Deze verplichtstelling niet geldt ten aanzien van: a. de werknemers, die niet werkzaam zijn ten behoeve van de groothandel, respectievelijk het bedrijf van tussenpersoon in eieren; b. de werknemers, werkzaam ten behoeve van het bedrijf van eierenverzamelaar; 0. de werknemers, in dienstbetrekking werkzaam bij: 1. de Coöperatieve Roermondsche Eiermijn G.A., te Roermond; 2. de Coöperatieve Venlose Veilingvereniging G.A., te Venlo; 3. de Coöperatieve Vereniging 'Oostelijk Pluimvee-Coöperatie' G.A., te EnschedeCoevorden-Zelhem; 4. de Noord Nederlandse Coöperatieve Eierhandel G.A., N.N.C., te Groningen; 5. de Coöperatieve Eierveiling van de A.B.T.B. G.A., te Arnhem. d. de werknemers, die krachtens de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds reeds tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds verplicht zijn; wordende ten deze verstaan onder het bedrijf van eierenverzamelaar het bedrijf van het kopen en/of verzamelen van eieren rechtstreeks van pluimveehoudersbedrijven dan wel van het kopen van eieren van andere verzamelaars teneinde die aan handelaren of andere verzamelaars te verkopen; C. de groothandel in kaas, wordende te deze verstaan onder: Groothandel in kaas: de particuliere onderneming - waaronder niet worden verstaan de coöperatieve ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak de groothandel in kaas wordt uitgeoefend, zijnde: 1. het bedrijf van het kopen en verkopen van kaas aan anderen dan consumenten met dien verstande, dat onder consumenten niet worden verstaan instellingen of personen, die het gekochte in een door hen gedreven onderneming aanwenden; 2. het bedrijf van tussenpersoon in kaas; 3. het bedrijf, dat voor rekening van derden kaas opslaat en gedurende bepaalde tijd verzorgt; 4. het bedrijf, waarin smeltkaas, smeltkaasproducten, poederkaas of geraspte kaas worden bereid en/of verhandeld; 5. het bedrijf dat ten behoeve van derden kaas verpakt."
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
FORMULIER REPRESENTATIVITEITSGEGEVENS
(bedoeld in artikel 2, onderdeel h, artikel 3, onderdeel f, artikel 4, eerste lid, onderdeel d van de Regeling betreffende aanvragen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000)
Bij een aanvraag om verplichtstelling dienen de representativiteitsgegevens, de gebruikte bronnen en de gehanteerde onderzoeksmethodiek te worden opgegeven. Deze opgave kan worden ingediend aan de hand van dit formulier. Gebruikmaking van dit formulier is vereist bij een percentage representativiteit onder de 6 0 % en ingeval beargumenteerde zienswijzen tegen de representativiteit daartoe aanleiding geven.
INHOUD 1
REPRESENTATIVITEITSOPGAVE
•
Werkaeversaeaevens O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkgevers O Werkgevers gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer
•
Geaevens werkzame personen O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkzame personen O Werkzame personen gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer TOELICHTING Gehanteerde onderzoeksmethode Gebruikte bronnen Wijze van meting Relatie tot de werkingssfeer Actualiteit van de cijfers
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp
Pagina 1 van 13
1
REPRESENTATIVITEITSOPGAVE
Het verplichtstellen van de deelname in een bedrijfstakpensioenfonds (bpf) vereist dat, naar het oordeel van de minister, het georganiseerde bedrijfsleven dat de aanvraag om (wijziging/intrekking van de) verpllchtstelling Indient een belangrijke meerderheid van de In de betreffende bedrijfstak(ken) werkzame personen vertegenwoordigt. Het meerderheidsvereiste wordt aan de hand van de representativiteitsgegevens bepaald. De mate van representativiteit wordt als volgt berekend: •
•
het aantal werknemers In de betreffende bedrljfstak(ken) in dienst van werkgevers direct betrokken blj het bpf (indien van toepassing incl. personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak) (teller), gedeeld door: het totale aantal werknemers in de betreffende bedrijfstak(ken) in dienst van werkgevers vallend onder de werkingssfeer (Indien van toepassing incl. personen die In een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak) (noemer).
De in de verplichtstelling van het bpf gedefinieerde werkingssfeer dient als uitgangspunt voor het bepalen van de aantallen personen in zowel de teller als de noemer. Tot het aantal personen kunnen naast werknemers ook zelfstandigen worden gerekend, indien in de werkingssfeer bepaald is dat deze ook op hen van toepassing Is. Zelfstandigen dienen in voorkomend geval in de totaaltelling te worden meegenomen. Daarenboven dient in voorkomend geval In de representativiteitsopgave apart melding te worden gemaakt van de aantallen van deze specifieke groep, en van de betrouwbaarheid van de gebruikte bronnen. Wanneer het bij de aanvraag slechts om een deel van de werkingssfeer gaat of om één of meer van de bedrijfstakken In het geval van een bpf dat volgens de opgave van partijen meerdere afgebakende bedrijfstakken omvat, dan dient de representativiteitsopgave betrekking te hebben op de werkingssfeer van het deel van de bedrijfstak of de bedrijfstak(ken) waarop de aanvraag zich richt. In het geval van meerdere bedrijfstakken impliceert dit dat voor elke afzonderlijke bedrijfstak waarop de aanvraag betrekking heeft separaat de vereiste representativiteitsopgave dient te worden gegeven. Gezien de verstrekkende consequenties van het verplichtstellen van de deelname in een bpf is het noodzakelijk dat de representativiteitsopgave voldoet aan de eisen van: reproduceerbaarheid validiteit interne consistentie onderzoekstechnische kwaliteit, en actualiteit Het is een vereiste voor de beoordeling van het representativiteitscijfer dat dit reproduceerbaar is. Brongegevens, gebruikte enquête, uitgevoerde berekeningen, analyses en extrapolatie moeten beschikbaar zijn, zodat desgevraagd een accountant, dan wel het Ministene van SZW op basis hiervan het cijfer zelfstandig kan reproduceren. Het begrip validiteit heeft betrekking op de vraag of daadwerkelijk is gemeten wat beoogd was. Is het te meten begrip, werkzame personen, op de juiste wijze gedefinieerd én zijn vervolgens de werkzame personen ook conform de operationalisering gemeten. Voor het begrip werkzame personen bijvoorbeeld speelt dan de werkingssfeer een rol en of op een juiste wijze Is gecorrigeerd voor werkzame personen die in de werkingssfeer worden uitgesloten. Bij de interne consistentie gaat het^om gebruikte meeteenheden. De eenheid in de teller moet overeenstemmen met de gehanteerde eenheid In de noemer. In Pagina 2 van 13
teller én noemer moeten standcijfers (gemeten op een bepaald moment) of stroomcijfers (gemeten over een periode) worden gebruikt. De definitie van werkzame personen moet in belde gelijk zijn. En ook de peildatum of de peilperiode moeten In teller en noemer vergelijkbaar zijn. Bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek wordt nagegaan of voldaan Is aan de vereisten van zorgvuldigheid. Het gaat hierbij om zaken als de gebruikte methode om de gegevens te verzamelen, de omvang van de enquête, de hoogte van de non-respons, de gebruikte weging, gehanteerde analyses en uitgevoerde berekeningen. De gegevens waarop het representativlteltscijfer Is gebaseerd, mogen in principe niet ouder zljn dan één jaar, te rekenen vanaf de Indiening van de aanvraag. Om te kunnen beoordelen of aan deze criteria wordt voldaan, dient een toelichting te worden gegeven op de verstrekte werkgeversgegevens en gegevens over het aantal werkzame personen.
Pagina 3 van 13
WERKGEVERSGEGEVENS 1
Direct aan het bpf gebonden werkgevers Hoeveel werkgevers vallen direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf^?
Frugi Venta N.A.O. Gemzu Anevei Totaal werkgevers
280 82 77 59 498
Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zljn. 15 januari 2014 Werkgevers gebonden door de werkingssfeer van de verplichtstelling Wat Is het totale aantal werkgevers dat valt onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf?
Groente en Fruit (verg Frugi Venta) Aardappelen (verg N.A.O.) Kaaspakhuizen (verg. Gemzu) Eieren (verg Anevei)
552 89 119 59 819
Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zljn. 15 januari 2014 De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkgevers dat direct en In totaal onder de werkingssfeer van het bpf valt moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing Is, dienen de vragen waarvoor een ' • ' is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u opnemen In het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in het tekstvlak nodig heeft klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zljn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten Is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formulier. Dat deel gaat In op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de
Een werkgever valt direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf als hij lid is van een werkgeversorganisatie die betrokken is bij de aanvraag om verplichtstelling. Pagina 4 van 13
wljze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4 ) ; en de actualiteit van de gegevens (ad. 5). Bestaande bronnen/bestanden Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de blj vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen In relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie In de bronbestanden (ad. 4) Alle gegevens zljn verkregen vanuit de administratie van het pensioenfonds. Deze administratie omvat alle ondernemingen welke onder de werkingssfeer van de verpllchtstelling van Bpf AVH vallen. Aan de hand van de ledenlijsten van de werkgeversorganisaties in de sector is vastgesteld hoeveel van deze ondernemingen door hun lidmaatschap van één van deze organisaties gebonden zijn. Er zijn 30 werkgevers die zowel lid zljn van Frugi Venta als de NAO. deze zijn niet meegenomen In dit overzicht maar kunnen de representativiteit slecht In positieve zin beïnvloeden. •
Er is gebruik gemaakt van meerdere bestanden. Geef onderstaand een beschrijving van: • de representativiteit van de bestanden (ad. 2) • uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van 'matching' van de bestanden (ad. 1)
•
De bronnen sluiten niet volledig aan blj de werkingssfeer, Geefeen beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4)
Onderzoek •
Er is (aanvullend) steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête. Geefeen beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader In relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gébruikvan aanvullende Informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1)
Extrapolatie •
Onderzoeksgegevens zijn middels andere bronnen geëxtrapoleerd. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2)) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4)
Peildatum
Pagina 5 van 13
•
Er zljn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van Indiening van de aanvraag. Geef een beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties In de genoemde aantallen zljn opgetreden. Indien wel sprake Is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5)
Overia •
Overige opmerkingen
Pagina 6 van 13
GEGEVENS WERKZAME PERSONEN 3
Direct aan het bpf gebonden werknemers^ Hoeveel werknemers worden direct aan het bpf gebonden (in voorkomend geval inclusief personen die In een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken)zoals zzp-ers)?
Frugi Venta N.A.O. Gemzu Anevei
8.877 1.454 3.584 1.104 15.019
In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam Is In de bedrljfstak(ken) en direct aan het bpf gebonden Is? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn.
15 januari 2014 Werknemers gebonden door de verplichtstelling Wat is het totale aantal werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de verpllchtstelling (In voorkomend geval inclusief personen die In een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrljfstak(ken) zoals zzp-ers) ?
Groente en Fruit (verg Frugi Venta) Aardappelen (verg N.A.O.) Kaaspakhuizen (verg. Gemzu) Eieren (verg Anevei)
11.481 1.491 4.016 1.104 18.092
In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam Is In de bedrljfstak(ken) en waarop de verplichtstellingsaanvraag betrekking heeft? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn.
15 januari 2014
Een werknemer valt direct onder de werkingssfeer van het bpf als hij werkzaam is bij een werkgever die lid is van een werkgeversorganisatie betrokken bij het bpf. Pagina 7 van 13
De wijze waarop de gegevens zljn verkregen over het aantal werkzame personen, dat direct en In totaal onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing Is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u opnemen In het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte In het tekstvlak nodig heeft, klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zljn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek, en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formulier. Dat deel gaat in op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4 ) ; en de actualiteit van de gegevens (ad. 5). Bestaande bronnen/bestanden Voor het uitgevoerde onderzoek, geef een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen In relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie In de bronbestanden (ad. 4) • de gehanteerde meeteenheid (ad. 3) De werknemersaantallen zljn afkomstig ult de administratie van het pensioenfonds. Deze administratie omvat de gehele werkingssfeer van de huidige verplichtstelling (dus alle werknemers van 21 tot 65 jaar). Uit de administratie is een overzicht gegenereerd van alle werkgevers met de onder de verpllchtstelling vallende werknemers. Blj dit overzicht Is aangegeven welke werkgevers aangesloten zijn blj de desbetreffende werkgevers organisaties. De deelnemersgegevens leiden tot onderstaande representativiteitspercentage: Frugi Venta: 77,3% NAO: 97,5% Gemzu: 89,2% Anevei: 100% Er zljn 30 werkgevers die zowel lid zljn van Frugi Venta als de NAO. deze zljn niet meegenomen in dit overzicht maar kunnen de representativiteit slecht In positieve zin beïnvloeden
•
Indien gebruik is gemaakt van meerdere bestanden, geef een beschrijving van: • de representativiteit van de bestanden (ad. 2) • uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van matching van bestanden (ad. 1)
•
Sluiten de bronnen niet volledig aan bij de werkingssfeer, geefeen beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4)
Onderzoek •
Is er aanvullend steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête, geefeen beschrijving van: de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gébruikvan aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 )
Extrapolatie •
Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd, geefeen beschrijving van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4)
Peildatum •
Zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, geefeen beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zljn opgetreden. Indien wel sprake Is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5)
Overia •
Overige opmerkingen
2
TOELICHTING
De door partijen bij een aanvraag tot (wijziging/intrekking van de) verpllchtstelling van de deelname In een bpf aangeleverde representativiteitsgegevens dienen, ten behoeve van de beoordelingscriteria, te worden voorzien van een toelichting op de volgende punten: 1.
De a. b. c.
wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd populatieonderzoek steekproefonderzoek extrapolatie
Pagina 9 van 13
2.
De gebruikte bronnen voor het onderzoek a. uitgevoerde correcties
3.
De wijze van meting a. aard van de gegevens
4.
De relatie tot de werkingssfeer van de verpiichtstelling a. uitgesloten werkzame personen b. vrijwillige aansluiting c. vrijgestelden d. deelnameleeftijd
5.
De peildatum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben
ad 1
Gehanteerde
onderzoeksmethode
Het Is noodzakelijk dat een beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethode wordt gegeven. Het gaat om de vraag hoe de gegevens zijn verzameld. Idealiter wordt er gebruik gemaakt van populatiebestanden, zowel voor werkgeversaantallen als aantallen werkzame personen. Indien geen populatiegegevens beschikbaar zijn, kan gebruik worden gemaakt van steekproefonderzoek. Het gebruik van steekproefgegevens vereist dat een toelichting wordt gegeven op de uitvoering van de enquête, de respons, de representativiteit, verzamelde aanvullende informatie, uitgevoerde berekeningen en schattingen. Aandachtspunten: Beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethode. Een beschrijving van de hierbij gebruikte bestanden. De manier waarop de steekproef is getrokken (waaronder het gebruikte steekproefkader). De respons van de steekproef. De representativiteit van het steekproefonderzoek. Op bestanden toegepaste correcties ten opzichte van de populatie; Het gebruik van aanvullende Informatie. De manier waarop berekeningen, schattingen en eventuele extrapolaties zljn uitgevoerd. • Het is niet zorgvuldig om het aantal werkzame personen van nietresponderende bedrijven op nul te schatten. Streef altijd naar de verkrijging van gegevens uit één bronbestand. Dit doet u door het bestand, waarin de gegevens van de bij het bpf betrokken werkgevers zijn opgenomen, te matchen met het bestand waarin de totale aantallen werkgevers en werkzame personen zijn opgenomen. Een nadere uitleg over de uitvoering van het matchen van bestanden is te vinden in het rapport Kwaliteit representativiteitsgegevens blj avv-verzoeken. Stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 20 (zie de website http://cao.szw.nl. onder achtereenvolgens: Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv verzoeken 2008). ad 2
Gebruikte
bronnen
Een representativiteitsopgave moet een beschrijving bevatten van de gebruikte bronnen. Niet alle bronnen zijn even betrouwbaar. Ook zijn niet alle bronnen even volledig gegeven de werkingssfeer van de verplichtstelling. Inherent hieraan is het gebruik van meerdere bronnen. Van belang Is dat de gebruikte bronnen en de daarbij gehanteerde berekeningen goed worden beschreven. Aandachtspunten: • Het Is aan te bevelen zo min mogelijk bronnen te gebruiken. • Worden gegevens uit verschillende bronnen gebruikt, dan vereist dit een toelichting op onderlinge vergelijkbaarheid waarbij aandacht nodig Is voor dubbeltellingen, uitgesloten groepen werkzame personen en verschillen In meetmomenten.
Pagina IO van 13
•
Gebruik van branche- of sectoronderzoek vereist een toelichting op de representativiteit van de gegevens. Aandacht vereist de periode waarin het onderzoek is gehouden, de onderzoeksmethode en de relatie tot de werkingssfeer. Ten aanzien van de gebruikte bronnen wordt aandacht gevraagd voor de vrijwillig aangesloten werkgevers, (gedeeltelijk) vrijgestelde werkgevers en de actualiteit van de gegevens.
•
ad 3
Wijze van meting
Uitgangspunt blj het berekenen van het representativiteitscijfer is dat de teller en de noemer worden uitgedrukt in dezelfde eenheid. Idealiter worden de teller en de noemer uitgedrukt in aantallen personen. Andere meeteenheden worden in principe afgeraden. Andere maatstaven die worden gebruikt om tot een berekening te komen van het aantal personen zijn de loonsom, aantal fte's of omzetgegevens. U dient dan wel aannemelijk te maken dat de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal personen zodat geen sprake Is van een systematische, eenzijdige vertekening van de representativiteitsgegevens. In geval van fte als meeteenheid moet aannemelijk worden gemaakt dat de parttimefactor van bij het bpf betrokken werkgevers ten opzichte van door de verpllchtstelling gebonden werkgevers vergelijkbaar Is. Dit betreft de els van Interne consistentie. Teller en noemer moeten in dezelfde eenheid worden uitgedrukt en de peildata moeten vergelijkbaar zijn. Aandachtspunten: • De wijze van meting moet dezelfde zljn voor teller en noemer. De eenheid moet gelijk zijn. Gegevens moeten ofwel standcijfers óf stroomcijfers zljn. • De gegevens moeten zijn uitgedrukt in dezelfde eenheid. In de teller aantallen personen dan ook in de noemer aantallen personen gebruiken. • Het gebruik van een andere meeteenheid dan aantallen personen vereist een gedegen toelichting op het gebruikte bestand en in hoeverre de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal werkzame personen. ad 4
Relatie tot de
werkingsfeer
De representativiteitsopgave dient gerelateerd te zljn aan de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf. In de werkingssfeer uitgesloten categorieën werkzame personen moeten dan ook in de tellingen voor de representativiteitsopgave bulten beschouwing worden gelaten. Het is van belang dat daadwerkelijk gemeten wordt wat beoogd was. Het gaat hler om de validiteit van de gegevens. Aandachtspunten: • Aandacht voor vrijwillig aangesloten werkgevers die In de representativiteitsopgave niet mogen worden meegenomen.
De vrijwillig aangesloten werkgevers zijn niet meegenomen in de representativiteitsopgave De bronnen mogen niet vervuild zijn met werkzame personen die niet onder de werkingssfeer vallen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld hoger personeel.
Alleen die werknemers die volgens hun arbeidsovereenkomst bij Bpf AVH aangesloten moeten zijn, zijn in de representativiteitsopgave meegenomen In de tellingen moeten van de verplichte deelname in het bpf vrijgestelde werkgevers en hun werknemers wel worden meegerekend. Pagina 11 van 13
Hieronder vindt u in tabelvorm de gegevens vrijgestelde werkgevers en werknemers. Gegevens vrijgestelde werkgevers Aangesloten bij Niet Aantal aangesloten bij werkgevers branche branche organisatie organisatie Groente en fruit 14 9 23 Aardappelen 2 7 5 0 Kaaspakhuizen 0 0 Eieren 0 0 0 Gegevens vrijgestelde wer(nemers Aantal Aangesloten bij Niet aangesloten bij branche werknemers organisatie branche organisatie Groente en fruit 138 1105 967 Aardappelen 368 338 30 Branche
Bestanden dienen -indien van toepassing- gecorrigeerd te worden voor jongeren die niet onder de werkingssfeer van de verpllchtstelling vallen vanwege een ondergrens in de deelnameleeftijd. n.v.t.
adS
Actualiteit
van de cijfers
Voor de representativiteitsopgave dient de datum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben te worden vermeld. Als regel geldt dat gegevens, om te voldoen aan de els van actualiteit, in beginsel niet ouder dan één jaar mogen zijn gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag. Tevens geldt dat de verschillende peildata niet te ver ult elkaar moeten liggen, omdat anders de interne consistentie van de representativiteitsopgave in het geding is. Als uitgangspunt hierbij geldt dat de peildata niet meer dan één jaar uiteen mogen liggen. In geval de peildata te ver In het verleden liggen kunnen de gegevensbestanden op basis van de werkgelegenheidsontwikkeling in de branche worden geactualiseerd, oftewel geëxtrapoleerd. De marktontwikkelingen In het verleden vormen de basis om de huidige waarden met een zekere onzekerheidsmarge te voorspellen. Het Is dan wel van belang om expliciet te vermelden op welke gegevens deze extrapolatie is gebaseerd en hoe die Is uitgevoerd. De bestanden die hiervoor gebruikt worden moeten vergelijkbaar zijn naar bijvoorbeeld verhouding voltijders-deeltijders o f d e verhouding grote-kleine bedrijven. Aandachtspunten: • De actualiteit van de gebruikte gegevens. Deze mogen gerekend vanaf de datum van Indiening van de aanvraag in beginsel niet ouder zljn dan 1 jaar. Indien de gebruikte gegevens ouder zijn, dient vermeld te worden waarom het niet mogelijk Is om gegevens van recenter datum te leveren (zle ook aanvulling bij de vraag over actualiteit).
Pagina 12 van 13
•
•
Het toepassen van extrapolatie. Indien op basis van andere gegevensbronnen de gegevens voor de representativiteitsopgave zljn geactualiseerd dient aangegeven te worden welke bronnen gebruikt zijn en op welke wijze voor onderlinge afwijkingen tussen de bronnen Is gecorrigeerd. Een nadere uitleg over de wijze van extrapoleren Is te vinden In het rapport Kwaliteit representativiteitsgegevens blj avvverzoeken, Stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 21 (zie de website http://cao.szw.nl. onder achtereenvolgens: Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens blj avv verzoeken 2008 ). De peildatum dan wel de periode waarop de gegevens betrekking hebben.
De representativiteit van de eier-sector wijkt af van de representativiteit die in april 2013 is vastgesteld. Het verschil is te verklaren uit de verschillende werkwijzen. Voor de representativiteit in april 2013 is uitgegaan van productie gegevens van de sector. Omdat in de sector ook eieren worden geproduceerd door gemengde boerenbedrijven die niet onder de eiersector vallen zat er in april 2013 een "vervuiling" van de gegevens van ongeveer 25%. Nu is de representativiteit vastgesteld dp basis van de administratie van Bpf AVH, deze gegevens zijn strikt toegesneden op de eiersector en daardoor valt de "vervuiling" van 25% eruit
Pagina 13 van 13
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselüoorzieningshandel
Actuariële en bedrijfstechnische nota Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Versie 2013.
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
VOORWOORD
3
VASTSTELUNG ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA
3
1.
4
HOOFDLIJNEN ORGANISATIE EN INTERNE BEHEERSINGSSYSTEEM
1.1
ORGANIGRAM
1.2
BEHEERSINGSKADER VAN DE ORGANISATIE
4 5
1.2.1
CAO-PARTIJEN
5
1.2.2
BESTUUR
5
1.2.3
BESTUURSORGANEN
5
1.2.4
VISITATIECOMMISSIE
6
1.2.5
UrrvOÉRINGSORGANISATIE
1.2.6
DÉSKUNDIGHEIDSPLAN EN GEDRAGSCODE
1.2.7
VERMOGENSBEHEER
7
1.2.8.
DEELNEMINGEN
7
i.2.9
EXTERNE DESKUNDIGEN
7
1.3
TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDING
1.4
OPERATIONELE BEHEERSINGSMAATREGELEN
1.4.1
OPERATIONELE PROCESSEN EN ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE
1.5
:
7 7
^8 ^9 '.
^9
BELEIDSMATIGE BEHEERSINGSMAATREGELEN .
10
1.5.1
BELEIDSMATIGE PROCESSEN EN DOELSTELLINGEN
1.5.2
BEWAKING EN ANALYSE VAN HET BELEIDSMATIGE ONDERNEMINGSRISICO EN DE MANAGEMENTINFORMATIE 10
1.5.3
UITBESTEDINGSBELEID
11
1.5.3.1 1.5.3.2 1.5.3.3 1.5.3.4 1.5.3.5 1.5.3.6 1.5.3.7 1.5.3.8 1.5.3.9 1.5.3.10
Uitbesteding pensioenbeheer Uitbesteding actuarieel advies en het interne actuariële jaarwerk Op een gedegen wijze de asset manager en de custodian selecteren Beheers- of bewaarnemingsovereenkomst en service leve! agreement Richtlijnen Custodian en asset managers Rapportage Monitoren van asset managers en custodian Beschrijving van uitbestede procedures ; Risicoanalyse
11 11 12 12 13 13 14 14 15 15
2
AANSLUITING WERKGEVERS EN VERKRIJGING DEELNEMERSCHAP
3
DE REGEUNGEN
3.1
KORTE OMSCHRUVING VAN OE PENSIOENREGELINGEN
3.2
DE REGELINGEN SAMENGEVAT IN TABELVORM
3.3
VOORWAARDELIJJKE TOESLAGEN OP DE PENSIOENEN
3.3.1
DE VOORWAARDELIJKE TOESLAGVERLENING EN DE RELATIE MET EEN HERSTELPLAN
3.3.2
DE TOEPASSING VAN DE TOESLAGENMATRIX
3.3.3
KORTEN OP DE PENSIOENEN
\
10
16 ^
17
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
4
FINANCIEEL KADER
4.1
24 i
24
4.1.1
RENTERISICO
!
24
4.1.2
ZAKELIJKE WAARDENRISICO_
!
24
4.1.3
VALUTARISICO
I
24
4.1.4
GRONDSTOFFENRISICO
4.1.5
KREDIETRISICO
•
25
4.1.6
VERZEKERINGSTECHNISCH RISICO
j
25
\
25
I
25
4.2
RISICO'S EN BALANSMANAGEMENT
25
RESERVERING
4.2.1
BEOOGDE OMVANG VAN HET EIGEN VERMOGEN
4.2.2
VASTSTELLING VEREIST EIGEN VERMOGEN ONDER FTK (HET STANDAARDMODEL DNB)
26
4.2.3
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN EN FINANCIERING J
26
4.3
-
',
PREMIEBELEID
27
4.3.1
MOGELIJKE SCENARIO'S VOOR UNGE TERMIJN PREMIE- EN FINANCIERINGSBELEID
4.3.2
PREMIE- EN FINANCIERINGSBELEID VOOR DÉ KORTE TERMUN I
4.4
28 -
BELEGGINGSBELEID
28 28
4.4.1
BELEGGINGSDOELSTELLING
4.4.2
NORMPORTEFEUIUE EN TACTISCHE BANDBREEDTE
4.4.3
OPZET VAN DE UITVOERING VAN DE ACTIVITEITEN MET BETREKKING TOT HET VERMOGENSBEHEER
31
4.4.4
WIJZE VAN RISICOMETING EN -BEHEERSING EN ÓPZET VAN D'E RESULTAATSEVALUATIE
31
4.4.5
WAARDERINGSGRONDSLAG VAN DE BELEGGINGEN OP DE BALANS
31
4.5
VOORWAARDELUKE TOESLAGEN
4.6
FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN
••
•
j
28
J
28
;
BINNEN HET PREMIE-EN BELEGGINGSBELEID I
.
31 31
4.6.1
AANPASSEN VAN DE PREMIE
31
4.6.2
AANPASSEN VAN DE BELEGGINGSPORTEFEUILLE
32
4.6.3
AANPASSEN VAN DE TOESLAGEN
;
'32
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Voorwoord Deze actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel (het pensioenfonds) Is geschreven In het kader van artikel 145 van de Pensioenwet en paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. De ABTN geeft uitvoering aan de in voornoemd besluit vermelde richtlijnen, zoals geformuleerd In de artikelen 24 tot en met 29 van dit besluit. Naast de beschrijving van de actuariële opzet en de pensioenregeling wordt in deze ABTN ook ingegaan op de organisatiestructuur van het pensioenfonds en het interne beheersingssysteem. Tevens wordt aandacht besteed aan het beleggingsbeleid van het pensioenfonds en de financiële sturingsmiddelen die het pensioenfonds ter beschikking heeft. Vaststelling actuariële en bedrijfstechnische nota De voorliggende actuariële en bedrijfstechnische nota van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel is vastgesteld op 9 oktober 2013 en geldt vanaf Ijanuari 2014.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
1.
Hoofdlijnen organisatie en interne beheersingssysteem
In dit hoofdstuk wordt een beschouwing gegeven van de mandaatregeling van het pensioenfonds. Daarna volgt een beschrijving van de hieraan gerelateerde operationele- en beleidsmatige beheersingsmaatregelen. 1.1
Organigram CAO-partijen ondernemingen
Verantwoordingsorgaan
Toezichthouders Oe Nederlandsche Bank
CAO-partijen werknemers
Bestuurscommissie PKP
AFM
Accountant PricewaterhouseCoopers
Bestuur en Dagelijks Bestuur Bpf AVH
Beleggingscommissie
Certificerend actuaris Aon Hewitt
Deelnemersraad
Adviserend actuaris Aon Hewitt
Geschillen- en klachtencommissie
Visitatiecommissie
Adviseurs Montae, ICC
Vermogensbeheer Akina, Altera Vastgoed NV, AXA Private Equity, CBRE (voorheen ING Real Esute), Dexia Asset Management, F81C Netherlands B.V., GE Artesia Nederland, JP Morgan, Kempen Capital Management, Partners Group, Pictet, PIMCO Europe Ltd, Robeco, State Street Global Advisors
Pensioenbeheer Stichting Servicekantoor AGH
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoonieningshandel
1.2
Beheersingskader van de organisatie
1.2.1
Cao-partljen
Begin jaren zestig kwamen vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers van de Bedrijfstak Agrarische en Voedselvoorzieningshandel bijeen om Cao-afspraken te maken over een pensioenregeling. Deze afspraken werden vastgelegd in een pensioenreglement. En ook nadien werden pensioenregelingen afgesproken en gewijzigd. Met ingang van 1 januari 2006 zijn mede naar aanleiding van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT- en prepensioenregelingen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) de pensioenregelingen gewijzigd. De vaste bedragenregeling en de prepensioenregelingen zijn over het algemeen beëindigd en vervangen door een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling en door zogenaamde 55+ en 55- regelingen. Een nadere beschrijving van deze regelingen is verderop in deze ABTN te vinden. 1.2.2
Bestuur
Doelstelling Het bestuur stelt zich ten doel de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen ter zake van ouderdom. Invaliditeit en overlijden aan deelnemers en gewezen deelnemers evenals hun nagelaten betrekkingen in de branches van de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel, in overeenstemming met de bepalingen van de statuten en de pensioenreglementen. Het bestuur tracht dit doel te bereiken door het uitvoeren van de pensioenregelingen zoals in de pensioenreglementen omschreven en al die maatregelen die aan het doel ten goede komen. Principes voor Goed Pensioénfondsbestuur Het bestuur streeft als eindverantwoordelijk uitvoerder van de door sociale partners overeengekomen pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot de uitvoering. Het bestuur onderschrijft dan ook de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) die de Stichting van de Arbeid (STAR) in 2005 heeft vastgesteld. Samenstelling bestuur Het bestuur bestaat uit twaalf bestuursleden, zes van werkgeverszijde en zes van werknemerszijde. De werkgeversvertegenwoordigers worden benoemd door de volgende werkgeversorganisaties: • Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren te Zoetermeer; • Frugi Venta te Den Haag; • Nederlandse Aardappel Organisatie te Den Haag; • Vereniging Gemeenschappelijk Zuivelsecretariaat te Den Haag. De werknemersvertegenwoordigers worden benoemd door de volgende werknemersorganisaties: • FNV Bondgenoten te Utrecht; • CNV Dienstenbond te Hoofddorp. In onderling overleg wordt bepaald In welke verhouding de genoemde organisaties bestuursleden benoemen. Het bestuur vergadert minimaal tweemaal per jaar en van de vergaderingen worden schriftelijke verslagen gemaakt. Het bestuur wordt in elke bestuursvergadering uitvoerig geTnformeerd over pensioenactualiteiten. Ook de beleidsstukken van het pensioenfonds worden tijdens bestuursvergaderingen besproken. 1.2.3
Bestuursorganen
Het bestuur heeft uit haar midden een dagelijks bestuur benoemd. Daarnaast zijn een aantal commissies ingesteld voor specifieke beleidsterreinen, evenals een deelnemersraad. Dagelijks Bestuur Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en de vice-voorzitter van het pensioenfonds. De invulling van de functies van voorzitter en vice-voorzitter wisselt elk jaar. Het ene jaar Is de voorzitter afkomstig uit een van de werkgeversorganisaties en de vice-voorzitter ult een van de werknemersorganisaties. Het andere jaar is dit
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en voedselvoorzieningshandel
omgekeerd. Beide functionarissen hebben plaatsvervangers. De voorzitter geeft leiding aan bestuursvergaderingen. Het dagelijks bestuur komt minimaal vier keer per jaar bijeen om samen met de directie van Servicekantoor AGH (Servicekantoor) de dagelijkse gang van zaken, de realisatie van de begroting en de agenda van de komende bestuursvergadering te bespreken. Het bestuur heeft aan het dagelijks bestuur een budget toegekend voor de uitvoering van haar taken. Beleggingscommissie De beleggingscommissie bestaat uit vier (plaatsvervangende) bestuursleden en twee externe adviseurs. De beleggingscommissie wijst zelf een voorzitter en een vice-voorzitter aan, die jaarlijks afwisselend de vergadering voorzitten. De commissie heeft een door het bestuur toegekend budget en wordt ondersteund door het servicekantoor. Deelnemersraad De deelnemersraad bestaat uit vijf leden die de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden behartigen. De leden worden benoemd door FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO). De deelnemersraad wijst zelf een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. De rechten en de bevoegdheden van de deelnemersraad zijn vastgelegd in de statuten van het pensioenfonds. De deelnemersraad zal gemiddeld twee maal per jaar vergaderen. De deelnemersraad zal voor de uitvoering van haar taak een budget worden toegekend door het bestuur en zal worden ondersteund door het servicekantoor. Klachtencommissie De klachtencommissie bestaat uit drie leden, te weten het dagelijks bestuur en de voorzitter van de deelnemersraad. Bestuurscommissie forejoensioen partikulier kaaspakhuisbedrijf De bestuurscommissie bestaat ult drie werkgeversleden, benoemd door de Vereniging Nederlandse Kaasgroothandelaren, en drie werknemersleden, benoemd door FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen. De commissie wijst zelf een voorzitter en een vice-voorzitter aan. Ondersteuning en advisering van de bestuurscommissie wordt verricht vanuit het servicekantoor en door de adviserende actuaris. Commissie van beroep De commissie van beroep bestaat ult drie leden, te weten een werkgevers- en een werknemersvertegenwoordiger (niet zijnde een bestuurslid) en een onafhankelijk voorzitter. De commissie wordt bijgestaan door een griffier Commissie risicomanagement De commissie risicomanagement bestaat ult vier bestuursleden en wordt ondersteund door (een) externe adviseur(s). Communicatie commissie De communicatie commissie bestaat uit vier bestuursleden. Klankbordgroep communicatie De klankbordgroep communicatie bestaat uit deelnemers en gepensioneerden tot een maximum van 10 personen. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden, te weten twee leden namens de werkgevers, twee leden namens de werknemers en twee leden namens gepensioneerden. Het verantwoordingsorgaan wijst zelf een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. Ad-hoc commissies Het bestuur kan ad-hoc commissies benoemen.
1.2.4
Visitatiecommissie
Voor de inrichting van het intern toezicht heeft het bestuur gekozen voor intern toezicht door een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden benoemd.
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
De Visitatiecommissie beoordeelt de beleids-en bestuursprocedures en de checks en balances in het pensioenfonds, de aansturing van het pensioenfonds en het beleid van het pensioenfonds ten aanzien van de langere termijn risico's. 1.2.5
Uitvoeringsorganisatie
Het pensioenfonds heeft het pensioenbeheer uitbesteed aan Servicekantoor AGH te Rijswijk. Partijen hebben daarvoor een dienstverieningsovereenkomst afgesloten. 1.2.6
Deskundigheidsplan en gedragscode
Het pensioenfonds verzorgt de deskundigheidsontwikkeling van de beleidsbepalers door middel van een deskundigheidsplan zoals bedoeld in artikel 5 van "beleidsregels beleidsbepaling en toetsing pensioenfondsen", opgesteld door De Nederlandsche Bank (DNB). Voor bestuur, deelnemersraad en verbonden personen geldt een gedragscode. Blj de te hanteren gedragscode is aansluiting gezocht bij "model gedragscode pensioenfondsen 2008", zoals aanbevolen door de Pensioenfederatie. Als compliance officer voor het bestuur is aangesteld het dagelijks bestuur. De leden van het dagelijks bestuur zijn eikaars compliance officer. De compliance officers worden hierin bijgestaan door accountantsbureau Groenewegen Haket Ammerlaan te Den Haag.
1.2.7
Vermogensbeheer
Het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer uitbesteed. De asset managers en custodian worden aangetrokken volgens het uitbestedingsbeleid, zoals dat door het bestuur in 2004 vastgesteld. Het vermogensbeheer wordt in het jaar 2013 uitgevoerd door: • Akina; • Altera Vastgoed NV; • AXA Private Equity; • CBRE (voorheen ING Real Estate); • Dexia Asset Management; • F&C Netherlands B.V.; • GE Artesia Nederland; • JP Morgan; • Kempen Capital Management; • Partners Group; • Pictet; • PIMCO Europe Ltd; • Robeco; • State Street Global Advisors. Sinds 1 januarj 2004 is de portefeuille 'onderhandse geldleningen' in eigen beheer genomen. Het is de bedoeling dat deze portefeuille geleidelijk aan wordt verminderd door (vervroegde) aflossingen. De beleggingsadministratie Is ondergebracht bij KAS BANK N.V te Amsterdam. De beheerfee van deze asset managers en custodian is contractueel vastgesteld. 1.2.8
Deelnemingen
Het pensioenfonds neemt voor 12,5% deel in het aandelenkapitaal van LevensloopPlus B.V. en voor 75% in stichting Servicekantoor AGH te Rijswijk. LevensloopPlus B.V. is opgericht door acht pensioenfondsen en biedt een levensloopregeling aan. Stichting Servicekantoor AGH is de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds. 1.2.9
Externe deskundigen
Het pensioenfonds staat evenals alle andere pensioenfondsen onder toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB)
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
te Amsterdam en onder het effectentypisch gedragstoezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) te Amsterdam. De AFM houdt ook toezicht op de informatieverstrekking en de daarmee samenhangende belangen van de belanghebbenden In het pensioenfonds. Het bestuur heeft als extern accountantsbureau PricewaterhouseCoopers N.V. (PwC) te Rotterdam aangesteld voor de vereiste jaarlijkse controle op de jaarrekening en de FTK jaarstaten. PwC zal (minimaal) eenmaal per jaar in de bestuursvergadering verslag doen van haar controlewerkzaamheden en bevindingen. Tevens legt zij een en ander schriftelijk vast door middel van een accountantsverslag en een accountantsverklaring. Het bestuur heeft Aon Hewitt te Eindhoven benoemd als certificerend actuaris. Aon Hewitt maakt jaarlijks een actuarieel rapport en certificeert de FTK jaarstaten. Ook de certificerend actuaris zal (minimaal) eenmaal per jaar in de bestuursvergadering verslag doen van zijn bevindingen. Tevens heeft het bestuur een adviserend actuaris aangesteld via Aon Hewitt te Amsterdam. Hierdoor zijn de béide funaies (adviserend en certificerend actuaris) niet langer in één persoon verenigd. Het bestuur vraagt daarnaast advies aan de accountant en de adviserend actuaris in alle gevallen waarin zij dit nodig oordeelt. De kosten van de accountant en de (adviserend) actuaris worden jaarlijks door het bestuur In de begroting opgenomen. Het bestuur en de beleggingscommissie van het pensioenfonds laten zich op het gebied van vermogensbeheer en risicomanagement adviseren door onder andere KAS BANK NV te Amsterdam, Interest & Currency Consultants ICC B.V. te Utrecht, Ortec Finance te Rotterdam en Stichting Performance te Amsterdam. Voor juridische vraagstukken wordt door het bestuur een beroep gedaan op Montae B.V. te Rijswijk. 1.3
Taken, bevoegdheden en verantwoording
Bestuur Het bestuur is de beheerder van het pensioenfonds en is eindverantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de pensioenregelingen. Het bestuur heeft de bevoegdheden van het dagelijks bestuur bij bestuursbesluit van 5 december 2002 vastgesteld. De procuratie is zodanig opgesteld dat alle contracten en betalingen voorzien moeten worden van twee handtekeningen. Tekenbevoegd zijn de leden van het dagelijks bestuur van het pensioenfonds en leden van de directie van het servicekantoor. Belegginescom missie ln een door het bestuur op 5 december 2002 vastgesteld mandaat zijn de taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie vastgelegd. Samengevat komt het erop neer dat het bestuur zich laat adviseren door de beleggingscommissie bij het vormgeven van het beleggingsbeleid en de normportefeuille en zich bij laat staan door de beleggingscommissie bij de uitvoering van het beleggingsbeleid. De beleggingscommissie is een specialistische bestuurscommissie waarin bestuursleden zitting hebben, ondersteund door externe deskundigen. De commissie legt hierover per kwartaal zowel schriftelijk als mondeling verantwoording af aan het bestuur. Deelnemersraad De deelnemersraad zal volgens haar bevoegdheden het bestuur adviseren bij het beheren en het uitvoeren van de pensioenregelingen. Klachtencommissie Iedere op schrift gestelde, aan het pensioenfonds gerichte uiting van ontevredenheid met betrekking tot een behandeling, bejegening of andere vorm van dienstverlening of het nalaten van enige vorm van dienstverlening, die door de klager als onjuist, onvolledig of nalatig wordt ervaren zal in laatste instantie door de commissie beoordeeld worden. De klachtencommissie oefent haar taak uit in overeenstemming met het bepaalde in het reglement van de klachtencommissie, laatstelijk vastgesteld in april 2007.
stichting Bedrijfspensioenforids voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Bestuurscommissie toreipensioen oartikulier kaaspakhuisbedriif De bestuurscommissie (pre)pensloen partikulier kaaspakhuisbedrijf is bij delegatiebesluit van 5 december 2002 vanaf 1 januari 2003 bevoegd om toezicht te houden op en begeleiding te geven bij de uitvoering van de prepensioenregeling voor het Partikulier Kaaspakhuisbedrijf. Deze prepensioenregeling is per Ijanuari 2006 voor verdere deelneming beëindigd. Per genoemde datum is er een zogenaamde 55+ regeling voor het Partikulier Kaaspakhuis ingevoerd. De commissie houdt toezicht op de uitvoering van het voorwaardelijk toeslagbeleid m.b.t. prepensioenaanspraken en -uitkeringen en 55+ uitkeringen en adviseert het bestuur m.b.t. de uitvoering van de 55+ regeling. De commissie legt per kwartaal schriftelijk en zo nodig halfjaarlijks mondeling verantwoording voor uitvoering van haar taken aan het bestuur af. Commissie van beroep Een ieder die van oordeel is dat zijn of haar belangen zijn geschonden door een beslissing van het bestuur kan tegen deze beslissing beroep aantekenen blj de commissie van beroep. De commissie van beroep oefent haar taak uit in overeenstemming met het bepaalde in het reglement van de commissie, laatstelijk vastgesteld in april 2007. Commissie risicomanagement Het bestuur heeft de commissie risicomanagement ingesteld en opgedragen aan de hand van FIRM een analyse van risico's en beheersingsmaatregelen te maken en de risico's te monitoren en te managen. Communicatie commissie Het bestuur heeft de communicatie commissie ingesteld en opgedragen zo nodig een strategisch communicatieonderzoek te begeleiden, het bestuur te adviseren over een strategisch communicatieplan, uitvoering te geven aan dit plan binnen het vastgestelde financiële kader en het ontwikkelen van communicatiemiddelen. Klankbordgroep communicatie De Klankbordgroep communicatie is ingesteld om alle uitingen van communicatie te beoordelen op leesbaarheid en begrijpelijkheid. Het gaat naast de standaardcorrespondentie ook om brochures en het AVH Magazine. Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan is bevoegd jaarlijks een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur gevoerde beleid en de beleidskeuzes die betrekking hebben op de toekomst. De rechten en de bevoegdheden yan het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in de statuten van het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan heeft een huishoudelijk reglement. Ad-hoc commissies De door het bestuur ingestelde ad-hoc commissies verrichten activiteiten volgens een vastgesteld plan van aanpak. Een studiecommissie is onder meer opgericht om het bestuur en Cao-partijen te adviseren bij de actualisering van de pensioenregelingen naar aanleiding van de wijzigingen in de (fiscale) wet- èn regelgeving.
1.4
Operationele beheersingsmaatregelen
1.4.1
Operationele processen en administratieve organisatie
De directeur van het servicekantoor Is verantwoordelijk voor het pensioenbeheer van het pensioenfonds. Er wordt conform een dienstverleningsovereenkomst gewerkt. De directie, directeur en plaatsvervangend directeur, wordt ondersteund door een staf van 26 personen. Dit team geeft uitvoering aan deze overeenkomst en aan het door het bestuur vastgestelde uitvoeringsreglement en -overeenkomsten. Het servicekantoor is gehuisvest in het pand van de Pensioengroep Zuid Hoorn. Dit pand biedt een gedegen beveiliging van het secretariaat en administratie van het pensioenfonds. De administratieve órganjsatie van het servicekantoor is beschreven in Rules van softwareontwikkelaar Mavim. Het servicekantoor heeft voor calamiteiten een uitwijklocatie. De servers op deze locatie worden dagelijks met behulp van een back-up geactualiseerd en 'dienen voor continuering van de administratie Ingeval er calamiteiten zijn op de locatie van het servicekantoor.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Over het vermogensbeheer wordt periodiek (maandelijks en per kwartaal) gerapporteerd door de externe managers aan het pensioenfonds. De rapportages gaan over de samenstelling, de marktwaarde en de performancecijfers van de portefeuille. Tevens wordt geïnformeerd over de in rekening gebrachte respectievelijk te brengen beheerkosten en overige kosten. De beleggingsadministratie is ondergebracht bij KAS BANK. Zij rapporteren eveneens periodiek over de performance van de genoemde vermogensbeheerders. Daarnaast verrichten zij de volgende diensten aan het pensioenfonds: de beleggingsadministratie; de rapportages DNB; performance measurement en risico-analyse; compliance monitoring; eventuele custody en settlement alsmede securities lending; currency overlay management; duration overlay management.
1.5
Beleidsmatige beheersingsmaatregelen
1.5.1
Beleidsmatige processen en doelstellingen
Om de gestelde doelen te verwezenlijken wordt door het bestuur beleid gemaakt, waarbij de actualiteit steeds in het oog gehouden wordt. Hierbij kan het bestuur ook specifieke adviezen inwinnen bij de externe deskundigen. Het bestuur laat zich bij het maken van beleid ondersteunen door diverse rapportages en adviezen, gemaakt door of In samenspraak met externe deskundigen. Samen met het jaarverslag van het pensioenfonds moet dit een totaalbeeld geven van de (financiële) positie met de daarbij te onderkennen en te analyseren risico's. De diverse rapportages en adviezen die onderscheiden kunnen worden, zijn onder rneer de volgende: • Het advies van de deelnemersraad; • Het advies van de commissie partikulier kaaspakhuisbedrijf; • Een continuïteitsanalysë; • Een Asset Uability Management (ALM-studie); • Het advies van de beleggingscommissie; • Het dashboard betreffende balansmanagement; • De jaarlijkse rapportage van de adviserende en certificerende actuaris over (het verloop van) de voorziening pensioenverplichtingen en de toereikendheidstoets volgens het besluit financieel toetsingskader (FTK) pensioenfondsen; • Het jaarlijkse verslag van de accountant aan het bestuur; • Een notitie van de actuaris ten behoeve van de premie- en toeslagvaststelling voor het komende boekjaar; • De rapportage van de visitatiecommissie; • De rapporten, herstelplannen en jaarstaten voor DNB. Het dagelijks bestuur bespreekt jaarlijks met het management het rapport risicoanalyse betreffende het uitbestedingsbeleid.
1.5.2
Bewaking en analyse van het beleidsmatige ondernemingsrisico en de managementinformatie
De externe deskundigen rapporteren aan het bestuur. Op basis van die informatie en analyses (toetsing vooraf) wordt eventueel actie door het bestuur ondernomen. Een meetbaar effect van een eventuéle actie is achteraf zichtbaar in de periodieke rapportages (toetsing achteraf). Alle periodieke rapportagés worden, als onderdeel van de Informatievoorziening, uitgebreid in de bestuursvergaderingen behandeld. Hierbij wordt getracht zoveel mogelijk rekening te houden met alle te onderkennen risico's die van invloed kunnen zijn en wordt getracht op ontwikkelingen adéquaat in te spelen.
10
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
1.5.3
Uitbestedingsbeleid
Indachtig de DNB-beleidsregel betreffende uitbesteding pensioenfondsen is door het bestuur van het pensioenfonds een uitbestedingsbeleid vastgesteld. De beleidsregel ziet op uitbesteding van bedrijfsprocessen aan derden op structurele basis, waaraan risico's zijn verbonden die materieel van Invloed kunnen zijn op de financiële prestaties, financiële positie, continuïteit en/of integriteit van het pensioenfonds. Het gaat daarbij om die processen waarbij de uitoefening van het toezicht van belang is en om primaire processen op het gebied van pensioenverzekering en beleggen (en de ondersteunende activiteiten). Inkoop valt hier niet onder. Herverzekering van risico's voor zover de financiële gevolgen ervan voor rekening van het pensioenfonds komen valt wel onder de richtlijn. Bij het uitbestedingsbeleid geldt als uitgangspunt dat uitbesteding niet is toegestaan, tenzij het pensioenfonds voldoende waarborgen verkrijgt voor het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering en fraudepreventie. Uitbesteding zal in een overeenkomst moeten worden vastgelegd, waarbij de opdrachtnemer zich verplicht tot een tijdige rapportage op grond waarvan de uitbestede activiteiten kunnen worden beoordeeld. Vastgesteld is dat de uitbestede vermogensbeheeractiviteiten onder de werkingssfeer van de DNB-beleidsregel vallen. Beleid ter zake van uitbesteding (art. 2 en 3 beleidsregel uitbesteding pensioenfondsen ( DNB)) Het pensioenfonds zal niet tot uitbesteding van werkzaamheden overgaan, tenzij er voldoende waarborgen worden verkregen voor het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering evenals fraudepreventie. Het pensioenfonds heeft bedrijfsprocessen uitbesteed waarvoor waarborgen gelden, die hierna verder zijn uitgewerkt. 1.5.3.1 Uitbesteding pensioenbeheer Met ingang van 1 januari 2010 heeft het pensioenfonds het pensioenbeheer aan Servicekantoor AGH uitbesteed. Partijen hebben daarvoor een dienstverleningsovereenkomst afgesloten. Onder pensioenbeheer wordt verstaan: • het voeren van de pensioenadministratie; • het verzorgen van de bestuursondersteuning; • het monitoren van het vermogensbeheer; • het verzorgen van de communicatie. Onder monitoren van het vermogensbeheer wordt verstaan: • onderhouden van het contact met asset managers voor wat betreft contractuele afspraken (o.a. beheerfee, juridisch juist en in lijn met uitbesteding); • nakomen beleggingsrichtlijnen; • uitleg performancecijfers per maand (absoluut en relatief); • uitleg ontwikkeling risicobudget; • uitleg Responsible Engagement Overlay (RE0-) rapportage betreffende verantwoord beleggen; • doorspreken nieuwe ontwikkelingen; • vervaardiging voorstel strategisch beleid en normportefeuille in overleg met asset managers; • berekening z-score en performancetoets; • uitvoeren selectieproces ingeval asset managers en custodian vervangen moeten worden; • verzorgen gegevens t.b.v. begroting, FTK-rapportages, jaarrekening, en verslagstaten; • verzorgen gegevens tb.v. balansmanagement (solvabiliteitsrisico's); • vervaardiging agenda + notulen voor vergaderingen van beleggingscommissie. 1.5.3.2
Uitbesteding actuarieel advies en het interne actuariële jaarwerk
De adviserende actuaris ondersteunt bestuur en directie door middel van adviezen over pensioen-, premie- en toeslagbeleid, pensioenregelingen, continuïteitsanalysë en beleggingsbeleid. Daarnaast verricht hij in 11
stichting Bedrijfspensioenfonds yoor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
overeenstemming met de jaarplanning het interne actuarieel jaarwerk en maakt daarop rapport over aan het bestuur van het pensioenfonds. Met de adviserende actuaris is een overeenkomst aangegaan die in overeenstemming Is met de eisen van de DNB.
