Bron artikel Lucas Derks: http://www.sociaalpanorama.nl/articles/Trans.htm Drs. Lucas Derks is sociale wetenschapper werkzaam bij onder andere het Internationale Laboratorium voor het Onderzoek van de Mentale Ruimte.
Snappen jullie transdisciplinaire kennisoverdracht?
Door drs. Lucas Derks 2000
Als wetenschapper schrijf je onderzoeksvoorstellen, artikelen en papers --want die leveren subsidies, publicatie-punten en congresbijdragen op. Je probeert daarin vakgenoten te overtuigen van het belang van jouw werk. Zo werkt het beklimmen van de ivoren toren nou eenmaal. Lees of hoor je zelf een onderzoeks-verslag, artikel of paper van een collega, dan zul je meestal eerst nagaan of dit tot jouw vakgebied behoort. Valt het buiten jouw terrein dan ga je misschien op zoek naar inconsekwenties en tegenstrijdigheden, met het doel de ander daarop te kunnen wijzen. Hoort het wel tot jouw terretoor, dan zoek je ook naar inconsistenties maar vooral naar van jouw eigen werk afwijkende visies, methoden en conclusies, om van daaruit kritiek te formuleren. Wijs je een vakgenoot 'en publique' op onjuistheden, dan help je daarmee de wetenschap vooruit en groei je zelf ook als wetenschapper; en wie wil dat niet? Milieu-activisten bijvoorbeeld, die hunkeren meestal totaal niet naar (elitaire) wetenschappelijke status. Zij mikken veel meer op de massa en op de politiek. Zij willen via direct- mailing, TV-spotjes, free publicity, talk shows, documentaires en openbare debatten medestanders, leden en donateurs winnen. Zij willen zo vaak mogelijk op de radio, de TV en in de krant. Want de mensheid en de natuur moeten ze redden, en daar is enorme haast bij. Activisten hebben geen tijd voor wetenschappelijk geneuzel, computer simulaties en het uitkouwen van meetgegevens. In tegendeel, zij zien meestal dat wetenschappelijk onderzoek het nemen van maatregelen vertraagt. En zo ergens halverwege tussen de ivoren toren en de millitante activisten in, zijn mensen bezig om via bestuurlijke en technische middelen complexe problemen te verhelpen. Ze doen dat samen, omdat ze geloven dat geen enkel vakgebied de know how heeft om deze problemen zelfstandig op te lossen. Met name milieu-problemen gaan de deskundigheid van iedere expert te boven. Veel van het door de SKB gesponsorde projecten behoren tot die categorie.
De oplossing word gezocht in inter- en transdisciplinaire samenwerking. Ambtenaar werkt met bioloog, bioloog werkt met chemicus, chemicus werkt met jurist, jurist werkt met aannemer, aannemer werkt met boer, boer werkt met ecoloog. Algemene intellectuele vermogen --wijsheid, inzicht en beoordelingsvermogen-- zijn daarbij belangrijker dan specialistische kennis van details; al kan het ook niet zonder dat laatste. 'Veel weten meer dan één' daar gaat het eigenlijk om. Alleen indien het lukt om kennis van de ene dicipline naar de andere uit te wisselen werkt het productief. Anders heb je slechts een transdiciplinair Babylon geschapen. Dus een essentiële vraag is: Hoe moeten we dergelijke transdiciplinaire kennisoverdracht vormgeven?
Definities
Voor wie van definities houdt: Interdiciplinaire samenwerking betekend, dat afzonderlijke vakgebieden hun eigen bijdrage in deskundigheid leveren voor de oplossing van een probleem. Bijvoorbeeld, een econoom doet het economische- en een advocaat het juridische deel ervan. Interdiciplinair is de optelsom van expertise uit verschillende vakgebieden. Transdisciplinair betekend vakgebied overschrijdend. In dit artikel gebruiken we transdisciplinaire samenwerking, transdisciplinair probleemoplossen en transdisciplinaire kennisoverdracht. Transdisciplinaire samenwerking heeft zin als de problemen de competentie van een interdiciplinair team te boven gaan: een optelling van deskundigheid is niet voldoende, er is een vermenigvuldiging van expertise nodig. Kennis-overdracht is het ontwikkelen van visies en vaardigheden via de communicatie met anderen. Transdisciplinaire kennisoverdracht is het ontwikkelen van visies en vaardigheden via de communicatie met mensen uit andere vakgebieden. Transdisciplinaire kennisoverdracht is een voorwaarde om visies en vaardigheden te ontwikkelen die de competentie van de afzonderlijke disciplines te boven gaan. De vermenigvuldiging van expertise gaat via een proces van uitwisseling.
