COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST
tussen
Ferro (Holland) B.V.
te Rotterdam
en
FNV Bondgenoten voor de periode
1 Juni 2008 t/m 31 augustus 2009
te Amsterdam
INHOUDSOPGAVE
van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Ferro (Holland) B.V. vestigingen Rotterdam
ARTIKEL
BLADZIJDE
OMSCHRIJVING
1
2
Definities;
2
2
Algemene verplichtingen van de Werkgever;
3
3
Algemene verplichtingen van de Vakverenigingen;
4
3
Algemene verplichtingen van de Werknemer;
5
4
Werkgelegenheid;
6
5
Overleg over de werkgelegenheid;
7
5
Overleg bij fusie en reorganisatie;
8
6
Aanneming en ontslag;
9
9
Arbeidsduur, Werktijden en Dienstroosters;
10
10
Functiegroepen en Salarisschalen;
11
13
Bijzondere beloningen;
12
17
Zon- en feestdagen;
13
19
Afwezigheid;
14
21
Vakantie;
15
23
Vakantietoeslag/Jaarlijkse uitkering;
16
24
Arbeidsongeschiktheid;
17
25
Pensioen;
18
27
Sociaal jaarverslag;
19
27
Veiligheid, Gezondheid en Milieu
20
28
Vakbondswerk op het niveau van de onderneming;
21
28
Deeltijdwerk;
22
29
Duur van de collectieve arbeidsovereenkomst.
Bijlage I
30
Functielijst
Bijlage II
33
Salarisschalen
Bijlage III
34
Vorming en scholing jeugdigen
Bijlage IV
35
Ingeleende arbeidskrachten
Bijlage V
36
Partieel leerplichtigen
Bijlage VI
37
Vakbondswerk
Bijlage VII
39
Pensioenregeling.
Bijlage VIII
39
Werkingssfeer van de C.A.O.
Bijlage IX
40
Tegemoetkoming woon- en werkverkeer
Bijlage X
41
Leeftijdsdiscriminatie
Bijlage XI
42
Levensloopreglement
Bijlage XII
45
Pensioenspaarmodule
Bijlage XIII
46
Afspraak m.b.t. verhaalsrecht WGA premie
1
ARTIKEL 1
Definities In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder: a. werkgever
:
Ferro (Holland) B.V. vestigingen Rotterdam;
b. vakvereniging
:
elk der partijen ter andere zijde; Amsterdam
c. werknemer
:
iedere mannelijke of vrouwelijke werknemer in volledige dienst van de werkgever, waarvan de functie is opgenomen of behoort te worden opgenomen in Bijlage I van deze collectieve arbeidsovereenkomst; een en ander met inachtname van het in Bijlage IX vermelde;
d. ondernemingsraad:
FNV Bondgenoten te
de ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden;
e. maandsalaris
:
het salaris als bedoeld in Bijlage II van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
f. maandinkomen
:
het maandsalaris plus de eventuele ploegentoeslag als bedoeld in artikel 11 lid 2a;
g. week
:
een tijdvak van 7 etmalen beginnende bij de eerste dienst welke op zondag aanvangt.
h. B.W.
:
Burgerlijk Wetboek, boek 7 titel 10
ARTIKEL 2 Algemene verplichtingen van de Werkgever 1.
De werkgever verbindt zich geen uitsluiting toe te passen noch toepassing daarvan te bevorderen.
2.
De werkgever verbindt zich generlei actie te voeren of te bevorderen, ook niet van derden, welke ten doel heeft wijzigingen aan te brengen in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
3.
De werkgever verbindt zich geen werknemers in dienst te nemen of te houden op voorwaarden, welke in strijd zijn met het in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde.
4.
De werkgever verklaart zich bereid tot het verstrekken van een bijdrage overeenkomstig de tussen de AWVN en FNV Bondgenoten gesloten overeenkomst met betrekking tot de bijdrageregeling aan de vak-vereniging waarmee deze CAO tot stand is gebracht. Wanneer er meerdere partijen betrokken worden bij de tot stand koming van de CAO zal de bijdrage over meerdere partijen worden verdeeld.
5.
De werkgever zal zodanige maatregelen nemen dat ongewenste intimiteiten in de onderneming zoveel mogelijk worden tegengegaan. Een van de maatregelen daartoe is, dat de werkgever voor melding en behandeling hiervan, een vertrouwenspersoon aanwijst. 2
ARTIKEL 3 Algemene verplichtingen van de Vakvereniging 1.
De vakvereniging verbindt zich, ten behoeve van de werknemers voor wie deze collectieve arbeidsovereenkomst is aangegaan, geen stakingen in het bedrijf van de werkgever te zullen toepassen of bevorderen.
2.
De vakvereniging verbindt zich met alle hun ten dienste staande middelen nakoming van deze collectieve arbeidsovereenkomst door hun leden te zullen bevorderen, generlei actie te zullen voeren of te zullen bevorderen welke beoogt wijziging te brengen in deze overeenkomst en daarbij hun krachtige medewerking te zullen verlenen tot ongestoorde voortzetting van het bedrijf.
ARTIKEL 4 Algemene verplichtingen van de Werknemer 1.
De werknemer is gehouden aan de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed werknemer te behartigen, ook indien geen uitdrukkelijke opdracht daartoe is gegeven.
2.
De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
3.
De werknemer is gehouden zich, voor wat zijn dienst en schafttijd betreft te houden aan de bepalingen van het dienstrooster.
4.
De werknemer is gehouden ook buiten de normale roosteruren arbeid te verrichten, voor zover de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van de overeenkomst in acht neemt. Deze verplichting geldt niet voor werknemers van 55 jaar en ouder.
5.
De werknemer is medeverantwoordelijk voor de orde, veiligheid en de netheid in het bedrijf van de werkgever en gehouden tot naleving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften door of namens de werkgever gegeven.
6.
De werknemer is gehouden tot geheimhouding ten aanzien van alles wat hem tengevolge van zijn dienstbetrekking bekend wordt, b.v. omtrent de inrichting van het bedrijf, de grondstoffen, bewerking daarvan en de producten. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de dienstbetrekking.
7.
De werknemer is, indien de werkgever zulks verlangt, gehouden een individuele arbeidsovereenkomst te tekenen.
8.
Het is de werknemer verboden tegen beloning enigerlei arbeid voor derden of als zelfstandige te verrichten, tenzij met uitdrukkelijke toestemming van de werkgever. Indien de werkgever op grond van bedrijfseconomische redenen de eerder verleende toestemming – met inachtneming van een redelijke termijn – intrekt, kan de werkgever niet tot schadevergoeding worden aangesproken.
3
Indien de werknemer het bepaalde in dit artikel van deze collectieve arbeidsovereenkomst niet nakomt, zal de werknemer tweemaal worden gewaarschuwd. Mocht de werknemer na deze waarschuwingen nog steeds in gebreke blijven dan zal de werkgever de werknemer gedurende maximaal 3 dagen schorsen. Mocht de werknemer zich uiteindelijk niet conformeren aan het bepaalde in dit artikel zal de werkgever zich beraden over nadere maatregelen. Wij accepteren bestaande situaties van werknemers in dienst voor 1-7-2003.
ARTIKEL 5 Werkgelegenheid 1.
Werkgever streeft naar continuïteit van de arbeidsverhouding met zijn werknemers.
2.
Werkgever zal niet overgaan tot gedwongen ontslag van werknemers t.g.v. reorganisatie, tenzij bijzondere omstandigheden hiertoe noodzaken. Indien bijzondere omstandigheden zich naar de mening van de werkgever voordoen, zal werkgever het overleg met de vakvereniging en O.R. openen. Werkgever zal bij het duurzaam of tijdelijk verminderen of vervallen van werkzaamheden zoveel mogelijk trachten vervangende werkgelegenheid aan te bieden binnen de onderneming. In geval het hierbij noodzakelijk is over te gaan tot detachering, plaatsing in andere afdelingen en/of overplaatsing naar een andere afdeling en/of vestigingsplaats, zal hierover met werknemer worden overlegd waarbij gerekend wordt op redelijke medewerking van betrokkene.
3.
Indien door natuurlijk verloop een vacature ontstaat, waarvan de werkzaamheden zodanig reëel zijn dat zij niet door taakverschuiving kunnen worden opgevangen zal a)
de vacature bij voorkeur worden voorzien uit reeds in dienst zijnde medewerk(st)ers; Om de werknemers in staat te stellen een passende functie binnen de onderneming te blijven vervullen en in aanmerking te komen voor plaatsing in vakante functies zal de werkgever eigen initiatief van werknemers bevorderen, ter ontwikkeling van kennis en bekwaamheden om deze aan te passen aan technische en andere ontwikkelingen.
b)
De werkgever zal aan werknemers medewerking verlenen voor deelneming aan interne en externe opleidings- en vormingsactiviteiten, voor zover deze relevant zijn voor het plaatsingsbeleid; de vacatures voor externe vervulling worden aangemeld bij het CWI. Hierbij zal tevens worden aangegeven in hoeverre deze vacatures kunnen worden vervuld door jeugdige, vrouwelijke of minder valide werknemers en in hoeverre deeltijdarbeid mogelijk is.
c)
De werkgever zal teneinde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen alle daarvoor relevante vacatures (volledige en deeltijdvacatures en vacatures voor tijdelijke werkzaamheden) melden en na vervulling afmelden bij het CWI.
4
4.
Partijen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzen discriminatie bij tewerkstelling af en verklaren zich te willen inzetten om gelijke kansen voor mannen en vrouwen in het arbeidsproces te bevorderen, in het bijzonder bij interne vacatures. Vrouwelijke werknemers zullen voorts worden aangemoedigd om deel te nemen aan opleidingsmogelijkheden - zowel intern als extern - welke ook voor mannelijke werknemers gelden. In de gesprekken (ingevolge artikel 6 lid 1 van deze C.A.O.) tussen C.A.O.partijen zal periodiek de voortgang bij het scheppen van gelijke kans worden besproken.
ARTIKEL 6 Overleg over werkgelegenheid 1.
Werkgever zal de vakvereniging tweemaal per jaar uitnodigen teneinde hen te informeren over de algemene gang van zaken t.a.v. de ontwikkeling op het gebied van de werkgelegenheid.
2.
Hierbij zal inzicht worden gegeven in de ontwikkeling gedurende de voorafgaande periode en de verwachte ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen in de komende periode.
3.
Indien blijkt dat de werkelijke ontwikkeling aanmerkelijk afwijkt van de verwachting zal werkgever de vakvereniging uitnodigen voor een tussentijds gesprek en hen hiervan in kennis stellen.
4.
Werkgever zal de vakvereniging vroegtijdig inlichten over de investeringsplannen voor zover hieraan kwalitatieve en kwantitatieve gevolgen zijn verbonden voor de werkgelegenheid. Hierbij wordt rekening gehouden met taak en positie van de ondernemingsraad.
5.
Bij deze gelegenheden zal tevens ten aanzien van de kwaliteit van de werkgelegenheid worden gesproken over ontwikkelingen ten aanzien van de maatregelen als bedoeld in artikel 19, alsmede de stand van zaken verband houdende met de Arbo-wet.
ARTIKEL 7 Overleg bij fusie en reorganisatie 1.
In het kader van de verplichtingen, die voortvloeien uit de respectievelijk de SERfusiegedragsregels en de Wet op de Ondernemingsraden dient de werkgever die overweegt • een fusie aan te gaan; • een bedrijf of bedrijfsonderdeel te sluiten en/of • de personeelsbezetting ingrijpend te herzien bij het nemen van zijn beslissing de sociale gevolgen te betrekken. Daarbij zal de werkgever, zo spoedig als de noodzakelijke geheimhouding dit mogelijk maakt, de vakbonden, de ondernemingsraad en de betrokken werknemers inlichten omtrent de overwogen maatregelen. 5
Aansluitend hierop zal de werkgever de maatregelen en de eventuele daaruit voor de betrokken werknemers voortvloeiende sociale gevolgen bespreken met de vakbonden en met de ondernemingsraad. 2.
De werkgever zal alvorens een definitieve opdracht te verlenen aan een organisatiebureau om een onderzoek in te stellen betreffende de organisatie van de onderneming, indien daaraan voor de betrokken werknemers sociale gevolgen zijn verbonden, overleg plegen met de ondernemingsraad en de vakbond inlichten. De procedure met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek en de informatie van de betrokken werknemers vormen een punt van overleg met de ondernemingsraad.
