Brood van Meindersma door Sake Meindersma (Burgum)
Gildepenning uitgereikt aan Bokke Wiggers Meindertsma op 7 juni 1780 (bakkersboek nr. 944) De voorouders van de Meindersma's waren al bakker voor ze de achternaam Meindersma gingen gebruiken. Van de oudst bekende voorvader Wigger Douwes, hij leefde aan het begin van de 17e eeuw, is niet bekend welk beroep hij had. Zijn zoon en enig kind, Douwe Wiggers, was geen bakker, hij was timmerman in Holwerd. Diens, voor zover bekend, enige zoon Wigger Douwes (er was ook nog een dochter Sjoerdje) was kuiper in Brantgum. De zoon van deze Wigger Douwes, Meindert Wiggers(-1748-ca 1786) was de eerste bakker. Hij was bakker in Paesens. Meindert Wiggers kreeg 8 kinderen, waarvan 3 zonen: Andries, Wigger en Lieuwe. Van Andries en Lieuwe is niet bekend wat ze zijn geworden. De tweede zoon Wigger Meinderts (1720-1796) wordt net als zijn vader bakker in Paesens. Wigger Meinderts krijgt 10 kinderen, waarvan 7 zonen. Een zoon overlijdt als kind. De anderen worden allemaal bakker. Meindert(1748-1785) in Paesens; Bokke(1753-1824) in Leeuwarden; Jan(1755-1820) in Morra; Eelke(1761-1819) in Ee; Douwe(1766-1844) in Ee; Ernst(1770-1846) in Paesens. Meindert Wiggers Meindert trouwt met Antje Douwes Vlieg. Ze krijgen 4 kinderen. De zonen Wigger (17721824) en Eelke(1777-1848) worden bakker. Wigger in Nes en Anjum, Eelke in Leeuwarden, Weerdt 34. Naast bakker is Eelke schatter, premieschrijver en mede-eigenaar van een cichoreifabriek. Wigger trouwt met Akke Sybes Visser. Ze krijgen 7 kinderen. De dochter Stijntje trouwt met een bakkersknecht. De overige kinderen sterven jong of worden geen bakker. Eelke trouwt 2 maal, met (1) Aafke Epping en (2) Eelkje de Boer/Beer. Uit zijn 1e huwelijk komt een zoon Meindert(1803-1868), hij wordt mr. bakker aan de Hoeksterpoort in Leeuwarden.
Uit zijn 2e huwelijk komen 2 kinderen: dochter Sjoerdtje; zij trouwt met de mr. bakker Jelte Overdiep in Heerenveen en een zoon Bauke. Hij wordt bakker in Leeuwarden. Meindert en Bauke zijn de laatste bakkers Meindersma van deze tak van de stamboom. Vijf op één volgende generaties waren er bakker. Bokke Wiggers Meindersma Bokke Wiggers huwt (1) met Doetje Heeres Postmus en (2) met Johanna Gernetta Vegter. Uit het 2e huwelijk zijn geen kinderen. Uit het eerste twee: Wigger (1783-1819) Heero (1787-1791) Bokke Wiggers is aanvankelijk bakker in Paesens, 1780, later aan het Noordvliet in Leeuwarden. De zoon Wigger Bokkes Meindersma huwt ook tweemaal. Eerst met Aagje Adema. Met haar krijgt hij acht kinderen. Vervolgens trouwt hij met Aaltje de Jong, waarmee hij vier kinderen krijgt; in totaal dus twaalf kinderen. Er zullen er tien volwassen worden, waarvan acht zonen. Wigger Bokkes is bakker in Leeuwarden op het adres B 23. Dit is op