Succesvoorwaarden.
Wanneer je met een projectgroep van mensen van verschillende vakgebieden bijelkaar zit om concrete complexe problemen op te lossen, die niemand vanuit zijn eigen vak alleen aankan, en die ook niet via een optelsom van vakgebbieden oplosbaar lijken, dan is transdisciplinair werken de aangewezen weg.
Wat zijn de voorwaarden waar transdiciplinair werken aan moet voldoen om succes te kunnen hebben? Die voorwaarden zijn: 1) Bijdragen uit verschillende disciplines moeten als gelijkwaardig worden beschouwd. 2) De taal die gesproken wordt moet ook transdisciplinair zijn, zodat iedereen mee kan praten, ook zonder inwijding in jargon. 3) Er moet een methodiek van kennisuitwisseling worden gehanteerd, waarbij iedereen afwisselend leerling en leraar kan zijn. 4) Het onderscheid tussen 'leek' en 'expert' moet worden losgelaten, zodat iedereen met evenveel gezag binnen en buiten zijn vakgebied kan spreken. 5) Deelname vanuit bijna elk belang moet worden geaccepteerd.
Wat kun je doen om aan die succesvoorwaarden te voldoen?
Ik zal nu in grote lijnen aangeven hoe je aan deze vijf voorwaarden voor transdiciplinaire kennisoverdracht tegemoed kan komen. 1) Bijdragen uit verschillende diciplines moeten als gelijkwaardig beschouwd worden. De meeste mensen zijn trots op hun vak. Ze hebben dat niet voor niets gekozen; ze hebben zich ermee geïdentificeerd --ze zijn hun vak. En als jouw vak beter is, ben jij ook beter. Dat je denkt dat jouw vakgebied meer of minder waard is, dan andere diciplines wordt via onze cultuur doorgegeven. Bij ons worden archeologen minder hoog aangeschreven dan chirurgen. Toch weten chirurgen weinig van opgravingen. Die gelijkwaardigheid of ongelijkwaardigheid van diciplines is aangeleerd en zit dus in ons hoofd. In je gedachte zie je jouw hooggewaardeerde vakbroeders vast boven alle andere mensen verheven staan. Door je dat (onbewust) zo voor te stellen creëer je de ongelijkheid. Maar iedereen kan meestal gemakkelijk leren om vakgebieden als even belangrijk te zien: Zet ze daarvoor op gelijke hoogte en afstand. Ontleende je vroeger je status en stevigheid aan je discipine, als je vakgebiedoverschijdend wil samenwerken zul je iets anders moeten vinden om 'te zijn'. Dacht je vroeger: Hier kom ik, hier komt de advocaat... Nu zal dat ergens op de tweede plaats moeten staan. Maar als iedere inbreng gelijkwaardig is, hoe stel je dan paal en perk aan het opdraven van irrelevante stokpaardjes?
2) De taal die gesproken wordt moet ook transdiciplinair zijn.
Achter jargon kun je je verschuilen. Mooie technische termen suggereren superieur inzicht. Als jij woorden kent die anderen niet snappen, dan kun je je beter, slimmer en gestudeerder voelen. Zeg het in het latijn, in het engels of in AFKO's! Maar soms heeft een mens dat toch gewoon nodig? Hoewel jargon jouw hierarchische positie vaak lijkt te versterken gebeurt uiteindelijk meestal het tegendeel: je raakt geisoleerd. De waardering voor iemand die alles 'haarfijn duidelijk maakt' is vaak groter dan die voor de beroepsdeformant met visusequestres en secretofonie. Het is vaak niet zo moeilijk om je te verplaatsen in een buitenstaander, en je af te vragen: begrijpt hij of zij deze termen? Maak je eigen om in synoniemen te spreken. Dat betekent dat je wel het jargon woord gebruikt, maar tegelijkertijd steeds een vertaling in gewoon Nederlands erbij geeft. "Infiltratie van hulpstoffen" wordt dan: 'Infiltratie van hulpstoffen', met andere woorden, het 'iets lekkers bijvoeren aan de beestjes die de vuile troep op moeten eten in de grond'. Door zelf jouw waardering voor begrijpelijke taal op te schroeven, kun je dit als gedragscode ondersteunen. Vraag je af wat jezelf achter jouw jargon tracht te verbergen?