ARTIKEL 8 Aanneming en Ontslag 1.
Bij het aangaan van elke dienstbetrekking geldt wederzijds een proeftijd van ten hoogste 2 maanden, tenzij schriftelijk een kortere proeftijd wordt overeen gekomen. De proeftijd wordt in alle gevallen in de individuele arbeidsovereenkomst genoemd.
2.
Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt de dienstbetrekking aangegaan; a) hetzij voor onbepaalde tijd; b)
hetzij voor een bepaalde tijdsduur;
c)
hetzij voor het verrichten van een bepaald karwei;
d)
hetzij voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard.
In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke dienstbetrekking van toepassing is. Indien deze vermelding ontbreekt, wordt de dienstbetrekking geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan. 3.
Indien een werknemer als bedoeld in lid 2 sub. b, c of d langer dan 24 maanden in dienst is geweest, wordt hij geacht voor onbepaalde tijd in dienst te zijn. Voor de berekening van de duur van het dienstverband is het bepaalde in artikel 673 B.W. van toepassing.
4.
Behoudens in geval van ontslag op staande voet wegens een dringende reden, in de zin van de artikelen 678 en 679 B.W. en behoudens tijdens of bij het beëindigen van de proeftijd als bedoeld in lid 1, in welke gevallen de dienstbetrekking wederzijds onmiddellijk zonder opzegging kan worden beëindigd, neemt de dienstbetrekking een einde: a)
voor werknemers voor onbepaalde tijd in dienst 1. van rechtswege bij het bereiken van 65-jarige leeftijd; 2. door opzegging door de werkgever met een termijn van tenminste zoveel weken als de dienstbetrekking na de meerderjarigheid van de werknemer in gehele jaren heeft geduurd, welke ten hoogste 13 weken zal bedragen; Bij opzegging door de werkgever van een werknemer ouder dan 45 doch jonger dan 65 jaar zal deze termijn voor elk vol jaar waarin de werknemer na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij de werkgever in dienst is geweest met een week worden verlengd; deze verlenging zal eveneens maximaal 13 weken bedragen; 3. door opzegging door de werknemer met een termijn van tenminste 6
zoveel weken als de dienstbetrekking na de meerderjarigheid van de werknemer in tijdvakken van twee gehele jaren heeft geduurd, welke termijn ten hoogste 6 weken zal bedragen; met dien verstande dat de termijn van opzegging tenminste een maand zal bedragen en de opzegging alleen tegen het einde van de maand kan geschieden. b)
voor werknemers voor een bepaalde tijdsduur in dienst Op de laatste dag van het tijdvak, genoemd in de individuele arbeidsvoorwaarden danwel op het tijdstip, bepaald op grond van artikel 668 B.W. eerste lid en tenzij het bepaalde in lid 3 van dit artikel van toepassing is;
c)
voor werknemers in dienst voor het verrichten van een bepaald karwei Bij het beëindigen van het karwei waarvoor de werknemer is aangenomen, tenzij het bepaalde in lid 3 van dit artikel van toepassing is;
d)
voor werknemers in dienst voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard Door opzegging door de werkgever of de werknemer met een termijn van een dag tegen elke dag der loonweek, met dien verstande dat deze termijn een week tegen elke dag van de week bedraagt, indien de dienstbetrekking twee maanden heeft geduurd, tenzij het bepaalde in lid 3 van dit artikel van toepassing is.
5.
Indien voor bepaalde tijd aangegane dienstbetrekking is voortgezet zal de werkgever aan de werknemer een week voor tijdstip, waarop de aldus voortgezette dienstbetrekking van rechtswege eindigt, hiervan schriftelijk mededeling doen, tenzij het bepaalde in lid 3 van dit artikel van toepassing is.
6.
Het bepaalde in artikel 670 B.W.eerste lid (opzeggingsverbod tijdens arbeidsongeschiktheid) is voor werknemers als bedoeld in lid 2 sub b, c en d van dit artikel, alsmede voor werknemers van 65 jaar en ouder, niet van toepassing.
7.
a)
Indien de werkgever tot de conclusie is gekomen dat op grond van bedrijfseconomische omstandigheden danwel tengevolge van reorganisatie of verdere automatisering respectievelijk mechanisering tot ontslagaanzegging aan een in het licht van de ondernemingsgrootte, belangrijk aantal werknemers moet worden besloten, zal hij zich onverwijld met de vakvereniging in verbinding stellen, met het oogmerk om aldus tot een voor betrokkenen passende voorlichting te komen en met de bedoeling de uit het ontslag voor betrokkenen voortvloeiende sociale consequenties met de vakvereniging te bespreken.
b)
Bij aanzegging van het onder a) bedoelde ontslag zullen als regel werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking komen, tenzij het bedrijfsbelang zich hiertegen verzet.
8.
In geval de werkgever tot het weer aannemen van personeel overgaat, wordt door hem bij sollicitatie voorrang gegeven aan die gewezen werknemers, die het langste dienstverband bij de werkgever hadden, echter alleen voor zover zij geschikt zijn de op te dragen werkzaamheden te verrichten en niet meer dan een jaar is verlopen sedert hun ontslag.
7
9.
Werknemers van 55 jaar en ouder, die tenminste 10 jaar onafgebroken in dienst van werkgever zijn, zullen niet worden ontslagen anders dan krachtens een dringende reden volgens artikel 678 en 679 B.W., in het kader van een reorganisatie als bedoeld in lid 8 van dit artikel, op eigen verzoek of na een arbeidsongeschiktheidsperiode van 2 jaar.
ARTIKEL 9 Arbeidsduur, werktijden en dienstrooster 1.
De arbeidsduur van de werknemers in dagdienst en 2-ploegendienst is gebaseerd op een dienstrooster van 40 uur gemiddeld per week. Met ingang van 1 januari 1999 is voor de 3-ploegendienst in de Fritfabriek de arbeidsduur verkort in die zin, dat de nachtdienst van zondag op maandag komt te vervallen en de aansluitende ochtenddienst om 07:00 uur zal aanvangen in plaats van om 07:30 uur. Dit geldt ook voor de dinsdag ochtenddienst, aansluitend op een feestdag, met uitzondering van Koninginnedag. Hemelvaartsdag en Koninginnedag zijn dagen waarop gewerkt zal worden als gevolg van de gewijzigde arbeidsduur. Per jaar worden 13 roostervrije dagen toegekend. Voor de aanvang van een kalenderjaar kan de werknemer evenwel kiezen voor 12 roostervrije dagen op jaarbasis in welk geval een eenmalige uitkering wordt betaald, uiterlijk in de maand februari van 0,45% van 12x het dan geldende maandinkomen, met naar rato berekening van parttime percentage of wijziging in (ploegen-) dienstrooster met wijziging in ploegentoeslag. De opname van deze dagen wordt tevoren, in overleg tussen chef en betrokkene, vastgelegd. Bij arbeidsongeschiktheid op een vastgestelde roostervrije dag vervalt het recht op deze dag. Indien alsnog zal worden gewerkt op een roostervrije dag, wordt vervangend vrij toegekend.
2.
3.
a)
De arbeidsduur van werknemers in 5-ploegendienst bedraagt 33,6 uur per week, gemiddeld op jaarbasis.
b)
De normale arbeidstijd voor werknemers in dagdienst ligt tussen 07.00 uur en 18.00 uur op de eerste vijf werkdagen van de kalenderweek (maandag t/m vrijdag).
c)
De normale arbeidstijd voor werknemers in ploegendienst, wordt begrensd door het tijdstip van opkomen en afgaan, zoals dit volgens dienstrooster voor de betrokken werknemer is vastgesteld.
a)
Iedere werknemer werkt volgens een dienstrooster, tenzij hij overwerkt, op verschoven uren werkt of overgeplaatst is in een andere dienst of wacht.
b)
Onder dienstrooster wordt verstaan : - voor de werknemer in dagdienst een arbeidstijdregeling van 5 dagen of diensten, zoals deze aan het begin van de loonweek voor hem is vastgesteld; - voor de werknemer in 2-ploegendienst een arbeidstijdregeling van 2 x 5 dagen of diensten, zoals die aan het begin van een 2-wekelijkse periode voor hem is vastgesteld; - voor de medewerkers in QC Enamel 8
-
-
4.
een arbeidstijdregeling van ochtend/dag en avonddiensten eveneens in het weekend. voor de werknemer in 3-ploegendienst een arbeidstijdregeling van 3 achtereenvolgende weken, zoals die aan het begin van een 3-wekelijkse periode voor hem is vastgesteld. voor de werknemer in 5-ploegendienst een arbeidstijdregeling van 10 achtereenvolgende weken, zoals die aan het begin van een 10-wekelijkse periode voor hem is vastgesteld.
c)
Over algemene dienstroosterwijzigingen, waarbij een belangrijk aantal werknemers is betrokken, pleegt de werkgever overleg met de ondernemingsraad, onverminderd de bevoegdheid van de vakvereniging hierover overleg met de werkgever te plegen.
d)
Indien de invoering of wijziging van een dienstrooster verband houdt met arbeid op zondag, stelt de werkgever de vakvereniging daarvan zo tijdig mogelijk in kennis.
e)
Voor de toepassing van de desbetreffende artikelen van deze overeenkomst wordt de periode van twee, drie of tien weken bedoeld in lid 3.b van dit artikel, beschouwd als te zijn aangevangen op de eerste dag van de loonweek, waarin voor de werknemer een afwijking van zijn normale dienstrooster ontstond.
a)
Werknemers van 58 jaar en ouder kunnen vanaf het kalenderkwartaal waarin zij die leeftijd bereiken, de arbeidstijd buiten de normale ATV/vakantiedagen per jaar verkorten volgens onderstaande staffel: 58 jaar 4 dagen 59 jaar 8 dagen 60 jaar 12 dagen 61 jaar 20 dagen 62 jaar 24 dagen 63 jaar 36 dagen 64 jaar 48 dagen De wijze waarop arbeidstijdverkorting wordt gerealiseerd wordt in overleg met de betrokken werknemer vooraf besproken. Niet opgenomen vrije uren in het kader van deze regeling worden niet gecompenseerd. Voor opgenomen vrije tijd wordt 85% van het corresponderende maandinkomen doorbetaald. In afwijking van het hiervoor in dit lid gestelde kunnen dagen worden gereserveerd voor het deelnemen aan cursussen ter voorbereiding op de aanstaande pensionering tot een maximum van 5 dagen per jaar en een totaal van 15 dagen, gedurende de 3 jaar voorafgaande aan de pensioendatum.
ARTIKEL 10 BELONING Functiegroepen en salarisschalen 1.1
a)
De functies van de werknemers zijn op basis van werkklassifikaties ingedeeld in functiegroepen. De indeling is vermeld in Bijlage I van deze overeenkomst. 9
Werknemers die tijdelijk elders in de onderneming geplaatst worden, behouden alle rechten voortvloeiende uit hun oorspronkelijke functie. b)
Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal welke een schaal I omvat, gebaseerd op leeftijd en een schaal II met een minimum en maximum salaris alsmede de jaarlijkse periodiek. De schalen zijn opgenomen in Bijlage II van deze overeenkomst.
c)
Iedere werknemer ontvangt schriftelijk mededeling van de functiegroep, waarin zijn functie is ingedeeld en zijn salaris. Iedere werknemer ontvangt een functieomschrijving. Tevens wordt hem het aantal punten ORBA van zijn functie medegedeeld.
1.2
Beroepsprocedure
-
-
-
2.
De functiedeskundigen van de werkgever en de vakvereniging overleggen zonodig gezamenlijk en doen dan een bindende uitspraak. De aan deze uitspraak verbonden consequenties gaan in per eerste van de maand volgend op de datum van de instelling van het beroep. Op een afgehandeld verzoek kan binnen een jaar niet worden teruggekomen.
Leeftijdschaal en functiejarenschaal a) Werknemers, die nog niet de in hun salarisschaal voorkomende maximum leeftijd hebben overschreden, ontvangen het schaalsalaris dat met hun leeftijd op 1 januari, respectievelijk op 1 juli overeenkomt, (leeftijdschaal) tenzij de maximum leeftijd tussentijds wordt overschreden, in welk geval het minimum salaris van de toepasselijke schaal wordt toegekend met ingang van de maand waarin de maximum leeftijd wordt overschreden. b)
3.