de hoek van de Korfmakerstraat en de Voorstreek. Van de acht zonen worden er vier bakker. Bokke Wiggers Meindersma (1804-1878); Pieter Johannes Meindersma (1805-1880); Johannes Meindersma (1811-1862); Johannes Nicolaas Meindersma (1826-1913). Ook de kleinzoon Jacobus Fredericus (1850-1932), kind van zoon Douwe Wiggers Meindersma (1815-1885) wordt banketbakker in Amsterdam. Bokke Wiggers Meindersma huwt ook weer 2 maal: (1) met Aaltje Pletter en (2) met Mattje Foppes Staal. Alleen uit het 2e huwelijk wordt een zoon geboren, Wigger (1832-1833). Bokke (1804-1878) is de laatste bakker Meindersma aan het Noordvliet in Leeuwarden. Op 6 mei 1872 houdt hij er blijkens een advertentie in Leeuwarder Courant mee op. Pieter Johannes Meindersma is bakker in Leeuwarden bij zijn vader Wigger Bokkes. Hij blijft ongehuwd. Johannes trouwt met Antje Cammenga (1808-1881). Uit dit huwelijk komen zeven kinderen voort, waarvan drie zonen. Twee daarvan worden bakker. Wigger (1837-1886) en Bokko Wigger (1845-1871): hij is bakker bij zijn moeder Antje Cammenga. In 1871 wordt Bokko Wigger krankzinnig verklaard. In dat zelfde jaar overlijdt hij in Franeker. Johannes is bakker op de Amelandse Pijp K13 in Leeuwarden. Hij overlijdt in 1862. Zijn weduwe zet de zaak voort tot haar overlijden in 1881. De meer als 50 jaar gedreven Brood-, Beschuit- en Kleinbakkerij wordt verkocht door de erven van wijlen mej. de Weduwe de heer Johs Meindersma. Bij de provisionele veiling is een bod uitgebracht van f 12.000,-. Wigger trouwt met Baukje Dikkeschey. Ze krijgen zeven kinderen, waarvan drie zonen. Daarvan worden er twee bakker. Johannes (1865-1896) en Sjoerd (1872- ). Dochter Geertje (1864-1930) trouwt met de bakker Wybe Sjoerd van den Berg. Wybe is bakker in Leeuwarden. Wigger wordt in 1861 broodbakker in Oudkerk. Die bakkerij wordt in 1872 verkocht en Wigger vestigt zich in Leeuwarden als brood-, beschuit- en kleinbakker Bij de Put 1 (I 251), waar hij de bakkerij van Berend Kuipers overneemt.
De zoon Johannes neemt de bakkerij van zijn vader over. In 1891 krijgt hij van Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden vergunning voor een heteluchtoven en een kanaaloven, ter vervanging van twee gewone ovens. Als Johannes in 1896 overlijdt, verkoopt zijn weduwe Hiltje Cammenga de bakkerij in 1897. Hun kinderen zullen geen bakker worden. Bij de provisionele inschrijving wordt f 11.525,- geboden voor de bakkerij Bij de Put. Gelijktijdig worden ook verkocht de huizinge aan de Slotmakerstraat no. 28 Leeuwarden, met daarin de bergplaats voor karren en de koopmanshuizinge met bakkerij Droevendal no.28 Leeuwarden. Deze bakkerij is verhuurd. In 1894 heeft Johannes deze -toen recentelijk geheel verbouwde bakkerij- van Mej. De Weduwe Wilkens voor f 4947 gekocht.
