel lijden van het Bulgaarse volk personifieert. In 1981 studeerde Mincheva af in schilderkunst aan de Nationale Kunstacademie in Sofia, waar Svetlin Roussev haar leraar was. De klassieke, academische invloed in haar werken nam ze van Roussev over. De gelaatstrekken en de handen van de vrouw doen denken aan de figuren die Svetlin Roussev schildert. Mincheva slaagde er echter in om een eigen beeldtaal te ontwikkelen: door te werken met aquarel, pastel en houtskool, zijn de contouren bij Mincheva zachter dan bij haar leraar en bereikt ze een mooi evenwicht tussen lijn en kleur. De keuze voor het grote formaat van dit portret liet toe om binnen een quasi monochroom vlak talrijke kleurrijke nuances aan te brengen en accenten te leggen. Aan de felblauwe kleur, die kenmerkend is voor vele van Mincheva’s werken, hecht de kunstenares emotionele en symbolische waarde.
Frans MASEREEL
(5) L’accusée, 1925, inkt op papier, 44,8 x 31,3 cm Op de prent L’accusée (1925) van graficus Frans Masereel (1899, Blankenberge, België - 1972, Avignon, Frankrijk) zit een vrouw achter een afsluiting die wellicht een beklaagdenbank voorstelt. De donkere achtergrond, de ineengedoken houding en de zwartomrande verhulde ogen van de vrouw dragen bij aan een mysterieuze sfeer. De beschuldigde houdt haar hand gebald voor de mond, wat samen met de sluier ervoor zorgt dat haar gelaat deels zichtbaar is: ze wil onherkenbaar zijn. Allicht kwam L’accusée in Parijs tot stand. In 1922 verhuisde Masereel een tweede maal naar de Franse hoofdstad. Zijn beeldverhaal La Ville uit 1925 baseerde hij op de uitzichten die zijn appartement in Montmartre boodt. Samen met Jozef Cantré, Jan-Frans Cantré, Henri Van Straten en Joris Minne wordt Masereel tot ‘de Grote Vijf’ gerekend, die de Vlaamse grafiek na de Eerste Wereldoorlog op de kaart hebben gezet.
Vanessa BEECROFT
(6) VB11.030.ALI, 1995, digitale C-print, papier, metaal en hout, 101,6 x 152,4 cm Vanessa Beecroft (°1969, Genua, Italië) roept met haar zowel conceptueel, als esthetisch bedoelde performances met vrouwen, vaak naakte modellen, in de hoofdrol, vragen rond identiteit en voyeurisme op. Het eerste deel van de titel VB11.030.ALI (1995) van deze foto zijn de initialen van de naam van de kunstenares, gevolgd door het nummer van de performance. Deze elfde performance vond plaats op 20 januari 1995 in Galerie Analix in Genève in Zwitserland, tijdens de tentoonstelling Play. De video-opnames en foto’s die tijdens de performances gemaakt worden, zijn tegelijk documentatie, als op zichzelf staande werken. Beecroft onderzoekt de relatie tussen de ruimte of de context, de modellen en het publiek die verwachtingen hebben en schaamte voelen. Meestal zien de modellen eruit als een eenheid: ze krijgen vaak allemaal hetzelfde kapsel, attribuut of dezelfde kledij, waardoor individualiteit en een uitgesproken identiteit ontbreken. Ten tonele gevoerd als poppen en levende kunstobjecten staan de vrouwen er meestal bewegingsloos en onbenaderbaar bij. Streng opgesteld in de ruimte, in een haast geometrisch patroon, zijn ze iets tussen een dynamische menselijke figuur en een statisch object. Net door haar figuren als lustobjecten te tonen, stelt Beecroft het vrouwbeeld in vraag en bekritiseert ze de ‘objectificatie’ van de vrouw.
