REMKO CMF/CMT
CMF 120, CMF 160, CMT 120, CMT 160 Inverter warmtepompen Planningshulp en installatiehandboek Handleiding voor de vakman
Versie NL – W05
Inhoud Veiligheidsinstructies
4
Milieubescherming en recycling
5
Garantie
5
Reinigen en technisch onderhoud
5
Tijdelijke buitenbedrijfstelling
5
Toepasselijk gebruik
6
Warmtepomp algemeen en configuratie
6-10
Apparaatvarianten
11-12
Montageinstructie
13-19
Hydraulische aansluiting
20
Elektrische aansluitingen
21-24
De koelmiddelleidingen aansluiten
25
Koeltechnische inbedrijfstelling
26
Bedieningspaneel
27
Instructies betreffende de inbedrijfstelling / WP Manager
28
Functies warmtehoeveelheidsmeter
29
Verhelpen van storingen en service
30-32
Afmetingen apparaat
33-35
Aansluitschema / elektrische schema's
36-45
Karakteristieken verwarmingsvermogen en COP
46-51
Pompkarakteristieken en geluidsdrukniveau
52
Geluidsvermogensniveau
53-54
Jaar-rendementsfactor (vlg. VDI 4650)
55-56
Technische gegevens Illustratie van het apparaat en onderdelenlijsten Conformiteitsverklaring Termen (algemeen)
57 58-63 64 65-66
Vóór het in bedrijf nemen / gebruik van dit apparaat deze installatiehandleiding zorgvuldig lezen!!
Made by REMKO
Deze handleiding maakt deel uit van het apparaat en dient steeds in directe nabijheid van de opstellocatie resp. bij het apparaat bewaard te worden. Deze Nederlandse gebruiksaanwijzing is een vertaling van de originele Duitse handleiding, versie W-05 Wijzigingen voorbehouden; we aanvaarden geen aansprakelijkheid voor drukfouten en vergissingen! 3
REMKO CMF / CMT Veiligheidsinstructies Lees voor u het apparaat voor de eerst in gebruikt neemt de gebruiks-handleiding aandachtig door. Deze bevat nuttige tips, aanwijzingen en waarschuwingen voor de veiligheid van personen en goederen . Het niet opvolgen van de gebruikshandleiding kan gevaar voor personen, het milieu, de installatie en tot het verlies van mogelijke aansprakelijkheid leiden. ■ Bewaar deze gebruikshandleiding en het koudemiddeldatablad in de buurt van het apparaat. ■ Het plaatsen en installeren van de apparaten en componenten mag alleen gebeuren door vakpersoneel. ■ Het opstellen, aansluiten en gebruik van de apparaten en componenten moet volgens de gebruiks- en bedrijfsomstandigheden uit de gebruikshandleiding en de geldende lokale voorschriften gebeuren. ■ Apparaten voor mobiel gebruik moeten veilig en verticaal op een geschikte ondergrond opgesteld worden. Apparaten voor stationair bedrijf mogen alleen in vast geïnstalleerde toestand gebruikt worden. ■ Ombouwwerkzaamheden of veranderingen aan de door REMKO geleverde apparaten zijn niet toegestaan en kunnen storingen veroorzaken. ■ De apparaten en componenten mogen niet worden gebruikt op plaatsen met verhoogd risico op beschadigingen. De minimale vrije ruimte moet worden aangehouden.
4
■ De elektrische voeding moet worden aangepast aan de eisen van de apparaten. ■
■
■
■
De veiligheid van de apparaten en componenten is alleen gegarandeerd bij het bedoeld gebruik en in volledig gemonteerde toestand. De veiligheidsinrichtingen mogen niet worden veranderd of overbrugd. De bediening van apparaten of componenten met zichtbare defecten of beschadigingen is verboden. Alle behuizingonderdelen en openingen in het apparaat, bijv. luchtinlaat- en luchtuitstroomopeningen, moeten vrij zijn van vreemde voorwerpen, vloeistoffen of gassen. De apparaten en componenten moeten voldoende veiligheidsafstand hebben ten opzichte van ontvlambare, explosieve, brandbare, agressieve en vervuilde zones en atmosferen.
■
Het aanraken van bepaalde onderdelen of componenten van de apparaten kan brandwonden of letsel veroorzaken.
■
Installatie-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door geautoriseerd vakpersoneel; visuele controles en reinigingswerkzaamheden mogen in spanningsloze toestand door de gebruiker uitgevoerd worden.
■
Bij het installeren, het repareren, het onderhouden of het reinigen van de apparaten moeten geschikte maatregelen worden genomen om de van de apparaten uitgaande gevaren voor personen te voorkomen.
■
De apparaten of componenten mogen niet worden blootgesteld aan mechanische belastingen, extreme vochtigheid of directe zonnestraling.
■
Wanneer in de binnenmodule koudemiddel is uitgelopen, moet de ruimte voor het opnieuw in bedrijfnemen worden geventileerd. Anders bestaat verstikkingsgevaar.
■
Doorgebrande zekeringen mogen uitsluitend door zekeringen van hetzelfde type worden vervangen.
■
De apparatuur dient tenminste eenmaal jaarlijks door een deskundige gecontroleerd te worden.
■
Bij defecten die de bedrijfszekerheid van de apparaten in gevaar brengen, dienen de betreffende apparaten buiten bedrijf te worden gesteld.
■
De apparaten mogen uitsluitend op die punten worden bevestigd die de fabrikant hiervoor heeft voorzien.
■
De apparaten mogen uitsluitend aan constructies of wanden worden bevestigd die deze belasting kunnen dragen.
■
Men dient zich aan de verordeningen te houden, zoals de plaatselijke bouwvoorschriften en de wet op de waterhuishouding.
Zorg voor het milieu en recycling Afvoeren van de verpakking Alle producten worden voor het transport zorgvuldig verpakt in milieuvriendelijke materialen. Lever een waardevolle bijdrage aan de vermindering van afval en het recyclen van grondstoffen en lever het verpakkingsmateriaal alleen in bij de daarvoor aangewezen inzamelplaatsen. Afvoeren van de apparaten en componenten Bij de productie van de apparaten en componenten worden uitsluitend recyclebare materialen gebruikt. Draag bij aan de bescherming van het milieu, door er voor te zorgen dat apparaten of componenten (bijv. batterijen) niet in het huisvuil komen maar alleen op milieuvriendelijke wijze volgens de plaatselijk geldende voorschriften, bijv. door een erkend afvalverwerkingsbedrijf en recycling of via een inzamelpunt worden verwerkt.
Reinigen en technisch onderhoud
Tijdelijke buitenbedrijfstelling
Regelmatige reiniging en technisch onderhoud waarborgen een storingsvrij gebruik en een lange levensduur van de warmtepompinstallatie.
Indien de verwarmingsinstallatie gedurende een langere periode niet wordt gebruikt (bij. door vakantie), mag deze toch niet geheel worden uitgeschakeld!
Reinigen
■
Gedurende de tijdelijke buitenbedrijfstelling moet de installatie in de modus „Startklaar“ worden gezet.
■
Voor de duur van de afwezigheid kunnen verwarmingstijden worden ingeprogrammeerd.
■
Als de buitenbedrijfstelling weer beëindigd wordt, moet de vorige bedrijfsmodus weer worden hersteld.
■
Het wijzigen van de bedrijfsmodus wordt in het warmtepompmanagerhandboek in het betreffende hoofdstuk beschreven.
■
Houd de binnen- en de buitenmodule vrij van vuil, begroeiing en andere afzettingen.
■
Reinig het apparaat met een vochtige doek. Gebruik geen scherpe, schurende op oplosmiddelen bevattende reinigingsproducten. Ook het gebruik van een sterke waterstraal dient te worden vermeden.
■
Technisch onderhoud ■
Garantie Voorwaarde voor eventuele aanspraken op garantie, is dat de inkoper of zijn af-nemer tegelijk met de verkoop en het in gebruik nemen de bij het apparaat meegeleverde "Garantieoorkonde" volledig ingevuld naar REMKO GmbH & Co. KG terug heeft gestuurd. De garantievoorwaarden zijn opgenomen in de "Algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden". Daarnaast kunnen alleen tussen de bij de overeenkomst betrokken partijen speciale afspraken gemaakt worden. Richt u zich daarom eerst tot uw directe leverancier.
Tenminste eenmaal jaarlijks dienen de lamellen van de buitenmodule te worden gereinigd.
Voor de wettelijk voorgeschreven er dichtheidscontrole en lektest dient er een onderhoudscontract met jaarlijks onderhoudsinterval te worden afgesloten met een hierop gespecialiseerde firma.
INSTRUCTIE Aangezien de hoeveelheid koelvloeistof in het apparaat meer is dan 3kg, dient er een jaarlijkse dichtheidscontrole van de koudekringloop door een gespecialiseerd bedrijf te worden uitgevoerd. In principe moet elke verwarmingsinstallatie eens per jaar worden onderhouden. Wij adviseren daarom een onderhoudscontract af te sluiten waarbij ook een lektest wordt uitgevoerd.
INSTRUCTIE In de bedrijfsmodus „Startklaar“ staat de warmtepomp standby. Alleen de antivriesfunctie van de hele installatie wordt geactiveerd.
LET OP Vóór alle werkzaamheden aan de apparaten moet de netvoeding uitgeschakeld en beveiligd worden tegen onbevoegd herinschakelen! Houd er rekening mee dat er meerdere voedingskabels in de binnenmodule bij elkaar komen.
5
REMKO CMF / CMT Toepasselijk gebruik
Warmtepomp algemeen
De apparaten dienen al naar gelang de uitvoering en uitrusting uitsluitend te worden toegepast als airconditioning om het bedrijfsmedium lucht binnen een gesloten ruimte op te warmen of af te koelen. Ander of verdergaand gebruik geldt als niet toepasselijk gebruik. Voor de hieruit voortvloeiende schade is de fabrikant / leverancier van de machine niet aansprakelijk. Het risico wordt uitsluitend door de gebruiker gedragen. Bij het toepasselijk gebruik hoort ook het inachtnemen van de bedienings- en installatieinstructies en het nakomen van de onderhoudsbepalingen.
Economisch en milieubewust verwarmen Het verbranden van fossiele grondstoffen voor de energievoorziening heeft zware gevolgen voor het milieu. Ook vanwege de beperkte voorraden aan olie en gas en de daardoor gestegen kosten is een hoog aandeel fossiele grondstoffen voor de energievoorziening ongewenst. Veel mensen denken tegenwoordig bij de verwarming zowel in termen van kostenbeheersing als milieubewustzijn. Deze twee doelstellingen kunnen door middel van de warmtepomptechniek worden bereikt. Hierbij wordt energie die in de lucht, het water en de grond permanent aanwezig is, door de opname van elektrische energie in bruikbare warmte omgezet. Voor een hoeveelheid warmte van 4kWh hoeft echter slechts ongeveer 1kWh stroom te worden opgenomen. De rest stelt het milieu gratis ter beschikking.
Warmtebron Er zijn drie warmtebronnen waaraan warmtepompen energie kunnen onttrekken. Dat zijn de lucht, de aarde zelf en het grondwater. De lucht-warmtepompen hebben het voordeel dat lucht overal onbeperkt aanwezig is en kosteloos geëxploiteerd kan worden. Een nadeel is echter, dat de buitenlucht dan het koudst is, als de behoefte aan warmte het grootste is. Aardwarmtepompen onttrekken warmte aan de grond. Dat gebeurt via buizen die op ca. 1m diepte worden geïnstalleerd of door middel van een boring in de diepte. Nadelen zijn het grote benodigde oppervlak voor de buizen of de hoge prijs voor de boring. Bovendien kan de aarde permanent afkoelen. Water-warmtepompen hebben twee bronnen nodig om warmte uit het grondwater te kunnen winnen, een zuigbron en een zinkput. Het realiseren hiervan is niet overal mogelijk, kan duur zijn en er moeten vergunningen worden aangevraagd.
Argumenten voor de inverterwarmtepompen van REMKO
75%* van de warmte komt gratis uit de lucht
75% *
kosteloze zonne-energie uit de lucht
25% *
Elektrische aandrijfenergie
Lagere verwarmingskosten tegenover olie en gas
■
Warmtepompen leveren een bijdrage aan de bescherming van het milieu
■
Gereduceerde CO2 -emissies tegenover olie- en gasverwarmingen
■
Alle modellen kunnen zowel verwarmen als koelen
■
Laag geluidsvolume van de buitenmodule
■
Flexibele plaatsing door gescheiden constructie
■
Nauwelijks onderhoudskosten
Warmte
* De verhouding kan al naar gelang de buitentemperatuur en de bedrijfsomstandigheden variëren.
6
■
Een warmtepomp is een apparaat dat via een werkmedium omgevingswarmte bij lage temperaturen opneemt en daarheen brengt, waar deze voor verwarmingsdoeleinden kan worden gebruikt. Warmtepompen werken volgens hetzelfde principe als de koelkast. Het verschil is dat bij warmtepompen het „afvalproduct“ van de koelkast, de warmte, het beoogde doel is. Het koelcircuit bestaat uit de hoofdcomponenten verdamper, compressor, condensor en expansieventiel. In de lamellenverdamper verdampt het koelmiddel bij lage druk ook bij een lage temperatuur van de warmtebron, door de opname van omgevingsenergie. In de compressor wordt het koudemiddel met behulp van elektrische energie door verdichting op een hoger druk- en daardoor ook temperatuurniveau gebracht. Daarna komt het hete koelmiddelgas in de condensor terecht, een platenwarmtewisselaar. Hier condenseert het hete gas en
geeft de warmte daarbij aan het verwarmingssysteem af. Het vloeibare koelmiddel wordt nu in een smoororgaan, het expansieventiel, ontspant en zo afgekoeld. Daarna stroomt het koelmiddel weer in de condensor en is de kringloop gesloten.
Mogelijke warmtepompsystemen
De besturing wordt door een warmtepompmanager gewaarborgd, die niet allen voor de veiligheidsfuncties zorgt maar ook voor de zelfstandige en permanente werking van het systeem. De waterkringloop van de binnenmodule bij de serie CMF bestaat uit een laadpomp, platenwarmtewisselaar, vuilvanger, veiligheidsventiel, manometer, vul- en aftapventiel, automatische ontluchter en een debietbewaking. De Serie CMT heeft bovendien een 3-weg-omschakelventiel en een bufferreservoir.
Het gebouw wordt het hele jaar door uitsluitend door middel van een warmtepomp verwarmd. Dit systeem is vooral geschikt voor verwarmingsinstallaties met lage voorlooptemperaturen en wordt met name toegepast in combinatie met aardwarmte/water- en water/ water-warmtepompen.
Wand- en vloerconsoles, een condenswaterreservoir, verwarming voor het condenswaterreservoir, een 3-weg-omschakelventiel, overstroomventiel en extra sensoren zijn verkrijgbaar als accessoires.
Er zijn verschillende warmtepompsystemen mogelijk. Monovalent
Mono-energetisch De warmtepomp heeft een elektrische verwarming om de pieklast op te vangen. Met de warmtepomp wordt het grootste gedeelte van de warmtevraag gedekt. Slechts op enkele dagen per jaar, bij zeer lage buitentemperaturen, wordt er een extra elektrische verwarming aangezet die de warmtepomp ondersteunt. Bivalent parallel
Werkingsschema Verwarmen Inverter-warmtepomp Buiten
Binnen
Compressie
Verdampen
Condenseren
Expansie
Warmtepomp buitenmodule
Warmtepomp binnenmodule
De warmtepomp levert de volledige warmte tot een bepaalde buitentemperatuur. Als de buitentemperatuur onder deze waarde zakt, wordt er een tweede verwarming bijgeschakeld die de warmtepomp ondersteunt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen alternatieve bijverwarming met olie- of gasverwarming en regeneratieve bijverwarming met zonne-energie of een speciale houtkachel. Dit systeem kan voor alle verwarmingssytemen gerealiseerd worden.