1.5.3.3 Op een gedegen wijze de asset manager en de custodian selecteren Het strategische beleggingsbeleid en de vermogensbeheersstructuur, vastgesteld door het bestuur, zijn leidend bij de keuze van de asset manager. Voordat een keuze wordt gemaakt van de nieuw aan te stellen asset manager, wordt aan tenminste drie kandidaten een offerte gevraagd. Voor de namen van deze kandidaten wordt onder meer uitgegaan van het advies dat is ingewonnen blj de adviseur(s) van de beleggingscommissie. Aan de hand van een offertevergelijking komt de beleggingscommissie tot een advies aan het bestuur. Het bestuur beslist, rekening houdende met wat in de statuten staat vermeld, over de aanstelling van de asset manager. Selectiecriteria voor de asset manager zijn; gedegenheid van de organisatie en deskundigheid; klanten en assets in portefeuille; de wijze waarop research Is georganiseerd; de wijze waarop risicomanagement is georganiseerd (mandaatscontrole en portefeuillerisico); de wijze waarop het beleggingsproces (algemeen en per beleggingscategorie) is georganiseerd; beeldvorming van de performance over de afgelopen vijfjaar; de wijze waarop performancemeting wordt uitgevoerd; de mogelijkheden van currency overlay, cash flow management en proxy voting; inzet van en samenwerking met custodian (zowel bij fondsen en als bij een discretionair mandaat); de beheerfee (en evt. andere kosten zoals transactiekosten en exit fee); mandatering (beheersovereenkomst en Service Level Agreement (SLA)). Voordat een keuze wordt gemaakt van een nieuw aan te stellen custodian, wordt aan twee kandidaten een offerte gevraagd. Voor de namen van deze kandidaten kan advies worden ingewonnen bij de adviseur(s) van de beleggingscommissie. Aan de hand van een offertevergelijking komt de beleggingscommissie tot een advies aan het bestuur. Het bestuur beslist, rekening houdende met wat in de statuten staat vermeld, over de aanstelling van de custodian. Selectiecriteria voor de custodian zijn: gedegenheid van de organisatie en deskundigheid; klanten en assets in bewaarneming; de wijze waarop bewaarneming is georganiseerd; de wijze waarop het voeren van een beleggingsadministratie is georganiseerd; de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan securities lending; de wijze waarop de vermogensbeheerders worden gecontroleerd; de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan verdragen en richtlijnen betreffende bronbelasting; de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de kwartaalrapportage DNB; de wijze waarop performancemeting wordt uitgevoerd; de wijze waarop performance wordt berekend en met behulp van welke software; de mogelijkheden van currency overlay, cash flow management en proxy voting; de kosten gespecificeerd naar service; mandatering (overeenkomst en SLA). 1.5.3.4
Beheers- of bewaarnemingsovereenkomst en service level agreement
In deze overeenkomst is opgenomen: • het mandaat; • ingangsdatum van de overeenkomst; • richtlijnen voor beleggingen, bewaarneming, uitlening en currency overlay; • wijze, tijdstip en frequentie van rapporteren; • beheerfee; • beëindiging van de overeenkomst (wijze van opzegging en opzegtermijn); • overdracht vermogen en gelden bij beëindiging van de overeenkomst.
12
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Het ondertekenen van de overeenkomst geschiedt altijd door twee bevoegde functionarissen (leden dagelijks bestuur van het pensioenfonds of de leden van de directie van het servicekantoor). Opdrachten verstrekt aan custodian en asset managers kunnen alleen verstrekt worden wanneer deze zijn ondertekend door twee bevoegde functionarissen (leden dagelijks bestuur van het pensioenfonds ofde leden van de directie van het servicekantoor).
1.5.3.5 Richtlijnen A. Beleeeinp Op grond van het strategische beleggingsbeleid en de normportefeuille wordt blj aanvang van het mandaat en daarna jaarlijks aan de asset manager beleggingsrichtlijnen opgegeven, ln deze beleggingsrichtlijnen zijn opgenomen: • • • • • •
de beleggingscategorieën, de gewichten en de bandbreedtes; de regionale spreiding van de aandelenportefeuille; de benchmark met indices en gewichten; regels m.b.t. de categorie vastrentende waarden (belegging in euro's, rating, soort debiteur, gewicht per debiteur, duration en defensief gebruik opties); regels m.b.t. de categorie aandelen (kwaliteit van de onderneming, spreiding risico's gewicht per sector/onderneming, aantal landen, beperking emerging markets en defensief gebruik opties). de tracking error op het niveau van de portefeuille en per beleggingscategorie.
B. Bewaarnemine • • • • •
opening van geld- en effectenrekeningen; het houden en administreren van effecten; het Innen van rente en dividenden; het betalen en terugvorderen van belastingen m.b.t. de effecten in bewaarneming; het samenwerken met sub custodians.
C. Securities lending • • • • •
de effecten die in bewaring zljn gegeven; de op de beurs geldende leveringstermijn; teruglevering van effecten (dezelfde); de leenvergoeding is een overeen te komen percentage van de gerealiseerde opbrengst uit hoofde van verbruikleen; zekerheidsstelling.
D. Performance metine •
het meten van de performance van de door het pensioenfonds aangestelde asset managers.
E. Voeren van de bele^ingsadministratie en de compliance monitoring G. Currencv overlay passief currency overlay; % afte dekken valutarisico per beleggingscategorie; wijze van afdekken door middel van valutatermijn transacties met de maximale looptijd in maanden; waarderingswijze van de termijntransacties; periodieke rebalancing (hedge ratio band breedtes); wijze van performancemeting.
1.5.3.6 Custodian en asset managers De aangestelde asset manager is verplicht om de vereiste informatie (beleggingssoort, -waarde, -transacties) te rapporteren aan de door het pensioenfonds aangestelde custodian. Via de geldrekeningen bij de custodian wordt geld beschikbaar gesteld door het pensioenfonds aan de asset managers om (her) te beleggen. Het overmaken van geld kan alleen geschieden in opdracht van twee 13
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
procuratiehouders. Bevoegde procuratiehouders zijn: de leden van het dagelijks bestuur van het pensioenfonds en de leden van de directie van het servicekantoor. 1.5.3.7
Rapportage
Maandelijks en per kwartaal rapporteert de asset manager aan het pensioenfonds over de samenstelling van de portefeuille naar fondssoort, de performancecijfers en de marktwaarde van het onder beheer zijnde vermogen. Daarnaast geeft de asset manager op verzoek, maar in ieder geval eenmaal per jaar in een bestuursvergadering een toelichting op het gevoerde beheer en de behaalde resultaten. De custodian opent een pensioenfonds effecten- en geldrekening per assetmanager en verstrekt daarvan dagelijks afschriften aan het pensioenfonds. Voorts wordt door de custodian maandelijks gerapporteerd aan het pensioenfonds de performance van het vermogensbeheer (op totaal niveau, per beleggingscategorie (met en zonder currency overlay) en per asset manager) en de waarde van het vermogen. De custodian die uitvoering geeft aan een currency overlay en aan de duration overlay rapporteert hierover maandelijks aan het pensioenfonds. Per kwartaal geeft de custodian een Institutional Risk Management (IRM-) monitor rapport + dashboard af, waarin de risico's en de beheersing ervan inzichtelijk is gemaakt. 1.5.3.8 IVIonitoren van asset managers en custodian •
Het servicekantoor beoordeelt de asset managers en de custodian op uitvoering van het mandaat. Overschrijdingen van het mandaat worden z.s.m. verklaard en gecorrigeerd.
•
De bankafschriften van de custodian worden dagelijks gecontroleerd en verwerkt in de boekhouding.
•
Maandelijks worden de behaalde beleggingsresultaten (afgezet tegen de benchmarks) en de waarde van het vermogen beoordeeld aan de hand van de rapportage van de asset managers en aan de hand van de rapportage van de custodian. Discrepanties worden z.s.m. geanalyseerd, verklaard en gecorrigeerd (ingeval de vastgestelde bandbreedtes worden overschreden).
•
De directie van het servicekantoor bespreekt per kwartaal de bovengenoemde bevindingen met de beleggingscommissie.
• •
De beleggingscommissie rapporteert per kwartaal haar bevindingen aan het bestuur. De asset manager en de custodian worden in principe beoordeeld over een periode van maximaal drie jaar. Aan de hand van die beoordeling wordt door het bestuur besloten om het contract te verlengen of te beëindigen. De beleggingscommissie adviseert het bestuur hierover.
•
Het contract met een asset manager wordt beëindigd op het moment dat de andere asset manager (tijdelijk) of de nieuwe asset manager dat deel van het vermogen in beheer kan nemen.
•
Het contract met de custodian wordt beëindigd op het moment dat de nieuwe custodian de bewaarneming en overige activiteiten kan overnemen.
•
De directie van het servicekantoor zal na overleg met de beleggingscommissie, de transfer- of de transitieprocedure bespreken met de betreffende asset managers en de custodian en de eventueel aangestelde transitiemanager.
•
Op basis van rapportages van de assetmanagers, custodian en evt. transitiemanager over de uitkomsten van de transitie of transfer van het vermogen legt de directie yan Servicekantoor AGH verantwoording af aan de beleggingscommissie. De beleggingscommissie betrekt deze uitkomsten zo nodig in de kwartaalrapportage aan het bestuur.
•
Bij de planning en de uitvoering van de controle werkzaamheden van de externe accountant wordt het risico beoordeeld van verduistering van activa en het risico dat dejaarrekening (daarmee ook het vermogen) als gevolg van fraude of onjuistheden (afwijkingen van materieel belang) zou kunnen bevatten. De accountant evalueert en rapporteert zijn bevindingen aan directie van het servicekantoor en bestuur.
14
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
1.5.3.9 Beschrijving van uitbestede procedures In samenhang met de administratieve organisatie van het pensioenfonds zijn/zullen de genoemde uitbestede bedrijfsprocessen (en maatregelen) beschreven worden m.b.v. het softwarepakket Rules. 1.5.3.10 Risicoanalyse De genoemde uitbestede bedrijfsprocessen zullen betrokken worden in een systematische risico analyse. Jaarlijks zal de analyse gerapporteerd worden aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur zal de uitkomsten van deze rapportage betrekken in haar rapportage aan het bestuur en haar zonodig adviseren om risico beheersende maatregelen te treffen.
15
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
2
Aansluiting werkgevers en verkrijging deelnemerschap
Het pensioenfonds werkt binnen een verplichtstellingsbeschikking, die is afgegeven naar aanleiding van verzoeken door het georganiseerde bedrijfsleven in de volgende branches: • De groothandel in aardappelen, groenten en fruit; • De groothandel in eieren; • De groothandel in kaas; • De Fustcentrales en Transportploegen. Voor de ondernemingen die onder de verplichtstelling vallen heeft het pensioenfonds een uitvoeringsreglement, waarin de rechten en plichten wederzijds zijn vastgelegd. Ondernemingen die onder de verplichtstelling vallen maar dispensatie willen, kunnen een dispensatieverzoek indienen op basis van één van de gronden zoals vermeld In het 'Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000'. Het pensioenfonds Is op grond van haar statuten bevoegd uitvoeringsovereenkomsten af te sluiten met ondernemingen die verplicht deelnemen en een vrijwillige aanvullende regeling wensen en met ondernemingen die niet onder de verplichtstellingsbeschikking vallen (vrijwillige aansluiting voor zover toegestaan als gevolg van de Pensioenwet). In die overeenkomsten wordt dan vastgelegd dat partijen zich verbinden aan de statuten en reglementen waarop de pensioenregeling bij het pensioenfonds is gebaseerd. Tevens moeten partijen zich verbinden aan de besluiten van het bestuur. Bedoelde overeenkomsten worden aangegaan voor onbepaalde tijd. Elke onderneming (maar ook het pensioenfonds) kan de overeenkomst beëindigen. De onderneming moet op zijn beurt pensioenovereenkomsten afsluiten met de werknemers voor de vrijwillige pensioen verzekering geldt. Het pensioenfonds zal zorgdragen voor de pensioenbelangen en -verplichtingen van de werknemers bij alle aangesloten ondernemingen, die voortkomen uit de statuten en de reglementen. De aangesloten ondernemingen moeten op grond van de statuten en reglementen van het pensioenfonds zorgdragen voor het tijdig betalen van de verschuldigde premie en voor het aanmelden van iedere werknemer die door de statuten en reglementen als deelnemer wordt aangemerkt. De (aspirant-) deelnemer ontvangt van het pensioenfonds een startbrief bij aanvang deelneming en een stopbrief bij einde deelneming.
16
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
3
De regelingen
De pensioenregelingen zijn te onderscheiden in: Pensioenregelingen waarin sprake is van pensioenopbouw en/of risicodekking • Een basispensioenregeling (middelloonregeling en vaste bedragenregeling); • Een aanvullende pensioenregeling (aanvullende eindloonregeling, aanvullend middelloon en aanvullend middelloon plus); • Een regeling voor tijdelijk partnerpensioen; • Een 55-plus regeling. • Een 5S-mln regeling Beëindigde pensioenregelingen waaruit nog ultkeringsverpllchtingen voortvloeien • Een regeling voor invaliditeitspensioen • Een prepensioenregeling
De hieruit voortvloeiende rechten en plichten zijn opgenomen in de desbetreffende pensioenreglementen. Hierna wordt in kernbegrippen en op hoofdlijnen een overzicht gegeven. 3.1
Korte omschrijving van de pensioenregelingen
Sinds 1963 was de verplichtgestelde basispensioenregeling een vaste bedragenregeiing. Deze regeling voorziet in de opbouw van een ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. De pensioenleeftijd is 67 jaar. Volledig arbeidsongeschikte deelnemers blijven pensioen opbouwen, maar zijn vrijgesteld van premiebetaling. Met ingang van 2006 is deze vaste bedragenregeling vervangen door een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling, die eveneens voorziet In de opbouw van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. De pensioenleeftijd is wederom 67 jaar. Volledig arbeidsongeschikte deelnemers blijven ook in deze regeling pensioen opbouwen, maar zljn vrijgesteld van premiebetaling. Voor de volgende groep werknemers geldt dat de basispensioenregeling vaste bedragenregeling ook né 2005 blijft gelden: • • • • •
werknemers die al vóór werknemers die al vóór werknemers die al vóór voortzetten; werknemers die al vóór werknemers die al vóór
1 januari 2006 een vut- of een prepensioenuitkering ontvangen; 1 januari 2006 de regeling vrijwillig voortzetten; 1 januari 2006 de regeling vanwege arbeidsongeschiktheid premievrij 1 januari 2006 de regeling via een FVP-bijdrage voortzetten; 1 januari 2006 via hun werkgever vrijwillig zijn aangesloten bij de regeling.
Een aanvullende pensioenregeling Is een voor de werkgever vrijwillige regeling. Wanneer een werkgever besluit om aan één van deze regelingen deel te nemen, geldt de regeling voor at zijn werknemers die voldoen aan de voorwaarden van toetreding. De regeling geeft aanspraak op een ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. De pensioenleeftijd is 67 jaar. Volledig arbeidsongeschikte deelnemers (bij de aanvullend middelloon plus ook gedeeltelijk arbeidsongeschikt) blijven pensioen opbouwen, maar zijn vrijgesteld van premiebetaling. De regeling voor tijdelijk nabestaandenpensioen is een voor de werkgever vrijwillige regeling die een tijdelijk pensioen (tot 67 jaar) verzekert ter compensatie van het zogenaamde ANW-hiaat. Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid van de dekking is meeverzekerd. Met ingang van 2006 is naar aanleiding van de Wet VPL voor de bedrijfstakken groothandel aardappelen, groenten, fruit en kaas een zogenoemde 55-min regeling ingevoerd. De 55-min regeling voorziet in een voorwaardelijke aanspraak op extra ouderdomspensioen, dat toegekend wordt op de pensioendatum welke direct aansluit op de uittreeddatum, doch uiterlijk op 1 januari 2021, door middel van een inkoop van niet benutte fiscale ruimte over de verstreken deelnemingsjaren binnen het pensioenfonds tot 2006. Wanneer de werknemer voor de pensioendatum de sector verlaat vervalt zijn aanspraak op dit extra ouderdomspensioen. De regeling invaliditeitspensioen (beëindigd per 1 januari 2006 vanwege de invoering van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)) zorgt voor een tijdelijke uitkering (tot 65 jaar) ter compensatie van het zogenaamde WAO-hiaat, waardoor elke deelnemer blj volledige arbeidsongeschiktheid, samen met de WAO uitkering van de overheid, 70% van zijn laatstverdiende loon ontvangt. 17
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Gedurende de periode 2003 - 2006 gold er een prepensioenregeling voor het Partikulier Kaaspakhuisbedrijf. Deze prepensioenregeling maakte het mogelijk dat deelnemers zelf prepensioen op kunnen bouwen met als doel om op 62-jarige leeftijd een prepensioen-uitkering te krijgen van ongeveer 75% van het gemiddeld verdiende salaris. Voor die deelnemers die op grond van hun leeftijd geen volledig prepensioen kunnen opbouwen was in de genoemde periode in de CAO een overbruggingsuitkeringsregeling getroffen. Deze regeling is omgezet in een zogenoemde 55-plus regeling met een VUT-spaarkarakter. 3.2
De regelingen samengevat in tabelvorm
Pensloenreglernent Middelloon (van kracht vanaf 1 januari 2014) Karakter Voorwaardelijk geïndexeerde middellöonregeling. Deelname Verplichtgesteld. Bij Indiensttreding mits de leeftijd van 21 Jaar is bereikt. Pensioendatum l " ' van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt. De ingangsdatum mag vervroegd worden. Pensioengevend salaris Groothandel in Aardappelen. Groenten en Fruit 12 maal het vaste maandsalaris of 13 maal vierweken salaris verhoogd met de vakantietoeslag en eventueel, de ploegentoeslag. Bij de chauffeurs (vrachtwagens boven de 3.S00 kg) wordt naast het vaste salaris (een deel van) de vaste overwerktoeslag in de pensioenberekening meegenomen. Het pensioengevend salaris bedraagt maximaal € 34.S96,00. Wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Groothandel in Kaas en Eieren 12 maal het vaste maandsalaris of 13 maal vierweken salaris verhoogd met de vakantietoeslag, uitbetaald overwerk en eventueei. de ploegentoeslag. Het pensioengevend salaris bedraagt maximaal € 34.596,00. Wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Franchise Groothandel in Aardappelen, Groenten en Fruit C 15.000 Groothandel in Kaas €16.145 Groothandel in Eieren € 15.000 Pensioengrondslag Pensioengevend salaris minus franchise Ouderdomspensioen Als percentage van de pensioengrondslag geldt: Groothandel in Aardappelen, Groenten en Fruit 1,60K Groothandel in Kaas 1,75% Groothandel in Eieren 1,50% Maximaal 44 deelnemersjaren. Parttimers bouwen naar rato van het aauele parttimepercentage op. Partnerpensioen 50% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen. Wezenpensioen 10% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen (volledig wees 20%). Premie Als doorsneepremie van de pensioengrondslag geldt: Groothandel in Aardappelen, Groenten en Fruit 22,75% Groothandel in Kaas 25,00% Groothandel In Eieren . 21,50% Deelnemersbijdrage Bij CAO kan afgesproken zijn dat er een werknemersbijdrage in de premie op het salaris van de werknerhers zal worden ingehouden. Premievrijstelling bij AO Bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van de regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) geeft het fonds volledige premievrijstelling. In overige gevallen geeft het fonds geen premievrijstelling. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 55% van het indexcijfer voor de Cao-lonen Indusief bijzondere beloning voor deelnemers volwassen werknemers voor alle economische activiteiten, indien en voor zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zijn. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 4S% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, indien en voor deelnemers met zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zijn. premievrijstelling bij AO Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, indien en voor gewezen deelnemers en zover de middelen In het pensioenfonds toereikend zijn. uitkeringsgerechtigden Pensioenultruil (mogelijkheden) Geen uitruil •> Er Is sprake van ouderdomspensioen met partnerpensioen. 50% uitruil -> Er is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met een verlaagd partnerpensioen. 100% uitruil -» Er is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met geen partnerpensioen
Pensioenreglément Middelloon • Artikel 33 Overgangsregeling voor SS- In de AGf- en Kaas-sector (van kracht vanaf 1 januari 2014) Karakter Voorwaardelijke pensioenopbouw op grond van niet benutte fiscale ruimte. Deelname AGF-sector: Werknemersop wie de overgangsregeling vroegpensioen destijds van toepassing was en die geboren zijn in de periode 1950 t/m 1959 Kaas-sector: Werknemers op die op 1 januari 2005 jonger dan 55 jaar zijn en die vanaf 31 december 2002 werkzaam zijn in de sector Groothandel Kaas Opbouwjaren Deelnémingsjaren pensioenfonds tot 1 januari 2006 Opbouw % 0,5% van de pensioengrondslag per opbouwjaar. Voorwaardelijkheid De deelnemer dient tot de uittreeddatum (ingang ouderdomspensioen) In de Groothandel Aardappelen, Groenten en Fruit dan wel in de Groothandel Kaas als werknemer in dienstverband werkzaam te zijn. Bij voortijdig vertrek of bij een onderbreking In het werkzaam zijn in deze sector vervalt de opgebouwde pénsioenaanspraak.
18
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Toekenning ^^Bi^'^
Op de uittreeddatum, doch uiterlijk op 1 januari 2021 Agf-sector: Gemiddeld 0,6% van de niet gemaximeerde loonsom gedurende de periode 2012- 2022 Kaas-sector: Gemiddeld 1,5% van pensioengevend salaris prepensioen van werknemers in de leeftijd vanaf 23 jaar gedurende de periode 2013-2022.
Aanvullend pensloenreglernent Middelloon (van kracht vanaf 1 januari 2014) Karakter Voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Deelname Mits deelname in het Pensioenrégiement Middelloon Pensioendatum 1*" van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt. Pensioengevend jaarsalaris Het met de deelnemer overeengekomen vaste bruto jaarinkomen. Het pensioengevend jaarsalaris wordt gemaximeerd tot € 90.353,00. Wordt jaariijks door het bestuur vastgesteld. Franchise Een bedrag van € 34.596,00. Het bestuur zal ieder jaar de franchise aanpassen. Pensioengrondslag Pensioengevend jaarsalaris minus franchise. Ouderdomspensioen Op basis van een opbouwpercentage van 1,50%, 1,60% of 1,75% van de pensioengrondslag.' Maximaal 44 deelnemersjaren. Parttimers bouwen naar rato van het actuele parttimepercentage op. (maximaal 44 jaar). Partnerpensioen 70% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen. Wezenpensioen 14% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen. Premie Als doorsneepremie van de pensioengrondslag geldt: 25,0% bij een opbouwpercentage van 1,50% 26,5% bij een opbouwpercentage van 1,60% 29,0% blj een opbouwpercentage van 1,75%. Premievrijsteliing bij AO Blj volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van de regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) geeft het fonds volledige premievrijsteliing. In overige gevallen geeft het fonds geen premievrijsteliing. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 55% van het indexcijfer voor de Cao-ionen inclusief bijzondere beloning voor deelnemers volwassen werknemers voor alle economische activiteiten, indien en voor zover de middelen In het pensioenfonds toereikend zijn. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, Indien en voor deelnemers met zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zijn. premievrijsteliing blj AO Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, indien en voor gewezen deelnemers en zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zljn. uitkeringsgerechtigden Pensioenultruil Geen uitruil. Er Is sprake van ouderdomspensioen met partnerpensioen. 50% uitruil. Er is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met een veriaagd partnerpensioen. 100% uitruil. Er is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met geen partnerpensioen
Aanvullend Pensloenreglernent Middelloon-Plus (van kracht vanaf 1 januari 2014) Karakter Voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Deelname Mits deelname in het Pensioen reglement Middelloon Pensioendatum 1*" van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt. Pensioengevend salaris Zie Pensioenreglément Middelloon. Er geldt geen maximum. Franchise € 13.227,00. Wordt Jaariijks door het bestuur vastgesteld. Pensioengrondslag Pensioengevend salaris minus franchise Ouderdomspensioen Op basis van een opbouwpercentage van 1,75%, 2,00% of 2,25% van de pensioengrondslag verminderd met het opgebouwde pensioen ult het Pensioenreglément Middelloon. Maximaal 44 deëlnemersjaren. Parttimers bouwen naar rato van het actuele parttimepercentage op. (maximaal 44 jaar). Partnerpensioen 70% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen. Wezenpensioen 20% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen (volledig wees 20%). Premie Als doorsneepremie van de pensioengrondslag geldt (Ind. premie Pensioenreglément Middelloon): 29,5% bij een opbouwpercentage van 1,75% 33,5% bij een opbouwpercentage van 2,00% 37,5% bij een opbouwpercentage van 2,15%.. Premievrijstelling bij AO Op basis van het zogenaamde 6-klassen systeem. Voonwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van SS% van het Indexcijfer voor de Cao-lonen Inclusief bijzondere beloning voor deelnemers volwassen werknemers voor alle economische activiteiten, indien en voor zover de middelen In het pensioenfonds toereikend zijn. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, Indien en voor deelnemers met zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zijn. premievrijstelling bij AO Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, indien en voor gewezen deelnemers en zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zijn. uitkeringsgerechtigden Pensioenultruil Geen uitruil -> Er Is sprake van ouderdomspensioen met partnerpensioen. 50% uitruil ^ Er is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met een verlaagd partnerpensioen. 100% uitruil -> Er Is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met geen partnerpensioen
19
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Aanvullend Pensloenreglernent Eindloon (van kracht vanaf 1 januari 2014) Karakter Eindloonregeling. Deelname Na verzoek van de werkgever en na goedkeuring door het bestuur, blj opname moet minimaal de leeftijd van 21 jaar (tot 2008 25 jaar) bereikt zijn. Pensioendatum 1*" van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt. Pensioengevend jaarsalaris Het met de deelnemer overeengekomen vaste bruto jaarinkomen. Het pensioengevend jaarsalaris wordt gemaximeerd tot € 90.353,00. Wordt jaariijks door het bestuur vastgesteid. Franchise Een bedrag van C 34.596,00. Het bestuur zal ieder jaar de franchise aanpassen. Pensioengrondslag Pensioengevend jaarsalaris minus franchise. Ouderdomspensioen Op basis van een opbouwpercentage van 1,75% of 2,00% van de laatstvastgestelde pensioengrondslag voor elk jaar van deelneming (maximaal 40 jaar). Parttimers bouwen naar rato van het actuele pamimepercentage op. Partnerpensioen 70% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen. Wezenpensioen 14% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen. De aanspraak vervalt bij beëindiging van het deelnemerschap. Premie Als voorschot van de pensioengrondslag geldt: 34% bij een opbouwpercentage van 1,75% 39% bij een opbouwpercentage van 2,00% De eindafrekening is gebaseerd op de actuariële premie (onder aftrek van het voorschot). Deelnemersbijdrage Afspraak tussen werkgever en werknemer Premievrijstelling bij AO Bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van de regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) geeft het fonds volledige premievrijstelling. In overige gevallen geeft het fonds geen premievrijsteliing. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, indien en voor gewezen deelnemers en zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zijn. uitkeringsgerechtigden Pensioenuitruil Geen uitruil -) Er is sprake van ouderdomspensioen met partnerpensioen. 50% uitruil - i Er is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met een verlaagd . partnerpensioen. 100% uitruil -> Er is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met geen partnerpensioen
Aanvullend Pensioenreglément Tljdellik nabestaandenpensioen (van kracht vanaf 1 januari 2014) Dekking De deelnemer heeft aanspraak op een tijdelijk pensioen (tot 67 jaar) ter compensatie van het zogenaamde ANW-hiaat ter grootte van € 14.236,00, waarvan de hoogte naar keuze van de deelnemer 50%, 75% of 100% bedraagt. Deelname Geen minimum leeftijd. Premie Wordt op actuariële basis (dus leeftijdsafhankelijk) aan de ondememing in rekening gebracht. Deelnemersbijdrage Niet reglementair bepaald, een onderneming is vrij om (een deel van) de premie aan de deelnemer door te belasten. Premievrijstelling bij AO Op verzoek van de deelnemer mee te verzekeren tegen een opslag van 7% op de premie. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, indien en voor uitkeringsgerechtigden zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zijn.
Pensloenreglernent Vaste Bedragenregeling (geldt vanaf 1 januari 2043 voor een beperkte groep deelnemers) Karakter Vaste bedragenregeling. Deelname Bij indiensttreding mits de leeftijd van 21 jaar is bereikt, Pensioendatum l"* van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt. Pensioengrondslag € 5.035,00. Wordt jaariijks door het bestuur vastgesteld. Aanpassing pensioengrondslag De aanpassing van de pensioengrondslag vindt plaats conform de aanpassing van de week-bijdrage, indien en voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Ouderdomspensioen Op basis van een opbouwpercentage van 1,75% van de laatstgeldende pensioengrondslag voor elk jaar van deelneming (maximaal 40 jaar). Parttimers bouwen naar rato van het aauele parttimepercentage op. Partnerpensioen 70% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen. Wezenpensioen 14% van het in uitzicht gestelde ouderdomspensioen Premie De weekbijdrage is C 26,72. De weekbijdrage wordt jaariijks aangepast op basis van het in deze ABTN omschreven premiebeleid. Deelnemersbijdrage Bij CAO kan afgesproken zljn dat er een werknemersbijdrage in de premie op het salaris van de werknemers zal worden ingehouden. Premievrijstelling blj AO Bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van de regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) geeft het fonds volledige premievrijstelling, ln overige gevailen geeft het fonds geen premievrijstelling. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 55% van het indexcijfer voor de Cao-lonen Inclusief bijzondere beloning voor deelnemers volwassen werknemers voor alle economische activiteiten. Indien en voor zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zijn. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, indien en voor deelnemers met zover de middelen in het pensioenfonds toereikend zijn. premievrijstelling bij AO
20
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Voorwaardelijke toeslagen gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden Pensioenultruil
Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, indien en voor zover de middelen In het pensioenfonds toereikend zijn. Geen uitruil -> Er is sprake van ouderdomspensioen met partnerpensioen. 50% uitruil -> Er Is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met een veriaagd partnerpensioen. 100% uitruil -> Er Is sprake van een verhoogd ouderdomspensioen met geen partnerpensioen
Regeling Invalldltetepensloen (beëindigd per 1 januari 2006) Dekking Oe deelnemer heeft aanspraak op een tijdelijk pensioen (tot 65 jaar) ter compensatie van het zogenaamde WAO-hiaat, waardoor elke deelnemer bij volledige arbeidsongeschiktheid, samen met de WAO-uitkering, 70% van zljn laatstverdiende loon ontvangt. Deelname Geen minimum leeftijd. Premleloon Het brutoloon van de deelnemer voor aftrek van pensioenpremies, gemaximeerd op het maximum dagloon waarover als gevolg van de WAO premie moet worden betaald. Franchise Minimumdagloon. Pensioengrondslag Premieloon minus franchise. Premie Wordt op doorsneebasis aan de onderneming In rekening gebracht en bedraagt 0% van de grondslag voor elke deelnemer die op 1 januari van het betreffende jaar 25 jaar of ouder Is. Deelnemersbijdrage Niet reglementair bepaald, een onderneming Is vrij om (een deel van) de premie aan de deelnemer door te belasten. Voorwaardelijke toeslagen Toeslag op basis van 45% van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, indien en voor uitkeringsgerechtigden zover de middelen In het pensioenfonds toereikend zijn.
SS+ regeling Partikulier Kaaspakhuisbedrijf (beëindigd per 1 januari 2006) Karakter Voonwaardelijk geïndexeerd middelloonregeling. Deelname Blj Indiensttreding bij een onderneming uit het partikulier kaaspakhuisbedrijf mits de leeftijd van 23 jaar is bereikt. Prepensioendatum Eerste van de maand waarin de deelnemer 62 jaar wordt. Of eerder (op zijn vroegst op 60 jaar) of later (op zijn laatst 6Sjaar). Prepensioengrondslag 12 maal het maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag of 13 maat het vier wekensalaris, yermeerderd met de vakantietoeslag. Vaste toeslagen, zoals de ploegentoeslag of de 13* maand worden in het salaris meegenomen. Het pensioenloon wordt verhoogd met eventuele provisiebedragen die over het voorafgaande kalenderjaar zijn toegekend. Aanpassing pensioengrondslag Per 1 januari van elk jaar wordt de opgebouwde pensioenaanspraak geïndexeerd, mits de finandëie middelen dit toelaten. Bij de aanpassing van de pensioenaanspraak worden de loonstijgingen die in het voorafgaande jaar op grond van de Cao-lonen hebben plaatsgevonden als uitgangspunt genomen (2 januari voorafgaande jaar tot en met 1 januari toeslagjaar). Prepensioen Op basis van een opbouwpercentage van 1,923% van de pensioengrondslag voor elk jaar van deelneming (maximaal 39 jaar). Pamimers bouwen naar rato van het aauele parttlmepenrentage op. Premie Per 1 januari 2005 geldt een premie van 3% over de pensioengrondslag. Per 1 januari 2006 is de premie 0% over de pensioengrondslag. Deelnemersbijdrage 1/3 deel van de premie. Voorwaardelijke toeslag gewezen De verhoging van de opgebouwde pensioenen voor de gewezen deelnemers en van de deelnemers en prepensioenuitkeringen vindt plaats Indien en voor zover de middelen dat toelaten. Als leidraad Uitkeringsgerechtigden hierbij geldt 55% van de loonstijgingen die in het voorafgaande jaar op grond van de Cao-lonen hebben plaatsgevonden als uitgangspunt genomen (2 januari voorafgaande jaar tot en met 1 januari toeslagjaar). Zie paragraaf 3.3. Overbruggingsuitkering ' Bij CAO is een overbruggingsregeling vastgesteld. Deze regeling voorziet in een aanvulling op het prepensioen voor die deelnemers die op grond van hun leeftijd geen volledig prepensioen kunnen opbouwen. Oe premie bedraagt 2,25% van de pensioengrondslag (2004). Oe werknemersbijdrage Is 1/3 deel van de premie.
3.3
Voorwaardelijjke toeslagen op de pensioenen
Indien de middelen van het pensioenfonds volgens het bestuur toereikend zijn, worden de opgebouwde pensioenaanspraken - en rechten jaarlijks per 1 januari met een toeslag verhoogd. De hoogte van de toeslagverlening is afhankelijk van het overrendement. Voor het vereist eigen vermogen (VEV) wordt verwezen naar 4.2.2. Bij de jaarlijkse beslissing van het bestuur betreffende de toeslag dient de volgende staffel tot leidraad: • Dekkingsgraad < 105% Toeslagverlening niet van toepassing • 105% < Dekkingsgraad < VEV Toeslagverlening gedeeltelijk 21
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
•
Dekkingsgraad > VEV. Toeslagverlening volledig
Het pensioenfonds reserveert niet voor toekomstige toeslagverleningen van opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, maar zal de toekomstige toeslagverleningen financieren uit overrendement. De (gewezen) deelnemers en uitkeringsgerechtigden kunnen geen rechten ontlenen aan de toeslagverlening in enig jaar en de verwachtingen omtrent toeslagverlening voor de komende jaren. Er is een duidelijke ambitie om toeslagen toe te kennen, maar de toeslagverlening is nadrukkelijk voorwaardelijk. De basis voor de voorwaardelijke toeslagen in de diverse pensioenregelingen is: • Regeling: de middelloonregeling, de aanvullende middelloonregeling en de aanvullende middellöonregeling plus Categorie: de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers Basis: 55% van de ontwikkeling van het indexcijfer voor de Cao-lonen inclusief bijzondere beloning voor volwassen werknemers voor alle economische activiteiten; •
Regeling:
de middelloonregeling, de aanvullende middelloonregeling, de aanvullende middelloonregeling plus en de regeling tijdelijk nabestaandenpensioen Categorie: de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en pensioenrechten van uitkeringsgerechtigden Basis: 45% van de ontwikkeling van het consumenten-prijsindexcijfer (CPI) voor alle huishoudens
•
Regeling: de regeling voor invaliditeitspensioen Categorie: de pensioenrechten van uitkeringsgerechtigden Basis: 45% van de ontwikkeling van het het consumenten-prijsindexcijfer (CPI) voor alle huishoudens
•
Regeling: de prepensioenregeling Partikulier Kaaspakhuisbedrijf Categorie: de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en pensioenrechten van uitkeringsgerechtigden Basis: 45% van de loonstijgingen die op grond van de CAQ hebben plaatsgevonden (2 januari voorafgaande jaar tot en met 1 januari toeslagjaar).
•
Regeling: de vroegpensioenregeling AGF-groothandel en van de vroegpensioenuitkeringen Categorie: de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers Basis: 45% van de loonstijging ingevolge de CAO AGF-groothandel.
Indien op grond van het hiervoor omschreven voorwaardelijke toeslagbeleid in één of meerdere jaren geen of geen volledige toeslag wordt toegekend en de financiële positie van het pensioenfonds zich daarna heeft hersteld, kan het bestuur bezien of, en zo ja in welke mate, een additionele toeslag wordt toegekend teneinde geheel of gedeeltelijk tegemoet te komen aan de gevolgen van het in eerdere jaren niet (volledig) hebben kunnen toekennen van toeslagen. Oeze systematiek wordt toegepast op alle pensioenregelingen. 3.3.1
De voorwaardelijke toeslagverlening en de relatie met een herstelplan
Het financieel gezond houden van het pensioenfonds Is zeer belangrijk. Het bestuur hanteert als uitgangspunt dat het verlenen van toeslagen het herstel van de financiële positie van het pensioenfonds niet mag doorkruisen c.q. vertragen. Het behouden van een financieel gezonde situatie is naast een adequate premie afhankelijk van de beleggingsresultaten die het pensioenfonds behaalt. Het behaalde rendement op de beleggingen bepaalt uiteindelijk ook de mate waarin er een toeslag kan worden verleend. Als de ontwikkelingen op het punt van het rendement negatiever uitvallen dan is aangenomen in het herstelplan, is er naar de mening van het bestuur aanleiding om dat mee te nemen in de vaststelling van de toeslag. De wijze waarop en de mate waarin een negatieve ontwikkeling effect heeft op de toeslag, zal afhangen van de specifieke situatie en van de wijze van invulling door het bestuur. Als negatieve ontwikkelingen die aanleiding kunnen geven tot een beperking van de toeslag, beschouwt het bestuur niet alleen achterblijvende rendementen, maar ook andere (onvoorziene) ontwikkelingen die leiden tot het niet bereiken van het herstel binnen de door de toezichthouder gestelde termijnen.
22
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
3.3.2
De toepassing van de toeslagenmatrix
Bij het pensioenfonds is sprake van een voorwaardelijke toeslagbeleid gekoppeld aan een ex ante bepaalde maatstaf. Het pensioenfonds reserveert niet voor toekomstige toeslagen. In het kader van de toeslagenmatrix kan het toeslagbeleid van het pensioenfonds worden beschouwd als Dl. De toeslag is dus afhankelijk van het overrendement. 3.3.3
Korten op de pensioenen
Indien ten gevolge van enige omstandigheid het financieel evenwicht In het pensioenfonds zou worden verbroken, zal getracht worden het verbroken financieel evenwicht te herstellen, zonder de Ingegane pensioenenrechten en gefinancierde pensioenaanspraken aan te tasten. Mocht zulks niet mogelijk zijn, dan kan het pensioenfonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en Ingegane pensioenen op grond van artikel 134 Pensioenwet te verminderen. Indien • •
•
de technische voorziening en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig worden gedekt door de waarde van de beleggingen; dit ook op korte termijn niet gerealiseerd kan worden zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten onderneming onevenredig worden geschaad; en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen driejaar te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen.
Het pensioenfonds hanteert voor de vaststelling van de premies van de pensioenreglementen gedempte kostendekkende premies als bedoeld in artikel 128, lid 2 van de Pensioenwet. Indien het pensioenfonds ultimo een kalenderjaar niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen conform artikel 131 van de Pensioenwet en in het daaropvolgende jaar geldt dat de premie niet bijdraagt aan herstel (i.c. de premiedekkingsgraad is in dat jaar lager dan 100% vermeerderd met het minimaal vereist eigen vermogen), kan het bestuur besluiten om de in dat jaar toe te kennen pensioenaanspraken zodanig te verlagen dat de premie wel bijdraagt aan herstel. In dat geval informeert het pensioenfonds de deelnemers en de werkgevers schriftelijk van het besluit tot verlaging van de in dat jaar toe te kennen pensioenaanspraken van de deelnemers. Een verlaging kan, indien in de volgende jaren het vermogen van het pensioenfonds dat toelaat, bij bestuursbesluit geheel of gedeeltelijk ongedaan worden gemaakt.
23
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
4
Financieel kader
Het pensioenfonds Is een 'eigen beheer' bedrijfstakpensioenfonds. Na een beschrijving van de risico's die voortkomen uit de aangegane verplichtingen in eigen beheer, wordt ingegaan op de financiële opzet bij het pensioenfonds en de daarmee samenhangende sturingsmiddelen. 4.1
Risico's e n b a l a n s m a n a g e m e n t
Vanaf 2007 wordt de solvabiliteit van het pensioenfonds beoordeeld aan de hand van de richtlijnen van het financieel toetsingskader (FTK). De solvabiliteitstoets wordt verricht volgens het standaardmodel van DNB. Het standaardmodel bepaalt per risicofactor de gewenste solvabiliteit. De solvabiliteit per risicofactor wordt aan de hand van een wortelformule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de bepaling van de uitkomst van de solvabiliteitstoets Is onder andere van belang hoe de beleggingen voor risico van het pensioenfonds feitelijk zijn verdeeld over de verschillende beleggingscategorieën. De strategische beleggingsmix (normweging) wijkt meestal af van de feitelijke beleggingsmix. De strategische beleggingsmix is mede bepalend voor het vereist eigen vermogen (VEV) in evenwichtssituatie. Het standaardmodel onderscheidt de volgende risicocategorieën: • Renterisico; • Aandelen- en vastgoedrisico; • Valutarisico; • Grondstoffenrisico; • Kredietrisico; • Verzekeringstechnisch risico; • Liquiditeitsrisico; • Concentratierisico; • Operationeel risico. 4.1.1
Renterisico
Het effect van de meest ongunstige wijziging van de rente(termijnstructuur) volgens de door de DNB • voorgeschreven stijgings- en dalingsfactoren. 4.1.2
Zakelijke w a a r d e n r i s i c o
Dit Is het risico dat samenhangt met het beleggen in aandelen en vastgoed. Het gaat daarbij om wijzigingen (dalingen) in de koersen van deze zakelijke waarden die tot een ongewenste aantasting van de financiële positie van het pensioenfonds kunnen leiden. Deze beleggingen, met een op de lange termijn hoger verwacht rendement dan op vastrentende waarden, worden nodig geacht om een zodanig extra rendement te kunnen realiseren dat daarmee onder meer ruimte ontstaat voor toeslagverlening. Voor de zakelijke waardenrisico (het aandelen- en vastgoedrisico) wordt een buffer, berekend met de volgende bufferpercentages, aangehouden: A. 25% buffer voor aandelen ontwikkelde markten en indirect vastgoed; B. 35% buffer voor aandelen opkomende markten; C. 30% buffer voor private equity & hedge funds; D. 15% buffer voor direct vastgoed. 4.1.3
Valutarisico
Het valutarisico Is het risico dat de waarde van de beleggingen zullen fluctueren als gevolg van veranderingen in de valutakoersen. Het valutarisico dat het pensioenfonds loopt wordt beperkt omdat de koers van het merendeel van de beleggingen in euro's genoteerd is.. Daarnaast heeft Bpf AVH het valutarisico beperkt door de US Dollar en de Britse Pond strategisch beiden voor 50% af te dekken. Tactisch wordt de Britse Pond voor 50% afgedekt, de US$ wordt tactisch niet afgedekt. Het valutarisico van de Noorse kronen wordt ten opzichte van de Euro volledig afgedekt. De Australische dollar is middels een proxy hedge op de US $ volledig afgedekt. Ten behoeve van het valutarisico moet een buffer worden
24
stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
aangehouden van 20% van de beleggingen voor waardeverandering van alle valuta's ten opzichte van de euro. De door forwards afgedekte valuta is hiervan vrijgesteld. 4.1.4
Grondstoffenrisico
Voor de grondstoffenbeleggingen wordt de buffer bepaald van 30%. 4.1.5
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico dat voortvloeit uit het feit dat een specifieke tegenpartij tegenover het pensioenfonds niet in staat is aan zijn verplichtingen tegen het pensioenfonds te voldoen. Het pensioenfonds beperkt het kredietrisico door voor wat betreft onderhandse leningen zoveel mogelijk contracten aan te gaan met kredietwaardige instellingen zoals Bank Nederlandse Gemeenten, Bouwfonds Nederlandse Gemeenten en diverse Nutsbedrijven. Daarnaast wordt er geparticipeerd in obligatiefondsen waarvan de rating van de obligaties in belangrijke mate AAA is. Investeringen in deposito's moeten worden aangegaan met een tegenpartij met minimaal een A status. Er wordt een buffer aangehouden van 40%.
4.1.6
Verzekeringstechnisch risico
Het verzekeringstechnisch risico omvat de risico's van negatieve resultaten op de actuariële grondslagen die worden gebruikt bij de vaststelling van de hoogte van de premie en de technische voorzieningen. Het belangrijkste risico in dit kader is de ontwikkeling van de levensverwachting. Ouderdoms- en nabestaandenpensioenen worden levenslang uitgekeerd. Daarom houdt het pensioenfonds rekening met de levensverwachting gebaseerd op de meest recent door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafels, waarop fondsspecifieke correctiefactoren worden toegepast. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de grondslagen geldend bij het pensioenfonds. Deze grondslagen moeten voldoende basis bieden om een prudente voorziening te kunnen vaststellen. Aanpassing van deze grondslagen (bijvoorbeeld het overgaan op nieuwe overlevingstafels) is altijd aandachtspunt blj de vaststelling van de voorziening en de analyse van het verloop ervan (zie ook paragraaf 4.2). Dit geldt ook voor de risicopremies voor de betreffende op risicobasis verzekerde aanspraken, waarbij door nacalculatie en door ervaringscijfers evaluatie plaatsvindt (zie ook paragraaf 4.3). De risico's verbonden aan het vaststellen van de pensioenpremie liggen op het vlak van de Inschatting van de actuariële lasten. Mocht een aangesloten onderneming de verplichting tot premiebetaling niet meer kunnen nakomen, dan komt daarmee de voortzetting van de pensioenopbouw voor betreffende werknemers in gevaar. Het bestuur van het pensioenfonds zal dan moeten bekijken hoe op een dergelijke situatie moet worden ingespeeld. Gesteld kan worden dat de risico's die voortkomen uit de aangegane verplichtingen in eigen beheer niet onafliankelijk van elkaar zijn. De wisselwerking heeft veelal het effect van communicerende vaten. Vandaar dat een analyse yan de risico's integraal wordt bekeken over alle beleidsgebieden. De daaruit voortvloeiende inzet van sturingsmiddelen wordt beschreven in paragraaf 4.6.
4.2
Reservering
4.2.1
Beoogde omvang van het eigen vermogen
Het pensioenfonds stelt vooraf de beoogde minimale omvang van het eigen yermogen yast, die nodig wordt geacht om de solvabiliteit van het pensioenfonds op langere termijn te waarborgen. De beoogde minimale omvang van het eigen vermogen en de solvabiliteitsopslag in de kostendekkende premie wordt vastgesteld op basis van het VEV onder het FTK volgens het standaardmodel van DNB. Voor zijn rapportage in de verslagstaten voor DNB toetst de certificerende actuaris van het pensioenfonds achteraf of het door hem bepaalde vereiste vermogen en de voorziening pensioenverplichtingen afgedekt worden door het aanwezige pensioenvérmogen. De certificerende actuaris stelt het benodigde vereiste vermogen vast op basis van de richtlijnen van de toezichthouder volgens het FTK en de daarvan afgeleide richtlijnen binnen zijn organisatie, eveneens gebaseerd op het risicoprofiel van het belegde vermogen. Zijn methodiek houdt ook rekening met de ontwikkelingen op de financiële markten.
25
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Het bestuur besteedt aandacht aan de rapportage in het kader van het FTK. Een verschil tussen het vastgestelde minimaal beoogde eigen vermogen en het door de certificerend actuaris conform bovenstaande vastgestelde vereiste vermogen wordt geëvalueerd. 4.2.2
Vaststelling vereist eigen vermogen onder FTK (het standaardmodel DNB)
Volgens artikel 131 van de PW wordt een minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) bepaald. Dit is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) wordt bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van beleggingsrisico's. En door beheerslasten en risico's die voortkomen uit de pensioenregeling, waaronder nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen. De algemene vuistregel is dat het MVEV 5% van de technische voorzieningen is. Volgens artikel 132 van de PW wordt het vereist eigen vermogen (VEV) zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen één periode van jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen + MVEV, bestaat er een dekkingstekort; indien het pensioenvermogen minder bedraagt dan de som van de technische voorzieningen + VEV, bestaat er een reservetekort. Het VEV wordt zodanig vastgesteld dat de effecten kunnen worden opgevangen in de volgende onmiddellijke veranderingen In de risicofactoren: • Sl = Renterisico; • Sj = Zakelijke waardenrisico; • S3 = Valutarisico; • S4 = Grondstoffenrisico; • S5= Kredietrisico; • Sg = Verzekeringstechnisch risico; De effecten Sjtot en met Ss worden vervolgens gecombineerd aan de hand van de volgende formule:
Vr5' + 5/ + 2 * 0,5 • S, *
+ 5; + Sl + 5/ + S'J
waarin,
Sl =Sl +Sl,
+Sl +2*0,75*(5,, *S,, +5,, *S,, +S,, *S,,
+5,,
+5,, *Sj
Hierbij geeft 0,5 de correlatie weer tussen het renterisico (SJ enerzijds en het zakelijke waardenrisico (Sj) anderzijds. De correlaties tussen de risico's die onderdeel uitmaken van het zakelijke waardenrisico bedragen 0,75. Voor alle overige onderlinge verbanden zijn de correlaties op nul gesteld. Derhalve wordt ervan uitgegaan dat deze risico's onafhankelijk van elkaar optreden. Het VEV wordt bepaald aan de hand van een iteratief proces. Het bestuur heeft bij het vaststellen van het VEV geconcludeerd dat de volgende risico's die het fonds mogelijkerwijs loopt niet substantieel zijn en dat hiervoor geen opslag in de VEV opgenomen hoeft te worden: • Liquiditeitsrisico (S7) • Concentratie risico (Sg) • Operationeel risico (S9) • Risico door actief beheer aandelenbeleggingen (Sw)
4.2.3
Voorziening pensioenverplichtingen en financiering
De voorziening pensioenverplichtingen Is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. Voor arbeidsongeschikte deelnemers met vrijstelling van premiebetaling wordt de toekomstige opbouw eveneens in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. De contante waarde berekening vindt plaats op basis van de fondsgrondslagen.
