LET OP ! Als je je bestanden wilt verzekeren tegen verlies, dan dien je zelf back-ups te maken. Het kan namelijk altijd gebeuren dat een harde schijf crasht of andere onvoorziene gebeurtenissen zich voordoen. Sla daarom je hele map op op een DVD, USB-stick of externe harde schijf.
1
Inhoudsopgave 1 2 2.1 2.2 2.3 2.4 3 3.1 3.2 3.3 4 5 5.1 5.2 5.3 6 6.1 6.2 6.3 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 8 9 10 11 12 13
Voor je begint Compositie en kaders Beelduitsnede Beeldrasters De as Gelijkwaardigheid Bewegingen De pan De tilt De zoom Perspectief Belichting Overbelicht Tegenlicht Schaduwen Continuïteit Matchen van een handeling Springers Kleding, omgeving, tijd van de dag/licht Geluid Sprekers Omgevingsgeluid Ruis Wat is mogelijk in montage? Muziek Hulpmiddelen Montagegericht filmen Script Belangrijke tips Shotlist Materialen Literatuur en bronnen
2
3 4 4 5 6 8 9 9 9 10 11 12 12 12 12 13 13 13 13 14 14 14 15 15 15 15 16 17 18 19 20 20
1. Voor je begint:
Check de accu. Zit er een volle accu in de camera?
Gebruik altijd een statief als je een vast kader nodig hebt. Om een stabiel beeld te creëren is het aan te raden een statief te gebruiken. Het ziet er dan strakker en professioneler uit. Zorg dat je camera waterpas staat, staat je camera evenwijdig aan de horizon? Een persoon moet niet uit het beeld glijden.
3
2. Compositie en kaders 2.1 Beelduitsnede Hier volgen een aantal beelduitsnedes met de benaming.
Totaal
Medium
:
Close medium
Close up
Extreme close up
4
2-shot
Over shoulder
2.2 Beeldrasters Als je je beeld zowel horizontaal als verticaal in drie gelijke stroken verdeelt, krijg je op de randen van die stroken vier snijpunten. Als je nu de belangrijkste punten in je beeld, zoals ogen, objecten of hoeken, op die plekken kunt plaatsen krijg je evenwichtigere en fraaiere composities. Zie de afbeelding hier beneden en de foto’s van de nieuwslezers.
5
2.3 De as Wanneer je bijvoorbeeld een gesprek registreert met je camera zul je altijd rekening moeten houden met de as. Denkbeeldige lijnen die je kunt trekken tussen de verschillende figuren. Bij elke situatie zul je de as opnieuw moeten bepalen. We nemen als voorbeeld een gesprek tussen twee personen die tegenover elkaar aan een tafel zitten. De as ligt in de kijkrichting tussen de twee personen.
Als je dit gesprek registreert zul je aan één kant van de as moeten blijven met je camera om de shots in de montage goed en gemakkelijk te snijden. Een ander goed voorbeeld is een voetbalwedstrijd. Het gele team speelt van links naar rechts. Ga je nu ineens met je camera aan de andere kant van het veld staan dan speelt het gele team van rechts naar links. Dit is geen natuurlijke schakeling. Blijf dus bij voorkeur aan één kant van de as, dit maakt het voor de kijker niet verwarrend.
6
Wil je nu toch aan de andere kant van de as filmen (over de as gaan) dan zul je dit op moeten lossen door:
Een close shot te maken van een detail In één draaiende beweging over de as gaan Eerst op de as gaan staan en dan vanaf de andere kant gaan filmen
Dan begrijpt de kijker dat je aan de andere kant registreert.
7
2.4 Gelijkwaardigheid Als het de bedoeling is dat twee gesprekspartners gelijkwaardig in beeld komen dan moeten zij onder exact gelijke condities worden opgenomen. Als shots niet gelijkwaardig zijn dan wordt er ongewild een accent gelegd op diegene die closer of beter dan de ander in beeld wordt gebracht.
8
3. Bewegingen Er zijn een aantal vaste benamingen en regels voor bewegingen met de camera. Deze zijn hieronder beschreven. Zorg dat je altijd een bedoeling hebt bij het maken van een beweging of zoom, maak deze niet zomaar. Een pan bijvoorbeeld gebruik je als je een overzicht wilt laten zien van de hele ruimte. Een zoom gebruik je bijvoorbeeld bij een spanningselement of als je een detail wilt laten zien wat deel uitmaakt van een geheel. 3.1 De pan (panorama) De panbeweging of panoramabeweging is een beweging waarbij de camerakop zich over de horizontale as naar links of naar rechts beweegt. Begin en eindig steeds met een stilstaand beeld. Hierbij is vooral het eindbeeld van groot belang. Een panbeweging wekt immers een verwachting op dat enkel met een goed eindbeeld wordt ingewilligd. Probeer een constante snelheid aan te houden zonder schokken; gebruik een stabiel statief. Een slecht uitgevoerde panbeweging werkt zeer afleidend voor de kijker.
