Biomonitoring van levensgemeenschappen op sublitorale harde substraten in Grevelingenmeer, Oosterschelde, Veerse Meer en Westerschelde Resultaten
t/m 1995
G.W.N.M. van Moorsel
A S7
Bureau waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & miliei
Biomonitoring van levensgemeenschappen op sublitorale harde substraten in Grevelingenmeer, Oosterschelde, Veerse Meer en Westerschelde Resultaten Vm 1995
G.W.N.M. van Moorsel
Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Po6tb6 365. 41d)Al Culcmborg
'
Telcfoon 0345 - 512710, Fa( 0345 - 519E4]9
opdrachtgever: Rijkinstifuut voor Kust en Zee
februari1996 proiect nr.94.110 rapport nr.96.14 @ Bureau Waardenburg bv / Rijksinstituut voor Kust en Zee Nieb uitdit rapport magworden verveelvoudigd etr/of openbaargemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie. microfilm of op welke andere wipe dan ook. zonder voorafgaande sdrriftelijke toestemming van de opdradrtgever en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het
is
vewaardigd.
Inhoud
Voorwoord
.......5
5
6
Literatuur
31
Voorwoord
Door Rijkswaterstaat is in 1989 het ondezoeksprogramma BIOMON gestart. Onderdeel daarvan is de biologische monitoring van levensgemeenschappen op harde substraten in getijdezone en sublitoraal van de Deltawateren. In opdracht van het Rijksinstituut voor Kust en ZeelRIKZ (voorheen de Dienst Getijdewa-
teren) is door Bureau Waardenburg
in 1995 - evenals in'1989 tlm'91 en '93 Um'94-
een inventarisatie uitgevoerd van de levensgemeenschappen in het sublitoraal van het Grevelingenmeer (twee locaties), de Oosterschelde (vijf locaties), het Veerse Meer (twee locaties) en de Westerschelde (twee locaties). Het ondezoek bestond uit het uitvoeren
van transectanalyses. ln dit rapport worden de gegevens uit 1995 gepresenteerd. Deze worden vergeleken met de resultaten van voorgaande jaren.
Het onderwateronderzoek werd uitgevoerd door H.W. Waardenburg, G.W.N.M. van Moorsel en J. Begeman. Voor determinaties zijn wij dank verschuldigd aan Dr l. Bartsch (Biologische Anstalt Helgoland, Hamburg), Drs. D. Platvoet (lnstituut voor systematiek en populatiebiologie, UVA, Amsterdam) en Professor Dr J.H. Stock (Serooskerke Schouwen).
1
Inleiding
Het onderzoeksprogramma BIOMON heeft tot doel gedurende een reeks van jaren gegevens te verzamelen van een aantal vaste locaties zodat eventuele veranderingen in de loop der tijd gesignaleerd worden. Zo mogelijk worden zij gerelateerd aan veranderin gen in milieu-omstandigheden. Ondezoek aan vastzittende organismen heeft als voordeel boven ondezoek aan mobiefe soorten datzij als indicator voor milieu-omstandigheden ter plaatste kunnen worden gebruikt. Een aantal van deze soorten is dan ook als indicatororganisme opgenomen in de AMOEBE-benadering van Rijkswaterstaat voor de Deltawateren, zoals de Zeeanjelier (Metridium senile), de Platte oester (Ostrea edulis), de Mossel (Mytilus edutis) en het Suikerwier ( Lam
in
ari a sacch ari n a).
Sinds 1977 is door Bureau Waardenburg veel ondezoek uitgevoerd in de Deltawateren
in zuidwest Nederland. De verschillende ondezoeken werden meestal uitgevoerd in het kader van de Riikswaterstaat projecten HARDSUB, AFWERK en EOS. Een aspect daarvan was het opstellen van een typologie van onderwaterlevensgemeenschappen zoals deze worden aangetroffen in de Oosterschelden (Waardenburg 1990a). De resultaten die in het kader van het project BIOMON zijn verkregen in de opnamejaren 1989, 90,9'1, 93 en '94 zijn vermeld in Van Moorsel etal. (1995). De ontwikkelingen in de onderwaterlevensgemeenschappen in het Grevelingenmeer zijn relatief goed ondezocht. Voor de ontwikkelingen die zich als gevolg van de afsluiting op het transect bij Dreischor hebben voltrokken zie Waardenburg (1982). Resultaten over
de periode 1979-1988 staan in Waardenburg et al. (199O).ln 1994 heeft op 16 transecten in het Grevelingenmeer tevens een ondezoek plaatsgevonden waarbij o.a. de aangroei van (voor)oeververdedigingen werd opgenomen (Van Moorsel en Begeman
'199r.
Een
ovezicht van de ontwikkelingen op hard substraat in het Grevelingenmeer
over de periode '1979 tot en met 1995 staat in Van Moorsel (1996). ln vergelijking met het Grevelingenmeer en de Oosterschelde is weinig bekend van de levensgemeenschappen op het harde substraat onder de laagwaterlijn in het Veerse
Meer en de Westerschelde. Behalve in het kader van BIOMON is in 1984 in de Westerschelde een beperkt onderzoek uitgevoerd (Waardenburg et al. 198y',). Evenafs in vorige onderzoeksjaren werd in 1995 elke locatie eenmalig bezocht. Langs een
transect werden onderwateropnamen gemaakt hetgeen inhield dat van alle waargenomen soorten de bedekking in de verschillende zones werd genoteerd.
2
De ondezoekslocaties
De geografische ligging van de ondezoekslocaties is weergegeven in Fig. 1. In getijde-
wateren worden dieptes opgegeven ten opzichte van de gemiddelde laagwaterlijn (C.L.W.). ln Tabel 'l staan de opnamedata. Tabel 1. Opname data BIOMON locaties 1995
Grevelingenmeer
Oosterschelde
Veerse Meer
Westerschelde
2.'l 2.1.1
Preekhilpolder
25-9-9s
Dreischor
.25-9-9s
Zijpe Schelphoek
29-9-95 26-10-95
Zuidbout
26-10-95
Gorishoek
27-9-95
Wemeldinge
28-9-95
Vrouwenpolder Jonkvrouw Annapolder
26-9-95 27-9-95
Ritthem
28-9-95
Kruiningen
28-9-95
Grevelingenmeer
Preekhilpolder(Ouddorp) Langs de noordoever van het Grevelingenmeer is er, afgezien van de sinds de afsluiting
in'1971 gestorte grinddammen, relatief weinig ouder hard substraat aanwezig. Het komt vrijwel nergens dieper dan 6 m diepte voor. Waar het transect is gelegd (Fig. 1.1) is dit ook niet het geval. Het harde substraat bestaat uit grote stukken natuursteen en is ter plaatse in een soort waaier voor de dijkvoet gestort. Daar waar dit toegepast is, is de bodembedekking door hard substraat -8O %. De stukken steen hebben een gemiddelde diameter van -60 cm.
Door de expositie op het zuidwesten en de relatief lange strijklengte over vrij water voor het transect is dit een delen van het meer die het meest door golfslag worden beïn vloed. Hoewel de aanwezigheid van hard substraat op ongeveer 6 m ophoudt loopt de geulhelling tot grotere diepte door.
9
1. Preekhilpolder
2. Dreischor
3.Zlpe
4. Schelphoek
5. Zuidbout
6. Gorishoek
Figuur 1. Geografische ligging van de ondezoekslokaties
7. Wemeldinge
8. Vrouwenpolder
Jonkvrouw-
9. Jonkvouw-Anna-Polder
11 .
Kruiningen
10. Ritthem
2.1.2
Dreischor
Dit transect ligt een tiental meters oostelijk van het gemaal van Dreischor (Fig. 1.2). De Grevelingengeul komt tot op 25 m vanaÍ de dijkvoet. Tussen de dijkvoet en de geulrand bestaat de bodem uit zand. De geulrand zelf is bestort met basaltblokken. Deze hebben een diameter van
-70 cm. Daaronder is de helling bestort met hoofdzakelijk kalksteen. tot -6 m diepte fijn zand en zo hier en daar wat veen. Op gro-
Daartussen bevindt zich
tere diepte is een duidelijke sedimentatie opgetreden, die is ingezet na de afsluiting van
de Grevelingen in 1971. Vanaf 6 m steekt er naar beneden toe steeds minder substraat door de zachte bodem. Vanaf -14 m zijn enkel nog de hoogpte delen zichtbaar van twee grote betonnen elementen (2.g. opzetmuurtjes) die hier zijn gedumpt. De sliklaag die zich sinds de afsluiting kon vormen op de geulbodem (20 m) was in 1993 > 90 cm dik.
22 2.2.1
Oosterschelde Ziipe Deze locatie ligt voor de dijk ten zuiden van de voormalige veerhaven, ter hoogte van de
daar aanwezige radarpost (Fig. 1.3). Op ongeveer 2 m onder de laagwaterlijn bevindt
zich een veenbank van
-40 cm dikte. De helling loopt
als gevolg daarvan eerst wat
minder steil tot ongeveer 4 m uit de teen van de dijk. Daaronder verloopt de helling over een hoek van -45o af tot meer dan 30 m diepte. Tot -10 m diepte bestaat de helling voor - 60% uit boven het zachte substraat uitstekende stenen. Tussen deze stenen ligt
fijn, wat slikkig zand. Daaronder neemt de hoeveelheid hard substraat die nog boven het zachte substraat uitsteektaf. Anno 1994is ervanaf -18 m diepte geen hard substraat meer te zien. Dit is het gevolg van de sluiting van de Philipsdam in 1987, waardoor de stroming in het Zijpe drastisch is afgenomen. Sindsdien is er sprake van sedimentatie van fijn slib. Dit slib vormt vanaf -10 m diepte het aan het water geëxponeerde deel van het zachte substraat. Deze locatie is door Bureau Waardenburg van 1979
tot 1986 3 x
per jaar bezocht.
Daama is dit minder frequent, doch tenminste 1 x per jaar gebeurd.
2.2.2
Schelphoek Deze locatie is gelegen voor de oude Oosterscheldedijk die ieb verder westelijk in 1953 is
doorgebroken. Ter plaatse is er onder water een steenbestorting aangebracht die een onderwaterdam vormt loodrecht op de richting van de dijk. De opnamelocatie ligt aan de westkant van deze "dam" (Fig. 1.4). De helling is bestort met natuursteen en in mindere
mate met puin in de vorm van oude bakstenen. Tussen de het zichtbare deel van de stenen ligt zacht substraat in de vorm van slikkig zand. De bedekking door hard substraat
bedraagt -60 o/". Er is op het transect sprake van een grote variatie in bodemgesteldheid. Nabij de knik in de dijk is tot op 8 m diepte sprake van een kale gruishelling. lets meer
12
naar het westen bestaat de helling uit stenen. T'rjdens de opname in 1994 was ei sprake van een naar beneden gerichte stroming.
Deze locatie is door Bureau Waardenburg van 1979 lot'1986 3 x per jaar bezocht. Daarna is dit 1x per jaar gebeurd.
2.2.3
Zuidbout
Dit betreft een strekdam die ter hoogte van de plaab Ouwerkerk in de Oosterschelde steekt. Het opnametransect ligt in zuidoostelijke richting aan het eind van de strekdam (Fig. 1.5). Ter plaatse is de helling bestort met grote brokken natuursteen en pleksgewijs met zeer grote stukken puin. De helling verloopt onder een hoek van -45o en is voor ongeveer 70 % bedekt door hard substraat. Het zachte substraat rondom de stenen uit bestaant uit slikkig zand. Deze locatie is door Bureau Waardenburg van 1979 Daarna is dit slechts 1 x per jaar gebeurd.