26
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
De financiering van de pensioenopbouw vindt tijdsevenredig plaats. De aanspraken die uit toegekende toeslagen ontstaan, zljn bij toekenning afgefinancierd. Fondserondslagen De voorziening pensioenverplichtingen wordt op prudente grondslagen vastgesteld. Deze grondslagen zijn: • Rekenrente Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt gebruik gemaakt van de rentetermijnstructuur (RTS) per berekeningsdatum zoals deze gepubliceerd wordt door De Nederlandsche Bank. • Overlevingstafel De overlevingskansen zijn ontleend aan de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafels 2012 - 2062, ultimo 2012 toegepast met starttafel 2013. Een leeftijdsterugstelling wordt niet toegepast. • Ervaringssterfte Rekening wordt gehouden met ervaringssterfte door middel van de toepassing van een leeftijdsonafhankelijke schaalfactor op de sterftekansen. Deze schaalfactor is voor mannen 96,5% en voor vrouwen 108,4%. • Gehuwdheids- en samenlevingsfrequenties Voor wat betreft de pensioenaanspraken Is aangenomen dat 90% van de (gewezen) deelnemers met premievrije aanspraken gehuwd is. Ten aanzien van de pensioenaanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2002 is aangenomen dat 100% van de deelnemers en gewezen deelnemers gehuwd is. Voor uitkeringsgerechtigden is rekening gehouden met de werkelijke burgerlijke staat. • Partnerpensioen Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en drie jaar ouder Is dan de verzekerde vrouw. • Wezenpensioen Voor de dekking van wezenpensioen van (gewezen) deelnemers is de voorzieningen pensioenverplichtingen voor latent partnerpensioen verhoogd met 1,5%. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen van ingegaan wezenpensioen wordt rekening gehouden met een uitkeringsduur tot 18 jaar voor wezen jonger dan 18 jaar en een uitkeringsduur tot 27 jaar voor wezen die 18 jaar of ouder zijn. Daarbij wordt de sterftekans op nul gezet.. • Opslag voor administratie- en excassokosten De voorziening pensioenverplichtingen en de koopsommen zijn berekend inclusief een opslag van 2% ter dekking van toekomstige kosten. Jaarlijks is op deze wijze voor kosten 2% beschikbaar van de uitkeringen. • Leeftijdsbepaling De leeftijden worden vastgesteld met het uitgangspunt dat iedereen op 1 juli is geboren. Overige veronderstellingen Verder wordt verondersteld dat de uitkeringen continu geschieden, dat partnerschap (waaronder onder andere ook gehuwdheid) en sterfte zich voordoen als hierboven beschreven en dat pensioenen waarvoor de rechthebbende zich niet heeft gemeld, uitgekeerd zullen worden rekening houdend met een aflopende kans dat betrokkenen zich alsnog zullen melden. 4.3 a.
Premiebeleid Basispensioenregeling en aanvullende pensioenregeling
Voor de vaststelling van de bijdrage wordt uitgegaan van een gedempte premie die gelijk is aan de kosten van de pensioenregeling, welke in beginsel bestaat uit: 1. De benodigde actuariële koopsom voor de pensioen tijdens het jaar, zoals vastgesteld door de actuaris op basis van de in deze ABTN vermelde fondsgrondslagen, echter met een rekenrente van 3%; 2. Indien van toepassing de verschuldigde premie voor het overiijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico. Ter dekking van het risico van premievrije voortzetting van pensioenopbouw blj arbeidsongeschiktheid wordt een opslag van 3% op de netto premie gelegd; 3. Een opslag voor administratiekosten ter grootte van 8% over de som van de onder 1. en 2 vermelde koopsom en risicopremies;
27
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
4.
Een solvabiliteitsopslag over de som van de onder, 1. en 2. vermelde koopsom en risicopremie. Het percentage solvabiliteitsopslag Is gelijk aan het percentage dat het VEV bedraagt van de voorziening pensioenverplichtingen, zoals dat geldt ultimo het voorafgaande boekjaar.
Door het pensioenfonds wordt vastgesteld welke pensioenpremie benodigd is voor de uitvoering van de door sociale partners overeengekomen basispensioenregeling. De pensioenpremie wordt daarbij zodanig vastgesteld dat er sprake is van een deugdelijke financiëie opzet. Dit houdt in dat ook als er sprake is van minder gunstige (economische) omstandigheden, de premie in geval van dekkingstekort bijdraagt aan herstel. Oeze laatste eis betekent dat in geval van dekkingstekort de premiedekkingsgraad op basis van de zuivere kostendekkende premie (de kostendekkende premie berekend op basis van de rentetermijnstructuur) afgerond tenminste 105% moet zijn. Indien sociale partners gezamenlijk concluderen dat de door het pensioenfonds vastgestelde pensioenpremie financieel niet haalbaar Is, zullen sociale partners in gezamenlijk overleg het ambitieniveau van de pensioenregeling moeten afstemmen op de wel financieel haalbare pensioenpremie. Daarbij geldt te allen tijde het uitgangspunt dat die afstemming zodanig dient te zijn dat sprake is van een deugdelijke financiële opzet bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds zal hierop een toets uitvoeren. De pensioenpremies voor de aanvullende pensioenregelingen worden vastgesteld door het pensioenfonds zodanig dat voor elk van die aanvullende pensioenregelingen sprake is van een deugdelijke financiële opzet.
b.
Regeling voor Tijdelijk Nabestaandenpensioen
De financiering van deze regeling geschiedt op basis van een jaarlijkse risicopremie, welke volledig voor rekening van de deelnemers komt. De door de deelnemers te betalen risicopremie is leeftijdsafhankelijk. Deze premie wordt vastgesteld in overeenstemming met de fondsgrondslagen.
4.3.1
Mogelijke scenario's voor lange termijn premie- en financieringsbeleid
Bij de vaststelling van deze scenario's wordt zoveel als mogelijk ingespeeld op alle ontwikkelingen. Hierbij worden ook elementen betrokken zoals het VEV. Verder zal het streven naar een stabiele ontwikkeling van de pensioenpremie op de langere termijn in aanmerking worden genomen.
4.3.2
Premie-en financieringsbeleid voor de korte termijn
De actuaris maakt jaarlijks een schatting van de totale actuariële jaarlast voor het komende boekjaar en rapporteert op basis daarvan aan het bestuur of een aanpassing van de pensioenpremie voor het komende boekjaar noodzakelijk is.
4.4
Beleggingsbeleid
4.4.1
Beleggingsdoelstelling
Het beleggingsdoel van het pensioenfonds is om met een acceptabel beleggingsrisico een zo hoog mogelijk rendement op het vermogen te behalen om de continuïteit in de uitvoering van de pensioenregeling zo goed als mogelijk te garanderen. De beleidsinstrumenten die het bestuur kan inzetten om het vermogen van het pensioenfonds te beïnvloeden zijn het premie-, toeslag- en beleggingsbeleid. Randvoorwaarde is dat er een voldoende grote reserve beleggingsrisico's aanwezig is. De reserve beleggingsrisico's dient als buffer om een terugval in de waarde van de beleggingen te kunnen opvangen. 4.4.2
Normportefeuille e n tactische bandbreedte
In het beleggingsplan van het pensioenfonds is met betrekking tot het totaal aan beleggingen - met uitzondering van de overgedragen beleggingen van VPGaard - de normportefeuille vastgesteld als in onderstaande tabel. In de tabel wordt ook de bijbehorende bandbreedte vermeld.
\ 28
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Beleggingscategorie Gewicht In normportefeullle Bandbreedte Vastrentende waarden Aandelen . Vastgoed Specialties Uquiditelten Totaal
72,5% 12,5% 7,5% 5,0% 2,5% 100,0%
60,0% -90,0% 5,0% -20,0% 0,0% -15,0% 0,0%-10,0% 0,0%-10,0%
Nadere uitsplitsing vastrentende waarden: Gewtcht In normportefeullle Bandbreedte Governments (50% Duitsland en 50% Nederiand) Govemment (Noorwegen) Governments (Austratllë) * Corporates
28,0% 4,0% 14,0% 35,0%
18,0%- 48,0% 0,0%- 15,0% 0,0%- 35,0% 10,0%- 45,0%
Private Loans Inflation linked
2,0% 10,0%
0,0% - 5,0% 5,0%- 30,0%
3,5%
0,0%-- 7,0%
3,5% 100,0%
0,0%-- 7,0%
Global High Yield (euro hedged)' Emerging Market Debt local currency' Totaal
Benchmark 50% MLEUGDVDE / 50% MLEUGVDU Merrill Lynch Norwegian Government Index JP Morgan GBI Australia unhedged Barclays Capita Global Aggr. Credit index (EUR hedged) Customized Privat Loan Index Bardays Germany Govt. EMU HiCP-linked all maturities Barclays US HY + Pan Euro HY 2,5 issuer cap (EUR), ex finandals JPM GBI-EM Global Diversified
' Betreft gewicht per april 2013 (zle voetnoten 2 en 3) ' Gewicht van Global High Yield start op 1 februari 2013 met 2% en wordt op 1 maart verhoogd naar 3% en op 1 april naar 3,5%. Oe verhoging gaat ten laste van Australische staatsobligaties. ' Gewicht vah EMD local currency start op 1 februari 2013 met 2% en wordt op 1 maart verhoogd naar 3% en op 1 april naar 3,5%. De verhoging gaat ten laste van Australische staatsobligaties.
Nadere uitsplitsing aandelen( naar regionaal): Gewicht in normportefeuille Bandbreedte Europa large Europa small USA Padflc Padfic ex -Japan EM Global Totaal .
30,0% 15,0% 10,0% 10,0% 15,0% 20,0% 100,0%
20,0%-40,0% 5,0% - 25,0% 0,0% - 20,0% 5,0%-20,0% 5,0%-25,0% 0,0% - 30,0%
Benchmark MSCl Europe MSCl Europe Small Cap total Return Index MSCl North America Net MSCl Paslfic Net MSCl Paslfic ex Japan Net MSCl EM Global
Nadere uitsplitsing vastgoed: Gewicht in normportefeullle Bandbreedte Woningen Winkels Bedrijfsruimte Totaal
35,0% 55,0% 10,0% 100,0%
17,5% - 67,5% 17,5%-67,5% 0,0% - 20,0%
Benchmark ROZ - IPD Woningen - 60 bps ROZ-IPD Winkels-60 bps ROZ - IPD Bedrijfsruimte - 60 bps
Nadere uitsplitsing specialties: Gewicht In normportefeullle Bandbreedte Private Equity Commodities Totaal
50,0% 50,0%
0,0%- 100,0% 0,0%- 100,0%
Benchmark Euribor (looptijd 1 jr) 50% DJ-AIG Commoditie Index / 50% IMCXXAGE
100,0%
Voor zover er sprake is van het gebruik van LDI, swaps en swaptions t.bv. de beheersing van het renterisico, dient dat ook in de normportefeullle te worden opgenomen. Het zelfde geldt voor de 100% USD-hedge en de 100% Britse pond. De portefeuille wordt per kwartaal gerebalanced (m.u.v. de private loans) en per jaar voor regio's, met Inachtneming van de bandbreedtes.
29
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Bij overschrijding van de gespecificeerde bandbreedtes door waardestijgingen of -dalingen dient de portefeuille zo snel als mogelijk te worden aangepast zodat deze weer voldoet aan de beleggingsrichtlijnen. In overleg met en na goedkeuring van het bestuur mag hiervan worden afgeweken. Ten aanzien van de beleggingen in de genoemde categorieën gelden In principe de hierna genoemde regels. Indien een vermogensbeheerder gebruikt maakt van beleggingsfondsen, zullen de daarin geldende richtlijnen worden vergeleken met de hieronder vermelde regels. Er zal alleen in die beleggingsfondsen kunnen worden belegd indien de in die beleggingsfondsen geldende richtlijnen voor het bestuur acceptabel zijn in relatie tot de hierna vermelde regels. Categorie vastrentende waarden: • De vastrentende waarden dienen te allen tijde voor minimaal 82,5% (na valuta-afdekking) te zijn belegd in vermogenstitels luidende in Euro's. • De obligaties en onderhandse geldleningen zullen zijn: • ten laste van de overheid of door de overheid gegarandeerd, of • ten laste van een lagere of supranationale overheid • of ten laste van bedrijven met een goede financiële positie. • De gemiddelde duration van de obligatieportefeuille mag niet meer dan 25% afwijken van de duration van de benchmarkindéx. • Minimaal 50% van de vastrentende portefeuille moet bestaan uit staatsdebiteuren met een /\AA Rating van Standard & Poor's. • Voor de overige debiteuren geldt een rating van minimaal A. • Per debiteur mag het gewicht in de vastrentende portefeuille maximaal 5% bedragen, tenzij het een AAA staat betreft. • Er wordt van het optie instrument slechts defensief gebruik gemaakt, te weten het kopen van put-opties of het schrijven van call-optles op zich in de portefeuille bevindend papier. Categorie aandelen: • Er wordt uitsluitend belegd In aandelen van bedrijven met een goede financiële positie. • De belegging in één onderneming bedraagt niet meer dan 10% van de aandelenportefeuille. • De belegging in één sector mag niet meer bedragen dan 35% van de aandelenportefeuille. Hiertoe dient de MSCl hoofdsectorindeling te worden gehanteerd. • De totale aandelenportefeuille moet uit minimaal 40 verschillende titels bestaan inclusief de beleggingen in de beleggingsfondsen. • De internationale aandelenportefeuille dient beleggingen in minimaal 5 verschillende landen te bevatten. • Er wordt van het optieinstrument slechts defensief gebruik gemaakt, te weten het kopen van put-opties of het schrijven van call-opties op zich in de portefeuille bevindende aandelen. • In emerging markets mag via de beleggingsfondsen belegd worden voor ten hoogste 8,75% van de beleggingsportefeuille. • Voor emerging markets dient de MSCl EM hoofdsectorindeling gehanteerd te worden. Categorie onroerend goed fondsen. • Er wordt uitsluitend belegd in één of meer goed verhandelbare fondsen. • Onderliggend onroerend goed dient uitsluitend in Nederland gelegen te zijn. • De leverage factor mag niet meer dan 30% bedragen • Tactische allocatie door beheerder dient alleen plaats te vinden in het kader van de timing van het instapmoment. • Taxatie van het onderliggend vastgoed dient jaarlijks plaats te vinden. • Binnen de fondsen mag een maximaal percentage cash aanwezig zljn van 10% van de onderliggende waarde van het vastgoed. Categorie commodities. • Beleggingen in grondstoffen dient op passieve wijze volgens de verdeling van de Dow Jones AIG Commodity index te geschieden. • • •
De maximale weging per sector bedraagt maximaal 33%. Geen grondstof mag minder dan 2% en meer dan 15% meewegen. Jaarlijks dient rebalancering van het pensioenfonds plaats te vinden.
30
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedsehroorzleningshandel
4.4.3
Opzet van de uitvoering van de activiteiten met betrekking tot het vermogensbeheer
Het vermogensbeheer inclusief de daarbij horende beleggingsadministratie is uitbesteed aan Akina, Altera Vastgoed NV, AXA Private Equity, CBRE, Dexia Asset Management, F&C Netherlands B.V., GE Artesia Nederland, JP Morgan, Kempen Capital Management,Partners Group, Pictet, PIMCO Europe Ltd, Robeco en State Street Global Advisors. Deze partijen voeren het vermogensbeheer uit aan de hand van het beleggingsplan van het bestuur, met inachtneming van de daarin gestelde bandbreedtes. Maandelijks en per kwartaal rapporteren de managers aan het pensioenfonds over de samenstelling van de portefeuille naar fondssoort, de performancecijfers en de marktwaarde van het orider beheer zijnde vermogen. Daarnaast geven de managers desgevraagd minstens eenmaal per jaar in een bestuursvergadering een mondelinge toelichting op het gevoerde beheer en de behaalde resultaten. De portefeuille onderhandse geldleningen is sinds 1 januari 2004 In eigen beheer genomen. De beleggingsadministratie is ondergebracht bij KAS BANK N.V.. KAS BANK N.V. rapporteert eveneens maandelijks en per kwartaal over de performance van de genoemde vermogensbeheerders. Daarnaast monitort KAS BANK N.V. de compliance en rapporteert daarover. Verder verzorgt KAS BANK N.V. de rapportage aan DNB, het currency overlay management, duration overlay management en voor zover aan de orde custody, settlement en securities lending. 4.4.4
Wijze van risicometing en -beheersing en opzet van de resultaatsevaluatie
Door het pensioenfonds worden de behaalde beleggingsresultaten periodiek (minstens eenmaal per kwartaal) afgezet tegen de benchmarks die vastgesteld zijn. Onderdeel van het beleggingsbeleid Is het uitvoeren van een ALM-studie (Asset Liability Managementstudie). In deze ALM-studies worden bepaalde scenario's (en de daaraan verbonden beleggings-rislco's) doorgerekend naar de toekomst ten einde onder meer een indruk te krijgen van de kans op onderdekking. Het bestaande beleggingsprofiel wordt op deze wijze vergeleken met mogelijke andere scenario's. Conclusies uit de ALM-studies worden meegenomen bij de afweging om al dan niet het beleid aan te passen 4.4.5
Waarderingsgrondslag van de beleggingen op de baians
De waarderingsgrondslagen voor de beleggingen op de balans zijn als volgt. • Obligaties worden gewaardeerd op beurswaarde. • Aandelen worden gewaardeerd op beurswaarde. • Beleggingen in onroerend goed kunnen alleen plaatsvinden door aankoop van participaties in onroerend goed beleggingsfondsen, en alleen dan na toestemming door het bestuur. Dergelijke beleggingen worden gewaardeerd tegen de netto contante waarde. • Onderhandse leningen: de leningen op schuldbekentenissen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, die wordt bepaald door de vergelijkbare waarde van een obligatie, gecorrigeerd met een factor voor afwijkende looptijd en verhandelbaarheid 4.5
Voorwaardelijke toeslagen binnen het premie- en beleggingsbeleid
In 3.3 is het toeslagbeleid van het pensioenfonds geformuleerd. De toeslag op de pensioenen gebeurt voorwaardelijk. Toeslagen vinden plaats voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten. De toeslagen vinden plaats uit het beleggingsrendement voor zover dat uitgaat boven de benodigde interesttoevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen. 4.6
Financiële sturingsmiddelen
Binnen het kader van definanciëleopzet heeft het pensioenfonds de volgendefinanciëlesturingsmiddelen. • Aanpassing van de premie. • Aanpassing van de beleggingsportefeuille. • Aanpassing van de toeslagen.
4.6.1
Aanpassen van de premie
Definanciëlepositie zou aanleiding kunnen geven om de premie aan te passen. Dit zou een premieverhoging of verlaging kunnen zijn. De verhoging of verlaging van de premie wordt vastgesteld op basis van het in paragraaf 4.3 beschreven premiebeleid.
31
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
4.6.2
Aanpassen van de beleggingsportefeuille
De risicometing en rësultaatsevaluatie door het pensioenfonds en de situatie op definanciëlemarkten zouden aanleiding kunnen geven om de beleggingsportefeuille aan te passen. 4.6.3
Aanpassen van de toeslagen
Op het moment dat de middelen van het pensioenfonds niet toereikend zijn de wenselijke toeslagen toe te passen, kan besloten worden minder te indexeren of niet te indexeren. Eerst wordt bekeken of over de gehele linie (deelnemers, gewezen deelnemers en pensloentrekkenden) nog wel geïndexeerd kan worden conform de maatstaf die daartoe gehanteerd wordt. Indien dat niet mogelijk is, wordt bekeken In hoeverre de belangen van de gewezen deelnemers en pensloentrekkenden zich blj een lagere toeslag verhouden tot die van de deelnemers. Voor laatstgenoemde categorie geldt een vergelijkbare voorwaardelijke bepaling als voor de overige categorieën.
32
rviAALDRINK
VERMEULEN
ADVOCATEN A NOTARISSEN
Gebouw Cultura, Wassenaarseweg 20, 2596 CH 's-Gravenhage tel: 070-3469646 www.maaldrink.nl
1
d. 39.838/77/18402 versie: 301013 STATUTENWIJZIGING Heden, een november tweeduizend dertien, verscheen voor mij, Mr Willem Matthijs Jan Werker, notaris te 's-Gravenhage (Maaldrink Venneulen Advocaten & Notarissen): Mevrouw Rita Marina Roberti, werkzaam ten kantore van mij, notaris, kantooradres: Wassenaarseweg 20,2596 CH 's-Gravenhage, geboren te 's-Gravenhage op zestien december negentienhonderd vierenzestig, ten deze handelend als schriftelijk gevolmachtigde van: a. de Heer Leonardus Adrianus Marie Welschen, wonende te 2725 EP Zoetermeer, Pinaskade 28, geboren te Rotterdam op tien juli negentienhonderd negenenveertig, (paspoort: NY41R1HH6); b. Mevrouw Jacqueline Aleida Maria Bergervoet, wonende 1566 EG Assendelft, ~ Dorpsstraat 731, geboren te Oldenzaal op zes januari negentienhonderd éénenvijftig, (rijbewijs: 4082040101); volgens hun verklaring bij het geven van deze volmacht handelende als voorzitter — respectievelijk vice-voorzitter van het bestuur van de stichting: "Stichting Bedrijbpensioeiifonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel", statutair gevestigd te Rijswijk en aldaar kantoorhoudende aan de Laan van Zuid Hoom 165 (2289 DD), ingeschreven in het Handelsregister onder dossiemununer: ~ 41152268. Van de volmacht op de comparante blijkt uit een onderhandse akte van volmachtverlening, welke aan deze akte is gehecht. De comparante, handelend als gemeld, verklaarde als volgt: Blijkens een door de voorzitter en de vice-voorzitter van de stichting op drieëntwintig oktober tweeduizend dertien getekend wdjzigingsbesluit heeft het bestuur van genoemde stichting in haar vergadering gehouden ten kantore van de -— stichting te Rijswijk op negen oktober tweeduizend dertien, met inachtneming van ~ het daaromtrent bij wet en statuten bepaalde, besloten tot het wijzigen van artikel 21, zodat dit komt te luiden als volgt: ••Artikel 21 Deelnemers en aspirant-deelnemers 1. De pensioenregeling kent deelnemers en aspirant-deelnemers. 2. Deelnemers zijn de werknemers in de leeftijd van eenentwintig (21) tot zevenenzestig (67) jaar, die: a. door het bestuur op een verzoek tot vrijwillige aansluiting, als bepaald in artikel 20, als zodanig zijn toegelaten, hetgeen slechts groepsgewijze kan geschieden, b. krachtens artikel 2 van de Wet tot deelneming in de stichting verplicht zijn, c.
of.
-
in dienst zijn van een aangesloten onderneming als bedoeld in artikel 4 lid 3 van de statuten onder voorwaarde dat de onderneming is toegelaten tot de stichting als bedoeld in artikel 19 van de statuten en voor zover de
werknemers werkzaamheden verrichten als in genoemd artikel 4 lid 3 bedoeld en nadat deze werknemers door de onderneming als deelnemer bij de stichting zijn aangemeld; d. door het bestuur op verzoek van de gewezen deelnemers in het kader van — vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling als zodanig zijn toegelaten 3. Aspirant-deelnemers zijn werknemers die de leeftijd van eenentwintig (21) jaar nog niet bereikt hebben en die een partner en/of kind hebben. " Met toepassing van het bovenstaande komen de statuten van de stichting integraal te luiden als volgt: Artikel 1 Begripsbepalingen In deze statuten wordt verstaan onder: Ondememing: 1. de onderneming, welke zich bezighoudt met de handel in en/of de bewerking en verwerking van landbouwproducten, levensmiddelen en aanverwante artikelen, een en ander in de ruimste zin des woords; 2. de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die ten behoeve -van ondememingen, waarin wordt uitgeoefend de groothandel, het bedrijf van conunissionair of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten en fruit, zich bezighoudt met het op een centrale plaats in ontvangst — nemen van door genoemde ondememingen in omloop gebracht meermaligfiisten met het inleveren of doen inleveren van ditfiistbij de eigenaren; 3. de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die ten behoeve — van ondememingen, waarin wordt uitgeoefend de groothandel, het bedrijf van commissionair of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten en fruit, als — bedoeld onder 2, werkzaamheden verrichten van het laden en/of lossen, al dan niet gecombineerd met het sorteren ™ en/of verpakken, van door bedoelde ondememingen verhandelde producten, met uitzondering van veilingen — van groenten en/of fruit, met uitzondering van ondememingen, die uitsluitend vallen onder de begripsomschrijving van het Instellingsbesluit van het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel. Aangesloten ondememing: de ondememing als omschreven in artikel 19. Bestuur: het bestuur van de stichting. Deelnemer: de persoon als omschreven in artikel 21. De Nederlandsche Bank: de toezichthoudende instantie als bedoeld in artikel 1:24 van de Wet op het fmancieel toezicht Gepensioneerde: de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ~ ingegaan. Gewezeri deelnemer: de persoon, niet zijnde een gepensioneerde, van wie de deelname aan de pensioenregeling is geëindigd anders dan — door overlijden en die een premievrije aanspraak op pensioen
heeft verkregen en behouden jegens de stichting. Stichting: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel. Pensioengerechtigde: degene aan wie uit hoofde van het pensioenreglement een pensioen wordt uitgekeerd. Pensioenreglement: het in artikel 22 lid 1 omschreven pensioenreglement van de tichting dat de verhouding regelt tussen pensioenuitvoerder en deelnemer. Statuten: de statuten van de stichting. Verzekeraar: een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel — toezicht gekwalificeerd is tot het sluiten van verzekeringen — van pensioen in of naar Nederland en waarbij het fonds de — pensioenverplichtingen heeft verzekerd. Werknemer: 1. degene, die in dienstbetrekking werkzaam is bij een ondememing; 2. degene, die zich ten behoeve van een ondememing, waarin wordt uitgeoefend: - de groothandel, - het bedrijf van commissionair of - het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten en fnxit, bezighoudt met het laden en lossen in groepsverband. Wet: Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds — 2000. Artikel 2 Naam en zetel 1. De stichting draagt de naam "Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel". 2. De stichting is gevestigd in Rijswijk (Zuid Holland). Artikel 3 Doel en werkingssfeer 1. Het doel van de stichting is het, binnen de grenzen van haar middelen, statuten en reglementen ter beoordeling van het bestuiu-, verlenen of doen verlenen van (pensioen)aanspraken en (pensioen)rechten aan (gewezen) deelnemers, gepensioneerden alsmede aan hun nabestaanden, die daarvoor in aanmerking — komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van de stichting. 2. De stichting tracht haar doel te bereiken door het bijeenbrengen en beheren van de daarvoor benodigde middelen. 3. De stichting is, met inachtneming van de verplichtstellingsbeschikkingen, van — toepassing op ondememingen, a. waarin wordt uitgeoefend de groothandel, het bedrijf van commissionair, of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten of fiiiit; b. waarin wordt uitgeoefend de groothandel, respectievelijk het bedrijf van — tussenpersoon in eieren in de zin van artikel 2 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel in Eieren, zoals dit artikel luidt op éen maart negentienhonderd vijfenzestig (01-03-1965), met dien verstande, dat onder bedoelde groothandel en bedoeld bedrijf van tussenpersoon mede wordt — verstaan de eiproductenfabricage;
c. waaronder niet worden verstaan de coöperatieve ondememingen - waarin ~ uitsluitend ofin hoofdzaak de groothandel in kaas wordt uitgeoefend; d. waarvan de werknemers werkzaam zijn in fust-centrales en transportploegen ten behoeve van de groothandel in aardappelen, groenten en fruit. 4. Tevens vallen onder de werkingssfeer van de stichting ondememingen die - a l dan niet naast andere werkzaamheden - werkzaamheden verrichten die direct — verband houdeh met het beheer en de administratie van de aanspraken en rechten op pensioen zoals die voortvloeien uit de statuten en reglementen van de stichting, indien deze werkzaamheden in het kader van een met de stichting gesloten overeenkomst van uitbesteding worden verricht. Artikel Werkwiize 1. De stichting stelt een acttiariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk — geval de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bij ofkrachtens de artikelen 25,95,126 tot en met 137 en 143 Pensioenwet bepaalde, wordt opgenomen. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de financiële sturingsmiddelen, de fmanciële opzet en het beleggingsbeleid van de stichting. — 2. De nota als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de eisen die De Nederiandsche Bank en de regelgeving bij ofkrachtens de Pensioenwet daaraan stellen. Indien de stichtingrisico'sheeft overgedragen, herverzekerd of ondergebracht kunnen de beschrijvingen in de nota over dezerisico'sbeperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen in de betreffende overeenkomst(en) is opgenomen. 3. Het bestuur legt de in het eerste lid bedoelde nota alsmede iedere wijziging daarvan binnen twee weken na passering van de notariële wijzigingsakte over ~ aan De Nederiandsche Bank. 4. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt voor de eerste maal in tweeduizend zeven en daama om de driejaar en onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien. 5. De toezichthouder kan de stichting verplichten binnen een daartoe te stellen — termijn over te gaan tot herverzekering, overdracht of overgang indien dit naar het oordeel van de toezichthouder noodzakelijk is in verband met: a. de actuariële en bedrijfstechnische opzet van de stichting; of b. de deskimdigheid en de betrouwbaarheid van het bestuur. 6. De stichting heeft voor de uitvoering van de pensioenregeling een uitvoeringsreglement opgesteld. Het uitvoeringsreglement voldoet aan de vereisten die de Pensioenwet hieraan steh. 7. De stichting verricht slechts activiteiten in verband met pensioen en werkzaamheden die daarmee verband houden. 8. Indien de stichting werkzaamheden uitbesteedt aan een derde zal de stichting — met deze derdé een uitbestedingsovereenkomst overeenkomen. In de uitbestedingsovereenkomst worden de uitbestede werkzaamheden omschreven en wordt opgenomen dat de derde waarborgt dat hij de bij ofkrachtens de Pensioenwet gestelde regels en de nadere bepalingen die de derde en de stichting zijn overeengekomen bij uitbesteding van werkzaamheden in acht neemt bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. Artikel 5 . . Middelen en beleggingen —
1. De middelen en inkomsten van de stichting zijn: a. het stichtingskapitaal; b. de bijdragen van de aangesloten ondememingen; c. uitkeringen van de herverzekeraars; d. inkomsten uit de beleggingen; e. hetgeen de stichting bij erfenis, legaat of schenking verkrijgt. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving; f eventuele andere baten. 2. De uitgaven van de stichting bestaan uit: a. pensioenuitkeringen aan pensioengerechtigden; b. eventuele herverzekeringspremies; c. kosten inzake de beleggingen en pensioenuitvoering; d. schuldvorderingen op aangesloten werkgevers; e. andere uitgaven die het bestuur ter nakoming van het doel of voor het beheer van de stichting nodig acht. 3. De bezittingen van de stichting moeten, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en pensioenreglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen. 4. De belegging van het vermogen van de stichting geschiedt door het bestuur op ~ basis van de prudent-person regel zoals omschreven in artikel 135 Pensioenwet. 5. De beleggingen van de stichting mogen voor ten hoogste een/twintigste gedeelte bestaan uit beleggingen in een of meer aangesloten ondememing(en). ~ Beleggingen in ondememingen die tot dezelfde groep als een aangesloten ondememing behoren worden beperkt tot ten hoogste een/tiende deel van de — gehele portefeuille. Beleggingen in aangesloten ondememingen, welke behoren tot een groep van aangesloten ondememingen, geschieden prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie. — 6. De middelen van de stichting zullen worden belegd en bewaard, afgescheiden ~ van die van de aangesloten ondememingen. 7. Uit het bestuur wordt een beleggingsconunissie gevormd. De beleggingscommissie bestaat uit vier (4) (plaatsvervangende) bestuursleden en wijst zelf een voorzitter en vice-voorzitter aan. De taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie worden vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld mandaatbesluit. Artikel 6 Bestuur 1. Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit twaalf (12) leden, welke door het bestuur op voordracht van onderstaand genoemde werkgevers- of werknemersorganisatie worden benoemd indien het voorgedragen lid tenminste voldoet aan het bestuurdersprofiel vastgesteld door het bestuur. De werkgeversleden worden voorgedragen door de volgende werkgeversorganisaties: Twee leden door Frugi Venta te 's-Gravenhage; Twee leden door de Nederlandse Aardappel Organisatie te 's-Gravenhage; ~ Eén lid door de Vereniging Nederlandse Kaasgroothandelaren te 's-Gravenhage; Eén lid door de Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren te ~
2. 3.
4.
5.
6. 7. 8.
9.
Houten. De werknemersleden worden in onderling overleg voorgedragen door de volgende werknemersorganisaties: - FNV Bondgenoten te Utrecht; CNV Dienstenbond te Hoofddorp. Voor elk lid wordt op dezelfde wijze een plaatsvervanger voorgedragen. Een — plaatsvervangend lid wordt geacht lid te zijn, indien hij het lid vervangt. De hier genoemde werkgevers- en werknemersorganisaties kunnen besluiten — andere werknemersorganisaties tot voordracht van bestuursleden toe te laten. In dat geval is artikel 30 van overeenkomstige toepassing. In het bestuur kunnen ook leden van andere organisaties voorgedragen worden, met dien verstande, dat de werkgeversorganisaties steeds evenveel bestuursleden benoemen als de werknemersorganisaties gezamenlijk. Voorafgaand aan elke benoeming van leden van het bestuur, stelt het bestuur de zetelverdeling tussen de werknemers en de pensioengerechtigden vast op basis van evenredigheid. Het bestuur wijst een werkgevers- en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor een jaar defimctievan voorzitter en vice-voorzitter zullen bekleden. Tevens zal voor elk van deze beide functionarissen een werkgevers- -en een werknemersbestuurslid als plaatsvervanger worden aangewezen. Uit het bestuur wordt een dagelijks bestuur gevormd. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en de vice-voorzitter van het bestuur, als bedoeld in lid 3 van dit artikel. Voor beide leden van het dagelijks bestuur wordt een plaatsvervanger aangewezen afkomstig uit het bestuur, zijnde geen plaatsvervangend bestuurder. De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur worden vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld delegatiebesluit. ~ De bestuursleden hebben zitting in het bestuur voor een periode van drie jaar. — Plaatsvervangende leden worden benoemd voor driejaar. Bestuursleden en plaatsvervangende leden zijn terstond herbenoembaar, met dien verstande, dat — zij te allen tijde door de geleding die hen heeft benoemd bij disfunctioneren kunnen worden geschorst of ontslagen. Het lidmaatschap van het bestuur is niet verenigbaar met een andere functie binnen de stichting. --Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan De Nederiandsche Bank. Een benoeming als bestuurslid vindt slechts plaats onder de opschortende ™— voorwaarde dat De Nederiandsche Bank laat weten in te stemmen met de voorgenomen benoeming. Deze instemming wordt ook geacht aanwezig te zijn indien De Nederlandsche Bank niet binnen zes weken na ontvangst van de in lid 7 bedoelde melding laat weten niet in te stemmen met de wijziging. Dit geldt — ook in het geval van een herbenoeming. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt: a. op eigen schriftelijk verzoek; b. wegens het eindigen van de termijn van drie jaren als bedoeld in lid 5; c. voor bestuursleden namens de werknemers, wegens het eindigen van de — deelneming anders dan door het ingaan van het (tijdelijk) ouderdomspensioen; d. wegens overiijden;
10. 11.
12.
13.
14.
15.
e. door een daartoe strekkend besluit van de organisatie(s), die het bestuurslid heeft (hebben) benoemd; f. door een aanwijzing van De Nederlandsche Bank, waaruit het niet langer — buiten twijfel staan van de betrouwbaarheid en/of het niet langer voldoen — aan de voor hem geldende deskimdigheidseisen van een bestuurslid blijkt. -Indien naar het oordeel van het bestuur sprake is van een bestuurslid dat onvoldoende functioneert, kan het bestuur de benoemende partij vragen een ander bestuurslid te benoemen. Het bestuur is bevoegd een bestuurslid wegens disfunctioneren voor een periode van ten hoogste twee maanden te schorsen. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst of ontslagen indien: a. het desbetreffende bestuurslid niet naar behoren functioneert; b. indien het desbetreffende bestuurslid regelmatig en zonder opgaaf van geldige reden afwezig is op de bestuursvergadering. c. zich naar het oordeel van het bestuur een onverenigbaarheid van hoedanigheden voordoet en het desbetreffende bestuurslid na daartoe te zijn gemaand, hierin geen verandering heeft gebracht; en/of d. sprake is van gedragingen waardoor de goede naam of de belangen van de stichting worden geschaad. Een lid dat geschorst is, wordt geacht geen bestuurslid te zijn. Het bestuurslid dat vöor schorsing is voorgedragen heeft het recht in de vergadering waarin zijn schorsing wordt besproken te worden gehoord en heeft het recht zich te verdedigen of te verantwoorden. Een schorsing - waartoe kan worden besloten met een volstrekte meerderheid — van stemmen als bedoeld in artikel 9 lid 3 waarbij de stem van het desbetreffende bestuurslid buiten beschouwing blijft - die niet binnen twee maanden door een besluit tot verlenging van de schorsing of ontslag wordt gevolgd, eindigt door het verloop van die termijn. Een besluit tot ontslag dient te worden genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen als bedoeld in artikel 9 lid 3 met dien verstande dat de stem van — het desbetreffende bestuurslid hierbij buiten beschouwing wordt gelaten en dat het besluit wordt genomen in een vergadering waarin alle leden, behoudens eventueel het desbetreffende lid, aanwezig zijn. In een tussentijdse vacature wordt voorzien door de organisatie(s), die het te — vervangen lid heeft (hebben) benoemd. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende ~ de tijd, die het te vervangen lid nog had te vervullen en is na afloop van die termijn herbenoembaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het — bestuur zijn volledige bevoegdheden. Het bestuur heeft een bestuurscommissie'Partikulier Kaaspakhuisbedrijf gevormd. Deze bestuurscommissie bestaat uit zes leden, waarvan drie leden benoemd kunnen worden door de Vereniging Nederlandse Kaasgroothandelaren en drie leden benoemd kunnen worden door werknemersorganisaties die betrokken zijn bij de totstandkoming van de CAO voor het Partikulier Kaaspakhuisbedrijf Deze bestuurscommissie wijst zelf een werkgevers- en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor een jaar de functie van voorzitter en vice-voorzitter zullen bekleden. De taken en bevoegdheden van — deze bestuurscommissie worden vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld delegatiebesluit.
16. Het bestuur heeft een bestuurscommissie 'AGF-groothandel' gevormd. Deze — bestuurscommissie bestaat uit zes (6) leden, waarvan drie (3) leden benoemd ™ kunnen worden door de werkgeversorganisaties en drie (3) leden benoemd kunnen worden door de werknemersorganisaties. De werkgeversleden worden benoemd door de volgende werkgeversorganisaties: Twee leden door Frugi Venta te 's-Gravenhage; Een lid door de Nederlandse Aardappel Organisatie te 's Gravenhage; De werknemersleden worden in onderling overleg benoemd door de volgende ~ werknemersorganisaties: - FNV Bondgenoten te Utrecht; CNV Dienstenbond te Hoofddorp. De bestuurscommissie wijst zelf een werkgevers- en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor een jaar de functie van voorzitter en vice-voorzitter — zullen bekleden. De taken en bevoegdheden van deze bestuurscommissie worden vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld delegatiebesluit. Artikel 7 Restinirttaak en vertegenwoordiging 1. Het bestuur is belast met het bestuur, het bepalen van het beleid en het beheer ~ van het vermogen van de stichting en is bevoegd tot alle daden van beheer en — beschikking, welke met de doelstelling van de stichting verband houden. Het — bestuur kan ter uitvoering van haar taken diverse commissies instellen. 2. Het dagelijks beleid van de stichting wordt bepaald overeenkomstig artikel 6 lid 4. 3. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen. De kosten hiervoor vallen alleen aan het fonds toe indien het bestuur ingestemd heeft met de raadpleging. Indien er geen instemming is verleend door het bestuur vallen de ~ kosten niet toe aan het fonds. Ieder bestuurslid kan zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde van de bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering ~ door een deskundige laten bijstaan. De kosten hiervoor vallen alleen toe aan het fonds als het bestuur met gewone meerderheid heeft ingestemd. In het kader van het bovenstaande wordt onder deskundige verstaan iedere deskundige niet zijnde de deskundigen die beroepsmatig betrokken zijn bij de ~ dagelijkse bedrijfsvoering of beleidsbepaling van het fonds. 4. De personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalenrichtenzich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij de stichting betrokken (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. 5. De voorzitter en de vice-voorzitter vertegenwoordigen gezamenlijk de stichting in en buiten rechte. Dwangbevelen en andere stukken betreffende het instellen ~ van een rechtsvordering inzake verschuldigde achterstallige premies worden — door de directeur-secretaris als bedoeld in artikel 24 meeondertekend. 6. Het bestuur is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, — vervreemding en bezwaring van registergoederen. 7. Het bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de — stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een ~ derde sterk maakt of zich tot zekerstelling voor een schuld van een ander
verbindt. Artikel 8 Deskundigheid, betrouwbaarheid en zelfevaluatie bestuur 1. De deskundigheid van de personen die het beleid van de stichting bepalen of — mede bepalen dient naar het oordeel van De Nederlandsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij de stichting betrokken (gewezen) — deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden. Het bestuur — brengt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen vooraf ter kennis aan De Nederiandsche Bank. Een wijziging wordt niet doorgevoerd indien De Nederlandsche Bank —birmen zes weken aangeeft niet in te stenmien met de voorgenomen wijziging of De Nederlandsche Bank om nadere gegevens heeft verzocht en na ontvangst van de gegevens binnen zes weken bekend maakt niet in te stemmen met de voorgenomen wijziging. Het bestuur stelt een déskundigheidsplan op dat voldoet aan de eisen gesteld bij ofkrachtens artikel 105 Pensioenwet. 2. De voomemens, de handelingen en de antecedenten van de personen die het — beleid van de stichting bepalen of mede bepalen mogen De Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid, de betrouwbaarheid van deze personen niet buiten twijfel staat. -Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten stelt het bestuur De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in keimis. 3. Het bestuur stelt een gedragscode op die bestuurders en medewerkers van de — stichting en aan de stichting verbonden personen voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij de stichting aanwezige informatie of zaken. 4. Het bestuur evalueert jaarlijks haar functioneren zowel collectief als individueel aan de hand van een daartoe vastgesteld model. Artikel 9 Bestuursvergaderingen en besluitvorming 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter zulks nodig acht of ten minste twee andere bestuiu-sleden dit verzoeken, doch ten minste twee maal per jaar.— 2. De vergaderingen worden bijeengeroepen door of namens de voorzitter. De oproep geschiedt schriftelijk ten minste veertien dagen van te voren en vermeldt, naast het tijdstip en de plaats van de vergadering, de te behandelen onderwerpen. De oproep bevat als bijlagen zoveel mogelijk alle schriftelijk opgestelde voorstellen en ontwerpen, welke in de vergadering zullen worden behandeld. — Indien alle bestuursleden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn, — behoeft de oproeping niet te voldoen aan enig voorschrift. 3. Besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen genomen in een vergadering, tenzij de statuten of het pensioenreglement daaromtrent anders bepalen. Bij een vergadering van het — bestuur zijn ten minste zeven bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd. Hierbij geldt dat ten minste drie werkgevers- en drie werknemersleden van het bestuur tegenwoordig moeten zijn. 4. Indien in een vergadering geen besluiten kuimen worden genomen omdat niet ~ voldaan is aan het in het voorgaande lid bepaalde, wordt binnen veertien dagen na die vergadering een volgende vergadering uitgeschreven, waarin ongeacht het
10
aantai aanwezige leden besluiten kunnen worden genomen, mits met ten minste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen. Het in lid 3 van dit artikel -bepaalde is hierbij niet van toepassing. 5. Een bestuurslid kan zich door middel van een schriftelijke en/of elektronische volmacht in een bestuursvergadering laten vertegenwoordigen door een ander — bestuurslid. Een bestuurslid kan slechts één ander bestuurslid — vertegenwoordigen. 6. Stenuning over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen vindt plaats met gesloten stembiljetten, die geen ondertekening of ander kenmerk mogen dragen. Het bestuur is evenwel bevoegd, indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden. Een besluit kan ook worden genomen door ondertekening door alle leden van een — desbetreffend stuk. -. 7. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een — volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen ~ beslist het lot. 8. Elk bestuurslid heeft een stem, indien van werkgevers- en van werknemerszijde evenveel leden aanwezig zijn, alsmede indien alleen werkgevers- of alleen werknemersleden aanwezig zijn. Zijn zowel van werkgeverszijde als van werknemerszijde leden aanwezig, doch in ongelijke getale, dan brengt ieder van de werkgevers- onderscheidenlijk van de werknemersvertegenwoordigers evenveel stemmen uit, als er van de andere zijde vertegenwoordigers aanwezig zijn. Blanco stemmen en stemmen van ^ onwaarde gelden als niet te zijn uitgebracht. 9. Bestuursvergaderingen worden geleid door de voorzitter of indien deze niet aanwezig is de plaatsvervangend voorzitter. 10. Met goedvinden van alle aanwezigen bestuursleden kan in een bestuursvergadering besloten worden om buiten de vergaderingen om, via de — mail, een besluit te nemen. Indien deze werkwijze niet in een vergadering is afgesproken, moet er eerst een unaniem besluit zijn om het onderwerp buiten de vergadering om te mogen behandelen. Besluitvorming geschiedt vervolgens bij voldoende quonun en volstrekte meerderheid van stemmen. Van een aldus genomen besluit wordt in de eerst volgende vergadering melding gemaakt. Iedere vorm van televergadering, waarbij de bestuursleden via technische hulpmiddelen, direct met elkaar in verbinding staan, wordt voor de besluitvorming als een reguliere vergadering aangemerkt. Voorbeelden van televergadering zijn een telefonische of videovergadering. 11. De leden van het bestuur ontvangen vacatiegeld voor elke door hen bijgewoonde vergadering. Reis- en verblijfkosten worden eveneens vergoed, indien deze door de leden in hun functie zijn gemaakt. Artikel 10 VerantWOnrdinfr
1. De stichting kent een verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes (6) leden, te weten twee (2) werkgeversleden, twee (2) werknemersleden en twee (2) gepensioneerdenleden. — De werkgeversleden worden in onderling overleg benoemd door: Frugi Venta te 's-Gravenhage;
11
de Nederiandse Aardappel Organisatie te 's-Gravenhage; de Vereniging Nederlandse Kaasgroothandelaren te Rijswijk; de Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren te Zoetermeer. — De werknemersleden worden in onderling overleg benoemd door: FNV Bondgenoten te Utrecht; - CNV Dienstenbond te Hoofddorp. De gepensioneerdenleden worden in onderling overleg benoemd door: het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO); FNV Bondgenoten te Utrecht; CNV Dienstenbond te Hoofddorp. 2, Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met een — andere functie bij de stichting. 3, Elk lid wordt benoemd voor een periode van drie jaar en is na afloop van genoemde periode terstond (wederom) benoembaar, 4, Het verantwoordingsorgaan benoemt uit zijn midden voor een periode van drie jaar een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. 5, Het verantwoordingsorgaan stelt een rooster van aftreden vast, zodanig dat er — niet meer dan twee leden tegelijkertijd aftreden, 6, Een lid van het verantwoordingsorgaan dient een door het bestuur vast te stellen deskundigheid op het gebied van pensioenen te hebben. De bevordering van de deskundigheid van de leden van het verantwoordingsorgaan is geregeld in het ~ deskundigheidsplan van de stichting, 7, Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan: a, door overlijden; b, door aftreden op eigen verzoek; c, door ontslag, als bedoeld in lid 8 van dit artikel; d, doordat geen deel meer wordt uitgemaakt van de geleding die de werknemers of de pensioengerechtigden vertegenwoordigen; e, door een daartoe strekkend besluit van de organisatie die het lid heeft benoemd; f door het aanvaarden van een andere functie binnen de stichting. 8, Indien naar het oordeel van het verantwoordingsorgaan sprake is van een lid dat onvoldoende functioneert, kan het verantwoordingsorgaan de benoemende partij vragen dit lid te ontslaan en een ander lid te benoemen. 9, In bestaande vacatures moet zo spoedig mogelijk, ten laatste binnen drie maanden na het ontstaan daarvan, worden voorzien door de benoemende partij. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd die het vervangen lid nog had te ~ vervullen, doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw benoembaar, 10, Zolang in bestaande vacatures niet is voorzien, wordt het verantwoordingsorgaan gevormd door de zitting hebbende leden en behoudt het zijn volledige bevoegdheden. 11, De kosten die verband houden met het functioneren van het verantwoordingsorgaan komen, na goedkeuring door het bestuur, ten laste van ~ de stichting. 12, Het bestuur draagt zorg voor secretariële ondersteuning van het verantwoordingsorgaan. De kosten hiervan komen voor rekening van de stichting.