3.2 De tilt De tiltbeweging is een beweging waarbij de camerakop zich over de verticale as naar boven of beneden beweegt.
9
3.3 De zoom De zoom is eigenlijk geen beweging. Wat gebeurt er bij een zoom? Hier wordt de brandpuntsafstand van de lens veranderd, m.a.w. het dichterbij of verder weg brengen van het beeld zonder de camera te verplaatsen. Als je de camera helemaal hebt ingezoomd, dus op de telestand hebt gezet, is het praktisch niet mogelijk het beeld stil te houden. Tijdens de opname merk je dat niet zo. Het oog houdt het object toch wel vast, maar als je de opnames op tv bekijkt is het even schrikken: “zo erg was het toch niet?” Helaas wel. En het stoort behoorlijk. Probeer dus de zoomfunctie zo veel mogelijk te vermijden en verplaats de camera dichter naar het onderwerp voor een close-up.
10
4. Perspectief Grofweg kunnen de standpunten van de camera op drie gebieden worden ingedeeld: op ooghoogte, onder ooghoogte en boven ooghoogte. Je kijker wordt door je keus voor een bepaald standpunt gedwongen te kijken zoals jij dat wilt: van bovenaf neerkijkend en dus het gefilmde object kleinmakend, of juist van onderaf opkijkend, dus het object groter makend, machtig en overheersend. Wanneer je met de camera aan de gang gaat moet je je realiseren dat of je het nou bewust kiest of niet, het effect wel optreed. Het is verstandig bij het filmen hieraan aan te denken, anders maak je kleine personen ongewild kleiner tegenover de kijkers. De oplossing is een eenvoudige: als je geen extra bedoeling hebt “altijd ooghoogte” aanhouden.
11
5. Belichting Als er geen licht is, is er geen beeld. Daarmee is de technische noodzaak van licht op de meest simpele manier aangegeven. Filmen is niets anders dan het vangen van licht. Belichten is niet alleen nodig om beeldvorming technisch mogelijk te maken, het dient ook om de sfeer te bepalen en een programma kleur te geven. Zorg altijd dat je beschikt over voldoende licht. Maak gordijnen open, lampen aan en maak eventueel gebruik van extra lampen om bij te lichten. Houd bij het belichten van een persoon of situatie met drie punten rekening 5.1 Overbelicht
Is de persoon/object niet overbelicht? Zorg dan dat de achtergrond wat meer belicht wordt zodat het beeld in evenwicht is of kies voor een andere plek 5.2 Tegenlicht
Zet je persoon/object niet weg tegen een raam, hier krijg je te maken met tegenlicht. Zorg altijd dat je een raam, zon of lamp als cameraman in je rug hebt. 5.3 Schaduwen Vermijd schaduwen. Wordt een persoon dusdanig belicht dat er schaduwen ontstaan probeer dan de afstand tussen de achtergrond en de persoon/object groter te maken of maak gebruik van een invullicht zodat de schaduw verdwijnt
12
6. Continuïteit 6.1 Matchen van een handeling Als een productie op basis van één-cameratechniek geschiedt dan zal de handeling vaker worden gespeeld, minstens 1 keer voor elke camerapositie. In dat geval moet de handeling in elke take precies identiek zijn. Bijvoorbeeld je registreert dat iemand een kopje thee inschenkt. Bij een totaalshot schenkt de acteur het kopje in met zijn rechterhand en bij een volgende take (bv een close shot) schenkt hij het kopje in met zijn linkerhand. Dit noemen we een continuïteitsfout. Dit kan een kijker opvallen. Let er dus altijd op wanneer je een sequentie in shots opdeelt in meerdere takes, dat je geen continuïteitsfouten maakt.
6.2 Springers Een springer is een shotwissel tussen twee shots van hetzelfde tafereel, waarbij er onvoldoende verandering van richting of kader is. Als je namelijk twee shots maakt zonder de camera te verplaatsen of de instelling te wijzigen krijg je precies hetzelfde kader. Mensen hebben zelden de neiging precies stil te zitten, dus ondanks hetzelfde kader zul je niet exact hetzelfde beeld krijgen. Als je die shots achter elkaar plakt, verspringt het beeld. Om dit met een voorbeeld te verduidelijken: soms zie je in een interview dat iemand eerst zijn hoofd naar links heeft gebogen, en dan plotseling zijn hoofd naar rechts heeft en een vinger in zijn neus. Als een shotwissel nodig is verander dan het kader en/of de positie van de camera. 6.3 Kleding, omgeving, tijd van de dag/licht Als je je shots van eenzelfde tafereel over meerdere dagen verdeelt, zorg dan dat kleding, omgeving, licht en als je buiten filmt tijd van de dag, telkens identiek zijn. Zo waarborg je de continuïteit optimaal. Je komt tijdens montage in de problemen als de hoofdpersoon in het ene shot wel een vlek op zijn blouse heeft en in het volgende shot niet.