2.2.4
tot 1986 3 x per jaar bezocht.
Gorishoek
Het transect is gelegen aan het eind van de strekdam bij Gorishoek (Fig. 1.6). De dam
is
200 m lang en gaat ook beneden de laagwaterlijn nog een eind door. De met stenen bestorte helling loopt door tot meer dan 30 m diepte. Het substraat bestaat uit vrij grote stenen met een doorsnee van -50 cm. ln de wiezone van het sublitoraal bedekken deze ongeveer 7O7" van de bodem met daartussen fijn tot slikkig-fijn zand. Het oppervlak aan hard substraat wisselde in de loop van het ondezoek. Dit als gevolg van het "wandelen"
van slik- en zandribbels. Onder de wiezone varieert de hoeveelheid direct aan het water blootgesteld hard substraat van 10 tot 50%. De hellingshoek is ongeveer I op 2. Deze locatie is door Bureau Waardenburg van '1979 tot 1986 3 x per jaar bezocht. Daarna gebeurde dit tenminste 1 x per jaar
2.2.5
.
Wemeldinge
Dit transect ligt loodrecht op de dijkrichting ten westen van Wemeldinge (Fig. 1.7). De dijk vertoont hier een knik. De stroomgeul die evenwijdig aan de dijkvoet verloopt volgt deze knik niet, waardoor westelijk daarvan een slikbank aanwezig is. De afstand van de
dijkvoet tot de eigenlijke stroomgeul is -20 m. Vanaf de rand van de stroomgeul (-3,5 m) loopt de helling onder een hoek van 1 op 1,5 af. De gestorte natuurstenen hebben
-20 tot40 cm en bedekken ongeveer 60o/o van de bodem. Tussen het harde substraat bevindt zich tot -4 m diepte fijn zand. Daaronder meer slikkig Íijn zand. De expositie is zodanig dat er sprake kan zijn van een behoorlijke golfinvloed rond de
een doorsnee van
waterlijn. Deze locatie is door Bureau Waardenburg van 1979 Daarna gebeurde dit tenminste éénmaal per jaar.
13
tot 1986 3 x per jaar
bezocht.
23 2.3.'l
Veerse Meer
Vrouwenpolder De dijk langs het Veerse Meer verloopt tussen Vrouwenpolder en Veere in zuidoostelijke
richting (Fig. 1.8). Daar waar deze dijk een knik maakt ligt de opnamelocatie. Ter plaatse is de voor de dijk langslopende voormalige stroomgeul -23 m diep. De helling loopt aanvankelijk niet al te steil af en er ligt tot -3,5 m onder de waterlijn weinig hard substraat. Daaronder loopt de helling onder 45o af. Deze is daar versterkt door met stenen bestorte zinkstukken. Op veel plaatsen steken meer of minder vergane wilgentenen uit
de bodem. Het harde substraat bestaat uit brokken natuursteen die vanaf -3,5 m tot -23 m ongeveer 50 Y" van de bodem bedekken. Bovenin is de helling zandig en naar beneden toe wordt deze steeds slikkiger. De kleur van het zachte substraat verandert naar beneden toe van licht naar zeer donker.
2.3.2
JonkvrouwAnnapolder De Jonkvrouw-Annapolder aan de noordoever van het Veerse Meer wordt begrensd door een dijk die van noordwest naar zuidoost loopt. Ongeveer halvenvege ligt hiervoor een korte, tamelijk brede krib met daarop een groen licht. De opnamelocatie bevind zich precies voor deze krib (Fig. 1.9). Tot -1 m onder de waterlijn is de krib beschermd door een 'bestrating' met klinkers. Daaronder liggen verspreid enkele brokken natuursteen. Vanaf -3,5 tot -6 m ligt er meer hard substraat in de vorm van natuursteen. Daaronder neemt de hoeveelheid hard substraat weer drastisch af. Tussen het harde substraat bevindt zich tot -3 m fijn zand. Daaronder wordt dit meer slikkig. Dit slik wordt naar beneden toe steeds donkerder van kleur.
2.4 2.4.1
Westerschelde Ritthem
Het betreft de zeedijk ten zuiden van Ritthem tussen Vlissingen en de Sloehavens. De glooiing bestaat vanaf de laagwaterlijn uit grote brokken natuursteen. De stroomgeulhelling loopt ter plaatse onder een scherpe hoek af (Fig. 1.10). Het onderwater zicht kan op deze locatie zeer gering zijn.
2.4.2
Kruiningen
Dit transect ligt voor de westelijke havendam (Fig. 1.1'l). Vanaf de laagwaterlijn bestaat de helling uit middelgrote natuursteen. Door het ontbreken van enig zicht onder water kan er weinig worden gezegd over de opbouw en structuur van de helling.
14
3 3.1
Materiaal en methoden Opname methodiek De toegepaste methode is de volgende: De waarnemer begeeft zich naar het diepste punt (meestal -15 m) en zwemt daarna langzaam naar boven langs het transect. Voor zover de omstandigheden (diepte) dit toelaten wordt in een zevental zones (ondergrens: 15, 9, 7 , 5. 3, 2 en 1 m) met een op het oog zoveel mogelijk homogene verspreiding van
soorten een oPname van 50 x 50 cm gemaakt. Daarbij wordt de bedekking van de ondergrond voor iedere waargenomen soort geschat in percentageklassen. Daar waar het onderwaterzicht te slecht is om onder water voldoende te kunnen waarnemen worden stenen verzameld en de opnamen boven water gemaakt. De codering van de klassen die hierbij werd gehanteerd (zie Tabel 2) is afgeleid van die van de schaal van Braun-Blanquet
Tabel2.
(1
964).
Betekenis gehanteerde code Braun-Blanquet (B-B) en TWINSPAN (TW)
B-B
TW
o
3
de soort is aanwezig, geen bedekking bepaald
betekenis
r
1
zeer weinig individuen, sporadisch aanwezig
?
2
bedekking minder dan 57", individuen weinig
1
3
bedekking minder dan5o/o, individuen talrijk
2
4
bedekking 5-25%
3
5
bedekking 26-50%
4
6
bedekking 51-75%
5
7
bedekking 76-100%
Alle op het transect waargenomen soorten zijn genoteerd. Het voorkomen van de Boorspons (C/iona celata), het Muiltje (Crepidula fornicata) en aasgarnaal (Praunus flexuosus) werd alleen met aanwezig ('o') aangeduid. Voor sommige - veelal grote - organismen zijn aantallen per m2 genoteerd. Voor de bewerkingen zijn de bovenstaande klassen
aangehouden waarbij voor de soorten de bedekkingen volgens Braun-Blanquet zijn gegeven.
Uit de boven aangeduide zones zijn ook monsters genomen door substraat (stenen) mee naar boven te nemen om in het laboratorium de kleinere en voor de duikers onder water moeilijk zichtbare of te determineren soorten uit te kunnen zoeken met behulp van een (stereo-) microscoop.
Voor een aantal soorten kan de aanwezigheid in onvoldoende mate van zekerheid worden vastgesteld. Dit betreft soorten die door hun afmetingen of cryptische levenswijze onder water veelal slechts bij toeval worden opgemerkt. De spons Prosuberites epiphyfum is duidelijk zichtbaar zo gauw de korstvormende habitus enige dikte bereikt.
15
Indien slechts sprake is van een dunne laag op stenen wordt zij waarschijnlijk onderschat. Een aantal soorten zoals Gammaridea en kleine polychaeten duiken soms op in verza-
meld materiaal maar er is dan geen indicatie van dichtheid of verticale verspreiding. Zeerupsen (Polynoidae) worden ook vaak pas opgemerkt in vezameld materiaal. Tenslotte zijn er een aantal gevallen waarin de aanwezigheid of dichtheid niet altijd consequent is genoteerd (bijvoorbeel Diatomeeën). Om misverstanden te voorkomen is besloten is om de aanwezigheid van deze organismen in de opnametabellen aan te geven d.m.v. een "x" en bovendien alleen per transect. Bij de gebruikte afkortingen is in het algemeen uitgegaan van de eerste vier letters
van de genusnaam gevolgd door de eerste vier letters van de soortsnaam. In gevallen waarin verschillende genera op deze wijze dezelfde genusafkorting zouden krijgen werd een van de genera anders afgekort (Bï1v. Haliclona werd afgekort tot "Hall" om verwarring met Halichondria te voorkomen).
32
Bewerkingen van de datasets
Voor enkele organismen worden aan de hand van histogrammen de ontwikkelingen sinds 1979 aangegeven. De daarvoor geselecteerde soorten zijn gekozen op grond van hun sterke reactie op de afsluiting van de Grevelingen in 1972 (V,,laardenburg ef a/. 1990D.
Om de opnamen uit 1995 te vergelijken met eerdere opnamen van dezelfde locaties zijn de gegevens bewerkt middels TWINSPAN (Two-Way lNidicator SPecies ANalysis" (Hill 1979), een clusteranalyse. TWINSPAN bepaalt voor een reeks van opnamen de belangrijkste gradiënt door middel van ordinatie en splitst vervolgens de groep in tweeën met behulp van "indicator species" voor de uitersten van iedere gradiënt. Elk van de volgende groepen wordt dan weer opgesplitst volgens dezelfde methode. Bij alte bewerkingen
zijn standaardinstellingen gebruikt. Als groepsgrootte werd 2 aangehouden en het delingsniveau bedroeg
1
0.
Voor de TWINSPAN bewerkingen werden de Braun-Blanquet codes omgezet naar TWINSPAN codes (zie Tabel 2). Soorten die waren gescoord als aanwezig (Braun-Blanquet "o") werden omgezet naar Braun-Blanquet code 1 zodat ze in de TWINSPAN analyse meegenomen werden onder code 3. De TWINSPAN analyses zijn verricht op gegevens zoals vermeld in de opnametabel-
len. Enkele soorten werden daarbij samengevoegd tot geslachtsniveau, omdat hun aanwezigheid niet altijd tot op soortsniveau kon worden bepaald. Om welke soorten het gaat wordt aangegeven in de taxonomische soortenlijst (Bijlage 2). De cryptische e.a. soorten die in Tabel 3 d.m.v.
"x"
werden aangeduid werden bij de TWINSPAN analyses
buiten beschouwing gelaten. Voorts de soorten die als typische zandbodembewoners kunnen worden gekarakteriseerd zoals de Schelpkokerworm (Lanice conchilega) en de Schol (P/euronectes platessa) en vrijzwemmende vissen zonder specifieke relatie
tot hard
substraat zoals de Koornaarvis (Atherina presbyter). Deze soorten worden overigens ook
niet betrokken in de berekening van het totale aantal soorten per opname. In tegenstel-
16
ling tot vorig jaar werden soorten die slechts eenmaal voorkwamen ook buiten beschouwing gelaten bijde TWINSPAN bewerking. Per locatie werden i.h.a. twee TWINSPAN analyses uitgevoerd, namelijk voor de zone
tussen 1 en 2 m onder GLW en tussen de 5 en 7 m. De eerste zone ligt veelal midden in
de wiezone (de infralitorale zone). De tweede zone kan representatief geacht worden voor opnamen op grotere diepten (elitorale of circalitorale zone) waar dierlijke levensvormen domineren. Onder
-5
m t.o.v. GLW veranderen de soortensamenstelling en de
bedekkingspercentages in het algemeen maar weinig meer.