3) Er moet een methodiek van kennisuitwisseling gehanteerd worden waarbij iedereen afwisselend leerling en leraar is. Transdiciplinaire kennisoverdracht vraagt om speciale werkvormen, die ergens tussen 'hoorcolleges' en 'theekransjes' in zitten. Onze hoofden zitten vol met voorbeelden van juffen en meesters, wetenschappelijk hoofddocenten en professoren. Maar moeten we die copieren als we zelf onderwijs geven? Willen we nieuwsgierig en onderzoekend onze kennis uitwisselen in een groep, dan noemen we dat tegenwoordig meestal een 'workshop'. Of bijvoorbeeld een 'ronde tafel seminar': vier flipovers en twee overhead projectoren omgeven een cirkel van ongeveer 12 deelnemers. De voorzitter biedt ruimte aan een grote variatie in 'hybride' (zeer wisselende) werk en presentatievormen. Maar het organiseren van een geslaagde 'workshop' is geen sinecure. Alles valt of staat bij het vinden van een geschikte voorzitter. Onpartijdigheid, leiderskwaliteiten en overzicht van het probleemveld moeten gekoppeld zijn aan frustratiebestendigheid en motivatie. De voorzitter moet gevoelig zijn voor de signalen van verveling, verwarring, irritatie en irrelevantie, en daar vanuit sturing geven. Soms is dat in één persoon niet allemaal te vinden, dan heb je er twee nodig; maar die moeten het dan met elkaar kunnen vinden. De voorzitter moet een voorbeeld zijn van de hier genoemde succesvoorwaarden: Zij of hij moet de cultuur en werksfeer scheppen binnen de projectgroep. De voorzitter moet volkomen eenduidig en helder zijn eigen belang duidelijk maken en daarnaast moet zij of hij de verscheidenheid aan belangen van de projectdeelnemers respecteren. Het verdient aanbeveling ombij het leiden van zo'n workshop van een 'post moderne' onderwijsopvatting uit te gaan. Deze stelt dat; gegeven hun motivatie, leerlingen uit de leersituatie conclusies trekken, deze generaliseren tot overtuigingen, die daarna hun gedrag gaan sturen. Welke
conclusies getrokken worden hangt puur af van de onzekerheden van de leerling. De leerling leert om zeker te worden over waar hij onzeker over is. Daarnaast leert iemand ook onbewust via de voorbeelden van anderen die hij voorgeschoteld krijgt; leren door anderen na te volgen. Het bereiken van consensus behoort niet tot het leerproces. Maar indien er besluiten genomen worden dan dienen er wel algemeen geaccepteerde democratische principes te gelden. Deze 'post moderne' opvatting staat tegenover de 'moderne' visie, waarin men er vanuit gaat dat leerlingen leren via vooraf gestructureerde programma's. Iedereen leert daarbij hetzelfde en op dezelfde manier. Geprogrammeerde instructie, is als het ware het ideaal van de 'moderne' opvatting. Workshops op basis van een 'post moderne' visie zullen uitblinken door een veelheid van invalshoeken, deskundigheidsnivo's en presentatievormen. Het mag gerust wat minder gestructureerd overkomen, indien er maar voor gezorgd word dat iedereen betrokken blijft. Dit laatste vergt het voortdurend monitorren van de interesse van de workshopdeelnemers. Een cultuur van vragen stellen wordt heel belangrijk. In zo'n workshop zal het oproepen en stellen van vragen extra gewaardeerd moeten worden; de voorzitter geeft het voorbeeld. Een goeie vraag gaat immers aan iedere vooruitgang van kennis vooraf. "De vraag is het antwoord." Binnen een 'vraag cultuur' is het de kunst om in iemands vraag te horen welke informatie hij of zij zoekt. Een instrument om dit te herkennen is de zogenaamde leertoren: Vraagt iemand naar de betekenis van woorden en symbolen? Of vraagt iemand in welke categorie iets geplaats moet worden? Of stelt iemand een vraag vanwege een verschil in opvatting? Of zoekt iemand naar de toepassingsmogelijkheden van het gebodene?