Sjoerd is eerst leerling broodbakker bij zijn vader. In 1890 verlaat hij de ouderlijke bakkerij. Na intermezzo's in Amsterdam en Kollum vestigt hij zich in Harlingen als broodfabrikant. De broodfabriek is van korte duur: in 1898 verlaat hij Harlingen en gaat naar Amsterdam. Zijn beroep is dan reiziger. Johannes en Sjoerd zijn de laatste generatie bakkers langs de lijn van Bokke Wiggers. Zij zijn van de zevende generatie, die in successie bakker is geweest. Een tijdperk dat ruim 170 jaar omvat. Johannes Nicolaas, zet als meesterbroodbakker in 1860 de bakkerij van zijn vader aan Voorstreek bij de Korfmakerspijp in Leeuwarden (B 023). Hij trouwt met Sjoukje van Dam. Ze krijgen vier kinderen. Alleen hun enige zoon Wigger trouwt. Hij wordt net als zijn grootvader Van Dam piano- en orgelhandelaar. Zijn zaak is gevestigd aan de Korenmarkt in Leeuwarden. Jan Wiggers Jan Wiggers trouwt met Sijke Wybenga. Uit dit huwelijk komen twee kinderen. Berber(1801-1859) Wybe (1802- 1874) Jan is bakker en boer in Morra. Wybe wordt boer in Morra. Berber trouwt 1826 met Douwe Baukes Hogtstra. Waarschijnlijk is Douwe Baukes bakker in Morra. Hij overlijdt in 1840. In het bevolkingsregister van 1849-1859 wordt Berber ingeschreven als bakkersche in Morra. In 1851 hertrouwt ze met Anne Radema. Ze overlijdt in 1859 in Kollumerland. Eelke Wiggers Het is niet waarschijnlijk dat Eelke na zijn 2e huwelijk met Eelkje Reinders in 1792 bakker is gebleven in Ee. Eelkje bracht een grote boerderij mee. Eelke wist dat bezit aanzienlijk uit te breiden. De beide zonen van Eelke werden boer. Douwe Wiggers Douwe werd bakker in Ee. Volgens het kadaster bezat hij daar in 1832 minstens twee huizen (bakkerijen? Hij erft in ieder geval in 1803 het huis en bakkerij van zijn oudes in Ee). Douwe bleef ongehuwd. Ernst Wiggers trouwt met Pietje Andries Cramerus. Ze krijgen zes zonen en een dochter. De zonen die de volwassenheid bereiken, worden allemaal bakker: Wigger (1794-1848) in Anjum Pieter (1804-1858) in Lioessens. Andries (1796-1824), knecht bij zijn vader, ongehuwd. Bokke (1801-1874), getrouwd met Trijntje Douma, is bakker, winkelier en tapper in Oosternijkerk. Meindert(1808-1886) in Kollum en Ee. De zoon Douwe overlijdt in 1811, nog geen jaar oud.
Na 1900 zijn er in Oostdongeradeel geen bakkers Meindersma. Wigger Ernstes getrouwd met Ynske Sydses Douma is mr. Bakker in Anjum. Hun enige volwassen zoon Ernst Wiggers (1824-1878) wordt eveneens bakker in Anjum. Hij blijft ongehuwd. Pieter Ernstes trouwt (1) met Antje Meinsma en (2) met Trijntje Hofman en wordt bakker in Lioessens en waarschijnlijk later in Paesens. De enige volwassen zoon Ernst Pieters (1837-1902) uit het 1e huwelijk wordt bakker in Blija. In 1873 wordt deze bakkerij verkocht. Wat Ernst Pieters daarna gaat doen is niet geheel duidelijk. Hij overlijdt in Westergeest. Ernst trouwt met Antje Daniëls van der Meulen. Ze krijgen vijf kinderen. De zoon Pieter (1872-1947) is bakkerknecht in Lutkewierum, wordt mijnwerker in Lünen a/d Lippe en vervolgens weer bakker in Zuid-Limburg. Hij was de zesde generatie bakkers en waarschijnlijk de laatste generatie bakker Meindersma. De zoon Wigger Pieters (1847-1930) uit het 2e huwelijk, wordt bakker in Doezum. Hij trouwt met Trijntje Boelens. Hun beide zonen worden geen bakker. Van zijn broer Gaatze (1856-1889) is het beroep niet bekend. Hij blijft ongehuwd. Uit het huwelijk van Wigger Pieters en Trijntje Boelens worden twee zonen geboren: Pieter en Jan Wigger. De laatste is ook bakker geweest en was daarnaast koopman. Hij specialiseerde zich later in de eierhandel.