7
REMKO CMF / CMT
Voor een exacte berekening dienen een aantal zaken nader te worden bepaald. De transmissiewarmtebehoefte, de ventilatiewarmtebehoefte en een toeslag voor het opwarmen van drinkwater geven samen het verwarmingsvermogen, dat maximaal door de verwarmingsinstallatie geleverd dient te worden. Om de transmissiewarmtebehoefte te kunnen bepalen, moeten de oppervlaktes van vloeren, buitenwanden, ramen, deuren en het dak bekend zijn. Verder dienen er gegevens te zijn over het gebruikte materiaal, waarmee de verschillende warmtedoorgangscoëfficienten (de zogenaamde U-waarde) kunnen worden bepaald. Tenslotte dienen ook de kamertemperatuur en de genormeerde buitentemperatuur, de laagste buitentemperatuur die gemiddeld in een jaar wordt bereikt, bekend te zijn. De formule om de transmissiewarmtebehoefte te bepalen is Q=A U (tR-TA) en moet voor alle ruimte-omsluitende vlakken apart worden berekend. Bij de ventilatiewarmtebehoefte wordt rekening gehouden met het aantal keren dat de opgewarmde kamerlucht door koude buitenlucht wordt vervangen. Behalve de kamer- en de genormeerde buitentemperatuur zijn nodig het volume van de ruimte V, het luchtverversingsgetal n en de specifieke warmtecapaciteit c van lucht. 8
Type gebouw
Specifiek verbruik in W/m2
Passiefhuis
10
Lage energie woning, bouwjaar 2002
40
vlg. de warmte-isolatierichtlijn 1995
60
nieuwbouw met bouwjaar ca. 1984 Gedeeltelijk gesaneerd, bouwjaar voor 1977 Niet-gesaneerd, bouwjaar voor 1977
80
100 200 de warmtepomp. (In het voorbeeld 35 °C voor een vloerverwarming). Als eerste worden de benodigde capaciteit bij de genormeerde buitentemperatuur (per locatie verschillende laagste temperatuur van het jaar) en de verwarmingsgrens ingetekend. In het diagram met de vermogenscurve wordt de verwarmingsbehoefte die aan de buitentemperatuur is gerelateerd, vereenvoudigd weergegeven als rechte lijn tussen de hoogste verwarmingsbehoefte en het begin dat er behoefte aan verwarming ontstaat. Het snijpunt van de rechte lijn met de max. verwarmingsvermogenscurve wordt met een loodlijn op de x-as bepaald, zodat daar de temperatuur van het bivalentiepunt kan worden afgelezen. (in het voorbeeld bij ca. -4°C.) Het minimaal benodigde vermogen van de tweede warmtegenerator is het verschil tussen de benodigde warmte en het maximale vermogen van de warmtepomp op die dagen. (In het voorbeeld is het benodigde vermogen om de pieklast te dekken ca. 6 kW.)
De formule hiervoor is:
Q=V x n x c (tR-tA)
Een geschatte toeslag voor de levering van heet water per persoon bedraagt volgens VDI 2067: 0,2 kW. Als uitvoeringsvoorbeeld is gekozen voor een woonhuis met 150 m² woonoppervlak en een warmtebehoefte van 100 W/m². Er wonen vijf personen in het huis. Het benodigd vermogen om het huis te verwarmen bedraagt 15 kW. Plus een drinkwatertoeslag van 0,2 kW/persoon maakt een benodigde capaciteit van 16 kW. Al naar gelang de gebruikte energie moet er dan nog een toeslag worden gedaan, om rekening te houden met eventuele spertijden. De dimensionering en het berekenen van het bivalentiepunt van de warmtepomp is grafisch weergegeven in het specifiek op de voorverwarmingstemperatuur toegesneden vermogensdiagram van
Vermogen bij een aanvoertemperatuur van 35°C 30
Vermogen [kW]
Uitvoering Voor de uitvoering en dimensionering van een verwarmingsinstallatie dient een precieze berekening van de benodigde verwarmingscapaciteit voor het gebouw volgens EN 12831 plaats te vinden. Ter oriëntatie kan de warmtebehoefte ook aan de hand van het bouwjaar en het type gebouw worden bepaald. De tabel hiernaast geeft bij benadering de specifieke warmtebehoefte van een aantal soorten gebouwen. Door deze waarde te vermenigvuldigen met het te verwarmen oppervlak wordt het benodigde vermogen van de verwarmingsinstallatie verkregen.
n-max 25
20
Benodigde verwarming vlg. DIN EN 12831
76/77 Hz
15
Min. warmteproductie 2e warmtegenerator 10
Ben. verwarm. + warm n-min waterbehoefte en toeslag voor spertijden
5
Ben. verwarming 0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -7
Genormeerde buitentemp.
-6
-5
-4
-3
-2
-1
Bivalentiepunt
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Buitentemperatuur [°C]
Diagramm Heizleistung W35_1 (2)
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Verwarmingsgrens bestaande bouw vlg. VDI 4650
Eigenschappen van de REMKO inverter-warmtepomp De buitenlucht als warmtebron
■
Overal inzetbaar Lucht is overal onbeperkt aanwezig. Er zijn bijvoorbeeld geen grondwaterbronnen nodig.
■
Baggeren is niet nodig Er zijn geen grote oppervlakken nodig voor aardwarmtecollectoren.
■
Voordelig De dure diepe grondboring vervalt.
■
Goede prijs-kwaliteitsverhouding en eenvoudige installatie
■
Speciaal geschikt voor lageenergiewoningen met geringe voorlooptemperaturen
■
Ideaal voor bivalent gebruik om energie te besparen
De compressor van de warmtepomp is voorzien van een toerentalregeling die automatisch op de behoefte wordt afgestemd. De vermogensregeling van conventionele warmtepompen kent slechts twee toestanden „AAN“ (vol vermogen) en „UIT“ (geen vermogen). Deze warmtepompen gaan aan als de temperatuur onder een bepaalde waarde zakt, en gaan uit als deze temperatuur weer is bereikt. Deze vorm van vermogensregeling is erg inefficiënt. De vermogensregeling van de REMKOSFLBinverter-warmtepomp volgt modulerend de werkelijke behoefte.
Moderne inverter-technologie
Splittoestel De REMKO inverter-warmtepomp is een zogenaamd splittoestel. Dat betekent, dat het uit een buitenmodule en een binnenmodule bestaat, die via koperen leidingen waarin koelmiddel stroomt, met elkaar verbonden zijn. Er lopen dus geen leidingen met water van binnen naar buiten, die tegen vorst beschermd zouden moeten worden. De buitenmodule bestaat slechts uit de compressor, de verdamper en het expansieventiel. Daardoor is de buiteneenheid beduidend kleiner. In de binnenmodule bevindt zich de condensor van de kringloop en de aansluitingen voor het verwarmingssysteem.
In de elektronica is een frequentieomvormer opgenomen, die het toerental van de compressor en de ventilator naar behoefte regelt. Bij vol vermogen (vollast) loopt de compressor met een hoger toerental dan bij deellast. De lagere toerentallen zorgen voor een langere levensduur van de componenten, betere prestaties en minder lawaai. Lagere toerentallen betekenen verder minder stroomverbruik en langere looptijden. D.w.z.: Tijdens de koude periode van het jaar zullen de inverter-warmtepompen praktisch altijd doorlopen. En dit bij maximaal rendement.
Temperatuur
Een lucht/water-warmtepomp onttrekt energie aan de buitenlucht en geeft deze af aan het verwarmingssysteem. Deze variant heeft de volgende voordelen ten opzichte van de aardwarmte/water- en water/ water-warmtepompen:
Conventioneel Inverter
1/3
Een minimale temperatuurschommeling betekent energie besparen
Bij de start heeft de inverter slechts 1/3 van de tijd nodig, vergeleken met conventionele systemen
Tijd
OPMERKING Dankzij de innovatieve invertertechnologie zal deze warmtepomp door het aanpassen van het verwarmingsvermogen aan de momenteel bestaande behoefte in de koude periode bijna altijd lopen en pas uitschakelen wanneer er inderdaad geen extra warmte meer nodig is. (Hetzelfde geldt omgekeerd voor het koelen) 9
REMKO CMF / CMT Ontdooistand door het omkeren van de kringloop
Koelstand
Bij temperaturen onder ca. +5°C bevriest het vocht in de lucht op de verdamper (buitenmodule) en er kan een laagje ijs ontstaan, waardoor de warmteoverdracht van de lucht naar het koelmiddel en de luchtstroom verminderen. Het ijs moet dus worden verwijderd. Met een vierwegklep wordt de kringloop van het koelmiddel omgedraaid, zodat het hete gas van de compressor nu door de buizen van de verdamper stroomt en het opgetreden ijs wegsmelt. De ontdooistand wordt niet op voorgeprogrammeerde tijdstippen geactiveerd, maar energiebesparend alleen dan als dit nodig is.
Door de omkering van de kringloop kan er in huis ook gekoeld worden. In de koelstand worden de componenten van het koelmiddelcircuit gebruikt voor het aanmaken van koud water, zodat er warmte aan het gebouw onttrokken kan worden. Dit kan door middel van een dynamische koeling of een stille koeling. Bij de dynamische koeling wordt het koelvermogen actief aan de kamerlucht overgedragen. Dit gebeurt met watergeleide ventilatieconvectoren. Hierbij zijn voorlooptemperaturen onder het dauwpunt wenselijk, om hogere koelvermogens over te brengen en de kamerlucht te ontvochtigen.
De stille koeling berust op de opname van warmte via gekoelde vloeren, wanden of plafonds. Door buizen met stromend water door de muren te leggen, worden deze delen van het gebouw effectieve thermische warmtewisselaars. De temperatuur van het koelmiddel moet hierbij boven het dauwpunt liggen, om condensvorming te vermijden. Hiervoor is een dauwpuntbewaking nodig. Wij adviseren een dynamische koeling met ventilatorconvectoren, voor meer koeling en ontvochtiging van de ruimte op zwoele zomerdagen. Bovendien is er dan geen dauwpuntbewaking nodig.
relatieve luchtvochtigheid in %
In de afbeelding is goed te zien, binnen welk gebied de waarden liggen, die qua temperatuur en vochtigheid prettig en behaaglijk zijn voor de mens. Dit gebied dient bij het verwarmen of klimatiseren van gebouwen te worden bereikt.
100
onbehaaglijk vochtig
90 80 70 60
behaaglijk
50 40 30
nog behaaglijk 20 10 0
10
onbehaaglijk droog 12
14
16
18
20
22
24
26
28
luchttemperatuur in oC
10
30
Apparaatvarianten Serie CMF Er worden twee verschillende modellen van de binnenmodule aangeboden. Het wandtoestel van de serie CMF is aan de waterzijde voorzien van een laadpomp en een veiligheidsmodule. Bovendien kan er optioneel een elektrische bijverwarming geïntegreerd worden.
De serie CMF is ontworpen voor het gebruik van meerdere warmtegeneratoren (bivalente installaties of systemen met zonnethermische voorzieningen). Voor de CMF-serie is altijd nog een externe buffer nodig, waarvan de grootte wordt gedicteerd door het soort en het vermogen van de tweede warm-
tegenerator, om enerzijds korte looptijden van de warmtepomp te vermijden en er anderzijds voor te zorgen, dat er altijd voldoende ontdooiïngsenergie beschikbaar is.
CMF-serie
Veiligheidsmodule
Buizeneenheid voor de evt. montage van de elektrische bijverwarming Elektrisch schakelpaneel om neer te klappen Aansluitklemmen X3 voor de temperatuurvoelers Relais met controlelampjes Aansluitklemmen X2 voor externe delen zoals verwarmingspompen etc Vrije plek voor schakelaars van de optionele elektrische bijverwarming Aansluitklemmen X1 voor de stroomvoorziening van de binnenmodule Functieschakelaar In de klep vindt u het typeplaatje en de verkorte bedieningsinstructie
11
REMKO CMF / CMT Serie CMT De binnenmodule van de apparaatserie CMT is als extra voorzien van een buffer voor verwarmingswater. Standaard is een elektrische hulpverwarming met max. 9 kW toegevoegd.
De buffer voor verwarmingswater heeft een volume van 150 liter en is als hydraulische wissel opgenomen.
De CMT is zodoende het ideale apparaat als de warmtepomp als enige warmtegenerator moet werken (mono-energetisch gebruik).
CMT-serie Veiligheidsmodule Standaard voorzien van elektrische hulpverwarming (6 kW / 9 kW)
Elektrisch schakelpaneel om neer te klappen Aansluitklemmen X3 voor de temperatuurvoelers Relais met controlelampjes Aansluitklemmen X2 voor externe delen zoals verwarmingspompen etc Schakelaars van de standaard ingebouwde elektrische bijverwarming Aansluitklemmen X1 voor de stroomvoorziening van de binnenmodule en de elektrische hulpverwarming Functieschakelaar
Niet afgebeeld: het typeplaatje en de verkorte bedieningsinstructie vindt u in de afneembare kap
12
Montageinstructie De binnen- en buitenmodule moeten met koelmiddelleidingen van de afmetingen (buitendiameter) 3/8“ (ca. 16 mm) en 5/8“ (ca. 10 mm) worden verbonden.
Tussen de modules dient tenminste een vieraderige besturingskabel te worden getrokken.
De binnen- en de buitenmodule hebben elk een afzonderlijke spanningsvoorziening nodig.
Systeemopbouw CMF 120 / CMT 120
Binnen
Gemeenschappelijke retourleiding (DN 25)
Toevoer voor warmwaterbuffer (DN 25)
Toevoer voor verwarming (DN 25)
Binnenmodule CMT 120
Binnenmodule CMF 120
Netaansluiting Binnenmodule (3x1,5 mm2)
Netaansluiting Binnenmodule (3x1,5 mm2)
Netaansluiting elektrische hulpverwarming (5x2,5 mm2)
Netaansluiting elektrische hulpverwarming (optioneel) (5x2,5 mm2) Condensafvoer Aanvoer- en retourleiding verwarmingswater (DN 25)
Besturingskabel (4x1 mm2)
Besturingskabel (4x1 mm2)
Koelmiddelleidingen 3/8“ en 5/8“
Koelmiddelleidingen 3/8“ en 5/8“
Buitenmodule CMT 120
Buitenmodule CMF 120 * Netaansluiting 230V/1~/50Hz 25A (3x4 mm2)
Ventilator Condensafvoer (moet vorstbestendig worden uitgevoerd!)
* Netaansluiting 230V/1~/50Hz 25A (3x4 mm2)
Ventilator Condensafvoer (moet vorstbestendig worden uitgevoerd!)
Buiten 13
REMKO CMF / CMT Systeemopbouw CMF 160 / CMT 160
Binnen
gemeenschappelijke retourleiding (DN 25)
Toevoer voor warmwaterbuffer (DN 25)
Toevoer voor verwarming (DN 25)
Binnenmodule CMT 160
Binnenmodule CMF 160
Netaansluiting Binnenmodule (3x1,5 mm2)
Netaansluiting Binnenmodule (3x1,5 mm2)
Netaansluiting elektrische hulpverwarming (5x2,5 mm2)
Netaansluiting elektrische hulpverwarming (optioneel) (5x2,5 mm2) Condensafvoer Aanvoer- en retourleiding verwarmingswater (DN 25)
Besturingskabel (4x1 mm2)
Besturingskabel (4x1 mm2)
Koelmiddelleidingen 3/8“ en 5/8“
Koelmiddelleidingen 3/8“ en 5/8“
Buitenmodule CMT 160
Buitenmodule CMF 160 * Netaansluiting 400V/3~/50Hz 16A (5x2,5 mm2)
Ventilator Condensafvoer (moet vorstbestendig worden uitgevoerd!) Buiten 14
* Netaansluiting 400V/3~/50Hz 16A (5x2,5 mm2)
Ventilator Condensafvoer (moet vorstbestendig worden uitgevoerd!)