4) Het onderscheid tussen 'leek' en 'expert' moet worden losgelaten. Met het loslaten van de grenzen van de vakgebieden zullen ook de rangen en standen binnen de vakgebieden op de achtergrond raken. Met name zal de rol van 'de specialist' minder centraal komen te staan. Maar dat is lastig in een samenleving waarin het je specialiseren beloont wordt. Een vaatchirurg is gespecialiseerder dan een huisarts, en we vinden het daarom logisch dat de chirurg het driedubbele verdient. Universiteiten leiden specialisten en experts op; steeds meer weten van steeds minder. Een sterke vereenzelviging met je specialisme staat transdiciplinair onderzoek in de weg. Waren het in de geschiedenis van de wetenschap niet altijd de gerenomeerde experts die nieuwe ontwikkelingen tegenwerkten? Vanaf hun strepen riepen ze:"Dat kan niet! Dat bestaat niet!" Toch heb je binnen elk project een grote behoefte aan deskundigheid. Daarom is het soms beter om experts in de vorm van adviseurs te laten functioneren dan als teamlid. Transdisciplinaire kennisoverdracht is een uitwisseling; daarom moet aan het begin van een project duidelijk gemaakt worden dat alle deelnemers buiten hun boekje mogen gaan; ze mogen met gezag beweringen doen over dingen die buiten hun discipline vallen. Zou het niet beter zijn om mensen die in de eerste plaats de herbevestiging van hun deskundigheid zoeken, af te raden om aan transdisciplinaire kennisoverdracht deel te nemen?
5) Deelname vanuit bijna elk belang wordt geaccepteerd. Hoe diverser een projectteam, hoe meer verschillende vragen er opkomen, en hoe meer er te leren valt. Maar de oplossing van het probleem waarvoor de projectgroep is gevormd, hoeft niet voor iedere deelnemer automatisch ook hun motief voor deelname te zijn. Het kan zelfs zijn dat er mensen meedoen die het tegenovergestelde nastreven; die erbij willen zijn, om het project vanwege 'politiek redenen' tegen te werken. Daarom zal het niet altijd lukken om een project-doelstelling te formuleren waarin alle deelnemers hun eigen belangen herkennen. Toch spelen voor het voortbestaan van een transdisciplinair team de verschillende motieven en belangen een cruciale rol. Mensen gaan niet zomaar een deel van hun kostbare tijd in een project steken; ze zijn belanghebbers, ze hebben inzet, ze zijn 'stake holder'. Je kan er gerust vanuit gaan dat iedere betrokkene een eigenbelang, een groepsbelang en een maatschappelijk belang behartigd. Het laatste valt meestal samen met de doelstelling van het project, maar het eigen- en groepsbelang kan soms onduidelijk zijn. Wanneer het eigen belang geheim gehouden wordt, of wanneer politieke belangen onbesproken blijven, dan kan dat leiden tot onverwachte en onbegrijpelijke ontwikkelingen binnen een transdiciplinair team. Alles kan volledig instorten en daarom is inzicht in de belangen van de betrokkenen urgent. Om de deelnemers te vrijwaren van onaangename verassingen moet er afgespoken worden dat ieder belang, hoe zelfzuchtig of altruistich ook, bestaansrecht heeft. Elk belang mag. Dat sluit niet uit dat somige belangen onvereenigbaar zijn met de openbaarheid ervan. Sommige politieke of persoonlijke agenda's verdragen niet om bij anderen bekend te zijn. Niets aan te doen. Een 'stake holder analyse' bestaat uit het zoeken naar de verschillen en overeenkomsten in de belangen van de participanten in een transdiciplinair project. Het beste kan een buitenstaander dat doen via een serie korte persoonlijke interviews. Zou dit niet ook een mooie taak voor de voorzitter zijn?
Ten slotte
Effectief vakgebied overschrijdend samewerken aan complexe problemen vergt het doorbreken van een aantal vanzelfsprekendheden. Bij het lezen van dit artiekel heeft U vast ondekt dat U al lang aan transdisciplinaire kennisoverdracht doet. Heeft U vanuit uw vakgebied en ervaring hier nog iets aan toe te voegen?