Geen bakker Meindersma meer in Paesens In februari 1862 verkopen de erven Pieter Ernstes Meindersma de bakkerij in Paesens. Daarmee kwam een einde aan bakkerij Meindersma in Paesens, zo'n honderd vijftig jaar eerder
Meindert Erntes, gehuwd met Saakje Gerhardus Meijer, is bakker in Kollum, van 1833 tot 1838, waar een bakkerij wordt gehuurd van de weduwe Zuidema. In 1838 wordt hij bakker in Ee. Na zijn overlijden zet zijn weduwe de bakkerij voort met haar jongste zoon Gerhardus (1850-1932) Op 11 mei 1890 geeft ze de zaak op. Hiermee komt een einde aan een periode van ruim 100 jaar bakker Meindersma in Ee. De oudste zoon van Meindert Ernstes en Saakje Meijer: Ernst (1834-1906) wordt bakker in Augustinusga. Hij trouwt met Janke Boelens. Zoon Tabe uit dit huwelijk wordt eveneens bakker in Augustinusga. Hij trouwt met de bakkersdochter Wybrigje van der Wal uit Surhuisterveen. Tabe is de laatste bakker in deze tak. Bokke Ernstes trouwt met Trijntje Harkes Douma.Ze krijgen vijf zonen. Hiervan worden er twee volwassen. Ernst(1833-1913) Harke (1845-1926) Beiden worden bakker. Bokke Ernstes is zelf bakker, winkelier en tapper in Ooster Nijkerk. Ernst Bokkes trouwt met zijn nicht Ynske Wiggers Meindersma, dochter van de bakker Wigger Ernstes Meindersma in Anjum. Ze krijgen zeven kinderen, waarvan drie zonen. Twee dochtertjes overlijden jong. Alleen de zoon Wigger (1864-1938) zal bakker worden. Ernst Bokkes is bakker en boer in Oosternijkerk. In 1900 wordt de bakkerij verkocht. De bakkerij bestaat dan 100 jaar. Op het moment van verkoop is de bakkerij verhuurd tot 1902. Wigger Ernstes trouwt met Yke Offringa. Hun kinderen zullen geen bakker worden. Wigger is bakker in Oosternijkerk, zoals zijn vader en grootvader dat voor hem waren.
Harke Bokkes trouwt met Janke Struiksma. Ze krijgen drie kinderen. Ze zullen geen bakker worden. Harke is bakker in Ooster Nijkerk en Anjum. In 1873 verkoopt hij die bakkerij. Hij wordt bakker in Reitsum en vervolgens boer in Lichtaard. Daar houdt hij in 1917 boelgoed. Meindert Tjallings Meindertsma. Bakker in Wierum. Hier is dus sprake van een bakker, die volgens de burgerlijke stand Meindertsma heet. Hij is echter wel een rechtstreekse nazaat van Meindert Wiggers en Ytje Andries: Meindert is een zoon van Tjalling Lieuwes en kleinzoon van Lieuwe Meinderts. Deze laatste is een broer van Wigger Meinderts. Beide broers zijn zonen van Meindert Wiggers, de stamvader van alle bakkers. Meindert Tjallings gebruikt bij voorkeur de naam Meindersma blijkens advertenties in de Leeuwarder Courant. Bij de volkstelling in 1830 wordt hij geteld als Meindert Tjallings Meindersma, bakkersknecht in Ee. Ook bij een aanvaring met justitie in 1843 wordt de naam Meindersma gebruikt. Hij werd veroordeeld wegens 1. invoer van roggebrood en klein gebak, niet vergezeld van billet en duplicaat billet van uitvoer. 2. Wegens weigering van weging van het zelfde. Boete f 20,- mede gelet op 2e punt. Meindert Tjallings(1811-1840) trouwde met Tyttje Sminia (1812-1848). Ze kregen zes kinderen, van wie er vier jong sterven. De beide zoons, die overleven worden geen bakker. Totaal zouden 35 Meindersma's bakker worden. Meindert Tjallings was niet de enige bakker Meindersma die met justitie in aanraking kwam: Bokke Ernstes uit Ooster Nijkerk moest in 1842 voor de rechtbank verschijnen wegens het hebben van een onjuiste lengtemaat, Bokke uit Leeuwarden in 1844 wegens het gebruik van teveel zemelen in roggebrood, Meindert Ernstes in Ee in 1844 wegens het voorhanden hebben van twee onjuiste gewichten; boete 2 maal f10,- en Wigger Ernstes te Anjum in 1846 wegens: na verloop van den termijn voor de herijk in 1846 vastgesteld in zijn