Voor de TWINSPAN bewerkingen voor de locatie Dreischor zijn de gegevens gebruikt van de opnamen gemaakt tussen 1 en 2 m diepte en die tussen 7 en 9 m. De zone waar-
in wiergroei voorkomt gaat ter plekke door tot
-7 m diepte.
Anders dan in de Ooster-
schelde veranderen over de verticaal parameters als temperatuur en zuurstofgehalte wel.
Voor de locatie Preekhilpolder (Ouddorp) zijn - naast de opnamen uit zone van 1 tot 2 m onder de waterlijn - de opnamen uit de zone van 3 tot 5 m gebruikt, omdat er onder de 5 m vrijwel geen hard substraat aanwezig was. In dit geval liggen alle opnamen dus in de wiezone.
Bij Kruiningen is alleen de zone tussen 1 en 2 m bij een TWINSPAN bewerking betrokken. Deze zone is representatief voor de zone onder de wiergrens.
3.3
Levensgemeenschappen Oostercchelde
Van de opnamen in de Oosterschelde wordt aangegeven tot welke levensgemeenschap de aanwezige begroeiing gerekend kan worden. De gebruikte typologie van levensgemeenschappen is overgenomen uit Waardenburg (1990a). Hierin worden een viertal
typen onderscheiden in de wíezone (tot -3 m onder GL\M: type A, B, C, en D en een zestal typen in het elitoraal (de zone waarin wiergroei onmogelijk is door gebrek aan licht): type 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Wiezone Type A: Een soortenrijke wiergemeenschap, waarin ook vele soorten mobiele en vastzit-
tende dieren voorkomen. Deze is gebaseerd op de opnamen die gemaakt zijn op de locaties Zijpe (tot '1986r, Zuidbout, Stavenisse, Schelphoek en Noord Beveland (1979 en 1980).
Type B: Zoals type A, echter met als bijzondere en vaak dominerende soort het Suikerwier (Laminaria saccharina). Deze is gebaseerd op opnamen gemaakt in de periode 1979
tot 1989 bijGorishoek en Wemeldinge. Type C: Zoals type A, echter met het roodwier Dasya baillouviana. Deze soort lijkt op
grond van haar voorkomen in Nederland een indicator voor wat minder zoute omstandigheden. Dit type is gebaseerd op enkele opnamen gemaakt bij Zijpe.
17
Type D: De levensgemeenschapl die wordt aangetroffen in havens, kanalen en andere kunstmatig gecreëerde omstandigheden die zich kenmerken door min of meer stagnant
water en sedimentatie. Vaak zijn dit wat soortenarmere milieus. De wieren zijn er echter vaak relatief groot, het gevolg van minder stroming en golfslag. Elitoraal
Type 1: Een soortenrijke levensgemeenschap op basalt, kalksteen, puin etc. Dit substraat
bestaat uit grotere componenten (>
-20 cm doorsnede).
Deze gemeenschap wordt
gedomineerd door de Zeeanjelier (Metridium senile). Zij komt voor op plaatsen waar het water gemiddeld slibrijker en daardoor minder helder is dan elders in de Oosterschelde.
Type 2: Een soortenrijke levensgemeenschap zoals type 1. Echter op gemiddeld wat helderder plaatsen meer oostelijk in de Oosterschelde. De gemeenschap wordt meestal gedomineerd door het Golfbrekeranemoontje (Diadumene cinck) vaak tezamen met
grotere sponzen zoals de Broodspons (Halichondria panicea) en de Geweispons (Haliclona oculata). Soms ook in combinatie met Mosselen (Mytilus edulis), Japanse zakpijp (Styela clava) en PenneschaÍt (Tubularia indivisa). Deze combinatie komt voor op de pijlers van de Zeelandbrug.
Type 3: Een soortenrijke levensgemeenschap zoals type 1. Echter gekenmerkt door het voorkomen van de Dodemansduim (Alcyonium di$ktum) en de Kalkkokerworm (Pomatoceros triqueter).
Type 4: De levensgemeenschap op klein substraat als fosforslakken, grind etc. De begroeiing is minder uitbundig en grotere exemplaren van diverse soorten ontbreken. Ook soorten die holen en gaten bewonen, zowel mobiele als niet mobiele organismen, zij n
grotendeels afwezig.
Type 5: De levensgemeenschap die voorkomt op plaatsen waar het sinds de voltooiing
van de compartimenteringsdammen (Oesterdam en Philipsdam) minder stroomt. De geulen (o.a. Zijpe) zijn daar duidelijk sedimentatiegebieden geworden. Op de geulhellin gen ligt een naar beneden toe dikker wordende laag van gesedimenteerd materiaal en deze lagen groeíen nog steeds aan. Naar beneden toe is er een afname in aantal soorten en meestal ook in bedekkingspercentages. Type 6: De levensgemeenschap die wordt aangetroffen op veenbanken. Dit betreft overwegend de soorten die ook behoren
tottype 1 en/of 2. Door het gemakkelijk ontstaan
van grote holen en gaten is het een ideaal milieu voor soorten die daarvan afhankelijk zijn zoafs de Zeekreeft (Homarus gammarus). De overhangende structuren leveren ook gunstige omstandigheden op voor de Gorgelpijp (Tubularia larynx).In het veen komt als regef de Amerikaanse boormossel (Petricola pholadiformis) voor.
18
4
Resultaten en discussie
De oorspronkelijke opnameresultaten vezameld van 1989
tot 1995 staan in de Tabellen
3.1-3.11, op taxonomische volgorde. De TWINSPAN bewerkingen staan in de Tabellen 4.1-4.11. Voor drie Oosterscheldelocaties worden histogrammen gepresenteerd (Fig. 2a2c) met daarin de ontwikkelingen voor geselecteerde soorten, waaryan op grond van hun ontwikkeling in de Grevelingen sinds 197O. de literatuur en waarnemingen elders, verwacht kon worden dat zij zouden reageren op veranderingen in stromingsomstandigheden.
Tenslotte als bijlagen een alfabetische lijst met de verklaring van de afkorting van soorten en een taxonomische lijst met een legenda voor de selectie van soorten voor de TWINSPAN bewerkingen.
4.1 4.1.'l
Grevelingenmeer Preekhilpolder Een opvallend aspect van deze locatie
ten westen van Ouddorp is de aanwezigheid van (Fucus de Gezaagde zee-eik serrafus). Ondanks de afsluiting van de Grevelingen in 1971 en het versch'rjnen van het Japans bessenwier (sargassum muticum) heeft F. serrafus zich hier net onder het huidige waterpeil kunnen handhaven. Dit komt waarschijnlijk omdat deze locatie relatief sterk geëxponeerd is, waardoor er rond de waterlijn een getijdeachtig milieu aanwezig is gebleven. De meeste veranderingen in de afgelopen jaren betreffen wieren: Bryopsis sp. en de combinatie van Antithamnion villosum en Antithamnionellaternifolia ("Antite") blijven aanwezig na hun verschijnen in respectievelijk 1989 en 199'1. Van de in i994 op deze focatie verschenen roodwieren Ceramium diaphanum en Pterothamnion plumula is de eerste weer verdwenen. Ectocarpaceae en Griffithsia devoniensis zijn na'1990 vrijwel verdwenen. Van Codium fragile werden in 1995 slechts enkele exemplaren aangetroffen. ook opvallend in 19915. is de hoge bedekking van porysiphonia harveyi. Bij een aantal diersoorten treden ook veranderingen op. De oester (ostrea edutis) gaat gestaag achteruit en de Weduweroos (Sagartiogeton undatus) is in 1995 voor het eerst helemaal verdwenen. Een nieuwe verschijning sinds 1994 vormen de Gewimperde
zwemkrab (Liocarcinus arcuatus) en het zee-egeltje Psammechinus miliaris. ln '1995 werden bij Preekhilpolder voor het eerst de kolonievormende zakpijp Aplidium glabrum en een exemplaar van de Japanse oester (Crassostreagrias) gesignaleerd.
Door het ontbreken van hard substraat op grotere diepte betreffen de TWINSPAN analyses voor deze locatie beide de wiezone. In beide gevallen wordt onderscheid gemaakt in drie groepen van elk twee opeenvolgende jaren. In de zone van 1 tot 2 m diepte wordt daarbij de combinatie van 91-93 op het eerste niveau afgescheiden van de rest, terwijl in de zone van 3 tot 5 m de combinatie van de beginjaren 89-90 afspritst.
19
Voor een nadere beschouwing van de ontwikkeling van de levensgemeenschap op deze locatie in de periode 1979-1995 zie Van Moorsel (1996).
4.1.2
Dreischor Een aantal ontwikkelingen z'rjn vergelijkbaar met Preekhilpolder, de andere locatie in het
Grevelingenmeer. Ook hier opvallende veranderingen in de algensamenstelling zoals het affeen in 1994 verschijnen van Ceramium diaphanum. De combinatievan Antithamnion
villosum en Antithamnionella ternifolia ("Anti te") is sinds 1994 weer terug op het niveau van 1989. Dit geldt ook voor Bryopsis sp. Grifíithsia devoniensis vertoont een omgekeerd patroon met een piek in 90-91. Bij lers mos (Chondrus crispus), een soort van de eerste meter onder de waterspiegel, valt het optimum wat later: van 91-94.ln 1995 verschijnt bij Dreischor Callithamnion corymbosum , een soort die in 1994 voor het eerst op diverse andere locaties in het Grevelingenmeer werd aangetroffen (Van Moorsel en Begeman 1995). Zowel Pterothamnion plumula als lJlva sp. waren in 1995 voor het eerst in de gehele wieaone aanwezig. Bij Dreischor verschenen dezelfde diersoorten als bij Preekhilpolder, alleen viel voor veel soorten de eerste waarneming bij Dreischor een jaar eerder dan bij Preekhilpolder. Dit gefdt voor de Gewimperde zwemkrab (Lioarcinus arcuatus) en de Gewone zeeappel (Psammechinus miliaris) (1993) alsmede voor de kolonievormende zakpijp Aplidium glabrum, de Japanse oester (Crassostrea gigas) en het mosdiertje Cryptosula pallasiana (1994). Jn 1995 werden bij Dreischor voor het eerst de spons Hymeniacidon perlevis en de Hoefijzerworm (Phoronis hippocrepia) gevonden. Opvallend in 1995 was de hoge bedekking van Bugula plumosa, nadat deze soort in 1994 juist sterk achteruit ging (Van Moorsel et al . 1995). Met een bedekkingsgraad van 25-50"/" tussen 2 en 9 m was dit een aspectbepalende sooÉ. Vlak onder de waterlijn hielden zich in 1995 grote aantallen van de Gewone steurgarnaal (Palaemon elegans) op. De trend van de laatste jaren waarbij een aantal algemene diersoorten in bedekking achteruit gaat zet door. De Weduweroos (Sagartiogeton undatus) gaat duidelijk achteruit terwijl de Zeeanjelier (Metridium senile) al twee jaar is verdwenen. De Oester (Ostrea edulis) lijdt onder het uitblijven van een goede broedval. Bij de zakpijpen Ascidiella aspersa, Ciona intestinalis en Styela clava lijkt 1994 een dieptepunt te vormen maar het herstel in 1995 is slechts gering. ln 1994 en'1995 was het zuurstofarme bodemoppervlak bij Dreischor veel groter dan in de voorgaande jaren. ln 1994 was er echter ook nog sprake van een overschrijden van de norm voor zuurstofloos bodemoppervlak. In 1995 was dat niet het geval (Anonymou s 1995). Dat kan verklaren waarom 199,4 voor de macrofauna een extremer jaar was dan 1995.
ln 1994 was de soortenrijkdom in een aantal
zones duidelijk verlaagd. Een minimum in (tussen het aantal soorten werd zowel ondiep 0 en 2 m) als diep (tussen 7 en 22 m)
bereikt. ln 1995 vertoonde de diversiteit een duidelijk herstel. Het aantal soorten is vergelijkbaar met de periode 89-93 of ligt zelÍs iets hoger. Zowel van 0-2 als van 5-9 m
20
werd in 1995 een maximum in het aantal soorten gevonden. Mogelijk is door de sterfte die in 1994 optrad zoveel ruimte ontstaan dat veel soorten daar een jaar later van konden proÍiteren voor er geen sprake w.$ van een sterke plaatsconcurrentie. De TWINSPAN analyses laten alleen in de wierzone een clustering van opeenvolgende jaren zien. De periode 90-91 splitst zich op het eerste niveau af. Op het tweede niveau clusteren de jaren 94-95.