Indien een werknemer bezwaar heeft tegen de indeling van zijn functie op basis van de werkclassificatie, kan hij gebruik maken van de volgende beroepsprocedure: De werknemer dient zijn bezwaren schriftelijk in bij de afdeling Personeel & Organisatie en stelt gelijktijdig zijn naaste chef hiervan op de hoogte. De bezwaren dienen zoveel mogelijk door argumenten o.a. uitbreiding van werkzaamheden, onjuiste functieomschrijving enz. te worden ondersteund. De werkgever bevestigt schriftelijk de ontvangst van het bezwaar van de werknemer. Indien de in het vorige lid aangegeven weg niet binnen 3 maanden leidt tot een bevredigende oplossing voor de werknemer, kan de werknemer zijn bezwaar voorleggen aan de vakvereniging, waarbij hij is aangesloten. In overleg met de betrokken werknemer kan het bezwaar worden voorgelegd aan de functiedeskundigen van de vakvereniging. Deze nemen het bezwaar in behandeling en stellen een onderzoek in, waarbij de functiedeskundigen van de werkgever aanwezig zijn.
Werknemers, die deze leeftijd wel hebben overschreden, ontvangen het maandsalaris dat gelegen tussen het minimum en het maximum salaris van hun schaal jaarlijks op 1 januari een periodiek hoger wordt vastgesteld dan in de maand december daaraan voorafgaand.
Toepassing van de salarisschalen Tussentijdse herzieningen vinden slechts plaats bij indeling in een andere 10
salarisschaal op grond van het bepaalde in artikel 4. 4.
Inpassing in de salarisschalen a) Werknemers, die over de kundigheden en ervaring beschikken welke voor de invulling van een bepaalde functie zijn vereist, worden bij tewerkstelling in die functie in de overeenkomende functiegroep en salarisschaal geplaatst, met inachtneming van het in b van dit lid bepaalde. b)
Indien een nieuwe werknemer in een functie elders zoveel in de functie bruikbare ervaring heeft verkregen, dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van het aanvangssalaris te belonen, kan hem - in overeenstemming met die ervaring - een hoger salaris worden toegekend.
c)
Indien bij indiensttreding een hoger salaris is vastgesteld zal het aantal functiejaren met ingang van 1 januari daaraanvolgend slechts dan met 1 worden verhoogd indien de indiensttreding heeft plaatsgevonden voor 1 juli. Ingeval van een bevordering op of na 1 juli, kan bij wijze van uitzondering de toekenning van een periodieke verhoging een jaar later plaatsvinden dan per de eerstvolgende 1 januari.
d)
5.
Werknemers, die de maximumleeftijd van hun salarisschaal I overschreden hebben en die bij hun indiensttreding of bij plaatsing in een hogere functie nog niet over de kundigheden en ervaring beschikken, welke voor de vervulling van hun functie zijn vereist, kunnen gedurende een beperkte tijd, in een lagere salarisschaal worden ingedeeld dan met hun functie overeenkomt. De duur van deze periode zal ten hoogste 3 maanden bedragen, met dien verstande, dat deze termijn eenmaal met ten hoogste 3 maanden kan worden verlengd.
Tijdelijke waarneming a) Werknemers, die tijdelijk een functie waarnemen, welke hoger ingedeeld is dan hun eigen functie, blijven ingedeeld in de functiegroep en de salarisschaal, welke met hun eigen functie overeenkomt. b)
De werknemer die gedurende tenminste 5 achtereenvolgende diensten een functie waarneemt welke hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, ontvangt daarvoor een uitkering. Deze uitkering wordt toegekend naar evenredigheid van het aantal waargenomen diensten op grondslag van het verschil tussen de minima van twee betrokken schalen. Deze uitkering wordt niet toegekend aan de werknemer voor wie bij de indeling van zijn functie met het eventueel waarnemen van een hogere functie reeds rekening is gehouden. Het in dit lid bepaalde is alleen van toepassing op werknemers die de in hun salarisschaal voorkomende maximum leeftijd hebben overschreden.
6.
Herplaatsing in de salarisschalen a) Werknemers die worden geplaatst in een hoger ingedeelde functie en over de voor die functie vereiste kundigheden en ervaring beschikken, worden in overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld, met ingang van de maand, volgend op die van waarin de plaatsing in de hogere functie heeft plaatsgevonden onder toekenning van anderhalve periodiek uit de nieuwe salarisschaal.
11
7.
b)
Werknemers, die door eigen toedoen wegens onbekwaamheid of op eigen verzoek worden geplaatst in een lager ingedeelde functie worden in de overeenkomende lagere salarisschaal ingedeeld met ingang van de maand, volgend op die waarin de plaatsing in de lagere functie is geschied en onder aftrek van één periodiek uit de lagere schaal.
c)
Werknemers, die als gevolg van bedrijfsomstandigheden in een lager ingedeelde functie worden geplaatst, worden met ingang van de eerstvolgende maand in de met de lager ingedeelde functie overeenkomende salarisschaal ingedeeld. Indien het salaris hoger is dan het maximum van zijn nieuwe schaal, wordt het tekort omgezet in een persoonlijke toeslag, tenzij dit het gevolg is van de integratie per 1 april 1980. Deze toeslag maakt geen deel uit van het maandsalaris. Bij herindeling in een hogere salarisschaal c.q. het toekennen van een verhoging ingevolge de functiejarenschaal wordt de toeslag evenveel verminderd als het maandsalaris stijgt. De persoonlijke toeslag wordt afgebouwd totdat de werknemer de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft. Afbouw vindt plaats ter gelegenheid van de individuele verhoging van het schaalsalaris van de werknemer en voorts in het kader van het overleg tussen partijen bij de wijziging van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Evenredige beloning a) Voor de in dienst tredende werknemer, die door lichamelijke en/of geestelijke gesteldheid in de uitoefening van zijn functie minder valide is, kan door de werkgever een afwijkende beloning worden vastgesteld. b)
Het bepaalde in lid 6 c van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op werknemers die hun oorspronkelijke functie ten gevolge van gebreken niet meer kunnen vervullen, indien zij ingedeeld kunnen worden in een lagere salarisschaal.
c)
Voor elke volle dienst of gedeelte van een dienst gedurende welke een werknemer in een maand niet heeft gewerkt wegens arbeidsongeschiktheid, afwezigheid zonder behoud van salaris, militaire dienst, schorsing zonder behoud van salaris, onvrijwillige werkloosheid, willekeurig verzuim of wegens indiensttreding of ontslag, wordt het maandinkomen met een evenredig deel verminderd.
8.
Werknemers die op 1 januari van een jaar drie jaar op het maximum van hun salarisschaal staan, ontvangen een structurele verhoging van 1%; geldt deze situatie zes jaar resp. 9 jaar, dan ontvangen zij telkens 1% structurele verhoging.
9.
Betaalbaarstelling De vastgestelde salarissen worden uiterlijk op de laatste dag van elke maand betaalbaar gesteld. ARTIKEL 11
BIJZONDERE BELONINGEN 1.
Algemeen De maandsalarissen worden geacht de beloning te zijn voor een normale functievervulling in dagdienst gedurende een kalendermaand. Onder normale functievervulling wordt mede verstaan incidentele aansluitende overschrijdingen van de normale arbeidsduur met ten hoogste een half uur per dag. Dergelijke overschrijdingen vormen geen afwijkingen van het dienstrooster in de 12
zin van lid 4 van dit artikel. 2.
Toeslag voor het werken in ploegen Voor geregelde arbeid in ploegendienst wordt een toeslag op het maandsalaris gegeven. a) Deze toeslag bedraagt vanaf 1 januari 2002 per maand voor de 5 ploegendienst 28,50 % 3-ploegendienst 19,00 % 2-ploegendienst 13,00 % 2-ploegendienst zonder arbeid op zaterdag 12,00 % QC rooster Enamel 16,00 % b)
Indien een werknemer niet gedurende een hele maand arbeid in ploegendienst heeft verricht, wordt rekening houdend met de werkelijke verrichte diensten, een evenredig deel van de ploegentoeslag toegekend.
c)
De werknemer, die anders dan door eigen toedoen, wordt overgeplaatst uit de ploegendienst naar een met een lager percentage beloond dienstrooster c.q. naar de dagdienst ontvangt : 1. Indien zij korter dan 6 maanden in ploegendienst hebben gewerkt; De ploegentoeslag behorende bij het oorspronkelijke rooster nog gedurende de lopende maand. 2. Indien zij 6 maanden doch niet langer dan 3 jaar in ploegendienst hebben gewerkt; De ploegentoeslag behorende bij het oorspronkelijke rooster gedurende de lopende en de volgende maand; 3. Indien zij langer dan 3 jaar doch niet langer dan 5 jaar in ploegendienst hebben gewerkt; De ploegentoeslag behorende bij het oorspronkelijke rooster gedurende de lopende en de volgende maand, plus gedurende de daaropvolgende 2 maanden 80%, 2 maanden 60%, 1 maand 40% en 1 maand 20% van het verschil tussen het oude salaris + ploegentoeslag minus het nieuwe salaris inclusief de eventuele lagere ploegentoeslag. 4. Indien zij langer dan 5 jaar in ploegendienst hebben gewerkt; De ploegentoeslag behorende bij het oorspronkelijke rooster gedurende de lopende en de volgende maand, plus gedurende 4 maanden 80%, 4 maanden 60%, 3 maanden 40% en 3 maanden 20% van het verschil tussen het oude salaris + ploegentoeslag minus het nieuwe salaris inclusief de eventuele lagere ploegentoeslag. 5. a) Indien de werknemers 60 jaar of ouder zijn voor zover zij ten tijde van de terugplaatsing langer dan 5 jaar in ploegendienst hebben gewerkt; De ploegentoeslag behorende bij het oorspronkelijke rooster gedurende de lopende en de volgende maand en daarna een half jaar 60%, een half jaar 40% en een half jaar 20% van het verschil tussen het oude salaris + ploegentoeslag minus het nieuwe salaris inclusief de eventuele lagere ploegentoeslag. b1) In afwijking van het onder 5 a bepaalde ontvangt de werknemer van 55 jaar en ouder die op medische grond dan wel ten gevolge van bedrijfsorganisatorische wijzigingen niet langer in ploegendienst kan werken, met ingang van de overplaatsing in een dagdienst of lager betaalde ploegendienstfunctie een aanvulling tot het maandinkomen dat in de vorige ploegendienstfunctie zou zijn verworven, mits de eventuele afkeuring is uitgesproken door het UWV.; 13
-
b2)
3.
Vergoeding voor extra opkomen a) Indien een werknemer in opdracht van de werkgever een extra reis van huis naar de fabriek moet maken voor het verrichten van werkzaamheden, ontvangt hij daarvoor per opkomst een vergoeding ten bedrage van 1% van het maandsalaris. b)
4.
de werknemer ten tijde van deze terugplaatsing tenminste 10 jaar onafgebroken in de ploegendienst heeft gewerkt; - de werknemer in dienst van de werkgever werkzaam blijft; - de eventuele sociale verzekeringsuitkering verrekend wordt met het tevoren bedoeld maandinkomen; Voor de toepassing van deze afbouwregeling wordt - met uitzondering van de regeling krachtens 5.b. - de oorspronkelijke ploegentoeslag gefixeerd op het geldbedrag ten tijde van de overplaatsing.
Opstoken tijdens een productiestop zal worden beschouwd als overwerk en wordt gecompenseerd conform lid 4 sub b en sub c onder 1, 2 en 3 van dit artikel.