12 Artikel 11 Rechten en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan 1. Het verantwoordingsorgiaan is bevoegd jaarlijks een algemeen oordeel te geven over: het handelen van het bestuur aan de hand van hetjaarverslag, de jaarrekening en andere relevante informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie; het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. 2. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle — inlichtingen en gegevens, die deze voor de invulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk — verstrekt. 3. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van de oordeelsvorming recht op overleg met het bestuur, alsmede op overleg met de deelnemersraad, de exteme accoimtant en de certificerende actuaris, 4. Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks uiterlijk op een juni een oordeel als ~ bedoeld in lid 1 over het bestuur, hetwelk tevens wordt opgenomen in het jaarverslag van de stichting. Het bestuur is verplicht uiterlijk binnen de drie maanden schriftelijk te reageren op het oordeel en de adviezen van het verantwoordingsorgaan. Als een advies (ten dele) niet wordt opgevolgd, dan — dient het bestuur daarvan de redenen te vermelden. 5. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur, gevraagd of uit eigen beweging, over: het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsprgzian; de vorm, inrichting en samenstelling van het intem toezicht; het vaststellen en wijzigen van een inteme klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid, — Het bestuur zal het verantwoordingsorgaan tijdig informeren zodat het advies — van het verantwoordingsorgaan van wezenlijke invloed kan zijn. 6. Het verantwoordingsorgaan is, in overleg met het bestuur, bevoegd deskundigen te raadplegen, 7. Bestuur en verantwoordingsorgaan komen tweemaal per jaar gezamenlijk in — vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het verantwoordingsorgaan een oordeel dient te geven. De gezamenlijke vergaderingen van het bestuur en het verantwoordingsorgaan worden om beurten voorgezeten door de voorzitter van het bestuur, respectievelijk door de voorzitter van het verantwoordingsorgaan. 8. Indien het verantwoordingsorgaan van oordeel is dat het bestuur niet naar - - — behoren functioneert, kan het zich, na raadpleging van de visitatiecommissie, — wenden tot de ondememingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam met het verzoek: een onderzoek te bevelen naar het beleid van en de gang van zaken binnen de stichting; het functioneren van het bestuur als zodanig te toetsen. 9. Tot een verzoek als bedoeld in lid 8 kan slechts worden besloten indien alle leden tijdens een vergadering aanwezig zijn en ten minste twee derde van de —
13 leden daarmee instemt. 10. Alvorens een verzoek als bedoeld in lid 8 in te dienen zal het verantwoordingsorgaan dit voomemen schriftelijk (en beargumenteerd) melden aan het bestuur en het bestuur de gelegenheid geven hierop te reageren. 11. Het verantwoordingsorgaan stelt een huishoudelijk reglement vast waarin de — werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd, hetgeen onder meer inhoudt: de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen worden bijeengeroepen; de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in de vergaderingen besluiten neemt; de wijze waarop het verantwoordingsorgaan de in het eerste en vijfde lid — van dit artikel bedoelde oordelen en adviezen samenstelt en aan het bestuur ter kennis brengt, Het huishoudelijk reglement behoeft de goedkeuring van het bestuur van de stichting. Het verantwoordingsorgaan is verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement, Artikel 12 Vergoedingen voor het verantwoordingsorgaan 1. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen vacatiegeld voor elke door hen bijgewoonde vergadering. Reis- en verblijfkosten worden eveneens vergoed, indien deze door de leden in hun functie zijn gemaakt. 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen is gelijk aan de vergoeding voor de leden van het bestuur van de stichting. 3. De kosten van de in de voorgaande leden bedoelde vergoedingen komen voor rekening van de stichting. Artikel 13 Visitatiecommissie 1, De stichting kent een visitatiecommissie. Deze visitatiecommissie bestaat uit — drie door het bestuur benoemde onafhankelijke leden. Alvorens over te gaan tot definitieve benoeming zal het bestuur advies vragen aan het verantwoordingsorgaan over de voorgenomen benoeming. 2, De leden van de visitatiecommissie worden benoemd voor een periode van drie jaar. Na verloop van deze periode kuimen zij direct opnieuw worden benoemd, Het bestuur kan leden van de visitatiecommissie schorsen en ontslaan, na een — advies hiertoe van het verantwoordingsorgaan te hebben gevraagd. 3, Het lidmaatschap van de visitatiecommissie is niet verenigbaar met een andere of eerdere functie bij de stichting, eerdere werkzaamheden die voor de stichting zijn verricht of (voormalig) deelnemerschap in een pensioenregeling van de stichting. 4, Een lid van de visitatiecommissie dient een door het bestuur vast te stellen deskundigheid op het gebied van pensioenen te hebben, 5, Het lidmaatschap van de visitatiecommissie eindigt door: a. het verstrijken van de zittingsduur; b, het bedanken door het betreffende lid; c, ontslag door het bestuur; d. het, anders dan uit hoofde van de visltatieconunissie, betrokken raken bij de stichting;
14 e, overlijden. . 6. In geval van een tussentijdse vacature wordt door het bestuur een nieuw lid benoemd. Het nieuwe lid heeft zitting voor de gehele zittingsperiode van drie — jaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt de visitatiecommissie haar volledige bevoegdheden. De benoeming geschiedt binneh drie maanden na het ontstaan van de vacature, 7. De visitatiecommissie benoemt uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. 8. Het bestuur draagt zorg voor secretariële ondersteuning van de visitatiecommissie. De kosten hiervan komen voor rekening van de stichting.— Artikel 14 . Bevoegdheden en taken van de visitatiecommissie— 1. De visitatiecommissie beoordeelt: de beleids- en bestuursprocedures en processen en de checks en balances in de stichting; de aansturing van de stichting; en het beleid van de stichting ten aanzien van de langere termijn risico's. 2, Het bestuur is verplicht desgevraagd aan de visitatiecommissie tijdig alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, die deze voor de vervulling van zijn — taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 3. De visitatiecommissie heeft recht op overleg met het bestuur, de exteme accountant en de certificerend actuaris. 4, Bestuur en visitatiecommissie komen ten minste eenmaal per drie jaar r gezamenlijk in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover de visitatiecommissie een —• oordeel dient te geven. [ 5, De visltatieconunissie brengt eenmaal per drie jaar rapport uit over haar —i bevindingen. Op deze rapportage hoeft door het bestuur niet te worden •• gereageerd. Het verantwoordingsorgaan zal de rapportage van de • visitatiecommissie betrekken in haar oordeel over het bestuur. \ 6. Ten behoeve van het functioneren van de visitatiecommissie is een huishoudelijk reglement vastgesteld, 1 Artikel 15 i Vergoedingen voor de visitatiecommissie 1 1, De leden van de visitatiecommissie ontvangen een door het bestuur vastgestpide vergoeding voor elke door hen bijgewoonde vergadering. Reis- en verblijfkosten worden eveneens vergoed, indien deze door de leden in hun functie zijn —-| gemaakt, 1 2, De kosten van de in de voorgaande leden bedoelde vergoedingen komen voor — rekening van de stichting, Artikel 16 Deelnemersraad 1, De stichting kent een deelnemersraad. De deelnemersraad bestaat uit vijf leden. In de deelnemersraad zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhouding vertegenwoordigd. De samenstelling van de actieve deelnemers dient zoveel mogelijk een afspiegeling te zijn van de deelneming van de verschillende bedrijfstakken in de stichting.
15 2, De leden van de deelnemersraad worden in onderling overleg en op voordracht van FNVBondgenoten; CNV Dienstenbond; en Het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) benoemd, 3, De leden van de deelnemersraad zijn afkomstig uit de kring van verzekerden en pensioengerechtigden van de stichting. Deze worden in onderiing overieg benoemd door de in lid 2 genoemde organisaties. 4, De benoemende organisaties benoemen voor de hen benoemde raadsleden één of meer plaatsvervangende leden. Hetgeen in de statuten is bepaald ten aanzien van de raadsleden geldt evenzeer voor de plaatsvervangende leden, indien zij optreden als raadslid. 5, Een lid van de deelnemersraad dient een door het bestuur vast te stellen deskundigheid op het gebied van pensioenen te hebben. De bevordering van de deskundigheid van de leden van de deelnemersraad is geregeld in het deskundigheidsplan van de stichting, 6, De benoeming van de leden van de deelnemersraad geldt voor de duur van drie jaar, 7, De leden en plaatsvervangende leden van de deelnemersraad zijn na het verstrijken van hun benoemingsduur opnieuw benoembaar, 8, Voorafgaand aan elke benoeming van leden van de deelnemersraad stelt het bestuur de zetelverdeling tussen de deelnemers en de pensioengerechtigden vast. Het aantal deelnemers en het aantal pensioengerechtigden binnen de stichting — wordt daartoe uitgedrukt in twee percentages die gezamenlijk honderd bedragen. Deze percentages, die de vertegenwoordiging van het aantal deelnemers en van het aantal pensioengerechtigden binnen de stichting uitdrukken, worden verdeeld in eenheden van twintig, waarbij voor iedere eenheid een zetel wordt toegekend. Een eventuele restzetel valt toe aan de groep met het hoogste restpercentage, — 9, Behalve door periodiek aftreden, eindigt het lidmaatschap van de deelnemersraad door: a. het bedanken door het betrefifende lid; b. overlijden; c. beëindiging van de dienstbetrekking bij een aangesloten ondememing in — geval van een vertegenwoordiger van de deelnemers; d. een daartoe strekkend besluit van de organisatie die het lid heeft benoemd;— e. ontslag door de deelnemersraad, waardoor een tussentijdse vacature ontstaat. Ontslag door de deelnemersraad is alleen mogelijk wanneer de betrokkene, naar de mening van meer dan de helft van de leden van de deelnemersraad, emstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn fimctie. 10, In geval van een tussentijdse vacature in de deelnemersraad benoemt, afhankelijk van de geleding waarin de vacature is ontstaan, de desbetreffende — vakvereniging dan wel representatieve organisatie zo spoedig mogelijk een opvolger van het betrokken lid. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd die het vervangen lid nog had te vervullen, doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw benoembaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt de deelnemersraad zijn volledige bevoegdheden. De benoeming geschiedt
16 binnen drie maanden na het ontstaan van de vacature. 11, De deehiemersraad kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden gekozen — voor een periode van drie jaar. 12. Het bestuur draagt zorg voor secretariële ondersteuning van de deelnemersraad. De kosten hiervan komen voor rekening van de stichting, Artikel 17 Rechten en bevoegdheden van de deelnemersraad 1. De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die de stichting betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur met betrekking tot: a. het nemen van maatregelen van algemene strekking; b. wijziging van statuten en reglementen van de stichting; c. vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota bedoeld in artikel 145 Pensioenwet, een langëtermijnherstèlplan als bedoeld in artikel 138 Pensioenwet en een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 Pensioenwet; d. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten — indien toepassing wordt gegeven aan artikel 134 Pensioenwet; e. het vaststellen en het wijzigen van het toeslagbeleid; f gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van de stichting of de ovemame van verplichtingen door de stichting; g, liquidatie van de stichting; h, het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst of uitvoeringsreglement; i, het terugstorten van premie of geven van premiekorting, bedoeld in artikel 129 Pensioenwet, 2. Het bestuur vraagt het advies van de deelnemersraad op een zodanig tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in eerste lid bedoelde door het bestuur te nemen besluiten. Bij het vragen van advies wordt aan de deelnemersraad een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de belanghebbenden bij de stichting zal hebben. 3. Het bestuur (ofeen delegatie van het bestuur) en de deelnemersraad komen ten minste tweemaal per kalenderjaar gezamenlijk in vergadering bijeen. Tijdens — deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover — het bestuur ofde deelnemersraad overleg wenselijk achten. Deze gezamenlijke vergaderingen worden beurtelings voorgezeten door de voorzitter van het — bestuur, respectievelijk door de voorzitter van de deelnemersraad. 4. De stichting verstrekt desgevraagd aan de deelnemersraad tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de invulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 5. De stichting informeert de deelnemersraad onverwijld schriftelijk over: a, de verplichting tot het opstellen van eén kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 Pensioenwet; b, de verplichting tot het opstellen van een langëtermijnherstèlplan als bedoeld in artikel 138 Pensioenwet; c, de aanstelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173
17
Pensioenwet; d, de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 Pensioenwet, waarin de bevoegdheiduitoefening van alle of bepaalde organen van de stichting is gebonden aan de toestemming van een of meer door de toezichthouder benoemd personen, 6, Het bestuur deelt de deelnemersraad, uiterlijk binnen drie maanden nadat het — desbetreffende besluit is genomen, schriftelijk mee in hoeverre een gegeven — advies (ten dele) is opgevolgd. Als hiet gegeven advies (ten dele) niet is opgevolgd, zal het bestuur daarvan de redenen melden, 7, De deelnemersraad is, in het kader van de uitoefening van zijn taken, bevoegd deskimdigen te raadplegen. Het bestuur wordt hiervan vooraf op de hoogte gebracht, alsmede van de te verwachten kosten. De kosten komen voor rekening van de stichting. —^ 8, De deelnemersraad beschikt over een beroepsrecht bij de ondememingskamer van het gerechtshof te Amsterdam, ten aanzien waarvan de te volgen procedures zijn vastgelegd in artikel 217 Pensioenwet. 9, Een geleding van de deelnemersraad beschikt over een beroepsrecht bij de ondememingskamer van het gerechtshof te Amsterdam, ten aanzien waarvan de te volgen procedures zijn vastgelegd in artikel 218 Pensioenwet. 10, De deelnemersraad stelt een huishoudelijk reglement vast waarin de werkwijze van de deelnemersraad wordt vastgelegd, hetgeen onder meer inhoudt: de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van de deelnemersraad worden bijeengeroepen; de wijze waarop de deelnemersraad in de vergaderingen besluiten neemt; — de wijze waarop de deelnemersraad de in het eerste lid van dit artikel bedoelde adviezen samenstelt en aan het bestuur ter kennis brengt. Het huishoudelijk reglement behoeft de goedkeuring van het bestuur van de stichting. De deelnemersraad is verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement. Artikel 18 Vergoedingen voor de deelnemersraad 1. De raadsleden ontvangen vacatiegeld voor elke door hen bijgewoonde vergadering met een maximum van vier vergaderingen. Reis- en verblijfkosten worden eveneens vergoed, indien deze door de raadsleden in hun functie zijn — gemaakt, 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen is gelijk aan de vergoeding voor de leden van het bestuur van de stichting. 3. Wordt het aantal van vier vergaderingen per kalenderjaar overschreden, dan komen voor de navolgende vergaderingen slechts de reis- en verblijfkosten voor vergoeding iri aanmerking. Deze worden vastgesteld door het bestuur naar redelijkheid èn billijkheid. 4. De kosten van de in de voorgaande leden bedoelde vergoedingen komen voor — rekening van de stichting. Artikel 19 Aangesloten ondememing Aangesloten ondememingen zijn de ondememingen welke: a. door het bestuur op een desbetreffend verzoek als zodanig zijn toegelaten, of— b. een of meer werknemers in dienst hebben, respectievelijk voor wie een of meer
18
werknemers arbeid verrichten, een en ander voor zover deze werknemers vallen onder de verplichtstelling krachtens artikel 2 van de Wet. c. Voor een toegelaten ondememing die niet is gebonden aan het uitvoeringsreglement komt de toelating tot stand door enriahet sluiten van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst waarvan de voorwaarden door de stichting worden bepaald, Artikel 20 Vriiwillige aansluiting ondernemingen 1, De werkgever die geen ondememing zoals bedoeld in artikel 1 exploiteert heeft de mogelijkheid om zich vrijwillig aan te sluiten bij de stichting, 2, Het bestuur is bevoegd een vrijwillige aansluiting te realiseren indien - ter vaststelling door het bestuur - de natuurlijke persoon of rechtspersoon een ondememing exploiteert, die: a. hetzij in een economische en/of organisatorische eenheid beheer voert over één ofmeer ondememingen als bedoeld onder artikel 1; b. hetzij deel uitmaakt van een economische en/of organisatorische eenheid en die eenheid zich in overwegende mate bezighoudt met het uitoefenen van activiteiten als vermeld in de voor de stichting van toepassing zijnde verplichtstellingbeschikkingen voor de groothandel in aardappelen, groenten of fruit; groothandel in eieren; groothandel in kaas; — zoals deze verplichtstellingsbeschikkingen luiden op een januari — tweeduizend zeven (01-01-2007); c. hetzij soortgelijke activiteiten verricht als de activiteiten die in de onder sub a genoemde ondememingen plaatsvinden; of d. onder de werkingssfeer van de stichting viel, maar aansluitend buiten de — werkingssfeer komt te vallen door wijziging van de werkingssfeer of door afsplitsing van de ondememing; en een overeenkomst tot vrijwillige aansluiting heeft gesloten met de stichting op grond waarvan de collectieve arbeidsovereenkomst voor de onder sub b, genoemde bedrijfstak wordt toegepast en tevens wordt deelgenomen in de sociale fondsen van de betrefifende bedrijfstak. 3. Voor vrijwillige aansluiting geldt dat de werknemers waarvoor vrijwillige aansluiting wordt gevraagd niet verplicht deelnemen in een andere pensioenregeling. Tevens geldt dat er geen andere bedrijfstak-cao of ^ ondememings-cao van toepassing mag zijn op de werknemers voor wie vrijwillige aansluiting wordt gevraagd. 4. Vrijwillige aansluiting is uitsluitend mogelijk indien alle in lid 3 bedoelde huidige en toekomstige werknemers deel gaan nemen aan de pensioenregeling van de stichting. Tevens dient voor alle werknemers de collectieve arbeidsovereenkomst voor een onder lid 2 sub b, genoemde bedrijfstak toegepast te gaan worden, 5. Werknemers die ingevolge de desbetreffende bedrijfstak-cao zijn uitgezonderd, komen niet in aanmerking voor deelname aan de pensioenregeling van de stichting, 6, Als voorwaarde voor vrijwillige aansluiting kan gelden het betalen van een premieopslag op de geldende doorsneepremie. Een eventuele premieopslag is ™
19
aftiankelijk van derisico'svoor de stichting als gevolg van de vrijwillige aansluiting. 7. Na vrijwillige aansluiting bij de stichting zijn, met inachtneming van de uitvoeringsovereenkomst voor vrijwillige aansluiting, de statuten, pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement van de stichting volledig van toepassing op de werkgever en zijn werknemers. Artikel 21 Deelnemers en aspirant-deelnemers 1. De pensioenregeling kent deelnemers en aspirant-deelnemers. 2. Deelnemers zijn de werknemers in de leeftijd van eenentwintig (21.) tot zevenenzestig (67) jaar, die: a. door het bestuur op een verzoek tot vrijwillige aansluiting, als bepaald in — artikel 20, als zodanig zijn toegelaten, hetgeen slechts groepsgewijze kan — geschieden, b. krachtens artikel 2 van de Wet tot deelneming in de stichting verplicht zijn, of c. in dienst zijn van een aangesloten ondememing als bedoeld in artikel 4 lid 3 van de statuten onder voorwaarde dat de ondememing is toegelaten tot de — stichting als bedoeld in artikel 19 van de statuten en voor zover de werknemers werkzaamheden verrichten als in genoemd artikel 4 lid 3 bedoeld en nadat deze werknemers door de ondememing als deelnemer bij de stichting zijn aangemeld; d. door het bestuur op verzoek van de gewezen deelnemers in het kader van — vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling als zodanig zijn toegelaten. 3. Aspirant-deelnemers zijn werknemers die de leeftijd van eenentwintig (21) jaar nog niet bereikt hebben en die een partner en/of kind hebben. Artikel 22 Reglementen en overeenkomsten 1. De voorwaarden waaronder een pensioen wordt verieend, de grootte van dat — pensioen en in het algemeen alles, waarvoor met betrekking tot de pensioenregeling nadere voorzieningen moeten worden getroffen, worden geregeld in een of meer pensioenreglementen. 2. Naast de pensioenreglementen kan het bestuur andere reglementen vaststellen. Deze mogen geen bepalingen bevatten, welke in strijd zijn met de statuten. 3. De voorwaarden waaronder de bijdragen, welke door de aangesloten ondememingen moeten worden betaald en in het algemeen alles, waarvoor met betrekking tot de pensioenregeling nadere voorzieningen moeten worden getroffen, worden geregeld in een of meer uitvoeringsreglementen of uitvoeringsovereenkomsten. Artikel 23 . Geheimhouding —r De leden van het bestuur, de visitatiecommissie, het verantwoordingsorgaan, de deelnemersraad, en de adviserend actuaris, certificerend actuaris, registeraccountant, en alle andere personen die betrokken zijn bij de uitvoering van de bepalingen van de statuten en reglementen van de stichting, zijn verplicht tot geheimhouding. Dit strekt zich uit tot al hetgeen zij in hun hoedanigheid betrefifende de zaken van de stichting, de aangesloten ondememingen en betrefifende de verzekerden van de stichting vememen, voor zover zij niet uit hoofde van hun beroep of functie, onderscheidenlijk
20
krachtens enigerlei bepaling van de statuten of reglementen van de stichting dan wel wettelijk voorschrift, tot mededeling daarvan zijn gehouden. Artikel 24 Directeur-secretaris 1. Het bestuur benoemt een natuurlijk of een rechtspersoon tot directeur-secretaris van de stichting. Deze mag zelf geen bestuurslid zijn en niet werkzaam zijn in een ondememing. 2. Het bestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk aan de directeur-secretaris te delegeren, 3. De directeur-secretaris ontvangt bij zijn benoeming een schriftelijke door het ™ bestuur vastgestelde instructie met betrekking tot zijn werkzaamheden en bevoegdheden en een daarbij behorend budget voor de inzet van personele en — materiële middelen. 4. De directeur-secretaris kan onder zijn verantwoordelijkheid werkzaamheden — door derden laten verrichten. 5. De directeur-secretaris is van al zijn gedragingen met betrekking tot de stichting verantwoording verschuldigd aan en kan worden ontslagen door het bestuur. Hij is verplicht tot geheimhouding als omschreven in artikel 23, Artikel 25 Administrateur 1. Het bestuur benoemt een natuurlijk persoon of een rechtspersoon tot administrateur van de stichting. 2. De administrateur voert de administratie van de stichting onder verantwoordelijkheid van de directeur-secretaris. 3. De administrateur ontvangt bij zijn benoeming een schriftelijke door het bestuur vastgestelde instructie met betrekking tot zijn werkzaamheden en bevoegdheden. 4. De administrateur is verplicht alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen, indien dit door het bestuur wordt verlangd. Voor de vergaderingen, welke hij — moet bijwonen, ontvangt hij een oproeping. Artikel 26 Registeraccountant Het bestuur benoemt tot wederopzegging een registeraccountant met opdracht regelmatig toezicht uit te oefenen op de boekhouding en de verdere administratie van de stichting alsmede hetfinanciëleverslag te controleren en jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur verslag uit te brengen omtrent de financiële toestand en de bedrijfsvoering van de stichting. De accountant waarmerkt de actuariële staten zoals deze door de stichting aan de toezichthouder worden verstrekt. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de stichting, waarvan inzage voor de juiste vervulling van zijn taak noodzakelijk is,Artikel 27 . Adviserend actuaris . Het bestuur benoemt tot wederopzegging een adviserend actuaris, met als opdracht: a. het bestuur en het verantwoordingsorgaan van advies te dienen betrefifende de fmanciële opzet, de actuariële grondslagen voor de berekening van de koopsommen, van de premies en van de ter dekking van de financiële verplichtingen van de stichting benodigde actuariële reserves; b, het bestuur en het verantwoordingsorgaan van advies te dienen betreffende de vaststelling van de koopsommen, de premies en de actuariële reserves;
21
c,
het bestuur en het verantwoordingsorgaan van advies te dienen betreffende de — wijze van uitvoering van de bepaiingen van de statuten en reglementen van de stichting inzake de pensioenen, uitkeringen, onderscheidenlijk andere tegemoetkomingen; d. de elders in de statuten en/of reglementen van de stichting, dan wel door het — verantwoordingsorgaan of door het bestuur reeds aan hem opgedragen of nader op te dragen onderdelen van zijn taak uit te voeren. Artikel 28 Certificerend actuaris Het bestuur benoemt tot wederopzegging een certificerend actuaris met als opdracht de actuariële staten waaronder begrepen het actuarieel verslag als bedoeld in artikel 29 lid 3 met de daarin opgenomen actuariële verklaring, zoals deze door de stichting aan De Nederlandsche Bank worden verstrekt, te waarmerken. De certificerend actuaris is onafhankelijk van de stichting en verricht geen andere werkzaamheden — voor de stichting. De actuaris is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de stichting, waarvan inzage voor de juiste vervulling van zijn taak noodzakelijk is. Artikel 29 Boekiaar. administratie en verslag 1. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. ^ 2. Het bestuur legt aan De Nederlandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na — afloop van het boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over dat aan de eisen van titel 9 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de nadere regelgeving bij ofkrachtens de Pensioenwet voldoet. Deze stukken geven een volledig beeld van de financiële toestand en de bedrijfsvoering van de stichting. Tevens blijkt hieruit dat ten genoegen van De Nederlandsche Bank wordt voldaan aan het bepaalde bij ofkrachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij de stichting betrokken deelnemers, — gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. 3. Dejaarrekening is voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, Het bestuur legt aan De Nederlandsche Bank bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende de stichting over, voorzien van de verklaring van de certificerend actuaris. 4. Het jaarverslag bevat het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de bevindingen van het inteme toezicht, alsmede een reactie van het bestuur daarop. Artikel 30 Wiiziging statuten en pensioenreglement 1, Het bestuur is bevoegd wijzigingen in de bepalingen van de statuten en reglementen aan te brengen. 2, Besluiten tot wijziging van de statuten kunnen slechts worden genomen door het bestuur in vergadering bijeen indien: het voorstel tot wijziging ten minste zeven (7) dagen voor de bedoelde vergadering in het bezit is van de bestuursleden; bij stemming ten minste zeven bestuursleden aanwezig zijn, waarvan ten — minste drie werkgevers- en drie werknemersleden van het bestuur; is dit niet
22
het geval dan kan tot wijziging van de statuten worden besloten in een opnieuw bijeen te roepen en te houden vergadering, ongeacht het dan aanwezige aantal leden; bij stemming bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen zich voor de voorgestelde wijziging uitspreekt, 3. Het bestuur is met inachtneming van artikel 134 Pensioenwet bevoegd tot wijziging van de opgebouwde rechten van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden ingeval de financiële toestand van de stichting daartoe aanleiding geeft, 4. De doelstelling van de stichting mag niet worden gewijzigd ten nadele van rechthebbenden op pensioenen krachtens de bepalingen van de statuten en —-— reglementen van de stichting, 5. De wijziging van de statuten moet bij notariële akte tot stand komen, 6. De stichting zendt binnen twee weken na wijziging een authentiek afschrift van de gewijzigde statuten naar De Nederlandsche Bank. 7. De pensioenreglementen van de stichting worden vastgesteld en gewijzigd door een besluit van het bestuur. 8. De reglementen van de stichting mogen niet in strijd zijn met de bepalingen van deze statuten, Artikel 31 .. Ontbindingen en vereffening 1. Het bestuur kan besluiten tot ontbinding van de stichting. Dit besluit wordt bij notariële akte vastgelegd. 2. Na het besluit tot ontbinding zal de stichting geen verplichtingen op zich kunnen nemen dan zodanige welke met de liquidatie verband houden. Bij liquidatie zullen, voor zover niet reeds geschied, de verworven pensioenaanspraken en — ingegane pensioenrechten worden overgedragen naar een verzekeraar of een — pensioenfonds als bedoeld in artikel 1 Pensioenwet. 3. De verefifening van de stichting geschiedt door het bestuur, tenzij het bestuur een ofmeer anderen tot vereffenaars aanwijst. De verefifenaars zullen de belangen van de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden, en de na te laten betrekkingen en de overige belanghebbenden naar billijkheid behartigen op grond van gedane toezeggingen, — 4. Gedurende de verefifening blijven de bepalingen van deze statuten alsmede van het pensioenreglement voor zoveel mogelijk van kracht. 5. Een eventueel batig saldo zal worden aangewend overeenkomstig het doel van de stichting. Bij een eventueel nadelig saldo worden alle pensioenaanspraken — van de (gewezen) deelnemers en pensioenrechten van de pensioengerechtigden naar evenredigheid verminderd. 6. De slotrekening behoeft de goedkeuring van de in artikel 6 lid 1 genoemde organisaties. 7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en de bescheiden van de stichting gedurende tien jaar bewaard bij een persoon daarvoor door het bestuur aangewezen. . Artikel 32 Overeenkomsten met andere pensioenfondsen 1, Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten aan te — gaan, ten doel hebbende de aanspraken, door de deelnemers verkregen, na hun -
23
overgang van het ene naar het andere pensioenfonds, op hun verzoek, met de na die overgang te verkrijgen aanspraken te verenigen, 2. Het bestuur kan daartoe ten aanzien van de betrokken deelnemers van de bepalingen van de statuten ofvan het pensioenreglement afwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke deelnemers. Artikel 33 Informatieverstrekking 1. Het bestuur zorgt dat de deelnemers bij de aanvang van het deelnemerschap schriftelijk op de hoogte gesteld worden van de inhoud van de geldende statuten en de geldende pensioenreglementen van de stichting, 2. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk geïnformeerd over wijzigingen van de statuten en het pensioenreglement. 3. Het bestuur stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en het pensioenreglement kennis te nemen. Artikel 34 Klachten- en geschillenreglement Alle geschillen welke ontstaan tussen de stichting en aangesloten ondememingen, — (gewezen) deelnemers, gepensioneerden, (gewezen) partners alsmede hun nabestaanden, over de wijze waarop de statuten en de (pensioen)reglementen van de stichting zijn of zullen worden toegepast en klachten van aangesloten ondememingen, de (gewezen) deelnemers, gepensioneerden, (gewezen) partners — alsmede hun nabestaanden, over hun ontevredenheid met betrekking tot een behandeling, bejegening, product of dienstverlening, worden behandeld conform het Klachten- en geschillenreglement van de stichting. Artikel 35 Onvoorziene gevallen In gevallen waarin noch door deze statuten, noch door het pensioenreglement noch door de wet is voorzien, beslist het bestuur, zoveel mogelijk in lijn met de wel geregelde gevallen. Artikel 36 Datum inwerkingtreding De statuten zijn oorspronkelijk in werking getreden per één januari negentienhonderd drieënzestig (01-01-1963) en zijn voor het laatst gewijzigd per een november tweeduizend dertien (01-11-2013). Artikel 37 Overgangshepalin^ Tot één januari tweeduizend veertien (01-01-2014) luidt artikel 21 als volgt: Artikel 21 Deelnemers en aspirant-deelnemers 1. De pensioenregeling kent deelnemers en aspirant-deelnemers. 2, Deelnemers zijn de werknemers in de leeftijd van eenentwintig (21) tot vijfenzestig (65) jaar, die: a. door het bestuur op een verzoek tot vrijwillige aansluiting, als bepaald in — artikel 20, als zodanig zijn toegelaten, hetgeen slechts groepsgewijze kan — geschieden, b. krachtens artikel 2 van de Wet tot deelneming in de stichting verplicht zijn, of . c. in dienst zijn van een aangesloten ondememing als bedoeld in artikel 4 lid 3
24
van de statuten onder voorwaarde dat de ondememing is toegelaten tot de stichting als bedoeld in artikel 19 van de statuten en voor zover de werknemers werkzaamheden verrichten als in genoemd artikel 4 lid 3 bedoeld en nadat deze werknemers door de ondememing als deelnemer bij de stichting zijn aangemeld; d. door het bestuur op verzoek van de gewezen deelnemers in het kader van — vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling als zodanig zijn toegelaten. 3, Aspirant-deelnemers zij n werknemers die de leeftij d van eenentwintig (21) j aar nog niet bereikt hebben en die een partner en/of kind hebben. Dit artikel en het opschrift vervallen met ingang van één januari tweeduizend veertien (01-01-2014), WAARVAN AKTE, in minuut is verleden te 's-Gravenhage op de datum in het hoofd van deze akte vermeld. ^ De verschenen persoon, die mij, notaris, bekend is, verklaarde tijdig voor het verlijden van de akte een ontwerp van deze akte te hebben ontvangen en van de inhoud daarvan op de hoogte te zijn. Voor het verlijden van de akte is door mij, notaris, aan de verschenen persoon mededeling gedaan van de zakelijke inhoud van de akte en heb ik daarop een toelichting gegeven. De verschenen persoon verklaarde van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en met beperkte vooriezing in te stemmen. Onmiddellijk na beperkte voorlezing is de akte ondertekend door de verschenen persoon en mij. (Volgt ondertekening) VOOR AFSCHRIFT:
Stich ting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselooorzierungshandel
Wijzigingsbesluit reglementen n.a.v. bestuursvergadering d.d. 9 oktober 2013
Het bestuur van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel heeft in haar vergadering d.d. 9 oktober 2013 definitief vastgesteld de volgende reglementen te wijzigen: - Pensioenreglement middelloon - Aanvullend pensioenreglement middelloon - Aanvullend pensioenreglement middelloon plus - Pensioenrégiement vaste bedragenregeling - Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen
Wijziging. Pensioenreglément middelloon Art. 1
X.
Pensioenrichtdatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 iaar wordt.
Art. 3 6. Het ouderdomspensioen dat door een (gewezen) deelnemer tot aan 1 januari 2014 is
opgebouwd en dat een pensioenrichtdatum kent van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt, wordt actuarieel herrekend naar een ouderdomspensioen met een pensioenrichtdatum van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. Wanneer een (gewezen) deelnemer na 1 januari 2014 kiest voor vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen conform de bepalingen van artikel 19 van dit reglement, dan zal dit ouderdomspensioen actuarieel worden herrekend naar een ouderdomspensioen ingaande op de door de (gewezen) deelnemer gekozen ingangsdatum.
Art. 22 1. De (gewezen) deelnemer heeft bij vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 19 de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum een deei van het opgebouwde ouderdomspensioen en partnerpensioen om te zetten in een AOW-overbruggingspensioen. Het ouderdomspensioen en het partnerpensioen zullen dan actuarieel verlaagd worden. Het AOW-overbruggingspensioen is gelijk aan een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen ter grootte van maximaal het jaarlijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarvan zowel de verzekerde als diens partner de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt of ouder is. Hierbij geldt het volgende: a. de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. De hogere uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt; b. de minimale uitkeringsduur van de hogere uitkering bedraagt 12 maanden; c. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 27 lid 5 bedoelde bedrag.
Art. 33 7.
Het voonwaardelijke ouderdomspensioen voor de deelnemers, geboren in de jaren 1950 tot en met 1959 en waarop de overgangsregeling van de Stichting Vroegpensioen voor de Groothandel in Aardappelen, Groenten en Fruit van toepassing, en lid 2 van dit artjkel, dat een pensioenrichtdatum kent van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt, wordt actuarieel herrekend naar een ouderdomspensioen met een pensioenrichtdatum van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. De aanspraak op partnerpensioen, die van dit ouderdomspensioen wordt afgeleid, wordt vastgesteld zonder actuariële herrekening van het ouderdomspensioen. Het voonvaardelijke ouderdomspensioen als bedoeld voor deelnemers, die op 1 januari 2005 jonger dan 55 jaar zijn en die vanaf 31 december 2002 in dienstverband werkzaam zijn in de kaas-sector en waarop de overbruggingsuitkeringsregeling van de kaas-sector van toepassing is van dit artikel, dat een pensioenrichtdatum kent van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt, wordt een ouderdomspensioen met een pensioenrichtdatum van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt.
Pensioenrealement aanvullend pensioenrégiement middelloon Art. 4 6. Pensioenaanspraken welke tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd worden per deze datum geconverteerd naar pensioenaanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Deelnemers kunnen deze geconverteerde pensioenaanspraken vervroegen naar de oorspronkelijke pensioenrichtleeftijd. Pensioenreglement aanvullend pensioenreglément middelloon plus Art 4 6. Pensioenaanspraken welke tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd worden per deze datum geconverteerd naar pensioenaanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Deelnemers kunnen deze geconverteerde pensioenaanspraken vervroegen naar de oorspronkelijke pensioenrichtleeftijd. Pensioenreglement vaste bedragenregeling Art. 1 X. Pensioenrichtdatum: de eerste dao van de maand waarin de (oewezen) deelnemer 67 jaar Art. 3 6. Pensioenaanspraken welke tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd worden per deze datum geconverteerd naar pensioenaanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Deelnemers kunnen deze geconverteerde pensioenaanspraken vervroegen naar de oorspronkelijke pensioenrichtleeftijd. Aanvullend pensioenreglement tiideliik partnerpensioen Art 3 4. Het deelnemerschap aan deze regeling eindigt: - zodra niet meer voldaan wordt aan de criteria bedoeld in lid 1; - op de eerste dag van de maand waarin de 67ste verjaardag van de partner valt; - op verzoek van de werknemer als bedoeld in art 4lid 2; - door overiijden van de deelnemer; - door overiijden van de partner. Art. 5 1. De nabestaande heeft een aanspraak op een tijdelijk partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 dat ingaat óp de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overiijdt. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de
maand volgend op het overlijden van de nabestaande, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de 67ste verjaardag van de nabestaande valt. De aanspraak zal worden vastgesteld met inachtneming van de ter zake geldende fiscale regels en zal bij ingang maximaal gelijk zijn aan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Anw, vermeerderd met de vakantie-uitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen vóór en na de 67-jarige leeftijd. Pensioenaanspraken welke tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd worden per deze datum geconverteerd naar pensioenaanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar.
J.A.M. Bergervoet. Werknemersvoorzitter Rijswijk 27 november 2013
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014
STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Laan van Zuid Hoorn 165 Postbus 3144 2289 DD Rijswijk 2280 GC Rijswijk Telefoon: 070-3061190 Fax : 08422 - 62369
www.bpfavh.nl
[email protected]
PENSIOENREGLEMENT MIDDELLOON
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 INHOUD
Artikel 1.
Begripsomschrijvingen
3
Artikel 2.
Aanvang en einde van het deelnemerschap
5
Artikel 3.
Pensioenaanspraken
6
Artikel 4.
Pensioengevend salaris en pensioengrondslag
7
Artikel 5.
Deeltijd dienstbetrekking
8
Artikel 6.
Ouderdomspensioen
8
Artikel 7.
Verevening van ouderdomspensioen na echtscheiding
9
Artikel 8.
Partnerpensioen
9
Artikel 9.
Bijzonder partnerpensioen na echtscheiding of beëindiging gezamenlijke huishouding.. 10
Artikel 10.
Wezenpensioen
11
Artikel 11.
Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid
12
Artikel 12.
Financiering van de pensioenregeling
12
Artikel 13.
Kortingsbepaling
13
Artikel 14.
Informatieverstrekking door belanghebbenden
14
Artikel 15.
Infonnatieverstrekking door de stichting
14
Artikel 16.
Beëindiging van de deelneming
16
Artikel 17.
Vrijwillige voortzetting
16
Artikel 18.
Waardeoverdracht
17
Artikel 19.
Ven/roeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen
18
Artikel 20.
Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen
19
Artikel 21.
Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen
20
Artikel 22.
Omzetting van ouderdomspensioen in AOW-overbruggingspensioen
20
Artikel 23.
Variatie in pensioenuitkeringen
21
Artikel 24.
Voonwaardelijke toeslagverlening
21
Artikel 25.
Uitbetaling yan de pensioenen
22
Artikel 26.
Venn-eemden en prijsgeven van pensioen
22
Artikel 27.
Afkoop van pensioen
23
Artikel 28.
Vrijstelling van de verplichting tot deelneming
23
Artikel 29.
Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
24
Artikel 30.
Aanvullende regeling voor ouderdoms-, partner- en wezenpensioen
26
Artikel 31.
Regeling voor tijdelijk partnerpensioen
27
Artikel 32.
Fiscale maximering
27
Artikel 33.
Overgangsregeling voor 55-minners in de agf- en kaas-sector
27
Artikel 34.
Glijclausule
28
Artikel 35.
Onvoorziene gevallen en beslechting van geschillen
28
Artikel 36.
Datum inwerkingtreding
29
Bijlagen:
6
-
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 PENSIOENREGLEMENT op basis van een uitkeringsovereenkomst met opbouw partnerpensioen Artikel 1.
'
Bearipsomschriivinaen
Iri dit pensioenreglement zijn naast de begripsomschrijvingen van de statuten, waan/an sommige hieronder worden aangehaald, de volgende begripsomschrijvingen van toepassing: a.
Agf-sector: groothandel in aardappelen, groenten en fruit zoals gedefinieerd in de Verplichtstelling voor de groothandel in aardappelen, groef|iten of fmit d.d. 29 oktober 1964/nr. 67225, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 januari 2008.
b.
Aspirant-deelnemer: de werknemer in dienst van de werkgever, die jonger is dan de toetredingsleeftijd en een partner en/of kind heeft.
c.
Beëindiging van de gezamenlijke huishouding: beëindiging van het samenlevingsverband dat de ongehuwde (gewezen) deelnemer met diens partner voert door het opheften van de gezamenlijke huishouding, anders dan door overiijden of het aangaan van een huwelijk door de (gewezen) deelnemer en/of zijn partner. 4
d.
Bestuur: het bestuur van de stichting.
e.
Deelnemer: de wert
f.
Deelnemingsjaren: perioden als bedoeld in artikel lOab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
g.
Dienstjaren: de jaren waarin de werknemer in dienstbetrekking staat tot een werkgever doorgebracht tussen de toetrédingsleeftijd en de pensioeningangsdatum.
h.
Echtscheiding: einde van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het bij de burgerlijke stand geregistreerde partnerschap.
i.
Echtscheidingsdatum: de datum waarop de beschikking of het vonnis van echtscheiding of ontbinding of de verklaring van het met wederzijds goedvinden eindigen van het geregistreerd partnerschap is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
-
j.
Eieren-sector: groothandel in eieren zoals gedefinieerd in de Verplichtstelling voor de groothandel in eieren d.d. 10 februari 1965/nr. 63352, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 januari 2008.
k.
Einddatum: de datum waarop de gezamenlijke huishouding (anders dan door overlijden) is beëindigd volgens een door de (gewezen) deelnemer en zijn gewezen partner ondertekende schriftelijke verklaring. Onder einddatum bij beëindiging van de gezamenlijke huishouding wordt verstaan de datum waarop daadwerkelijk de uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft plaatsgevonden en waamit blijkt dat de partners niet meer op een adres wonen.
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 I.
Gepensioneerde degene aan wie volgens dit reglement een ouderdomspensioen wordt uitgekeerd.
m.
Gewezen deelnemer: degene wiens deelnemerschap in de zin van dit pensioenreglement anders dan door overiijden of wegens het bereiken van de pensioeningangsdatum Is beëindigd.
n.
Gewezen partner: degene wiens partnerschap met de (gewezen) deelnemer is beëindigd.
O.
Gezamenlijke huishouding: het samenlevingsverband dat de ongehuwde (gewezen) deelnemer met diens partner volgens een notarieel verieden samenlevingsovereenkomst gedurende ten minste een half jaar voert; in dit contract dienen enige vermogensrechtelijke aangelegenheden en de aanwijzing van deze partner als begunstigde voor het partnerpensioen te worden geregeld. De gezamenlijke huishouding dient te zijn begonnen voor de pensioeningangsdatum.
p.
IVA: Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten,
q. r.
Kaas-sector: groothandel in kaas zoals gedefinieerd in de Verplichtstelling voor de groothandel in kaas d.d. 9 juni 1966/nr. 64687, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 januari 2008. Kinderen: 1. de kinderen die zijn geboren uit een voor de pensioeningangsdatum door de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of aspirant-deelnemer aangegaan partnerschap, alsmede de kinderen die reeds voor de pensioeningangsdatum op een andere wijze in familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of aspirantdeelnemer zijn komen te staan; 2. de pleeg- en stiefkinderen van de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of aspirantdeelnemer die door hem als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding is begonnen voor de pensioeningangsdatum.
s.
Loonindex: het percentage waarmee het indexcijfer voor de CAO-lonen, inclusief bijzondere beloningen, over de maand september van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van het soortgelijke indexcijfer over de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Deze indexcijfers worden vastgesteld door het CBS.
t.
Partner: 1. a. de man of de vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer vbor de pensioeningangsdatum een huwelijk is aangegaan; b. de man of de vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer voor de pensioeningangsdatum een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap, zoals bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, is aangegaan. 2.
de ongehuwde persoon die geen bloed- of aanvenwant in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer is en bij diens overiijden met hem samenwoont en een gezamenlijke huishouding voert.
u.
Partnerschap: het huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding dat de (gewezen) deelnemer voert met diens partner.
V.
Pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement een pensioen is ingegaan.
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 w.
Pensioeningangsdatum: de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.
X.
Pensioenrichtdatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt.
y.
Prijsindex: het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer (alle huishoudens, afgeleid) over de maand september van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer (alle huishoudens, afgeleid) over de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Deze indexcijfers worden vastgesteld door het CBS.
z.
stichting: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische eh Voedselvoorzieningshandel.
aa.
Toetredingsleeftijd: de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 21 jaar wordt.
bb.
Werkgever: ' de aangesloten onderneming als omschreven in de statuten.
cc.
Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft.
dd.
Wet: Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
ee.
WlA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel 2. Aanvano en einde van het deelnemèrschap 1. Het deelnemerschap vangt aan op de dag waarop de werknemer de toetredingsleeftijd bereikt en: a. de verplichting tot deelname ontstaat; of b. op een verzoek tot toelating als deelnemer door het bestuur in gunstige zin is beslist. 2. Op de ingangsdatum van deze pensioenregeling is als deelnemer opgenomen de werknemer die op die datum aan de in lid 1 omschreven eisen voldoet. 3. De werknemer die eerst na de ingangsdatum van deze pensioenregeling aan de in lid 1 bepaalde eisen voldoet, wordt opgenomen op de eerste van de maand waarin aan die vereisten is voldaan. 4.
De werknemer die nog niet de toetredingsleeftijd heeft bereikt en een partner en/of kind heeft, komt in aanmerking voor het aspirant-deelnemerschap. Dit aspirant-deelnemerschap vangt aan op de dag waarop deze werknemer in dienst treedt blj de werkgever.
5.
Voor zover hiervan in dit artikel niet is afgeweken is het in de overige artikelen van dit reglement bepaalde mede van toepassing ten aanzien van aspirant-deelnemers.
6.
Indien een deelnemer door of vanuit zijn werkgever wordt gedetacheerd naar een andere lidstaat van de Europese Unie om daar te wert<en doch deze werknemer ondenwerpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat van oorsprong, kan de deelnemer tijdens de detachering blijven deelnemen aan de pensioenregeling. Voonwaarde is dat dit volgens de (dan geldende) wet- en regelgeving is toegestaan en dat de voor deze deelnemer verschuldigde premie wordt voldaan
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 door diens Nederlandse wericgever. 7.
Het deelnemerschap in de zin van dit pensioenreglement eindigt: a. door overlijden van de deelnemer; b. door het bereiken van de pensioenrichtdatum; c. door ingang van het ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum; d. door het veriies van de hoedanigheid van werknemer, tenzij de deelneming wordt voortgezet voor eigen rekening overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van dit reglement, dan wel wordt voortgezet ingeval van arbeidsongeschiktheid overeenkomstig artikel 11 van dit reglement; of e. ingeval de verplichtstelling niet van toepassing is: - door opzegging door de deelnemer of de aangesloten onderneming; - door het niet voldoen van de verschuldigde bijdrage.
8.
Het deelnemerschap in de zin van dit pensioenreglement eindigt niet door ingang van de 55-plusregeling: - van de Stichting vrijwillig vernoegd uittreden voor de Groothandel in Aardappelen, Groenten en Fmit (VUGAARD); - voor het personeel wericzaam in het Partikulier Kaaspakhuisbedrijf; of - van de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Eieren en Eiprodukten en de Eiproduktenindustrie (VUT Ei).
9.
Het aspirant-deelnemerschap in de zin van dit reglement eindigt - op de datum waarop het deelnemerschap aanvangt; - op de eerdere datum bij verlies van de hoedanigheid van werknemer; of - op de eerdere datum wanneer er geen sprake meer is van een partner en/of pensioengerechtigde kinderen.
Artikel 3. 1.
Pensioenaanspraken
De (gewezen) deelnemer heeft £ianspraak op: ouderdomspensioen; partnerpensioen; wezenpensioen;
>
en daarnaast, indien de (gewezen) deelnemer de wens daartoe schriftelijk te kennen heeft gegeven: een aanvullend ouderdoms-, partner- en wezenpensioen; een tijdelijk partnerpensioen. De aspirant-deelnemer heeft aanspraak op: partnerpensioen; wezenpensioen; en daarnaast, indien de aspirant-deelnemer de wens daartoe schriftelijk te kennen heeft gegeven: een tijdelijk partnerpensioen. 2.
De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een partner heeft op elk moment slechts aanspraak op partnerpensioen voor een partner. Indien tegelijk meer dan een persoon aan de in artikel 1 gegeven omschrijving van partner voldoet, wordt uitsluitend als partner aangemerkt de persoon die het eerst aan de omschrijving van partner voldoet. Voldoen meerdere personen op deze eerste datum aan de omschrijving van partner, dan is bepalend met welke persoon de samenwoning volgens het bevolkingsregister het eerst is aangevangen. Indien blijkt dat de gezamenlijke huishouding tegelijkertijd met meer dan een van boven omschreven partners is aangevangen is het bestuur bevoegd om te bepalen hoe de aanspraken en rechten worden
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 verdeeld. Bij later huwelijk, later aangaan van een geregistreerd partnerschap of bij latere aanwijzing van een andere ongeregistreerde partner, wordt voor de uitvoering van dit pensioenreglement de partnerrelatie met de eerder aangewezen ongeregistreerde partner als beëindigd beschouwd. 3.
Bij overlijden van de ongehuwde (gewezen) deelnemer dient de partner ten genoegen van de stichting aan te tonen dat hij of zij ten tijde van dit overlijden de partner van de ongehuwde (gewezen) deelnemer was. Indien de ongehuwde gewezen deelnemer na de pensioeningangsdatum overlijdt, dient tevens te worden aangetoond dat het partnerschap al voor de pensioeningangsdatum bestond.
4.
De aspirant-deelnemer heeft dezelfde aanspraken op partner- en/of wezenpensioen als ware hij deelnemer vanaf de toetredingsleeftijd tot de pensioenrichtdatum. De hoogte van het partneren/of wezenpensioen wordt gebaseerd op de fictieve pensioengrondslag in het kalenderjaar van overiijden. Het bepaalde in de leden 2 en 3 is overeenkomstig van toepassing op aspirantdeelnemers.
5.
Indien de werkgever de premie niet aan het fonds heeft betaald, wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken zoals beschreven in lid 1 de premie geacht aan het fonds te zijn betaald, tenzij er sprake is van boze opzet cq venwijtbare nalatigheid bij werkgever en werknemer.
6.
Pensioenaanspraken welke tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd worden per deze datum geconverteerd naar pensioenaanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Deelnemers kunnen deze geconverteerde pensioenaanspraken ven/roegen naar de oorspronkelijke pensioenrichtleeftijd.
Artikel 4.
Pensioengevend salaris en pensioengrondslag
1.
Op de dag van aanvang van het (aspirant-)deelnemerschap en ven/olgens jaariijks op 1 januari wordt voor iedere deelnemer voor de berekening van de pensioenaanspraken een pensioengevend salaris en een pensioengrondslag vastgesteld.
2.
Het pensioengevend salaris is gelijk aan: 1. 12 maal het per 1 januari van dat jaar, dan wel het per het tijdstip van latere indiensttreding geldende vaste maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag, de toeslagen voorwerken buiten het dagvenster (kaassector), de ploegentoeslag (eieren- en agf-sector), uitbetaald ovenwerk (eieren-sector), uitbetaalde contractueel vastgelegde ovemren over het voorgaande kalenderjaar inclusief bijbehorende toeslagen over deze uren (kaassector) en chauffeurstoeslag (voor chauffeurs in agf-sector van vrachtwagens boven de 3.500 kg (deel van) de vaste toeslag); of 2. 13 maal het per 1 januari van dat jaar, dan wel het per het tijdstip van latere indiensttreding geldende vaste vienwekensalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag, de toeslagen voorwerken buiten het dagvenster (kaassector), de ploegentoeslag (eieren- en agf-sector), uitbetaald ovenwerk (eieren-sector), uitbetaalde contractueel vastgelegde overuren over het voorgaande kalenderjaar Inclusief bijbehorende toeslagen over deze uren (kaassector) en chaufteurstoeslag (voor chauffeurs in agf-sector van vrachtwagens boven de 3.500 kg (deel van) de vaste toeslag). Uit de voor de desbetreffende deelnemer geldende CAO blijkt hoe diens pensioengevend salaris wordt bepaald.
3.
Het pensioengevend salaris bedraagt maximaal € 31.292,- (voor 2008) en kan jaariijks door het bestuur worden aangepast op basis van de loonindex. Een overzicht van maximum pensioengevende salarissen in enig jaar is opgenomen in bijlage I bij dit reglement.
4.
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevende salaris verminderd met een franchise. De franchise Is het deel van het volgens lid 2 vastgestelde pensioengevend salaris dat blj de
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 bepaling van de pensioenaanspraken niet in aanmerking wordt genomen. 5.
De franchise bedraagt per 1 januari 2013 € 15.000,- voor de agf- en eieren-sector. Voor de kaas-sector bedraagt de franchise per 1 januari 2013 € 16.145,-. De franchise kan jaarlijks door het bestuur worden aangepast op basis van de loonindex. Deze franchise zal nooit lager zijn dan het bedrag als bedoeld in artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964. Een overzicht van franchises in enig jaar is opgenomen in bijlage I bij dit reglement.
6.
In geval van veriaging van de pensioengrondslag van een deelnemer worden de tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd en blijven de opgebouwde pensioenaanspraken behouden. Deze pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig artikel 16. Voor het partner- en wezenpensioen heeft voornoemde veriaging daarnaast tot gevolg dat het jaarlijkse pensioen opnieuw wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 8 lid 2 sub a respectievelijk artikel 10 lid 4 sub a.
Artikel 5.
Deeltiid dienstbetrekking
1.