Voor een nadere beschouwing van de ontwikkeling van de levensgemeenschap op deze locatie in de periode '1979-1995 zie Van Moorsel (1996).
42 4.2.'t
Oosterschelde
Zipe Sinds de aanleg van de Philipsdam in'1987 is er een gradiënt onbtaan langs de ondenara-
terhelling. Naar beneden toe is er een in dikte toenemende sedimentlaag aanwezig, die vanaf -20 m vrijwel al het harde substraat heeft bedekt. Met de toename van de diepte nemen diversiteit en abundantie af. Vaak is er bij Zijpe een scheiding in waterlagen aanwezig, waarbij brakker en troebeler water in een
-3 m dikke
laag over een helderder
zoute onderlaag stroomt. Een verschil in zoutgehalte en/of stromingsomstandigheden wordt niet duidelijk weerspiegeld door de verdeling van flora en fauna over de onderwaterhelling. De Japanse oester (Crassostrea gigas) is sinds 1982 op deze locatie aspectbepalend. Het is opvallend dat de Japanse oester hier zo algemeen is; de levensgemeenschap lijkt
verder namelijk sterk op die in het Grevelingenmeer, alwaar Japanse oesters nauwelijks voorkomen. Doordat deze oesters aan de voet vaak geheel door slib zijn omgeven vormen ze de laatste jaren een groot deel van het harde substraat. Na 1993 loopt de bedekking door de Japanse zakpijp bij Zijpe iets terug. Holtes die gevormd worden door de lege schelpen vormen een aantrekkelijk milieu voor het Ruig krabbetle (Pilumnus hirtellus), een soort die in 1995 voor het eerst werd aangetroffen. Sinds 1988 zijn bij Zijpe soorten verschenen die voorheen vooral karakteristiek waren
voor het stagnante Grevelingenmeer: de Weduweroos (Sagartiogeton undatus), de zakpijpen Ascidiella aspersa en Ciona intestinalis en de Zwarte grondel (Gobius niger). Deze ontwikkeling kan worden verklaard door de totstandkoming van de Philipsdam in
1987. Door de sterke afname van de stroom bij Zijpe verdwenen o.a. Polysiphonia soorten en sommige hydroidpoliepen. De kofonievormende zakpijp Didemnum d. maculosum, werd in 1993 voor het eerst bij Zijpe gesignaleerd en groeide een jaar later flink uit, met name in de zone tussen 1 en
5 m, waar een bedekking van 25 tot 75o/o wetd gehaald. ln 1995 was de bedekking vergelijkbaaí, maar de soort domineert nu ook direct onder de laagwaterlijn. ln 1995 nam ook de bedekking door twee andere kolonievormende zakpijpen toe: Aplidium glabrum en Diplosoma listerianum. De ontwikkeling van deze zakpijp - bij Zijpe te
2',1
.
herkennen als een wit-gele korst, groeiend als guirlandes over schelpen van de Japanse oesters - gaat in het ondiepe deel van het transect gepaard met een achteruitgang in sponzen
( H al i cho n d ri
a pan i cea en H al i cl on a ocu I ata), Golfbrekeranemoon (D i ad u m en e
cincta) en solitaire zakpijpen (Ascidiella aspersa en Ciona intestinalis). Het is onzeker of deze afname uitsluitend samenhangt met de plaatsmonopolisatie door Didemnum: Bij de
Golfbrekeranemoon (Diadumenecincta) zette de achteruitgang namelijk al in in 1991. De accumulatie van slib zal in het diepere deel van het transect voor een achteruitgang
verantwoordelijk zijn. De Zeeanjelier (Metridium senile), die sinds 1989 ook steeds verder afnam is in 1995 helemaal verdwenen.
Nieuw bij Zijpe in 1995 waren de roodwieren Antithamnionella spirographides, Ceramium deslongchampsii en Chondria dasyphylla en diverse diersoorten waaronder de naaktslak Elysia virides, de Platte oester (Ostrea edulis) en de Fluwelen zemkrab (Necora puber).
De Brokkelster (Ophiothrix fragilis) is nu weer iets achteruitgegaan ten opzichte van 1994. Zqpe is de enige Oosterscheldelocatie waar Bryopsis zich in 1995 weet te handhaven.
De expansie van de kolonievormende zakpijpen en de simultane achteruitgang van andere soorten heeft tot gevolg dat de TWINSPAN analyse van de ondiepe zone (1-2 m)
op het eerste niveau de jaren 94-95 afsplitst van de voorafgaande jaren. In de zone tussen 5 en7 m is geen duidelijk patroon in de splitsing tussen de jaren te herkennen. De levensgemeenschap in de wiezone bij Zijpe behoort tot type D. Daaronder wordt type 5 aangetroffen.
4.2.2
Schelphoek
Binnen de wiergemeenschap bij de Schelphoek treden de laatste jaren geen grote verschillen op. Het meest opvallend is de hoge bedekking door het Japans bessenwier (Sargassum muticum) in 1989. Daarna is dit wier wisselend aan/atwezig. Na 1990 is Cladophora rupestris verdwenen, terw'rjlhet roodwier Griffithsia devoniensis alleen in de periode 91-94 is gevonden. Opvallend is het alleen in'1994 verschijnen van het Suikerwier (Laminaria saccharina), een karakteristieke soort voor de "type B" gemeenschap. De bedekking door de Japanse oester (Crassostrea ggas) neemt nog steeds toe,
vooral in de diepere zones. Van 5 tot 20 m bedroeg de bedekking tussen 5O en75oA. Het ontbreken van Bugula plumosa in 1994 bleek van tijdelijke aard te zijn. ln 1995 vallen het vrijwel ontbreken van de Strandkrab (Carcinus maenas) en het volledig verdwijnen van de Brokkelster (Ophiothrix fragilis) op. Op het diepere deel van het transect is sinds 1994 de kolonievormende zakpijp Diplosoma listerianum aanwezig. Tussen 2 en 9 m is het aantal soorten na 1993 sterk gedaald: gemiddeld 20 soorten per
opname tegenover 29,3 in de periode daar aan voorafgaand, een afname van 32%. Dit hangt mogelijk samen met de sterke opkomst van de Japanse oester (Crassostrea gigas).
22
Aan de basis van de schelpen kan zich fijn sediment ophopen waardoor een soort als de Boorspons (Cl i on a cel ata) verstikt.
De wierzone kan sinds 1989 worden gerekend tot type A. Alleen in '1994 moest zij door het optreden van Laminaria saccharina als type B worden bestempeld. De gemeenschap onder de wiezone bij Schelphoek behooÉ tot type 1. De hiervoor karakteristieke zeeane-
moon Metridium senile is tot 1994 weliswaar langzaam achteruitgegaan, maar in 1995 lijkt de afname niet echt door te zetten. De TWINSPAN bewerking van de wiezone scheidt de jaren 89-90 op het eerste niveau
van de latere jaren. Tussen 5 en 7 m wordt 94-95 op het eerste niveau gescheiden van de voorgaande jaren met als indicator soort de Boorspons (Cliona celata). Op het tweede delingsniveau wordt onderscheid gemaakt tussen de jaren 89-90 en 91-93.
4.2.3
Zuidbout Bij de Zuidbout komen de ontwikkelingen sterk overeen met de Schelphoek.
Dit betreft
met name de Japanse oester (Crassostrea gtsas).Op het ondiepe deel van de transecten (tot 3 m onder G.L.W.) werd in 1991een maximale bedekking bereikt. ln 1995 gold dit voor het diepere deel (vanaf 5 m onder G.L.W.). Een andere overeenkomst is het incidentefe optreden van Laminaria saccharina in 1994. Voorts het totaal ontbreken van de Brokkelster (Ophiothrix fragilis) tn 1995.
Tot in 1990 domineerde de Brokkelster bij de Zuidbout. ln 1991was de soort geheel verdwenen, maar in 199.3 en'94 nam de dichtheid weer toe. Hoewel het verdwijnen van de Brokkelster in'1991gunstig leek uit te pakken voor de soortenrijkdom - met name ondiep - ging het verdwijnen van de Brokkelster in 1995 juist gepaard met een afname van de diversiteit, vooral tot op een diepte vanT m onder C.L.W. ln'1995 was het aantal
soorten hier 19,4 tegenover 29,5 in voorgaande jaren. Deze afname (34%) wÍrs vergelijkbaar met de bij de Schelphoek genoemde afname maar zij vond wel een jaar later plaats. Van belang in dit verband is dat dichtheden van 50-757"
bij Crassostrea gigas bij de Schelphoek al in 1994 voorkwamen terwijl dit bij de Zuidbout pas in 1995 het geval was. Het lijkt er dus op dat de diversiteit daalt bij zowel hoge dichtheden van de Brokkelster als van de Japanse oester.
Met de voltooiing van de stormvloedkering in 1986 worden bij de Zuidbout een aantal soorten waargenomen die voorheen vooral karakteristiek waren voor het Grevelingenmeer: Sinds 1985 is de Zwarte grondel (Gobius niger) regelmatig present. Opvallend was de sterke opkomst van de Doorzichtige zakpijp (Ciona intestinalis) vanaÍ 1984 en vanaf 1990 de hiermee vaak geassocieerde Arcidiella aspersa. Beide zakpijpen zijn nu
weer vrijwel verdwenen. Ook verdwenen zijn de Broodspons (Halichondria panicea) en de Geweispons (Haliclona oculata). De roodwieren Pterothamnion plumula en Antithamnion villosum , die in 1994 sterk opkwamen, zijn in 1995 weer wat afgenomen. De ondergrens van de wiezone ligt ondieper dan in de jaren 93-94. De zeenaaktslak Elysia viridis, die van algen afhankelijk is, is in 1995 weer verdwenen. De Blauwpootzwemkrab
23
(Liocarcinus depurator) is in 1995 duidelijk toegenomen terwijl de Gewimperde zwemkrab (1. arcuafus) juist is verdwenen. Door de bovengenoemde ontwikkeling laat de TWINSPAN bewerking van de opnamen
op 1-2 m diepte op het eerste niveau een splitsing zien tussen 1990 en de overige jaren. Een aantal algemene soorten ontbreekt in 1990 zoals Halichondria bowerbanki, Bugula plumon en Pterothamnion plumula, terwijl Aplidium glabrum juist relatief algemeen is.
Op het tweede niveau is de Brokkelster (Ophiothrix fragilis) indicatorsoorten voor de jaren '89, '93 en'94. Op 7m wordt 1990 eveneens op het eerste niveau afgescheiden, onder andere door het ontbreken van Bugula plumosa. Vervolgens wordt 1995 aÍgesplitst, waarbij de indicatorsoort Cliona celata ontbreekt. Dit laatste komt sterk overeen met de 5-7 m TWINSPAN analyse van de Schelphoek. Op het derde niveau clusteren '93 en '94, onder andere door het diepe voorkomen van Hypoglossum hypoglossoides.