Overwerk a1) Wanneer in opdracht van de werkgever arbeid is verricht waardoor de normale arbeidsduur volgens dienstrooster wordt overschreden, geldt de volgende regeling: a2)
Ten aanzien van overwerk zal Ferro zich houden de navolgende arbeidstijd: Arbeidstijd exclusief overwerk: .Per dienst 10 uur Per 4 weken gemiddeld 50 uur per week Per 13 weken gemiddeld 45 uur per week Arbeidstijd inclusief overwerk: Per dienst 12 uur Per 4 weken gemiddeld 60 uur per week Per 13 weken gemiddeld 48 uur per week
b)
De hiervoor bedoelde overschrijdingen van de arbeidsduur (overwerk) zullen, indien de bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever toelaten, naar keuze van de werknemer worden gecompenseerd in vrije tijd of geld. Indien gekozen wordt voor compensatie in vrije tijd dan dient deze binnen 3 maanden na de desbetreffende overschrijding te worden opgenomen. Deze vrije tijd mag echter niet worden opgenomen op zaterdagen, zondagen of feestdagen. Indien echter een werknemer in de 5-ploegendienst op een roostervrije zaterdag of zondag arbeid heeft verricht, zal de compenserende vrije tijd zoveel mogelijk wel op zaterdag respectievelijk zondag worden opgenomen. Voor opgenomen compenserende vrije tijd als in dit lid bedoeld worden de volgende percentages van het maandsalaris op de onder c. genoemde beloning in mindering gebracht: voor uren opgenomen op maandag t/m vrijdag 0,60 % per uur voor uren opgenomen op zaterdagen 0,90 % per uur voor uren opgenomen op zondagen 1,20 % per uur
c)
Het inkomen voor de onder a. bedoelde overschrijdingen bedraagt, inclusief het doorbetaalde maandinkomen over de op maandag t/m vrijdag vallende feestdagen, de volgende percentages van het 14
maandsalaris: 1. uren op maandag t/m zaterdag 0,90% per uur 2. uren op zondagen 1,20% per uur 3. uren op feestdagen 1,80% per uur 4. uren op roostervrije dagen van personeel in 5- ploegendienst a. op maandag t/m vrijdag 1,20 % per uur b. op zaterdagen 1,50 % per uur c. op zondagen 1,80 % per uur d. op feestdagen 2,40 % per uur Het verrichten van arbeid op aan de eigen dienst voorafgaande of aansluitende en deze dienst overschrijdende uren wordt uitsluitend beloond volgens de percentages bedoeld onder de punten 1, 2 en 3 van dit lid c. d)
De beloning van arbeid op feestdagen, welke de normale arbeidsduur volgens dienstrooster niet overschrijdt is geregeld in artikel 12.
e) 1.
Indien in opdracht van de werkgever arbeid wordt verricht op tijden welke ten dele gelegen zijn buiten de tijdstippen als bedoeld in artikel 9 lid 2 a. c.q. buiten de tijdstippen waarop de wisseling van ploeg plaatsvindt, zonder dat daardoor de normale arbeidsduur volgens het dienstrooster wordt overschreden, wordt daarvoor een toeslag op het maandsalaris gegeven. Deze toeslag bedraagt per uur op maandag tot en met zaterdag 0,30%, op zondagen 0,60% en op feestdagen 1,20% van het maandsalaris. Werknemers in ploegendienst die anders dan door eigen toedoen overgeplaatst worden naar een andere ploeg of dienst, ontvangen daarvoor, in afwijking van het onder e) van dit lid bepaalde, per overgang een eenmalige toeslag van 1,20% van het maandsalaris. Bij terugplaatsing wordt deze toeslag alleen dan opnieuw betaald, indien de terugplaatsing geschiedt nadat de werknemer gedurende 7 diensten in de afwijkende ploeg of dienst heeft gewerkt.
2.
f)
5.
Indien een werknemer als gevolg van de in dit lid geregelde afwijkingen minder uren dan hij volgens zijn dienstrooster had moeten werken werkt, zal dit urentekort niet behoeven te worden ingehaald.
Diensthervatting na overwerk a) De werknemers in dagdienst, die na een normale dagelijkse arbeidstijd overwerk aanvangen voor of op middernacht, behoeven het werk niet eerder te hervatten dan 8 uren na beëindiging van het overwerk. Voor zover verzuimuren vallen binnen een normale werkdag, wordt daarover het maandsalaris doorbetaald. b)
De werknemers in ploegendienst, die in aansluiting op hun roosterdienst overwerk moeten verrichten gedurende meer dan 4 uren, behoeven het werk niet eerder te hervatten dan 12 uur na beëindiging van het overwerk. Voor zover verzuimuren vallen binnen een normale roosterdienst, wordt daarover het maandinkomen doorbetaald.
c)
Indien de uren niet worden opgenomen terstond na afloop van het overwerk, hetzij dat betrokkene deze uren niet wil opnemen, worden ze in het geheel niet toegekend. De tijd waarin het opnemen van de verzuimuren begint, ligt tussen het begintijdstip en het eindtijdstip van de normale dienst onmiddellijk aansluitend op het overwerk. 15
6.
Toeslag voor bezwarende werksituatie Aan productiemedewerkers in de ploegendienst, alsmede aan productiemedewerkers in dagdienst, de omzakkers/ompakkers van de expeditie en de in de productieafdeling werkzame elektriciens en bankwerkers wordt een toeslag voor bezwarende werk situaties betaald van € 20,00 bruto per maand. De betaling vindt gelijk plaats met het maandsalaris.
7.
Consignatieregeling Technische Dienst a) Volgens rooster kunnen TD-werknemers worden geconsigneerd. Een consignatieperiode voor een werknemer zal maximaal 1 week duren en zal per kalenderjaar maximaal 14 keren voorkomen. In geval van calamiteiten is afwijking van deze frequentie in overleg met de betrokken TD-werknemers mogelijk. Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet verplicht worden geconsigneerd. b)
De werknemer die in opdracht van de werkgever geconsigneerd is, ontvangt voor een aaneengesloten tijdvak van 24 uur : - maandag t/m vrijdag : 0,7 % van het maandsalaris - zaterdagen en zondagen : 2,2 % van het maandsalaris - feestdagen : 2,7 % van het maandsalaris
c)
De werknemer die in opdracht van de werkgever een extra reis van huis naar het bedrijf moet maken, ontvangt per extra opkomst een vergoeding. Deze bedraagt voor opkomst op : - maandag t/m vrijdag : 0,7 % van het maandsalaris - zaterdagen en zondagen : 1,7 % van het maandsalaris - feestdagen : 2,2 % van het maandsalaris
ARTIKEL 12 ZON- EN FEESTDAGEN 1.
Onder feestdagen worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan: Nieuwjaarsdag, Koninginnedag, de beide Paasdagen, Hemelvaartsdag, de beide Pinksterdagen en de beide Kerstdagen.
2.
Voor de toepassing van dit artikel en de andere artikelen van deze overeenkomst worden de zon- en feestdagen geacht een periode van 24 aaneengesloten uren te omvatten.
3.
Op zon- en feestdagen wordt met uitzondering van de 5-ploegendienst volgens een geldend dienstrooster als regel niet gewerkt, danwel het arbeid in 3-ploegendienst betreft volgens het geldende dienstrooster op Hemelvaartsdag en Koninginnedag.
4.
Voor het werken van de 3-ploegendienst in de Fritfabriek door de week, op een Koninginnedag en Hemelvaartdag geldt de overwerkvergoeding conform het gestelde in artikel 11 lid 4 c punt 3.
5.
Werknemers in 5-ploegendienst die volgens dienstrooster op een feestdag arbeid moeten verrichten, ontvangen over de maand waarin die feestdag valt, een toeslag van 0,90 % van hun maandsalaris per gewerkt uur.
16
ARTIKEL 13 AFWEZIGHEID Met uitsluiting van het anders en overigens in artikel 629 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, geldt het volgende : 1.
Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer is het in artikel 16 bepaalde van toepassing.
2.
Aan de werknemer, lid van een vakvereniging, die als bestuurslid of afgevaardigde moet deelnemen aan een statutair voorgeschreven landelijk of districtsvergadering van zijn vakvereniging, zal gedurende de daarvoor noodzakelijke arbeidstijd vrij worden gegeven met behoud van salaris, een en ander mits het verzoek daartoe tijdig door het hoofdbestuur van de betrokken vakvereniging is gedaan en de normale bedrijfsgang er niet door wordt verstoord. Indien een werknemer door het hoofdbestuur van zijn vakvereniging aangezocht is om als cursist deel te nemen aan een door deze vakvereniging te geven scholingscursus, dient dit hoofdbestuur tijdig overleg met de werkgever te plegen, waarna de werkgever van geval tot geval beslist. Werkgever stelt ten behoeve van deze scholingsactiviteiten per 15 georganiseerden 1 mandag vrijaf per jaar ter beschikking met behoud van inkomen.
3.
In de navolgende gevallen kan de werknemer doorbetaald verlof opnemen mits de werknemer zo mogelijk tenminste een dag van tevoren en onder overlegging van bewijsstukken aan de werkgever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont. Voor de toepassing van dit artikel wordt duurzaam samenwonen - dit ter beoordeling door de manager P & O - van ongehuwde partners met gehuwd zijn gelijkgesteld. a)
van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis bij overlijden en begrafenis van de echtgenote en van een tot het gezin van de werknemer behorend kind of pleegkind;
b)
gedurende twee dagen of diensten bij overlijden of begrafenis van een zijner ouders of niet onder a) genoemde kinderen;
c)
gedurende een dag of dienst op de dag van de begrafenis van grootouders, grootouders der echtgenote, kleinkinderen, pleegkinderen, broers, zusters, schoonouders, schoonzoons, schoondochters, zwagers en schoonzusters, mits de plechtigheid wordt bijgewoond;
d)
gedurende een halve dag bij ondertrouw van de werknemer zelf en gedurende twee dagen of diensten bij zijn huwelijk;
e)
gedurende een dag of dienst bij huwelijk van een zijner kinderen, pleegkinderen, kleinkinderen, broers, zusters, ouders, schoonouders, zwagers en schoonzusters, mits de plechtigheid wordt bijgewoond;
f)
gedurende een dag of dienst bij 25- en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer, alsmede gedurende een dag of dienst bij het 25-, 40-, 50- of 60-jarig huwelijksfeest van zijn ouders of schoonouders;
g)
gedurende een dag of dienst bij bevalling van de echtgenote;
17
4.
h)
gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van twee dagen of diensten, indien de werknemer tengevolge van de vervulling van een buiten zijn schuld bij of krachtens de wet persoonlijke opgelegde verplichting verhinderd is zijn arbeid te verrichten, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden en onder aftrek van de vergoeding voor salarisderving, welke hij van derden zou hebben kunnen ontvangen;
i)
gedurende een dag of dienst bij het 25- en 40-jarig dienstjubileum van de werknemer;
j)
gedurende een dag of dienst bij Priesterwijding van zoon of broer of Grote Professie van zoon of dochter, broer of zuster;
k)
bij vorming en scholing van jeugdig personeel aan niet-leerplichtige werknemers tot en met 18 jaar, indien en voor zover zij deelnemen aan vakonderwijs, dan wel aan cursussen van erkende vormingsinstituten, gedurende maximaal 1 dag per week, een en ander conform Bijlage III;
l)
gedurende een dag of dienst bij verhuizing van de werknemer.
m)
gedurende twee dagen of diensten na de geboorte van de kinderen ten behoeve van kraamverlof.
Het bepaalde in artikel 628 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot doorbetaling van loon is in de daar bedoelde gevallen van kracht in zoverre, dat de werkgever niet gehouden is salaris door te betalen in de volgende gevallen : 1. 2.
3.
schorsing van de werknemer door de werkgever in de gevallen onder de voorwaarden als geregeld in het eventueel geldende fabrieksreglement; invoering van een verkorte werkweek (een zogenaamde nulurenweek daaronder begrepen) mits de werkgever voor die invoering de volgens artikel 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen vereiste vergunning heeft verkregen en hij niet tot het aanvragen van een vergunning overgaat dan nadat met de vakvereniging overleg is gepleegd over de voorwaarden waaronder. Partijen achten een termijn van een week voor dit voorafgaand overleg voldoende; de verlenging van een verkorte werkweek (een zogenaamde nulurenweek daaronder begrepen) mits, wanneer het betreft een verlenging die ten aanzien van de aantallen erbij betrokken werknemers en/of het aantal uren dat verkort zal worden gewerkt, afwijkt van de oorspronkelijke vergunning, de werkgever de hierboven sub 2 omschreven procedure zal hebben gevolgd en wanneer het betreft een verlenging, waarbij de oorspronkelijke vergunning ongewijzigd wordt overgenomen, hij de vakvereniging tijdig - d.w.z. tenminste een week - voor het ingaan van de verlenging daarvan mededeling doet.
In de gevallen waarin het salaris moet worden doorbetaald, wordt daaronder verstaan het maandinkomen, tenzij partijen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst een afwijkende regeling treffen.
ARTIKEL 14
18
VAKANTIE 1. Het vakantiejaar is gelijk aan het lopende kalenderjaar. 2.