Indien de tussen de (aspirant-)deelnemer en de werkgever overeengekomen arbeidsduur minder bedraagt dan de krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst in de desbetreffende bedrijfstak geldende normale arbeidsduur wordt voor de vaststelling van de hoogte van de pensioenaanspraken gehandeld als aangegeven in dit artikel. Hierbij wordt onder de normale arbeidsduur verstaan de arbeidsduur die geldt voor de personeelsgroep waartoe de betrokken (aspirant-)deelnemer behoort.
2.
Voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt het pensioengevende jaarsalaris over de overeengekomen arbeidsduur herleid tot een fictief jaarsalaris over de nonnale arbeidsduur bij een voltijd dienstbetrekking.
3.
De deeltijdfactor wordt voor de eerste maal vastgesteld als het in lid 1 bepaalde voor het eerst van toepassing is. De deeltijdfactor is gelijk aan het aantal overeengekomen arbeidsuren gedeeld door de nonnale arbeidsduur bij een voltijd dienstbetrekking. Overuren beïnvloeden de deeltijdfactor niet. Bij de overgang van een deeltijd naar een voltijd dienstbetrekking - of omgekeerd - en bij wijziging van de mate van deeltijd, zal het deeltijdpercentage opnieuw worden vastgesteld. Hierbij zal er voor de toekomstige diensttijd steeds van worden uitgegaan dat de mate van deeltijd of voltijd van de dienstbetrekking onveranderd blijft. Bij de vaststelling van de aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen worden de deeltijdpercentages die in de afzonderiijke perioden hebben gegolden, evenals de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen. Indien de mate van deeltijd wijzigt voor de 15* dag van een maand, dan wijzigt de deeltijdfactor per de eerste dag van die betreffende maand. Indien de mate van deeltijd wijzigt op of nade 15* dag van een maand, dan wijzigt de deeltijdfactor per de eerste dag van de volgende maand.
4.
De aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen worden van de in lid 2 bedoelde pensioengrondslag afgeleid, waarna deze pensioenaanspraken worden vermenigvuldigd met de volgens lid 3 vastgestelde deeltijdfactor.
5.
De deelnemersbijdrage, zoals omschreven in artikel 12 wordt voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werict vemienigvuldigd met de in lid 3 bedoelde deeltijdfactor.
Artikel 6. 1.
Ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum, tenzij de pensioeningangsdatum wordt ven/roegd als bedoeld in artikel 19. en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand
~
/
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 waarin de gepensioneerde overlijdt. Indien pensioenverevening plaatsvindt op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, wordl een deel van het ouderdomspensioen aan de (gewezen) partner uitgekeerd. 2.
Het jaariijks uit te keren ouderdomspensioen Is gelijk aan de som van het in de dienstjaren opgebouwde ouderdomspensioen vermeerderd met eventueel toegekende toeslagen zoals omschreven in artikel 24.
3.
Het jaariijks te venwen/en ouderdomspensioen is gelijk aan 1,6% (agf-sector), 1,75% (kaassector) of 1,5% (eieren-sector) van de voor dat jaar vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
4.
Voor de berekening van het ouderdomspensioen worden de dienstjaren in maanden nauwkeurig bepaald. Indien de deelname eindigt na de 15* dag van een maand wordt deze maand volledig meegerekend.
Artikel 7.
Verevenina van ouderdomspensioen na echtscheiding
1.
In geval van echtscheiding heeft de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de (gewezen) partner recht krijgt op uitbetaling van de helft van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, tenzij bij de echtscheiding anders is overeengekomen. Het gaat hierbij om het ouderdomspensioen dat de deelnemer tijdens de dienstjaren, gelegen tussen het tijdstip van huwelijkssluiting of registratie van het partnerschap en de scheidingsdatum, zou hebben verworven indien de deelneming op de scheidingsdatum zou zijn beëindigd. Iri afwijking van de omschrijving in artikel 1 wordt in dit artikel onder echtscheiding verstaan einde van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het bij de burgerlijke stand geregistreerde partnerschap, behalve wegens huwelijk van de (gewezen) deelnemer met zijn partner.
2.
Verevening van de pensioenrechten vindt niet plaats indien op het tijdstip van scheiding het deel van het pensioen waarop recht op uitbetaling ontstaat minder bedraagt dan het bedrag als omschreven in artikel 27 lid 5.
3.
Het recht op verevening kan rechtstreeks tegenover de stichting geldend worden gemaakt indien de echtscheiding binnen twee jaar na de scheidingsdatum aan de stichting wordt gemeld door middel van het daartoe bestemde en correct ingevulde wettelijk voorgeschreven meldingsformulier. De stichting betaalt dan het aan de (gewezen) partner toekomende deel van het ingegane ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de (gewezen) partner. De uitbetaling aan de (gewezen) partner eindigt bij overiijden van de gepensioneerde, maar uiterlijk bij het eerdere overlijden van de (gewezen) partner.
4.
De stichting kan uitsluitend worden aangesproken voor dat deel van het te verevenen ouderdomspensioen dat de stichting nog moet uitkeren vanaf een maand nadat zij het in lid 3 bedoelde formulier heeft ontvangen.
5.
Indien de echtscheiding niet tijdig aan de stichting is gemeld, kan de (gewezen) partner het recht op verevening uitsluitend nog tegenover de gepensioneerde uitoefenen.
6.
De stichting kan de kosten van de verevening aan beide partijen in rekening brengen (ieder voor de helft).
7. Artikel 8.
Partnerpensioen
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 1.
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt; of de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overiijdt; en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overiijdt.
2.
Het jaariijkse partnerpensioen bedraagt: a. voor de partner van een deelnemer 50% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum had kunnen bereiken, als deze tot de pensioenrichtdatum in leven en deelnemer zpu zijn gebleven op basis van de ten tijde van het overiijden van de deelnemer geldende pensioengrondslag; b. voor de partner van een gewezen deelnemer 50% van de aanspraak op premievrij ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 16, vermeerderd met de in artikel 24 omschreven toeslagen; c. voor de partner van een gepensioneerde 50% van het ouderdomspensioen. Inclusief de in artikel 24 omschreven toeslagen die de gepensioneerde genoot.
3.
Ingeval een gepensioneerde in het huwelijk treedt of een (geregistreerd) partnerschap aangaat, zal bij overlijden van de gepensioneerde aan de huwelijkse of (geregistreerde) partner geen aanspraak op partnerpensioen worden toegekend, behalve ingeval het huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan met de partner waarmee voor de pensioeningangsdatum reeds een partnerschap werd gevoerd.
4.
Geen aanspraak op partnerpensioen ontstaat in geval er geen sprake is van een samenlevingscontract als bedoeld in artikel 1, dat ten minste zes maanden voor het overlijden van de deelnemer notarieel is verleden.
5.
Indien de partner zich volgens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is veroordeeld wegens een misdrijf dat de dood van de (gewezen) deelnemer oïf gepensioneerde tot gevolg heeft gehad of bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft, dan wordt het uit te keren partnerpensioen gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaand aan het overiijden.
6.
Het opnemen van onbetaald veriof door de deelnemer zal gedurende maximaal 18 maanden niet van invloed zijn op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.
7.
De kosten van het in stand houden van de dekking uit hoofde van het partnerpensioen komen tijdens de periode van onbetaald verlof voor rekening van de stichting.
Artikel 9-
Biizonder partnerpensioen na echtscheiding of beëindioino oezamenlijke huishoudino
1.
indien het partnerschap van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde eindigt anders dan door overlijden, heeft zijn gewezen partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen. Indien het geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding eindigt wegens huwelijk van de (gewezen) deelnemer met zijn partner, vindt het bepaalde in dit artikel geen toepassing. De aanspraak op partnerpensioen blijft dan ongewijzigd voor deze partner.
2.
Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt; of de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overiijdt; en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overiijdt.
3.
De grOotte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het (premievrije) partnerpensioen dat de deelnemer zou hebben vericregen als op de echtscheidingsdatum of einddatum het deelnemerschap zou zijn geëindigd als bedoeld in artikel 16. Eindigt het partnerschap na beëindiging van de arbeidsovereenkomst dan is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het op de datum van beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) partnerpensioen. 10
/ << \O
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 4.
Iedere volgende partner heeft aanspraak op een verlaagd partnerpensioen. Het veriaagde partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen overeenkomstig artikel 8 lid 2, verminderd met het bijzonder partnerpensioen.
5.
Eindigt een in lid 1 omschreven partnerschap na beëindiging van de deelneming dan heeft een volgende partner geen aanspraak op partnerpensioen.
6.
De gewezen partner ontvangt een bewijs van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
7.
De aanspraak op partnerpensioen van een aspirant-deelnemer vervalt bij echtscheiding of bij beëindiging van de gezamenlijke huishouding van de aspirant-deelnemer anders dan door diens overiijden.
Artikel 10.
Wezenpensioen
1.
Na overiijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gaat voor ieder van de pensioengerechtigde kinderen een wezenpensioen in.
2.
Pensioengerechtigd zijn de kinderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en voldoen aan de definitie als omschreven in artikel 1 sub r.
3.
Het wezenpensioen gaat in op - de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt; of de eersté dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. Voor kinderen van een gehuwde deelnemer of van een deelnemer met een (geregistreerd) partnerschap die uit het huwelijk of het (geregistreerde) partnerschap na het overlijden van die deelnemer zijn geboren, gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind werd geboren. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind ophoudt pensioengerechtigd te zijn of overiijdt.
4.
Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt: a. voor het pensioengerechtigde kind van een deelnemer 10% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum had kunnen bereiken, als deze tot de pensioenrichtdatum in leven en deelnemer zou zijn gebleven op basis van de ten tijde van het overlijden van de deelnemer geldende pensioengrondslag; b. voor het pensioengerechtigde kind van een gewezen deelnemer 10% van de aanspraak op premievrij ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 16, vermeerderd met de in artikel 24 omschreven toeslagen; c. voor het pensioengerechtigde kind van een gepensioneerde 10% van het ouderdomspensioen, inclusief de in artikel 24 omschreven toeslagen die de gepensioneerde genoot.
5.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een kind waan/an de enige ouder is of beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en degene die als vader of moeder tot het kind in familierecihtelijke betrekking stond. Bij pleeg- en stiefkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde het pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Met vader of moeder wordt in dit verband de vader of moeder in de zin van Boek 1 van het Burgeriijk Wetboek bedoeld. De verdubbeling gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind ouderloos is geworden.
6.
Indien een gepensioneerde in het huwelijk treedt of een (geregistreerd) partnerschap aangaat zal geen aanspraak op wezenpensioen worden toegekend voor uit dat huwelijk of 11
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 (geregistreerd) partnerschap geboren kinderen, noch voor kinderen van de (huwelijks)partner van de deelnemer die voor dat huwelijk of (geregistreerd) partnerschap zijn geboren. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet ingeval het huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan met de partner waarmee voor de pensioeningangsdatum reeds een partnerschap werd gevoerd. Artikel 11.
Premievriie voortzetting wegens arbeidsonaeschiktheid
1.
Gehele arbeidsongeschiktheid wordt voor de toepassing van dit artikel aanwezig geacht indien en voor zolang er sprake is van arbeidsongeschiktheid van tenminste 80% in de zin van de IVA (WlA) of WAO en op grond hien/an een uitkering krachtens de IVA (WlA) of WAO is toegekend, doch uiterlijk tot de pensioeningangsdatum.
2.
Het voortzettingpercentage bedraagt 100 indien het percentage van de arbeidsongeschiktheid ingevolge de toekenningbeslissing op grond van de WlA of WAO is vastgesteld op minimaal 80%. Als grondslag voor de premievrije voortzetting geldt de pensioengrondslag zoals vastgesteld ten tijde van de eerste ziektedag.
3.
Bij het einde van de arbeidsovereenkomst wegens algehele arbeidsongeschiktheid of bij ingang van de WlA- of WAO-uitkering wordt voor de toepassing van dit reglement het deelnemerschap voortgezet tot de pensioenrichtdatum dan wel eerdere revalidatie.
4.
Ingeval premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer van toepassing is, is zowel de wericgever als de deelnemer geen bijdrage in de kosten van de pensioenregeling verschuldigd gedurende de periode dat de premievrije voortzetting van kracht is.
5.
Voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid gelden de volgende voonwaarden: a. De deelnemer, voor wie aanspraak op premievrije voortzetting wordt gemaakt, dient een door de stichting te verstrekken aanvraagformulier in te vullen waaruit blijkt dat deze in de zin van het hiervoor bepaalde arbeidsongeschikt is. De stichting kan te allen tijde op eigen kosten inlichtingen inwinnen en de deelnemer laten onderzoeken door medici die zij aanwijst. De voor de deelnemer verschuldigde premie dient te worden betaald tot de aanspraak op premievrije voortzetting door de stichting is erkend; eventueel te veel betaalde bijdragen worden temgbetaald of verrekend over een periode tot maximaal een jaar liggend voor de datum waarop het verzoek om premievrije voortzetting werd gedaan. b. Geen premievrije voortzétting van de voor de deelnemer verschuldigde bijdragen wordt verieend, indien de artieidsongeschiktheid: 1. veroorzaakt is door eigen opzet of grove roekeloosheid of poging tot zelfmoord; 2. veroorzaakt is door kunstmatig opgewekte atoomkemreacties, tenzij toegepast bij medische behandeling van de betrokkene; 3. veroorzaakt is door ooriogsgeweld of ooriogshandelingen of daarmee gelijkstaande handelingen, ook al behoort Nederland niet tot de ooriogvoerende mogendheden.
Artikel 12.
Financiering van de pensioenregeling
1.
De venwen/ing en de financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in de tijd plaats.
2.
Met inachtneming van het uitvoeringsreglement van de stichting, waan/an een exemplaar bij de werkgever voor belanghebbenden ter inzage ligt, worden de kosten van de pensioenregeling door de werkgever en de deelnemers gezamenlijk gedragen door betaling van een kostendekkende premie.
12
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 3.
Een werkgever is voor iedere bij hem werkzame deelnemer voor elke loonbetalingstermijn aan de stichting premie verschuldigd. De premie wordt op basis van doorsneetarieven per kalenderjaar en voor de aanvang van het kalenderjaar vastgesteld door het bestuur, gehoord de actuaris. De premie is verschuldigd over de pensioengrondslag en wordt vermeld in bijlage 5 bij dit reglement.
4.
Een werkgever is gerechtigd bij iedere loonbetaling de bij die periode behorende werknemersbijdragen voor de deelname van de desbetreffende deelnemer op het loon van die deelnemer in te houden. De toegestane premieverdeling tussen werknemer en onderneming staat vermeld in de desbetreffende CAO.
5.
Voor werknemers die voor bepaalde tijd zijn aangenomen, waaronder mede worden verstaan de werknemers die voor een bepaald seizoen of voor de tijdelijke venailling van een bepaalde taak zijn aangenomen, wordt voor de berekening van de premie over een jaar uitgegaan van het aantal maanden dat de werknemer in de loop van dat jaar in dienst is, respectievelijk ten behoeve van de werkgever heeft gewerkt.
6.
Voor de berekening van de premie wordt een tijdsduur van 14 dagen of meer als volle maand gerekend en een tijdsduur van minder dan 14 dagen venwaarioosd.
7.
Indien de werkgever niet voldoet aan zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 14 van het pensioenreglement, is het bestuur bevoegd de verschuldigde premie naar beste weten vast te stellen.
8.
De werkgever is voor een bij hem werkzame deelnemer de bijdrage onverminderd aan de stichting verschuldigd indien en zolang op hem de verplichting tot loondoorbetaling rust gedurende een ziekteperiode van de deelnemer, of indien en zolang betrokkene een uitkering krachtens de Ziektewet geniet, een en ander met inbegrip van eventueel contractueel overeengekomen wachtdagen.
9.
In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in artikel 11 van toepassing.
Artikel 13.
Kortinosbepalina
1.
Indien ten gevolge van enige omstandigheid het financieel evenwicht in de stichting zou worden verbroken, zal getracht worden het verbroken financieel evenwicht te herstellen, zonder de reeds ingegane pensioenen en de reeds gefinancierde pensioenaanspraken aan te tasten. Mocht zulks niet mogelijk zijn, dan kan de stichting besluiten de venwön/en pensioenaanspraken en ingegane pensioenen op grond van artikel 134 Pensioenwet te verminderen, indien de technische voorziening en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig . worden gedekt door de waarde van de beleggingen; dit ook op korte termijn niet gerealiseerd kan worden zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten ondememing onevenredig worden geschaad; en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen.
2.
De stichting informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten onderneming schriftelijk over het besluit tot vermindering als bedoeld in lid 1.
3.
De vermindering, bedoeld in het tweede lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, aangesloten onderneming en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
4.
In het geval als bedoeld in het eerste lid kan, indien in de volgende jaren het vermogen van de stichting dat toelaat, het bestuur besluiten de bedoelde korting (zo spoedig mogelijk) geheel of 13
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 ten dele ongedaan te maken. 5.
De stichting hanteert voor de vaststelling van de premie als beschreven in artikel 12 lid 2 en lid 3 van dit reglement een gedempte kostendekkende premie als bedoeld in artikel 128, lid 2 van de Pensioenwet. Indien de stichting ultimo een kalenderjaar niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen conform artikel 131 van de Pensioenwet en in het daaropvolgende jaar geldt dat de premie niet bijdraagt aan herstel (i.c. de premiedekkingsgraad is in dat jaar lager dan 100% yermeerderd met het minimaal vereist eigen vermogen), kan het bestuur besluiten om de in dat jaar toe te kennen pensioenaanspraken zodanig te veriagen dat de premie wel bijdraagt aan herstel. In dat geval informeert de stichting de deelnemers en de werkgevers schriftelijk van het besluit tot veriaging van de in dat jaar toe te kennen pensioenaanspraken van de deelnemers en de werkgevers Deze veriaging kan, indien in de volgende jaren het vermogen van de stichting dat toelaat, bij bestuursbesluit geheel of gedeeltelijk ongedaan worden gemaakt.
Artikel 14.
Informatieverstrekking door belanghebbenden
1.
De werkgever zal de werknemer bij de stichting aanmelden en alle inlichtingen betreffende de in zijn dienst zijnde werknemers verstrekken, die voor de in dit pensioenreglement venratte pensioenregeling van belang zijn. Iedere belanghebbende is verplicht tot medewerking aan de goede uitvoering van dit pensioenreglement en dient aan de stichting alle gevraagde inlichtingen, die voor de pensioenregeling van belang zijn te verstrekken binnen een door het bestuur te bepalen termijn, zo nodig onder overiegging van officiële bescheiden.
2.
Iedere belanghebbende is verplicht aan de stichting ten spoedigste schriftelijk melding te doen en de daartoe benodigde bewijsstukken te overleggen van een wijziging in de persoonlijke leefsituatie. Deze verplichting geldt overeenkomstig voor de werknemer die in aanmericing komt voor aspirant-deelnemerschap.
3. 4.
Bij overiijden van een aspirant-deelnemer dient de werkgever het bestuur te infomneren over evenhjele nabestaanden.
5.
Bij niet voldoening aan het bepaalde in lid 1 en 2 is het fonds bevoegd de benodigde gegevens naar beste weten vast te stellen en zijn de betrokkenen aan deze vaststelling gebonden.
6.
Indien de stichting kosten maakt in verband met werkzaamheden die voortvloeien uit het feit dat de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner verzuimd heeft de stichting omtrent een wijziging van adres te informeren, kan de stichting deze kosten bij de betrokkene in rekening brengen.
Artikel 15. 1.
Informatieverstrekking door de stichting
De stichting verstrekt de informatie als omschreven in dit artikel schriftelijk, tenzij de (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking. De stichtirig verstrekt binnen drie maanden na de aanvang van het (aspirant-)deelnemerschap een startbrief aan de (aspirant-)deelnemer. waarin de pensioenregeling in eenvoudige bewoordingen is uiteengezet. Het bestuur zorgt en/oor dat de (aspirant-)deelnemers en de gemoedsbezwaarde wericnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de geldende statuten en de geldende pensioenreglementen van de stichting. Het bestuur stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en de geldende pensioenreglementen kennis te nemen. De stichting verstrekt eenmaal per jaar aan de deelnemer: een opgave van de hoogte van de verworven pensioenaanspraken; 14
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; informatie over de toeslagveriening; - een opgave van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. De stichting verstrekt op verzoek van de deelnemer een opgave van de over de jaren 1994 tot en met 2000 toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. 2.
De stichting verstrekt jaariijks aan iedere aspirant-deelnemer een opgave van de hoogte van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken.
3.
De stichting verstrekt de gewezen deelnemer bij beëindiging van zijn deelneming: een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 16 lid 2; informatie over de toeslagverlening; informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging van de deelneming relevant is; en omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de stichting.
4.
De stichting verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in een periode van vijf jaar: een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en informatie over de toeslagverlening. De stichting informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
5.
De stichting administreert de deelnemingsjaren van de deelnemers. Indien de (gewezen) deelnemer hierom verzoekt, verstrekt de stichting binnen drie maanden een opgave van - de perioden waarin de geadministreerde deelnemingsjaren zijn opgebouwd; - de deeltijdfactor per geadministreerd deelnemingsjaar; en alle schriftelijke bescheiden die de perioden, voorafgaand aan een voor 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht naar de stichting, kunnen staven die als deelnemingsjaren kunnen worden aangemerkt. De stichting kan aan de (gewezen) deelnemer een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten.
6.
De stichting verstrekt op verzoek van de deelnemer en de gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. De stichting kan aan de (gewezen) deelnemer een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten.
7.
De stichting verstrekt de (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde en de gewezen partner van de betrokken (gewezen) deelnemer een opgave van de aanspraken die op grond van artikel 7 zijn verkregen. De stichting verstrekt degene die gewezen partner wordt als bedoeld in artikel 9 en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen; een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; informatie over de toeslagverlening; en informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is.
8.
9.
De stichting verstrekt de gewezen partner ten minste een keer in een periode van vijf jaar: een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; en - informatie over de toeslagverlening; en De stichting informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
10.
De stichting verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt: - een opgave van zijn pensioenrecht; 15
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 -
een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en informatie over de toeslagverlening.
De stichting verstrekt de pensioengerechtigde jaariijks: een opgave van zijn pensioenrecht; - een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en informatie over de toeslagverlening. De stichting infonneert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging. 11.
De stichting verstrekt op verzoek van de (vertegenwoordigers van) de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde: het voor hem geldende pensioenreglement; • het jaan/erslag en de jaarrekening van de stichting; het uitvoeringsreglement; de voor hem relevante informatie over beleggingen; informatie die specifiek voor hem van belang is.
12. Voor het op verzoek verstrekken van informatie zijn geen kosten verschuldigd, behalve voor de opgaven als bepaald in de leden 8 en 9. Artikel 16.
Beëindiging van de deelneming
1.
Bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioeningangsdatum behoudt de gewezen deelnemer recht op de tot dat moment op grond van het pensioenreglement opgebouwde premievrije pensioenaanspraken.
2.
De premievrije aanspraak op ouderdomspensioen is gelijk aan het verschil ttissen het ouderdomspensioen dat de gewezen deelnemer zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen tot de pensioenrichtdatum en - het ouderdomspensioen dat hij zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen vanaf het tijdstip waarop zijn deelnemerschap eindigde tot de pensioenrichtdatum. Bij de berekening bedoeld in de vorige volzin wordt, voor wat betreft de gegevens die voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van belang zijn, uitgegaan van de gegevens zoals deze gelden op het tijdstip waarop het deelnemerschap is geëindigd. De premievrije aanspraak op partnerpensioen bedraagt 50% van het premievrije ouderdomspensioen. De premievrije aanspraak op wezenpensioen bedraagt 10% van het premievrije ouderdomspensioen.
3.
Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op de pensioenaanspraken voor aspirant-deelnemers. Deze aanspraken ven/allen bij beëindiging van de deelneming.
4.
Na beëindiging van het aspirant-deelnemerschap door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt, in afwijking van lid 3, voor de aspirant-deelnemer met een partner de aanspraak op partnerpensioen op risicobasis voortgezet. Dit geldt uitsluitend indien en voor zover deze aspirant-deelnemer aansluitend op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een uitkering uit hoofde van de Werkloosheidswet heeft. De hoogte van dit partnerpensioen op risicobasis wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 8, waarbij de diensttijd wordt gemaximeerd op de bij de werkgever doorgebrachte diensttijd tot het moment van beëindiging van het deelnemerschap.
Artikel 17. 1.
Vriiwillige voortzetting
Het bestuur kan aan een deelnemer, wiens dienstbetrekking bij een van de werkgever; 16
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 geëindigd is zonder dat hierop aansluitend een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met een andere werkgever, of op wie de verplichting tot deelneming niet meer van toepassing is, toestemming verlenen om de deelneming vrijwillig voor eigen rekening voort te zetten. Hierbij gelden de volgende en de in lid 2 genoemde voonwaarden: a. het deelnemerschap heeft tot het einde van de verplichte deelneming ten minste drie jaar geduurd; b. het verzoek moet zijn gedaan binnen drie maanden na het einde van het deelnemerschap; c. de voortzetting geldt, behoudens lid 2, voor een periode van maximaal drie jaar; d. de (gewezen) deelnemer neemt niet deel aan een andere pensioenregeling of maakt geen gebruik van een fiscaal gefacilieerde oudedagsvoorziening; e. de pensioenregeling wordt in beginsel ongewijzigd voortgezet; een uitbreiding van de pensioenregeling is niet toegestaan; f. de pensioengrondslag wordt gebaseerd op de pensioengrondslag, die gold in het kalenderjaar voorafgaand aan de voortzetting van het deelnemerschap. Deze pensioengrondslag wordt ieder jaar verhoogd op grond van de loonindex; g. de premies die verschuldigd zijn voor de vrijwillige voortzetting worden aan de stichting voldaan op de wijze, in de termijnen en op de tijdstippen zoals door de stichting bepaald. 2.
De voortzetting geldt in beginsel voor een periode van maximaal drie jaar. De voortzetting heeft geen betrekking op een tijdvak van drie jaar voor de pensioeningangsdatum, tenzij de beëindiging van het deelnemerschap wegens medische redenen plaatsvond. De maximumduur yan drie jaar voor vrijwillige voortzetting geldt tevens niet voor voortzetting op grond van een individueel of collectief afgesproken regeling tussen onderneming en werknemer zoals afvloeiingsregelingen, wachtgeldregelingen of VUT-regelingen. De maximumduur is dan ten hoogste de duur van de arbeidsongeschiktheid dan wel de periode waarin de periodiéké uitkering wordt ontvangen.
3.
De vrijwillige voortzetting eindigt: a. door het verstrijken van de maximale periode van vrijwillige voortzetting; b. door opzegging door de deelnemer, zijn werkgever of de stichting bij aangetekend schrijven; c. indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan, met ingang van een door de stichting te bepalen tijdstip; d. zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van personen, die hetzij krachtens de wet yerplicht zijn tot deelneming in de stichting of in enig ander bedrijfstakpensioenfonds hetzij ingevolge een uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting, door het bestuur als deelnemers worden aangemerkt; e. op de dag direct voorafgaand aan de pensioeningangsdatum; f. op de dag van overiijden van de deelnemer.
4.
Het bestuur kan aan de vrijwillige voortzetting nadere voonwaarden verbinden en haar te allen tijde intrekken.
Artikel 18.
Waardeoverdracht
1.
Op verzoek van de gewezen deelnemer zal de waarde van de venwon/en pensioenaanspraken naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever worden overgedragen, met inachtneming van de voonwaarden en de termijnen zoals vermeld bij of krachtens de Pensioenwet. De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever.
2.
Op verzoek van de deelnemer zal de waarde van de pensioenaanspraken, die bij de pensioenuitvoerder van de vorige werkgever zijn verkregen, worden overgedragen naar de stichting. Overdracht vindt plaats met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld bij of krachtens de Pensioenwet. De overgedragen waarde wordt omgezet in pensioenaanspraken volgens dit pensioenreglement.
17
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 3.
Op yerzoek van een gewezen deelnemer waan/oor het deelnemerschap is geëindigd wegens het in dienst treden bij een van de aangewezen instellingen als genoemd in bijlage 1 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, worden de premievrije aanspraken op ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 16 ven/angen door een bedrag ineens en overgedragen aan de aan die instelling verbonden pensioenuitvoerder. Op verzoek van de betreffende gewezen deelnemer en diens partner worden de premievrije aanspraken op partneren wezenpensioen bij de bedoelde overdracht betrokken.
4.
De plicht tot overdracht en inbreng van de waarde ontstaat indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken aan de overdragende pensioenuitvoerder een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken en daama het verzoek tot waardeoverdracht doet aan dezelfde pensioenuitvoerder.
5.
Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de partner van de gewezen deelnemer. Het eventuele bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 kan niet worden overgedragen.
6.
Nadat de waarde van de pensioenaanspraken is overgedragen aan de ontvangende pensioenuitvoerder, kan door de betrokkene tegenover de stichting geen enkel recht meer worden ontleend aan het deelnemerschap waarop de premievrije aanspraak betrekking had en wordt bij de hernieuwde aanvang van het deelnemerschap met die periode geen rekening meer gehouden.
Artikel ^9,
Ven/roeoino van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen
1.
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen ven/roegd worden, voor zover de dan geldende fiscale regelgeving zich hier niet tegen verzet.
2.
Ven/roeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is toegestaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 55 jaar wordt en is slechts mogelijk indien de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de onderneming wordt beëindigd. Tevens mag de deelnemer niet de intentie hebben een nieuw dienstverband aan te gaan. Laatstbedoelde intentie wordt door de deelnemer in een schriftelijke verklaring ten behoeve van de stichting vastgelegd. Als de vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen gelegen'is na de eerste dag yan de maand waarin de (gewezen) deelnemer 60 jaar wordt, ven/alt de eis dat de arbeidsovereenkomst met de onderneming beëindigd dient te worden. De gewezen deelnemer die van de in lid 1 genoemde mogelijkheid van ven/roeging gebmik wil maken dient dit schriftelijk, uiteriijk zes maanden voor de gewenste pensioeningangsdatum, bij de stichting te meiden.
3.
Voor de deelnemer wordt per de venn-oegde pensioeningangsdahjm confonn artikel 16 van dit pensioenreglement een tijdsevenredig ouderdoms-, partner- en wezenpensioen vastgesteld. Voor de gewezen deelnemer zijn deze aanspraken al vastgesteld. Indien het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd voor de pensioenrichtdatum, wordt het tijdsevenredige ouderdomspensioen op basis van actuariële factoren herrekend en verlaagd naar een direct op de pensioeningangsdatum ingaand ouderdomspensioen. Deze factoren worden vastgesteld volgens de regels die bij of krachtens de wet worden gesteld en zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage 2. De periode van ven/roeging dient in volle maanden te worden vastgesteld.
4.
Voor de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer aan wie conform artikel 11 premieyrije 18
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid door het bestuur is verleend en die het ouderdomspensioen wenst te ven/roegen, wordt conform artikel 16 van dit pensioenreglement per de vervroegde pensioeningangsdatum een premievrij ouderdomspensioen vastgesteld. 5.
Bij verlaging van het ouderdomspensioen zoals bedoeld in lid 3 wijzigt de hoogte van het opgebouwde partnerpensioen in dezelfde verhouding.
6.
Een eenmaal gemaakte keuze voor ven/roeging is onherroepelijk en kan slechts eenmalig gedaan worden.
Artikel 20.
Omzettino van ouderdomspensioen in partnerpensioen
1.
Bij beëindiging van het deelnemerschap en op de pensioeningangsdatum kan een zodanig deel van de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen voor zover opgebouwd op of na 1 januari 2008 worden omgezet, dat een aanspraak op levenslang partnerpensioen wordt verkregen ter grootte van 70% van het verlaagde ouderdomspensioen dat na omzetting resteert.
2.
Het partnerpensioen dat verkregen wordt na gedeeltelijke omzetting van het ouderdomspensioen, wordt bepaald op basis van door het bestuur vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage V. Het ouderdomspensioen zal na omzetting verlaagd worden en opnieuw worden vastgesteld.
3.
Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen vindt plaats op de pensioeningangsdatum.
4.
Het deel van het ouderdomspensioen waarop de gewezen partner als bedoeld in artikel 7 van dit pensioenreglement recht op uitbetaling heeft in verband met toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kan niet worden omgezet in partnerpensioen.
5.
Indien de (gewezen) deelnemer besluit (een deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen uit te ruilen, vervalt (dit deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen.
6.
Omzetting van de aanspraak op ouderdomspensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen.
7.
Het in dit artikel bedoelde levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt; of de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overlijdt; en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overiijdt. Indien de in dit artikel omschreven omzetting is uitgevoerd en er nadien sprake is van einde van het huwelijk door echtscheiding of beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders dan door overlijden, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde partnerpensioen. Bij echtscheiding dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding zullen betrokken partijen daarvan terstond schriftelijk mededeling doen aan de stichting onder overiegging van de benodigde bewijsstukken. De stichting is niet aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late melding.
8.
9.
De gewezen partner ontvangt een bewijs van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen. 10. Het verzoek voor omzetting van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen dient zes maanden vóór de pensioeningangsdatum dan wel binnen 3 maanden na voortijdige beëindiging van het deelnemerschap schriftelijk kenbaar te worden gemaakt aan de stichting. 11.
Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden. 19
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014
Artikel 21.
Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen
1.
De (gewezen) deelnemer heeft op het moment dat het ouderdomspensioen ingaat, eenmalig het recht om het gehele partnerpensioen of 50% daan/an om te zetten in een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen.
2.
Het na een echtscheiding of beëindiging van de gezamenlijke huishouding vastgestelde bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 kan niet in de omzetting worden betrokken.
3.
Het ouderdomspensioen dat verkregen wordt na (gehele of gedeeltelijke) omzetting van partnerpensioen, wordt bepaald op basis van door het besttjur vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage V. In geval van gedeeltelijke omzetting van het partnerpensioen zal het partnerpensioen opnieuw worden vastgesteld.
4.
Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing op de verhoging van het ouderdomspensioen als bedoeld in dit artikel.
5.
Het verzoek tot omzetting dient binnen zes maanden voor het moment dat het ouderdomspensioen ingaat, door de (gewezen) deelnemer bij de stichting te worden ingediend. Het verzoek dient mede door de partner van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend.
6.
Na de omzetting ven/alt de aanspraak op het omgezette (deel van het) partnerpensioen.
7.
Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk en kan slechts eenmalig gedaan worden.
Artikel 22.
Omzetting van ouderdomspensioen in AOW-overbruagingsoensioen
1.
De (gewezen) deelnemer heeft bij ven/roeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 19 de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen en partnerpensioen om te zetten in een AOW-overbruggingspensioen. Het ouderdomspensioen en het partnerpensioen zullen dan actuarieel veriaagd worden. Het AOW-overtjruggingspensioen is gelijk aan een in aanvang hoger levenslang ouderdomspensioen ter grootte van maximaal het jaariijkse gezamenlijke pensioen inclusief vakantietoeslag volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW), waan/an zowel de verzekerde als diens partner de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt of ouder is. Hierbij geldt het volgende: a. de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum. De hogere uitkering wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt; b. de minimale uitkeringsduur van de hogere uitkering bedraagt 12 maanden; c. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 27 lid 5 bedoelde bedrag.
2.
De omzetting in AOW-overbruggingspensioen is uitsluitend toegestaan indien dit zes maanden voor de pensioen ingangsdatum schriftelijk is gemeld aan de stichting.
3.
De in lid 1 bedoelde herrekening vindt plaats op basis van sekseneutrale factoren, zoals vermeld in de bij dit reglement behorende bijlage V.
4.
Een verzoek tot variatie in uitkering van ouderdomspensioen, conform de bovenstaande voonwaarden. dient mede door de partner te worden ondertekend.
20
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 5.
Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk en kan slechts eenmalig gedaan worden.
Artikel 23.
Variatie in pensioenuitkeringen
1.
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum te kiezen voor een in aanvang hoger ouderdomspensioen. Hierbij geldt het volgende: a. de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum gedurende een periode van 5 of 10 jaar; b. de hogere uitkering zal in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van de lagere staan. c. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 27 lid 5 bedoelde bedrag.
2.
Het ouderdomspensioen, vericregen ats gevolg van variatie in pensioenuitkeringen, wordt bepaald op basis van door het bestuur vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage VI.
3.
Het partnerpensioen blijft bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
4.
Het verzoek tot variatie in pensioenuitkeringen dient binnen zes maanden voor het moment dat het ouderdomspensioen ingaat, schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij de stichting te worden ingediend.
5.
Een eenmaal gemaakte keuze voor variatie in pensioenuitkeringen is onherroepelijk en kan slechts eenmalig gedaan worden.
Artikel 24.
Voonwaardeliike toeslaoveriening
1.
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal 45% van de stijging van de prijsindex (voor de in lid 2 benoemde pensioenrechten en -aanspraken) of 55% van de stijging van de loonindex (voor de in lid 3 benoemde pensioenen). Het bestuur beslist evenwel jaarlijks In hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
2.
Op de uit hoofde van het pensioenreglement middelloon en aanvullend pensioenreglementen middelloon of eindloon of tijdelijk partnerpensioen opgebouwde pensioenrechten dan wei pensioenaanspraken van a. reeds ingegane ouderdoms-, (tijdelijke) partner- en wezenpensioenen; b. de nog niet ingegane partner- en wezenpensioenen behorende bij reeds ingegane ouderdomspensioenen; c. de pensioenen van (gewezen) deelnemers waan/oor het bestuur premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid heeft verleend, echter voor zover deze pensioenen zijn gefinancierd; d. de na beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde, nog niet ingegane pensioenen van gewezen deelnemers voor wie geen waardeoverdracht heeft plaatsgevonden, wordt jaarlijks een toeslag verieend van maximaal de stijging van de prijsindex.
3.
Op de gedurende het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioenen wordt jaarlijks een toeslag verieend van maximaal de stijging van de loonindex.
4.
De grootte van de in enig jaar toe te kennen toeslag wordt in bijlage II vastgelegd.
5.
Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten dan wel pensioenaanspraken per 1 januari worden aangepast. De eventuele toeslagveriening verloopt in gradaties en is afhankelijk van de dekkingsgraad van de stichting. Het bestuur hanteert de onderstaandi ianda<|
V
21
(r
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 beleidsstaffel hierbij als leidraad: a. Indien de dekkingsgraad onder de 105% ligt, dan wordt geen toeslag toegekend. b. Gedeeltelijke toeslagverlening vindt plaats indien: deze kan worden gefinancierd uit de financiële ruimte in de ontvangen pensioenpremie ten opzichte van de gedempte premie voor de pensioenopbouw en derisicodekkingin het van toepassing zijnde boekjaar, door de gedeeltelijke toeslagverlening een herstelplan niet wordt doorkruist of wordt vertraagd, en de dekkingsgraad tussen 105% en vereiste dekkingsgraad ligt.. c. Volledige toeslagveriening vindt plaats bij een dekkingsgraad die tenminste gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad. Voor deze voonwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. Een eyentuele toeslagveriening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd en eventueel uit de financiële ruimte in de ontvangen pensioenpremie ten opzichte van de gedempte premie voor de pensioenopbouw en derisicodekkingin het van toepassing zijnde boekjaar. Artikel 25. Uitbetaling van de pensioenen 1.
De pensioenen worden door de stichting uitgekeerd bij achterafbetaling in maandelijkse termijnen van een twaalfde deel van het jaarlijkse pensioen. De pensioenen worden uitgekeerd aan de pensioengerechtigde zelf, aan de wettelijke vertegenwoordiger van de pensioengerechtigde of aan iemand die door de pensioengerechtigde is aangewezen. Een volmacht van invordering is steeds herroepelijk. Aan de uitvoering van een volmacht kunnen door het bestuur voonwaarden worden gesteld.
2.
Op de uitkeringen vinden de wettelijke inhoudingen plaats.
3.
Op verzoek van de pensioengerechtigde worden de pensioenen uitgekeerd in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland. De stichting neemt de transactiekosten voor haar rekening.
4.
Een rechtsvordering tegen de stichting tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde. Pensioentermijnen, welke niet zijn Ingevorderd binnen vijfjaar nadat de pensioengerechtigde is overleden, ven/allen aan de stichting. Het bestuur is bevoegd een ven/allen verklaard recht op een pensioentermijn te doen herleven.
5.
Het bestuur verstrekt aan de pensioengerechtigde bij pensioeningang en daama jaarlijks informatie over de uitkeringen waarop de pensioengerechtigde recht heeft en over de wijze van uitbetaling.
Artikel 26. Vervreemden en prijsgeven van pensioen' 1.
Ven/reemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij: a. verpanding plaatsvindt voor het verienen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990; of b. ven/reemding plaatsvindt op grond van artikel 57, vijfde lid Pensioenwet.
2.
Overdracht, in pandgeving of elke andere handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer c.q. de pensioerigerëchtigde enig recht op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen aan een derde toekent, is slechts geldig voor zover beslag op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen geldig zou zijn bij ontbreken van andere inkomsten. Zodra de hien/oor bedoelde oorzaken hebben opgehouden te bestaan, worden de pensioenaanspraken hersteld, zonder dat de pensioengerechtigde uitbetaling van de intussen ven/allen pensioentermijnen kan vorderen 22
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 3.
Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
Artikel 27. 1.
Afkoop van pensioen
Indien de som van het ouderdomspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement en het ouderdomspensioen uit hoofde van het aanvullende pensioenreglement op de pensioeningangsdatum het in lid 5 omschreven bedrag niet te boven zal gaan, wordt het ouderdomspensioen twee jaar na einde van de deelneming afgekocht. Voor deze afkoop is geen toestemming van de gewezen deelnemer vereist. Indien de deelneming is beëindigd binnen twee jaar voor de pensioenrichtdatum, heeft de stichting het recht om het ouderdomspensioen zonder toestemming van de gewezen deelnemer af te kopen op de pensioenrichtdatum. Indien het hiervoor in dit lid bepaalde toepassing vindt ten aanzien van ouderdomspensioen, worden de medeverzekerde aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen eveneens ven/angen door een uitkering ineens door uitbetaling van de contante waarde aan de rechthebbende. Na de ven/anging van de premievrije aanspraak door een uitkering ineens, kan door de betrokkene tegenover de stichting geen enkel recht worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de premievrije aanspraak betrekking had en wordt bij de hernieuwde deelneming met die periode geen rekening meer gehouden.
2.
Indien de som van het partnerpensioen uit hoofde van dit pensioenreglement en het partnerpensioen uit hoofde van het aanvullende pensioenreglement bij ingang kleiner is dan het in lid 5 bedoelde bedrag, wordt het partnerpensioen binnen zes maanden na ingang daarvan afgekocht ten gunste van de rechthebbende hierop. De rechthebbende wordt door het bestuur geïnformeerd over de voorgenomen afkoop.
3.
Indien de som van het bijzonder partnerpensioen uit hoofde van dit pensioenreglement en het bijzonder partnerpensioen uit hoofde van het aanvullende pensioenreglement bij vaststelling hiervan kleiner is dan het in lid 5 bedoelde bedrag, wordt het bijzonder partnerpensioen binnen zes maanden na de melding van de scheiding afgekocht ten gunste van de rechthebbende hierop. De rechthebbende wordt door het bestuur geïnformeerd over de voorgenomen afkoop.
4.
De in de leden 1,2 en 3 bedoelde afkoopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen aanspraak te vermenigvuldigen met de afkoopvoeten, die vermeld zijn in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage III. De uit te betalen afkoopwaarde wordt nog verminderd met wettelijke inhoudingen. De afkoopwaarde van het bijzonder partnerpensioen wordt uitbetaald aan degene die aanspraak kan maken op dat pensioen.
5.
Het in lid 1 bedoelde bedrag bedraagt op het moment van inwerkingtreding van dit pensioenreglement € 406,44 en wordt bij ministeriële regeling telkens herzien met ingang van 1 januari met de prijsindex. In bijlage II is een overzicht van het jaariijks wijzigende bedrag opgenomen.
Artikel 28. 1.
Vriistelling van de verplichting tot deelneming
Het bestuur kan op verzoek van een aangesloten onderneming voor alle werknemers of een deel van de werknemers van die onderneming vrijstelling van de verplichting tot deelneming in de stichting verienen conform het bepaalde in het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 (hierna: "het vrijstellingsbesluif). Vrijstelling kan worden verieend op een van de volgende gronden: a. in verband met bestaande pensioenvoorziening die al ten minste zes maanden van kracht 23
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014
b. c. d. e.
was voordat de verplichtstelling als gevolg van gewijzigde bedrijfsactiviteiten op de onderneming en zijn werknemers van toepassing wordt; in verband met concernvorming; in verband met eigen cao; in verband met onvoldoende beleggingsrendement; om andere redenen.
2.
Het bestuur kan aan de vrijstelling nadere voorschriften verbinden ter verzekering van een goede uitvoering van de Wet.
3.
Het bestuur kan een vrijstelling intrekken, Indien niet meer wordt voldaan aan de voonwaarden als bedoeld in het vrijstellingsbesluit, of indien wordt gehandeld in strijd met een of meer aan de vrijstelling verbonden voorschriften.
4.
Aan de vrijstelling, bedoeld in lid 1 onder b t/m e, kan het bestuur het voorschrift vert)inden dat de onderneming een financiële bijdrage betaalt voor de berekening van en ter vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel dat de stichting bij de vrijstelling lijdt.
5.
Aan de vrijstelling, bedoeld in lid 1 onder a en e, wordt door het bestuur het voorschrift vert)onden dat de pensioenregeling van de onderneming volgens de berekening aan de hand van bijlage 3 bij het vrijstellingsbesluit te allen tijde ten minste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan die van de stichting.
6.
Aan de vrijstelling, bedoeld in lid 1 onder d, wordt het voorschrift verbonden dat aan de pensioenregeling van de onderneming ten minste dezelfde aanspraken worden ontleend als aan de pensioenregeling van de stichting.
Artikel 29.
Vriistelling wegens gemoedsbezwaren
1.
Degene die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, alsmede de rechtspersoon waarbij natuuriijke personen betrokken zijn die zodanige bezwaren hebben, kunnen, op verzoek, door het bestuur worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van de voor hen geldende statuten en reglementen.
2.
Het verzoek geschiedt door indiening bij het bestuur van een door verzoeker ondertekende verklaring. Deze verklaring houdt ten minste in dat degene die de verklaring indient, oyenwegende gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, dat hij mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit een door een aangesloten onderneming ingediende verklaring moet voorts blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen.
3.
VVanneer het verzoek een rechtspersoon betreft, wordt de vertclaring ingediend door het ingevolge de Wet of de statuten van die rechtspersoon daartoe bevoegde orgaan. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid houdt deze verklaring tevens in, dat de natuuriijke personen die behoren tot het orgaan dat ingevolge de Wet of de statuten bevoegd is te besluiten de vrijstelling aan te vragen, in meerderheid ovenwegende gemoedsbezwaren hebben. Bij het verzoek, als bedoeld in dit lid, worden gevoegd: a. een gewaannerict afschrift van de statuten van de rechtspersoon, en b. een gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen.
4.
Het bestuur verieent, indien de vertclaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is, de yrijstelling. Aan een vrijstelling kunnen voonwaarden worden vertjonden welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van de stichting. Van de verieende vrijstelling wordt door het bestuur een bewijs uitgereikt. 24
Pensioenreglement middeiloon per 1 januari 2014 5.
Aan een aangesloten ondememing die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
6.
leder die vrijgesteld is van zijn verplichtingen als werkgever, is verplicht te zorgen dat het hem uitgereikte bewijs van vrijstelling of een afschrift daan/an wordt en blijft opgehangen op een plaats welke vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde werknemers en waar deze geregeld plegen te komen, op zodanige wijze dat van hetgeen op het desbetreffende stuk staat vermeld, gemakkelijk kan worden kennis genomen.
7.
leder die vrijstelling heeft, is verplicht dezelfde bedragen welke hij verschuldigd zou zijn indien hij geen vrijstelling had, aan de stichting te betalen in de vorm van spaarbijdragen, hetgeen mede geldt voor een aangesloten onderneming die geen vrijstelling heeft, met betrekking tot de bijdragen welke zij verschuldigd is voor een werknemer die wel een vrijstelling heeft. indien laatstbedoelde werknemer het bestuur daartoe verzoekt, worden de door de aangesloten ondernerriing reeds betaalde en door de stichting nog niet uitgekeerde spaarbijdragen onder aftrek van administratiekosten omgezet in pensioenaanspraken ten behoeve van de werknemer, door storting van het spaarbedrag als koopsom bij de stichting. Toekomstige door de aangesloten onderneming te storten bijdragen worden dan eveneens als bijdragen voor pensioen beschouwd, waaraan de rechten worden ontleend als vermeld in dit pensioenreglement. Een werknemer die niet is vrijgesteld en in dienst is van een onderneming die wel is vrijgesteld, betaalt de door hem verschuldigde bijdragen rechtstreeks aan de stichting. Indien een werknemer die niet is vrijgesteld en in dienst is van een onderneming die wel is vrijgesteld, daartoe aan de stichting een verzoek doet, worden de door de onderneming reeds betaalde spaarbijdragen en door de stichting nog niet uitgekeerde, alsmede de door de onderneming nog verschuldigde spaarbijdragen onder aftrek van administratiekosten omgezet in pensioenaanspraken ten behoeve van die werknemer door storting van het spaarbedrag als koopsom bij de stichting.
8.
De ten behoeve van een werknemer betaalde spaarbijdragen worden onder aftrek van administratiekosten door of namens de stichting geboekt op een bij de stichting aangehouden spaarrekening voor die werknemer. De stichting verstrekt jaarlijks aan de werknemer met een spaarrekening, een opgave van het saldo op de spaarrekening aan het eind van het voorgaande kalenderjaar. Over de bedragen, opgenomen in de afzonderiijke spaarrekening per werknemer, wordt ten gunste van de rekeninghouder door de stichting op deze rekening rente bijgeschreven, berekend vanaf het einde van het jaar waarover de bijdragen zijn geheven, naar een per het einde van dat jaar geldende rentevoet krachtens het besluit inzake vaststelling marktrente. Het gespaarde bedrag voor de ven/angende uitkering van het ouderdoms-, partner- of wezenpensioen wordt aansluitend aan het bereiken van de pensioenrichtdatum in gelijke termijnen uitgekeerd gedurende een door het bestuur te bepalen periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Indien het overlijden van de (gewezen) werknemer plaatsvindt voor het bereiken van de pensioenrichtdatum, worden de spaarbedragen aangewend voor een uitkering aan de partner. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt een door het bestuur te bepalen periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Laat de (gewezen) werknemer geen partner na, dan wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan zijn kinderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Bij afwezigheid van een partner of kinderen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de ertgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien het overiijden van de (gewezen) werknemer plaatsvindt nadat de uitkeringen zljn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode
V
25
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 voortgezet ten behoeve van de partner. Laat de overledene geen partner na, dan wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan zijn kinderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Bij afwezigheid van een partner of kinderen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Als de uitkering op jaarbasis niet meer bedraagt dan de wettelijke afkoopgrens, zoals bedoeld in artikel 27 lid 5, wordt het spaarsaldo eenmalig uitgekeerd aan de werknemer, de partner of de kinderen. 9.
Indien een werknemer die geen vrijstelling heeft, uit de dienst treedt van een aangesloten onderneming die wel een vrijstelling heeft en niet opnieuw bij een zodanige onderneming in dienst treedt, wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt indien een werknemer, die geen vrijstelling heeft en dienst is van een aangesloten onderneming, die wel vrijstelling heeft, overlijdt of de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het voor deze ' wericnemer geboekte spaarsaldo wordt als door hem betaalde bijdrage in de pensioenregeling beschouwd.
10. Een vrijstelling wordt door het bestuur ingetrokken: a. op verzoek van hem aan wie de vrijstelling is verieend; b. indien naar het oordeel van het bestuur de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verieend niet langer geacht kunnen worden te bestaan. 11.