13
7. Geluid 7.1 Sprekers Als je een scène schiet waar mensen spreken en je wilt de spraak duidelijk op je opname hebben, ga niet te ver van de sprekers af staan. Hoe dichterbij, hoe beter het geluid wordt opgevangen door de interne microfoon van de camera. Deze microfoon bevindt zich doorgaans aan de voorkant van de camera en pikt het geluid op dat zich voor de camera bevindt. Op sommige camera’s kun je de richtkarakteristiek (of de microfoon alles VOOR of RONDOM de camera oppikt) en gevoeligheid van de interne microfoon instellen. Hoe gevoeliger, hoe harder het geluid (en soms ook de ruis) wordt geregistreerd. Maak dus als je de mogelijkheid hebt eerst een voorbeeldopname en luister terug of je tevreden bent over de kwaliteit van het geluid. Je bent bij de montage beperkt in het oplossen van geluidsproblemen. Voorkomen is dus beter dan genezen. Het aansluiten van een externe microfoon, zoals een richtmicrofoon of een microfoon op hengel, biedt je de mogelijkheid betere geluidsopnames te maken. Een richtmicrofoon haalt het geluid (en soms ook ruis) VOOR de camera dichterbij. Daarnaast hebben deze microfoons vaker een windkap die het geruis van de wind tegenhoudt, iets dat de interne microfoon van de camera niet heeft. Een microfoon op hengel gebruik je door buiten beeld de microfoon boven de sprekers te positioneren en op deze manier het geluid van zo dichtbij mogelijk te kunnen registeren. Mag de microfoon in beeld verschijnen is het gebruiken van een handmicrofoon of dasspeldmicrofoon nog een optie. Hoe dichterbij de geluidsbron, hoe beter de opname. 7.2 Omgevingsgeluid Als je ergens bent waar veel omgevingsgeluid is, zoals bijvoorbeeld op straat of in een ruimte waar harde muziek staat, zal de microfoon deze geluiden doorgaans net zo hard (of vaak zelfs harder) oppikken als de sprekers die je eigenlijk wilt horen. Let er dus op dat als de spraak tijdens een scène belangrijk is, het omgevingsgeluid niet te overheersend is. Neem in het geval van bijvoorbeeld een straatinterview mensen mee naar een rustige plek. Een geval apart is wind. Wind opgepikt door een microfoon resulteert in een vervelende ruis, die je achteraf niet meer uit je opname krijgt. Film je buiten en heb je geen microfoon met windkap, probeer dan met de wind in de rug te filmen, zodat de microfoon aan de voorkant van de camera zo weinig mogelijk wind oppikt. Houdt er ook rekening mee dat als je opnames maakt en je weet dat je in de montage moet gaan knippen, je de omgevingsgeluiden ook automatisch opknipt, wat kan resulteren in een discontinuïteit hiervan. Voorbeeld is een montage van een scène opgenomen in een café waar de muziek aan stond. Je knipt tijdens de montage dan niet alleen de beelden en zet deze netjes in de juiste volgorde, je hoort dan ook telkens flarden van het liedje op de radio in plaats van één doorlopend nummer.