Duur der vakantie 25 dagen of diensten, 26 dagen of diensten, 27 dagen of diensten, 28 dagen of diensten, 29 dagen of diensten, 29 dagen of diensten, 29 dagen of diensten, 30 dagen of diensten,
indien hij 18 jaar of ouder is; na 15 jaar ononderbroken dienstjaren of indien de werknemer nog geen 18 jaar en niet leerplichtig is; na 20 ononderbroken dienstjaren of het bereiken van de 55-jarige leeftijd; na 40 ononderbroken dienstjaren; bij het bereiken van de 61-jarige leeftijd; bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd; bij het bereiken van de 63-jarige leeftijd; bij het bereiken van de 64-jarige leeftijd;
Cumulatie van vakantierechten uit hoofde van dienstjaren en leeftijd vindt niet plaats. Voor leerplichtige werknemers geldt het bepaalde in Bijlage V. De peildatum voor de hier bedoelde leeftijden is steeds de eerste dag van het lopende vakantiejaar. a)
Deze vakantie wordt ten dele aaneengesloten en voor het overige in de vorm van snipperdagen genoten. Het aaneengesloten gedeelte omvat een periode van tenminste 2 weken, terwijl als regel een vakantie van 3 weken aaneengesloten mogelijk is.
b)
Het is de medewerker toegestaan om snipperdagen in uren op te nemen met een minimum van één uur.
c)
De werknemer die volgens rooster op zaterdag, zondag of maandag moet werken, kan zijn vakantie op niet meer dan 3 zaterdagen c.q. 3 zaterdagen en 3 zondagen opnemen. De werknemer die volgens rooster in de nacht van zondag op maandag moet werken, kan zijn vakantie niet meer dan 3 maal in de nacht van zondag op maandag opnemen. De werknemer die na 1 januari in dienst van werkgever is getreden heeft recht op een evenredig gedeelte van de vakantie voor elke maand dienstverband in het vakantiejaar. De berekening van een maand dienstverband geschiedt volgens het bepaalde in lid 3 van dit artikel.
d)
Indien een werknemer met een niet-Nederlandse nationaliteit zulks verzoekt, met het oogmerk van bezoek aan zijn gezin in zijn geboorteland, zal aan hem een maand aaneengesloten verlof worden toegestaan ofwel éénmaal in de twee jaren een langere vakantie van maximaal 6 weken. Voor zover de voor hem geldende regeling niet toereikend is, zal het resterende worden toegekend door middel van verlof zonder behoud van inkomen. Indien er zwaarwegende redenen zijn voor een langere vakantie kunnen deze op individuele basis bij de Afdeling Personeelszaken worden besproken.
3.
Berekening aantal dagen vakantie Voor de berekening van het aantal vakantiedagen wordt een werknemer die voor of op de 15e van enige maand in dienst treedt c.q. de dienst verlaat, geacht op de eerste van die maand in dienst te zijn getreden c.q. de dienst te hebben verlaten en wordt een werknemer die na de 15e van enige maand in dienst treedt c.q. de dienst 19
verlaat, geacht op de eerste van de navolgende maand in dienst te zijn getreden c.q. de dienst te hebben verlaten. In afwijking hiervan zal, indien het dienstverband korter dan een maand heeft geduurd, de werknemer een zuiver proportioneel recht op vakantie krijgen. 4.
Tijdstip der vakantie a) De aaneengesloten vakantie wordt als regel gegeven in de periode van 1 mei tot 1 oktober, op het door de werkgever na overleg met de werknemer vast te stellen tijdstip. b)
Indien de aaneengesloten vakantie samenvalt met een roostervrije feestdag als bedoeld in artikel 12, zal de aaneengesloten vakantie dienovereenkomstig worden verlengd, tenzij de werkgever of de werknemer er de voorkeur aan geeft een overeenkomend aantal snipperdagen toe te kennen c.q. op te nemen.
5.
Indien de werknemer zijn vakantierechten niet heeft opgenomen voor 30 september direct volgend op het vakantiejaar waarin zij zijn verworven, is de werkgever gerechtigd na overleg met de betrokken werknemer, data vast te stellen waarop de werknemer deze dagen zal genieten.
6.
Het niet verwerven van vakantierechten gedurende onderbreking der werkzaamheden De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd gedurende welke hij wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op in geld vastgesteld salaris heeft. 1. Dit is niet van toepassing indien de werknemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens: a. ziekte of ongeval, tenzij veroorzaakt door opzet van de werknemer. b.
het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsverdediging of openbare orde, niet zijnde opkomstplicht voor eerste oefening;
c.
het genieten van verlof, gebaseerd op in een vorige dienstbetrekking verworven doch niet opgenomen verlof;
d.
het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer georganiseerde bijeenkomst;
e.
onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienstverband;
f.
zwangerschap of bevalling. In de onder a en f bedoelde gevallen wordt nog vakantie verworven over de laatste 6 maanden waarin geen arbeid wordt verricht, met dien verstande dat de tijdvakken samengesteld worden als zij elkaar met onderbreking van minder dan één maand opvolgen.
2.
Indien een onderbreking der werkzaamheden als bedoeld onder 1 van dit sub-lid in meer dan een vakantiejaar valt, wordt het in een vorig jaar vallend deel der onderbreking bij de berekening van de periode van afwezigheid mee in aanmerking genomen.
3.
Ten aanzien van het tijdstip van de aanvang en het einde van de hier bedoelde onderbreking is het in lid 3 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
20
4.
7.
8.
9.
De verworven vakantierechten in de onder 1 van dit sub-lid genoemde gevallen vervallen indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd alvorens de arbeid is hervat.
Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht a) Dagen waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om een der redenen, genoemd in lid 6 sub b1 alsmede in artikel 13, lid 3, sub a, b, c, g en h gelden niet als vakantiedagen. b)
Indien een der sub a genoemde verhinderingen echter eerst intreedt tijdens een vastgestelde vakantie of snipperdag, zullen de dagen waarop die verhindering zich voordoet, wel als vakantiedagen worden geteld indien de werknemer niet voor de aanvang van die vastgestelde vakantie of snipperdag aan de werkgever heeft medegedeeld dat de verhindering zich zou voordoen. Indien het in de gevallen van artikel 13, lid 3 sub a, b, c, g en h niet mogelijk is de mededeling vooraf te doen kan deze ook onmiddellijk na afloop van de vakantie of snipperdag geschieden.
c)
Indien ingevolge het sub b bepaalde aanvankelijk vastgestelde vakantie niet als zodanig wordt gerekend, zal de werknemer nieuwe data vaststellen waarop de dagen alsnog kunnen worden opgenomen.
Vakantie bij ontslag a) Bij de beëindiging van de dienstbetrekking zal de werknemer desgewenst in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantie- of snipperdagen op te nemen, met dien verstande dat deze dagen niet eenzijdig in de opzeggingstermijn mogen worden begrepen. b)
Indien de werknemer de hem toekomende vakantie- of snipperdagen niet heeft opgenomen, zal hem voor elke niet-genoten dag een bedrag worden uitbetaald. Te veel genoten vakantie- of snipperdagen worden op overeenkomstige wijze verrekend.
c)
De werkgever reikt de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking een verklaring uit, waaruit blijkt de vakantierechten zonder behoud van salaris, welke de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
Bij de vorige werkgever(s) verworven vakantierechten De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking de werkgever mede te delen hoeveel rechten werknemer op vakantie bij zijn vorige werkgever(s) verworven, doch niet in natura genoten heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel verlofdagen zonder behoud van salaris de werknemer aanspraak kan maken.
ARTIKEL 15 1.
VAKANTIETOESLAG a) Aan de werknemer die ten tijde van de uitbetaling een vol vakantietoeslagjaar in dienst van de werkgever is, wordt een vakantietoeslag betaald ten bedrage van 8% van 12 maal het maandinkomen over mei van het lopende vakantietoeslagjaar. Het vakantietoeslagjaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei. De vloer van de vakantietoeslag zal worden aangepast met de initiële loonsverhogingen. Deze toeslag bedraagt voor werknemers van 22 jaar en ouder vanaf 1 februari 2005 € 1,795,--. 21
b)
c)
2.
De werknemer die op bedoeld tijdstip nog geen vol vakantietoeslagjaar in dienst van de werkgever is, ontvangt een evenredig deel van deze toeslag. In deze toeslag is begrepen de eventuele vakantie-uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.
d)
De uitbetaling van de vakantietoeslag vindt plaats volgens de ter zake geldende bedrijfsvoorschriften.
e)
Bij de berekening van het jaarinkomen worden overwerkgelden en eventuele extra uitkeringen buiten beschouwing gelaten.
f)
Indien voor een werknemer gedurende het vakantietoeslagjaar een wijziging is opgetreden in de individueel overeengekomen arbeidsduur dan wel in het dienstrooster, dan zal de vakantietoeslag naar rato worden vastgesteld.
JAARLIJKSE UITKERING a) De werknemer die gedurende het gehele kalenderjaar in dienst is geweest ontvangt in de maand december een extra uitkering van 8,33 % van 12 maal het maandinkomen over december. Voor wisselingen in parttime percentage resp. voor in- en uitdiensttreding tijdens het kalenderjaar, vindt naar rato correctie plaats. b)
In geval van arbeidsongeschiktheid in het eerste ziektejaar wordt op analoge wijze gehandeld als ten aanzien van de doorbetaling volgens artikel 16. Bij in- respectievelijk uitdiensttreding in de loop van het referentiejaar vindt berekening naar rato plaats.
ARTIKEL 16 ARBEIDSONGESCHIKTHEID 1. Met uitsluiting van het anders en overigens in artikel 629 B.W. bepaalde geldt, dat de werknemer die tengevolge van ziekte of ongeval niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, gedurende de eerste 104 weken een volledige loondoorbetaling heeft tot 100% van het netto inkomen. Met de werknemer, die na de ziektewetperiode volledig arbeidsongeschikt blijft in de zin van de WIA, zal middels een ontslagvergunning de arbeidsovereenkomst worden verbroken. De bovenstaande regeling van in totaal 104 weken blijft gehandhaafd maar kan in het geval van een door de UWV opgelegde sanctie aan de werkgever dan wel dat werknemer en werkgever daarom gezamenlijk verzoeken gebruikt worden voor de verlengde ziektewetperiode. 2.
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zal de werkgever aan de werknemer, die passende arbeid verricht een aanvulling verstrekken tot 100% van het netto inkomen gedurende maximaal 2 jaar na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid. De grootte van de aanvulling zal nooit meer bedragen dan de aanvulling die verstrekt wordt bij volledige arbeidsongeschiktheid. De aanvullingsperiode bedraagt maximaal 2 jaar gerekend vanaf het tijdstip van de 22
aanvang van de arbeidsongeschiktheid. 3.
Per 1 april 1992 geldt dat aan degenen die na hun 57½ ste jaar volledig arbeidsongeschikt worden, jaarlijks een aanvulling op de IVA.-uitkering wordt verstrekt van 10% van het bruto jaarinkomen, zoals dat laatstelijk was vastgesteld tijdens het dienstverband. Deze aanvulling wordt verstrekt zolang betrokkene recht heeft op een IVA-uitkering. De uitkering gaat in na afloop van de in dit artikel vermelde periode van 100% netto aanvulling.
4.
Onder netto inkomen wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan het gederfde netto maandinkomen dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij arbeidsgeschikt zou zijn geweest.
5.
De werkgever behoudt zich het recht voor bij gebleken misbruik of grove onvoorzichtigheid danwel bij niet naleving van de desbetreffende voorschriften de onder 1 bedoelde buitenwettelijke voorzieningen voor individuele gevallen buiten werking te stellen.
6.
Het bepaalde in punt 1 van dit artikel is echter niet van kracht, indien en voor zover de werknemer ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid jegens een of meer derden een vordering tot schadevergoeding wegens salarisderving kan doen gelden. Indien en voor zover de werknemer zijn recht op schadevergoeding als in de eerste alinea van dit punt bedoeld ten belope van het bedrag der in punt 1 van dit artikel genoemde buitenwettelijke uitkeringen aan de werkgever overdraagt, zal de werkgever echter aan de werknemer voorschotten uitkeren tot het beloop van de aanvullende uitkeringen, welke de werknemer overeenkomstig het bepaalde in dit artikel van hem zou hebben moeten ontvangen, als hij geen vordering tot schadevergoeding jegens derden had gehad. De op deze wijze door de werknemer genoten voorschotten zullen worden verrekend met wat de werkgever van de derde(n) als schadevergoeding ontvangt.
7.