Het bestuur is bevoegd een vrijstelling in te trekken, indien betrokkene de daarbij gestelde voonwaarden niet of niet behoorlijk naleeft. Door deze intrekking wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht en ontstaan dezelfde gevolgen, als hierboven in lid 9 omschreven.
12. Onvemiinderd het bepaalde in de leden 10 en 11 ven/alt de vrijstelling welke is verleend aan een rechtspersoon, na verioop van vijf jaar na de datum van ingang van de vrijstelling. Met ingang van de datum waarop een vrijstelling is ven/allen, kan een nieuwe vrijstelling worden verieend. Door het ven/allen van de vrijstelling wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht en ontstaan dezelfde gevolgen als hien/oor in lid 9 omschreven. 13. De beslissing op een verzoek om vrijstelling wegens gemoedsbezwaardheid, de intrekking van zodanige vrijstelling en het vaststellen van de voonwaarden geschieden schriftelijk door het bestuur en zijn met redenen omkleed. Een afschrift van die beslissing wordt door het bestuur toegezonden aan de betrokken werknemer of aangesloten ondememing die het verzoek om vrijstelling heeft gedaan. De beslissing van de stichting is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. 14. Ingeval stortingen zijn verricht voor zowel ouderdoms-, partner- en wezenpensioen ven/angende uitkeringen, als voor uitkeringen die een tijdelijk overt)ruggingspensioen of een prepensioen ven/angen, dienen de stortingen voor de tijdelijke overbruggingsuitkering en voor de ven/angende prepensioenuitkering separaat te worden geadministreerd. Artikel 30.
Aanvullende regeling voor ouderdoms-. partner- en wezenpensioen
Het bestuur kan op verzoek van een aangesloten ondememing aan de deelnemers of aan een bepaalde groep van deelnemers in dienst van de aangesloten onderneming, aanvullende ouderdoms-, partner- en wezenpensioenen toekennen tegen betaling van een premie of koopsom en op door het bestuur vastgestelde overige voonwaarden. De inhoud van deze aanvullende regeling blijkt uit de tussen de aangesloten ondememing en de deelnemer te sluiten pensioenovereenkomst en uit het aanvullende pensioenreglement.
26
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 bestuur vastgestelde overige voonwaarden. De inhoud van deze aanvullende regeling blijkt uit de tussen de aangesloten onderneming en de deelnemer te sluiten pensioenovereenkomst eh uit het aanvullende pensioenreglement. Artikel 31.
Regeling voor tiidelijk partnerpensioen
1.
Het bestuur kan op verzoek van een aangesloten onderneming aan de deelnemers of aan een bepaalde groep van deelnemers in dienst van de (aangesloten) onderneming een tijdelijk partnerpensioen toekennen tegen betaling van een premie of koopsom en op door het bestuur vastgestelde overige voonwaarden. De inhoud van deze aanvullende regeling blijkt uit de tussen de aangesloten onderneming en de deelnemer te sluiten pensioenovereenkomst eri uit het aanvullende pensioenreglement. |
2.
De stichting informeert een deelnemer voorafgaand aan de deelneming In de in lid 1 genoemde aanvullende regeling over: a. de inhoud van de aanvullende pensioenregeling; b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken uit hoofde van de tijdelijk partnerpensioenregeling; en I c. de toeslagveriening.
Artikel 32.
Fiscale maximering
Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 mag het totaal van pensioen op het tijds,tip van ingang, behoudens de in artikel 18 d lid 1 van deze wet genoemde uitzonderingen van: ' a. aanpassing van het pensioen aan loon- of prijsontwikkeling; b. variatie in de hoogte van de uitkeringen; c. waardeoverdracht van pensioenaanspraken; d. gehele of gedeeltelijke onderiinge ruil van partnerpensioen, wezenpensioen en ouderdomspensioen; niet meer bedragen dan de volgende maxima: ouderdomspensioen: partnerpensioen:
wezenpensioen:
100% van het pensioengevend loon. 70% van het pensioengevend loon, dat de deelnèmer op de pensioenrichtdatum binnen dezelfde functie zou kunnen I bereiken. 14% van het pensioengevend loon, dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum binnen dezelfde functie zou| kunnen bereiken. Voor volle wezen geldt een verdubbeling van dit percentage.
Deze maxima dienen te worden opgevat met inbegrip van een uitkering op grond van de AOW, zoals voorgeschreven in de Wet op de loonbelasting 1964. Het pensioengevend loon is omschreven in artikel 18g, lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964. Artikel 33. 1.
Overaanasreaelino voor 55-minners in de aof- en kaas-sector
a.
Voor deelnemers, geboren in de jaren 1950 tot en met 1959 en waarop de overgangsregeling van de Stichting Vroegpensioen voor de Groothanciel in Aardappelen, Groenten en Fruit van toepassing was, wordt ouderdomspensioen en partijierpensioen ingekocht in verband met niet benutte fiscale ruimte over de deelnemingsjaren bij de stichting tot 1 januari 2006.
b.
Voor deelnemers, die op 1 januari 2005 jonger dan 55 jaar zijn en die vanaf 31 december 2002 in dienstverband werkzaam zijn in de kaas-sector en waarop de overbruggingsuitkeringsregeling van de kaas-sector van toepassing is, wordt 27
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 ouderdomspensioen en partnerpensioen ingekocht in verband met niet benutte fiscale ruimte over de deelnemingsjaren bij de stichting tot 1 januari 2006. 2.
De toe te kennen aanspraak op ouderdomspensioen is per deelnemingsjaar gelijk aan 0,5% van de pensioengrondslag op 1 januari 2005. De toe te kennen aanspraak op partnerpensioen bedraagt 50% van het hiervoor bedoelde ouderdomspensioen.
3.
De uit lid 2 voortvloeiende aanspraak wordt jaariijks geïndexeerd conform het toeslagbeleid voor deelnemers zoals bedoeld in artikel 24.
4.
De aanspraak wordt slechts toegekend wanneer de deelnemer op 31 december 2020, of zoveel eerder dat hij de 62-jarige leeftijd heeft bereikt ononderbroken vanaf 31 december 2002 werkzaam is geweest in onderscheidelijk de agf-sector of de kaas-sector.
5.
Het pensioen dat voor de deelnemer zal worden ingekocht omdat hij in het verieden gedurende zijn dienstbetrekking(en) een of meer perioden heeft gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft de deelnemer alléén recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor de deelnemer is ingekocht en opgebouwd, bestaat er dus ook geen recht op dit deel van de toezegging. Als aan de deelnemer is toegezegd dat pensioen over verstreken dienstjaren wordt ingekocht, dan moeten deze uiterlijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. VVanneer de deelriemér binnen die vijftien jaar met (ven/roegd) pensioen gaat, moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiterlijk op de pensioeningangsdatum. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verieden kan in beginsel niet worden ingetrokken of gewijzigd.
6.
De premie zal worden vastgesteld en geïnd; a. voor de agf-sector in de periode 2012 tot 2022. De premie is gelijk aan het vastgestelde percentage van het loon Sociale Verzekeringen van alle werknemers werkzaam in dienstverband bij de werkgever. Een indicatie van de gemiddelde premie is vermeld in bijlage V. b. voor de kaas-sector in de periode 2013 tot 2022. De premie is gelijk aan het vastgestelde percentage van het premiesalaris van alle werknemers in de leeftijd van 23 jaar en ouder werkzaam in dienstverband bij de werkgever. Dit premiesalaris bestaat uit 12 maal het maandsalaris of 13 maal het 4 wekensalaris inclusief vakantietoeslag, 13e maand of eindejaarsuitkering en de uitbetaalde provisie over het voorgaande kalenderjaar en is gemaximeerd op 1,5 maal het uitkeringsdagloon IVA. Een indicatie van de gemiddelde premie is vermeld in bijlage 5.
7.
Het voonwaardelijke ouderdomspensioen voor de deelnemers, geboren in de jaren 1950 tot en met 1959 en waarop de overgangsregeling van de Stichting Vroegpensioen voor de Groothandel in Aardappelen, Groenten en Fmit van toepassing, en lid 2 van dit artikel, dat een pensioenrichtdatum kent van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt, wordt actuarieel herrekend naar een ouderdomspensioen met een pensioenrichtdatum van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. De aanspraak op partnerpensioen, die van dit ouderdomspensioen wordt afgeleid, wordt vastgesteld zonder acttiariële herrekening van het ouderdomspensioen. Het voonwaardelijke ouderdomspensioen als bedoeld voor deelnemers, die op 1 januari 2005 jonger dan 55 jaar zijn en die vanaf 31 december 2002 in dienstvertDand werkzaam zijn in de kaas-sector en waarop de overbruggingsuitkeringsregeling van de kaas-sector van toepassing is van dit artikel, dat een pensioenrichtdatum kent van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt, wordt een ouderdomspensioen met een 28
Pensioenreglement middeiloon per 1 januari 2014 pensioenrichtdatum van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. Artikel 34.
Gliiclausule
Indien deze pensioenregeling voor het moment van invoering ter beoordeling wordt voorgelegd aan de belastingdienst en blijkt dat deze niet in overeenstemming is met de opvattingen van de belastingdienst en/of de belastingrechter (en dientengevolge de pensioenregeling niet of niet volledig als zodanig wordt aanvaard), zal de regeling worden ven/angen door een regeling die wel In . overeenstemming is met de daaraan te stellen eisen. Het bestuur is bevoegd zich neer te leggen bij de uitspraak van de belastingdienst en/of de belastingrechter. De aanpassing vindt automatisch met terugwerkende kracht plaats tot de datum van invoering of wijziging van deze pensioenregeling in het geval de aanpassing het gevolg is van een beschikking van de belastinginspecteur op de voorgelegde regeling. Bij de aanpassing wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de voorgelegde regeling. Artikel 35.
Onvoorziene gevallen en beslechting van geschillen
1. 2.
In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur van de stichting. Indien toepassing van enige bepaling van dit reglement ten opzichte van een deelnemer, de partner of kinderen van de deelnemer tot een onbillijkheid zal leiden is het bestuur bevoegd voor die personen een bijzondere voorziening te treffen.
3.
Aile klachten en geschillen betreffende dit pensioenreglement zullen worden behandeld confonn het bepaalde in het klachten- en geschillenreglement van de stichting.
Artikel 36.
Datum inwerkingtreding
Dit reglement is vastgesteld in de besttjursvergadering van Bpf AVH d.d. 9 oktober 2013 en treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2014.
29
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 Bijlage I
Grondslagen en premiepercentages
Maximum pensioengevend salaris en franchise (artikel 4, iid 3 en lid 5)
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
€ 30.000 € 30.606 €31.292 € 32.481 € 33.274 € 33.590 €34.014 € 34.596
€14.000 €14.293 € 14.603 € 15.158 € 15.528 €15.676 € 15.874 €15.000
€ 14.000 €14.293 € 14.603 € 15.158 € 15.528 € 15.676 € 15.874 € 16.145
Premiepercentage Basispensioen (artilcel 12, lid 3)
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
20 % 20 % 20 % 20 % 20 % 20 % 20 % 22%%
17%% 17'/2%
18%% 18%% 18%% 18%% 18%% 21 %%
Premiepercentage Overgangsregeling 55- (artilcel 33, lid 6)
30
18%% 18%% 18%% 18%% 18%% 18%% 18%% 25 %
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 Bijlage II
Verleende toeslagpercentages
Toeslagpercentage (artilcel 24)
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
2.00% 2.20% .% 1,95% % .% .%
1,00% 1.20% % % % % %
Grensbedragen voor afkoop (artikel 27, lid 5)
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
€ 400,00 €406,44 €417,74 € 420,69 €427,29 € 438,44 €451.22
31
1,00% 1,20%
—-o^
% % —-% %
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 Bijlage III Afkoopfactoren Afkoop per € 1,00 aanspraalc (artike! 27, lid 1, lid 2 en lid 3) Geldig van 1 Januarj 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt interpolatie plaats.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 1
15,398 14.726 14,036 13,327 12,597 11,843 11.065 10,262 9,434 8,580 7.701 6,797 5,871 4,924 3.959 2,981 1,992 0,998
_ _ _ _ _ _ _ 3,546 3,691 3,842 3,998 4,160 4,328 4.502 4,682 4,868 5,062 5.261 5.468 5,682 5,902 6,130 6,365 6,607 6,855 7,110 7.371 7,638 7,911 8,189 8.472 8.759 9,050 9,345 9,644 9.948 10,257 10.572
0.883 0,918 0,954 0,993 1,034 1,077 1,123 1.171 1.222 1.275 1,330 1.388 1.448 1,511 1.576 1,645 1,716 1,789 1,865 1,944 2,024 2.107 2.193 2.283 2.376 2.470 2.565 2.661 2,757 2,853 2.949
30.640 30.521 30.396 30,265 30,128 29,985 29,834 29.676 29.511 29,339 29,160 28,973 28.778 28.575 28.362 28,140 27.909 27.669 27.419 27,159 26,889 26.608 26.316 26,011 25.694 25.366 25.027 24.677 24.317 23,947 23,565
32
30,606 30,485 30,358 30,226 30,088 29.945 29,795 29,639 29,477 29,308 29.132 28,949 28,758 28,560 28,353 28,137 27.913 27.681 27.439 27.189 26,930 26,661 26,382 26.093 25.794 25.485 25,167 24,839 24.502 24.155 23.799
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 •K W 3§ • ' " ' 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100
10,895 11.226 11,568 11,921 12.286 12,663 13.054 13,458 13.872 14,296 14.727 15,164 15,605 16,051 16.503
-
lpiri^iiii^.io0n^ 3,044 3.140 3.235 3,327 3.418 3,506 3.590 3,670 3,748 3,822 3,894 3,961 4.021 4.073 4,106
-
23.172 22.766 22,350 21,923 21,485 21.036 20.577 20.108 19.626 19.132 18.625 18.107 17.580 17.045 16.503
-
• -
-
-
-
33
23.434 23.060 22.677 22,285 21.882 21,468 21,043 20,606 20,158 19,697 19,224 18,740 18,243 17,737 17,219 16,691 16,155 15,607 15,050 14,481 13,902 13,317 12,731 12,144 11,559 10.977 10,399 9,824 9,255 8,697 8,153 7,625 7,116 6,624 6,151 5.697 5.267 4,862 4,483 4,132 3,806 3,507 3,236 2,988 2,750 2,541 2,351 2,181 2,029 1,901
^ënnpSpsióën;' • -
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 Bijlage IV Vervroegingsbedragen Vervroeging ouderdomspensioen (artikel 19) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voorttjssenliggendeleeftijden vindt interpolatie plddts*
^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^^^^^^^^^ 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
0.603 0.633 0.664 0.697 0.732 0.770 0.811 0.853 0.899 0.948 1.000
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
34
0.615 0,644 0.674 0,707 0.741 0.778 0.817 0.859 0.903 0,950 1,000
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 Bijlage V
Uitruilfactoren
Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen (artikel 21) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt Interpolatie
^^^^^^^^^^^^^ 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
0.159 0.167 0.174 0.183 0.191 0,200 0,209 0,219 0,229 0,239 0.249
Uitruil van ouderdomspensioen (ingaand 65 Jaar) in partnerpensioen bij einde deelneming dan wel op de pensioeningangsdatum (artikel 20) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt interpolatie plaats.
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
4,021 4,027 4,026 4,023 4,019 4,009 3,998 3,984 3,970 3,956 3,939 3,924 3,906 3,890 3.869 3.850 3.832 3.812 3,792 3,774 3755
3,734 3,711 3,686 3,664 3,643 3,624 3,608 3,595 3,585 3,579 3,575 3,576 3,583 3,594 3.612 3,636 3,667 3.701 3.740 3.782 3.828 3,881 3,941 4,019
42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
35
mm
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 Opmericlng: Uitruil is mogelijk voor zover het partnerpensioen niet meer bedraagt dan 70% van het ouderdomspensioen. Uitruil van direct ingaand ouderdomspensioen in partnerpensioen op de pensioeningangsdatum (artikel 20) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013.
55 56
57 58 59 60 61 62 63 64 65
6,286 6,000 5,732 5,479 5.236 5.006 4.783 4.571 4.372 4.185 4.019
Opmericlng: Uitmil is mogelijk voor zover het partnerpensioen niet meer bedraagt dan 70% van het ouderdomspensioen. Uitruil van ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen (artikel 22) Geldig van 1 Januari 2013 t/m 31 december 2013.
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
2.521 2,722 2,974 3,300 3,737 4,351 5,278 6,826 9,924 19,216 -
36
Pensioenreglement middelloon per 1 januari 2014 Bijlage VI Hoog-laag bedragen Hoog-laag variaties (artikel 23) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt interpolatie plaats.
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
1,240 1.238 1.236 1.234 1.232 1.230 1.227 1,225 1,222 1,219 1,216 1,213 1.209 1.205 1.201 1.196
;tlinsaand.i<:|Hderciomspen8iÖ8n 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
0,930 0,929 0,927 0,926 0,924 0,922 0,921 0,919 0.917 0,914 0.912 0,909 0.907 0.904 0.901 0.897
ingaand^oude^omspèn'SLfoen Tl
1,167 1,164 1,161 1.158 1.155 1.151 1.148 1.144 1,140 1,135 1.131 1.126 1.121 1.116 1.110 1.104
0.875 0.873 0.871 0.869 0.866 0.864 0.861 0.858 0,855 0,852 0,848 0.845 0.841 0.837 0.833 0.828
37
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014
STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Laan van Zuid Hoorn 165 Postbus 3144 2289 DD Rijswijk 2280 GC Rijswijk Telefoon: 070-3061190 Fax : 08422-62369
Website: www.bpfavh.nl E-mail:
[email protected]
AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT TUDEUJK PARTNERPENSIOEN
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 INHOUD Artikel 1.
Begripsomschrijvingen
3
Artikel 2.
Uitvoeringsovereenkomst
3
Artikel 3.
Aanvang en einde van het deelnemerschap
3
Artikel 4.
Vrijstelling van deelneming
4
Artikel 5.
Pensioenaanspraken
4
Artikel 6.
Verzekerd kapitaal
5
Artikel 7.
Wijziging van de verzekering
5
Artikel 8.
Deeltijd dienstbetrekking
6
Artikel 9.
Premie voor tijdelijk partnerpensioen
6
Artikel 10.
Premieheffing
6
Artikel 11.
Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid
7
Artikel 12.
Beëindiging van de deelneming
7
Artikel 13.
Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding
7
Artikel 14.
Aanmeldingen en verstrekken van inlichtingen
7
Artikel 15.
Infonnatieverstrekking door de stichting
8
Artikel 16.
Uitbetaling van het pensioen
9
Artikel 17.
Waardeoverdracht
9
Artikel 18.
Ven/roegde pensionering
9
Artikel 19.
Voonwaardelijke toeslagverlening
Artikel 20.
Vrijstelling van de verplichting tot deelneming
9
Artikel 21.
Overgangsregeling voor 55-minners in de agf- en kaas-sector
9
Artikel 22.
Wettelijke bepalingen
9
Artikel 23.
Vrijwillige voortzetting
10
Artikel 24.
Glijclausule
10
Artikel 25.
Onvoorziene gevallen
Artikel 26.
Datum inwerkingtreding
Bijlage:
1
...9
<:
10 10
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2014
STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Laan van Zuid Hoorn 165 Postbus 3144 2289 DD Rijswijk 2280 GC Rijswijk Telefoon: 070 - 3061190 Fax : 08422 - 62369
Website: www.bpfavh.nl E-mail:
[email protected]
PENSIOENREGLEMENT VASTE BEDRAGENREGELING
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
INHOUD Artikel 1.
Begripsomschrijvingen
3
Artikel 2.
Aanvang en einde van het deelnemerschap
5
Artikel 3.
Pensioenaanspraken
6
Artikel 4.
Basispensioengrondslag
7
Artikel 5.
Deeltijd dienstbetrekking
8
Artikel 6.
Ouderdomspensioen
8
Artikel 7.
Verevening van ouderdomspensioen na echtscheiding
10
Artikel 8.
Partnerpensioen
11
Artikel 9.
Bijzonder partnerpensioen na echtscheiding of beëindiging gezamenlijke huishouding.. 12
ArtikellO.
Wezenpensioen
12
Artikel 11.
Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid
13
Artikel 12.
Financiering van de pensioenregeling
14
Artikel 13.
Kortingsbepaling
14
Artikel 14.
Infonnatieverstrekking door belanghebbenden
15
Artikel 15.
Informatieverstrekking door de stichting
15
Artikel 16.
Beëindiging van de deelneming
17
Artikel 17.
Vrijwillige voortzetting
Artikel 18.
Waardeoverdracht
18
Artikel 19.
Ven/roeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen
19
Artikel 20.
Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen
20
Artikel 21.
Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen
21
Artikel 22.
Variatie in pensioenuitkeringen
21
Artikel 23.
Voonwaardelijke toeslagverlening
21
Artikel 24.
Uitbetaling van de pensioenen
22
Artikel 25.
Vervreemden en prijsgeven van pensioen
23
Artikel 26.
Afkoop van pensioen
23
Artikel 27.
Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
24
Artikel 28.
Aanvullende regeling voor ouderdoms-. partner- en wezenpensioen
26
Artikel 29.
Regeling voor tijdelijk partnerpensioen
26
Artikel 30.
Fiscale maximering
26
Artikel 31.
Overgangsbepalingen
27
Artikel 32.
Glijclausule
28
Artikel 33.
Onvoorziene gevallen en beslechting van geschillen
28
Artikel 34.
Dattjm inwerkingtreding
28
Bijlagen:
4
.'.
18
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
PENSIOENREGLEMENT op basis van een uitkeringsovereenkomst met opbouw partnerpensioen Artikel 1.
Beoriosomschrijvinoen
In dit pensioenreglement zijn naast de begripsomschrijvingen van de statuten, waarvan sommige hieronder worden aangehaald, de volgende begripsomschrijvinigen van toepassing: a.
Agf-sector: groothandel in aardappelen, groenten en fruit zoals gedefinieerd in de Verplichtstelling voor de groothandel in aardappelen, groenten of fruit d.d. 29 oktober 1964/nr. 67225, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 januari 2008.
b.
Aspirant-deelnemer: de werknemer in dienst van de werkgever, die jonger is dan de toetredingsleeftijd en een partner en/of kind heeft.
c.
Beëindiging van de gezamenlijke huishouding: beëindiging van het samenlevingsverband dat de ongehuwde (gewezen) deelnemer met diens partner voert door het opheffen van de gezamenlijke huishouding, anders dan dbor overiijden of het aangaan van een huwelijk door de (gewezen) deelnemer en/of zijn partner.
d.
Bestuur: het bestuur van de stichting.
e.
Deelnemer: de werknemer die in deze pensioenregeling is opgenomen.
f.
Deelnemingsjaren:
perioden als bedoeld in artikel lOab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. g.
Dienstjaren: de jaren waarin de werknemer in dienstbetrekking staat tot een wericgever doorgebracht tussen de toetredingsleeftijd en de pensioeningangsdatum.
h.
Echtscheiding: einde van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het bij de burgerlijke stand geregistreerde partnerschap.
i.
Echtscheidingsdatum: de datum waarop - de beschikking of het vonnis van echtscheiding of ontbinding of de verklaring van het met wederzijds goedvinden eindigen van het geregistreerd partnerschap is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand,
j. k.
Eieren-sector: groothandel in eieren zoals gedefinieerd in de Verplichtstelling voor de groothandel in eieren d.d. 10 februari 1965/nr. 63352, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 januari 2008. Einddatum: de datum waarop de gezamenlijke huishouding (anders dan door overiijden) is beëindigd volgens een door de (gewezen) deelnemer en zijn gewezen partner ondertekende schriftelijke verklaring. Onder einddatum bij beëindiging van de gezamenlijke huishouding wordt verstaan de datum waarop daadwerkelijk de uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft plaatsgevonden en waaruit blijkt dat de partners niet meer op een adres wonen.
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
I.
Gepensioneerde degene aan wie volgens dit reglement een ouderdomspensioen wordt uitgekeerd.
m.
Gewezen deelnemer: degene wiens deelnemerschap in de zin van dit pensioenreglement anders dan door overlijden of wegens het bereiken van de pensioeningangsdatum is beëindigd.
n.
Gewezen partner: degene wiens partnerschap met de (gewezen) deelnemer is beëindigd.
O.
Gezamenlijke huishouding: het samenlevingsverband dat de ongehuwde (gewezen) deelnemer met diens partner volgens een notarieel verieden samenlevingsovereenkomst gedurende ten minste een half jaar voert; in dit contract dienen enige vermogensrechtelijke aangelegenheden en de aanwijzing van deze partner als begunstigde voor het partnerpensioen te worden geregeld. De gezamenlijke huishouding dient te zijn begonnen voor de pensioeningangsdatum.
p.
IVA:
Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten, q. r.
Kaas-sector: groothandel in kaas zoals gedefinieerd in de Verplichtstelling voor de groothandel in kaas d.d. 9 juni 1966/nr. 64687, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 januari 2008. Kinderen: 1. de kinderen die zijn geboren uit een voor de pensioeningangsdatum door de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of aspirant-deelnemer aangegaan partnerschap, alsmede de kinderen die reeds voor de pensioeningangsdatum op een andere wijze in familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of aspirantdeelnemer zijn komen te staan; 2. de pleeg- en stiefkinderen van de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of aspirantdeelnemer die door hem als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding is begonnen voor de pensioeningangsdatum.
s.
Loonindex: het percentage waarnnee het indexcijfer voor de CAO-lonen, inclusief bijzondere beloningen, over de maand oktober van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van het soortgelijke indexcijfer over de maand oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Deze indexcijfers worden vastgesteld door het CBS.
t.
Partner: 1. a. de man of de vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer voor de
pensioeningangsdatum een huwelijk is aangegaan; b. de man of de vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer voor de pensioeningangsdatum een bij de burgeriijke stand geregistteerd partnerschap, zoals bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, is aangegaan.
2.
de ongehuwde persoon die geen bloed- of aanvenwant in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer is en bij diens overiijden met hem samenwoont en een gezamenlijke huishouding voert.
u.
Partnerschap: het huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding dat de (gewezen) deelnemer voert met diens partner.
V.
Pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement een pensioen is ingegaan.
w.
Pensioeningangsdatum: de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
X.
Pensioenrichtdatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt.
y.
Prijsindex: het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer (alle huishoudens, afgeleid) over de maand oktober van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer (alle huishoudens, afgeleid) over de maand oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Deze indexcijfers worden vastgesteld door het CBS.
z.
Stichting: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel.
aa.
Toetredingsleeftijd: de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 21 jaar wordt.
bb.
Werkgever: de aangesloten onderneming als omschreven in de statuten.
cc.
Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft.
dd.
Wet: Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
ee.
WlA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel 2. 1.
Aanvang en einde van het deelnemerschap
Het deelnemerschap vangt aan op de dag waarop de werknemer de toetredingsleeftijd bereikt en op een verzoek tot toelating als deelnemer door het bestuur in gunstige zin is beslist. Dit reglement is vanaf 1 januari 2006 slechts van toepassing op: a. Deelnemers die deze regeling voor 1 januari 2006 vrijwillig hebben voortgezet en welke voortzetting nu nog voortduurt met een maximum van drie jaar vanaf de datum waarop de vrijwillige voortzetting is begonnen; b. Deelnemers die de regeling premievrij voortzetten als bedoeld in artikel 15 lid 6 en 7 van het direct voor 1 januari 2006 geldende pensioenreglement, mits de eerste ziektedag voor 1 januari 2004 is; c. Deelnemers van ondernemingen die voor 1 januari 2006 vrijwillig voor wat betreft deze regeling bij de stichting zijn aangesloten; d. Deelnemers die vanaf een datum gelegen voor 1 januari 2006 een uitkering ontvangen op grond van de ven/roegde uittredingsregeling uitgevoerd door Stichting Vrijwillig Ven/roegd uittreden uit het Partikulier Kaaspakhuisbedrijf (VUPAK) of door Stichting Ven/roegde Uittreding voor de Groothandel in Eieren en Eiprodukten en de Eiprodukten-industrie (VUT Ei) of door Stichting Vrijwillig Ven/roegde Uittreden voor de Groothandel in Aardappelen (VUGaard); e. Deelnemers die vanaf een datum gelegen voor 1 januari 2006 een uitkering ontvangen op grond van een prepensioenregeling en/of een daarmee verband houdende overgangsregeling uitgevoerd door het Vroegpensioenfonds voor de Groothandel in Aardappelen, Groenten en Fruit of door Bpf AVH; f. Deelnemers als bedoeld onder a tot en met e die op of na 1 januari 2006 de pensioendatum bereiken; g. Deelnemers die tot 1 januari 2006 aan dit reglement hebben deelgenomen, pensioen hebben opgebouwd en vervolgens vanaf genoemde datum deelnemen in de pensioenregeling middelloon.
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
De verplichte deelneming in het kader van de wet inzake dit pensioenreglement geldt tot 1 januari 2006. Reglementsbepalingen die daarop betrekking hebben gelden tot genoemde datum. 2.
Op de ingangsdatum van deze pensioenregeling is als deelnemer opgenomen de werknemer die op die datum aan de in lid 1 omschreven eisen voldoet.
3.
De werknemer die eerst na de ingangsdatum van deze pensioenregeling aan de in lid 1 bepaalde eisen voldoet, wordt opgenomen op de eerste van de maand waarin aan die vereisten is voldaan.
4.
De werknemer die nog niet de toetredingsleeftijd heeft bereikt en een partner en/of kind heeft, komt in aanmerking voor het aspirant-deelnemerschap. Dit aspirant-deelnemerschap vangt aan op de dag waarop deze werknemer in dienst treedt bij de werkgever.
5.
Voor zover hiervan in dit artikel niet is afgeweken is het in de overige artikelen van dit reglement bepaalde mede van toepassing ten aanzien van aspirant-deelnemers.
6.
Indien een deelnemer door of vanuit zijn werkgever wordt gedetacheerd naar een andere lidstaat van de Europese Unie om daar te werken doch deze werknemer ondenwerpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat van oorsprong, kan de deelnemer tijdens de detachering blijven deelnemen aan de pensioenregeling. Voonwaarde is dat dit volgens de (dan geldende) wet- en regelgeving is toegestaan en dat de voor deze deelnemer verschuldigde premie wordt voldaan door diens Nederiandse werkgever.
7.
Het deelnemerschap in de zin van dit pensioenreglement eindigt: a. door overlijden van de deelnemer; b. door het bereiken van de pensioenrichtdatum; c. door ingang van het ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum; d. door het veriies van de hoedanigheid van werknemer, tenzij de deelneming wordt voortgezet voor eigen rekening overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van dit reglement, dan wel wordt voortgezet ingeval van arbeidsongeschiktheid overeenkomstig artikel 11 van dit reglement; of e. ingeval de verplichtstelling niet van toepassing is: - door opzegging door de deelnemer of de aangesloten onderneming; - door het niet voldoen van de verschuldigde bijdrage.
8.
Het deelnemerschap in de zin van dit pensioenreglement eindigt niet door ingang van een prepensioen- of een VUT-uitkering.
9.
Het aspirant-deelnemerschap in de zin van dit reglement eindigt - op de datum waarop het deelnemerschap aanvangt; - op de eerdere datum bij veriies van de hoedanigheid van werknemer; of . op de eerdere datum wanneer er geen sprake meer is van een partner en/of pensioengerechtigde kinderen.
Artikel 3. 1.
Pensioenaanspraken
De (gewezen) deelnemer heeft aanspraak op: - ouderdomspensioen; - partnerpensioen; • wezenpensioen; en daamaast, indien de (gewezen) deelnemer de wens daartoe schriftelijk te kennen heeft gegeven: een aanvullend ouderdoms-, partner- en wezenpensioen; een tijdelijk partnerpensioen; De aspirant-deelnemer heeft aanspraak op: 6
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
partnerpensioen; wezenpensioen; en daamaast, indien de aspirant-deelnemer de wens daartoe schriftelijk te kennen heeft gegeven: - een tijdelijk partnerpensioen. 2.
De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met een partner heeft op elk moment slechts aanspraak op partnerpensioen voor een partner. Indien tegelijk meer dan een persoon aan de in artikel 1 gegeven omschrijving van partner voldoet, wordt uitsluitend als partner aangemerkt de persoon die het eerst aan de omschrijving van partner voldoet. Voldoen meerdere personen op deze eerste datum aan de omschrijving van partner, dan is bepalend met welke persoon de samenworiing volgens het bevolkingsregister het eerst is aangevangen. Indien blijkt dat de gezamenlijke huishouding tegelijkertijd met meer dan een van boven omschreven partners is aangevangen is het bestuur bevoegd om te bepalen hoe de aanspraken en rechten worden verdeeld. Bij later huwelijk, later aangaan van een geregistreerd partnerschap of bij latere aanwijzing van een andere ongeregistreerde partner, wordt voor de uitvpering van dit pensioenreglement de partnerrelatie met de eerder aangewezen ongeregistreerde partner als beëindigd beschouwd.
3.
Bij overlijden van de ongehuwde (gewezen) deelnemer dient de partner ten genoegen van de stichting aan te tonen dat hij of zij ten tijde van dit overlijden de partner van de ongehuwde (gewezen) deelnemer was. Indien de ongehuwde gewezen deelnemer na de pensioeningangsdatum overiijdt, dient tevens te worden aangetoond dat het partnerschap al voor de pensioeningangsdatum bestond.
4.
De aspirant-deelnemer heeft dezelfde aanspraken op partner- en/of wezenpensioen als ware hij deelnemer vanaf de toetredingsleeftijd tot de pensioenrichtdatum. De hoogte van het partneren/of wezenpensioen wordt gebaseerd op de fictieve pensioengrondslag in het kalenderjaar van overlijden. Het bepaalde in de leden 2 en 3 is overeenkomstig van toepassing op aspirantdeelnemers.
5.
Pensioenaanspraken welke tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd worden per deze datum geconverteerd naar pensioenaanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Deelnemers kunnen deze geconverteerde pensioenaanspraken ven/roegen naar de oorspronkelijke pensioenrichtleeftijd.
Artikel 4.
Basisoensioenorondslaq
1.
Op de dag van aanvang van het (aspirant-)deelnemerschap en vervolgens jaariijks op 1 januari wordt voor iedere deelnemer voor de berekening van de pensioenaanspraken uitgegaan van de in dat jaar geldende basispensioengrondslag.
2.
De basispensioengrondslag voor de jaren tot en met 1980 is vastgesteld op € 2.359,66 (toentertijd ƒ 5.200,-) per jaar. Voor de jaren na 1980 is de basispensioengrondslag venneld in bijlage 1 bij dit reglement.
3.
De per 1 januari 1999 geldende basispensioengrondslag ad € 4.323,16 (toentertijd ƒ 9.527,-) per jaar zal jaarlijks worden herzien na ingewonnen advies van de actuaris van de stichting. Het herziene bedrag met de wijzigingsdatum wordt in bijlage 1 blj het pensioenreglement opgenomen. Leidraad voor het door de actuaris te geven advies zal zijn de herziening van de basispensioengrondslag zoveel mogelijk evenredig te taten zijn met de wijziging van de bijdrage volgens artikel 12 lid 1 van dit pensioenreglement.
4.
De basispensioengrondslag is niet hoger dan het door de werknemer verdiende werkelijke loon minus de minimale franchise als bedoeld in artikel 18a, achtste lid van de Wet op de loonbelasting 1964. De franchise is het deel van het vastgestelde pensioengevend salaris dat bij de bepaling van de pensioenaanspraken niet in aanmericing wordt genomen.
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
5.
In geval van verlaging van de basispensioengrondslag van een deelnemer worden de tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd en blijven de opgebouwde pensioenaanspraken behouden. Deze pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig artikel 16. Voor het partner- en wezenpensioen heeft voornoemde verlaging daarnaast tot gevolg dat het jaarlijkse pensioen opnieuw wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 8 lid 2 sub a respectievelijk artikel 10 lid 4 sub a.
Artikel 5.
Deeltiid dienstbetrekking
1.
Indien de tussen de (aspirant-)deelnemer en de werkgever overeengekomen arbeidsduur minder bedraagt dan de krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst in de desbetreffende bedrijfstak geldende normale arbeidsduur wordt voor de vaststelling van de hoogte van de pensioenaanspraken gehandeld als aangegeven in dit artikel. Hierbij wordt onder de normale arbeidsduur verstaan de arbeidsduur die geldt voor de personeelsgroep waartoe de betrokken (aspirant-)deelnemer behoort.
2.
Indien dit artikel van toepassing is, wordt steeds uitgegaan van de basispensioengrondslag en de bijdrage die zou hebben gegolden indien sprake was geweest van de normale arbeidsduur bij een voltijd dienstbetrekking.
3.
De in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt gereduceerd door deze te vermenigvuldigen met de deeltijdfactor.
4.
De deeltijdfactor wordt voor de eerste maal vastgesteld als het in lid 1 bepaalde voor het eerst van toepassing is. De deeltijdfactor is gelijk aan het aantal overeengekomen arbeidsuren gedeeld door de normale arbeidsduur bij een voltijd dienstbetrekking. Overuren beïnvloeden de deeltijdfactor niet. Bij de overgang van een deeltijd naar een voltijd dienstbetrekking - of omgekeerd - en bij wijziging van de mate van deeltijd, zal het deeltijdpercentage opnieuw worden vastgesteld. Hierbij zal er voor de toekomstige diensttijd steeds van worden uitgegaan dat de mate van deeltijd of voltijd van de dienstbetrekking onveranderd blijft. Bij de vaststelling van de aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen worden de deeltijdpercentages die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, evenals de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen. Indien de mate van deeltijd wijzigt voor de 15* dag van een maand, dan wijzigt de deeltijdfactor per de eerste dag van die betreffende maand. Indien de mate van deeltijd wijzigt op of na de 15* dag van een maand, dan wijzigt de deeltijdfactor per de eerste dag van de volgende maand.
5.
De aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen worden van de in lid 2 bedoelde pensioengrondslag afgeleid, waama deze pensioenaanspraken worden vermenigvuldigd met de volgens lid 3 vastgestelde deeltijdfactor.
6.
De deelnemersbijdrage, zoals omschreven in artikel 12 wordt voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkt vemienigvuldigd met de in lid 3 bedoelde deeltijdfactor.
Artikel 6.
Ouderdomspensioen
1.
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum, tenzij de pensioeningangsdatum wordt ven/roegd als bedoeld in artikel 19, en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. Indien pensioenverevening plaatsvindt op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, wordt een deel van het ouderdomspensioen aan de (gewezen) partner uitgekeerd.
2.
a. Bij het bereiken van de pensioendatum verkrijgt de deelnemer, indien dan ten minste 40 deelnemersjaren in aaneengesloten dienstverbanden bij één of meer aangesloten
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
ondernemingen zijn volbracht, recht op een jaarlijks ouderdomspensioen van 70% van de in het jaar van pensionering geldende basispensioengrondslag. Indien de deelnemer bij het bereiken van de pensioendatum minder dan 40 deelnemersjaren in aaneengesloten dienstverband bij één of meer aangesloten ondernemingen heeft volbracht, dan wordt het ouderdomspensioen naar evenredigheid van de volbrachte deelnemersjaren berekend. b. Indien het deelnemerschap in een kalenderjaar onderbroken is geweest, dan wordt het ouderdomspensioen dat geacht wordt betrekking te hebben op het eerder beëindigde deelnemerschap vertaald in deelnemersjaren. Die deëlnemersjaren worden gevonden door het hien/oor bedoelde ouderdomspensioen te delen door 1,75% van de basispensioengrondslag geldend bij de hervatting van het deelnemerschap. De bij het bereiken van de pensioendatum volbrachte deelnemersjaren worden vastgesteld door de volbrachte deelnemersjaren vanaf de hervatting van het deelnemerschap te vermeerderen met de hiervoor bedoelde deelnemersjaren. c.
Indien het deelnemerschap is aangevangen voor 1 januari 1993 en korter dan 26 weken is onderbroken, dan worden de twee deelnemingsperioden als één geheel beschouwd. De in de eerste deelnemingsperiode opgebouwde pensioenaanspraken worden aangepast aan de laatst vastgestelde basispensioengrondslag als omschreven in artikel 4. De periode van onderbreking wordt niet als pensioengevende diensttijd aangemerkt.
d. Het onder c. bedoelde ouderdomspensioen wordt verhoogd met 1,75% van het verschil van de in het jaar van pensionering en de in 1992 geldende basispensioengrondslag voor elk jaar dat het deelnemerschap van de onder c. bedoelde deelnemer minder dan 40 jaar bedraagt. Het aantal jaren waarover volgens het voorgaande extra ouderdomspensioen wordt toegekend, wordt verminderd met de periode van onderbreking van het deelnemerschap. De verhoging wordt toegekend aan de onder c. bedoelde deelnemer volgens onderstaande tabel: Deelnemer geboren Toekenninospércentage voor 1 januari 1948 in 1948 in 1949 in 1950 in 1951 né1951
100% 80% 60% 40% 20% 0%
e. Aan deelnemers die geen 40 deelnemersjaren kunnen bereiken, kan worden toegestaan de aanspraken over hun in de bedrijfstak doorgebrachte dienstjaren welke liggen voor de aanvang van het deelnemerschap vrijwillig in te kopen. De grootte van deze aanspraken en de daan/oor verschuldigde bijdrage worden door het bestuur vastgesteld. Als perioden die kunnen meetellen als dienstjaren dan wel als diensttijd worden in aanmericing genomen: a. de periode gedurende welke de dienstbetrekking heeft geduurd, daaronder begrepen perioden van - al dan niet in deeltijd -: 1. ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg; 2. sabbatsveriof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 (dit is meestal de werkgever) gedurende ten hoogste twaalf maanden; 3. studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleiding of studie die door de inhoudingsplichtige worden gefinancierd; 4. veriof in verband met een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964, met dien verstande dat bij dienstt)etrekklngen in deeltijd de aldus in aanmerking te nemen periode wordt verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. b. perioden gedurende welke de werknemer in diensttïetrekking heeft gestaan tot een met de inhoudingsplichtige verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet In Nederland is gevestigd, voor zover hij bij dat verbonden lichaam niet heeft deelgenomen aan een pensioenregeling; c.
perioden gedurende welke, In aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden, na onvrijwillig ontslag loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen, of, onder door de Minister van Financiën te stellen voorwaarden perioden na ontslag van ten hoogste drie jaar;
d. perioden gedurende welke, in aansluiting op de in onderdelen a en b bedoelde perioden, uitkeringen worden ontvangen ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 38c van de Wet op de loonbelasting 1964; e. perioden gedurende welke, in aansluiting op de in onderdelen a en b bedoelde perioden, uitkeringen worden ontvangen ingevolge een prepensioenregeling als bedoeld in artikel 38d van de Wet op de loonbelasting 1964; f.
dienstjaren ten gevolge van waardeoverdracht van pensioenkapitaal, als bedoeld in de artikelen 71, 74, 75,85 tot en met 88 en 91 van de Pensioenwet, naar de huidige inhoudingsplichtige of de pensioenuitvoerder van de huidige inhoudingsplichtige, voor zover deze jaren op basis van een adequate diensttijdadministratie kunnen worden vastgesteld.
g. perioden waarin de werknemer een tot zijn huishouden behorend kind heeft verzorgd dat de leeftijd van twaalf jaar niet heeft bereikt, met dien verstande dat de perioden waarin de kinderen die hij heeft verzorgd de leeftijd van zes jaar hebben bereikt, meetellen voor de helft. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt de aldus in aanmerking te nemen periode verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. h. In afwijking van onderdeel a, is met betrekking tot perioden voor 8 juli 1994 gedurende welke de werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot vorige inhoudingsplichtigen, inkoop van ontbrekende dienstjaren tot 8 juli 1994 toegestaan indien de werknemer aannemelijk kan maken dat er, gerelateerd aan de pensioenregeling bij de huidige inhoudingsplichtige, als gevolg van het ontbreken van die dienstjaren sprake is van een pensioentekort, daaronder begrepen perioden voor 8 juli 1994 gedurende welke in het buitenland werkzaamheden zijn verricht voor een met een vorige inhoudingsplichtige verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederiand is gevestigd. Artikel 7.
Verevening van ouderdomspensioen na echtscheiding
1.
In geval van echtscheiding heeft de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de (gewezen) partner recht krijgt op uitbetaling van de helft van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, tenzij bij de echtscheiding anders is overeengekomen. Het gaat hierbij om het ouderdomspensioen dat de deelnemer tijdens de dienstjaren, gelegen tussen het tijdstip van huwelijkssluiting of registratie van het partnerschap en de scheidingsdatum, zou hebben venworven indien de deelneming op de scheidingsdatum zou zijn beëindigd. In afwijking van de omschrijving in artikel 1 wordt in dit artikel onder echtscheiding verstaan einde van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het bij de burgerlijke stand geregistreerde partnerschap, behalve wegens huwelijk van de (gewezen) deelnemer met zijn partner.
2.
Verevening van de pensioenrechten vindt niet plaats indien op het tijdstip van scheiding het deel van het pensioen waarop recht op uitbetaling ontstaat minder bedraagt dan het bedrag als omschreven in artikel 26 lid 5.
3.
Het recht op verevening kan rechtstreeks tegenover de stichting geldend worden gemaakt indiei de echtscheiding binnen twee jaar na de scheidingsdattjm aan de stichting wordt gemeld door 10
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
middel van het daartoe bestemde en correct ingevulde wettelijk voorgeschreven meldingsformulier. De stichting betaalt dan het aan de (gewezen) partner toekomende deel van het ingegane ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de (gewezen) partner. De uitbetaling aan de (gewezen) partner eindigt bij overiijden van de gepensioneerde, maar uiterlijk bij het eerdere overiijden van de (gewezen) partner. 4.
De stichting kan uitsluitend worden aangesproken voor dat deel van het te verevenen ouderdomspensioen dat de stichting nog moet uitkeren vanaf een maand nadat zij het in lid 3 bedoelde formulier heeft ontvangen.
5.
Indien de echtscheiding niet tijdig aan de stichting is gemeld, kan de (gewezen) partner het recht op verevening uitsluitend nog tegenover de gepensioneerde uitoefenen.
6.
De stichting kan de kosten van de verevening aan beide partijen in rekening brengen (ieder voor de helft).
Artikel 8.
Partnerpensioen
1.
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt; of de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneërdé overlijdt; en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overiijdt.
2.
Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt: a. voor de partner van een deelnemer 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum had kunnen bereiken, als deze tot de pensioenrichtdatum in leven en deelnemer zou zijn gebleven op basis van de ten tijde van het overiijden van de deelnemer geldende basispensioengrondslag; b. voor de partner van een gewezen deelnemer 70% van de aanspraak op premievrij ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 16, vermeerderd met de in artikel 23 omschreven toeslagen; c. voor de partner van een gepensioneerde 70% van het ouderdomspensioen, inclusief de in artikel 23 omschreven toeslagen die de gepensioneerde genoot.
3.
Ingeval een gepensioneerde in het huwelijk treedt of een (geregistreerd) partnerschap aangaat, zal bij overlijden van de gepensioneerde aan de huwelijkse of (geregistreerde) partner geen aanspraak op partnerpensioen worden toegekend, behalve ingeval het huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan met de partner waarmee voor de pensioeningangsdatum reeds een partnerschap werd gevoerd.
4.
Geen aanspraak op partnerpensioen ontstaat in geval er geen sprake is van een samenlevingscontract als bedoeld in artikel 1, dat ten minste zes maanden voor het overlijden van de deelnemer notarieel is verleden.
5.
Indien de partner zich volgens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is veroordeeld wegens een misdrijf dat de dood van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde tot gevolg heeft gehad of bij een dergelijke uitspraak een maatregel Is opgelegd die vrijheidst}eneming tot gevolg heeft, dan wordt het uit te keren partnerpensioen gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaand aan het overlijden.
6.
Het opnemen van onbetaald verlof door de deelnemer zal gedurende maximaal 18 maanden niet van invloed zijn op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.
7.
De kosten van het in stand houden van de dekking uit hoofde van het partnerpensioen komen tijdens de periode van onbetaald verlof voor rekening van de stichting.
11
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
Artikel 9.
Biizonder partneroensioen na echtscheiding of beëindiging gezamenlijke huishoudino
1.
Indien het partnerschap van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde eindigt anders dan door overlijden, heeft zijn gewezen partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen. Indien het geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding eindigt wegens huwelijk van de (gewezen) deelnemer met zijn partner, vindt het bepaalde in dit artikel geen toepassing. De aanspraak op partnerpensioen blijft dan ongewijzigd voor deze partner.
2.
Het bijzonder partnerpensioen gaat in op - de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overiijdt; of - de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overiijdt; en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overiijdt.
3.
De grootte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het (premievrije) partnerpensioen dat de deelnemer zou hebben vericregen als op de echtscheidingsdatum of einddatum het deelnemerschap zou zljn geëindigd als bedoeld in artikel 16. Eindigt het partnerschap na beëindiging van de arbeidsovereenkomst dan is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het op de datum van beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde (premievrije) partnerpensioen.
4.
Iedere volgende partner heeft aanspraak op een verlaagd partnerpensioen. Het veriaagde partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen overeenkomstig artikel 8 lid 2, verminderd met het bijzonder partnerpensioen,
5.
Eindigt een in lid 1 omschreven partnerschap na beëindiging van de deelneming dan heeft een volgende partner geen aanspraak op partnerpensioen.
6.
De gewezen partner ontvangt een bewijs van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
7.
De aanspraak op partnerpensioen van een aspirant-deelnemer ven/alt bij echtscheiding of bij beëindiging van de gezamenlijke huishouding van de aspirant-deelnemer anders dan door diens overlijden.
Artikel 10.
Wezenpensioen
1.
Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gaat voor ieder van de pensioengerechtigde kinderen een wezenpensioen in. . .
2.
Pensioengerechtigd zijn de kinderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en voldoen aan de definitie als omschreven in artikel 1 sub r.
3.
Het wezenpensioen gaat in op - de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt; of • de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overiijdt. Voor kinderen van een gehuwde deelnemer of van een deelnemer met een (geregistreerd) partnerschap die uit het huwelijk of het (geregistreerde) partnerschap na het overiijden van die deelnemer zijn geboren, gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind werd geboren. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind ophoudt pensioengerechtigd te zijn of overlijdt.
4.
Het jaariijkse wezenpensioen bedraagt:
a. voor het pensioengerechtigde kind van een deelnemer 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum had kunnen bereiken, als deze tot de pensioenrichtdatum in leven en deelnemer zou zijn gebleven op basis van de ten tijde van het overlijden van de deelnemer geldende pensioengrondslag; 12
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
b. voor het pensioengerechtigde kind van een gewezen deelnemer 14% van de aanspraak op premievrij ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 16, vermeerderd met de in artikel 23 omschreven toeslagen; c. voor het pensioengerechtigde kind van een gepensioneerde 14% van het ouderdomspensioen, inclusief de in artikel 23 omschreven toeslagen die de gepensioneerde genoot. 5.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een kind waan/an de enige ouder is of beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en degene die als vader of moeder tot het kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleeg- en stiefkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde het pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Met vader of moeder wordt in dit verband de vader of moeder in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld. De verdubbeling gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind ouderloos is geworden.
6.
Indien een gepensioneerde in het huwelijk treedt of een (geregistreerd) partnerschap aangaat, zal geen aanspraak op wezenpensioen worden toegekend voor ult dat huwelijk of (geregistreerd) partnerschap geboren kinderen, noch voor kinderen van de (huwelijks)partner van de deelnemer die voor dat huwelijk of (geregistreerd) partnerschap zijn geboren. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet ingeval het huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan met de partner waarmee voor de pensioeningangsdatum reeds een partnerschap werd gevoerd.
Artikel 11.
Premievriie voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid
1.
Gehele arbeidsongeschiktheid wordt voor de toepassing van dit artikel aanwezig geacht indien en voor zolang een uitkering krachtens de IVA (WlA) is toegekend, doch uiteriijk tot de pensioeningangsdatum.
2.