Door het verdwijnen van Laminaria saccharina moet de gemeenschap in de wiezone bij
de Zuidbout nu weer gerekend worden tot type A. Vanaf -2,5 m onder GLW valt de levensgemeenschap onder type 5.
4.2.4
Gorishoek Veel ontwikkelingen bij Gorishoek zijn vergelijkbaar met die brlZijpe, zoals het aanwezig
blijven van de Brokkelster (Ophiothrix fragilis), met een overigens lage bedekking tussen 1 en 3 m. Dan in 1995 het ontbreken van Antithamnion villosum, maaÍ het voor het eerst verschijnen van Antithamnionella spirographidis. Een andere overeenkomst is het
verschijnen van de Platte oester (Ostrea edulis) en het Ruig krabbetje (Pilumnus hirtel/us). De voor Zijpe zo karakteristieke kolonievormende zakpijp Didemnum d. maculosum is in 1995 bij Gorishoek algemener geworden na de eerste waarneming in 1994. Een verschil met Zif pe vormt Elysia viridis. Deze naaktslak werd op beide locaties massaal
datin 1994 en bij Zijpe in 1995. Het in 1994 gevonden voor het eerst roodwier Chondria dasyphylla is in 1995 nog iets algemener geworden. ln '1995 dook dit wier ook bij Zijpe op. Voor Lomentaria clavellosa geldt het waargenomen, alleen bij Gorishoek was
omgekeerde: dit roodwier verscheen in 1%)4 bij Zijpe en in 1995 bij Gorishoek.
De situatie bij de Japanse oester (Crassortrea gigas) wijkt af van de andere Oosterscheldelocaties doordat de hoogste dichtheid hier ondiep wordt bereikt (94-95). Tussen
de lege schelphelften van deze oester werd naast het Ruig krabbetje (Pilumnus hirtellus) ook het garnaaltje Athanas nitescens gevonden. B'rj
de wieren valt vooral Bryopsis op, met een hoogtepunt in ontwikkeling in de jaren
91-93. Een nog niet eerder gesignaleerd roodwier is Ceramium cimbricum. Een ontwikkeling die elders in de Oosterschelde ook werd geconstateerd is de afname van de bedekking van de zakpijpen Ciona intestinalis en Ascidiella aspersa na een optimum in 1991. Op het diepere deel van het transect (>7m onder G.L.W.) werd een hoge bedek-
king door amphipodenkokertjes aangetroffen. Dieper dan 15 m liep de bedekking van
24
deze detrituskokertjes op
tot boven de 50o/". Ze werden vermoedelijk
grotendeels
gevormd door Corophium sextonae. Laminaria saccharina kent bij Gorishoek een wisselende aanwezigheid. Na een geringe toename tussen 1990 en 1993 is het Suikerwier in'l%)4 weer verdwenen. Het is daarom
twijfelachtig of de daar in de wierzone aanwezige levensgemeenschap gerekend moet worden tot type A of B. De gemeenschap onder de wiezone behoort tot type 1. De TWINSPAN analyse maakt in de zone van 1-2 m onderscheid tussen de jaren 94-95 en de voorgaande jaren jaren. Van belang daarbij zijn de bovengenoemde ontwikkelingen bij een aantal wiersoorten en de achteruitgang van de zakpijpen Ciona intestinalis en Ascidiella aspersa.In de zone van 5-7 m worden op het eerste niveau de sooÉenarme
uit 89-90 afgesèheiden. Soorten die in deze jaren (vrijwel) onbreken zijn bijvoorbeeld Halichondria bowerbanki, Homants gammarus, Macropodia rostrata en
oPnames
Psam mech i n us m i I i ari s.
4.2.5
Wemeldinge Wemefdinge is in het najaar van 1989 niet bezocht. Ter vergelijking worden gegevens
voor het eerste kwartaal van 1989 vermeld.
(Ophiothrix fragilis) in 1995 volledig. Verder vertoont Wemeldinge een aantal ontwikkelingen die veel meer aansluiten bij die in Zijpe en Gorishoek. Ook hier in 1995 het ontbreken van Antithamnion villosum , maar het voor het eerst verschijnen van Antithamnionella spirographidis. Andere overeenkomsten zijn het verschijnen van de Platte oester (Ostrea edulis) en het Ruig krabbetje (Pilumnus hirtellus). De voor Zijge zo karakteristieke kolonievormende zakpijp Didemnum d. maculosum is in ',995 bij Gorishoek algemener geworden na de eerste waarneming in 1994. Vergelijkbaar met Zijpe is de toename van Diplosoma listerianum, een andere kolonievormende zakpijp en het in 1994 verschijnen van het roodwier Lomentaria clavellosa. Met Gorishoek komt overeen het verschijnen van Ceramium cimbricum en het nog iets algemener worden van het in '1994 voor het eerst gevonden roodwier Chondria dasyphylla. ln 1995 dook dit wier ook bij Zijpe op. Ook vergelijkbaar met Gorishoek: het verschijnen van de garnaal Athanas nitescens en het verdwijnen van de naaktslak Elysia viridis. Tenslotte moet nog de aanwezigheid van Gammaridenkokers worden genoemd. Alhoewel de bedekking niet altijd even consequent is opgenomen zijn het de overeenkomstige locaties Zijpe, Gorishoek en WemelEvenals bij de Schelphoek en de Zuidbout verdween de Brokkelster
dinge waar deze kokers opvallend aanwezig waren. Van 1979 tot 1993 is de dichtheid van de Japanse Oester (Crassostrea gigas) gestaag toegenomen. De laatste twee jaar loopt de bedekking ondiep wat terug en verschuift het gebied met de grootste bedekking (>50%) naar de diepere delen van het transect. Ook hier blijkt dat1991een topjaar is geweest voor de zakpijpen Ciona intestinalis en Ascidiella aspersa.
25
Het transect bij Wemeldinge kende voor 1989 (vanaf de eerste waarnemingen in 1979) een relatief dichte bedekking door het Suikerwier (Laminariasaccharina). Na 1990 werd
dit bruinwier niet meer gevonden, zodat de gemeenschap in de wiezone gerekend moet worden tot type A. De gemeenschap onder de wiezone bij Wemeldinge behoort wederom tot type 1, alhoewel de bedekkin gvan Metridium senile laag is. De TWINSPAN bewerking van de opnamen tussen 1 en 2 m splitst eerst 94-95 van de
voorgaande jaren. Karakteristieke wieren voor de periode ziin Chondria dasyphylla en Po I ysip h o n
i
a
e Io n
gata, terwijl
Ce
ram
iu
m n od u I os u m en P hy I I o ph o ra
pse u d oceran oi d es
juist ontbreken. De rest van de TWINSPAN analyse verloopt ook chronologisch: op het tweede niveau wordt 1989 afgescheiden en op het derde niveau 1990. Op 5-7 m ligt de eerste splitsing tussen 1990 en 1991, waarbij als indicator voor 8990 het ontbreken van Campanulariidae wordt aangemerkt. Opvallend voor deze periode is verder de hoge bedekking
4.3 4.3.1
door de Brokkelster (Ophiothrix fragilis).
Veerce Meer
Vrouwenpolder Deze brakke locatie wordt gekarakteriseerd door het groenwier Chaetomorpha linum en sinds 1993 ook weer door het roodwier Dasya baillouviana. Het Kluwenwier (C. linum) had in '1995 echter een lage bedekking. Specifieke diersoorten die hier vrijwel ieder jaar
worden gevonden zijn de Trompetkalkkokerworm (Fiapomatus enigmaticus), het Brakwaterkrabbetje (Rhithropanopeus hanisii) en de zakpijp Molgula manhattensis. De laatste is sinds 1994 echter (vrijwel) verdwenen. F. enigmaticus komt vooral voor op de diepere delen van het transect. De soort verdween in 1991 maar breidt zich sindsdien weer geleidelijk uit.
De in 1994 verschenen roodwieren Callithamnion corymbosum en Ceramium diaphanum en de korstvormende bryozoo Conopeum seuratizijn nog steeds aanwezig.
Nieuwe soorten voor Vrouwenpolder in 1995 zijn de Roodsprietgarnaal (Palaemon adspersus) en de Ruwe zakpijp (Ascidiella aspersa). Aan de hand van deze veranderingen vond zowel in de zone van 1-2 m als van 5-7 m een TWINSPAN deling plaats, waarbij de periode 94-95 werd afgescheiden van de voorgaande jaren. Het Sterretje (Botryllus schlosseri) was in beide gevallen indicatorsoort voor de periode 89-93. Het voorkomen van deze kolonievormende zakpijp komt overeen met Molgula manhattensis. Bij verdere delingsniveaus wordt de periode 89-93 op beide d
ieptes in ve rgelijkbare clusters gescheiden.
4.3.2 Jonkvrouw Annapolder Hier dezelfde vijf karakteristieke soorten als genoemd bij Vrouwenpolder. De afname van
het Kluwenwier (Chaetomorpha linum) tussen 1994 en 1995 is bij Jonkvrouw Annapol-
26
der nog extremer. Door het wegvallen van de overwoekering door C. linum iri 1995 is het aantal soorten tussen 0 en 1 m diepte weer toegenomen. In tegenstelling tot bij Vrouwenpolder is hier ook de Japanse oester (Crassostrea ggas) aanwezig. Deze soort
in 1991 maar de bedekking nam in 1995 plotseling toe. De hoge bedekking door de Mossel (Mytilus edulis) vanaf 1993 is in 1995 weer wat afgenomen. De mosselbedekking vormt een groot deel van het beschikbare harde substraat
verscheen voor het eerst
en vormt de ondergrond voor de korstvormende bryozoo Conopeum seurati.
Zowel in de zone van'l-2 als van 3-5 m maakt de TWINSPAN bewerking een onderscheid tussen recente en eerdere jaren. De scheiding ligt in de ondiepe zone tussen 1991 en '93 en in de diepere tussen '199O en'91.
4.4 4.4.1
Westerschelde Ritthem
Het aantal soorten op deze locatie is tamelijk hoog voor Westenchelde begrippen. Waarschijnlijk is dit het gevolg van een relatief grote mariene invloed. Ten opzichte van voorgaande jaren was het aantal soorten aan de lage kant. Dit moet deels worden toegeschreven aan het slechte zicht in 1995 waardoor sooÉen gemist werden. Daarnaast is het
opmerkelijk dat alle zeeanemonen ontbraken. Dit geldt met name voor de Golfbrekeranemoon (Diadumene cincta) en de Zeeanjelier (Metridium senile) die in de voorgaande jaren in de meeste opnamen voorkwamen. Beide TWINSPAN analyses clusteren jaren die niet opeenvolgen. Dit duidt erop dat er in de loop van de tijd geen duidelijke trends z'rjn te bespeuren.
4.4.2
Kruiningen
Door het immer ontbreken van enig onderwaterzicht kan de soortensamenstelling op deze locatie alleen op de tast worden verkregen ofwel aan de hand van meegenomen stenen. Niettemin kunnen bij Kruiningen veranderingen in soortensamenstelling en abundanties worden waargenomen. zo ontbreken in 1993 zeepokken, maar de Japanse oester (Crassostrea gtgal was dat jaar juist in grote hoeveelheden aanwezig. ln 1995 ]s de bedekking door de Japanse oester weer sterk teruggelopen.ln 1994 en 1995 zifn de zeeanemone n D i ad u me n e ci nda en U rti ci na fel i na verdwenen. De lage soortenrijkdom valt te verklaren omdat er maar weinig soorten bestand zijn tegen een dergelijk fluctuerend en brak milieu. De TWINSPAN analyse onderscheidt op het eerst niveau de jaren 1991 en 1993 van de overige jaren. Op het tweede niveau worden de beginjaren 89-90 gescheiden van 94-
95.