Er is een extra voorziening ten behoeve van de werknemer die als gevolg van een bedrijfsongeval komt te overlijden, dan wel blijvend invalide wordt. Iedere werknemer is verplicht aan deze voorziening deel te nemen. De kosten van deze voorziening komen voor 2/3 deel ten laste van de werkgever en voor 1/3 deel ten laste van de werknemer.
ARTIKEL 17 PENSIOEN 1.
Voor de werknemers is ingesteld een oudedags- nabestaanden- pensioenfonds.
2.
Wijzigingen in de statuten of reglementen, die betrekking hebben op de premiebetaling door de werknemers of de vaststelling van de pensioenuitkeringen, zullen door de werkgever slechts worden goedgekeurd, nadat hij over deze wijzigingen overleg heeft gepleegd met partijen ter andere zijde.
3.
Indien de werknemer gebruik maakt van de wettelijke regeling inzake ouderschapsverlof, wordt voor de berekening van het nabestaandenpensioen uitgegaan van de werktijd direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof. Op voorwaarde dat de werknemer de werknemersbijdrage op het oorspronkelijke niveau voortzet, wordt ook de opbouw van het ouderdomspensioen ongewijzigd voortgezet. 23
24
ARTIKEL 18 SOCIAAL JAARVERSLAG De werkgever zal jaarlijks een sociaal verslag opstellen, dat tenminste een maand voor de bespreking in de ondernemingsraad aan de leden van de ondernemingsraad en op aanvraag aan ieder personeelslid ter beschikking zal worden gesteld. In dit verslag zullen alle onderdelen van het gevoerde sociaal beleid worden behandeld. Tegelijkertijd zal dit verslag aan de vakvereniging worden toegezonden.
ARTIKEL 19 VEILIGHEID, GEZONDHEID EN MILIEU 1.
Werkgever zal alle maatregelen nemen, die nodig zijn voor de veiligheid in de onderneming en erkent het recht van de werknemers op een veilige arbeidsplaats.
2.
Ter bevordering van deze doelstelling, ter uitvoering van de wettelijke voorschriften ter zake van veiligheid, gezondheid en milieubescherming en in het algemeen ter uitwerking van de iedereen wettelijk geboden zorgvuldigheid ten aanzien van leven en goed van anderen, zal werkgever regelmatig met de O.R. overleggen.
3.
De te treffen maatregelen en op te stellen regelingen zullen betrekking hebben op: informatie aan werknemers omtrent de gebruikte grondstoffen; het zodanig inrichten van werkplaatsen, dat het risico voor ongevallen en gezondheidsschade zoveel mogelijk wordt voorkomen; het opstellen van veiligheidsvoorschriften; het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen; periodiek medisch onderzoek van werknemers, volgens vast te stellen normen, verband houdende met de aard van het productieproces en de functie daarin van de betrokken werknemer; het opstellen van een jaarlijkse verslag over de collectieve gezondheidstoestand van het personeel in relatie tot de werkomstandigheden en in samenhang met het productieproces.
4.
De werknemer zal de eigen veiligheid en die van zijn collega's naar vermogen in acht nemen door : zich op de hoogte te stellen van de voorschriften en opgestelde veiligheidsregels in acht te nemen en de gegeven instructies op te volgen; op elk overleg niveau, waarin hij betrokken is, een bijdrage te leveren ter instandhouding en zo mogelijk verbetering van de veiligheid. gebruik te maken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen; iedere onveilige situatie te melden via zijn chef aan de veiligheidsfunctionaris. Indien de veiligheidsfunctionaris erkent dat er sprake is van een onveilige situatie, zullen maatregelen worden genomen om die situatie te verbeteren. Bij verschil van mening over de mate van onveiligheid zal de zaak worden voorgelegd aan de Ondernemingsraad. Indien er sprake is van een onveilige situatie als bedoeld in de voorafgaande zinnen, die tot acuut gevaar kan leiden, is de werknemer niet gehouden de werkzaamheden te verrichten.
25
5.
Werkgever zal zorg dragen voor de organisatie en doelmatige uitrusting van de in de onderneming bestaande diensten ten behoeve van de hulpverlening aan individuele werknemers.
ARTIKEL 20 VAKBONDSWERK OP HET NIVEAU VAN DE ONDERNEMING Indien de vakvereniging de wens te kennen geven om het vakbondswerk in de onderneming van de werkgever te organiseren, is de werkgever bereid zich te dien aanzien positief op te stellen. In dat geval zal nader overleg plaatsvinden, teneinde te komen tot concretisering van de mogelijkheden daartoe. Als resultaat van dit overleg zijn in Bijlage VII opgenomen: 1.
Uitgangspunten op basis waarvan Ferro (Holland) B.V. bereid is ten behoeve van het "vakbondswerk op het niveau van de onderneming" faciliteiten te verlenen.
2.
Faciliteiten voor het vakbondswerk op het niveau van de onderneming.
ARTIKEL 21 DEELTIJDWERK a)
Indien op grond van individuele arbeidsovereenkomst of nadere afspraken de bedongen arbeid minder bedraagt dan de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 9, zijn de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst naar rato van de individuele arbeidsduur van toepassing, tenzij bij de desbetreffende artikelen anders is vermeld. Overwerk wordt slechts betaald indien het aantal gewerkte uren uitgaat boven de werktijd ingevolge artikel 9 (40 uur).
b)
Verzoeken van de werknemer om in deeltijd te mogen werken, worden in alle gevallen door werkgever op haalbaarheid onderzocht. Indien uit dit onderzoek blijkt dat deeltijdwerk in de gegeven situatie in de visie van werkgever de efficiency niet evenredig schaadt, wordt het verzoek van de werknemer gehonoreerd. Ingeval het verzoek van de werknemer om in deeltijd te mogen werken niet wordt gehonoreerd, dan zal in de motivering van de werkgever worden opgenomen de inspanning die de werkgever heeft verricht om een passende oplossing voor de werknemer te vinden.
26
ARTIKEL 22
Duur van de Collectieve Arbeidsovereenkomst. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een tijdvak van 15 maanden, aanvangend 1 juni 2008 en eindigend van rechtswege, derhalve zonder dat opzegging vereist zal zijn, op 31 augustus 2009.
Partij ter ene zijde :
Partijen ter andere zijde :
Ferro (Holland) B.V. vestigingen Rotterdam
FNV. Bondgenoten te Amsterdam
Directie
Bestuurder
27
BIJLAGE 1
Als bedoeld in artikel 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Ferro (Holland) B.V.
PUNTEN U.G.M. FUNKTIEGROEP
FUNKTIE
0 t/m 20
I
Onbezet
21 t/m 40
II
- Korveeër - Postbezorger(ster) intern
41 t/m 60
III
- Assistent(e) Administratie - Assistent(e) Laboratorium - Assistent(e) Magazijn - Assistent(te) Kwaliteitscontroleur
61 t/m 80
IV
- Administratief assistent(e) - Assistent(e) Magazijn/Expeditie - Assistent(e) Secretariaat - Aankomend operator Fritplant - Heftruckchauffeur - Controleur Expeditie - Laboratorium assistent - Operator Molenkamer - Operator Extruder - Productiekontroleur (Email) - Leerling ovenbouwer
81 t/m 100
V
- Aankomend ovenbouwer - Beheerder grondstoffen - Export assistent(e) - Heftruckchauffeur / instructeur - Kantoorloper - Laborant - Aankomend onderhoudsmonteur E & I - Aankomend onderhoudsmonteur Mechanisch - Operator Fritplant - 1e Operator mengers - 1e Operator Oxyde - Operator Molenkamer - Order assistent(e) - Planning assistent(e) - Sr. Administratief assistent(e) - Telefoniste / Receptioniste - Typiste / Afdelingssecretaresse
101 t/m 120
VI
- 1e Administratief assistent(e) - Allround operator Fritplant - Analist(e) - Assistent(e) planning - Operator Silo - Onderhoudsmonteur E&I - Onderhoudsmonteur Mechanisch - Beheerder product - 1e Export assistent(e) - Kwaliteitskontroleur - 1e Laborant 28
- 1e Magazijnmedewerker - Monteur - 1e Order assistent(e) - Allround Operator Molenkamer - Ovenbouwer - Secretaresse - Telefoniste / Receptioniste - Voorman kontroleur expeditie 121 t/m 140
VII
141 t/m 160
VIII
- Administratief medewerk(st)er - Administrateur Technisch bureau - Afdelingssecretaresse - 1e Bedieningsvakman Mengerij (FRP) - Chemisch technicus - Fysisch technicus - Kwaliteitscontrole technicus - 1e Kwaliteitskontroleur Email - Laboratorium technicus - Medewerk(st)er Inkoop - Medewerk(st)er Accounting - 2e Monteur onderhoud - Onderhoudsmonteur E & I - Onderhoudsmonteur Mechanisch - 1e Ovenbouwer - Plant technician - Meewerkend voorman afd. onderhoud - Meewerkend voorman productie Spaanse Polder - Analist Fritcontrole - Analist XRF - Meewerkend voorman Molenkamer - Medewerker Inkoop - Medewerker Verkoop - 1e Kwaliteitskontroleur F.C.L - 1e Kwaliteitskontroleur (Sp.P.) - 1e Machinist (storingsmonteur) - 1e Onderhoudsmonteur E & I - 1e Monteur onderhoudsdienst (Sp.P.) - Medewerk(st)er Accounting - Medewerker onderhoud rollend materieel - Plaatsvervangend meewerkend voorman Ovenbouw - Productie planner - Research technicus - Shift Supervisor Productie Sp.P. - Sr. Administratief medewerker - Sr. Export medewerker - Technisch administrateur - Waarnemend Shift Supervisor Fritplant Smelterij/Mengerij
161 t/m 180
IX
- Bouwkundig ontwerper - Coördinator kwaliteitscontrole F.C.L. - Directie secretaresse - Financieel medewerker - Inkoper - Leerling Sales & Service engineer - Logistiek medewerker - Medewerk(st)er Accounting - Plaatsvervangend meewerkend chef onderhoudsdienst (Sp.P) - Shift supervisor Fritplant Smelterij/Mengerij - Supervisor distributie - Supervisor onderhoud 29
- Sr. Productie planner - Sr. Verkoper - Technicus buitendienst 181 t/m 200
X
- Inkoper - Jr. Sales & Service engineer - Meewerkend voorman ovenbouw - Order officer - Planner Customer service - Supervisor afd. onderhoud - Supervisor analytisch laboratorium - Supervisor gebouwen - Supervisor service laboratorium - Werkvoorbereider T.D.
201 t/m 220
XI
- Boekhouder - Meewerkend Chef onderhoudsdienst (Sp.P.) - Commercieel technisch medewerker (CER) - Formule beheerder - Sales & Service engineer - Supervisor productontwikkeling - Supervisor anorganische analyse - Supervisor development projects - Supervisor service laboratorium - Meewerkend voorman onderhoudsdienst
Deze lijst met functie-indelingen en benamingen kan te allen tijde worden gewijzigd met medeweten van beide partijen, op basis van de uitkomsten van het systeem van functie-indeling als vermeld in artikel 10 lid 1.
30
BIJLAGE II
Salarisschalen per juni 2008 in Euro's (inclusief 3,5% CAO verhoging)
SALARISGROEP
II
III
901
939
IV
V
VI
VII
VIII
IX
X
LEEFTIJD 16 16.5
997
1033
17
1085
1126
1174
17.5
1177
1221
1274
18
1267
1313
1367
1447
18.5
1358
1407
1469
1553
19
1447
1501
1565
1655
1753
19.5
1538
1596
1664
1756
1865
20
1631
1690
1758
1863
1974
20.5
1674
1738
1810
1915
2027
21
1719
1783
1860
1965
2082
1908
2016
2119
2153
2208
2157
22 23
2189
2256
24
2225
2303
2332
25
2265
2348
2384
2509
2433
2566
N BEDRAG
N+ BEDRAG
26
MIN.
II
20.5 - 40
1810
1938
4
32
22
III
40.5 - 60
1877
2042
5
33
22
1N
2N
N+
AANTAL PERIODIE-KEN
VAKVOLWASSEN LEEFTIJD
MAX. N
SCHAAL
UGM PUNTEN
2279
IV
60.5 - 80
1958
2162
6
34
23
V
80.5 - 100
2073
2283
6
35
23
VI
100.5 - 120
2196
2441
7
35
24
VII
120.5 - 140
2306
2675
2756
9
41
50
26
VIII
140.5 - 160
2393
2437
2927
3057
10
49
62
26
IX
160.5 - 180 2484
2523
2589
3183
3337
11
54
68
27
X
180.5 - 200 2624
2683
2742
3486
3654
12
62
76
27
XI
200.5 - 220 2757
2832
2906
3710
3902
12
67
83
27
Per 1 juni 2008 zijn de salarissen en de salarisschalen conform de CAO afspraken met 3,5% verhoogd.