Algemene instructies ■
Volg bij de installatie van de hele installatie deze handleiding op.
■
Breng het toestel in zijn originele verpakking zo dicht mogelijk bij de plaats van opstelling. Op die manier vermijdt u transportschade.
■
■
■
Controleer het apparaat op zichtbare transportschade. Meld eventuele schade onmiddellijk aan uw leverancier en de transporteur. Bij het kiezen van de plaats van montage dient rekening te worden gehouden met het geluid en de installatieleidingen.
Wanddoorbreking ■
De buitenunit is tot een afstand van 30 meter tot de binnenunit met koelmiddel gevuld. Is de enkele lengte van de koelmiddelleiding langer dan 30 meter, moet koelmiddel worden toegevoegd.
■
Voer alle elektrische aansluitingen uit volgens de geldende DIN- en VDE-bepalingen.
■
Sluit de elektrische leidingen altijd vakkundig aan op de elektrische aansluitklemmen. Anders kan er brand ontstaan.
■
De afsluitkranen van de koelmiddelleidingen mogen pas direct voor de inbedrijfstelling worden geopend.
Let erop, dat er geen buizen met koelmiddel of water door het slaap- of woongedeelte lopen.
■
Er moet een opening in de wand van min. 70 mm diameter en 10 mm schuinte van binnen naar buiten worden gemaakt.
■
Wij raden u aan, de randen van het gat te bekleden met zacht materiaal smeren of bijv. met een PVC-buis, om beschadigingen te voorkomen (zie afbeelding).
■
Vanwege de brandveiligheid dient de muur van de wanddoorvoer na de montage met een geschikt afdichtmiddel worden afgesloten. Besturingskabel
Vloeistofleiding
Toevoer
LET OP Open koelmiddelleidingen moeten tegen het binnendringen van vocht en vuil door geschikte kappen of tape worden afgedicht. Koelmiddelleidingen mogen nooit worden geknikt of ingedrukt! Koelmiddelleidingen mogen uitsluitend met geschikte pijpsnijders op maat worden gemaakt (gebruik geen beugelzaag of iets dergelijks)!
Leiding met heet gas
LET OP Het installeren van koeltechnische installaties dient uitsluitend te worden verricht door vakbekwaam personeel!
LET OP De elektrische installatie moet door een gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd!
15
REMKO CMF / CMT Plaatsing en installatie van de binnenmodule Binnenmodule van de serie CMF ■
Bevestig de wandhouder met het meegeleverde bevestigingsmateriaal aan de wand en hang de binnenmodule erin.
■
De wand moet voldoende draagkrachtig zijn voor het gewicht van de binnenmodule.
■
Let erop de wandhouder waterpas te monteren.
■
Met de afstelschroeven aan de achterkant van de behuizing kan de binnenmodule exact worden uitgericht.
■
Monteer de binnenmodule zodanig, dat er aan alle kanten voldoende plaats voor montage- en onderhoudswerkzaamheden overblijft. Ook dient er voldoende ruimte aan de bovenkant te zijn, om de veiligheidsmodule te kunnen monteren.
Wandbevestiging CMF 120 / 160
16
Binnenmodule van de serie CMT ■
De binnenmodule moet op een stabiele, vlakke ondergrond worden geplaatst.
■
De ondergrond moet voldoende draagkrachtig zijn om het gewicht van de binnenmodule te kunnen dragen.
■
Met de in hoogte verstelbare voeten kan de binnenmodule exact worden uitgericht.
■
Monteer de binnenmodule zodanig, dat er aan alle kanten voldoende plaats voor montageen onderhoudswerkzaamheden overblijft. Ook dient er voldoende ruimte boven de module over te blijven voor de montage van de leidingen en de veiligheidsmodule.
Plaatsing op de vloer CMT 120 / 160
OPMERKING Gebruik uitsluitend voor de toepassing geschikt bevestigingsmateriaal.
Installatieplaats buitenmodule ■
■
■
■
■
■
Er dient voor te worden gezorgd dat dit condenswater vorstvrij kan worden afgevoerd (kiezel, drainage). De voorschriften betreffende de waterhuishouding dienen in acht te worden genomen.
Het apparaat mag uitsluitend aan een constructie of wand worden bevestigd die deze belasting kan dragen. Let erop dat de buitenmodule precies loodrecht gemonteerd wordt. De plaats van installatie dient goed te zijn geventileerd. Om het optredende lawaai zoveel mogelijk te beperken is het aan te bevelen, het geheel op vloerconsoles met trillingsdempers te monteren en een grote afstand tot geluidsreflecterende wanden te betrachten. Bij de installatie moeten de op de volgende bladzijde aangegeven minimale vrije ruimtes worden aangehouden. Deze minimale afstanden waarborgen een ongehinderde toe- en afvoer van lucht. Bovendien dient ervoor te worden gezorgd, dat er voldoende plaats is om de montage, het onderhoud en reparaties uit te kunnen voeren. Indien de buitenmodule in een regio met veel wind wordt geplaatst, dient het apparaat voor wind te worden beschermd. Let bij de montage op de hoogte van te verwachten sneeuwval (zie afbeeldingen). De buitenmodule moet in principe altijd op trillingsdempers worden geplaatst. De trillingsdempers voorkomen het overbrengen van trillingen op de vloeren of muren. Met een verwarmbare condensopvangbak wordt gewaarborgd dat condenswater uit de bak afvloeit.
■
Indien onder het toestel niet voldoende plaats is voor de koelmiddelleidingen, kunt u de voorgestanste uitsparingen verwijderen en de leidingen door deze openingen laten lopen.
■
Houd bij de plaatsing rekening met de te verwachten hoogte van eventuele sneeuwval en tel hier ca. 20 cm bij op, zodat het hele jaar door een vrije aanzuiging en afvoer van lucht gegarandeerd is.
Wind
Sneeuw + 20 cm
INSTRUCTIE Kies de plaats waar de buitenmodule wordt geïnstalleerd zodanig, dat de bij het gebruik optredende geluiden niet storend zijn voor de buren of de gebruikers zelf. U dient zich aan de voorschriften wat betreft geluidsoverlast te houden.
Immissieplaats
overdag
’s nachts
Industriegebieden
dB(A)
70
70
Bedrijfsgebieden
dB(A)
65
50
Woonkernen, dorpsgebieden en gemengd gebied dB(A)
60
45
Algemene woongebieden en kleine woonkernen
dB(A)
55
40
Pure woongebieden
dB(A)
50
35
Kuurgebied, ziekenhuizen en klinieken
dB(A)
45
35
Afzonderlijke kortstondige geluidspieken mogen de immissiewaardes overdag met niet meer dan 30 dB(A) en 's nachts met niet meer dan 20 dB(A) overschrijden.
17
REMKO CMF / CMT
Minimale afstanden van de buitenmodule in mm voor CMF/CMT 120 en tussen haakjes voor CMF/CMT160 afhankelijk van de omliggende bebouwing Voor een wand, luchtuitlaat vrij naar voren; luchtcirculatie-barrière achter Voor een overdekte wand, luchtuitlaat vrij naar voren; luchtcirculatie-barrières achter en boven In een nis: circulatiebarrières achter en aan beide zijkanten Voor een wand, uitlaat in richting van de wand; luchtcirculatie-barrière voor Tussen twee wanden, uitlaat in richting van de wand, zijkanten vrij: circulatie-barrière voor en achter In een overdekte nis, luchtuitlaat vrij naar voren; luchtcirculatie-barrières achter, aan beide zijkanten en boven.
18
Condens- en dooiwaterafvoer
Besteedt extra aandacht aan de afvoer van dooi- en condenswater. In ieder geval moeten er maatregelen worden getroffen om bijv.: wegen, inritten en dergelijke water- en vorstvrij te houden. Met behulp van onze condenswater-opvangbak wordt het optredende dooi- of condenswater onder de buitenmodule opgevangen en kan van daar uit gericht worden afgevoerd via een ingegraven buis of in de riolering. Meer informatie hierover vindt u in onze handleiding “Condenswateropvangbak”.
Richel Condensopvangbak Vloerconsole Fundamentbalk
Condensafvoer-verwarming Losse rioolbuis
Aarde
Laag kiezel waarin het water kan weglopen
Richel Condensopvangbak Vloerconsole Fundamentbalk
Condensafvoer-verwarming Aansluiting op het riool Aarde
19
REMKO CMF / CMT Hydraulische aansluiting NOTA BENE
■
De uitvoering van elke installatie apart dient op de nominale volumestroom te worden afgestemd (zie bijlage: Technische gegevens).
De meegeleverde veiligheidsmodule bestaat uit een manometer, een ontluchter en een veiligheidsventiel. De module wordt aan de betreffende buisaansluiting bovenop de binnenmodule gemonteerd.
■
De meegeleverde vuilvanger moet buiten de warmtepomp in de retourleiding gemonteerd worden. Let er op dat de vuilvanger toegankelijk blijft voor revisie
■
Let er op dat voor en achter de vuilvanger een blokkeerschuif aangebracht dient te worden. Zo weet u zeker dat de vuilvanger altijd zonder verlies van water gecontroleerd kan worden.
■
De vuilvanger moet bij elke onderhoudsbeurt worden nagekeken.
■
Om de warmtepomp nog extra te kunnen ontluchten bevindt zich een handontluchter in de binnenmodule.
■
Alle zichtbare metalen vlakken moeten nageïsoleerd worden.
■
Als de koelfunctie via de verwarmingscircuits wordt gebruikt, dienen alle buizen volledig dampdiffusiedicht geïsoleerd te zijn.
■
Alle afgetakte verwarmingscircuits inclusief de aansluiting voor de bereiding van warm water dienen door middel van terugslagkleppen tegen circulerend water te worden afgeschermd.
■
Voor de ingebruikstelling dient de installatie grondig te worden doorgespoeld. Er dient ook een lektest te worden uitgevoerd en verder moeten de binnenmodule en de hele installatie zorgvuldig worden ontlucht, evt. meerdere keren.
automatische ontluchter ■
■
Om de verwarmingscircuits hydraulisch te kunnen ontkoppelen adviseren wij een bufferreservoir als hydraulische wissel te gebruiken. Voordat de warmtepomp geïnstalleerd wordt, dient er een buizennetberekening te worden uitgevoerd. Nadat de warmtepomp geïnstalleerd is, moeten de verwarmingscircuits opnieuw hydraulisch worden afgeregeld.
■
Een vloerverwarming dient voor de hoge aanvoertemperaturen te worden beschermd.
■
De buisdiameter van de aanen afvoeraansluitingen van de warmtepomp mag niet gereduceerd worden tot aan de aansluiting op een bufferreservoir.
■
Op geschikte plaatsen dienen ontluchtingsventielen en aftapkraantjes te worden aangebracht.
■
Het hele leidingnet van de installatie dient voor het aansluiten van de warmtepomp te worden doorgespoeld.
■
Er dienen één of meer expansievaten voor het hele hydraulische systeem te worden voorzien.
■
De installatiedruk van het hele leidingbuizennetwerk dient aan de hydraulica te worden aangepast en wordt gecontroleerd als de warmtepomp in rust is. Pas ook de voordruk aan de pompopvoerhoogte aan.
20
manometer
Veiligheidsventiel
binnenmodule ■
■
Om voldoende ontdooiïngsenergie te kunnen leveren een een minimale looptijd te kunnen garanderen dient de warmtepomp voortdurend over minimaal 100 liter water te kunnen beschikken. (bufferreservoir) De meegeleverde afsluitkranen dienen direct aan de aansluitingen van de warmtepomp voor aan- en afvoer te worden aangesloten. De afsluitkranen zijn voorzien van een goed afleesbare thermometer.
LET OP Door aan de thermometerknoppen te draaien gaan de afsluitkranen open of dicht! De schaalverdeling kan in de gewenste stand worden gezet.
NOTA BENE De meest recente schema's voor de hydraulische aansluitingen vindt u in het internet onder www.remko.de
Elektrische aansluiting ■
Er moet een nettoevoer voor zowel de buitenmodule als apart naar de binnenmodule worden aangelegd.
■
De voedingsspanning van de binnenmodule mag bij een spertijd vanuit de energieleverancier niet worden uitgeschakeld. (bescherming tegen vorst)
■
■
Voor het gebruik van warmtepompen worden door de energieleveranciers (EVU) misschien speciale tarieven aangeboden.
■
Informeer bij de plaatselijke energieleverancier welke mogelijkheden er zijn.
Elektrische aansluitkast
Alle binnenmodules en de buitenmodule van de serie CMF / CMT 120 vragen om een eenfasige spanningsvoorziening van 230 V. / 50 Hz.
Sensorencontactstrip
Printplaat WP-manager
Relais
(Merlin I/O-printplaat)
Contactstrip externe componenten
Besturingsprintplaat
Zekeringen elektrische verwarming Aansluiting netspanning binnenmodule
(Interface PAC-IF010B-E)
■
De buitenmodules van de serie CMF / CMT 160 worden met een driefasige spanning van 400 V / 50Hz gevoed.
■
De buiten- en de binnenmodule worden via een vieraderige besturingskabel met elkaar verbonden.
■
Eventueel dient er voor een elektrische bijverwarming voor nog een spanningsvoorziening naar de binnenmodule te worden gezorgd.
■
De warmtepompmanager heeft informatie nodig over de vraag of vanuit de energieleverancier een vrijgave of een spertijd is geschakeld. Hiervoor moet vanuit de gebruiker een schakelbaar contact ter beschikking worden gesteld. (contact gesloten betekent vrijgave, contact open betekent spertijd)
■
In de bijlage bij deze handleiding vindt u een aansluitschema en de bijbehorende elektrische schema's.
Display en bediening
LET OP
Alle leidingdiameters dienen volgens VDE 0100 te worden gekozen. Let hierbij vooral op de lengte van de leidingen en de installatiewijze. De gegevens in het aansluitschema en in het systeemoverzicht zijn slechts één toegelaten installatiemogelijkheid in een standaardsituatie!
Controleer of alle elektrische stekker- en klemverbindingen goed vastzitten en goed contact maken, eventueel aandraaien.
LET OP Volg te allen tijde de geldende voorschriften (VDE) en de bepalingen van de TAB 2007 op. De omvang en het soort beveiliging staan in de technische gegevens vermeld.
LET OP Alle elektrische installatiewerk dient door een bevoegd elektricien te worden uitgevoerd.
LET OP
LET OP Let bij het aansluiten van de buitenmodule op het correct aansluiten van de nulleiding, anders gaan de varistoren op de netfilterprintplaat van de buitenmodule kapot.
21
REMKO CMF / CMT Elektrische aansluiting binnenmodule
De volgende instructies beschrijven de elektrische aansluiting van de binnenmodule van de series CMF en CMT. De afbeelding toont een binnenmodule van de serie CMF. De aansluiting voor de serie CMT wordt op dezelfde wijze gemaakt.
4. Voer door de kabeldoorvoeren de toevoer van de binnenmodule en de besturingskabel tussen binnen-en buitenmodule en de leidingen van de externe apparatuur en sensoren in de binnenmodule in (afbeelding 5). Let er hierbij op dat de kabelinvoeren bij de serie CMT niet onder maar boven zitten.