broodbakkerij voorhanden hebben gehad van een onherijkt en zes afgeschafte gewichten; boete 2 maal f10,-. Marjonelle Yolande is sinds 2010 taartenbakster en eigenaresse van online taartenbakkerij Taart! in Zeewolde. Meester(Mr) Bakker en Bakker Het beroep Mr. Bakker stamt uit de tijd van de gilden. Gilden waren organisaties van mensen die hetzelfde beroep uitoefenden. Ze hadden als doel de kwaliteit van het beroep hoog te houden en zoveel mogelijk de concurrentie te beperken. Om toegelaten te worden moest men een leertraject doorlopen en een proefstuk maken. Gebeurde dat met goed gevolg dan was je meester. Daarvoor was je gezel en nog eerder leerling. Om je als bakker te kunnen vestigen moest je meester zijn; dan alleen kon je worden toegelaten tot het bakkersgilde. De gilden stamden uit de middeleeuwen en stonden onder het toezicht van het stadsbestuur. De gilden hielden vernieuwingen binnen de beroepen tegen en waren nadelig voor de economische ontwikkeling. In de Franse Tijd werden ze bij de Grondwet van 1798 afgeschaft. De benamingen meester bakker, meesterknecht, bakkersgezel en bakkersleerling bleven echter lang daarna nog in gebruik. Sommige tot in de huidige tijd. Daarnaast werd er onderscheid gemaakt in broodbakkers en banket- en kleinbakkers. Het onderscheid gold met name in de stad. De broodbakkers bakten naast roggebrood ook tarwebrood. Dat gebeurde pas na 1850 met behulp van gist. Daarvoor bakten ze zuurdesembrood. De hoge prijs van het brood was nadelig voor de volksgezondheid. De Amsterdamse arts
Samuel Sarphati richtte in 1856 in Amsterdam de eerst broodfabriek in Nederland op. Ook in andere grote steden werden broodfabrieken opgericht. Daardoor daalde de prijs van brood en kwam goed voedsel binnen het bereik van de behoeftigen. Mede daardoor steeg de levensverwachting in Nederland. In Amsterdam steeg de levensverwachting van 35 à 40 jaar in 1870 naar 50 jaar in 1900. Het brood van Meindersma zal vaak roggebrood zijn geweest. Roggebrood was hét brood voor het grootste deel van de bevolking. Alleen de gegoede standen at het duurdere tarwebrood. Ook boeren aten veel roggebrood. Doordat brood goedkoper werd, kwam het tarwebrood binnen het bereik van de minder bedeelden. Aan het einde van de negentiende eeuw werd in Nederland drie keer zoveel tarwebrood gegeten als in het midden van die eeuw. In Friesland bestond aan het begin van de twintigste eeuw de broodconsumptie nog voor 1/5 deel uit roggebrood. Bakkers in Oostdongeradeel Over het aantal bakkers in Oostdongeradeel zijn de volgende cijfers bekend. jaar
1811
1860
1870
1879
1890
1910
bakkers
16
28
33
36
37
33
bakkersknechten
-
28
27
27
24
-
inwoners
4700
7329
7872
8300
7781
8400
Inwoners/ bakker
293
261
238
230
210
254
Inwoners/ bakkers+ knechten
-
131
131
132
128
-
Een bakker c.q. bakkersknecht voorziet zo ongeveer 130 personen van brood. De prijs van brood. Brood leverde veruit het belangrijkste deel van de voeding, die de mens dagelijks nodig had. Pas aan het einde van de 18e eeuw nam de aardappel naast het brood een gelijkwaardige plaats in. In 1826 is in de Nederlanden onderzoek gedaan naar de prijs van het roggebrood. Uit dat onderzoek blijkt het volgende: prijzen in guldens per 100 kg roggebrood Leiden
Kampen
maalloon
0,50
0,28
brandstof
0,45
0,10
zout e.d
0,13
0,15
Bakloon en winst bakker
2,52
0,87
productiekosten
3,60
1,40
belastingen
1,30
0,50
marktprijs graan
4,00
3,55
Totaal 8,90 5,45 Het grote verschil wordt met name veroorzaakt door het loon en de winst van de bakkers. Onderlinge afspraken tussen de bakker en de invloed van het gilde, hoewel in de Franse tijd afgeschaft, maakten dit mogelijk. Ook het pand was in Leiden duurder.