31
BIJLAGE III Als bedoeld in artikel 13 aan de collectieve arbeidsovereenkomst voor Ferro (Holland) B.V. vestigingen te Rotterdam. 1.
Vorming van jeugdige werknemers
Niet-leerplichtige werknemers tot en met de leeftijd van 18 jaar zullen in de gelegenheid worden gesteld gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van 2 x 2 dag of 1 dag per week, met behoud van salaris, deel te nemen aan cursussen van erkende vormingsinstituten. Jeugdige werknemers, die tegen het einde van de cursus de 19-jarige leeftijd hebben bereikt, is het geoorloofd de betreffende cursus te voltooien. Indien voor het volgen van de cursus reiskosten moeten worden gemaakt, zal de werkgever daarvoor een redelijke tegemoetkoming geven. Indien ter afsluiting van een cursusjaar en derhalve binnen het programma van de vormingsinstituten een werkkamp wordt georganiseerd, kan de jeugdige werknemer in beginsel daaraan deelnemen. 2.
Vakopleiding van jeugdige werknemers (leerlingstelsel) Niet-leerplichtige werknemers, die aan de daarvoor te stellen eisen voldoen, hebben recht op het volgen van een opleiding - met behoud van salaris - binnen het kader van het leerlingstelsel. Voor zover deze opleiding via avondonderwijs wordt genoten, zullen de betreffende jeugdige werknemers in de gelegenheid worden gesteld tussen het einde van de normale dagtaak en het begin van de lessen een redelijke rustpauze te genieten, afhankelijk van de afstand. Teneinde een redelijke tegemoetkoming te geven ten opzichte van jeugdige werknemers, die avondonderwijs volgen, verdient het aanbeveling, wanneer gedurende 3 avonden per week onderwijs gevolgd moet worden, in overleg met de cursusleider na te gaan of het redelijk is de betrokkene binnen de onderneming - al dan niet met hulp - een ochtend of middag per week de gelegenheid te geven het aan de opleiding verbonden huiswerk te maken. Bovenbedoelde faciliteiten zijn bedoeld voor de minderjarigen, derhalve tot en met de leeftijd van 20 jaar.
3.
Vakopleiding van jeugdige werknemers (niet-leerlingstelsel)
De faciliteiten als bedoeld onder 2 zullen analoog worden toegepast op jeugdige werknemers, die met instemming van hun werkgever een vakopleiding volgen, die niet onder het leerlingstelsel valt, gericht op een binnen de onderneming te vervullen functie.
32
BIJLAGE IV van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Ferro (Holland) B.V. vestigingen te Rotterdam Ingeleende arbeidskrachten 1. De werkgever draagt in zijn onderneming, zonder voorafgaand overleg met de Ondernemingsraad, aan ingeleende arbeidskrachten, niet vallende onder de bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, geen werkzaamheden op, welke naar hun aard door de werknemers in zijn dienst plegen te worden verricht voor zover die werkzaamheden niet van een dergelijke omvang zijn dat verwacht mag en kan worden dat deze met het dan bestaande werknemersbestand onder normale werkcondities niet tijdig, zulks gemeten naar de normen van een behoorlijke en efficiënte bedrijfsvoering, uitgevoerd kunnen worden. De werkgever laat evenmin toe dat deze werkzaamheden door ingeleende arbeidskrachten gedurende een langere ononderbroken periode van 6 maanden (of ten hoogste 1000 uren) worden verricht. Onder "ingeleende arbeidskracht" wordt in dit verband verstaan de natuurlijke persoon, die anders dan ter uitvoering van resp. in het kader van een door de werkgever met een derde gesloten aannemingsovereenkomst, werkzaamheden verricht in de onderneming van de werkgever met wie hij geen dienstverband heeft aangegaan. 2. Wanneer de werkgever gebruik maakt van ingeleende arbeidskrachten waarvoor op grond van het gestelde in lid 1 voorafgaand overleg met de Ondernemingsraad vereist is, zal daarvoor ook periodiek nadere informatie worden verstrekt aan de Ondernemingsraad. Hierbij zal de werkgever de Ondernemingsraad inlichten over: -
naam en adres van de uitlener(s) aard en geschatte duur van de werkzaamheden het aantal ingeleende arbeidskrachten de arbeidsvoorwaarden van deze werknemers
33
BIJLAGE V van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Ferro (Holland) B.V. vestigingen te Rotterdam. Partieel leerplichtigen 1.
Voor de werknemer, die partieel leerplichtig is, geldt dat de in de collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde normale werktijd voor hem naar evenredigheid wordt verminderd met het aantal uren, waarop hij aan de verplichtingen van de leerplicht voldoet.
2.
Over de tijd, waarop een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht een onderwijsinstelling moet bezoeken, is geen salaris verschuldigd, en geldt dat het in de collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde inkomen voor hem naar evenredigheid wordt verminderd.
3.
Het aantal in de collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde vakantiedagen zal met inachtneming van de relatie tot de normale werktijd van betrokkene, in evenredigheid voor hem worden verminderd.
4.
Op de dag waarop een werknemer een onderwijsinstelling bezoekt of zou hebben moeten bezoeken of van die instelling vakantie geniet, kan hij niet verplicht worden in de onderneming werkzaam te zijn.
5.
In geval een werknemer toch op een dag waarop hij vakantie geniet of anderzijds vrijaf heeft, vrijwillig arbeid verricht, zal hij daarvoor het normale voor een dag geldende salaris ontvangen (zonder overwerktoeslag). Pas als de voor die dag in de onderneming volgens dienstrooster geldende arbeidstijd wordt overschreden, gaat de dan geldende overwerktoeslag in. Het werken op een zogenaamde schooldag of een schoolvakantiedag brengt geen wijziging in het berekende aantal vakantiedagen, zoals bepaald in lid 3.
34
BIJLAGE VI
als bedoeld in artikel 20 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Ferro (Holland) B.V. te Rotterdam. Vakbondswerk op het niveau van de onderneming 1.
Uitgangspunten op basis waarvan Ferro (Holland) B.V. bereid is ten behoeve van het "vakbondswerk op het niveau van de onderneming" faciliteiten te verlenen. a) De F.N.V. Bondgenoten, zal de onderneming schriftelijk meedelen welke vakverenigingsleden uit het personeel een functie bekleden binnen het vakbondswerk in de onderneming. b) De verlening van faciliteiten voor het vakbondswerk in de onderneming heeft ten doel de vakbond in de gelegenheid te stellen een betere communicatie met en tussen hun leden onderling te onderhouden. c) In het licht van het onder b. genoemde mogen de in de onderneming bestaande communicatiekanalen en overlegstructuren, in het bijzonder het instituut van de O.R. niet worden aangetast. d) Aangezien het "vakbondswerk op het niveau van de onderneming" een aangelegenheid is van interne organisatie van de vakbeweging, mag het werk in de onderneming geen belemmering ondervinden. Activiteiten in het kader van het vakbondswerk in de onderneming zullen derhalve in de regel in de eigen tijd van de werknemers plaatsvinden. e) De communicatie tussen de vakbond en Ferro (Holland) B.V. zal blijven verlopen via de gebruikelijke kanalen. Daarnaast zal de vakbond de mogelijkheid hebben bij de C.A.O.-besprekingen een toehoorder uit de B.L.G. mee te brengen. f) Correspondentie tussen Bedrijfsledengroepen en de door Ferro aangewezen functionarissen als bedoeld onder punt e), is uitgesloten. g) Gezien de ontwikkelingsfase waarin het "vakbondswerk op het niveau van de onderneming" zich bevindt, zullen de faciliteiten worden verleend voor de duur van de looptijd van de C.A.O. h) Indien de bovengenoemde uitgangspunten worden aangetast, zal Ferro contact opnemen met de vakvereniging. Ferro (Holland) B.V. behoudt zich daarbij het recht om de verleende faciliteiten op te schorten.
2.
Faciliteiten voor het vakbondswerk op het niveau van de onderneming. Om F.N.V. Bondgenoten in staat te stellen in het kader van hun organisatorische opzet de communicatie met en tussen hun leden onderling te bevorderen, is Ferro (Holland) B.V., bereid de volgende faciliteiten te verlenen : a) Voor het doen van huishoudelijke mededelingen kan van de publicatieborden gebruik worden gemaakt. b) De besturen van de bedrijfsledengroep kunnen voor de onder punt a) bedoelde mededelingen gebruik maken van kopieerapparatuur. c) Op een met de Manager Personeel & Organisatie overeen te komen wijze kan het bestuur van de Bedrijfsledengroep aan de leden het bulletin van de Bedrijfsledengroep doen toekomen. d) De leden van de besturen van de Bedrijfsledengroep zullen door deze bestuurlijke functie geen nadelige invloed ondervinden in hun arbeidsverhouding met Ferro (Holland) B.V. e) Het bedrijf zal ruimte ter beschikking stellen waar leden van het bestuur van de Bedrijfsledengroep gebruik kan maken op uren, die in tijdig overleg met de Manager P & O of diens plaatsvervanger worden vastgesteld. Deze uren zullen als regel buiten de werktijd van de dagdiensten liggen. f) In overleg met de manager P&O of diens plaatsvervanger kan buiten de werktijd van de dagdiensten een ruimte ter beschikking worden gesteld waar bezoldigde functionarissen van de betrokken vakorganisatie met hun leden, die werknemers zijn van Ferro, kunnen vergaderen. Leden, werkzaam in ploegendienst, kunnen 35
g)
h)
i)
j)
hieraan deelnemen voor zover het werk dit toelaat en zonder dat vervanging noodzakelijk is. In overleg met de manager P & O of diens plaatsvervanger kan een bezoldigde vakverenigingfunctionaris in het kader van het bondswerk in dringende gevallen en mits het werk het toelaat, gedurende de bedrijfstijd overleg plegen met een kaderlid van de Bedrijfsledengroep. Voor het bespreken van een individueel en dringend probleem kan een bezoldigde vakverenigingfunctionaris in bedrijfstijd contact opnemen met een individueel lid na overleg met Manager P & O, die hiertoe zonodig ruimte ter beschikking stelt. Voor het noodzakelijk bespreken van problemen van individuele leden en voor zover de werkzaamheden in de ploegendiensten dit toelaten, kan de voorzitter van de Bedrijfsledengroep of zijn plaatsvervanger eenmaal per week gedurende 2 uur, aansluitend aan de werktijd van de dagdiensten, spreekuur houden in een ter beschikking gestelde ruimte. De Agenda en Kort Verslag van de O.R. zullen de voorzitter van de Bedrijfsledengroep worden toegezonden gelijktijdig met de verzending aan O.R.leden.
36
BIJLAGE VII
Ferro heeft een pensioenregeling ingesteld voor haar medewerkers. Voor de inhoud van de pensioenregeling wordt verwezen naar het Pensioenreglement. BIJLAGE VIII Tussen partijen is overeengekomen dat de werkingssfeer van deze C.A.O. loopt tot en met functiegroep XI. De arbeidsvoorwaarden voor werknemers die zijn ingedeeld boven functiegroep XI zijn vastgelegd in de zogenaamde Regeling Arbeidsvoorwaarden Employees. Deze regeling bevat een aantal verschillen t.o.v. het in deze C.A.O. voor de groepen van I t/m VI bepaalde. Partijen zijn overeengekomen dat deze verschillen vooralsnog worden gehandhaafd. De verschillen betreffen o.a.): de mogelijkheid met werknemer een concurrentiebeding aan te gaan; de mogelijkheid om voor een langere periode dan voor negen maanden een tijdelijk dienstverband aan te gaan; de mogelijkheid om op grond van functioneringsbeoordeling verschillen in beloning toe te passen. een 1 dag hogere basis vakantie en ten dele een hogere vakantie op basis van dienstjaren resp. leeftijd; het recht op 100% netto aanvulling in de eerste 104 weken ziekte bij volledige arbeidsongeschiktheid voor medewerk(st)ers minder dan 1 jaar in dienst ten tijde van de intreding arbeidsongeschiktheid.