NOTA BENE Het aantal leidingen en sensoren is afhankelijk van de configuratie van de verwarming en de componenten. NOTA BENE De leidingen dienen volgens het aansluitschema en/of het elektroschema in de schakelkast te worden aangesloten.
1. Klap de onderste voorkap van de behuizing naar beneden, of neem hem af (afbeelding 1). 2. Maak de twee schroeven waarmee de voorkant van de behuizing vast zit, los en neem deze naar boven toe af (afbeelding 2).
3 Schroeven losdraaien
3. Maak de twee schroeven los waarmee het deksel van de schakelkast vast zit en klap deze naar beneden weg. Daarna kan het deksel worden verwijderd (afbeelding 3) en kan de schakelkast naar beneden worden geklapt zodat de elektrische leidingen kunnen worden ingebracht. (Afbeelding 4). 1 Onderste deksel behuizing afnemen
LET OP Bij het aansluiten van de elektrische leidingen dient op de juiste polariteit, vooral van die van de besturingskabel worden gelet.
LET OP Let op voldoende lengte en reserve van de leidingen bij de installatie binnen de binnenmodule, zodat de schakelkast bij latere onderhoudswerkzaamheden ook echt helemaal naar beneden kan worden geklapt.
4 Schakelkast neerklappen
LET OP Vermeid vanuit het gebouw aangebrachte kabelinvoeren.
2 Schroeven losdraaien
5 Kabel doorvoeren
Kabeldoorvoer
22
Elektrische aansluiting buitenmodule ■
Aansluitklemmen buitenmodule CMF / CMT 120
Voor de elektrische aansluiting dient de zijwand nadat de schroeven zijn losgedraaid te worden verwijderd (zie hoofdstuk „Installatie van de buitenmodule“).
Netaansluiting 230V/1~ /50Hz Besturingskabel
Schroef
Aansluiting Anschlussbuitenmodule Außenmodul
De elektrische afzekering van de installatie moet gebeuren volgens de technische gegevens (zie bijlage). Houd daarbij rekening met de gevraagde leidingdiameters!
■
Alle leidingen moeten rekening houdend met de juiste polariteit worden aangesloten en trekontlast.
■
Volg het aansluitschema en de elektrische schema's op.
■
De vieraderige besturingskabel moet op de klemmen S1, S2, S3 en de aardklem worden aangesloten.
■
■
L1
N
PE
PE
S1
S2
S3
S1
S2
S3
Aansluiting binnenmoAnschluss Innenmodul dule
Aansluitklemmen buitenmodule CMF / CMT 160
Netaansluiting 400V/3~ /50Hz Besturingskabel
Aansluiting buitenmodule Anschluss Außenmodul L1
Let bij het aansluiten van de besturingskabel op de juiste polariteit. Wordt de buitenmodule op een dak gemonteerd, dan moet deze extra worden geaard, ook de dragende constructie. (aansluiten aan de bliksemafleider of de aardelektrode)
N
Netaansluiting Netzzuleitung 230V/1~/50Hz 230V/1~/50Hz
Schroeven ■
L1
L1
L2
L3
N
L2
L3
N
PE
Netzzuleitung Netaansluiting 400V/3~N/50Hz 230V/1~/50Hz
PE
S1
S2
S3
S1
S2
S3
Aansluiting binnenmodule Anschluss Innenmodul
LET OP Let bij het aansluiten van de buitenmodule op het correct aansluiten van de nulleiding, anders gaan de varistoren op de netfilterprintplaat van de buitenmodule kapot! 23
REMKO CMF / CMT Temperatuursensoren ■
Afhankelijk van het soort installatie kan het aantal benodigde sensoren variëren.
■
In de binnenmodule (F11) zijn de VL-sensor, de retoursensor (F17) en de sensor voor de vloeistofleiding (koelcircuit) al geplaatst en aangesloten.
■
Voor de plaatsen waar de sensoren aangebracht moeten worden, raadpleegt u de hydraulische schema's.
■
Standaard worden een buitensensor, een dompelsensor (die bedoeld is als sensor voor het warme drinkwater) en een aanlegvoeler meegeleverd.
■
Als er een zonne-installatie wordt aangesloten moeten voor het meten van de collectortemperaturen PT-1000 sensoren worden gebruikt (F14)! Alle andere sensoren zijn NTC-sensoren met een referentieweerstand van 5-kilo-Ohm.
■
Alle sensoren worden in de schakelkast van de binnenmodule volgens het aansluitschema (zie bijlage) aangesloten.
24
Aanlegvoeler
Buitenvoeler
Om bijv. de temperaturen van het verwarmingscircuit te meten, dienen aanlegvoelers, die op de buizen worden bevestigd.
Er dient in ieder geval een buitensensor voor de warmtepompmanager te worden aangesloten.
■
De aanlegvoelers worden met de meegeleverde trapeziumhouder en de klemband op een buis bevestigd.
■
Deze plek moet eerst worden schoongemaakt. Vervolgens wordt warmtegeleidende pasta (A) aangebracht en de voeler bevestigd.
NOTA BENE Bij ontoereikende kabellengte kunnen de kabels van de sensoren met een draaddiameter van 1,5 mm² tot maximaal 100 meter worden verlengd.
■
De buitensensor dient in noordoostelijke richting ca. 2,5 meter boven de grond te worden aangebracht. De sensor mag niet blootstaan aan direct zonlicht en moet voor zeer harde windstoten worden afgeschermd. Plaats de sensor liefst niet boven een raam of luchtschacht.
■
Maak het deksel los en schroef de sensor met de bijgeleverde schroef vast.
■
Om de sensor op de installatie aan te sluiten, adviseren wij een installatieleiding met een draaddiameter van min. 0,5 mm².
De koelmiddelleidingen aansluiten ■
■
■
■
De buitenmodule en de binnenmodule worden met twee koperen leidingen (koperbuis van koelkastkwaliteit) met een diameter van “ en “ verbonden (Speciaal toebehoren van REMKO).
8 Correcte flensvorm
Vastdraaien met 1e steeksleutel
Let bij het buigen van de koelmiddelleidingen op de buigradius, om te voorkomen dat de buizen dichtknikken. Buig een buis nooit twee keer op dezelfde plaats om broosheid en scheuren te voorkomen. Let bij het trekken van de koelmiddelleidingen op een goede bevestiging en isolatie. Om de koperbuizen op de modules te kunnen aansluiten moeten deze worden omgeflensd. Let daarbij op een correcte vorm van de flens en passende wartelmoeren (meegeleverd). (afbeeldingen 6 t/m 8).
Tegenhouden met 2e steeksleutel
3/8” c.q. 9,52 mm
Oprekafmeting øA 12,8 - 13,2 mm
5/8” c.q. 15,88 mm
19,3 - 19,7 mm
Koperen buis Buitendiameter
Aansluiten aan het apparaat ■
Demonteer de kap die om de buitenmodule heen zit. Eventueel kunnen de voorgestanste doorvoeren worden geopend.
■
Haal de afdekkappen van de buizen. De wartelmoeren kunnen later bij de montage van pas komen. Let erop dat de wartelmoer op de buis zit, voordat deze wordt omgeflensd.
■
Verbind de koelmiddelleidingen eerst met de hand met de apparaataansluitingen, zodat u zeker weet dat deze er recht op zitten. Vervolgens draait u de schroefverbindingen met twee passende steeksleutels vast. Er moet met één sleutel worden tegengehouden (afbeelding 9).
6 Ontbramen van de koudemiddelleiding Koudemiddelleiding
Ontbramer
7 Omflenzen van de koudemiddelleiding Felsgereedschap
9 Schroefkoppelingen vastdraaien
Aanhaaldraaimoment “: 32-40 Nm “: 65-75 Nm
■
De geïnstalleerde koelmiddelleidingen inclusief de geflensde schroefverbindingen dienen van geschikte isolatie worden voorzien.
■
Bijzondere maatregelen voor de olieterugvoer van de compressorolie hoeven niet te worden getroffen.
NOTA BENE De buitenmodules worden met de bijpassende felswartels geleverd. NOTA BENE Er mag alleen gereedschap worden gebruikt, dat geschikt is voor gebruik in de koeltechniek (bijv.: buigtang, pijpsnijder, ontbramer en felsgereedschap) koelmiddelbuizen mogen niet worden afgezaagd
LET OP Bij alle werkzaamheden dient te worden uitgesloten dat vuil, spaanders, water enz. in de koelmiddelleidingen terechtkomt!
25
REMKO CMF / CMT Koeltechnische inbedrijfstelling Controle op lekkages Sluit het manometerstation met tenminste één Schrader-ventiel van de afsluitkranen aan op de buitenmodule.
■
■
De controle op lekkages dient met gedroogde stikstof en een testdruk van 40 bar in een tijdsspanne van 30 minuten te worden uitgevoerd.
■
De aansluitingen en verbindingen van de buizen moeten met geschikte lekzoekapparatuur geïnspecteerd worden en mogelijke lekken worden verholpen.
Koelmiddel bijvullen ■
De buitenmodule is met voldoende koelmiddel gevuld voor buizen van tot 30 meter lengte.
■
Is de enkele lengte van de buizen meer dan 30 meter, dient 600g extra koelmiddel per 10 meter leiding (enkele lengte) te worden bijgevuld.
Ontluchten ■
De overdruk moet uit de koelmiddelleidingen worden verwijderd.
■
De gebruikte vacuümpomp moet een minimale absolute onderdruk van 10 mbar hebben, om vreemde gassen en vocht betrouwbaar uit de leidingen te verwijderen.
■
Hoelang het vacuüm moet worden getrokken is afhankelijk van de lengte van de koelmiddelleidingen. Wij adviseren een duur van tenminste 60 minuten. Als de vreemde gassen volledig uit het systeem zijn verwijderd, worden de ventielen van het manometerstation gesloten.
LET OP Er moet een vacuüm van min. 20 mbar abs. tot stand worden gebracht!
26
LET OP Let er op dat het gebruikte koudemiddel altijd in vloeibare vorm gevuld wordt!
LET OP Het aansluiten van de koelmiddelleidingen en het hanteren van koelmiddel is voorbehouden aan bevoegd en vakbekwaam personeel (vakbekwaamheidscategorie I)
Verbinden van het koelcircuit ■
Als de hiervoor beschreven werkzaamheden en controles zijn uitgevoerd, moeten de afsluitkranen met een geschikte zeskantsleutel tegen de klok volledig worden geopend en zodoende de buitenmodule koeltechnisch met de binnenmodule worden verbonden. Pas daarna is de warmtepompinstallatie koeltechnisch functioneel.
■
Schroef daarna de afdekkappen weer op en controleer alle afsluitkranen op lekdichtheid.
■
Vervolgens worden alle functiecontroles uitgevoerd en alle aansluitingen nageïsoleerd, om de vorming van condens tegen te gaan.
Bedieningspaneel Groen controlelampje brandt de buitenmodule wordt aangesproken
Rood controlelampje brandt: De buitenmodule heeft een storing
Warmtepompmanager (bediening en display)
Functieschakelaar Stand I: Normaal bedrijf Hiermee wordt de installatie aangezet. De warmtepomp en een evt. aanwezige 2e warmtegenerator (elektrische ver-warming van 6 kW of verwarmingsketel) worden vraag- en weersafhankelijk automatisch aan- en uitgezet en geregeld. Stand 0: UIT Stand II: Noodverwarming Hiermee worden alle circulatiepompen en de 2e warmtegenerator (el. verwarming van 9 kW of verwarmings-ketel) direct, zonder de warmtepompmanager, aangezet. Gebruik deze stand uitsluitend als de warmtepomp last heeft van een ernstig defect (bijv.: defecten van de buitenmodule of van de warmtepompmanager). Eventueel kan deze functie ook handig zijn, als de verwarming al gebruikt wordt terwijl de buitenmodule nog niet geïnstalleerd is of de inbedrijf-stelling nog niet is afgesloten.
LET OP Let erop, dat de weersafhankelijke thermostaat bij noodbedrijf niet functioneert. Beperk daarom de aanvoertemperatuur bij de regeling van de elektrische bijverwarming of bij de externe regeling van de verwarmingsketel op een aan het verwarmingsdistributiesysteem aangepaste maximale temperatuur! (bijv.: bij vloerverwarmingen max. 55 °C)!
NOTA BENE Als de warmtepomp uitgeschakeld is (stand 0 van de functieschakelaar) is de verwarmingsinstallatie uitgeschakeld. Er is geen antivriesfunctie.
27
REMKO CMF / CMT Opmerkingen bij de inbedrijfstelling Met de warmtepompmanager Multitalent wordt de hele verwarmingsinstallatie volledig bediend en bestuurd. De warmtepompmanager wordt door middel van de bedieningseenheid bediend. De bedieningseenheid wordt op het basisapparaat gestoken geleverd en bevindt zich achter de klep in de binnenmodule.
parameters moet volledig doorgeprogrammeerd worden (zie hydraulische schema's in het handboek bij de warmtepompmanager).
LET OP Na een stroomuitval e.d. kan de eerder geprogrammeerde configuratie door op de F-toets naast Ende te drukken direct weer geactiveerd worden. Dit geschiedt ook automatisch na een wachttijd van 10 minuten.
■
Vanuit de fabriek is installatie 1 voorgeïnstalleerd. Na een reset van de warmtepompmanager worden de parameters door installatie 1 geladen.
C
■
Voor de eigenlijke inbedrijfstelling dient een intensieve visuele controle plaats te vinden.
B
■
Schakel de spanning in.
■
Het volgende scherm verschijnt in het display van de Multitalent.
■
De installatie moet op de persoonlijke waarden van de klant worden afgestemd (bijv. aanvoer-/voorlooptemperatuur).
■
De meegeleverde verkorte handleiding geeft een overzicht hoe de belangrijkste waarden ingesteld moeten worden.
■ Na
A De warmtepompmanager wordt met de volgende toetsen bediend. Met de draaiknop (A) kan tussen de weergegeven menupunten worden gebladerd of kunnen instelwaarden worden gewijzigd. Home
Als u op de Home-knop (B) drukt, komt u altijd weer in het standaard display. Elke van de vier functietoetsen (C) staat voor een van de vier regels in het display. Door op een F-toets te drukken kan een menupunt of instelwaarde geselecteerd worden.
28
Ende
Installation
OK
■ Controleer
welk installatieschema gebruikt is (zie hydraulische schema's in het handboek bij de warmtepomp-manager)
■
Als installatieschema 1 geschikt is, hoeft slechts op de F-toets naast Ende te worden gedrukt. Als voor een ander installatieschema wordt gekozen, moet de F-toets naast OK worden ingedrukt om de installatie te starten.
■
De configuratie in het installatiemenu voor de gekozen hydraulica met de bijbehorende
de configuratie dient de installatie opgestart te worden en dienen de gemeten waarden in een inbedrijfstellingsprotocol geregistreerd te worden.
NOTA BENE Uitsluitend een door REMKO bevoegde installateur mag de warmtepompmanager inbedrijfstellen en programmeren. NOTA BENE Belangrijke details voor een succesvolle inbedrijfstelling vindt u in het handboek bij de warmtepompmanager. NOTA BENE Tijdens een inbedrijfstelling kan er slechts één typische voorinstelling van de warmtepompmanager geprogrammeerd worden. Vanwege verschillende gewoontes van gebruikers en bouwsubstanties moeten aparte instellingen eventueel geoptimaliseerd worden. Vooral tijdens de eerste verwarmingsperiode
Functies warmtehoeveelheidsmeter De warmtepompmanager Multitalent PLUS is uitgevoerd met de volgende voor de warmtehoeveelheidsmeter relevante weergaves en/of functies: Weergaveniveau
Specialistenmenu
Opnemen in de favorieten
Bij de weergaves die relevant zijn voor de warmtehoeveelheidsmeter komt u door de hierna aangegeven bedieningsstappen van de warmtepompmanager op te volgen.