Vergelijking van de broodprijzen met de lonen geeft voor drie provincies het volgende: rogge accijns produc- kostprijs brood- nominomireëel tiekoszetting naal naal loon ten loon loon landlandnijverbouw bouw heid
reëel loon nijverheid
Overijssel
3,86
0,08
1,70
5,63
5,96
0,54
0,55
9,1
9,2
Utrecht
4,45
0,69
2,40
7,54
7,48
0,75
0,75
10
10
Zuid4,50 0,69 3,41 8,61 8,76 0,88 Holland (prijzen en lonen in guldens, prijzen per 100 kg roggebrood, lonen per dag, reëel loon in kg roggebrood, broodzetting: De door de gemeente vastgestelde maximum prijs.)
0,84
10
9,6
Een dagloner kon dus per dag ongeveer 10 kg roggebrood kopen. Echter er was niet voor elke dag werk, bovendien werd er in de winter korter gewerkt. Geschat wordt dat het jaarinkomen 250 maal het dagloon was. N.B. De prijzen kunnen sterk variëren. De prijs van een brood bestaat voor de helft uit de graanprijs. Afhankelijk van de oogst kon de prijs verdubbelen. Wat had men nodig om zich te voeden? Per mens per dag wordt gerekend 2000 kcal. Voor een huishouden van vijf personen was dus 10.000 kcal nodig. Uitgedrukt in roggebrood is dit 2,5 kg en in aardappelen 6.83 kg. Aardappelen zijn belangrijk goedkoper. Als voor de helft van de dagelijkse voedselbehoefte wordt voorzien door roggebrood, is per huishouding 1,25 kg nodig. Dat wil dus zeggen dat 365/250*1,25/10 = 18% van het inkomen wordt besteed aan brood. (Bron: J.L. Van Zanden, Arbeid tijdens het handelkapitalisme. Opkomst en neergang van de Hollandse economie) Worden deze cijfers betrokken op de bakkers in Paesens en Ee, dan kan het volgende worden afgeleid. Paesens had in 1829 138 gezinnen, tezamen 612 inwoners. Er waren 2 bakkers, van wie één Ernst Wiggers, met twee zonen als knecht. Hier bakte een bakker/knecht dus voor 153 personen. Gemiddeld werd per persoon per dag 0,25 kg roggebrood gegeten. Een bakker/knecht voorzag dagelijks in 38,25 kg roggebrood en genereerde een omzet van 38,25 maal ca. f 0,06,- is f 2,30. Per week f 13,80. Hiervan bedroeg het arbeidsinkomen ca. f 4,-. Ongeveer even hoog als het loon in de landbouw. Het inkomen kan hoger zijn geweest, omdat een bakker ook andere producten kan hebben verkocht. Verder kan hij zijn inkomen verhogen door zelf het graan te verbouwen. Dat zal ook de reden zijn dat sommige Meindersma's naast bakker ook boer waren. Voorgaande berekeningen zijn een indicatie. Het lijdt echter geen twijfel dat Ernst Wiggers met twee zoons als knecht een goed bestaan heeft. Ee telde 144 gezinnen, tezamen 891 inwoners. Er waren drie bakkers waarvan twee met een knecht. Hier bakte een bakker/knecht dus voor 178 personen. Conform de berekening in Paesens bedraagt het arbeidsinkomen hier f 4.70. Ook Douwe Wiggers heeft hier een profijtelijke bakkerij. Als hij in 1844 overlijdt laat hij f 43.556,- na. Lonen en arbeidsduur