27
5
Conclusies en aanbevelingen
In het Grevelingenmeer vinden snelle veranderingen plaats in de samenstelling van de wierengemeenschap. Bij de diersoorten is sprake van meer lange termijn trends. De Oester (Ostrea edulis) en de Weduweroos (Sagartiogeton undatus) gaan sterk achteruit. De Zeeanjefier (Metridium senile) - een andere zeeanemoon
- is al verdwenen. De afna-
me van de zakpijpen Ascidiella aspersa en Ciona intestinalis lijkt in 1995 niet verder door
te zetten. Het mosdiertje Bugula plumosa domineeÉ in 1995.ln 1994 nam de diversiteit
in een aantal zones bij Dreischor sterk af, waarschijnlijk door de extreem warme zomer. ln 1995 trad een herstel op in het aantal soorten. ln de Oosterschelde domineerde de Brokkelster (Ophiothrix fragilis) van 1988 tot '1990 zodanig dat er sprake was van een sterk effect op de rest van de levensgemeenschap. In
1991 was de Brokkelster door een lage wintertemperatuur grotendeels verdwenen. In 1993 en '94 keerde O. fragilis weer terug, maar niet op het niveau van '88-'9O . ln '1995 was de soort alleen nog aanwezig bij Zijpe en Gorishoek.
Oospronkelijk domineerde de Japanse oester (Crassostreagrias) vooral bij Zijpe. Daama begon C. gigas ook te domineren op andere Oosterscheldelocaties met maximale
bedekkingen van 50-751". Anno 1995 is het algemene beeld dat de soort ondiep weer
wat afneemt, maar diep nog steeds toeneemt. Bij Gorishoek
is de bedekking
van C. gigas
relatief laag. Een hoge bedeking door de Japanse oester heeft een grote invloed op de rest van de levensgemeenschap. De schelpen vormen een nieuw type hard substraat en tussen de schelphelften wordt een milieu van kleine holen gecreëerd. Het oorspronkelijke substraat verdwijnt echter door accumulatie van fijn sediment. Mogelijk is er sprake van een competitie met andere filterfeeders zoals zakpijpen. Voorts kan de activiteit van C. gtgas als filterfeeder de helderheid van het water toenemen, wat gevolgen heeft voor de wierengemeenschap. Sinds de aanleg van de stormvloedkering in de Oosterschelde vinden daar ontwikke-
lingen plaats die gaan in de richting van de situatie in het Grevelingenmeer. Afgezien van de meest westelijk gelegen locatie Schelphoek is dit goed te illustreren aan de hand van de opkomst van de solitaire zakpifpen Ciona intestinalis en Ascidiella aspena. De laatste jaren gaan beide soorten echter sterk achteruit, zowel in het Grevelingenmeer als in de Oosterschelde.
ln 1995 is er een groot aantal parallelle ontwikkelingen, zoals het verschijnen van de Platte oester (Ostrea edulis), op de drie locaties in het oostelijk deel van de Oosterschelde, te weten Zijpe, Gorishoek en Wemeldinge. De meer westelijk gelegen locaties Schelphoek en Zuidbout komen onderling ook overeen. Met de opkomst van Crassostrea grgas vertonen ze beide een sterke daling van de diversiteit. Bij Zijpe vindt een sterke expansie plaats van de kolonievormende zakpijp Didemnum
d. maculosum.
29
ln het Veerse Meer zijn tussen
'1989 en 1995 weinig veranderingen opgetreden. Genoemd moeten worden de overwoekering door het Kluwenwier (Chaetomorpha
linum) in 1994 en de toename van de Japanse oester (Crassostrea gigas) in 1995 bij de oostelijke locatie Jonkvrouw Annapolder. Nadat de Trompetkalkkokerwo rm ( F icopomafus enigmaticus) in 199'l bij Vrouwenpolder was verdwenen breidt de soort zich weer gestaag uit. Op beide locaties huist een soortenarme gemeenschap met karakteristieke brakwatersoorten. In het Westerschelde-estuarium is er een duidelijk verschil tussen een soortenarme locatie
bij Kruiningen en een -rijke bij de meer mariene locatie bij Ritthem. Door het beperkte aantal soorten bij Kruiningen vormt het wegvallen of verschijnen van een soort al snel een grote verandering in de levensgemeenschap. Opmerkelijk is het verdwijnen van zeeanemonen, bij Ritthem in 1995 en b'rj bij Kruiningen sinds 1994. De ontwikkelingen op de harde substraten in het deltagebied, met name in het Grevelin -
genmeer en in de Oosterschelde maken het noodzakelijk dat de monitoring minimaal
met de huidige inspanning wordt voortgezet. Zouden er mogelijkheden zijn om het aantal locaties uit te breiden dan ligt het het meest voor de hand om daarvoor een locatie in de westelijke Oosterschelde te kiezen (bijvoorbeeld voor de kust van Noord Beveland). Dit omdat de oostelijke locaties de groobte gelijkenis veÉonen.
Aanbevolen wordt een clusteranalyse te verrichten van verschillende opnamelocaties en -jaren tegelijk. Waarschijnlijk wordt op die manier een betere karakterisering verkregen van associaties en levensgemeenschappen dan nu het geval is. De karakterisering zoals
indertijd verricht door Waardenburg (1990) werd verricht met beperkte middelen en betrof alleen de Oosterschelde. Het is ook gewenst dat er levensgemeenschappen in de overige Deltawateren kunnen worden onderscheiden. Door gebruik te maken van clustertechnieken kunnen waarschijnlijk levensgemeenschappen worden aangegeven met een groter aantal indicatorsoorten dan nu het geval is. Daardoor zal het plotseling varanderen van een "gemeenschap" door het verschijnen of verdwijnen van slechts een soort
(e.g. Laminaria saccharina) minder snel optreden. Bovendien kan rekening gehouden worden met recente ontwikkelingen zoals die bij de Japanse oester.
30
6
Literatuur
Anonymous 1995. Evaluatierapport Grevelingen-concept. RIKZ Barkman, J.J., H. Doing & s. segal, 1964. Kritische Bemerkungen und vorschlàge zur quantitativen Vegetationsanalyse. Acta. bot. neerl. 13: 394-4i9 Bergman, M.J.N., 1989. Beschrijving van de populaties van haring, schol, kabeljauw, grondel, steur, rog en zeekreeft in de Noordzee en Nederlandse estuaria in de periode 1900 - 1985. In: Ecologisch proÍielvissen. Rijkswaterstaat Dienst Cetijdewateren Braun-Bfanquet.
). 1964. fflanzensoziologie,
GrundzËge der Vegetationskunde, 3rd ed.
Springer, Wien-New York Den Hartog, C. 1959. The epilithic algal communities along the coast of the Netherlands. Proefschrift. North-Holland Publishing Company-, Amsterdam. Tevens gepubli-
ceerd in Wentia 1:1-241 Hill, M.O. 1979. TWINSPAN - a FORTRAN program for arranging multivariate data in an ordered two-way table by classification of the indlliduals and attributes. Cornell University, lthaca, N.Y. Nienhuis, P.H.1976. The epilithic algal vegetation of the S.W. Netherlands. Delta Instituut voor Hydrobiologisch Ondezoek, Yerseke; Rapp. en Versl. nr. 1976-5 Van Moorsel, G.W.N.M. en J. Begem an 1995. Inventarisatie onderwater-levensgemeen sctrappen op 16 transecten in het Grevelingenmeer in 1994 en vergelijking met '1982-U. Bureau Waardenburg bv, Culemborg Van Moorsel, G.W.N.M., H.W. Waardenburg en J. van der Horst 1995. Biomonitoring van levensgemeenschappen op sublitorale harde substraten in Grevelingenmeer, Oosterschelde, Veerse Meer en Westerschelde, resultaten tlm 1994. Bureau Waardenburg bv, Culemborg
Van Moorsel, G.W.N.M. 1996. ontwikkelingen van levensgemeenschappen op hard substraat in het Crevelingenmeer, periode 1979-1995. Bureau Waardenburg bv, Culemborg Waardenburg.H.W. 1988a. Flora en fauna-ontwikkelingen in 1987 en 1988 op de sublitorale harde substraten in de Oosterschelde. Bureau Waardenburg bv, Culemborg Waardenburg H.W. 1988b. Autoecologische gegevens van diverse aan harde substraten gebonden mariene organismen. Bureau Waardenburg bv, Culemborg
Waardenburg, H.W. 199Oa. Hardsubstraat-levensgemeenschappen op onderwaterbestortingen en veenbanken in de Oosterschelde. Bureau Waardenburg bv, Culemborg
Waardenburgr H.W. 1990b. Flora en fauna-ontwikkelingen in 1989 op de sublitorale harde substraten in de Oosterschelde. Bureau Waardenburg BV, Culemborg
Waardenburg, H.W., G.W.N.M. van Moorsel, A.J.M. Meijer en A.C. van Beek 1984. Vooronderzoek en ondezoeksvoorstellen: Levensgemeenschappen op hard
31
substraat en visfauna in de Westerschelde. Bureau Waardenburg bv, Culemborg
Waardenburg H.W., A.C. van Beek en A.J.M. Meijer 1990. Monitoringonderzoek onderwaterflora en -fauna op de harde substraten in het Grevelingenmeer, resultaten periode 1979 - 1988. Bureau Waardenburg bv, Culemborg
32
Tabellen 3 & 4 Figuur 2
Bijlagen 1 & 2
Tabef 3.1 Preekhilpolder, Braun-Blanquetopnamen 1989 -,t995
se esl o so sl t919l ,1 ,i-l ts-s $ $l tr4-e4-s4-r4 1 l-rs ,5 ,5--r5 I las ee 3 3 sl lso 2 2 zl 3 3 sl lg 3 3 sl lg 3 3 gl ls 3 3 sl I l3 lz 2 3 sl lr e g sl lo londerer.(m)l ll lr z g sl lr z g sl lr z s sl lr e g sl
llaa'
I
lpenooe
l-ïTol-oTo
gryo sp
I rT]--T-l ttttl
linu
Chae
r-r-T-Tt tttll rT-I-T_l tiltl
Ente sP
Ulva sp
Dict dich Ecto carp FuaJ serr
diff
Sary
nuti
2
2
2
+
1
?
+
1
2
+
,|
r-T-r-ï-_l t2t2t1t
r-[-t-T-l l+l1l312l
Anti vill Cail cory
I
rT-T_T-l tlltl
Call rue Cen diap Cera nodu
r-r-T-Tr Itl2l+l+l
2
r-r-rT-t ttttl
qis
Crif daro
I
3
1
+
+
+
0
o
o
1
2
2
r-r-[-T-_l
Phym leno Poly fuco Poly haN Poly ntn
ETI-T_1-El
rT-i-T-.l l+l+l+l+l
T------r-----"F---ï-----
Pter plum
ltttt
l0l0l0l0l
Clio cela bowe Hali pani Hall oai Hall xena
F-l-i-T-i-T-1
I
rT-T-T_l
1
r l1l1l1l tttll [-rT-T-_1
Aurc aui Camp anul Diad cinc Metr seni sáto unda Cnss giga Crep forn
1
1
1
1
l+l+l+l+l I l+l+l1l
rTT-T-l l+l1l1l
0
l-l-l-i-l-;T;-l
r[*T--Tt l+l1l212l I-;T;T;T;1 FT;T;TI t--T-t__t_l ttttl r-ï-F-r-.