Het voortzettingpercentage bedraagt 100 indien het percentage van de arbeidsongeschiktheid ingevolge de toekenningbeslissing op grond van de WlA is vastgesteld op minimaal 80%; Als grondslag voor de premievrije voortzetting geldt de pensioengrondslag zoals vastgesteld ten tijde van de eerste ziektedag.
3.
Bij het einde van de arbeidsovereenkomst wegens algehele arbeidsongeschiktheid of bij ingang van de WlA-uitkering wordt voor de toepassing van dit reglement het deelnemerschap voortgezet tot de pensioenrichtdatum dan wel eerdere revalidatie.
4.
Ingeval premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer van toepassing is, is zowel de werkgever als de deelnemer geen bijdrage in de kosten van de pensioenregeling verschuldigd gedurende de periode dat de premievrije voortzetting van kracht is.
5.
Voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid gelden de volgende voorwaarden: a. De deelnemer, voor wie aanspraak op premievrije voortzetting wordt gemaakt, dient een door de stichting te verstrekken aanvraagformulier in te vullen waaruit blijkt dat deze in de zin van het hien/oor bepaalde arbeidsongeschikt is. De stichting kan te allen tijde op eigen kosten inlichtingen inwinnen en de deelnemer laten onderzoeken door medici die zij aanwijst. De voor de deelnemer verschuldigde premie dient te worden betaald tot de aanspraak op premievrije voortzetting door de stichting is erkend; eventueel te veel betaalde bijdragen worden terugbetaald of verrekend over een periode tot maximaal een jaar liggend voor de datum waarop het verzoek om premievrije voortzetting werd gedaan. b. Geen premievrije voortzetting van de voor de deelnemer verschuldigde bijdragen wordt verieend, indien de arbeidsongeschikttieid: 1. bij de aanvang van het deelnemerschap reeds aanwezig was; /b) 2. binnen een periode van drie jaar na aanvang van het deelnemerschap bevorderd Is / J V \ door voor of bij aanvang van het deelnemerschap aanwezige klachten, aandoeningen/ / - ^ 13
l/{j)f
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
3. 4. 5. 6.
Artikel 12.
ziektes of gebreken waardoor de werknemer bij aanvang van het deelnemerschap reeds arbeidsongeschikt was; binnen een periode van drie jaar na aanvang van het deelnemerschap toeneemt als gevolg van verergering van de aandoening op grond waan/an de bestaande arbeidsongeschiktheid is vastgesteld; veroorzaakt is door eigen opzet of grove roekeloosheid of poging tot zelfmoord; veroorzaakt is door kunstmatig opgewekte atoomkernreacties, tenzij toegepast bij medische behandeling van de betrokkene; veroorzaakt is door oorlogsgeweld of oorlogshandelingen of daarmee gelijkstaande handelingen, ook al behoort Nederland niet tot de oorlogvoerende mogendheden.
Financiering van de pensioenregeling
1.
De werkgever is voor iedere bij haar in dienstbetrekking wericzame deelnemer voor elke week van deelneming vi/aarover de deelnemer loon geniet, aan de stichting een bijdrage verschuldigd. Voor de berekening van het aantal premieweken wordt uitgegaan van het aantal maandagen waarop de werknemer in dienst is, respectievelijk ten behoeve van de werkgever heeft gewerkt. De bijdrage wordt zodanig vastgesteld dat, rekening houdend met het bepaalde in de volgende volzin, vanaf 1 januari 2000 de venwerving en de financiering van de pensioenaanspraken gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in de tijd plaatsvindt. In afwijking van de vorige volzin kan het besttJur besluiten dat het per 31 december 1999 bestaande verschil tussen het opgebouwde gedeelte van de pensioenen en het gefinancierde gedeelte van de pensioenen met ingang van 1 januari 2000 jaarlijks in een periode van maximaal tien jaren in gelijke jaariijkse tennijnen wordt gefinancierd.
2.
Voor werknemers die voor bepaalde tijd zijn aangenomen, waaronder mede worden verstaan de werknemers die voor een bepaald seizoen of voor de tijdelijke vervulling van een bepaalde taak zijn aangenomen, wordt voor de berekening van het aantal premieweken over een jaar uitgegaan van het aantal dagen, onderscheidenlijk het aantal uren, dat de werknemer in de loop van dat jaar in dienst is, respectievelijk ten behoeve van de werkgever heeft gewerkt, een en ander gedeeld door 5, onderscheidenlijk het aantal uren per week, dat volgens een collectieve arbeidsovereenkomst of een landelijke regeling in de bedrijfstak wordt gewerkt. Voor de berekening van het aantal premieweken wordt een tijdsduur van 3 dagen of meer. doch minder dan 5 dagen, voor een volle week gerekend en een tijdsduur van minder dan 3 dagen verwaarioosd.
3.
Met inachtneming van het uitvoeringsreglement van de stichting, waarvan een exemplaar bij de wericgever voor belanghebbenden ter inzage ligt, worden de kosten van de pensioenregeling door de werkgever gedragen door betaling van een kostendekkende premie.
4.
Indien de werkgever niet voldoet aan zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 14 van het pensioenreglement, is het bestuur bevoegd de verschuldigde premie naar beste weten vast te stellen.
5.
De werkgever is voor een bij hem werkzame deelnemer de bijdrage onverminderd aan de stichting verschuldigd indien en zolang op hem de verplichting tot loondoorbetaling rust gedurende een ziekteperiode van de deelnemer, of indien en zolang betrokkene een uitkering krachtens de Ziektewet geniet, een en ander met inbegrip van eventueel contractueel overeengekomen wachtdagen.
6.
In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in artikel 11 van toepassing.
Artikel 13. 1.
Kortinosbepaling
Indien ten gevolge van enige omstandigheid het financieel evenwicht in de stichting zou worden verbroken, zal getracht worden het verbroken financieel evenwiciht te herstellen, zonder de reeds ingegane pensioenen en de reeds gefinancierde pensioenaanspraken aan te tasten. 14
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
Mocht zulks niet mogelijk zijn, dan kan de stichting besluiten de venworven pensioenaanspraken en ingegane pensioenen op grond van artikel 134 Pensioenwet te verminderen, indien - de technische voorziening en het minimaal vereist eigen vemiogen niet meer volledig worden gedekt door de waarde van de beleggingen; - dit ook op korte termijn niet gerealiseerd kan worden zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten onderneming onevenredig worden geschaad; en - alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiteriijk binnen drie jaar te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. 2.
De stichting informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten onderneming schriftelijk ovér het besluit tot vermindering als bedoeld in lid 1.
3.
De vermindering, bedoeld in het tweede lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewézen deelnemers, pensioengerechtigden, aangesloten onderneming en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
4.
In het geval als bedoeld in het eerste lid kan, indien in de volgende jaren het vermogen van de stichting dat toelaat, het bestuur besluiten de bedoelde korting (zo spoedig mogelijk) geheel of ten dele ongedaan te maken.
Artikel 14.
Informatieverstrekking door belanghebbenden
1.
De werkgever zal de werknemer bij de stichting aanmelden en alle inlichtingen betreffende de in zijn dienst zijnde werknemers verstrekken, die voor de in dit pensioenreglement vervatte pensioenregeling van belang zijn. Iedere belanghebbende is verplicht tot medewerking aan de goede uitvoering van dit' pensioenreglement en dient aan de stichting alle gevraagde inlichtingen, die voor de pensioenregeling van belang zijn te verstrekken binnen een door het bestuur te bepalen termijn, zo nodig onder overiegging van officiële bescheiden.
2.
Iedere belanghebbende is verplicht aan de stichting ten spoedigste schriftelijk melding te doen en de daartoe benodigde bewijsstukken te overleggen van een wijziging in de persoonlijke leefsituatie.
3.
Deze verplichting geldt overeenkomstig voor de werknemer die in aanmerking komt voor aspirant-deelnemerschap.
4.
Bij overiijden van een aspirant-deelnemer dient de werkgever het bestuur te informeren over eventuele nabestaanden.
5.
Bij het niet voldoen aan de verplichtingen genoemd in de vorige leden vervalt het recht op uitkering of premievrije voortzetting ingeval van arbeidsongeschiktheid krachtens dit pensioenreglement, voor zover de stichting door onvoldoende medewerking is benadeeld. Hierbij zullen eventueel reeds gedane onverschuldigde uitkeringen of verleende premievrije voortzettingen door de stichting worden teruggevorderd dan wel verrekend met toekomstige uitkeringen of voortzettingen.
6.
Indien de stichting kosten maakt in verband met werkzaamheden die voortvloeien uit het feit dat de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner verzuimd heeft de stichting omtrent een wijziging van adres te informeren, kan de stichting deze kosten bij de betrokkene in rekening brengen.
Artikel 15. 1.
Inforfriatieverstrekking door de stichting
De stichting verstrekt de informatie als omschreven in dit artikel schriftelijk, tenzij de (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking. 15
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
2.
De stichting verstrekt binnen drie maanden na de aanvang van het (aspirant-)deelnemerschap een startbrief aan de (aspirant-)deelnemer. waarin de pensioenregeling in eenvoudige bewoordingen is uiteengezet.
3.
De stichting verstrekt eenmaal per jaar aan de deelnemer: een opgave van de hoogte van de verworven pensioenaanspraken; - een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; - informatie over de toeslagveriening; • een opgave van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop bemstende bepalingen. De stichting verstrekt op verzoek van de deelnemer een opgave van de over de jaren 1994 tot en met 2000 toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop bemstende bepalingen.
4.
De stichting verstrekt jaariijks aan iedere aspirant-deelnemer een opgave van de hoogte van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken.
5.
De stichting verstrekt de gewezen deelnemer bij beëindiging van zijn deelneming: een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 16 lid 2; informatie over de toeslagveriening; informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging van de deelneming relevant is; en omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de stichting.
6.
De stichting verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in een periode van vijf jaar: een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en informatie over de toeslagveriening. De stichting informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
7.
De stichting administreert de deelnemingsjaren van de deelnemers. Indien de (gewezen) deelnemer hierom verzoekt, verstrekt de stichting binnen drie maanden een opgave van - de perioden waarin de geadministreerde deelnemingsjaren zijn opgebouwd; - de deeltijdfactór per geadministreerd deelnemingsjaar; en - alle schriftelijke bescheiden die de perioden, voorafgaand aan een voor 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht naar de stichting, kunnen staven die als deelnemingsjaren kunnen worden aangemerkt. De stichting kan aan de (gewezen) deelnemer een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten.
8.
De stichting verstrekt op verzoek van de deelnemer en de gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. De stichting kan aan de (gewezen) deelnemer een vergoeciing vragen van de aan de opgave verbonden kosten.
9.
De stichting verstrekt de (gewezen) deelnemer dan wel gepensioneerde en de gewezen partner van de betrokken (gewezen) deelnemer een opgave van de aanspraken die op grond van artikel 7 zijn verkregen.
10. De stichting verstrekt degene die gewezen partner wordt als bedoeld in artikel 9 en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen: een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; informatie over de toeslagverlening; en infonnatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is. 11.
De stichting verstrekt de gewezen partner ten minste een keer in een periode van vijf jaar een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; en informatie over de toeslagverlening; en 16
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
De stichting informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging. 12.
De stichting verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt: - een opgave van zijn pensioenrecht; een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en informatie over de toeslagverlening. De stichting verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks: - een opgave van zijn pensioenrecht; - een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en informatie over de toeslagveriening. De stichting informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
13. De stichting verstrekt op verzoek van de (vertegenwoordigers van) de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde: het voor hem geldende pensioenreglement; - het jaarverslag en de jaarrekening van de stichting; het uitvoeringsreglement; de voor hem relevante informatie over beleggingen; informatie die specifiek voor hem van belang is. 14. Voor het op verzoek verstrekken van informatie zijn geen kosten verschuldigd, behalve voor de opgaven als bepaald in de leden 8 en 9. Artikel 16.
Beëindiging van de deelneming
1.
Bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioeningangsdatum behoudt de gewezen deelnemer recht op de tot dat moment öp grond van het pensioenreglement opgebouwde premievrije pensioenaanspraken.
2.
De premievrije aanspraak op ouderdomspensioen is gelijk aan het verschil tussen het ouderdomspensioen dat de gewezen deelnemer zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen tot de pensioenrichtdatum en het ouderdomspensioen dat hij zou hebben gekregen als hij zou hebben deelgenomen vanaf het tijdstip waarop zijn deelnemerschap eindigde tot de pensioenrichtdatum. Bij de berekening bedoeld In de vorige volzin wordt, voor wat betreft de gegevens die voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van belang zijn, uitgegaan van de gegevens zoals deze gelden op het tijdstip waarop het deelnemerschap is geëindigd. De premievrije aanspraak op partnerpensioen bedraagt 70% van het premievrije ouderdomspensioen.
3.
Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op de pensioenaanspraken voor aspirant-deelnemers. Deze aanspraken vervallen bij beëindiging van de deelneming.
4.
Na beëindiging van het aspirant-deelnemerschap door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt, in afwijking van lid 3, voor de aspirant-deelnemer met een partner de aanspraak op partnerpensioen op risicobasis voortgezet. Dit geldt uitsluitend indien en voor zover deze aspirant-deelnemer aansluitend op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een uitkering uit hoofde van de Werkloosheidswet heeft. De hoogte van dit partnerpensioen op risicobasis wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 8, waarbij de diensttijd wordt gemaximeerd op de bij de werkgever doorgebrachte diensttijd tot het moment van beëindiging van het deelnemerschap.
• 7
17
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
Artikel 17.
Vriiwillioe voortzetting
1.
Het bëstuur kan aan een deelnemer, wiens dienstbetrekking bij een van de werkgevers geëindigd is zonder dat hierop aansluitend een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan met een andere werkgever, of op wie de verplichting tot deelneming niet meer van toepassing Is, toestemming verienen om de deelneming vrijwillig voor eigen rekening voort te zetten. Hierbij gelden de volgende en de in lid 2 genoemde voonwaarden: a. het deelnemerschap heeft tot het einde van de verplichte deelneming ten minste drie jaar geduurd; b. het verzoek moet zijn gedaan binnen drie maanden na het einde van het deelnemerschap; c. de voortzetting geldt, behoudens lid 2, voor een periode van maximaal drie jaar; d. de (gewezen) deelnemer neemt niet deel aan een andere pensioenregeling dan wel maakt geen gebmik van een fiscaal gefacilieerde oudedagsvoorziening; e. de pensioenregeling wordt in beginsel ongewijzigd voortgezet; een uitbreiding van de pensioenregeling is niet toegestaan; f. de pensioengrondslag wordt gebaseerd op de pensioengrondslag, die gold in het kalenderjaar voorafgaand aan de voortzetting van het deelnemerschap. Deze pensioengrondslag wordt ieder jaar verhoogd op grond van de loonindex; g. de premies die verschuldigd zijn voor de vrijwillige voortzetting worden aan de stichting voldaan op de wijze, in de termijnen en op de tijdstippen zoals door de stichting bepaald.
2.
De voortzetting geldt in beginsel voor een periode van maximaal drie jaar. De voortzetting heeft geen betrekking op een tijdvak van drie jaar voor de pensioeningangsdatum, tenzij de beëindiging van het deelnemerschap wegens medische redenen plaatsvond. De maximumduur van drie jaar voor vrijwillige voortzetting geldt tevens niet voor voortzetting op grond van een individueel of collectief afgesproken regeling tussen ondememing en werknemer zoals afvloeiingsregelingen, wachtgeldregelingen of VUT-regelingen. De maximumduur is dan ten hoogste de duur van de arbeidsongeschiktheid dan wel de periode waarin de periodieke uitkering wordt ontvangen.
3.
De vrijwillige voortzetting eindigt: a. door het verstrijken van de maximale periode van vrijwillige voortzetting; b. door opzegging door de deelnemer, zijn werkgever of de stichting bij aangetekend schrijven; c. indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan, met ingang van een door de stichting te bepalen tijdstip; d. zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van personen, die hetzij krachtens de wet verplicht zijn tot deelneming in de stichting of in enig ander bedrijfstakpensioenfonds hetzij ingevolge een uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting, door het bestuur als deelnemers worden aangemerict; e. op de dag direct voorafgaand aan de pensioeningangsdatum; f. op de dag van overiijden van de deelnemer.
4.
Het bestuur kan aan de vrijwillige voortzetting nadere voorwaarden verbinden en haar te allen tijde intrekken.
Artikel 18.
Waardeoverdracht
1.
Op verzoek van de gewezen deelnemer zal de waarde van de venworven pensioenaanspraken naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever worden overgedragen, met inachtneming van de voonwaarden en de termijnen zoals vermeld bij of krachtens de Pensioenwet. De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwewèrkgever.
2.
Op verzoek van de deelnemer zal de waarde van de pensioenaanspraken, die bij de pensioenuitvoërder van de vorige werkgever zijn verkregen, worden overgedragen naar de stichting. Overdracht vindt plaats met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld bij of krachtens de Pensioenwet. De overgedragen waarde wordt omgezet in pensioenaanspraken volgens dit pensioenreglement. 18
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
3.
Op verzoek van een gewezen deelnemer waarvoor het deelnemerschap is geëindigd wegens het in dienst treden bij een van de aangewezen instellingen als genoemd in bijlage 1 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, worden de premievrije aanspraken op ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 16 vervangen door een bedrag ineens en overgedragen aan de aan die instelling verbonden pensioenuitvoerder. Op verzoek van de betreffende gewezen deelnemer en diens partner worden de premievrije aanspraken op partneren wezenpensioen bij de bedoelde overdracht betrokken.
4.
De plicht tot overdracht en inbreng van de waarde Ontstaat indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de venwen/ing van pensioenaanspraken aan de overdragende pensioenuitvoerder een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan dezelfde pensioenuitvoerder.
5.
Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de partner van de gewezen deelnemer. Het eventuele bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 kan niet worden overgedragen.
6.
Nadat de waarde van de pensioenaanspraken is overgedragen aan de ontvangende pensioenuitvoerder, kan door de betrokkene tegenover de stichting geen enkel recht meer worden ontleend aan het deelnemerschap waarop de premievrije aanspraak betrekking had en wordt bij de hernieuwde aanvang van het deelnemerschap met die periode geen rekening meer gehouden.
Artikel 19.
Ven/roeoino van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen
1.
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen vervroegd worden, voor zover de dan geldende fiscale regelgeving zich hier niet tegen verzet. Bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel wordt op redelijke wijze rekening gehouden met de pensioenbelangen van de (gewezen) partner.
2.
Vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is toegestaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 55 jaar wordt en is slechts mogelijk indien de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de onderneming wordt beëindigd. Tevens mag de deelnemer niet de intentie hebben een nieuw dienstverband aan te gaan. Laatstbedoelde intentie wordt door de deelnemer in een schriftelijke verklaring ten behoeve van de stichting vastgelegd. De gewezen deelnemer die van de in lid 1 genoemde mogelijkheid van vervroeging gebruik wil maken dient dit schriftelijk, uiterlijk zes maanden voor de gewenste . pensioeningangsdatum, bij de stichting te melden.
3.
Voor de deelnemer wordt per de vervroegde pensioeningangsdatum conform artikel 16 van dit pensioenreglement een tijdsevenredig ouderdoms-, partner- en wezenpensioen vastgesteld. Voor de gewezen deelnemer zijn deze aanspraken at vastgesteld. Indien het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd voor de pensioenrichtdatum, wordt het tijdsevenredige ouderdomspensioen op basis van actuariële factoren herrekend en verlaagd naar een direct op de pensioeningangsdatum ingaand ouderdomspensioen. Hiertoe wordt het tijdsevenredig vastgestelde ouderdomspensioen vermenigvuldigd riiet de reductiefactor, waarna de uitkomst hiervan in mindering wordt gebracht op het tijdsevenredige ouderdomspensioen. Deze factoren worden vastgesteld volgens de regels die bij of krachtens de wet worden gesteld en zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage 2. De periode van ven/roeging dient in volle maanden te worden vastgesteld.
4.
Voor de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer aan wie conform artikel 11 premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid door het bestuur is verieend en die het ouderdomspensioen wenst te vervroegen, wordt conform artikel 16 van dit pensioenreglement per de vervroegde pensioeningangsdatum een premievrij ouderdomspensioen vastgesteld.
19
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
5.
Bij veriaging van het ouderdomspensioen zoals bedoeld in lid 3 wijzigt de hoogte van het opgebouwde partnerpensioen in dezelfde verhouding.
6.
Een eenmaal gemaakte keuze voor ven/roeging is onherroepelijk en kan slechts eenmalig gedaan worden.
Artikel 20.
Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen
1.
Bij beëindiging van het deelnemerschap en op de pensioeningangsdatum kan een zodanig deel van de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen voor zover opgebouwd op of na 1 januari 2008 worden omgezet, dat een aanspraak op levenslang partnerpensioen wordt verkregen ter grootte van 70% van het verlaagde ouderdomspensioen dat na omzetting resteert.
2.
Het partnerpensioen dat verkregen wordt na gedeeltelijke omzetting van het ouderdomspensioen, wordt bepaald op basis van door het bestuur vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage 3. Het ouderdomspensioen zal na omzetting verlaagd worden en opnieuw worden vastgesteld.
3.
Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen vindt plaats op de pensioen ingangsdatum.
4.
Het deel van het ouderdomspensioen waarop de gewezen partner als bedoeld in artikel 7 van dit pensioenreglement recht op uitbetaling heeft in verband met toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kan niet worden omgezet in partnerpensioen.
5.
Indien de (gewezen) deelnemer besluit (een deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen uit te milen, ven/alt (dit deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen.
6.
Omzetting van de aanspraak op ouderdomspensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen.
7.
Het in dit artikel bedoelde levenslange partnerpensioen gaat in op - de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt; of - de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overiijdt; en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overiijdt.
8.
Indien de in dit artikel omschreven omzetting is uitgevoerd en er nadien sprake Is van einde van het huwelijk door echtscheiding of beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders dan door overiijden, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde partnerpensioen.
9.
Bij echtscheiding dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding zullen betrokken partijen daan/an terstond schriftelijk mededeling doen aan de stichting onder overlegging van de benodigde bewijsshjkken. De stichting is niet aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late melding. De gewezen partner ontvangt een bewijs van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
10. Het verzoek voor omzetting van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen dient zes maanden vóór de pensioeningangsdatum dan wel binnen 3 maanden na voortijdige beëindiging van het deelnemerschap schriftelijk kenbaar te worden gemaakt aan de stichting. 11.
Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden.
20
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
Artikel 21.
Omzettino van partnerpensioen in ouderdomspensioen
1.
De (gewezen) deelnemer heeft op hét moment dat het ouderdomspensioen ingaat, eenmalig het recht om het gehele partnerpensioen of 50% daan/an om te zetten in een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen.
2.
Het na een echtscheiding of beëindiging van de gezamenlijke huishouding vastgestelde bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 kan niet in de omzetting worden betrokken.
3.
Het ouderdomspensioen dat verkregen wordt na (gehele of gedeeltelijke) omzetting van partnerpensioen, wordt bepaald op basis van door het bestuur vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage 3. In geval van gedeeltelijke omzetting van het partnerpensioen zal het partnerpensioen opnieuw worden vastgesteld.
4.
Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing op de verhoging van het ouderdomspensioen als bedoeld in dit artikel.
5.
Het verzoek tot omzetting dient binnen zes maanden voor het moment dat het ouderdomspensioen ingaat, door de (gewezen) deelnemer blj de stichting te worden ingediend. Het verzoek dient mede door de partner van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend.
6.
Na de omzetting ven/alt de aanspraak op het omgezette (deel van het) partnerpensioen.
7.
Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk en kan slechts eenmalig gedaan worden.
8.
De in dit artikel genoemde mogelijkheid tot omzetting van partnerpensioen geldt niet voor diegenen, die voor 1 januari 2002 de status van gewezen deelnemer hebben verkregen.
Artikel 22.
Variatie in pensioenuitkeringen
1.
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum te kiezen voor een in aanvang hoger ouderdomspensioen. Hierijij geldt het volgende: a. de hogere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum gedurende een periode van 5 of 10 jaar; b. de hogere uitkering zal in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van de lagere staan. c. de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 26 lid 5 bedoelde bedrag.
2.
Het ouderdomspensioen, verkregen als gevolg van variatie in pensioenuitkeringen, wordt bepaald op basis van door het bestuur vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage 4.
3.
Het partnerpensioen blijft bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
4.
Het verzoek tot variatie in pensioenuitkeringen dient binnen zes maanden voor het moment dat het ouderdomspensioen ingaat, schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij de stichting te worden Ingediend.
5.
Een eenmaal gemaakte keuze voor variatie in pensioenuitkeringen is onherroepelijk en kan slechts eenmalig gedaan worden.
Artikel 23. 1.
Voonwaardeliike toeslagverlening
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verieend. Het bestuur beslist evenwel jaariijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden 21
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
aangepast. De hoogte van de toeslagverlening is afhankelijk van de beschikbare premie. Bij de jaariijkse bestuursbeslissing inzake de aanpassing dient een beleidsstaffel tot leidraad. 2.
Op de uit hoofde van dit pensioenreglement en de aanvullende pensioenreglementen middelloon, eindloon of tijdelijk partnerpensioen opgebouwde pensioenrechten dan wel pensioenaanspraken van a. reeds ingegane ouderdoms-, (tijdelijke) partner- en wezenpensioenen; b. de nog niet ingegane partner- en wezenpensioenen behorende bij reeds ingegane ouderdomspensioenen; c. de pensioenen van (gewezen) deelnemers waarvoor het bestuur premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid heeft verleend, echter voor zover deze pensioenen zijn gefinancierd; d. de na beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde, nog niet ingegane pensioenen van gewezen deelnemers voor wie geen waardeoverdracht heeft plaatsgevonden; wordt jaariijks een toeslag verleend van maximaal de stijging van de prijsindex.
3.
Op de gedurende het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioenen wordt jaariijks een toeslag verleend van maximaal de stijging van de loonindex.
4.
De grootte van de in enig jaar toe te kennen toeslag wordt in bijlage 1 vastgelegd.
5.
Het bestuur beslist evenwel jaariijks in hoeverre pensioenrechten dan wel pensioenaanspraken per 1 januari worden aangepast. Oe eventuele toeslagverlening verloopt in gradaties en is afhankelijk van de dekkingsgraad van de stichting. Het bestuur hanteert de onderstaande beleidsstaffel hierbij als leidraad: a. Indien de dekkingsgraad onder de 105% ligt, dan wordt geen toeslag toegekend. b. Gedeeltelijke toeslagverlening vindt plaats indien: • het bedrag bestemd voor toeslagveriening In de kostendekkende premie toereikend is, - het plan van aanpak in verband met het reservetekort niet wordt doorkruist, en - de dekkingsgraad tussen 105% en vereiste dekkingsgraad ligt. c. Volledige toeslagveriening vindt plaats bij een dekkingsgraad die tenminste gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad. Voor deze voonwaardelijke toeslagveriening is geen bestemmingsresen/e gevormd. Een eventuele toeslagverlening wordt gefinancierd uit een deel van de kostendekkende premie.
Artikel 24.
Uitbetaling van de pensioenen
1.
De pensioenen worden door de stichting uitgekeerd bij achterafbetaling iri maandelijkse termijnen aan het einde van de vierde week van elke maand ten bedrage van een twaalfde deel van het jaariijkse pensioen. De pensioenen worden uitgekeerd aan de pensioengerechtigde zelf, aan öe wettelijke vertegenwoordiger van de pensioengerechtigde of aan iemand die door de pensioengerechtigde is aangewezen. Een volmacht van invordering is steeds herroepelijk. Aan de uitvoering van een volmacht kunnen door het bestuur voonwaarden worden gesteld.
2.
Op de uitkeringen vinden de wettelijke inhoudingen plaats.
3.
Op verzoek van de pensioengerechtigde worden de pensioenen uitgekeerd in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland. De stichting neemt de transactiekosten voor haar rekening.
4.
Een rechtsvordering tegen de stichting tot het doen van een uitkering verjaart niet blj leven van de pensioengerechtigde. Pensioentermijnen, welke niet zijn ingevorderd binnen vijf jaar nadat de pensioengerechtigde is overleden, vervallen aan de stichting. Het bestuur is bevoegd een ven/allen verklaard recht op een pensioentermijn te doen herieven.
5.
Het bestuur verstt-ekt aan de pensioengerechtigde bij pensioeningang en daarna jaariijks informatie over de uitkeringen waarop de pensioengerechtigde recht heeft en over de wijze van uitbetaling. 22
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
Artikel 25.
Vervreemden en oriisoeven van pensioen
1.
Ven/reemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij: a. verpanding plaatsvindt voor het verienen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990; of b. ven/reemding plaatsvindt op grond van artikel 57, vijfde lid Pensioenwet.
2.
Overdracht, in pandgeving of elke andere handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer c.q. de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen aan een derde toekent, is slechts geldig voor zover beslag op zljn pensioen of zijn aanspraak op pensioen geldig zou zijn bij ontbreken van andere inkomsten. Zodra de hiervoor bedoelde oorzaken hebben opgehouden te bestaan, worden de pensioenaanspraken hersteld, zonder dat de pensioengerechtigde uitbetaling van de intussen vervallen pensioentermijnen kan vorderen.
3.
Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
Artikel 26. 1.
Afkoop van pensioen
Indien de som van het ouderdomspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement en het ouderdomspensioen uit hoofde van het aanvullende pensioenreglement op de pensioeningangsdatum het in lid 5 omschreven bedrag niet te boven zal gaan, wordt het ouderdomspensioen twee jaar na einde van de deelneming afgekocht. Voor deze afkoop is geen toestemming van de gewezen deelnemer vereist. Indien de deelneming is beëindigd binnen twee jaar voor de pensioenrichtdatum, heeft de stichting het recht om het ouderdomspensioen zonder toestemming van de gewezen deelnemer af te kopen op de pensioenrichtdatum. Indien het hien/oor in dit lid bepaalde toepassing vindt ten aanzien van ouderdomspensioen, worden de medeverzekerde aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen eveneens ven/angen door een uitkering ineens door uitbetaling van de contante waarde aan de rechthebbende. Na de vervanging van de premievrije aanspraak door een uitkering ineens, kan door de betrokkene tegenover de stichting geen enkel recht worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de premievrije aanspraak betrekking had en wordt bij de hernieuwde deelneming met die periode geen rekening meer gehouden.
2.
Indien de som van het partnerpensioen uit hoofde van dit pensioenreglement en het partnerpensioen uit hoofde van het aanvullende pensioenreglement bij ingang kleiner is dan het in lid 5 bedoelde bedrag, wordt het partnerpensioen binnen zes maanden na ingang daan/an afgekocht ten gunste van de rechthebbende hierop. De rechthebbende wordt door het bestuur geïnformeerd over de voorgenomen afkoop.
3.
Indien de som van het bijzonder partnerpensioen uit hoofde van dit pensioenreglement en het bijzonder partnerpensioen uit hoofde van het aanvullende pensioenreglement bij vaststelling hiervan kleiner is dan het in lid 5 bedoelde bedrag, wordt het bijzonder partnerpensioen binnen zes maanden na de melding van de scheiding afgekocht ten gunste van de rechthebbende hierop. De rechthebbende wordt door het bestuur geïnformeerd over de voorgenomen afkoop.
4.
De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde afkoopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen aanspraak te vermenigvuldigen met de afkoopvoeten, die vermeld zijn in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage 5. De uit te betalen afkoopwaarde wordt npg verminderd niet wettelijke inhoudingen. De afkoopwaarde van het bijzonder partnerpensioen wordt uitbetaald aan degene die aanspraak kan maken op dat pensipen.
23
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
5.
Het in lid 1 bedoelde bedrag bedraagt op het moment van inwerkingtreding van dit pensioenreglement € 406,44 en wordt bij ministeriële regeling telkens herzien met ingang van 1 januari met de prijsindex. In bijlage 4 is een overzicht van het jaariijks wijzigende bedrag opgenomen.
Artikel 27.
Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
1.
Degene die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, alsmede de rechtspersoon waarbij natuuriijke personen betrokken zljn die zodanige bezwaren hebben, kunnen, op verzoek, door het bestuur worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van de voor hen geldende statuten en reglementen.
2.
Het verzoek geschiedt door indiening bij het bestuur van een door verzoeker ondertekende verklaring. Deze verklaring houdt ten minste in dat degene die de verklaring indient, ovenwegende gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, dat hij mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit een door een aangesloten onderneming ingediende verklaring moet voorts blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen.
3.
Wanneer het verzoek een rechtspersoon betreft, wordt de verklaring ingediend door het ingevolge de Wet of de statuten van die rechtspersoon daartoe bevoegde orgaan. Onvenninderd het bepaalde in het tweede lid houdt deze verklaring tevens in, dat de natuurlijke personen die behoren tot het orgaan dat ingevolge de Wet of de statuten bevoegd is te besluiten de vrijstelling aan te vragen, in meerderheid ovenwegende gemoedsbezwaren hebben. Bij het verzoek, als bedoeld in dit lid, worden gevoegd: a. een gewaarmerkt afschrift van de statuten van de rechtspersoon, en b. een gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen.
4.
Het bestuur verieent, indien de veridaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is, de vrijstelling. Aan een vrijstelling kunnen voonwaarden worden verbonden welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van de stichting. Van de verleende vrijstelling wordt door het bestuur een bewijs uitgereikt.
5.
Aan een aangesloten ondememing die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van wericgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
6.
leder die vrijgesteld is van zijn verplichtingen als werkgever, is verplicht te zorgen dat het hem uitgereikte bewijs van vrijstelling of een afschrift daan/an wordt en blijft opgehangen op een plaats welke vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde wericnemers en waar deze geregeld plegen te komen, op zodanige wijze dat van hetgeen op het desbetreffende stuk staat vermeld, gemakkelijk kan worden kennis genomen.
7.
leder die vrijstelling heeft, is verplicht dezelfde bedragen welke hij verschuldigd zou zijn indien hij geen vrijstelling had, aan de stichting te betalen in de vorm van spaarbijdragen, hetgeen mede geldt voor een aangesloten onderneming die geen vrijstelling heeft, nriet betrekking tot de bijdragen welke zij verschuldigd is voor een wericnemer die wel een vrijstelling heeft. Indien laatstbedoelde werknemer het bestuur daartoe verzoekt, worden de door de aangesloten onderneming reeds betaalde en door de stichting nog niet uitgekeerde spaarbijdragen onder aftrek van administratiekosten omgezet in pensioenaanspraken ten behoeve van de werknemer, door storting van het spaarbedrag als koopsom bij de stichting. Toekomstige door de aangesloten onderneming te storten bijdragen worden dan eveneens als bijdragen voor pensioen beschouwd, waaraan de rechten worden ontleend als vermeld in dit
24
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
pensioenreglement. Een werknemer die niet is vrijgesteld en In dienst is van een onderneming die wel is vrijgesteld, betaalt de door hem verschuldigde bijdragen rechtstreeks aan de stichting. Indien een werknemer die niet is vrijgesteld en in dienst is van een onderneming die wel is vrijgesteld, daartoe aan de stichting een verzoek doet, worden de door de onderneming reeds betaalde spaarbijdragen en door de stichting nog niet uitgekeerde, alsmede de door de onderneming nog verschuldigde spaarbijdragen onder aftrek van administratiekosten omgezet in pensioenaanspraken ten behoeve van die werknemer door storting van het spaarbedrag als koopsom bij de stichting. 8.
De ten behoeve van een werknemer betaalde spaarbijdragen worden onder aftrek van administratiekosten door of namens de stichting geboekt op een bij de stichting aangehouden spaarrekening voor die werknemer. De stichting verstrekt jaarlijks aan de werknemer met een spaarrekening, een opgave van het saldo op de spaarrekening aan het eind van het voorgaande kalenderjaar. Over de bedragen, opgenomen in de afzonderlijke spaarrekening per werknemer, wordt ten gunste van de rekeninghouder door de stichting op deze rekening rente bijgeschreven, berekend vanaf het einde van het jaar waarover de bijdragen zijn geheven, naar een per het einde van dat jaar geldende rentevoet krachtens het besluit inzake vaststelling marktrente. Het gespaarde bedrag voor de ven/angende uitkering van het ouderdoms-, partner- of wezenpensioen wordt aansluitend aan het bereiken van de pensioenrichtdatum in gelijke termijnen uitgekeerd gedurende een door het bestuur te bepalen periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Indien het overiijden van de (gewezen) werknemer plaatsvindt voor het bereiken van de pensioenrichtdatum, worden de spaarbedragen aangewend voor een uitkering aan de partner. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt een door het bestuur te bepalen periode van ten minste 15 en ten hoogste 25 jaar. Laat de (gewezen) werknemer geen partner na, dan wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan zijn kinderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Bij afwezigheid van een partner of kinderen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien het overiijden van de (gewezen) werknemer plaatsvindt nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner. Laat de overledene geen partner na, dan wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan zijn kinderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Bij afwezigheid van een partner of kinderen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Als de uitkering op jaarbasis niet meer bedraagt dan de wettelijke afkoopgrens, zoals bedoeld in artikel 26 lid 5, wordt het spaarsaldo eenmalig uitgekeerd aan de werknemer, de parttier of de kinderen.
9.
Indien een werknemer die geen vrijstelling heeft, uit de dienst treedt van een aangesloten onderneming die wel een vrijstelling heeft en niet opnieuw bij een zodanige onderneming in dienst treedt, wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt indien een werknemer, die geen vrijstelling heeft en dienst is van een aangesloten onderneming, die wel vrijstelling heeft, overlijdt of de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het voor deze werknemer geboekte spaarsaldo wordt als door hem betaalde bijdrage in de pensioenregeling beschouwd.
10. Een vrijstelling wordt door het bestuur ingetrokken: -. a. op verzoek van hem aan wie de vrijstelling is verieend; b. indien naar het oordeel van het bestuur de gemoedsbezwaren op grond waan/an de vrijstelling is verieend niet langer geacht kunnen worden te bestaan.
25
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
11. Het bestuur is bevoegd een vrijstelling in te trekken, indien betrokkene de daarbij gestelde voonwaarden niet of niet behooriijk naleeft. Door deze intrekking wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht en ontstaan dezelfde gevolgen, als hierboven in lid 9 omschreven. 12. Onverminderd het bepaalde in de leden 10 en 11 vervalt de vrijstelling welke is verieend aan een rechtspersoon, na verloop van vijf jaar na de datum van ingang van de vrijstelling. Met ingang van de datum waarop een vrijstelling is vervallen, kan een nieuwe vrijstelling worden verieend. Door het vervallen van de vrijstelling wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht en ontstaan dezelfde gevolgen als hiervoor in lid 9 omschreven. 13. De beslissing op een verzoek om vrijstelling wegens gemoedsbezwaardheid, de inttekking van zodanige vrijstelling en het vaststellen van de voonwaarden geschieden schriftelijk door het bestuur en zijn met redenen omkleed. Een afschrift van die beslissing wordt door het bestuur toegezonden aan de betrokken werknemer of aangesloten onderneming die het verzoek om vrijstelling heeft gedaan. De beslissing van de stichting is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. 14. Ingeval stortingen zijn verricht voor zowel ouderdoms-, partner- en wezenpensioen ven/angende uitkeringen, als voor uitkeringen die een tijdelijk overbruggingspensioen of een prepensioen vervangen, dienen de stortingen voor de tijdelijke overbruggingsuitkering en voor de vervangende prepensioenuitkering separaat te worden geadministreerd. Artikel 28. Aanvullende reoelino voor ouderdoms-, partner- en wezenpensioen Het bestuur kan op verzoek van een aangesloten onderneming aan de deelnemers of aan een bepaalde groep van deelnemers in dienst van de aangesloten onderneming, aanvullende ouderdoms-, partner- en wezenpensioenen toekennen tegen betaling van een premie of koopsom en op door het besttJur vastgestelde overige voonwaarden. De inhoud van deze aanvullende regeling blijkt uit de tussen de aangesloten onderneming en de deelnemer te sluiten pensioenovereenkomst en uit het aanvullende pensioenreglement. Artikel 29. Regeling voor tiidelijk partnerpensioen 1.
Het besttJur kan op verzoek van een aangesloten onderneming aan de deelnemers of aan een bepaalde groep van deelnemers in dienst van de (aangesloten) onderneming èen tijdelijk partnerpensioen toekennen tegen betaling van een premie of koopsom en öp door het bestuur vastgestelde overige voonwaarden. De inhoud van deze aanvullende regeling blijkt uit de tussen de aangesloten onderneming en de deelnemer te sluiten pensioenovereenkomst en uit het aanvullende pensioenreglement.
2.
De stichting informeert een deelnemer voorafgaand aan de deelneming in de in lid 1 genoemde aanvullende regeling over: a. de inhoud van de aanvullende pensioenregeling; b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken uit hoofde van de tijdelijk partnerpensioenregeling; en c. de toeslagveriening.
Artikel 30. Fiscale maximering Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 mag het totaal van pensioen op het tijdstip van ingang, behoudens de in artikel 18 d lid 1 van deze wet genoemde uitzonderingen van: a. aanpassing van het pensioen aan loon-of prijsontwikkeling; b. variatie in de hoogte van de uitkeringen; c. waardeoverdracht van pensioenaanspraken; 26
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
d. gehele of gedeeltelijke onderiinge ruil van partnerpensioen, wezenpensioen en ouderdomspensioen; niet meer bedragen dan de volgende maxima: ouderdomspensioen: partnerpensioen: wezenpensioen:
100% van het pensioengevend loon. 70% van het pensioengevend loon, dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum binnen dezelfde functie zou kunnen bereiken. 14% van het pensioengevend loon, dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum bihnen dezelfde functie zou kunnen bereiken. Voor volle wezen geldt een verdubbeling van dit percentage.
Deze maxima dienen te worden opgevat met inbegrip van een uitkering op grond van de AOW, zoals voorgeschreven in de Wet op de loonbelasting 1964. Onder pensioengevend loon wordt in dit artikel verstaan het pensioengevend loon als omschreven in artikel 18g, lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964. Artikel 31.
Overgangsbepalingen
1.
Indien voor een deelnemer né 31 december 1980 een bijdrage als bedoeld in artikel 12 lid 1 is voldaan, worden de in aaneengesloten dienstverbanden bij één of meer ondernemingen doorgebrachte jaren vanaf de 25ste verjaardag tot 1 januari 1965 mede als deelnemersjaren in aanmerking genomen voor de berekening van het in artikel 6 omschreven pensioen.
2.
Per 31 december 1985 wordt de pensioenaanspraak betrekking hebberide op de tot en met 31 december 1980 doorgebrachte deelnemersjaren, voorde nog niet gepensioneerd zijnde deelnemers en gewezen deelnemers, verhoogd tot een tijdsevenredig deel van het ouderdomspensioen, dat bij 40 deelnemersjaren wordt bereikt, uitgaande van de basispensioengrondslag per 1 januari 1980 ter grootte van € 2.359,66 (toentertijd ƒ 5.200,-). Het bij het ouderdomspensioen behorende partner- en wezenpensioen betrekking hebbende op de tot 31 december 1980 doorgebrachte deelnemersjaren wordt naar evenredigheid verhoogd.
3.
Per 1 januari van de hieronder vermelde jaren wordt de pensioenaanspraak, betrekking hebbende op de tot en met 31 december van het daaraan voorafgaande jaar doorgebrachte deelnemersjaren voor de deelnemers, geboren tot en met 31 december van het bij het betreffende jaar vermelde geboortejaar, verhoogd tot een tijdsevenredig deel van het ouderdomspensioen, dat bij 40 deelnemersjaren wordt bereikt, uitgaande van de in het betreffende jaar geldende en hieronder vermelde basispensioengrondslag. Het bij het ouderdomspensioen behorende partner- en wezenpensioen worden naar evenredigheid verhoogd. Jaar 1989 1990 1991
Geboortejaar 1930 1930 1931
Basispensioengrondslag € 3.267,21 (toentertijd ƒ 7.200.-) € 3.335,28 (toentertijd ƒ 7.350.-) € 3.532,67 (toentertijd ƒ 7.785.-)
4.
Artikel 21 is uitsluitend van toepassing op: personen die op of na 1 januari 2002 werknemer zijn geweest in de zin van de statuten en het pensioenreglement en tevens op of na 1 januari 2002 deelnemer zijn geweest in de zin van artikel 2 van dit pensioenreglement, en op personen waarvan het deelnemerschap op grond van artikel 17 van dit reglement voor eigen rekening wordt voortgezet.
5.
De tot 1 januari 2002 verieende waardevastheidstoeslagen als bedoeld in artikel 23 van het tot 1 januari 2002 geldende pensioenreglement van de stichting met betrekking tot de op deze datum bestaande pensioenen en aanspraken op pensioen worden per deze datum.omgezet in een eenmalige verhoging van de betreffende pensioenen en aanspraken op pensioen. 27
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
Artikel 32.
Glijclausule
Indien deze pensioenregeling voor het moment van invoering ter beoordeling wordt voorgelegd aan de belastingdienst en blijkt dat deze niet in overeenstemming is met de opvattingen van de belastingdienst eri/of de belastingrechter (en dientengevolge de pensioenregeling niet of niet volledig als zodanig wordt eianvaard), zal de regeling worden ven/angen door een regeling die wel in overeenstemming is met de daaraan te stellen eisen. Het bestuur is bevoegd zich neer te leggen bij de uitspraak van de belastingdienst en/of de belastingrechter. De aanpassing vindt automatisch met terugwerkende kracht plaats tot de datum van invoering of wijziging van deze pensioenregeling in het geval de aanpassing het gevolg is van een beschikking van de belastinginspecteur op de voorgelegde regeling. Bij de aanpassing wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de voorgelegde regeling. Artikel 33.
Onvoorziene gevallen en beslechting van geschillen
1.
In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur van de stichting.
2.
Indien toepassing van enige bepaling van dit reglement ten opzichte van een deelnemer, de partner of kinderen van de deelnemer tot een onbillijkheid zal leiden is het bestuur bevoegd voor die personen een bijzondere voorziening te treffen.
3.
Alle klachten en geschillen betreffende dit pensioenreglement zullen worden behandeld conform het bepaalde in het klachten- en geschillenreglement van de stichting.
Artikel 34.
Datum inwerkinotredino
Dit reglement is gewijzigd in de besttjursvergadering van 29 januari 2013 te Rijswijk en treedt met terugwerkende kracht inwerking vanaf 1 januari 2014.
Vastgesteld
,.M. Bergen/oet, ^emersvoorzitter
L.A.M. Welspnen. Wericgeversvoorzitter
28
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
Bijlage 1 behorende bij het pensioenreglement van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel, in werking getreden op 1 januari 2013.
pttreglemwrf) j r ? ^
1-1-1981 1-1-1982 1-1-1983 1-1-1984 1-1-1985 1-1-1986 1-1-1987 1-1-1988 1-1-1989 1-1-1990 1-1-1991 1-1-1992 1-1-1993 1-1-1994 1-1-1995 1-1-1996 1-1-1997 1-1-1998 1-1-1999 1-1-2000 1-1-2001 1-1-2002 1-1-2003 1-1-2004 1-1-2005 1-1-2006 1-1-2007
€ 2.448,€ 2.566,€ 2.670.€ 2.670.€ 2.670.€ 2.994.€2.994.€ 3.094.€ 3.267.€ 3.335.€ 3.532.€ 3.675,€ 3.836,€ 3.836,€ 3.979,€ 3.979,€ 3.979,€4.180,€4.323,€4.323,€4.574,€4.643,€4.643.€4.643,€4.693,€4.735,-
1-1-2008
€ 4.939.-
2,2% (actieven) 1,2% (gepensioneerden/slapers)
1-1-2009
€ 4.939,-
0% 0%
1-1-2010
€ 5.035,-
1,95% (actieven) 0% (gepensioneerden/slapers)
1-1-2011
€ 5.035,-
0% 0%
(actieven) (gepensioneerden/slapers)
1-1-2012
€ 5.035,-
0% 0%
(actieven) (gepensioneerden/slapers)
•1-1-2013
€ 5.035,-
0% 0%
(actieven) (gepensioneerden/slapers)
€4.831,-
5% 5% 4% 0% 0% 12% 0% 0% 1% 2% 2% 3% 4% 0% 3% 0% 0% 4,5% 1,4% 0% 4,3% 1,25% 0% 0% 1% 0,9% 2,0% (actieven) 1,0% (gepensioneerden/slapers)
(actieven) (gepensioneerden/slapers)
29
Pensioenreglement vaste bedragenregeiing per 1 januari 2013 Bijlage 2 behorende bij het pensioenreglement van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel, in werking getreden op 1 Januari 2013. Vervroeging ouderdomspensioen (artikel 19) Geldig van 1 januari 2013 Vm 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt interpolatie plaats.
^^^^^^^^^^^^^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
0,615 0,644 0,674 0,707 0,741 0,778 0,817 0,859 0,903 0.950 1,000
30
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013 Bijlage 3 behorende bij het pensioenreglement van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel, in werking getreden op 1 januari 2013.
Uitruil van ouderdomspensioen (ingaand 67 jaar) in partnerpensioen bij einde deelneming dan wel op de pensioeningangsdatum (artikel 20) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt Interpolatie plaats.
"irT T " p^iidei!dóiM8.pensióen^ 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
4,021 4,027 4,026 4,023 4,019 4,009 3,998 3,984 3,970 3,956 3,939 3,924 3,906 3,890 3,869 3,850 3,832 3,812 3,792 3,774 3,755
'^Hinin^lllii^i^^^e^^^ 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
3,734 3,711 3,686 3,664 3,643 3,624 3,608 3,595 3,585 3,579 3,575 3,576 3,583 3,594 3,612 3,636 3,667 3,701 3,740 3,782 3,828 3,881 3,941 4,019
Opmerking: Uitruil is mogelijk voor zover het partnerpensioen niet meer bedraagt dan 70% van het ouderdomspensioen. Uitruil van direct ingaand ouderdomspensioen in partnerpensioen op de pensioeningangsdatum (artikel 20) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013.
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
6,286 6,000 5,732 5,479 5,236 5,006 4,783 4,571 4,372 4,185 4,019
31
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013 Opmerking: Uitmil is mogelijk voor zover het partnerpensioen niet meer bedraagt dan 70% van het ouderdomspensioen. Uitruil van partnerpensioen In ouderdomspensioen (artikel 21) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt interpolatie plaats.
32
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013 Bijlage 4 behorende bij het pensioenreglement van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel, in werking getreden op 1 januari 2013. Hoog-laag variaties (artikel 22) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt interpolatie plaats.
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
1,240 1,238 1,236 1,234 1,232 1,230 1,227 1,225 1,222 1,219 1.216 1,213 1.209 1,205 1,201 1.196
0,930 0,929 0,927 0,926 0,924 0,922 0,921 0,919 0,917 0,914 0,912 0,909 0,907 0,904 0,901 0.897
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
1,167 1,164 1,161 1,158 1,155 1,151 .,148 .,144 1,140 1,135 1,131 1.126 1,121 1,116 1,110 1,104
0,875 0,873 0,871 0,869 0,866 0,864 0,861 0,858 0,855 0,852 0,848 0,845 0,841 0,837 0,833 0,828
33
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013 Bijlage 54 behorende bij het pensioenreglement van Stic,hting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel, in werking getreden op 1 januari 2013. Afkoop perC 1,00 aanspraak (artikel 26, lid 1, lid 2 en lid 3) Geldig van 1 januari 2013 t/m 31 december 2013; voor tussenliggende leeftijden vindt interpolatie
x««aA^^ ^ l i l f i s !