Bakkers hadden en zwaar beroep. Er moest lang en 's nachts worden gewerkt. In zijn boek “Koninkrijk Vol Sloppen” legt Auke van der Woud er de nadruk op. Uit Gevolgtrekkingen Arbeidsenquête 1893 in Amsterdam blijkt: De langste werktijd hebben de bakkergezellen. In gewone bakkerijen staan zij de eerste vijf werkdagen per week veertien à zeventien, des Zaterdags twintig à vier en twintig uren achtereen, ofschoon zij daar tusschen vrije ogenblikken hebben. Een bakkerij, waar de werktijd tot twaalf en des Zaterdags tot zestien à zeventien uren beperkt blijft, wordt als een gunstige uitzondering gerekend. Een soortgelijke enquête uit 1895 in Leeuwarden, uitgevoerd door de Werkkring van de afdeling Leeuwarden van de vereniging ”Door Arbeid tot Verbetering”, geeft soortgelijke resultaten. Uit het rapport van de werkkring blijkt het volgende: Per week verdient een bakker weliswaar meer dan een losse arbeider, maar per uur niet. Weekloon gulden
Uurloon centen
aantal
laagste
hoogste
normaal
laagste
hoogste
normaal
bakkers, brood
107
4
12
-
10
15
12,5
bakkers, koek
19
3
11
-
-
-
-
losse arbeiders
413
2
9
-
9
15
12 à 15
timmermannen
180
-
-
-
9
18
15
Opgemerkt wordt dat de lonen de laatste 30 à 40 jaar min of meer belangrijk zijn gestegen. Een groot werkgever betaalt thans f 2,5 à f 3,5 per werknemer meer. In 1851 was het loon voor de 1e of meesterknecht in een werkplaats, die nog bestaat f 5,5 thans f 11,- per week. In de bouw worden de lonen gedrukt door de lage inschrijvingen. Aan de werktijden van de bakkers wijdt de werkkring een aparte paragraaf. De werkkring merkt op: De veel besproken arbeid bij de broodbakkers en in de broodfabriek verdient een afzonderlijke behandeling. Vastgesteld wordt dat van uniformiteit in beloning en werktijden geen sprake is. Elke patroon werkt anders. Slechts zelden woont de bakkersknecht ten huize van de patroon. Regel is dat de knechts 's avonds ten 5,6,7,8,9 of 10 uur aanvangen. 't Werk wordt dan onafgebroken tot de volgende ochtend 5,6,7,8,9 of 10 uur voortgezet. Op de 5 gewone werkdagen van de week is de werkduur in het gunstigste geval 12 à 13 uur daags, bij sommigen 15 à 16 uur. Zaterdag duurt in elke bakkerij de arbeid tot in de middag. De kortste Zaterdagwerktijd van een bakkersknecht is 18 uur. Voor velen is het echter 20 uur. De werkuren per week voor bakkersgezellen zijn dus in het gunstigste geval 5*12 + 1*18 = 78 uren en in het ongunstigste geval 5* 15 + 1* 20 = 93 uren. Een paar bakkerijen werken met dag- en nachtploegen, die elke week onderling wisselen. Van elke ploeg is de werkduur 75 à 78 uren per week. De bakkersgezellen blijven gedurende de dagtaak in de bakkerij; geregelde schaft is er alleen gedurende de dagploegen. De patroon verschaft brood, koffie of thee. Tijdens het nuttigen daarvan wordt een korte rust gegund. De Maandagwerkdag begint op de Zondagavond. Met de Arbeidswet van 1919 werd de bakkernachtarbeid geregeld. Een eerdere poging om de zondags- en nachtarbeid te beperken werd gedaan door minister Talma. Hij diende in 1908 de Bakkerwet in. In 1912 werd deze verworpen, omdat het te bezwaarlijk werd geacht voor de kleine bakkers. Overzicht van bakkers