CaÍc maen
CiÍÍ iped
oan arcu rost e,e8
rt--t--T_l
seft flex
I t0t0t0l
0
EI-T-I] l+l+l+l+l
mw plum rube
o
+
+
+
+
t
1
1
o
0 1
I
tr{_t_-T--l t1t2t2t2l
asPe
l-oToToTo
sdtl
l1l2l2l2l l1111111l T--T----r---1-I I t+t+l
inte clav nige scpl
1
f
t-T-T-f-_l
mili ghb
o
+ +
+
El-T-f--t l+l+l+l+l
pilo
o
1
tï_f:I= l+l1l1l1l
adsP
1
i +
I
l0l0l0l0l
Myti edul Ost edul
1
1
rT_l--T_l
litt
0
1
tl:Fr
Mya micí
Litt
4
[3-f-f-T_l
Anti tern
Chon
l
rTrr-r l1l31212l
Clad rupe Clad sp Codi frag
Laet
4
+
+
+
I +
+
I
1
rT--r-T-t
1
r]_II]
Fsoo'ten-l tas g4 34141 t7_z: .;4'.;41 laya" opht-l
Wr6 ,8A E_4_-EA l-r, ,8 30 3ol l3r__rs-.r5_
lDtatonee lAthe prs _)
fr:[-T__l
I
Leuc vafi Pros epip
t--t-tri_l t2l1t I ï
[IT]T ltttl
I
x x
Hini reti Lepi cine
Vgle
s€fre
Aora typ Coro insi Gantm sp Cryp
pall
x x
x x x
x
x x
]
t__LE]_l
Scyp sp
HaÍm imbr Plat dume Pold sp Poln oida TWo hyal
1
x x
x x
1989-1995
Tabel 3.2 Dreisdror, Braun-Blanquetopnamen I
s, s, s, a, s, s, s, srl
90 90
leizoen 11222222221 londsgÍ.(m)l ll 2 3 5 7 9 15221
3
I
wnlchetinu ladrupe
lctdry lr"e lGodi lc-odiw lanaq lutvatp
lDid,dich
lEcbcÍp
ltucnua lMttiléín
lAnti viil lcatlaty lcalro5€ lcediQ ndu
lc$a
lchffiais
lowven
l&irdso
lPotyh@ lro,ry n"n
I
lHalipari lHeil lHall
elt
xêna
+
ltv|€treí lsasa
tor
l94o unda lNnphíig!
lcrá6e,F lCrcpfm
Itntia lneau lot
lPataelet
lPruflex
lPtwhw ptun
lPonap 6t lsvng
!
I
+
I
1
I I
?
I
2
I
o o 0 0
I
+
I
o 0 0
0
o o o
o o 0
ry noil Íeti
Hini
Lepi citïE Ve?ê
iem
Co/o insi
MiaN
Qyp pall
*ru gru
gros Dêtn ^oreVac
o +
I
I
1
f
+
1
o 0 0 0
0
)
I
1
+
2
I
Í
2
2 1
I
+
+
+
I
f
I
+
+
f
1
+
I
I
+
+
+
+
+
I
a
I I
+ +
I
+
+
f
í
f
+
+
+
I
1
1
1
o
o o o
I
I I
n
I
0
0
0 0 0 0
0 0 0 0 o 0 o
0
0 o 0 o 0
o
o o
c
o o
0
o o 0 0
o 0
I
2
I
+
+
1
1
2
1
1
1
I
I
f
I
3
1
+
1
1
3 +
+
2 +
2
2
2
I
+
I
+
I
1
í
I
'l
Í
1
1
I
I a
t
1
f
+
J
+ +
+
I
+
+
,|
+
f
+
1
1
0
0 0
|
I
+
I I
+
+
1
1
I I
o 0
I I
+
1
1
1
+
1
Í
+
+
+
+
o o 0
í
I
+
0
2
3 1
2
2
I
1
f
1
3
1
3
I I
2
2
'l
t
I
1
|
1
I
1
I
+
+
I
+
,l
,l
I
+
+
+
+
a
+
+
1
1
1
1
+
,|
1
1
+
+ +
I
+
1
f
I I
2 +
I
+
3
1 I
I
+
+ 1
I
I
+
I I | I
í
I
I
t
+
1
I
IEExE
1e 14
1tA 6:r-r2uiez'leiíl
I
I
Poly
o 0
+
1
I
I
cin
1
f I
I
dum
I
3
|
I
Plat
,|
I
rrtT,l-TT-l-l Tt-Tt-u-Tn @rut-l mili ttttttttt ttttttttl lAren l$inim rT-ft-t-t-T-Tt frT-IoÏ-ofoTl-l tlttttttl lA|liP-pres l+l+l | | I I I TTTTTT_T_T_I Fï-ï-ïïïTï-l lPleu plat LM vail : ,' PMepip 9pe Keíe
I
1
I
Ew,rcn1
Pold
I
|
I
lPonaniru lPonapict
4
I
I
l6obinige pnyoxrpr lPonaniq
4
+
1
I
l^rè
lAnslt
I
I
lBueu
oàe lÈan niti lAptige qe llsci lgotdil lci@inb Ftwan 41gr
3
I
I
lnrcpinn
33
I
I
lDhdanc
3
I
lMya
lAlrrcei lcmp0d
333
1
I
lHy,ne,€,A
nict
3
I
I
lHatibow
33333333
I
lPoty
laioeta
95 95 95 95 95 95
94 94 94 94 94 94
91
3333333 12 3 5 7 915
I
I
nti
9't 91 91 91 91 91
33333 3 5 7 915
I
leovnga lPteíplun
$90909090
x
6n
24
a nEn-71 6E a 26 20 1?Ft,
ffi FI]W rrrr-ï-n
t212324É2112
6
2l
@lg,5u?ftsulE
ffi .rTT[Trn
r]_]_]_|l-ft-l
Tabel 3.3 Zipe, Braun-Blanquetopnamen'19Í39-1W5 89
89 89 89 89 89 89
333
1
6í;sP rupe laaa
Jutvasp
lDid.dich
lEecatp
90
3
90909099090
333333 2 3 5 7 91s
J93 93 93 93 93
sr
9Sl
94 94 94 94 94 94 94
l3 3 3 3 3 3 3 3333333 lr 2 3 s 7 9 rs 12 3 5 7
94
3
915
,lG ,5 ,s ,s ,s ,s ,5
,51
t3 3 3 3 3 3 3 3l l1 2 3 5 7 9 Í5201
I
I I I I
9rgnuti Anti spir
viil
Anti
Call rose Ceradesl
Cendiap Cera nodu
Che dasl
sis
Chon
Gncven
HvphYp Lome dav Poly denu Poly elon Poly fuco Poly hafl
Nyrgn Pdy sti PtÊr plum lclio ccla
lHatitue IHali Fni lHall6ul
xan
lxatt
]Mya nicr
Carnp anul Diad cinc
eni
lvEU
9go unda 'É.gattog
9ftcupr indi
Tubu
kil tlau kolWi C6eiga
Cnp fom via
lEtys lLifr,
tiu,
lMyti edul
lOtudul
lcnc pag
naen
lCarc
lGr
iped
lHeni lano
vai
Hipp
JHona
gamm
Itly$em lLio€
atcu
ILix lpls
lMacÍ paN
l lbcr Êst
Itleo pube lPagu bem
leaaaag lPataebg,
lPala*r Pilu
hitl
flex ITtw cran ilryti Alcy l&ugu plum IPnu
ltste ruoe lophi íag
nili lMigab lPen
lMaw Iaotts(ht Icion inte lDide nacu
111:1lli1:1 2'l 1i1
lDipt titt
crav lstye Angu angu
1
Calolya Enop tuba l6obi nigê
lMyox*or
[1_]j
lPhol gunn
lemaninu lPona sp Syngacus
)i,itius
ir Ê----T_r I
Fsoo,ten
64oEEEEnnt,
lu3431 nu2221 BlW31
aEE€14, ll!!tg@
Wn34yEAf13 4- lEEEaEppD:
Tabd 33 ZFe, 8Íam-Blanquctopnanen 159.1995
aE808e 80 rol ls E s, se se s g0sg0se0$90 so s so ló te-c lu ,r ,r ,i ,rT-rll lB I s s s s sl 3339 3 3l 3 l3 3 3333339 33I 3 333 lpcíiode I l3333 3 l3 3 3 3 3 3 ell3 3 3 3 3 3 3l
lffi---l
lo$dcreÍ.(m)l
Venolg
lffiffil lophubxÉ lAtt?Fptê lctuphaÍË
lunatima lF',êu
d.t
Lcttc
vad
lDr.lcnêe
| |
I I
I I
s 5 7 9 ís251 l1 2 3 lr122 3579 1
s
lr 2 s 5 7 9 isl ll a g s z 9 lsl
9{ 3
t
94 c4 9a ea 9a
33 333
579
3 't5
s6 93 95 95 3
3
ffiFTFFffiHffi+Fffiffi r-fTfn-fl .T_-r-rF
l(&
LlPs síua
Handurv Poln oida Slrír àoa
CÊnic& Lcpi ciíre
hraW Qptlin Coto'rj'Í ftiilr tnati PFsi
lurt
05
3
Fffi FfTt++lt Fi++FFftr Ftr]]]l= FFT+]+T FFF]:FFtr FFFF++]II ++rHï
Fo--T-r-rT-ï-n rol--rT
Spe
lMnimry
si
I
P,6qip
&t ni saírg
333339
x x
x
Í x
Tabel 3.4 khelphoek, Eraun-Blanquetopnamen 1989-1995
ls-sr-€, @ s, ssEl tro ro ro ro ro ro rol titrl ,r ,ir-t rll |so-se 13 ro ro so $l 3 3 3 3 3l l3 3 3 3 3 3 3l leêriodê | l3 3 3 3 3 3 3l l3 3 3 3 3 3 3l l3 3 g lodeÍsr.(m) | | | 2 3 5 7 9 rsl I r 2 3 s 7 9 1sl I r z s z g rsl I r z g s z g rsl
|fr---l
94 94 94 94 94 94
94
95 3
96 95 95
3333 2357
95
95 95
95
333
Etyo sp
ChdrW
Cditt4 Aíeg
I
Ulva
DiA dích
Edoae Laai sa('c
9rgnua Sphasp AÍrti viil
CÀI@
tdu
Ceta
Clwois
Gácw
Cíil dew
,tyq hqo
mlpst
Poly &nu Poly elon Poly luco Poly Poly nga
he
ft6 plun Clto
ek
Hali
bwe
pei Haltel
t I
Hali
1
1
I
o
o
o
o
0
+
2
I
1
a
I
'l +
'l
I
1
0
0
o
o
+ +
+
1
o + 1
Myamio
ud Cmped
+
0 +
I
I
Í
0 + I I
í +
+
I Í
1
I
+
+ +
+
+
+
+
+
i
+
+
í
I
1
4
1
+
N)íe
+
+
hEAsi
9e'4
+
+
+
Í
Diad Arc Hale hek 3
)
3
1
3
I I
I
1
+
1
2
3
I
I
+
+
+
a
1
2
2
1
+
t
I
1
+
1
)
1
í í
I
1
1
2
2
í
1
1
1
2
1
I
I
1
1
I
í
wda
sago
9rldpt
indi
Tubu
1
+
Amph Íigu
C6giga CEp íon
I
+
o
o
2
a
0
0
o
+
+
+
o
2
1
1
+
+
+
f
f
I
1
+
2
2
+ 2
2
2
7
4
2
I
4
4
í +
+
2 +
1
)
Chpedl
Hippwi
2
o
f
QrcM
t
a
1
1
Hmgm lre phal Llo( aíoJ
Lie lbls lvt8 rci.