37
BIJLAGE IX Tegemoetkoming woon- en werkverkeer. Met ingang van 1 januari 2002 wordt conform de jaarlijkse wettelijke fiscale aanpassing aan daarvoor in aanmerking komende medewerk(st)ers een tegemoetkoming verstrekt in de kosten van het regelmatige woon- en werkverkeer volgens onderstaande tabel : enkelvoudige reisafstand
0 - 10 km 11 - 15 km 16 - 20 km 21 - 30 km 31 - 40 km 41 - 50 km 51 - 60 km 61 en meer km
2002 per kalendermaand belast
onbelast
€ 23,65 € 20,06 € 43,49 € 47,64
€ 65,-€ 91,-€ 130,-€ 130,-€ 130,-€ 130,-€ 130,--
Bij onafgebroken afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid gedurende één of meer volle kalendermaand(en) wordt over de desbetreffende maand(en) geen recht op reiskosten verworven. Ter bepaling van de enkelvoudige woon/werk afstand hanteert werkgever de ANDrouteplanner. Is werknemer van mening en kan hij naar het oordeel van werkgever aantonen dat deze afstand afwijkt, dan zal werkgever deze afstand hanteren bij het bepalen van de tegemoetkoming. Werknemer dient echter een bij de afdeling P & O verkrijgbare verklaring in te vullen en ondertekenen, waaruit blijkt dat werkgever het recht heeft de vanaf 1 januari 1997 te veel uitbetaalde tegemoetkoming, inclusief een eventuele boete, te verhalen op werknemer indien de Inspectie loonbelasting van mening is dat de opgegeven woon/werk afstand onjuist is.
Afgesproken is om m.i.v. 1 juni 2007 de belaste vergoeding tot 10 kilometer en boven 30 kilometer netto te verstrekken voor de kilometers welke fiscaal onbelast vergoed mogen worden.
enkelvoudige reisafstand
0 - 10 km 11 - 15 km 16 - 20 km 21 - 30 km 31 - 40 km 41 - 50 km 51 - 60 km 61 en meer km
per kalendermaand
€ € € € € € € €
23,65 65,-91,-130,-130,-150,06 173.49 177,64
38
BIJLAGE X Leeftijddiscriminatie
CAO-partijen zijn van mening dat er objectieve noodzaak is voor het bestaan van bepalingen die extra rechten geven aan werknemers boven een bepaalde leeftijd. Echter mocht door de rechter vastgesteld worden dat dit een verboden onderscheid oplevert dat niet objectief te rechtvaardigen is, dan komen deze bepalingen onmiddellijk te vervallen, danwel m.i.v. de datum waarop een niet onder deze regeling vallende werknemer rechtens geldige aanspraken zou kunnen maken. Op dat moment zullen CAO partijen met elkaar nader overleggen omtrent eventuele “kostenneutrale” oplossingen.
39
BIJLAGE XI
Reglement levensloopregeling Artikel 1 Definities In dit reglement wordt verstaan onder: 1. Werkgever 2. Werknemer 3. Deelnemer 4. Levensloopvoorziening 5. Instelling 6. Levenslooprekening
7. Levenslooploon
8. Levenslooptegoed
: Inhoudingsplichtige waarbij de werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is. : Degene die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is bij de werkgever. : De werknemer die overeenkomstig artikel 3 aan de levensloopregeling deelneemt. : De voorziening ingevolge de levensloopregeling als bedoeld in artikel 2. : De door de werknemer aan te wijzen instelling waarbij de levensloopvoorziening wordt aangehouden. : Een bij de instelling ten name van de deelnemer geopende geblokkeerde rekening- levenslooprekening-, waarop het ingehouden loon gestort wordt. : Het ingehouden loon vermeerderd met de daarop gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen bij een levenslooprekening onderscheidenlijk de waarde van de polis bij een levensloopverzekering. : Het tegoed op een levenslooprekening onderscheidenlijk het verzekerd kapitaal.
Artikel 2 Doel Deze levensloopregeling heeft ten doel het treffen van een voorziening voor het sparen van geld uitsluitend ten behoeve van het opnemen van een periode van verlof.
Artikel 3 Deelname 1. 2.
3.
4. 5.
Iedere werknemer die in dienst is bij de werkgever als genoemd artikel 1, heeft het recht deel te nemen aan de levensloopregeling. De deelname geschiedt door invulling en ondertekening van het aanmeldingsformulier. De werknemer kan het verzoek tot deelname slechts een keer per jaar doen, met dien verstande dat de werknemer ieder jaar bepalen of meegedaan wordt aan de levensloopregeling en voor welk bedrag. De deelnemer verklaart zich door de ondertekening van het aanmeldingsformulier akkoord met de bepalingen van dit reglement Indien werknemer kiest voor een instelling waarmee werkgever een mantelcontract heeft afgesloten verklaart hij/zich akkoord met de bepalingen van de overeenkomst tussen de werkgever en de instelling. De deelnemer verklaart tevens op het aanmeldingsformulier bij welke instelling de voorziening wordt aangehouden. Ook verklaart de deelnemer op het aanmeldingsformulier, dat hij geen aanspraken ingevolge een levensloopregeling heeft bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen. Indien de deelnemer wel aanspraken heeft bij een of meer gewezen inhoudingsplichtigen dient hij, middels een aparte schriftelijke verklaring aan de werkgever te melden wat zijn inleg in het kalenderjaar van de ondertekening van de verklaring is geweest en hoeveel jaar hij deelgenomen heeft en verklaart hij jaarlijks wat de omvang daarvan op 1 januari van het kalenderjaar van de ondertekening van de verklaring is.
40
6.
De deelnemer verklaart schriftelijk dat hij geen voorziening ingevolge een levensloopregeling opbouwt in het kalenderjaar waarin hij bij een inhoudingsplichtige ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 4 Inhouding op brutoloon 1. De inhouding per kalenderjaar ingevolge de levensloopregeling bedraagt: a. Indien aan het begin van het kalenderjaar het levenslooploon minder bedraagt dan 2,1 maal het loon op jaarbasis gerelateerd aan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon (=het op de jaaropgave vermelde loon): ten hoogste 12% van het loon in het kalenderjaar. b. Indien aan het begin van het kalenderjaar het levenslooploon gelijk is aan of meer bedraagt dan 2,1 maal het loon op jaarbasis gerelateerd aan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten loon (=het op de jaaropgave vermelde loon): nihil. 2. De hoogte van de inhouding wordt door de deelnemer bij het verzoek tot deelname op het aanmeldingsformulier vastgelegd in een nominaal bedrag per jaar of per maand of als percentage van het brutoloon. 3. Wijziging van de inleg kan geschieden per 1 januari van elk jaar, mits de deelnemer dit aangeeft middels een invulformulier verkrijgbaar bij de afdeling P&O en voor eind december inlevert.. 4. De deelname aan de levensloopregeling mag niet leiden tot een tekort op het salaris. Ook de overwerkvergoeding kan gestort worden in de levensloop. Artikel 5 Wijze van sparen 1. Het ingehouden loon van de deelnemer wordt door de werkgever onmiddellijk na de inhouding gestort op de levenslooprekening bij de instelling. 2. De op de levenslooprekening gekweekte inkomsten en de daarmee behaalde rendementen worden op de levenslooprekening bijgeschreven. 3. De bij de levensloopverzekering behaalde rendementen worden aangewend voor een verhoging van het verzekerde kapitaal. 4. Het tegoed op de levenslooprekening onderscheidenlijk het verzekerd kapitaal op grond van de levensloopverzekering mag uitsluitend bestaan uit het levenslooploon. Artikel 6 Opname van tegoed Over het levenslooptegoed mag tijdens het bestaan van de dienstbetrekking worden beschikt ten behoeve van loon gedurende een periode van extra verlof., echter opname is een zaak die tussen Ferro en individuele werknemer nader afgesproken dient te worden. Verlof kan worden opgenomen voor vervroegde uittreding, ouderschapsverlof en langdurig zorgverlof. Indien vervanging van tijdelijke aard mogelijk is kan medewerker in principe in de oude functie terugkeren., In geval van sleutelposities zal vooraf van geval tot geval door Ferro bepaald worden of terugkeer in de oude functie mogelijk is. Bij ouderschapsverlof is per definitie terugkeer in de oude functie mogelijk.
41
Artikel 7 Afkoop 1. De aanspraken ingevolge de levensloopregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden anders dan ten behoeve van de in artikel 61k Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 bedoelde verpanding. 2. Onverminderd het eerste lid, mogen de aanspraken ingevolge de levensloopregeling worden afgekocht bij de beëindiging van het dienstverband tussen de deelnemer en de werkgever. 3. Indien de instelling hiertoe de mogelijkheid biedt, kan de werknemer bij aanvaarding van een nieuwe dienstbetrekking de aanspraak ingevolge de levenslooprekening inbrengen in de levensloopregeling bij de nieuwe werkgever. 4. Indien de instelling hiertoe de mogelijkheid biedt, kan de aanspraak als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van de werknemer ter beschikking van de erfgenamen worden gesteld.
Artikel 8 Verlof 1.
2.
3.
4.
De werknemer kan alleen het levenslooptegoed voor een periode van verlof opnemen als daarvoor voorafgaand schriftelijk toestemming is verleend door de werkgever. In beginsel wordt toestemming voor verlof verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden van de Wet arbeid en zorg of aan de voorwaarden zoals opgenomen in de CAO. De aanvraag dient in principe 6 maanden voor de beoogde verlofperiode schriftelijk te worden ingediend. De werkgever zal binnen 6 weken haar besluit schriftelijk meedelen. Voor het opnemen van levenslooptegoed, zoals bedoeld in lid 1 doen de deelnemer en de werkgever een gezamenlijk schriftelijk verzoek aan de instelling waar het levenslooptegoed wordt aangehouden. Het loon gedurende de periode van extra verlof bedraagt, tezamen met het mogelijk daarnaast van de werkgever genoten loon, niet meer dan het laatstgenoten loon van de deelnemer. Tijdens de verlofperiode kan de medewerker het Nabestaanden Pensioen op risicobasis voortzetten mits hij/zij hiervoor de premie zelf betaald.
Optioneel Artikel 9 1.
In alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, beslist de werkgever.
Artikel 10 Deze levensloopregeling treedt in werking op 1-1-2006.
42
Bijlage XII
De premiespaarregeling is vervallen. Hiervoor in de plaats is afgesproken dat de werkgeversbijdrage voor medewerkers die deelnamen aan de premiespaarregeling per 31 december 2002, als bruto bedrag wordt gecontinueerd mits men deelneemt aan de nieuwe vrijwillige pensioenspaarmodule en de evenredige werknemersbijdrage betaalt in deze pensioenmodule. Voor 2003 geldt de bijzondere afspraak dat van de evenredige bijdrage van de werknemer slechts de premie van 1 augustus 2003 tot en met 31 december 2003 dient te worden betaald. De werkgeversbijdrage, die gelijk is aan het bedrag over het jaar 2002, zal aan de werknemers als bruto bedrag worden uitbetaald. Indien medewerkers na 1 augustus 2003 nog recht willen blijven houden op de werkgeversbijdrage zal Ferro maandelijks een bedrag op het salaris inhouden dat gelijk is aan de werkgeversbijdrage. Ferro zal bewerkstelligen dat er een individuele pensioenspaarmodule komt zodat medewerkers op een fiscaal vriendelijke wijze kunnen sparen. Tussen CAO partijen is afgesproken dat in afwijking van het bovengaande, er een uitbetaling over de jaren 2003,2004 en 2005 zal plaatsvinden in de maand januari 2006. Dit betreft een bruto betaling. Voor 2006 is afgesproken dat deze som geld (zijnde € 70.000,-) door Ferro ingebracht wordt als bijdrage in de kosten ter financiering van de overgangsregeling voor werknemers welke op 1 januari 2005 55 jaar of jonger waren. Dit bedrag is ongeveer gelijk aan 1% van de pensioengrondslag. Vanaf 2007 zal 1% van de pensioengrondslag door Ferro ingebracht worden, een en ander als vastgelegd in artikel 4 van de financieringsovereenkomst tussen Ferro en de Stichting Pensioenfonds.
43
Bijlage XIII Afgesproken is gedurende de looptijd van deze CAO geen gebruik zal worden gemaakt van het wettelijk verhaalsrecht om 50% van de gedifferentieerde WGA premie te verhalen op de werknemers.
44