Svetlin ROUSSEV
(7) Konstantin Pavlov, 2006, olieverf op hout, 200 x 100 cm Sveltin Roussev portretteerde op dit paneel de Bulgaarse auteur, scenarioschrijver en dichter Konstantin Pavlov (1933, Vitoshko, Bulgarije - 2008, Sofia, Bulgarije). Ondanks de censuur en een tienjarig publicatieverbod dat hem opgelegd werd door de communistische regering, schopte Pavlov het tot een vooraanstaande intellectueel van die tijd. Hij was één van de weinige Bulgaarse schrijvers die het aandurfde om autonoom te werken en op te treden tegen het communistisch bewind. Het publicatieverbod, dat Pavlov vanaf 1966 opgelegd kreeg, had het illegaal uitgeven en lezen van zijn gedichten als gevolg. Svetlin Roussev was bevriend met Konstantin Pavlov. Hij maakte illustraties bij verschillende van zijn werken en organiseerde naar aanleiding van zijn 73ste verjaardag een tentoonstelling gewijd aan de poeët. Naast Roussev’s kunstwerken waren in deze tentoonstelling 27 negatieven van notities van Pavlov te zien. “I was challenged by the notes, connected with my personality. After he had a stroke, Konstantin Pavlov gathered them and re-wrote them with his left hand. He gave them to me last year,” aldus Svetlin Roussev.
Arno BREKER
(8) Christus, 1959, brons, 108 cm Toen Arno Breker (1900, Elberfeld, Duitsland - 1991, Düsseldorf, Duitsland) deze Christus (1959) maakte, had hij reeds heel wat sculpturen op zijn palmares. Na beïnvloeding van Auguste Rodin (1840 - 1917) in zijn vroege werken, ontwikkelde Breker, mede door zijn studiereis naar Italië dankzij het winnen van de Prix de Rome in 1932, een neoclassicistische stijl die erg in de smaak viel bij de nazi’s. Twee jaar nadat hij bij de denazificatie als “meeloper” beboet werd, verhuisde Breker in 1950 naar Düsseldorf, waar zijn artistieke carrière opnieuw vaart kreeg en hij voornamelijk portretten, maar ook architectuur ontwierp. Uit deze periode, waarin Breker veelal kleinere werken maakte, zijn een aantal religieuze beelden bekend. Het Gerling-Hochhaus (1951) in Keulen versierde hij bijvoorbeeld met reliëfs die de Aanbidding van de Koningen en Christophorus tonen. Tot de collectie van Hugo Voeten behoren twee religieuze werken van Arno Breker: een grote Heilige Mattheus (1927) en deze kleinere, jongere Christusfiguur.
Mircea SUCIU
(9) Burden of a beautiful soul, 2014, monoprint, acrylverf en olieverf op linnen, 150 x 126 cm Op het zelfportret Burden of a beautiful soul (2014), dat deel uitmaakt van een reeks, keert Mircea Suciu (°1978, Baia Mare, Roemenië) de maatschappij zijn rug toe en wordt hij geïsoleerd weergegeven. Naast het sociaal-politieke verleden van Roemenië is de identiteit van een individu binnen een massa een centraal thema in Suciu’s oeuvre. Hij denkt na over de implicaties van een leven gedomineerd door een politiek regime en besteedt hierbij aandacht aan de psychologische gevolgen voor de bevolking en hun culturele identiteit. Het doek van dit werk lijkt al heel wat meegemaakt te hebben: Suciu nam stukjes van de bovenste donkere verflagen weg, waardoor onderliggende lichtere, paars-roze verflagen zichtbaar zijn. De zijkant van zijn canvas verfde Suciu in hetzelfde roze als de ‘beschadigingen’ op het oppervlak. Hij behandelt zijn doek meer als een object dan als louter een plat vlak. Mircea Suciu vindt het maakproces even belangrijk als het finale beeld. Zijn werken doorgaan bij hun opbouw verschillende stadia, van creatie naar destructie tot restauratie, met doorleefde, gelaagde beelden, zowel fysiek als in betekenis, als resultaat.