In het specialistenmenu is het warmtepompmenu te vinden. Hierin zijn de parameters voor de warmtehoeveelheidsmeter geconfigureerd.
Niveau 0
Niveau 0
Tot maximaal 10 display-waarden kunnen naar niveau 0 gekopieerd worden. Deze „Favorieten“ kunnen zo door de gebruiker van de installatie heel snel ter controle worden opgeroepen, zonder al te veel aandacht aan de menustructuur van de warmtepompmanager te hoeven besteden. Hieronder ziet u welke display-waarden van de warmtehoeveelheidsmeter eventueel in het favorietenmenu kunnen worden opgenomen.
Vr
23-apr10 16:05
T-buiten T-combi
19,0 °C 36,2 °C
Verwarmen
Vr
23-apr10 16:05
T-buiten T-combi Verwarmen
19,0 °C 36,2 °C
Home
Niveau 1
Niveau 1
Hoofdmenu 01
Home
Einde
01
Terminal Regeling
Terminal Regeling
Niveau 2
Niveau 2
Regeling 01
Einde
Niveau 4 07
Einde
Niveau 4 (Vervolg) 07
23-apr10 16:05 19,0 °C 36,2 °C
Einde
Niveau 0 Vr
Specialist 02
Einde
Warmtegenerator Cascade Warmtepomp
Warmtepomp 05
E1 Functie E2 Functie E15 Functie
Rendement Dag 30,2 kWh Rendement Tot 99 kWh Fout 00
Einde
02 03 09
Niveau 4 Warmtepomp
Einde
23-apr10 16:05
Huidig rendement 8070 W T-combi 36,2 °C Verwarmen
Niveau 4 (Vervolg)
Volumestroom 28 l/min Huidig rendement 8070 W Rendement Dag 30,2 kWh
Installatie
04
Niveau 3
Installatie Warmwater Verwarmingscircuit 1
Installatie
Vr
T-buiten T-combi Verwarmen
Tijd-Datum Service Specialist
Niveau 3 01
Einde
Regeling Einde
Melding Gebruiker Tijdprogramma
Melding
Niveau 0
Hoofdmenu
12
Niveau 0 Vr
23-apr10 16:05
Rendement Dag 30,2 kWh T-combi 36,2 °C Verwarmen
Niveau 0 Einde
Impulswaarde 1 Impulseenheid l/imp Min volumestroom 12,0 l/min
Vr
23-apr10 16:05
Rendement Tot 99 kWh T-combi 36,2 °C Verwarmen
29
REMKO CMF / CMT Verhelpen van storingen en service Het apparaat is volgens de modernste productiemethoden geproduceerd en meerdere keren op een probleemloze werking gecontroleerd. Als er desondanks toch storingen optreden, controleer dan de werking van het apparaat volgens de onderstaande lijst. Als alle controles zijn uitgevoerd en het apparaat nog steeds niet probleemloos werkt, licht dan uw gespecialiseerd bedrijf in! Storing
De warmtepomp start niet of schakelt zelfstandig uit
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Stroomuitval, onderspanning
Spanning controleren en eventueel wachten op weer inschakelen
Netzekering defect Hoofdschakelaar uitgeschakeld
Netzekering vervangen, hoofdschakelaar inschakelen
Netkabel beschadigd
Reparatie door een vakbedrijf
EVU-spertijd
wacht tot EVU-spertijd voorbij is en de warmtepomp weer start als dit nodig is
Gebruikstemperatuurgrenzen overresp. onderschreden
Let op het temperatuurbereik
Insteltemperatuur overschreden Verkeerde bedrijfsmodus
Aansluitfout Besturingskabel S1-S2-S3-PE
Verwarmingspomp gaat niet uit
Pompen verwarmingscircuit gaan niet aan
De insteltemperatuur moet boven de temperatuur van de warmtegenerator liggen, controleer de bedrijfsmodus Buitenmodule vrijgeven, dan de aansluitingen in de juiste volgorde maken aan de hand van het aansluitschema. Buitenmodule weer met de spanning verbinden. Let ook op het op de juiste wijze aansluiten van de aardleider
Verkeerde pompschakeling
Laat de pompschakeling in het specialistenmenu „Verwarmingscircuit“ nakijken
Verkeerde bedrijfsmodus ingesteld
Controleer de bedrijfsmodus
De zekering van de besturingsprintplaat in de schakelkast van de binnenmodule is defect
Zekering aan de linker kant van de besturingsprintplaat vervangen
Verkeerd verwarmingsprogramma ingesteld
Controleer het verwarmingsprogramma. In de koude tijd van het jaar adviseren wij de bedrijfsmodus „Verwarmen“
Tegenstrijdige temperaturen, bijv. buitentemperatuur hoger dan kamertemperatuur
Let op het temperatuurbereik
Storingzoeken Als er een storing optreedt in de verwarmingsinstallatie verschijnt het bijbehorende foutnummer in het display van de warmtepompmanager. De betekenis van de weergegeven foutcode staat in de tabel. 30
Nadat de storing is opgelost dient de installatie kort uitgezet en daarna opnieuw opgestart te worden (functieschakelaar uit- en daarna weer inschakelen). De warmte-
pompmanager start nu opnieuw op, verwerkt de nieuwe configuratie en werkt verder met de nieuwe waarden.
Melding
Beschrijving van de oorzaak/opmerkingen
Storing warmtepomp (E 54)
Storing warmtepomp. De debietregelaar meldt een probleem met de doorstroming. Mogelijke oorzaken kunnen zijn: lucht in het systeem, een verstopte vuilvanger of een defect van de laadpomp in de binnenmodule. Als ook het rode controlelampje brandt, is er een probleem met de buitenmodule, dat alleen door de klantendienst kan worden opgelost.
E 69
Breuk of kortsluiting van voorloop-/aanvoersensor HK2 (mengcircuit). Sensor F5
E 70
Breuk of kortsluiting voorloop WP. Sensor multifunctie 1. Sensor F11
E 71
Breuk of kortsluiting sensor buffer onder. Sensor F12
E 72
Breuk of kortsluiting sensor buffer boven. Wordt bij REMKO niet gebruikt
E 75
Breuk of kortsluiting buitensensor. Sensor F9
E 76
Breuk of kortsluiting warm-watervoeler. Sensor F6
E 78
Breuk of kortsluiting verzamelsensor. Sensor F8
E 80
Breuk of kortsluiting kamersensor verwarmingscircuit 1. Wordt niet gebruikt bij REMKO
E 81
EEPROM-fout. De geldende waarde is door de standaardwaarde vervangen. Controleer de parameterwaarden!
E 83
Breuk of kortsluiting kamersensor verwarmingscircuit 2. Wordt niet gebruikt bij REMKO
E 84
Fout vochtsensor. Wordt bij REMKO niet gebruikt
E 90
Adressen 0 en 1 van de bus. De busadressen 0 en 1 mogen niet tegelijk worden gebruikt.
E 91
Busadres in gebruik. Het ingestelde busadres wordt al door een ander apparaat gebruikt.
E 135
Breuk of kortsluiting WW-reservoir onder, sensor multifunctie 2. Wordt niet gebruikt bij REMKO
E 136
Breuk of kortsluiting sensor warmtegenerator 2, collectorsensor 2, sensor multifunctie 3. Sensor F13
E 137
Breuk of kortsluiting collectorsensor 1, sensor multifunctie 4. Sensor F14
E 140
Breuk of kortsluiting retoursensor (regelsensor koelbedrijf). Sensor F17
E 200 - E 207
Communicatie warmtegenerator 1 t/m WE 7
E 220 - E 253
Communicatie BM 0 t/m BM 15
E 240
Communicatie Manager
E 241
Communicatie met (bepaalde) warmtegeneratoren
E 242
Communicatie menger
E 243
Communicatie zonnecollector
Klantendienst Kennisgeving dat het tijd is voor de jaarlijkse onderhoudsbeurt. (informatie 51) Storing warmtepomp (informatie 55)
Storing warmtepomp. De debietregelaar is geactiveerd of de buitenmodule is defect, het laatste alleen als ook het rode lampje tegelijk brandt. Als het rode controlelampje niet tegelijk brandt: Controleer de circulatiepomp c.q. de doorstroming. Mogelijk zit er lucht in de pomp of in het verwarmingscircuit
EVU-uitgeschakeld
Kennisgeving dat de energieleverancier tijdelijk is uitgeschakeld oftewel er sprake is van een EVU-spertijd. De warmtepomp en de elektrische verwarming zijn uitgeschakeld. Een verwarmingsketel wordt naar behoefte aangezet. 31
REMKO CMF / CMT Knippercode buitenmodule Als het roede lampje op de binnenmodule brandt, is er een storing bij de buitenmodule. Als de kast van de behuizing wordt verwijderd, ziet u twee lichtdioden die bij normaal bedrijf groen en rood branden (zie de afbeelding hiernaast). Knipperen deze dioden, dan is er een storing. In de volgende tabel kunnen de oorzaak van de storing en de te nemen maatregelen worden opgezocht. groene LED
knippert 1 keer
Betekenis
knippert 1 keer
Fasefout: De toevoer naar de buitenmodule Controleer de elektrische aansluiting of de verbinding tussen de binnen- en de (fases verwisseld) buitenmodule zijn niet correct aangesloten Controleer de verbindingsleiding
knippert 2 keer
Een stekker van de printplaat is losgetrok- Alle stekkers van de printplaat bij de hogeken of maakt niet goed contact en de lagedrukschakelaar controleren
knippert 3 keer
Storing van de besturingsprintplaat
Vervang de stuurprint
knippert 1 keer
Bedradingsfout tussen de binnen- en buitenmodule
Controleer de verbindingsleiding op juiste polariteit en correct contact
knippert 2 keer
Verkeerde gegevensoverdracht tussen binnen- en buitenmodule
Controleer of de verbindingsleiding onvakkundig is verlengd of verkeerd is aangesloten
knippert 1 keer
Temperatuur heet gas in het koelcircuit te hoog of te weinig oververhitting van het hete gas
Controleer de hoeveelheid koelmiddel; controleer de sensor voor de temperatuur van het hete gas; controleer het expansieventiel
De hogedrukschakelaar heeft aangesproken
Open eventueel nog gesloten kogelkleppen, overvulling koelmiddel controleren
De lagedrukschakelaar heeft aangesproken
Open eventueel nog gesloten kogelkleppen, tekort aan koelmiddel controleren
Geen spanning op compressor
Controleer de stroomvoorziening van de compressor
knippert 3 keer
Oververhittingsbeveiliging heeft aangesproken, te hoge vloeistoftemperatuur in koelcircuit
Vervuilde warmtewisselaar van de buitenmodule reinigen; eventueel lucht-kortsluiting van het buitenapparaat oplossen
knippert 4 keer
Overstroombeveiliging van compressor Open eventueel nog gesloten kogelklep(overbelasting) heeft aangesproken, of de pen; controleer de voedingsspanning; compressor heeft geen bedrijfsspanning vervang defecte stuurprint
knippert 5 keer
Storing van de heetgastemperatuursensor of de lameltemperatuursensor (kabelbreuk of kortsluiting)
Controleer of de stekker op de stuurprint goed vast zit, controleer de werking van de sensoren
knippert 6 keer
Temperatuurstoring van het inverterkoelblok
Doorstroomblokkades in de buitenmodule oplossen
knippert 7 keer
Storing van de spanningsvoorziening
Controleer de voedingsspanning en repareer dit
knippert 1 keer
Storing van de sensor vloeistofleiding (kabelbreuk of kortsluiting)
Controleer of de stekker op de stuurprint goed vast zit, controleer de werking van de sensor
knippert 4 keer
Temperatuur van de vloeistofleiding te hoog / laag
Koelmiddelleiding controleren of tekort aan koelmiddel
knippert 2 keer
knippert 4 keer
32
Lichtdioden
rode LED
knippert 2 keer
knippert 3 keer
Lichtdioden in de buitenmodule
Oplossing
Afmetingen apparaat Afmetingen buitenmodule CMF / CMT 120
Afmetingen buitenmodule CMF / CMT 160
1338
1050
33
REMKO CMF / CMT Afmetingen apparaat Afmetingen binnenmodule serie CMF
255
160
220
180
140
Locatie buisaansluitingen
Maten van de buis-uitgangen
255
Heetwater-aanvoerleiding, 1” AG Aansluiting veiligheidsmodule Aansluiting condensafvoer AD=22 Opening voor het instellen Regeling elekt. verwarming Vul- en aftapkraan
34
185
155 50
220
150
260
Heetwater-retourleiding, 1” AG
235
Koelmiddelleiding, 5/8”
85
200
Koelmiddelleiding, 3/8”
Afmetingen apparaten binnenmodule serie CMT Afmetingen binnenmodule CMT VL-WW
100 60
RL VL-Hz Koelmiddelbuizen
VL-Hz RL
1670
235 60
Aansluiting voor Condensafvoer
155
795
910
80 935
Buitenmaten max. 1760
180
550
VL-WW
550
260
605 670
Kantelmaat: 1900 mm
35
REMKO CMF / CMT Aansluitschema contacttoewijzing
L1 L2 L3 N
Toevoer elekt.verwarming
M
of brug ***)
br
br bl
Circulatiepomp koelen
F 14 Zonnecollector F 13 Verbrandingsketel vaste stoffen F 12 Referentiesensor bufferreservoir onder F 11 Voorloopleiding warmtepomp F 9 Buitentemperatuur F 8 T-verzamelaar (gem. voorloop) F 6 Warmwaterreservoir F 5 Voorloopleiding HK2 (mengcircuit)
Analoge afstandsbediening met kamersensor
bl
<
weiss
X3 X3.1 X3.2 X3.3 X3.4 X3.5 X3.6 X3.7 X3.8 X3.9 X3.10 X3.11 X3.12 X3.13 X3.14 X3.15 X3.16 X3.17 X3.18 X3.19
Klemmenblok X3
F 15 Volumestroomgever
3
Aansluitschema CMF/CMT 120/160
F 17 Retourleiding warmtepomp
A9
Laadpomp binnenmodule
A12
Circulatiepomp zonnecollector of circulatie of Verbrandingsketel vaste stoffen
X2.31 X2.32-N X2.33 X2.34 X2.35-N X2.36 X2.37 X2.38-N X2.39 X2.40 X2.41-N X2.42
A10 A10
zw
Omschakelventiel koelen
A3
zw bl
A2
X2.25 X2.26-N X2.27 X2.28 X2.29-N X2.30
Circulatiepomp HK 2 Mengcircuit
A1
Circulatiepomp HK 1
E1
Debietregeling **)
A4/A5
3-weg-menger HK2
3
De vrijgave van de ketel kan naar wens potentiaalvrij of direct met 230 V (fase overbrugd vanuit X2.19) worden uitgevoerd, daarbij kan een sluiter of een opener worden gebruikt.