1. Andries Ernstes (1796-1824), z.v. Ernst Wiggers, bakkersknecht in Paesens 2. Barber Jans (1801-1859), d.v. Jan Wiggers, bakkersche in Morra 3. Bauke Eelkes (1821-1846), z.v. Eelke Wiggers, bakker in Leeuwarden Weerdt no. 36 en Tuinen (B079) 4. Bokke Wiggers (1753-1824), z.v. Wigger Meinderts, mr bakker in Leeuwarden, op 't Noordvliet M46, 5. Bokke Wiggers (1845-1871), z.v. Johannes, bakker bij zijn vader in Leeuwarden 6. Bokke Ernstes (1801-1874), z.v. Ernst Wiggers, bakker en winkelier in Oosternijkerk. 7. Bokke Wiggers (1804-1878), z.v. Wigger Bokkes, mr bakker in Leeuwarden, op't Noordvliet, M 4 8. Douwe Wiggers (1766-1844), z.v. Wigger Meinderts, bakker in Ee met 2 (?) bakkerijen, ongehuwd 9. Eelke Wiggers (1761-1819), z.v. Wigger Meinderts, bakker in Ee, later boer 10. Eelke Meinderts (1777- 1848), z.v. Meindert Wiggers, bakker in Leeuwarden, Weerdt no.34 11. Ernst Wiggers 1770-1846, z.v. Wigger Meinderts, mr. bakker te Paesens 12. Ernst Wiggers (1824- 1878), z.v. Wigger Erntes, bakker in Anjum 13. Ernst Bokkes (1833- 1913), z.v. Bokke Ernstes, Bakker in Oosternijkerk 14. Ernst Pieters (1837-1902), z.v. Pieter Ernstes, bakker te Blija. 15. Ernst (1834-1906), z.v. Meindert Ernstes, bakker te Augustinusga. 16. Gerhardus (1850-1932), z.v. Meindert Ernstes, bakker te Ee. 17. Harke Bokkes (1845-1926), z.v. Bokke Ernstes, bakker te Anjum. 18. Jacobus Fredericus (1850-1931), z.v. Wigger, banketbakker in Amsterdam. 19. Jan Wiggers (1755-1820), z.v. Wigger Meinderts, bakker boer in Morra 20. Johannes Meindersma (1811-1862), z.v. Wigger Bokkes, mr bakker Amelandspijp K13, te Leeuwarden 21. Johannes Nicolaas (1826-1913), z.v. Wigger Bokkes, bakker in Leeuwarden B 23, aan de Korfmakerspijp 22. Johannes (1865-1896), z.v. Wigger, bakker te Leeuwarden, Bij de Put 1 23. Marjonelle Yolande (1965- ), taartenbakster, eigenaresse van Taart! 24. Meindert Wiggers (ca 1689-1747 ), z.v. Wigger Douwes, mr bakker in Paesens. De 1e bakker in dit geslacht 25. Meindert Wiggers (1748-1784), z.v. Wigger Meinderts, bakker in Paesens 26. Meindert Eelkes (1803-1868),z.v. Eelke Meinderts, mr. bakker in Leeuwarden, Noorderpoort 27. Meindert Ernstes(1808-1886), z.v. Ernst Wiggers, bakker, eerst 5 jaar in Kollum, daarna in Ee; bakkerij voortgezet door jongste zoon en in 1890 opgeheven 28. Pieter Ernstes (1804-1858), z.v. Ernst Wiggers, bakker in Lioessens en daarna in Paesens, in de periode 1849-1859 29. Pieter (1805-1889), z.v. Wigger Bokkes, bakker te Leeuwarden aan de Korfmakerspijp B23 30. Pieter (1872-1947), z.v. Ernst Pieters, bakkerknecht in Lutkewierum en bakker in Zuid-Limburg 31. Sjoerd (1872-), z.v. Wigger, bakker te Harlingen 32. Tabe Ernstes (1860-1921), z.v. Ernst Meinderts, bakker in Augustinusga 33. Wigger Meinderts (1720 - 1796), z.v. Meindert Wiggers, bakker in Paesens 34. Wigger Meinderts (1772-1824), z.v. Meindert Wiggers, bakker in Nes en Anjum 35. Wigger Bokkes (1783-1860) z.v. Bokke Wiggers, mr.bakker hoek KorfmakerstraatVoorstreek, richt. Koningstraat. Leeuwarden B23 36. Wigger Ernstes (1794-1848), z.v. Ernst, bakker te Anjum B.146 37. Wigger Pieters (1847-1930), z.v.. Pieter, bakker in Doezum. 38. Wigger Ernstes (1864-1938), z.v. Ernst Bokkes, bakker in Oosternijkerk 39. Ynske Meindersma–Douma (1824-1878), wed. van Wigger Ernstes, bakker te Anjum 40. Andries Jeltes Overdiep (1813-1837), ev Sjoerdtje, mr. bakker te Heerenveen 41. Meindert Tjallings Meinder(t)sma (1811-1844), z.v. Tjalling Lieuwes, bakker te
Wierum 42. Wybe Ypma (1864-1937), e.v. Margaretha (1827-1859), banketbakker in Leeuwarden 43. Wybe Sjoerd van den Berg, e.v. Greetje, bakker in Leeuwarden aan de Amelandse Pijp.