èpaitri$iip>6ftsl.be«ll: 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 46 49 50
• -
• -
3,546 3,691 3,842 3,998 4,160 4,328 4,502 4,682 4,868 5,062 5,261 5,468 5,682 5,902 6,130 6,365 6,607 6.855 7.110 7.371 7.638 7.911 8,189 8,472 8,759 9,050 9,345 9,644 9,948 10.257 10,572
-
-
-
-
-
-
• -
-
-
-
-
-
-
_
-
0,883 0,918 0,954 0,993 1,034 1,077 1.123 1.171 1,222 1,275 1,330 1,388 1,448 1,511 1,576 1,645 1,716 1,789 1,865 1,944 2,024 2,107 2,193 2,283 2,376 2,470 2,565 2,661 2,757 2,853 2.949
30.640 30.521 30.396 30,265 30,128 29,985 29.834 29.676 29.511 29.339 29.160 28,973 28,778 28,575 28,362 28,140 27,909 27,669 27.419 27.159 26.889 26,608 26,316 26,011 25,694 25,366 25,027 24,677 24,317 23,947 23.565
34
30.606 30.485 30.358 30,226 30,088 29,945 29,795 29,639 29,477 29,308 29,132 28,949 28,758 28,560 28,353 28,137 27,913 27,681 27,439 27,189 26,930 26,661 26.382 26,093 25,794 25,485 25,167 24,839 24,502 24,155 23.799
15.398 14.726 14.036 13.327 12,597 11,843 11,065 10,262 9,434 8,580 7,701 6,797 5,871 4,924 3,959 2,981 1,992 0,998
-
Pensioenreglement vaste bedragenregeling per 1 januari 2013
51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100
10,895 11,226 11,568 11,921 12.286 12.663 13.054 13.458 13.872 14.296 14.727 15.164 15.605 16.051 16.503
- . -
^üwueif^^slojBp 1 3.044 3.140 3.235 3,327 . 3,418 3,506 3,590 3,670 3,748 3,822 3,894 3,961 4,021 4,073 4,106
23,172 22,766 22,350 21,923 21,485 21,036 20,577 20,108 19.626 19,132 18,625 18,107 17,580 17,045 16,503
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
23,434 23,060 22,677 22,285 21,882 21,468 21,043 20,606 20,158 19,697 19,224 18,740 18,243 17,737 17,219 16,691 16,155 15,607 15,050 14,481 13,902 13,317 12,731 12,144 11,559 10,977 10,399 9,824 9,255 8,697 8,153 7,625 7,116 6,624 6,151 5,697 5,267 4,862 4,483 4,132 3,806 3,507 3,236 2,988 2,750 2,541 2,351 2,181 2.029 1,901
-
• -
-
•
-
-
Grensbedragen voor afkoop (artikel 26, lid 5)
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
€ 400.00 € 406.44 € 417.74 € 420,69 € 427.29 € 438,44 €451,22
35
I
Aanvullend pensioenreglement middelloon - plus per 1 januari 2014
STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Laan van Zuid Hoorn 165 Postbus 3144 2289 DD Rijswijk 2280 GC Rijswijk Telefoon: 070-3061190 Fax : 08422 - 62369
www.bpfavh.nl
AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT MIDDELLOON - PLUS
Aanvullend pensioenreglement middelloon - plus per 1 januari 2014
INHOUD Artikel 1.
Begripsomschrijvingen
\
3
Artikel 2.
Uitvoeringsoverèenkomst
3
Artikel 3.
Aanvang en einde van het deelnemerschap
3
Artikel 4.
Pensioenaanspraken
3
Artikel 5.
Pensioengevend salaris en pensioengrondslag
4
Artikel 6.
Ouderdoms-, partner- en wezenpensioen
4
Artikel 7.
Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid
5
Artikel 8.
Financiering van de pensioenregeling
5
Artikel 9.
Beëindiging van de deelneming
5
Artikel 10. Waardeoverdracht
6
Artikel 11.
Voonwaardelijke toeslagverlening
6
Artikel 12. Vrijstelling van de verplichting tot deelneming
6
Artikel 13. Kortingsbepaling
6
Artikel 14. Overgangsregeling voor 55-minners in de agf- en kaas-sector
6
Artikel 15. Glijclausule
6
Artikel 16.
Datum inwerkingtreding
6
Bijlage:
1
Aanvullend pensioenreglement middelloon - plus per 1 januari 2014 AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT MIDDELLOON - PLUS Artikel 1 •
Beoriosomschriivingen
Voor de toepassing van dit aanvullend pensioenreglement gelden de begripsomschrijvingen uit de statuten en het pensioenreglement middelloon van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel verder te noemen; de stichting. Ook de overige bepalingen van dit laatstgenoemde pensioenreglement, voor zover hierna niet uitdrukkelijk uitgesloten, zijn op deze aanvullende pensioenregeling van toepassing. Artikel 2.
Uitvoeringsovereenkomst
De aangesloten onderneming kan voor haar werknemers een pensioenregeling treffen die oyereenkomstig de bepalingen van dit aanvullend pensioenreglement door de stichting wordt uitgevoerd. Daartoe wordt een uitvoeringsovereenkomst tussen de aangesloten onderneming en de stichting gesloten, waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen zijn vastgelegd en waarvan dit aanvullend pensioenreglement onderdeel uitmaakt. Artikel 3.
Aanvang en einde van het deelnemerschap
1.
Deelneriiers aan deze aanvullende pensioenregeling kunnen slechts zijn de werknemers van een aangesloten önderneming, die aan de volgende criteria voldoen: a. zij zijn deelnemer in de collectieve basispensioenregeling van de stichting zoals omschreven in het pensioenreglement middelloon; b. voor hen is door de aangesloten onderneming een uitvoeringsovereenkomst aangegaan met de stichting conform artikel 2.
2.
De opname als deelnemer aan deze regeling geschiedt per de datum waarop aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan.
3.
Het deelnemerschap aan deze regeling eindigt zodra niet meer voldaan wordt aan de criteria omschreven in lid 1.
Artikel 4.
Pensioenaanspraken
1.
De (gewezen) deelnemer heeft een aanvullende aanspraak op: - ouderdomspensioen; partnerpensioen; - wezenpensioen.
2.
Het bestuur kan het toekennen van aanspraken ingevolge dit pensioenreglement afhankelijk stellen van de uitslag van een geneeskundig onderzoek naar de gezondheidstoestand van de desbetteffende werknemer, voor zover dit niet in strijd is met wettelijke bepalingen. De kosten van dit geneeskundig onderzoek komen voor rekening van de stichting.
3.
De vaststelling van de grootte van de in lid 1 genoemde pensioenen geschiedt aan de hand van de in de volgende artikelen opgenomen bepalingen.
4.
Het opnemen van onbetaald verlof door de deelnemer zal gedurende maximaal 18 maanden niet van invloed zijn op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen..
5.
De kosten van het in stand houden van de dekking uit hoofde van het partnerpensioen komen tijdens de periode van onbetaald verlof voor rekening van de werkgever..
6.
Pensioenaanspraken welke tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd worden per deze datum geconverteerd naar pensioenaanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Deelnemers
Aanvullend pensioenreglement middelloon - plus per 1 januari 2014 kunnen deze geconverteerde pensioenaanspraken ven/roegen naar de oorspronkelijke pensioenrichtleeftijd. Artikel 5.
Pensioengevend salaris en pensieengrondslao
1.
Voor de vaststelling van de grootte van de pensioenen uit deze aanvullende pensioenregeling wordt gebmik gemaakt van de hiema genoemde gegevens. a. Het voor de vaststelling in aanmericing te nemen pensioengevend salaris is gelijk aan het pensioengevend salaris zoals bepaald in artikel 4 lid 2 van het pensioenreglement middelloon, venneerderd met de eindejaarstoeslag. Voor het pensioengevend salaris geldt geen maximum. b. De franchise die bij deze aanvullende pensioenregeling in aanmericing wordt genomen is gelijk aan 10/7 maal de enkelvoudige AOW-uitkering voor een gehuwde op jaarbasis zoals deze geldt per 1 januari van enig jaar De hoogte van de franchise in enig jaar is opgenomen in de bijlage bij dit aanvullend pensioenreglement; c. De pensioengrondslag van de deelnemer is gelijk aan het verschil tussen het in sub a. omschreven pensioengevend salaris en de franchise omschreven in sub b. Op de dag van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaariijks op 1 januari wordt voor iedere deelnemer een pensioengrondslag vastgesteld. Aan de deelnemer zal jaariijks opgave worden gedaan van de voor hem vastgestelde pensioengrondslag. Een negatieve pensioengrondslag wordt op nihil gesteld; d. De voor de pensioenvaststelling in aanmericing te nemen dienstjaren, waaronder wordt verstaan de jaren en maanden die liggen tussen de dag van aanvang van het deelnemerschap aan deze aanvullende pensioenregeling en de pensioeningangsdatum. Een gedeelte van een maand wordt hierbij voor een volle maand gerekend; e. Het artikel 'Deeltijd dienstbetrekking' uit het pensioenreglement middelloon is van overeenkomstige toepassing.
2.
In geval van veriaging van de pensioengrondslag van een deelnemer worden de tot het tijdstip van veriaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd en blijven de opgebouwde pensioenaanspraken behouden. Deze pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig artikel 9. Voor het partner- en wezenpensioen heeft voornoemde verlaging daarnaast tot gevolg dat het jaarlijkse pensioen opnieuw wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 6 lid 4.
Artikel 6.
Ouderdoms-. partner- en wezenpensioen
1.
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum, tenzij de pensioeningangsdatum wordt vervroegd, en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overiijdt. Indien pensioenverevening plaatsvindt op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en deze scheiding binnen twee jaar na scheidingsdatum gemeld wordt bij het pensioenfonds, wordt een deel van het ouderdomspensioen aan de (gewezen) partner uitgekeerd.
2.
Het jaariijks uit te keren ouderdomspensioen is gelijk aan de som van het in de dienstjaren opgebouwde ouderdomspensioen vermeerderd met eventueel toegekende toeslagen zoals omschreven in artikel 11.
3.
Het jaariijks te venwen/en ouderdomspensioen is gelijk aan 1,75%, 2,00% of 2,15% van de voor dat jaar yastgestelde pensioengrondslag vemienigvuldigd met de deeltijdfactor en verminderd met het in dat jaar op te bouwen ouderdomspensioen conform het pensioenreglement middelloon.
4.
Het jaariijks te venwen/en partnerpensioen is gelijk aan 70% van het in lid 3 vastgestelde ouderdomspensioen. Bij overiijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum is het aan de nabestaande toe te kennen partnerpensioen gelijk aan het opgebouwde partnerpensioen vermeerderd met het partnerpensioen dat de deelnemer nog had kunnen opbouwen indien het deelnemerschap zou zijn voortgezet tot de pensioenrichtdatum.
Aanvullend pensioenreglement middelloon - plus per 1 januari 2014 5.
Het jaarlijks te venwen/en wezenpensioen is gelijk aan 20% van het jaarlijks te venwen/en partnerpensioen conform lid 4 van dit artikel. Bij overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum is het aan de wezen toe te kennen wezenpensioen gelijk aan het opgebouwde wezenpensioen vermeerderd met het wezenpensioen dat de deelnemer nog had kunnen opbouwen indien het deelnernerschap zou zijn voortgezet tot de pensioenrichtdatum.
Artikel 7.
Premievriie voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid
Bij arbeidsongeschiktheid van degene die op de eerste ziektedag in de zin van de WlA als deelnemer kan worden aangemerkt in de aanvullende pensioenregeling, zal premievrije voortzetting worden verleend conform de bepalingen van het artikel "Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid° van zowel het pensioenreglement middelloon, met dien verstande dat de volgende tabel van toepassing is:
Minder dan 35% 35% - 45% 45% - 55% 55% - 65% 65% - 80% 80%-100%
Geen 40% 50% 60% 72,5% 100%
In afwijking van het bepaalde in het pensioenreglement middelloon zal deze tabel ook van toepassing zljn bij premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid In het pensioenreglement middelloon. Bij een verleende premievrije voortzetting zal de laatst vastgestelde pensioengrondslag voor de desbetreffende deelnemer jaarlijks worden aangepast aan de stijging van de loonindex. Artikel 8.
Financiering van de pensioenregeling
1.
De aanvullende pensioenregeling wordt gefinancierd tegen een kostendekkende actuariële premie. Per 1 januari van elk jaar wordt deze door het bestuur vastgesteld. De hoogte van de kostendekkende doorsneepremie in enig jaar is opgenomen in de bijlage bij dit aanvullend pensioenreglement.
2.
Het bestuur kan op enig moment, gehoord de actuaris, besluiten om de kostendekkende doorsneepremie aan te passen. De premies die zijn vastgesteld voor de vóór de wijziging reeds toegekende pensioenaanspraken, kunnen nihrimer worden verhoogd.
3.
De premieberekening geschiedt bij voorschotnota jaarlijks per 1 januari, op basis van de per deze datum geldende pensioengrondslag van de betrokken deelnemer. Wijzigingen in het personeelsbestand in de loop van een kalenderjaar worden, voor zover deze betrekking hebben op de aanvullende pensioenregeling, verrekend na afloop van het desbetreffende jaar.
4.
Bij wijziging van de deeltijdfactor in de loop van een kalenderjaar wordt de premie voor de resterende maanden van dat jaar voor de betrokken deelnemer opnieuw vastgesteld. De aanspraken van de deelnemer worden in dat geval gewijzigd conform het artikel "Deeltijd dienstbett^ekking" van het pensioenreglement middelloon.
Artikel 9. 1.
Beëindiging van de deelneming
< Bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioeningangsdatum behoudt de gewezen deelnemer recht op de tot dat moment op grorid van het pensioenreglement opgebouwde premievrije pensioenaanspraken.
Aanvullend pensioenreglement middelloon - plus per 1 januari 2014 2.
De grootte van de in lid 1 bedoelde premievrije pensioenaanspraken wordt op dezelfde wijze vastgesteld als omschreven in het artikel "Beëindiging van de deelneming" van het pensioenreglement middelloon.
Artikel 10. Waardeoverdracht Op verzoek van de deelnemer zal de waarde van de pensioenaanspraken, die bij de pensioenuitvoerder van de vorige wericgever zijn verkregen, worden overgedragen en omgezet in pensioenaanspraken volgens de collectieve basispensioenregeling waaraan de deelnemer deelneemt. De voonwaarden waaronder waardeoverdracht kan plaatsvinden zijn vastgelegd in het pensioenreglement middelloon. Artikel 11. Voonwaardeliike toeslagverienino Op de venworven pensioenrechten en pensioenaanspraken is het artikel "Voonwaardelijke toeslagveriening' van toepassing als omschreven in het pensioenreglement middelloon. Artikel 12. Vriistelling van de verplichting tot deelneming Het t}epaalde in het artikel "Vrijstelling van de verplichting tot deelneming" als omschreven in het pensioenreglement middelloon is niet van toepassing op dit pensioenreglement. Artikel 13. Kortingsbepaling Op de venwon/en pensioenrechten en pensioenaanspraken is het artikel "Kortingsbepaling" van toepassing als omschreven in het pensioenreglement middelloon of pensioenreglement vaste bedragenregeling. Artikel 14. Overgangsregeling voor 55-minners in de aof- en kaas-sector Het bepaalde in het artikel "Overgangsregeling voor 55-minners in de agf- en kaas-sector" als omschreven in het pensioenreglement middelloon is niet van toepassing op dit pensioenreglement. Artikel 15. Gliiclausule Indien deze pensioenregeling voor het moment van invoering ter beoordeling wordt voorgelegd aan de belastingdienst en blijkt dat deze niet in overeenstemming is met de opvattingen van de belastingdienst en/of de belastingrechter (en dientengevolge de pensioenregeling niet of niet volledig als zodanig wordt aanvaard), zal de regeling worden vervangen door een regeling die wel in overeenstemming is met de daaraan te stellen eisen. Het besttJur is bevoegd zich neer te leggen bij de uitspraak van de belastingdienst en/of de belastingrechter. De aanpassing vindt automatisch met terugwerkende kracht plaats tot de datum van Invoering of wijziging van deze pensioenregeling in het geval de aanpassing het gevolg is van een beschikking van de belastinginspecteur op de voorgelegde regeling. Bij de aanpassing wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de voorgelegde regeling. Artikel 16. Datum inwerkingtreding Dit teglement treedt in werking op 18 september 2008 en is laatstelijk gewijzigd per1Januari2014,
Bergen/oet, Smersvoorzitter
\lyCA.M. Wélschen, ^ Werkdeversvoorzitter
Aanvullend pensioenreglement middelloon - plus per 1 januari 2014 Bijlage 1 behorende bij het aanvullend pensioenreglement middelloon - plus van stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel, in werking getreden op 1 januari 2013.
2006
^ ^ ^ ^ ^ €11.566,-
26% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensioenreglement middelloon
2007
€ 11.872,-
26% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensioenreglement middelloon
2008
€ 12.209,-
26% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensioenreglement middelloon
2009
€ 12.465,"
26% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensioenreglement middelloon
2010
€ 12.673,-
26% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensioenreglement middelloon
2011
€ 12.898,-
27,5% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensioenreglement middelloon
2012
€ 13.062,-
27.5% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensloenreglernent middelloon
2013
€ 13.227,-
29,5% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensioenreglement middelloon (bij 1,75% opbouw ouderdomspensioen) 33,5% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensioenreglement middelloon (bij 2,00% opbouw ouderdomspensioen) 37,5% van de pensioengrondslag minus de doorsneepremie verschuldigd conform het pensioenreglement middelloon (bij 2,25% opbouw ouderdomspensioen]
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT ZOALS IS BEPAALD IN HET ARTIKEL "REGELING VOOR TIJDEUJK PARTNERPENSIOEN" VAN HET PENSIOENREGLEMENT MIDDELLOON EN VAN HET PENSIOENREGLEMENT VASTE BEDRAGENREGELING Artikel 1.
Begripsomschriivinoen
Voor de toepassing van dit aanvullend pensioenreglement gelden de begripsomschrijvingen uit de statuten en de pensioenreglementen middelloon en vaste bedragenregeling van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel verder te noemen; de stichting. Ook de overige bepalingen van deze pensioenreglementen, voor zover hiema niet uitdrukkelijk uitgesloten, zijn op deze aanvullende pensioenregeling van toepassing. Voorts wordt in dit pensioenreglement verstaan onder: a. regeling: de nadere uitwerking van de regeling voor tijdelijk partnerpensioen zoals bedoeld in het artikel "Regeling voor tijdelijk partnerpensioen" van het pensioenreglement middelloon en van het pensioenreglement vaste bedragenregeling; b. nabestaande: de partner van de overieden deelnemer; c. Anw: Algemene nabestaandenwet. Artikel 2.
Uitvoeringsovereenkomst
De aangesloten werkgever kan voor haar werknemers een pensioenregeling treffen die oyereenkomstig de bepalingen van dit aanvullend pensioenreglement door de stichting wordt uitgevoerd. Daartoe wordt een uitvoeringsovereenkomstttjssende aangesloten werkgever en de stichting gesloten, waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen zijn vastgelegd en waarvan dit aanvullend pensioenreglement onderdeel uitmaakt. Artikel 3. 1.
Aanvano en einde van het deelnemerschap
Deelnemers aan deze pensioenregeling zijn, ongeacht hun leeftijd of de aard van hun dienstbetrekking, slechts de werknemers van een aangesloten werkgever, die aan de volgende criteria voldoen: a. zij zijn deelnemer in de collectieve basispensioenregeling van de stichting zoals omschreven in het pensioenreglement middelloon of vaste bedragenregeling; b. voor hen is door de aangesloten werkgever een uitvoeringsovereenkomst aangegaan met de stichting conform artikel 2; c. zij hebben een partner. Tevens worden als deelnemer aangemerict degenen aan wie krachtens artikel 11 premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid is verleend en degenen die krachtens artikel 23 de deelneming voor eigen rekening voortzetten.
2.
In afwijking van lid 1, nemen aan deze regeling niet deel de werknemers die op grond van artikel 4 vrijstelling van deelneming hebben vericregen.
3.
De opname als deelnemer aan deze regeling geschiedt per de datum waarop aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan. De opname als deelnemer aan deze regeling is beperkt in die zin dat alle voonwaarden die met de hen/erzekeraar zijn overeengekomen van kracht zijn en uitsluiting tot gevolg kunnen hebben.
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 4.
Het deelnemerschap aan deze regeling eindigt: • zodra niet meer voldaan wordt aan de criteria bedoeld in lid 1; - op de eerste dag van de maand waarin de 67ste verjaardag van de partner valt;
- op verzoek van de werknemer als bedoeld in artikel 4 lid 2; - door overiijden van de deelnemer; - door overlijden van de partner.
Artikel 4.
Vriistelling van deelneming
1.
Vrijstelling van deelneming in deze regeling kan worden gegeven aan de werknemer die voldoet aan één van de volgende voorwaarden: a. de wericnemer heeft een partner die geboren is vóór 1 januari 1950; b. de werknemer heeft door middel van een afstandsverklaring te kennen gegeven niet aan deze regeling te willen deelnemen; deze verklaring dient mede door de partner te worden ondertekend; c. de werknemer is gemoedsbezwaard als bedoeld in het artikel "Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren" van het pensioenreglement middelloon of het pensioenreglement vaste bedragenregeling.
2.
De wericnemer die niet wenst deel te nemen aan deze regeling, maakt dit kenbaar door invulling en ondertekening van het daartoe bestemde formulier. Dit formulier, dat verkrijgbaar is bij de stichting, dient mede ondertekend te worden door de partner. Ven/olgens dient dit formulier binnen twee maanden - na inwerkingtreding van de pensioenregeling dan wel. - na de latere datum van indiensttreding dan wel, - na de latere datum van huwelijk, aangaan van geregistreerd partnerschap of aanvang van de gezamenlijke huishouding. bij het bestuur te zijn ingediend. Indien dit niet het geval is. wordt de werknemer geacht te willen deelnemen in de pensioenregeling. In dat geval heeft de werknemer de mogelijkheid om op een nader te bepalen datum alsnog af te zien van deelname aan deze regeling indien wordt voldaan aan een van de voonwaarden als omschreven in lid 1. De wericnemer dient hien/oor het daartoe bestemde formulier in te vullen, te ondertekenen, de partner mee te laten tekenen en bij het bestuur in te dienen.
Artikel 5.
Pensioenaanspraken
1.
De nabestaande heeft een aanspraak op een tijdelijk partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 dat ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overiijdt. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op het overiijden van de nabestaande, doch uiteriijk tot de eerste dag van de maand waarin de 67ste verjaardag van de nabestaande valt.
2.
Met de nabestaande kan een afwijkende ingangsdatum van het tijdelijk partnerpensioen worden overeengekomen. Het tijdelijk partnerpensioen gaat dan in onmiddellijk nadat het jongste kind 18 jaar wordt. Indien op de dattjm van overiijden van de deelnemer geen kind(eren) jonger dan 18 jaar aanwezig is (zijn), wordt het tijdelijk partnerpensioen uitgekeerd met ingang van de eerste dag van dé maand volgend op de maand waarin dedeelnemer ovëriijdt. Indien in geval van overiijden van het (jongste) kind na overlijden van de deelnemer geen kind{eren) jonger dan 18 jaar meer aanwezig is (zijn), wordt het tijdelijk partnerpensioen uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het Oongste) kind overlijdt. Met de nabestaande kan tevens een afwijkende einddattjm van het tijdelijk partnerpensioen worden overeengekomen.
3.
Ingeval van een afwijkende ingangsdattjm en / of einddattjm zal de hoogte van de aanspraak op basis van het verzekerde kapitaal worden vastgesteld, rekening houdend met het door de stichting daarbij te hanteren .uitgangspunt van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 4.
De aanspraak zal worden vastgesteld met inachtneming van de ter zake geldende fiscale regels en zal bij ingang maximaal gelijk zijn aan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Anw, vermeerderd met de vakantie-uitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen vóór en na de 67-jarige leeftijd.
5.
Het bestuur kan het toekennen van aanspraken ingevolge dit pensioenreglement afhankelijk stellen van de uitslag van een geneeskundig onderzoek naar de gezondheidstoestand van de desbetreffende werknemer, voor zover dit niet in strijd is met wettelijke bepalingen. De kosten van dit geneeskundig onderzoek komen voor rekening van de stichting.
6.
De vaststelling van de grootte van het in lid 1 genoemde pensioen geschiedt aan de hand van de in de volgende artikelen opgenomen bepalingen.
7.
Het opnemen van onbetaald verlof door de deelnemer zal gedurende maximaal 18 maanden niet van invloed zijn op de dekking uit hoofde van het tijdelijk partnerpensioen.
8.
De kosten van het in stand houden van de dekking uit hoofde van het tijdelijk partnerpensioen komen tijdens de periode van onbetaald verlof voor rekening van de werkgever
9.
Pensioenaanspraken welke tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd worden per deze dattjm geconverteerd naar pensioenaanspraken met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar.
Artikel 6.
Verzekerd kapitaal
1.
Het in enig jaar benodigde kapitaal voor een tijdelijk, jaariijks partnerpensioen ter hoogte van het in bijlage 1 vermelde bedrag wordt vastgesteld aan de hand van de leeftijd van de partner en de bijbehorende in bijlage 1 genoemde bedragen, waarbij de leeftijd van de partner wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 3.
2.
De deelnemer kan afhankelijk van zijn persoonlijke omstandigheden besluiten van het in lid 1 bedoelde kapitaal 50%, 75% of 100% te verzekeren. De deelnemer maakt dit kenbaar binnen twee maanden nadat hij voor deelname in deze pensioenregeling in aanmerking komt. De partner dient schriftelijk akkoord te gaan met de keuze van de deelnemer om een lager percentage dan 100 te verzekeren. Indien het in lid 1 bedoelde kapitaal voor 50% of 75% verzekerd wordt zal het tijdelijk, jaariijks nabestaandenpensioen naar rato worden uitgekeerd.
3.
In afwijking van het bepaalde in lid 2, kan de deelnemer, afhankelijk van de leeftijd van zijn of haar kind(eren), besluiten de volgende percentages te vérzekeren: a. 50% als het jongste kind is in de leeftijd tot en met 7 jaar; b. 75% als het jongste kind is in de leeftijd van 8 tot 18 jaar; c. 100% als de deelnemer geen kinderen heeft jonger dan 18 jaar. Indien de deelnemer kiest voor verzekering van een percentage als vermeld onder a. of b. en het tijdelijk nabestaandenpensioen ingaat onmiddellijk nadat het jongste kind 18 jaar wordt, zal de uitkering worden vastgesteld alsof 100% van het in lid 1 omschreven kapitaal verzekerd was. Indien de deelnemer besluit, met inachtneming van sub b of c, om een hoger percentage van het in lid 1 omschreven kapitaal te verzekeren, dan zijn geen medische waarborgen vereist als bedoeld in artikel 5 lid 5.
4.
De deelnemer ontvangt een verzekeringsbewijs, waarop het tijdelijk partnerpensioen wordt vermeld dat op basis van het in dit artikel bedoelde kapitaal verzekerd is.
5.
Het bestuur zal van jaar tot jaar bezien of de in bijlage 1 genoemde bedragen dienen te worden aangepast aan de ontwikkeling van de uitkeringen ingevolge de Anw.
Artikel 7. 1.
Wiiziging van de verzekering
Het percentage als bedeeld in artikel 6 kan jaarlijks op 1 januari gewijzigd worden in een ander percentage zoals genoemd in artikel 6 lid 2, mits het schriftelijk verzoek daartoe minimaal twee maanden voor de gewenste wijzigingsdatum wordt gedaan. Dit verzoek dient door de partner mede ondertekend te worden.
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 2.
Als een hoger percentage verzekerd dient te worden, dan kunnen voor de acceptatie van het risico nadere waarborgen worden verlangd. Het bepaalde in artikel 5 lid 5 is van overeenkomstige toepassing.
3.
Geen van de in lid 2 bedoelde waarborgen zullen worden veriangd als het verzoek om verhoging van het percentage geschiedt in één van de volgende sittiaties: a. het percentage van 50% wordt gewijzigd in 75% én het jongste kind wordt 8 jaar in het jaair waarin de wijziging plaatsvindt; b. het percentage van 75% wordt gewijzigd in 100% én het jongste kind wordt 18 jaar in het jaar waarin de wijziging plaatsvindt.
Artikel 8.
Deeltiid dienstbetrekking
Voor de deelnemer met een deeltijd dienstverband wordt een tijdelijk partnerpensioen verzekerd conform het bepaalde in artikel 6. Artikel 9. 1.
Premie voor tijdelijk partnerpensioen
De werkgever is eenrisicojaarpremieverschuldigd die, aan de hand van de tabel in bijlage 1, als volgt wordt vastgesteld: a. het benodigde kapitaal zoals vermeld bij de leeftijd van de partner wordt gedeeld door 10.000; b. de uitkomst van a. wordt vermenigvuldigd met het percentage waan/oor de verzekering is afgesloten zoals bedoeld in artikel 6; c. de uitkomst van b. wordt vermenigvuldigd met de premie per € 10.000,- kapitaal zoals vermeld bij de leeftijd van de deelnemer. Als een deelnemer bij de aanmelding heeft aangegeven, verzekerd te willen worden voor premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid, dan zal de voor deze deelnemer vastgestelde jaarpremie als hierboven berekend, worden verhoogd met een opslag van 7%. Met ingang van 1 janauri 2013 is iedere deelnemer verzekerd voor premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid, waarbij een premieverhoging geldt van 0%.
2.
Wanneer de premie berekend wordt over een kortere periode dan een jaar, dan zal de premie in verhouding tot de jaarpremie worden vastgesteld, waarbij een gedeelte van een maand wordt venwaarioosd. I
3.
De leeftijd van de partner en de deelnemer wordt vastgesteld in hele jaren door afronding naar beneden, waartjij de peildatum 1 juli is van het jaar waarover de-pfemie berekend wordt.
4.
De financiering van het tijdelijk partnerpensioen geschiedt op basis van eenjarige risicopremies.
5.
Het bestuur zal na ingewonnen advies van de actuaris jaariijks bezien of de premie voor de uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen dient té worden bijgesteld.
Artikel 10.
Premieheffing
1.
Per 1 januari van enig jaar zal aan de werkgever een premienota worden opgelegd, waarin voor alle bij deze werkgever in dienst zijndé deelnemers de voor dat jaar voor hen vastgestelde premie als bedoeld in artikel 9 in rekening wordt gebracht.
2.
Eventuele aanmeldingen en beëindigingen van deelneming in deze regeling worden na afloop van elk kwartaal op afzonderiijke premienota's met de werkgever venekend.
3.
De opgelegde premienota's dienen binnen een maand nadat deze zijn uitgebracht door de werkgever aan de stichting te worden voldaan.
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 4.
Indien de werkgever en de deelnemer schriftelijk zijn overeengekomen dat de premie geheel of gedeeltelijk door de deelnemer betaald zal worden, dan is de werkgever bevoegd dit overeengekomen deel van de premie in evenveel termijnen op het salaris van de deelnemer in te houden, als waarin dit wordt uitbetaald. De deelnemer wordt geacht de werkgever tot inhouding te hebben gemachtigd.
5.
In geval van vrijwillige voortzetting van de verzekering na de ven/roegde pensioeningangsdatum zal aan de deelnemer per 1 januari van enig jaar een premienota worden opgelegd, waarin de voor dat jaar voor de betreffende deelnemer vastgestelde premie als bedoeld in artikel 23 in rekening wordt gebracht.
Artikel 11.
Premievriie voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid
Bij arbeidsongeschiktheid van degene die op de eerste ziektedag in de zin van de WlA als deelnemer kan worden aangemerkt in de aanvullende pensioenregeling, kan premievrije voortzetting worden verleend conform de bepalingen van het artikel "Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid" van zowel het pensioenreglement middelloon als het pensioenreglement vaste bedragenregeling. Gedurende de période van de premievrije voortzetting blijft hetzelfde percentage van het kapitaal verzekerd als bedoèld in artikel 6, als waan/oor de deelnemer onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de premievrije voortzetting verzekerd was. Het bepaalde in artikel 5 lid 4 is hierbij van overeenkomstige toepassing. Artikel 12.
Beëindiging van de deelneming
1.
Indien de deelneming voor de pensioeningangsdatum wordt beëindigd anders dan door overlijden van de deelnemer, komt de aanspraak op tijdelijk partnerpensioen te vervallen.
2.
Vindt de beëindiging van het deelnemerschap plaats in een tijdvak waarover de stichting met betrekking tot de op het leven van de deelnemer gesloten verzekering van tijdelijk partnerpensioen in verband met arbeidsongeschiktheid vrijstelling van premiebetaling heeft verleend, dan zal de stichting die verzekering voor de duur van de arbeidsongeschiktheid zonder premiebetaling in stand houden overeenkomstig de door hem met de werkgever overeengekomen voonwaarden.
3.
De deelnemer verkrijgt geen aanspraak op tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de vrouw respectievelijk man met wie de deelnemer huwt, een geregistreerd partnerschap aangaat, dan wel een gezamenlijke huishouding gaat voeren na beëindiging van het deelnemerschap.
4.
Na beëindiging van het deelnemerschap door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de wericgever wordt, in afwijking van lid 3, voor de deelnemer met een partner de aanspraak op tijdelijk partnerpensioen op risicobasis voortgezet. Dit geldt uitsluitend indien en voor zover deze deelnemer aansluitend op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een uitkering uit hoofde van de Werkloosheidswet heeft. De hoogte van dit tijdelijk partnerpensioen op risicobasis wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 6, waarbij de hoogte van dit tijdelijk partnerpensioen niet hoger zal liggen dan het tijdelijk partnerpensioen direct voorafgaand aan de beëindiging van het deelnemerschap.
Artikel 13.
Echtscheidino of beëindioino van het geregistreerd oartnerschao of de gezamenliike huishouding
Indien het huwelijk van een deelnemer wordt beëindigd door echtscheiding, dan wel Indien het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd, dan wel indien de gezamenlijke huishouding anders dan door overlijden van de deelnemer wordt beëindigd, komt de aanspraak op tijdelijk partnerpensioen te ven/allen. Artikel 14. 1.
Aanmeldingen en verstrekken van inlichtingen
De werkgever dient de werknemer die voor deelneming in deze regeling in aanmerking komt . binnen een maand bij de stichting aan te melden en de stichting binnen deze termijn de
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 inlichtingen te verstrekken alsmede de bescheiden te overleggen die de stichting voor een goede uitvoering van de regeling nodig acht. 2.
Bij de aanmelding wordt aangegeven voor welk percentage het benodigde kapitaal ingevolge artikel 6 verzekerd dient te worden. Tevens dient aangegeven te worden of de verzekering uitgebreid dient te worden met premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 11.
3.
Indien een werknemer na een eerder ingediende afstandsverklaring als bedoeld in artikel 4 aan deze regeling wenst deel te nemen, dan kunnen voor de acceptatie van het risico nadere waarborgen worden veriangd. Het bepaalde in artikel 5 lid 5 is van overeenkomstige toepassing.
4.
Indien blijkt dat onjuiste informatie aan de stichting is verstrekt, dan vervallen alle aanspraken uit hoofde van deze regeling en zullen eventueel ten onrechte betaalde uitkeringen worden temggevorderd.
5.
Indien de stichting kosten maakt in verband met werkzaamheden die voortvloeien uit het feit dat de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner verzuimd heeft de stichting omtrent een wijziging van adres te informeren, kan de stichting deze kosten bij deze in rekening brengen.
Artikel 15.
Informatieverstrekking door de stichting
1.
De stichting verstrekt de informatie als omschreven in dit artikel schriftelijk, tenzij de (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking.
2.
De stichting verstrekt binnen drie maanden na de aanvang van het deelnemerschap een startbrief aan de deelnemer, waarin de pensioenregeling in eenvoudige bewoordingen is uiteengezet.
3.
Het bestuur zorgt en/oor dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het geldende pensioenreglement van de stichting. Jaariijks worden de deelnemers schriftelijk van de wijzigingen in het pensioenreglement op de hoogte gesteld. Het bestuur stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van het geldende pensioenreglement kennis te nemen.
4.
De stichting verstrekt eenmaal per jaar aan de deelnemer: een opgave van de hoogte van de venworven aanspraak op tijdelijk partnerpensioen; - een opgave van de reglementair te bereiken aanspraak op tijdelijk partnerpensioen; informatie over de toeslagvertening.
5.
De stichting vérstrèkt de gewezen deelnemer bij beëindiging van zijn deelneming: - een opgave van de vervallen aanspraak op tijdelijk partnerpensioen; informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging van de deelneming relevant is; en omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de stichting.
6.
De stichting verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt: een opgave van zijn pensioenrecht; - een opgave van de opgebouwde aanspraak op tijdelijk parttierpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en - informatie over de toeslagveriening. De stichting versttekt de pensioengerechtigde jaarlijks: - een opgave van zijn pensioenrecht; - een opgave van de opgebouwde aanspraak op tijdelijk partnerpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en informatie over de toeslagverlening. De pensioenuitvoerder infomeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 7.
De stichting verstrekt op verzoek van de (vertegenwoordigers van) de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde: het voor hem geldende pensioenreglement; het jaarverslag en de jaarrekening van de stichting; de uitvoeringsovereenkomst; de voor hem relevante informatie over beleggingen; informatie die specifiek voor hem van belang is.
Artikel 16.
Uitbetaling van het pensioen
1.
Het tijdelijk partnerpensioen wordt door de stichting uitgekeerd bij achterafbetaling in nnaandelijkse termijnen van een twaalfde deel van het jaarlijkse pensioen. Het pensioen wordt uitgekeerd aan de nabestaande of aan iehiand die door de nabestaande is aangewezen. Een volmacht van invordering is steeds herroepelijk. Aan de uitvoering van een volmacht kunnen door het bestuur voonvaarden worden gesteld.
2.
Op de uitkering vinden de wettelijke inhoudingen plaats.
Artikel 17.
Waardeoverdracht
De waarde van de pensioenaanspraken, die bij de pensioenuitvoerder van de vorige werkgever zijn verkregen, kunnen niet worden overgedragen en omgezet in pensioenaanspraken volgens dit pensioenreglement. Artikel 18.
Ven/roeode pensionering
Voor de deelnemer komt de aanspraak op tijdelijk partnerpensioen per de ven/roegde pensioeningangsdatum te ven/allen, tenzij gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid als omschreven in artikel 23. Artikel 19.
Voonwaardeliike toeslagverienino
Op de venwon/en pensioenrechten en pensioenaanspraken is het artikel "Voonwaardelijke toeslagveriening" van toepassing als omschreven in het pensioenreglement middelloon of pensioenreglement vaste bedragenregeling. Artikel 20.
Vriistelling van de verplichting tot deelneming
Het bepaalde in het artikel "Vrijstelling van de verplichting tot deelneming" als omschreven in het pensioenreglement middelloon of pensioenreglement vaste bedragenregeling is niet van toepassing op dit pensioenreglement. Artikel 21.
Overgangsregeling voor 55-minners in de aof- en kaas-sector
Het bepaalde in het artikel "Overgangsregeling voor 55-minners in de agf- en kaas-sector" als omschreven in het pensioenreglement middelloon of pensioenreglement vaste bedragenregeling is niet van toepassing op dit pensioenreglement. Artikel 22.
Wetteliike bepalingen
Wanneer toekomstige wetswijzigingen in de Anw met betrekking tot de nabestaanden öf de hoogte en de duur van de uitkering daartoe aanleiding geven, dan zal deze regeling dienovereenkomstig door het bestuur worden gewijzigd.
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 Artikel 23.
Vriiwillige voortzetting
De deelnemer kan de deelneming na beëindiging voor eigen rekening voortzetten. Gedurende de periode van voortzetting blijft hetzelfde percentage verzekerd als bedoeld in artikel 6, als waan/oor de deelnemer onmiddellijk voorafgaande aan de beëindiging verzekerd was. De bepalingen in het artikel "Vrijwillige voortzetting" in het pensioenreglement middelloon en pensioenreglement vaste bedragenregeling zijn zoveel als mogelijk van toepassing op dit artikel. Artikel 24.
Gliiclausule
Indien deze pensioenregeling voor het moment van invoering ter beoordeling wordt voorgelegd aan de belastingdienst en blijkt dat deze niet in overeenstemming is met de opvattingen van de belastingdienst en/of de belastingrechter (en dientengevolge de pensioenregeling niet of niet volledig als zodanig wordt aanvaard), zal de regeling worden vervangen door een regeling die wel in overeenstemming is mét de daaraan te stellen eisen. Het bestuur is bevoegd zich neer te leggen bij de uitspraak van de belastingdienst en/of de belastingrechter. De aanpassing vindt automatisch met terugwerkende kracht plaats tot de datum van invoering of wijziging van deze pensioenregeling in het geval de aanpassing het gevolg is van een beschikking van de belastinginspecteur op de voorgelegde regeling. Bij de aanpassing wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de voorgelegde regeling. Artikel 25.
Onvoorziene gevallen
1.
In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur van de stichting.
2.
Indien toepassing van enige bepaling van dit reglement ten opzichte van een deelnemer of de nabestaande tot een onbillijkheid zal lelden is het bestuur bevoegd voor die personen een bijzondere voorziening te treffen.
Artikel 26.
Dattim inwerkingtteding
Dit reglement is vastgesteld in de bestuursvergadering van 26 maart 2013 te Rijswijk en treedt met temgwerkende kracht in wericing op 1 januari 2014
Mw. J.A.M. Bergen/oet, wericnemersvoorzitter
L.A.M^
10
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 Bijlage 1 behorende bij het aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen van stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel.
Leeftijd 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Benodigd kapitaal bij overiijden voor € 14.425,-tijdelijk nabestaandenpensioen per jaar 412.000 407.000 403.000 398.000 393.000 388.000 362.000 377.000
Premie per€ 10.000,kapltaal 3,40 3,40 3.40 3,40 3,40 3,40 3,40 3,60 3,80
30 31
371.000 365.000 359.000 353.000
4,40 4,80
32
347.000
5,00
33 34
341.000 334.000
5,30
35 36 37
327.000 320.000
38 39 40 41 42 43 44 45 46 47
9,70 10,30 10,80
264.000 256.000 247.000
11,70 13,10 14,90 16,60
237.000 228.000
50
197.000 187.000 176.000
55 56 57 58 59 60 61 62 63
8,90
290.000 281.000 273.000
218.000 208.000
53 54
5,50 6,00 6,50 7,10 7,90
313.000 305.000 297.000
48 49 51 52
4,10
19,20 21,60 24,20 26,90 29,50 33,10 37,00
165.000 153.000 141.000 129.000 117.000 104.000 90.000
40,90 45,60 51,10 56,50 61,00 66.10
76.000 62.000 47.000
71,60 78,00 86,40 96,00
32.000
11
Aanvullend pensioenreglement tijdelijk partnerpensioen per 1 januari 2014 64
106.90
16.000
12
Ministerie van Sociale Zaken Directie uitvoeringstaken Arbeidsvoonvaardenwetgeving ta.v. mw. mr. C. van Delft Postbus 90801 2509 LV Den Haag
Datum Kenmerk Contactpersoon Betreft
18 december 2013
2013/078/lk drs. L. van Kampen Verzoek tot wijziging verplichtstellingsbeschikking stichting bedrijfspensioenfonds voor de agrarische en voedselvoorzieningshandel.
Geachte mevrouw Van Delft, De CAO-partijen en sociale partners hebben besloten de pensioenrichtleeftijd van alle aangesloten sectoren bij Bpf AVH te verhogen naar 67 jaar. Deze CAO-partijen en sociale partners zijn: - Frugi Venta - Gemzu - NAO: Nederiandse Aardappel Organisatie - FNV Bondgenoten - CNV dienstenbond - CNV vakmensen - RMU: Reformatorisch Maatschappelijke Unie - ANEVEI: de Algemene Nederiandse Vereniging van Bierhandelaren. In haar vergadering van 9 oktober 2013 heeft het bestuur van de stichting bedrijfspensioenfonds voor de agrarische en voedselvoorzieningshandel besloten de CAO-partijen en de sociale partners te volgen en de pensioenrichtiëéftijd te verhogen naar 67 jaar met het recht voor de deelnemer de pensioeningangsdatum te flexibiliseren naar de oorspronkelijke pensioenleeftijd voor de aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2014. Dit besluit is in lijn met de brief d.d. 17 januari 2013 van staatssecretaris Klijnsma aan de Tweede Kamer en haar duiding van art.83, PW. DNB heeft vervolgens laten weten de duiding van de staatssecretaris inzake art.83, PW te volgen. In navolging van het genomen besluit verzoekt het bestuur van Bpf AVH het verplichtstellingsbesluit als volgt aan te passen: De oude tekst is: "De deelneming in de Stictiting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarisctie en Voedselvoorzieningstiandel is verplictit gesteld voor werknemers geboren voor 1 januari 1960 en voor werknemers van 21 jaaren ouder, een en ander tot en met de 64-jarige leeftijd, in dienst betrekking werkzaam in ondememingen, waarin wordt uitgeoefend: etc. etc. etc. Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel Postbus 1044 2280 CA Rijswijk ZH Tel. 070 306 11 90 www.bpfdranken.nl
Laan van Zuid IHoorn 165 2289 DD Rijswijk ZH Fax. 08422 623 69 Bankrekeningnummer 74.42.87.642
De pensioenregeling van Bpf AVH wordt uitgevoerd door de Stichting Servicekantoor AGH
De nieuwe tekst wordt: "De deelneming in de Stictiting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarisctie en Voedselvoorzieningstiandel is verplictit gesteld voor werknemers geboren voor 1 januari 1960 en voor werknemers van 21 jaar en ouder, een en ander tot en met de 66-jarige leeftijd, in dienst betrekking werkzaam in ondememingen, waarin wordt uitgeoefend: etc. etc. etc. Met vriendelijke groet,
L.A.M. Welschen Werkgeversvoorzitter
Mw. J.A.M. Bergervoet, Werknemersvoorzitter
In haar vergadering van 9 oktober 2013 heeft het bestuur van de stichting bedrijfspensioenfonds voor de agrarische en voedselvoorzieningshandel besloten de CAO-partijen en de sociale partners te volgen en de pensioenrichtleeftijd te verhogen naar 67 jaar met het recht voor de deelnemer de pensioeningangsdatum te flexibiliseren naar de oorspronkelijke pensioenleeftijd voor de aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2014. Dit besluit is in lijn met de brief d.d. 17 januari 2013 van staatssecretaris Klijnsma aan de Tweede Kamer en haar duiding van art.83, PW. DNB heeft vervolgens laten weten de duiding van de staatssecretaris inzake art.83, PW te volgen. In navolging van het genomen besluit verzoekt het bestuurvan Bpf AVH het verplichtstellingsbesluit als volgt aan te passen:
"De deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel is verplicht gesteld voor werknemers geboren voor 1 januari 1960 en voor werknemers van 21 jaar en ouder, een en ander tot en met de 66-jarige leeftijd, in dienstbetrekking werkzaam in ondernemingen, waarin wordt uitgeoefend: A. de groothandel, het bedrijf van commissionair, of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten of fruit, wordende ten deze verstaan onder: -groothandel in aardappelen, groenten of fruit: a. het bedrijf van het kopen van aardappelen - met uitzondering van pootaardappelen -, groenten of fruit en het verkopen daarvan aan wederverkopers of - tenzij dit geschiedt in verband met de verkoop aan particulieren - aan instellingen of aan personen, die het gekochte in een door hen gedreven onderneming aanwenden, een en ander al dan niet tezamen met het sorteren en verpakken van deze producten; b. het bedrijf van het kopen van pootaardappelen en het verkopen daarvan aan wederverkopers of aan personen, die het gekochte in een door hen gedreven onderneming aanwenden, met inbegrip van het verkopen van pootaardappelen aan particulieren, een en ander al dan niet tezamen met het sorteren en verpakken van pootaardappelen; c. fustcentrales en transportploegen. -bedrijf van commissionair in aardappelen, groenten of fruit: het bedrijf van het op eigen naam sluiten van koop- en verkoopovereenkomsten met betrekking tot aardappelen, groenten of fruit, voor rekening van derden; -bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten of fruit: het bedrijf van het op naam van anderen sluiten van koop- en verkoopovereenkomsten met betrekking tot aardappelen, groenten of fruit, of van het anders dan door de veiling bemiddelen bij het tot stand komen van zodanige koop- of verkoopovereenkomsten; aardappelen: alle aardappelen, ongeacht het doel waarvoor zij bestemd zijn; groenten: verse groenten (waaronder mede te verstaan groen geoogste landbouwpeulvruchten, uien en eetbare zwammen), en verduurzaamde groenten, voor zover deze naast verse groenten worden verhandeld; fruit; vers fruit, en verduurzaamd fruit, vijgen of dadels, een en ander voor zover deze naast vers fruit worden verhandeld;
fustcentrale: de natuuriijke persoon of rechtspersoon, die ten behoeve van ondernemingen, waarin wordt uitgeoefend de groothandel, het bedrijf van commissionair of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten of fruit, zich behoudt met het op een centrale plaats in ontvangst nemen van door genoemde ondernemingen in omloop gebrachte meermalige fust en met het inleveren of doen inleveren van dit fust bij de eigenaren transportploeg: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die ten behoeve van ondernemingen, waarin wordt uitgeoefend de groothandel, het bedrijf van commissionair of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten en fruit, werkzaamheden verricht van het laden en/of lossen, al dan niet gecombineerd met het sorteren en/of verpakken, van de door bedoelde ondernemingen verhandelde producten, met uitzondering van de veilingen van groenten en/of fruit Met dien verstande, dat de verplichtstelling niet geldt ten aanzien van: a. de werknemers, die niet werkzaam zijn ten behoeve van de groothandel, het bedrijf van commissionair of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten of fruit; b. de werknemers, die werkzaam zijn ten behoeve van de import van of de aanvoer-, transito- of driehoekshandel in aardappelen, groenten of fruit; c. de werknemers, die werkzaam zijn bij specifieke fruitpachters; d. de werknemers, werkzaam bij: 1. de Nationale Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging voor Land- en Tuinbouw g.a. 'Cebeco', te Rotterdam; 2. de Coöperatieve Centrale Landbouwvereniging 'De Handels-raad van de A.B.T.B.' g.a., te Arnhem; 3. de Coöperatieve Centrale Landbouw In- en Verkoopvereniging g.a. (C.I.V.) te Rotterdam; 4. de Coöperatieve Centrale Vereniging 'Landbouwbelang' g.a., te Roermond; 5. de Coöperatieve Handelsvereniging van de N.C.B. g.a. 'C.H.V.', te Veghel; 6. de Centrale Coöperatieve L.T.B., te Haariem; e. de werknemers, werkzaam bij de ondernemingen, die op 30 juni 1964 lid waren van de onder d, sub 1 tot en met 6, genoemde centrale organisaties en/of van de Centrale Vereniging voor de Cooperatieve Handel; f. de werknemers, die krachtens de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds 2000 (21 december 2000, Stb. 2000, 628) reeds tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds verplicht zijn; B. de groothandel, respectievelijk het bedrijf van tussenpersoon in eieren, wordende ten deze verstaan onder: groothandel in eieren: a. het bedrijf van het kopen van eieren en het verkopen daarvan aan wederverkopers of - tenzij dit geschiedt in verband met het verkopen aan particulieren - aan instellingen of aan personen, die het gekochte in een door hen gedreven onderneming aanwenden; b. het in het kader van de exploitatie van een filiaalonderneming kopen en via een of meer centrale magazijnen over de filialen distribueren van eieren, indien de onderneming ten minste tien filialen omvat; c. de eiproductenfabricage. Onder groothandel in eieren wordt niet verstaan de aanvoer-, transito- en driehoekshandel in eieren, het bedrijf van tussenpersoon in eieren: het bedrijf van het op naam van anderen sluiten van koop- en verkoopovereenkomsten met betrekking tot eieren, ofvan het, anders dan door het houden van veilingen, bemiddelen bij het tot stand komen van zodanige koop- en verkoopovereenkomsten; Onder het bedrijf van tussenpersoon in eieren wordt niet verstaan het bedrijf van tussenpersoon op het terrein van de aanvoer-, transito- en driehoekshandel. eieren: kippen- en eendeneieren, alsmede eiproducten;