(4-weg-) schakelklep 2e warmtegenerator
Uitgangen/Ingangen Merlin I/O-printplaat
*)
**) Alleen bij een uitvoering zonder warmtehoeveelheidsmeter
***) Alleen bij een uitvoering met warmtehoeveelheidsmeter
Contact sluiter Contact opener
Vrijgave 2e warmtegenerator *)
X2.1 X2.2 X2.3 X2.4 X2.5 X2.6 X2.7 X2.8-N X2.9 X2.10 X2.11-N X2.12 X2.13 X2.14 X2.15 X2.16 X2.17 X2.18 X2.19-L1.1 X2.20-L1.1 X2.21-L1.1 X2.22 X2.23-N X2.24
Klemmenblok X2
Houd rekening met de technische bepalingen van de plaatselijke energieleverancier
EVU-vrijgave/spertijd (230 V~) Bijv.:NYM 3x1,5mm2
Klemmenblok X1
X1.1 X1.2 X1.3 X1.4 X1.5 X1.6 X1.7 X1.8 X1.9
Bijv.:NYM 5x2,5mm2
F17 (F15) F14 F13 F12 F11 F9 F8 F6 F5 F3 F2 (F1)
Binnenmodule
Vrijgaverelais
S1 S2 S3
Buitenmodule
S1 S2 S3
Toevoer binnenmodule Bijv.:NYM 3x1,5mm2
Omschakelventiel Consumptief warm water
36
L1 N
CMF/CMT 160
CMF/CMT 120: Bijv.:NYM 3x4mm CMF/CMT 160: Bijv.:NYM 5x2,5mm2 2
CMF/CMT 120
Gebouweigen onderverdeling
Toevoer buitenmodule
Elektrische schema's
EVU spertijd/ vrijgave
Printplaat WP-manager (Merlin I/O-printplaat)
Aansluiting netspanning 1~230 V/50Hz
Functieschakelaar 1=Automatisch/ 0=UIT/ 2=Noodverwarming
Controlelamp groen Aanvraag Buitenmodule
Elektrisch schema WP01
37
REMKO CMF / CMT Elektrische schema's (vervolg)
Speciale accessoires elektrische verwarming
Omschakelventiel 2e warmtegenerator
Printplaat WP-manager (Merlin I/O-printplaat)
DICHT OPEN
Laadpomp binnenmodule
Elektrisch schema WP02
38
Elektrische schema's (vervolg)
Printplaat WP-manager (Merlin I/O-printplaat)
Speciale accessoires elektrische verwarming
Elektrisch schema WP03
Debietregeling *) of brug **)
*) alleen bij een uitvoering zonder warmtehoeveelheidsmeter **) alleen bij een uitvoering met warmtehoeveelheidsmeter
39
REMKO CMF / CMT Elektrische schema's (vervolg)
Printplaat WP-manager (Merlin I/O-printplaat)
MF3
MF4
A12 A10
41
L1.1
40 39
L1.1
Pomp Koelen
TB141.4 X2.37 X2.34 X2.31
TB141.3
L1.2
Omschakelklep Koelen
-zonnepaneel of -vaste brandstof ketel of -circulatie
X2.35 K9 X2.32 H2 X2.38 K7
N
Controlelamp rood De buitenmodule heeft een storing
L1.2
N
Elektrisch schema WP04
40
Elektrische schema's (vervolg)
Inschakelen 3 kW
Voeding elektrische hulpverwarming 400V/3~ /50Hz
Inschakelen 6 kW
Elektrische bijverwarming 3 x 2 kW
Elektrisch schema WP05
41
REMKO CMF / CMT Elektrische schema's (vervolg)
Vrijgave 2. Warmtegenerator (potentiaalvrije opener of sluiter)
Stuurprint in de binnenmodule Interface PAC-IF010 B-E
Vrijgave compressor Vrijgave koel
Elektrisch schema WP06
42
Elektrische schema's (vervolg)
Printplaat WP-manager (Merlin I/O-printplaat)
OPEN DICHT
3-weg menger HK 2
3-weg Omschakelklep Warmwater
Pomp HK 2 (mengcir cuit)
Pomp HK 1
Elektrisch schema WP07
43
REMKO CMF / CMT Elektrische schema's (vervolg)
Printplaat WP-manager (Merlin I/O-printplaat) F9 F8 F6 F5 F3 F2 F1 F11 F12 F13 F14 F15 F17 eBus+ eBus CAN H CAN L CAN CAN +
Stuurprint in de binnenmodule (Interface PAC-IF010 B-E)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
TB62.3 TB62.4 TB61.1 TB61.2 TB61.4 TB61.3
0-10 V
Vaste weerstand 6,2 kOhm
X3.19 X3.18 X3.17 X3.16 X3.15 X3.14 X3.13 X3.12 X3.11 X3.10 X3.9 X3.8 X3.7 X3.6 X3.5 X3.4 X3.3 X3.2 X3.1 X3 X3.20 X3.21
Sensorencontactstrip
F1 F2 F3 F5 F6 F8 F9 F11 F12 F13 F14 F15 F17 eBus+ eBus CAN CAN L CAN + CAN H
Onderkoelingstemperatuur (Vloeistofsensor koudekringoop)
Elektrisch schema WP08
44
Klemmenschema/legenda Klem
Toewijzing aansluitingen (toevoer)
Klem
Toewijzing aansluitingen (uitgangen) vervolg
X1.1
Spanningsvoorziening binnenmodule - L
X2.31
Omschakelventiel koelen L‘‘- zwart
X1.2
Spanningsvoorziening binnenmodule - N
X2.32
Omschakelventiel koelen N - grijs
X1.3
Spanningsvoorziening binnenmodule - PE
X2.33
PE
X1.4
Spanningsvoorziening elekt.verwarming - L1 (optioneel bij de serie CMF)
X2.34
Circulatiepomp koelen - L Circulatiepomp koelen - N
X1.5
Spanningsvoorziening elekt.verwarming - N (optioneel bij de serie CMF)
X2.35 X2.36
Circulatiepomp - PE Circulatie- of zonnepaneelpomp - L
X1.6
Spanningsvoorziening elekt.verwarming - PE (optioneel bij de serie CMF)
X2.37 X2.38
Circulatie- of zonnepaneelpomp - N
X1.7
Spanningsvoorziening elekt.verwarming - L2 (optioneel bij de serie CMF)
X2.39
Circulatie- of zonnepaneelpomp - PE
X1.8
Spanningsvoorziening elekt.verwarming - L3 (optioneel bij de serie CMF)
X2.40
Laadpomp binnenmodule - L
X2.41
Laadpomp binnenmodule - N
X1.9
PE
X2.42
Laadpomp binnenmodule - PE
Klem
Toewijzing aansluitingen (uitgangen)
Klem
Toewijzing aansluitingen (zwakstroomsensor)
X2.1
Besturingskabel buitenmodule-binnenmodule - S1
X3.
Massa
X2.2
Besturingskabel buitenmodule-binnenmodule - S2
X3.1
CAN-Bus +
X2.3
Besturingskabel buitenmodule-binnenmodule - S3
X3.2
CAN-Bus -
Vrijgave 2e warmtegenerator (gemeenschappelijk contact, naar keuze potentiaalvrij of 230 Vvoeding via brug op X2.19) Vrijgave 2e warmtegenerator (opener)
X3.3
CAN-Bus L
X3.4
CAN-Bus H
X3.5
eBus - (ingesteld vermogen in % via 0-10 V -signaal)
X2.6
Vrijgave 2e warmtegenerator (sluiter)
X3.6
eBus + (ingesteld vermogen in % via 0-10 V -signaal)
X.2.7
Omschakelventiel 2e warmtegenerator - OPEN
X3.7
F17 Retoursensor (regelsensor koelen)
X2.8
Omschakelventiel 2e warmtegenerator - N
X3.8
F15 Sensor (optie: volumestroomgever)
X2.9
Omschakelventiel 2e warmtegenerator - DICHT
X3.9
F14 Sensor zonnecollector (Pt 1000)
X2.10
Menger verwarmingscircuit 2 - OPEN
X3.10
X211
Menger verwarmingscircuit 2 - N
X2.12
Menger verwarmingscircuit 2 - DICHT
X2.13
EVU-vrijgave/-spertijd
X3.12
X2.14
EVU-vrijgave/-spertijd Magneetschakelaar K6-A1/L‘, 6 kW elektr. bijverwarming Debietregeling
X3.13
X3.16 X3.17
X2.19
Debietregeling Magneetschakelaar K6 en K8-A2/N1.2, elektr. bijverwarming Continufase - L‘
F13 Sensor vastestofverbrandingsketel F13 (Pt 1000) F12 Sensor bufferreservoir onder (Referentiesensor zonnepaneel of vastebrandstofketel) F11 Voorloopsensor warmtepomp of verwarmingscircuit 1 F9 Buitenvoeler F8 Verzamelvoeler, gemeenschappelijke aanvoer (regelsensor verwarmen) F6 Sensor warmwaterreservoir F5 Voorloopsensor verwarmingscircuit 2 (mengcircuit) F3 (niet in gebruik)
X3.18
F2 (niet in gebruik)
X2.20
Continufase - L‘
X3.19
F1 (niet in gebruik)
X2.21
Continufase - L‘
X3.20
Sensor vloeistoftemperatuur koudekringloop
X2.22
Circulatiepomp verwarmingscircuit 1 - N
X3.21
Sensor onderkoelingstemperatuur koudekringloop
X2.23
Circulatiepomp verwarmingscircuit 1 - N
X2.24
Circulatiepomp verwarmingscircuit 1 - PE
X2.25
Circulatiepomp verwarmingscircuit 2 - N
X2.26
Circulatiepomp verwarmingscircuit 2 - N
X2.27
Circulatiepomp verwarmingscircuit 2 - PE
X2.28
Omschakelventiel warmwater L‘‘- zwart
X2.29
Omschakelventiel warmwater N - grijs
X2.30
PE
X2.4 X2.5
X2.15 X2.16 X2.17 X2.18
X3.11
X3.14 X3.15
NOTA BENE De aansluitklemmen X1.4 tot X1.9 en X2.15 en X2.18 zijn alleen dan aanwezig, als de elektrische hulpverwarming wordt ingebouwd of al standaard is ingebouwd (CMT)
45
REMKO CMF / CMT Karakteristieken Verwarmingscapaciteit CMF/CMT 120 Verwarmingscapaciteit bij voorlooptemperatuur 35 °C 16 n-max
Verwarmingsvermogen [kW]
14 96/99 Hz
12
10
8
6 n-min
4
2
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9 -8 -7 -6 -5 -4 -3 -2 -1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Buitentemperatuur [°C]
Diagramm Heizleistung W35_8 kW
Capaciteitsgetal (COP) CMF/CMT 120 COP bij voorlooptemperatuur 35 °C
6
5
COP [-]
4
3
2
1
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
Buitentemperatuur [°C] Diagramm COP W35_8 kW
46
6
Karakteristieken Verwarmingscapaciteit CMF/CMT 120
Verwarmingscapaciteit bij voorlooptemperatuur 45 °C 14 n-max
12
Verwarmingsvermogen [kW]
96/99 Hz
10
8
6
n-min
4
2
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9 -8 -7 -6 -5 -4 -3 -2 -1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Buitentemperatuur [°C]
Diagramm Heizleistung W45_8 kW
Capaciteitsgetal (COP) CMF/CMT 120 COP bij voorlooptemperatuur 45 °C 6
5
COP [-]
4
3
2
1
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
Buitentemperatuur [°C]
7
Diagramm COP W45_8 kW
47
REMKO CMF / CMT Karakteristieken Verwarmingscapaciteit CMF/CMT 120 Verwarmingscapaciteit bij voorlooptemperatuur 55 °C
14
n-max
Verwarmingsvermogen [kW]
12
96/99 Hz
10
8
6
4 n-min
2
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Buitentemperatuur [°C] Diagramm Heizleistung W55_8 kW
Capaciteitsgetal (COP) CMF/CMT 120 COP bij voorlooptemperatuur 55 °C
4
COP [-]
3
2
1
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
Buitentemperatuur [°C] Diagramm COP W55_8 kW
48
6
Karakteristieken Verwarmingscapaciteit CMF/CMT 160 Verwarmingscapaciteit bij voorlooptemperatuur 35 °C
30
n-max
Verwarmingsvermogen [kW]
25
20 76/77 Hz
15
10 n-min
5
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Buitentemperatuur [°C] Diagramm Heizleistung W35_14kW
Capaciteitsgetal (COP) CMF/CMT 160 COP bij voorlooptemperatuur 35 °C 7
6
COP [-]
5
4
3
2
1
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
Buitentemperatuur [°C] Diagramm COP W35_14kW
49
REMKO CMF / CMT Karakteristieken Verwarmingscapaciteit CMF/CMT 160 Verwarmingscapaciteit bij voorlooptemperatuur 45 °C 25
n-max
Verwarmingsvermogen [kW]
20
76/77 Hz
15
10
n-min
5
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Buitentemperatuur [°C]
Diagramm Heizleistung W45_14kW
Capaciteitsgetal (COP) CMF/CMT 160
COP bij voorlooptemperatuur 45 °C 5
COP [-]
4
3
2
1
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
Buitentemperatuur [°C] Diagramm COP W45_14kW
50
6
Karakteristieken Verwarmingscapaciteit CMF/CMT 160 Verwarmingscapaciteit bij voorlooptemperatuur 55 °C n-max
18
Verwarmingsvermogen [kW]
16
14
76/77 Hz 12
10
8
n-min
6
4
2
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
6
7
8
9
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Diagramm Heizleistung W55_14kW
Buitentemperatuur [°C]
Capaciteitsgetal (COP) CMF/CMT 160
COP bij voorlooptemperatuur 55 °C
4
COP [-]
3
2
1
0 -15 -14 -13 -12 -11 -10 -9
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
2
3
4
5
10 11 12 13 14
15 16 17 18 19 20
Diagramm COP W55_14kW
Buitentemperatuur [°C]
51
REMKO CMF / CMT Pompkarakteristieken laadpomp binnenmodule Pompkarakteristieken van de modellen CMF / CMT 160
Pompkarakteristieken van de modellen CMF / CMT 120
Stand
Vermogen in W
Stroom in A
Stand
Vermogen in W
Stroom in A
I
25
0,12
I
50
0,22
II
35
0,16
II
55
0,27
III
45
0,20
III
60
0,30
Geluidsdrukniveau Geluidsdrukniveau van de buitenmodules CMF / CMT 160
90
80
70
NC-70
60 NC-60
50 NC-50
40 NC-40
30 NC-30
20
Geluidsdrukniveau in dB
Geluidsdrukniveau in dB
Geluidsdrukniveau van de buitenmodules CMF / CMT 120
90
80
70
NC-70
60 NC-60
50 NC-50
40 NC-40
30 NC-30
20 NC-20
10 63
125
250
500
1000
Koelen Verwarmen NC ... genormeerde geluidsdrukkromme
52
2000
4000
8000
Frequentieband in Hz
NC-20
10
63
125
250
500
1000
Koelen Verwarmen NC ... genormeerde geluidsdrukkromme
2000
4000
8000
Frequentieband in Hz
Totaal geluidsvermogensniveau buitenmodule CMF / CMT 120 Totaal geluidsvermogensniveau LP
Uitgesloten band dB 80
70
60
50
40
30 25
63
Vermogen A-gew Cursor: (A)Vermogen=64,1 dB
125
250
500
1000
2000
4000
8000
A
L
Hz
Middenfrequentie [Hz]
25
31,50
40
50
63
80
100
125
160
LI [dBA]
(35,1)
(38,0)
(38,7)
39,8
40,2
39,6
49,9
37,2
35,6
LWo [dBA]
(43,1)
(45,9)
(46,6)
47,7
48,1
47,5
57,8
45,1
43,5
FPI [dB]
-(17,2)
-(10,1)
-(5,6)
-14,2
-11,4
-1,6
4,8
3,6
6,4
Middenfrequentie [Hz]
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
LI [dBA]
44,5
41,2
42,5
42,9
43,1
44,3
44,4
45,5
43,2
LWo [dBA]
52,4
49,1
50,4
50,8
51,0
52,2
52,3
53,5
51,1
FPI [dB]
5,9
4,7
4,5
5,4
4,8
4,0
3,7
4,1
4,4
Middenfrequentie [Hz]
1600
2000
2500
3150
4000
5000
6300
8000
10000
LI [dBA]
45,0
43,2
37,5
36,7
34,4
31,2
28,2
(24,1)
(22,8)
LWo [dBA]
52,9
51,1
45,4
44,7
42,3
39,1
36,1
(32,0)
(30,7)
FPI [dB]
4,6
4,4
3,7
3,7
4,4
4,2
4,0
(3,8)
(3,3)
Deze specificatie van het geluidsdrukniveau voldoet aan nauwkeurigheidsklasse 2, de standaard afwijking van de hierboven genoemde A-gewaardeerde geluidsdrukniveau's bedraagt 1,5 dB.