14
7.3 Ruis Ruis op je opname is onvermijdelijk, maar je kunt de hoeveelheid ruis wel beperken. Zoals reeds gezegd, probeer met je microfoon zo dicht mogelijk bij de spreker te komen. Als je op de camera het geluidsniveau kan instellen, stel deze dan zo hoog mogelijk in zonder dat het geluid overstuurt. De meters mogen dus niet in het rood komen. Als je te zacht opneemt, moet je het geluid tijdens de montage versterken en zo versterk je ook de ruis. Ga dus zo dichtbij mogelijk staan en stel indien mogelijk het geluidsniveau zo hard mogelijk in. 7.4 Wat is mogelijk in montage? Tijdens de montage heb je meerdere geluidssporen tot je beschikking. Dit maakt het mogelijk om naast het geluid van je filmmateriaal bijvoorbeeld muziek en/of een voice-over te plaatsen. Je kunt in de montage een geluidsspoor op een aantal manieren bewerken. Je kunt bijvoorbeeld van elk spoor het algemeen geluidsniveau instellen. Daarnaast kun je per spoor per scène variaties in geluidsniveau aanbrengen (fade in, fade out) en verschillende geluidseffecten toevoegen. Geluidseffecten met het doeleind reparaties uit te voeren (bijvoorbeeld weghalen van ruis) zijn zeer beperkt. Voorkomen is dus beter dan genezen. 7.5 Muziek Muziek wordt in film veel gebruikt, met verschillende doeleinden. Zo kun je bijvoorbeeld door in de montage muziek toe te voegen een aantal (onsamenhangende) scènes aan elkaar lijmen. Ook kun je met muziek een bepaalde sfeer oproepen. Denk aan opzwepende muziek tijdens een achtervolgingsscène. Of gebruik muziek om je film of scène wat meer aan te kleden. Muziek tijdens begin- en aftiteling is ook gebruikelijk. Je kunt muziek het beste achteraf tijdens de montage toevoegen. Bestandsformaten als wav en mp3 zijn mogelijk. Muziek tegelijk opnemen met het filmen is niet zo’n goed idee. Als je tijdens het monteren gaat knippen, knip je ook de muziek op. 7.6 Hulpmiddelen Gebruik als je de mogelijkheid hebt een externe richtmicrofoon met windkap. Deze microfoon is voor zowel binnen als buiten geschikt en haalt het geluid dat zich vóór de camera bevindt dichterbij, want dat is meestal het geluid dat je wilt hebben. Een microfoon op hengel is ook prima, maar meer gesjouw. Mag de microfoon in beeld, gebruik dan een hand- of dasspeldmicrofoon. Doorgaans is de interne microfoon van de camera ook prima. Houd dan wel rekening met omgevingsgeluid en wind. Wil je tijdens je opname meteen je geluid terughoren, maak dan gebruik van een hoofdtelefoon. Gebruik dan een gesloten type, zodat je minder last hebt van geluid dat zich buiten de hoofdtelefoon bevindt.
15
8. Montagegericht filmen Montage gericht filmen is niets anders dan tijdens het filmen al bezig zijn met de montage. Voordat je een sequentie (opvolging van verschillende shots) gaat schieten moet je al weten wat je ermee gaat doen in de montage. Wissel je shots af qua kader, d.w.z. gebruik niet alleen totaaltjes of alleen maar close-ups. Probeer van tevoren al te bepalen welke standpunten je gaat innemen en welke kaders je hier gaat maken. Wat wil je in welk shot laten zien? Laat personen het beeld inlopen en ook weer uit. Zo creëer je in elke montage een natuurlijke overgang. Een tijdsoverbrugging kun je op die manier altijd maken. Probeer ook altijd je camera iets langer aan te laten staan, zo heb je altijd iets meer ruimte in de montage en kom je nooit in de knoei met een te kort shot. Maak eventueel een kort storyboard.
16
9. Script In het script staat per shot beschreven: - actie - lengte van het shot - gesproken tekst - beelduitsnede (totaal, medium, close) - camerastandpunt (hoog, laag, ooghoogte) - camerabeweging - muziek - acteurs - lokatie - rekwisieten
17
10. Belangrijke tips Algemeen Gebruik geen effecten op je camera, dit alles kan altijd in de nabewerking. Houd je originele materiaal clean. Zorg eventueel voor een extra accu als je veel opnames op locatie moet maken. Probeer, bij het uit de hand filmen, steun te zoeken tegen een muur of paal, of door de ellebogen te laten rusten op een tafel of ander vlak. Omdat datum en tijd naderhand op geen enkele wijze uit beeld te halen zijn, is het raadzaam er een gewoonte van te maken om, bij het opstarten van de camcorder, datum en tijd uit te schakelen. In de montage kun je immers dit soort dingen in alle geuren en kleuren toevoegen. Bij dv-camera’s Laat de camera altijd een aantal sec. in de rec.mode lopen voordat je met de daadwerkelijke opname start. In de montage heb je altijd een pre-roll nodig bij het digitaliseren Beveilig je bandje na het maken van de opnames. Dit om te voorkomen dat je er later overheen spoelt. Label ook je tapes, zo kun je ze altijd terugvinden.
18
11. Shotlist Shot
Onderwerp
Beelduitsnede
Tijd
Camera standpunt
Camera beweging
12. Materialen
Reader Filmopnametechnieken Digitale videocamera Externe microfoon Statief DV-tape/sd-kaart
13. Literatuur en bronnen Roemer B. Lievaart: Speelfilms maken http://www.fontysmediatheek.nl/wiki/home/Workshop_Basis_Film_en_Montagetechnieken http://www.fontysmediatheek.nl/wiki/home/Workshop_Basis_Film_en_Montagetechnieken_Venlo http://www.fontysmediatheek.nl/wiki/home/Workshop_cameratechniek http://www.fontysmediatheek.nl/wiki/home/Workshop_videomontage
20