Jean-Baptiste CARPEAUX
(10) Ugolino and His Sons, 1860, plaaster, 50,6 cm Voor Ugolino and His Sons (1860) baseerde Jean-Baptiste Carpeaux (1827, Valenciennes, Frankrijk - 1875, Courbevoie bij Parijs, Frankrijk) zich op Canto XXXIII uit Inferno, het eerste deel van het epos Divina Commedia van de Florentijnse dichter Dante Alighieri. Hierin wordt de ontmoeting tussen de schrijver, geleid door Virgilius, en de Pisaanse graaf Ugolino (ca. 1220 - 1289) omschreven. Ugolino vertelt Dante dat zijn rivaal, de aartsbisschop Ubaldini, hem verdacht van verraad en hem met zijn zonen opsloot in een toren, waar ze gedoemd waren de hongersdood te sterven. In het verhaal van Dante smeken de kinderen hun vader hen op te eten in plaats van te moeten sterven van honger. Carpeaux beeldde een gekwelde Ugolino uit, omringd door zijn kinderen, die wanhopig zijn vingers in zijn mond steekt. Aan een vriend schreef Carpeaux over dit werk: “I want to express the most violent passions and blend in the most delicate tenderness.” De beklemmende gezichtsuitdrukking, de gespannen handen en voeten en het expressief gemodelleerde lichaam van Ugolino drukken pijn en angst uit. In de negentiende eeuwse beeldhouwkunst was dit verhaal een geliefd thema en werd het o.a. ook door Auguste Rodin (1840 - 1917) tot beeldhouwwerk verwerkt.
Nedko SOLAKOV
(11) My Life, 1990, acrylverf, olieverf, pvc, staal, brons, aluminium, potlood en pen op papier, op hout, 120 x 450 x 3 cm Nedko Solakov (°1957, Cherven Briag, Bulgarije), één van de internationaal meest bekende hedendaagse Bulgaarse kunstenaars, maakte het vijfluik My Life in 1990. Dit werk kan gezien worden als een politieke bekentenis van de kunstenaar. Tijdens het communisme was Solakov betrokken bij de Bulgaarse geheime dienst. Op het tweede en vierde paneel staan in het Bulgaars de woorden ‘mijn’ en ‘leven’. De andere panelen tonen Solakov’s kindertijd, het kunstenaar worden in het communistisch regime en een wens voor de toekomst aan zijn eigen kinderen. Op het eerste paneel zijn onderaan oude krantenknipsels uit Sovjet tijdschriften, afbeeldingen van Lenin met studenten en een oude postkaart waarop het monument van Vassil Aprilov (oprichter van de eerste seculiere middelbare school in Bulgarije waar Solakov van 1972 tot 1975 school liep) staat, te zien. De kunstenaar plaatst zo zijn eigen opleiding naast de leninistische opleiding. Het derde paneel wijdde Solakov aan zijn kunstopleiding. ‘The art’ wijst op dat hij internationaal doorbrak. Daaronder bekent hij met de woorden ‘I am guilty’. Op het laatste paneel kleven tekeningen van Vesselina en Dimitar, Solakovs kinderen, wiens namen in het Bulgaars geschreven staan naast de leuze ‘good luck!’ Na de val van de Berlijnse muur, bleef Solakov twijfelachtige praktijken uit de (kunst)wereld en politiek in vraag stellen. Dit doet hij veelal op een subtiele, slimme wijze, door middel van ironie en zelfspot, en door gebruik te maken van het alledaagse. Nedko Solakov studeerde muurschilderkunst aan de kunstacademie in Sofia en combineert deze meer klassieke achtergrond met conceptuele ideeën. Zijn oeuvre bevat schilderijen, tekeningen, installaties, video, tekst en performance en speelt met referenties aan de kunstgeschiedenis en kunstwereld. In 2012 organiseerde het S.M.A.K. in Gent Solakovs eerste retrospectieve in België: All in Order, with Exceptions.
Burden of blame 08.05.2016 - 02.07.2016 Tentoonstelling in het Art Center Hugo Voeten Afbeeldingen van de werken kunnen teruggevonden worden op de website van het Art Center Hugo Voeten.
Art Center Hugo Voeten Vennen 23 2200 Herentals België
[email protected] www.artcenter.hugovoeten.org