53
REMKO CMF / CMT Totaal geluidsvermogensniveau buitenmodule CMF / CMT 160 Totaal geluidsvermogensniveau LP
Uitgesloten band
Omgevingsgeluid
Vermogen A-gew Cursor: (A)Vermogen=67,1 dB
Middenfrequentie [Hz]
25
31,50
40
50
63
80
100
125
160
LI [dBA]
(31,8)
-(35,6)
(34,6)
40,5
41,5
42,2
40,0
37,6
39,4
LWo [dBA]
(41,0)
-(44,8)
(43,8)
49,7
50,7
51,4
49,2
46,8
48,6
FPI [dB]
-(7,9)
-(1,4)
-(5,5)
-9,2
-3,9
0,6
3,3
6,0
6,7
Middenfrequentie [Hz]
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
LI [dBA]
41,8
50,8
42,6
46,6
47,1
47,9
47,7
46,5
46,1
LWo [dBA]
51,0
60,0
51,8
55,8
56,3
57,1
56,9
55,7
55,3
FPI [dB]
8,7
7,7
9,3
7,6
7,6
6,5
6,3
7,2
7,5
Middenfrequentie [Hz]
1600
2000
2500
3150
4000
5000
6300
8000
10000
LI [dBA]
45,9
45,4
40,9
37,1
32,4
33,3
25,1
(24,9)
(19,9)
LWo [dBA]
55,1
54,6
50,1
46,3
41,6
42,5
34,3
(34,1)
(29,1)
FPI [dB]
7,3
7,1
6,6
8,4
10,3
7,3
11,9
(7,2)
(6,4)
Deze specificatie van het geluidsdrukniveau voldoet aan nauwkeurigheidsklasse 2, de standaard afwijking van de hierboven genoemde A-gewaardeerde geluidsdrukniveau's bedraagt 1,5 dB.
54
Jaarrendement CMF/CMT 120 / CMF/CMT 160 Bedrijfssysteem: monoenergetisch-parallel met als bivalentiepunt -5°C Klimaatgebied: -10°C Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Bestaande bouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,15 4,03 3,82 3,87 3,74 3,60 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,22 4,09 3,97 3,93 3,80 3,66 Nieuwbouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,07 3,95 3,91 3,78 3,64 3,50 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,11 3,99 3,86 3,89 3,68 3,54
Klimaatgebied: -12°C Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Bestaande bouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,07 3,95 3,82 3,79 3,68 3,53 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,12 4,00 3,88 3,84 3,71 3,58 Nieuwbouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 3,98 3,86 3,73 3,69 3,56 3,43 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,06 3,89 3,81 3,73 3,60 3,46
Klimaatgebied: -14°C Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Bestaande bouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,00 3,89 3,77 3,74 3,61 3,49 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,10 3,98 3,87 3,79 3,67 3,54 Nieuwbouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 3,92 3,80 3,68 3,64 3,52 3,39 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,00 3,88 3,75 3,68 3,55 3,42
Klimaatgebied: -16°C Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Bestaande bouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 3,89 3,78 3,67 3,64 3,52 3,39 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 3,95 3,84 3,72 3,69 3,57 3,45 Nieuwbouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 3,79 3,67 3,56 3,52 3,41 3,28 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 3,83 3,72 3,60 3,56 3,45 3,32
Opmerking: Een spreiding van 7K hoort bij een volgens de normen aangelegde vloerverwarming, een spreiding van 10K is typisch voor verwarmingselementen Overige basisgegevens: Verwarmingsgrenstemperaturen 15°C voor bestaande en 12°C in nieuwbouw, spreiding bij de condensor (Meting op proefbank: 5K)
55
REMKO CMF / CMT Jaarrendement CMF/CMT 120 / CMF/CMT 160 Bedrijfssysteem: bivalent-parallel met als bivalentiepunt -3°C Klimaatgebied: -10°C Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Bestaande bouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,44 4,30 4,16 4,11 3,96 3,80 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,52 4,37 4,23 4,18 4,03 3,87 Nieuwbouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,34 4,20 4,05 4,00 3,85 3,69 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,40 4,25 4,10 4,05 3,90 3,74
Klimaatgebied: -12°C Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Bestaande bouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,34 4,20 4,06 4,01 3,87 3,72 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,41 4,27 4,13 4,08 3,94 3,79 Nieuwbouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,24 4,10 3,95 3,91 3,76 3,61 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,29 4,15 4,00 3,95 3,81 3,65
Klimaatgebied: -14°C Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Bestaande bouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,27 4,13 4,00 3,96 3,72 3,68 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,34 4,20 4,07 4,03 3,88 3,74 Nieuwbouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,17 4,03 3,89 3,85 3,71 3,56 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,22 4,08 3,94 3,90 3,75 3,61
Klimaatgebied: -16°C Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Type CMF/CMT 120 CMF/CMT 160
Bestaande bouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,14 4,01 3,88 3,84 3,71 3,57 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,22 4,08 3,95 3,92 3,78 3,64 Nieuwbouw met warm-gebruikswaterbereiding (aandeel: 18%) Jaarrendement bij spreiding: 7K en Jaarrendement bij spreiding: 10K en COP voorlooptemperatuur... voorlooptemperatuur... A-7/W35 A2/W35 A10/W35 30°C 35°C 40°C 45°C 50°C 55°C 4,02 3,89 3,76 3,72 3,58 3,44 2,5 3,9 4,4 2,6 3,9 4,7 4,08 3,95 3,82 3,77 3,64 3,49
Opmerking: Een spreiding van 7K hoort bij een volgens de normen aangelegde vloerverwarming, een spreiding van 10K is typisch voor verwarmingselementen Overige basisgegevens: Verwarmingsgrenstemperaturen 15°C voor bestaande en 12°C in nieuwbouw, spreiding bij de condensor (Meting op proefbank: 5K)
56
Technische gegevens Serie
CMF 120 CMT 120 CMF 160 CMT 160
Functie
Verwarmen of koelen
Inverter-techniek
REMKO SuperTec
Systeem
Split-lucht/water
Warmtepompmanager
Multitalent
Bufferreservoir voor het hydraulisch ontkoppelen van de volumestromen Elektrische hulpverwarming / nominaal vermogen
kW
zelf voorzien
150 l
zelf voorzien
150 l
optioneel
Serie / 6
optioneel
Serie / 6
Bereiding gebruikswater
optioneel met afzonderlijk buffersysteem
Verwarmingsvermogen min / max
kW
3,5 - 11,0
5,0 - 16,0
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP
1)
bij A10/W35
kW / Hz / -
10,5 / 99 /4,4
15,3 / 76 / 4,7
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP
1)
bij A7/W35
kW / Hz / -
10,0 / 96 /4,3
13,0 / 77 / 4,4
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP 1) bij A2/W35
kW / Hz / -
7,2 / 96 /3,4
9,6 / 76 / 3,2
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP
1)
bij A2/W35
kW / Hz / -
5,1 / 61 / 3,9
8,0 / 51 / 3,9
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP
1)
bij A-7/W35
kW / Hz / -
4,8 / 99 /2,5
8,2 / 77 / 2,6
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP
1)
bij A-15/W35
kW / Hz / -
3,8 / 99 / 1,9
5,43 / 77 / 1,7
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP 1) bij A7/W45
kW / Hz / -
9,4 / 99 / 3,4
13,3 / 76 / 3,4
7,0/ 96 / 2,8
9,3 / 76 / 2,5
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP
1)
bij A2/W45
kW / Hz / -
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP
1)
bij A-7/W45
kW / Hz / -
5,2 / 99 / 2,2
7,4 / 77 / 1,9
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP 1) bij A-15/W45
kW / Hz / -
4,3 / 116 / 1,5
4,6 / 77 / 1,2
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP
1)
bij A20/W55
kW / Hz / -
10,4 / 94 / 3,0
12,9 / 61 / 3,4
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP
1)
bij A7/W55
kW / Hz / -
7,9 / 89 / 2,5
9,4 / 61 / 2,5
Verwarm.verm. / compressorfrequentie / COP 1) bij A-7/W55
kW / Hz / -
3,1 / 95 / 1,1
6,1 / 77 / 1,3 12,1 / 74 / 3,1
Koelvermogen / compressorfrequentie / EER
2)
bij A35/W7
kW / Hz / -
5,4 / 70 / 2,9
Koelvermogen / compressorfrequentie / EER
2)
bij A27/W7
kW / Hz / -
5,9 / 70 / 3,5
12,0 / 69 / 3,7
Toepassingsgrens verwarmen
°C
-18 tot +34
Toepassingsgrens koelen
°C
+15 tot +46
Voorlooptemperatuur warm water Koelmiddel / vulinhoud buitenmodule af fabriek
°C -- / kg
Koelmiddel / extra vulling af 30 m enkele buislengte
g/m
Aansluiting netspanning
tot +60 R 410A2) / 3,5
R 410A2) / 5,0 60
V/Hz
230/1~ / 50
400/3~N/50
Aanloopstroom
A
12,5
8
Nom. stroomopname (bij A7/W35)
A
13
5,3
kW
2,32
2,95
Nom. opgenomen vermogen (bij A7/W35)
A
25
3 x 16
Nom. volumestroom water (volgens EN 14511, bij ∆t 5 K)
m³/h
1,7
2,2
Drukverlies bij de condensor bij nom. volumestroom
kPa
5,4
8,1
m³/h
3.300
Zekering gebruikerszijde (buitenmodule), karakteristiek C
Luchtverplaatsing buitenmodule max. bedrijfsdruk water
bar
Hydraulische aansluiting voor-/ terugloop
Inch
7.200 3,0
1“ AG
1“ AG
1“ AG
1“ AG
Lawaainiveau LpA 1m (buitenmodule)
dB(A)
53/39
56/42
Geluidsdrukniveau volgens DIN EN 12102:2008-09
dB(A)
64,1
67,1
Afmetingen binnenmodule (hoogte/breedte/diepte)
mm
Afmetingen buitenmodule (hoogte/breedte/diepte)
mm
Gewicht binnenmodule
kg
Gewicht buitenmodule
kg
3)
3)
800/550 /550 1760/550/670 800/550/550 1760/550/670 945/950/330 52
135 75
1338 / 1050 / 330 55
138 130
1) COP=coefficient of performance oftewel capaciteitsgetal volgens EN 14511 2) Bevat broeikasgas volgens Kyoto-protocol 3) Afstand open lucht bij 5m.
57
REMKO CMF / CMT Apparaatafbeelding buitenmodule CMF 120, CMT 120
6
7
2 10 3
5
4
8
1
9 Maat- en constructiewijzigingen, door technische doorontwikkeling, voorbehouden.
Reserveonderdelenlijst Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Omschrijving Compressor Platenwarmtewisselaars Vier-wegschakelklep Afsluitkleppen Ventilator Afdekplaat Zijplaat, links Voorplaat Rooster Zijplaten, rechts Reserveonderdelen zonder afbeelding Voeler Besturingsprintplaat Printplaat netfilter Vermogenselektronica
CMF 120
CMT 120
EDV-nummer
EDV-nummer
1120070 1120071 1120072 1120073 1120074 1120075 1120076 1120077 1120078 1120079
1120070 1120071 1120072 1120073 1120074 1120075 1120076 1120077 1120078 1120079
alleen op aanvraag mogelijk o.v.v. het apparaat-nr. alleen op aanvraag mogelijk o.v.v. het apparaat-nr. alleen op aanvraag mogelijk o.v.v. het apparaat-nr. alleen op aanvraag mogelijk o.v.v. het apparaat-nr.
Bij reserveonderdeelbestellingen naast het EDV-nr. graag ook altijd het apparaatnr. en apparaattype (zie typeplaatje) opgeven! 58
Apparaatafbeelding buitenmodule CMF 160, CMT 160
6
5 2 7
10
3
9 8
4
1 Maat- en constructiewijzigingen, door technische doorontwikkeling, voorbehouden.
Reserveonderdelenlijst Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Omschrijving Compressor Platenwarmtewisselaars Vier-wegschakelklep Afsluitkleppen Ventilator Afdekplaat Zijplaat, links Voorplaat Rooster Zijplaten, rechts Reserveonderdelen zonder afbeelding Voeler Besturingsprintplaat Printplaat netfilter Vermogenselektronica
CMF 160
CMT 160
EDV-nummer
EDV-nummer
1120082 1120083 1120084 1120085 1120086 1120087 1120088 1120089 1120090 1120091
1120082 1120083 1120084 1120085 1120086 1120087 1120088 1120089 1120090 1120091
alleen op aanvraag mogelijk o.v.v. het apparaat-nr. alleen op aanvraag mogelijk o.v.v. het apparaat-nr. alleen op aanvraag mogelijk o.v.v. het apparaat-nr. alleen op aanvraag mogelijk o.v.v. het apparaat-nr.
Bij reserveonderdeelbestellingen naast het EDV-nr. graag ook altijd het apparaatnr. en apparaattype (zie typeplaatje) opgeven! 59
REMKO CMF / CMT Apparaatafbeelding binnenmodule CMF 120, CMF 160
19
18
17
2
14
20
22
3
21
16 1
1
1 7 14 13 15
4 26 10
30 9 28 23
5
24
12 14
8
6 25 27 29 31
Wijzigingen in de afmetingen en de constructie, door de technische doorontwikkeling, voorbehouden.
60
Reserveonderdelenlijst Nr. 1 2 3 4 5 6 6 7 8 9 10 10 12 13 15 23 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Omschrijving Behuizing Voorplaat Klep met scharnier Behuizing voor besturing Besturing compleet Bedieningsmodule Bedieningsmodule (uitvoering met warmtehoeveelheidsmeter) Warmtewisselaar (condensator) met isolatie Buisgroep compl. met isolatie Circulatiepomp Debietregeling Volumestroomgever (uitvoering met warmtehoeveelheidsmeter) KFE-kraan Ontluchter 1/4“ Stop 2“ messing Relaisprint WP-manager (Merlin I/O-printplaat) Relaisprint WP-manager (uitvoering met warmtehoeveelheidsmeter) Stuurprint (Interface PAC-IF010B-E) Houder Sensorencontactstrip Rood controlelampje brandt: Groen controlelampje brandt Functieschakelaar Relais (Finder) Modificatieset elektrische verwarming Reserveonderdelen zonder afbeelding Vloeistofsensor koudekringloop Houder voor bedieningsmodule Blindstop 1” Elektrische bijverwarming 2“, max. 9 kW
CMF 120 1120009 1120006 1120005 1120004 1120150 1120029 1120190 1120151 1120152 1120153 1120154 1120193 1120028 1120059 1120155 1120030 1120194 250001 1120007 1120156 1105363 1105514 1120157 1120095 1120147
CMF 160 1120009 1120006 1120005 1120004 1120150 1120029 1120190 1120161 1120162 1120163 1120164 1120193 1120028 1120059 1120155 1120030 1120194 250001 1120007 1120156 1105363 1105514 1120157 1120095 1120147
1120055 1120032 1120048 1120160
1120055 1120032 1120048 1120160
CMF 120 260005 1120013 1120011 1120012 260100 260090 1120010 1120014
CMF 160 260005 1120013 1120011 1120012 260100 260090 1120010 1120014
Onderdelen accessoire-set Nr. 16 17 18 19 20 14 21 22
Omschrijving Accessoire-set compl. Vuilvanger Kogelkraan 1“, rood Kogelkraan 1“, blauw Aanlegvoeler Dompelsensor Veiligheidsmodule Buitenvoeler
Bij reserveonderdeelbestellingen naast het EDV-nr. graag ook altijd het apparaatnr. en apparaattype (zie typeplaatje) opgeven!
61
REMKO CMF / CMT Apparaatafbeelding binnenmodule CMT 120, CMT 160
17 12 24
23
14
22 25
19
14 27
11
16 13 7
26
15 8
21
2
9
35
3
33 28 29
36 30
32 34 10 4
7 5 Wijzigingen in de afmetingen en de constructie, door de technische doorontwikkeling, voorbehouden. 62
Reserveonderdelenlijst Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 10 11 12 13 14 15 16 16 17 19 28 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Omschrijving Behuizing Voorplaat boven Voorplaat midden Voorplaat onder Voetjes, set Bufferreservoir met isolatie KFE-kraan Behuizing voor besturing Besturing compleet Bedieningsmodule Bedieningsmodule (uitvoering met warmtehoeveelheidsmeter) Circulatiepomp Warmtewisselaar met isolatie Buisgroep compl. met isolatie Dompelsensor 3-wegschakelklep, hydraulica-onderdeel Debietregeling Volumestroomgever (uitvoering met warmtehoeveelheidsmeter) Elektrische bijverwarming 2“, max. 9 kW Ontluchter 1/4“ Relaisprint WP-manager (Merlin I/O-printplaat) Relaisprint WP-manager (uitvoering met warmtehoeveelheidsmeter) Stuurprint (Interface PAC-IF010B-E) Houder Sensorencontactstrip Rood controlelampje brandt: Groen controlelampje brandt Functieschakelaar Relais (Finder) Modificatieset elektrische verwarming Reserveonderdelen zonder afbeelding Stelaandrijving voor 3-wegschakelklep Ventielelement voor 3-wegschakelklep Vloeistofsensor koudekringloop Houder voor bedieningsmodule Blindstop 1”
CMT 120
CMT 160
1120061 1120062 1120063 1120064
1120061 1120062 1120063 1120064
1120028 1120004 1120171 1120029 1120190 1120025 1120151 1120191 260090 1120002 1120154 1120193 1120160 1120047 1120030 1120194 250001 1120007 1120156 1105363 1105514 1120157 1120095 1120147
1120028 1120004 1120171 1120029 1120190 1120046 1120151 1120191 260090 1120002 1120164 1120193 1120160 1120047 1120030 1120194 250001 1120007 1120156 1105363 1105514 1120157 1120095 1120147
1106261 1120001 1120055 1120032 1120048
1106261 1120001 1120055 1120032 1120048
CMT 120 IT 260090 260005 1120013 1120011 1120012 260100 1120010 1120014
CMT 160 IT 260090 260005 1120013 1120011 1120012 260100 1120010 1120014
Onderdelen accessoire-set 14 21 22 23 24 25 26 27
Omschrijving Dompelsensor Accessoire-set (zie hieronder) Vuilvanger Kogelkraan 1“, rood Kogelkraan 1“, blauw Aanlegvoeler Veiligheidsmodule Buitenvoeler
Bij reserveonderdeelbestellingen naast het EDV-nr. graag ook altijd het apparaatnr. en apparaattype (zie typeplaatje) opgeven! 63
REMKO CMF / CMT EG – conformiteitsverklaring Hierbij verklaren wij dat de hierna genoemde apparaten in de door ons in het handelsverkeer gebrachte uitvoering voldoen aan de betreffende fundamentele vereisten van de EU-richtlijnen, de EU-veiligheidsnormen en de specifiek voor het product geldende EU-normen. Nota bene: Bij oneigenlijk gebruik, plaatsing, onderhoud etc. of zelfstandige wijzigingen in de door de fabriek geleverde uitvoering van het apparaat vervalt de wettelijke geldigheid van deze verklaring. Naam van de fabrikant:
REMKO GmbH & Co. KG Koel- en verwarmingstechniek Im Seelenkamp 12 D - 32791 Lage
Apparaten (machines) - uitvoering:
Inverter-warmtepomp met het koelmiddel R410A
Serie / type: Serie- / typenummer:
CMF 120, CMF 160, CMT 120, CMT 160 992.......... en 993..........
Geldende bepalingen : (EU-richtlijnen)
2006/42/EG 2006/95/EG 2004/108/EG 97/23/EG
Machinerichtlijn Laagspanningsrichtlijn Elektromagnetische compatibiliteit Richtlijn voor druktoestellen
Toegepaste normen: EN 378-1: 2008 Koelinstallaties en warmtepompen-veiligheids- (Geharmoniseerde EN) technische en milieugerelateerde vereisten EN 378-2: 2008 EN 378-3: 2008 EN 378-4: 2008 EN 50366: 2003 Elektrische apparaten voor huishoudelijk gebruik en dergelijke - Elektromagnetische velden EN 55014-1: 2010-02 Elektromagnetische compatibiliteit - eisen aan huishoudelijke apparatuur, elektrisch gereedschap e.d. elektrische apparatuur (vroeger: VDE 0875) EN 55014-2: 1997 / Veiligheid elektrische apparaten voor huishoudelijk A1: 2001 (categorie IV) gebruik en dergelijke (vroeger: VDE 0700) EN 60335-1: 2002 / A11: 2004 / A1: 2004 EN 60335-2-40: 2003 / A11: 2004 / A12: 2005 / A1: 2006 EN 61000-3-2: 2006 Elektromagnetische compatibiliteit (EMV, vroeger: VDE 0838) REMKO GmbH & Co. KG EN 61000-3-3: 1995 / A1: 2001 / A2: 2005
64
Lage, 25 februari 2010
..........................................Handtekening Productmanager
Termen (algemeen) Ontdooiïng Vanaf buitentemperaturen van onder 5°C kan zich ijs op de verdamper van lucht/water-warmtepompen vormen. Het verwijderen hiervan geschiedt al naar gelang de tijd en behoefte door warmtetoevoer in de ontdooistand. Lucht/ water-warmtepompen met kringloopomkering worden gekenmerkt door een snelle en energiezuinige ontdooiïng aangepast aan de behoefte. Bivalent bedrijf De warmtepomp levert de volledige warmte tot een bepaalde buitentemperatuur (bijv. 0°C). Als de temperatuur onder deze waarde zakt, gaat de warmtepomp uit en produceert de tweede warmtegenerator, bijv. een verwarmingsketel de warmte voor de verwarming. Dichtheidscontrole / lektest Overeenkomstig de Verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (EU-VO 2037/2000) en de Verordening inzake HFKkoudemiddelen (EU-VO 842/2006) zijn alle exploitanten van koel-/ koude- en airconditioninginstallaties verplicht, het uittreden van koude-/ koelmiddelen te verhinderen. Bovendien moet tenminste eenmaal jaarlijks een inspectie en een lekdichtheidscontrole plaatsvinden voor koelinstallaties die meer dan 3 kg koelmiddel bevatten. EVU-uitgeschakeld De energieleveranciers (EVU) bieden speciale tarieven aan voor het gebruik van warmtepompen. Expansieventiel Component van de warmtepomp waarmee de condensatiedruk op de verdampingsdruk wordt geredu-
ceerd. Bovendien regelt het expansieventiel de hoeveelheid ingespoten koelmiddel al naar gelang de belasting van de verdamper. Subsidies In Duitsland ondersteunt de Kreditanstalt für Wiederaufbau (kredietinstelling voor wederopbouw, KfW) ecologisch bouwen en het moderniseren van woonhuizen voor particulieren. Hier vallen ook warmtepompen onder. De installatie wordt met leningen ondersteunt. Het Duitse Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (federaal bureau voor economie en exportcontrole, BAFA) subventioneert de installatie van effectieve warmtepompen (zie: www.kfw.de en www.bafa.de). Grenstemperatuur / Bivalentiepunt Buitentemperatuur waarbij de tweede warmtegenerator in bivalent bedrijf wordt ingeschakeld. Verwarmingscapaciteit Warmtestroom die vanuit de condensor aan de omgeving wordt afgegeven. De verwarmingscapaciteit is de som van het door de compressor opgenomen elektrische vermogen en de aan de omgeving onttrokken warmtestroom. Inverter Vermogensregeling die het toerental van de compressormotor en de verdamperventilator aan de verwarmingsbehoefte aanpast. Jaarrendement De verhouding tussen de door de warmtepompinstallatie afgegeven hoeveelheid warmte en de in een jaar toegevoerde elektrische energie
komt overeen met het jaarrendement. Dit is niet hetzelfde als het capaciteitsgetal. Het jaarrendement is de omgekeerde waarde van de jaarinvestering. Jaarinvestering Met de jaarinvestering wordt aangegeven welke investering (bijv. elektrische energie) nodig is, om een bepaald voordeel (bijv. verwarmingsenergie) te verkrijgen. De jaarinvestering behelst ook de energie voor hulpaandrijvingen. De jaarinvestering wordt berekend volgens de VDI – richtlijn 4650. Koelvermogen Warmtestroom die in de verdamper aan de omgeving (lucht, water of aarde) wordt onttrokken. Koudemiddel Het werkmedium van een koeltechnische installatie, bijv. een warmtepomp, wordt koelmiddel of koudemiddel genoemd. Het koelmiddel is een fluïdum dat voor warmteoverdracht in een koelinstallatie wordt toegepast en bij lage temperatuur en lage druk warmte door verandering van de aggregaattoestand opneemt. Bij een hogere temperatuur en hogere druk wordt de warmte door de hernieuwde verandering van aggregaattoestand weer afgegeven. Compressor (verdichter) Aggregaat waarmee gassen mechanisch getransporteerd en verdicht worden. Door compressie stijgen de druk en de temperatuur van het medium aanzienlijk.
65
REMKO CMF / CMT
Capaciteitsgetal De momentele verhouding tussen het door de warmtepomp afgegeven warmtevermogen en het opgenomen elektrische vermogen wordt capaciteitsgetal (COP) genoemd, dat onder genormeerde randvoorwaarden in het laboratorium volgens EN 255 / EN 14511 wordt gemeten. Een capaciteitsgetal of COP van 4 betekent, dat het 4-voudige van het elektrisch vermogen als bruikbare warmte wordt afgegeven. Mono-energetisch gebruik Met de warmtepomp wordt het grootste gedeelte van de warmtevraag gedekt. Op enkele dagen per jaar wordt de warmtepomp bij zeer lage buitentemperaturen aangevuld door een elektrische verwarmingsstaaf. Bij lucht/water-warmtepompen wordt de dimensionering over het algemeen afgestemd op een grenstemperatuur (ook bivalentiepunt genoemd) van ca. -5 °C. Monovalent gebruik Het gebouw wordt het hele jaar door uitsluitend door middel van een warmtepomp verwarmd. Met name aardwarmte/water- of water/ water-warmtepompen worden monovalent gebruikt. Bufferreservoir Het inbouwen van een bufferreservoir voor verwarmingswater is altijd verstandig om langere looptijden van de warmtepomp bij weinig warmtevraag te bereiken. Bij lucht/ water-warmtepompen is een bufferreservoir nodig om de spertijden te overbruggen.
66
Geluidsgolven Geluidsgolven verspreiden zich in een medium al lucht of water. Er zijn in wezen twee soorten geluidsgolven: luchtgeluid en contactgeluid. Luchtgeluid is geluid dat zich via de lucht verplaatst. Contactgeluid verplaatst zich door vaste stoffen of vloeistoffen en wordt gedeeltelijk als luchtgeluid uitgestraald. Het hoorbare bereik van het geluid ligt tussen 20 en 20.000 Hz. Geluidsdrukniveau Het geluidsdrukniveau is een vergelijkbaar kengetal voor het uitgestraald akoestisch vermogen van een machine, bijvoorbeeld een warmtepomp. Het geluidsimmissieniveau bij bepaalde afstanden en akoestische omgevingen kan worden gemeten. De norm gebruikt het geluidsdrukniveau als geluidskengetal. Splittoestel Bouwwijze waarbij het ene deel van een apparaat buiten staat opgesteld en het andere binnen in een gebouw. De eenheden zijn via buizen gevuld met koelmiddel met elkaar verbonden. Verdamper Warmtewisselaar van een koeltechnische installatie die door het verdampen van een werkmedium bij lage temperaturen warmte-energie aan de omgeving (bijvoorbeeld buitenlucht) onttrekt. Condensor Warmtewisselaar van een koeltechnische installatie die door het condenseren van een werkmedium warmte-energie aan de omgeving (bijvoorbeeld het verwarmingscircuit) afgeeft.
Voorschriften en richtlijnen Het plaatsen, installeren en de inbedrijfstelling van warmtepompen dient door gekwalificeerde vaklui te worden uitgevoerd. Diverse normen en verordeningen spelen hierbij een rol. Berekening warmtebehoefte Voor een optimaal rendement dient bij warmtepompinstallaties op een exacte dimensionering te worden gelet. De warmtebehoefte wordt berekend aan de hand van de nationaal geldende normen. Schattingswijze kan de warmtebehoefte van het specifieke soort gebouw in W/m² in tabellen worden opgezocht en met het te verwarmen woonoppervlak worden vermenigvuldigd. Het resultaat is de totale warmtebehoefte, waarin zowel de transmissie- als de ventilatiewarmtebehoefte zijn opgenomen. Warmtepompinstallatie Een warmtepompinstallatie bestaat uit de warmtepomp en de warmtebroninstallatie. Bij aardwarmte- en water/water-warmtepompen moet de warmtebroninstallatie moet de warmtebroninstallatie apart worden aangelegd. Warmtebron Medium waaraan met de warmtestroom warmte wordt onttrokken, dus de aarde, de lucht en het water. Warmtedrager Vloeibaar of gasvormig medium (bijv. water, onderaards warmwater of lucht), waarmee warmte wordt getransporteerd.
67
REMKO INTERNATIONAL … en altijd dicht bij u in de buurt! Maak gebruik van onze ervaring en advies Het advies Via onze intensieve training brengen we de vakkennis van onze adviseurs steeds op de nieuwste stand. Dit heeft ons de reputatie opgeleverd, meer te zijn dan een goede, betrouwbare leverancier: REMKO, een partner, die helpt bij het oplossen van problemen. De verkoop REMKO beschikt niet alleen over een goed uitgebouwd netwerk van vertegenwoordigingen in binnen- en buitenland, maar ook over hoog gekwalificeerd vakkundig personeel voor de verkoop. REMKO-medewerkers in de buitendienst zijn meer dan alleen verkoper: voor alles dienen zij voor onze klanten adviseurs te zijn in de airconditioning- en warmtetechniek.
REMKO GmbH & Co. KG Koel- en verwarmingstechniek
Im Seelenkamp 12 Postfach 1827 Telefon Telefax E-mail Internet
D-32791 Lage D-32777 Lage +49 5232 606-0 +49 5232 606-260
[email protected] www.remko.de
Technische wijzigingen en specificaties onder voorbehoud!
De servicedienst Onze apparaten werken nauwkeurig en betrouwbaar. Als er onverhoopt toch een storing optreedt, dan is de REMKO servicedienst snel ter plaatse. Ons omvangrijk netwerk van ervaren speciaalzaken waarborgt u altijd een snelle en betrouw-bare service.