Nepu,€
ngu
+ +
+
+
I
í
bêtn
I
1
1
1
1
7
a
1
1
1
êrêt
Pa,e
Thq@ F4pr hipp
4 f
t
I
1
2
+
+
I
2
3
4
+
a
+ I
í
2
4
4
1
1
i
t
1
I
1
tub
Aíe
Stye
cle
Calo
lyn
I
4
Á
Á
Á
a
Á
Á
Ercp,{tba
I
+
+
Aói
nige Phol gunn
tullpll
Pffia pict
Pomg
Gwtu--
+
13-42
3s,6,4-i-rol
lr83JJJ-3r*r-?,o
14.j
6-5-4:oA:g-'it
Wrel ffiFffiFffffi I fT--T--ï-f-l |-]--T-FT_f-l f-I_;l-fT-fï-] leratttes Leuc
wi
l79-s35'9'8'8'|]. @r4:a', 16'2igA
E-:q-?o-n-16-15-17-14
fTil-fT-Ï_ï.
PMepip
scypq
l1m Kcf'e
lunu
cir
Ple dure
hldsp Poln okla
$el
b6
Lepi ciac
AffiW
PttthMi
x x x x x
Pisi long SÍrn md
x
Caï lire Cdo ef ]a,tr'ó
9ugu
Smit rcti
NnW4u
x x x I
x x
I
Tabel 3.5 ZuËbout, 8íaun-ElanouetoDnamen 1989-1995
8e es es eo esl leo so eo so so so sol llï ,i ,r ,r ,r T1 ,il Is-r3 ,o ,3 ,3 ss ssl I l€e €e leeroac I ls 3 3 o o s 3l le s e 3 o o 3l le s e 3 3 3 3l ls s s e s s sl lndsrÍenr(m)l 11 2 3 5 ? g lsl lr a g s z s rsl lr z s s z g rsl lr z g s z s rsl
lW
Í
94 94 94 94 94
94 94 94
333333
I
3
Clad rupc
Utuag
I
Did.dich
È@6P
Lni%c
futNtt Aíti vill
t
I
+
+
+
+
+
I
!
,|
I
I
2
2
d6l t ndu a
n qis ven
c
'dcw o nyPo
í
I
t denu
I elon
tírc /tBn 'PAm
ela
t
0
ibow ípei ltul lffi zmiu eiln cinc hale
e
0
0
0
0
o
fl
o
-j _-l I
2
314
-l
+
+
+
+ + +
I
u indi
)
s gga o ígm
tia
dul
U
+
I
1
+
o
o 0
+
+
1
+
+
o 0
o
+
+
4
+lr
1
+
+
1
I +
) I
Fcd
tl
+
+
1
1
I
+ 2
2
o
1
I
I
+ 2
+
1
í 2
+
+
í
t í
+ 1
I
+
+
I
+
+
+
I
+
+
1t't
+
111
+
2
1
I
+
I
1
í
1
1
1
I
1
-f -t
t
i
t
t
J
-l _l
ll I
w
àNn@, Pilu hitt
ftw@ nyti
palm Aie cili AíBn
+
Ítl
plun
+
+
+
1
I
1
Elepib Aíe ruóe
+
Witne
kmmili
+t 4t
+
í
f
4
3
3
rsiáF,€
1
+ 1
l+ l+
+
I
I
4
3
+
+
+
+
+
+
+
Froo,trn Ir6r9troro19=l Frr4p..52ois=l le3zEappA
Leps
Í
1
1
I
f
a
I
+
+
+
+ +
+
,l
I
1
I
+
+
+
+
1353e{31 3or6-ral
wíi lunu
I
qua
x
PoAg Poln oida
LqidÊ
AeWi
x x
Capí clli
C@*xt PrnhMí Pisi long
NyíV íubl
Pyq li6
x x x
a
+
I
1
+
I
lp-e-aÉn-a14-A
x x
I
Hm
+ ,l
+
Pt6epip sctp
J
Í
1
ll
Leuc
a
2
)
gdt tdrl
ide
tl
4
Apli gleb
Ci@
I
+
+
1
,ےn
eugu
+
-l í
àhebg
Alcí
+
--l
Nef,oN& P4E]u
+
-j
+
wqpu
Pala
0
t
+
dtll
?wi nBnm iru
+
t
!l
tc'€Qu
CM
+
o o
E IEPi
I
+
-l .l
+l+
1
:
+
-f -t
e'iw glzu
I
:-l
--l
ona I
o o
I
,si eaog
o
a
mul
np d
lt1 rl
x
+l+
l'r4
+
x i8--C 1t-tl
frfT-rrr_l I Í | I I lrl fï_ï-]_-ï-T-n
Tabel 3.5 Gorishoek, Braun-Blanquetopnamen
1
989- 1 995
tr,ofro,o,o,ol t-r1 ,1-r ,-r ,f |sossEE $ s ssl 94 94 94 94 94 94 94 94 ipenoOe ls 3 3 3 a sg 3i s s s 3 3 3 sl l3 3 3 3 3 3 3 l3 s 3 s s 3 3l 33333333 rsl r e s s z s rsl lr z s s z s rsl I 2 3 s 7 9 ls 1 2 3 5 7 S 152. londergr.(m) lr z s s z t8, s, s, s, s, s, srl
95 95 95 95 95 95 95
3333333 12 3 5 7 915
3
lëryo sP
nnu lcdiíías
lcnae
lcodiírgy lE asp lutva sp
lDiddkh
cary llu-.r€si mtgcc ]Ecto
hrgmuti lsphasp lAnti
spn
viil pe lcail êna
1ceíadmb
C.ndiap Cen ndu Ch@dasf Chon qis Gr*wr
L
I I
i I
i |
I ]
I I I | I I I I I I I
lHyp hypo lLorc clav eseu lPoly elon
fril
lPolytu@
lPolyharu
I
lPoty
I
nga lPqp unbi lPbrptun
lcliocela
bwe lHari4ni lHatt eut
)Hali
lHel,x.na
lrlymeecrl
lMyanicÍ
lcampanul
loidcinc lEudeÊrc
\Hydrchi
ltv'Ei'sêni
lsáe"toe l9go
unda
I I I I
I I I I
I I I | I I I
*ttcupt lTubu indi
I
lAnphfrgu
I
l9bepaw
lAcotwi lcas gisa lcÊpfffi IDennfte Elytviti Jeo qis ILiëtifr. dut
I I
I I I I I I I
]
lMyti
l
lost cdul lCancpagu
I
lcarc maen
]ci"ip.a IHiWvili lHona gann IHya ann Licr- arcu Itvrao rct
pube
lNco
bêm
lPagu
lPalaelèg
jPataw Ped Íront Pilu hirt Atcy diap
paln IAngn
lBicccili
lBuguplun
I I I I 1
I I I
i I I I I t,
I
lEtecpilo
I
l*hi
I
tine
1i1i1t1
I
lAsê rube
fne
lOphi
Pwmiti
IMidat
I
lrs.i
I
asCe
laotts
lci@intc macu
|
l
lDidê
Stye clav
Cato tyra
buba
lEtop
lcobi lPhol \Poil
nige
gunn
I I
poil sp lhshe 6wttu I E28 lPona
I I ]
l
23zi16Tdl ÍA rg$20í116-ï6:l tt403e302513ís'l 63?E?43Éêzc|l Fe303236343131
'6]
WEbsl 2e35,gFt,
Tó.1 3.6 Gdidrck. Bnrn-Eldqrcbpnencn 19F.1995
lro a t o r loQ [o s ro s $ s.ol iE er erï-rr r1ïl ls s so 6 s F sl el l3 s s s s s 3l l3 r 3 9 MI lectioê | l3 3 t 3 ! s l3 s 3 s s s 8l I lond.ÍrÍ.(Ít)l lr a s s z g rsl lr z g s z s rsl lr e g s z e rsl lr z g s z e rcl
lf-_l
1
9a
3
ta ta ta e4g0a
393 857
333
$e6$ 5SË
I 833
VeÍrrolg
m++tfrlr$fi:Fï]lffiffi Lqaw,ti È8qtp Wgx
r
r
I
t
^àicói. Clytttrcltl
Cqlet Dympmi tl.lêNe
x
x
r
nódfi
L!'6tq/l Pttrdtt'Ê
hlds?
Polnoida
x
Sytlgt
Tw,N
I
M.Vpt
T
AU'|tiE
I I
C',ost
Plfrrntt
ft3lq/r'
&f
íau,
AáEën
,lynp? gtt gu Mtt6
r
r x
3t3 t 7 0i5
Tabef 3.7 Wemeldinge, Eraun-ElanquêtopnameÍr
l1*
198-1995
94 94 94 94 94 | 'sr8"e'89€r9os8rl lsororo$rororol til,1 ,1 ,1 ,t,l t$s$1313$$l lperiode I 11 1 1 r 1 i 1 13 3 g 3 3 3 3 s 3 g g s s sl s s g g g g gl 33333 g g londeíaÍ.(m)l lr 2 3 s 7 9 1s lr e s z rs Lr z g s z g rsl r z g s z s rs1 't2357
94 94
33
94
95
3
2.
I
33333 23579
33
FA;A---) nÊla lGlae
rupe
\Clad Codi Codi ftgy
fr4
Ulvasp Did.dich Ecto carp
Umisc lgtgndi lsphaq
lAnti spil lAnti viil
btt
lcall
llera cinb l6erad€sl
lCmdiap lcen nodu lch@d6y ais ]Chon \AÍac ver Gil devo
iHwnYP ILmdav pseu
lPl,yl
lmyn bno
elil
lPoly tu@ lPoly iPoly ngra
*ri
leory lPoíp unbi plm iPter
lclio ela
lHaliàore pani Hall ocul
lHali
Hallm
Myamis
Cfrpaul Did
cinc
mo
IEude
lHale hale
VncX*ni lságatog l9go wda
i*tt
cupl
iTubu indi
'j{6lr{4/i
uMa
iEucc
ic6g'e
Crep tom Denn ímn Elys
vii
Uarc qis Litt titt lMyti edul edul
ieÍ
lCanc pagu
I,Cucmm lCiripedi
JHffiitm Hipp van
Homgnm Hyas
Lix
en
aí@
lLixdqu Lie
hols
ltetas tost lue
iPag ben
tPala eleg lPand mnt
lriu ni,t
l,Pnu ílex \Thor oan \êngn paln
IEiecili lBugu plun l6lec
pilo
irge roe
I,opaita
tkmnili Apli
gab
Asi
aspe
Cion inte Dide
mcu
iDipt titt lstye dav
icao
ua
lchel labl
loie tat,
Enop buba
I6obini$
IPhol gunn
Pffig PffiaQ
laninni tTrisle
rsttê":
i
.{ -_ennn_n
31 41
362e16fiA a$3?Er?:a7ltrE:g:g'arr'1lE-$1816r5'É3rFl
,€n!{rsír?nA
Tód
3.7 Wcmeldingc, Eraun-Blarqrrbpnanen 1989-1995
l,.nr I lpcíiodê |
londcrrr.(m)l
v6rolt
lfficrË ll,lqr
I
lcrlrnrhollc
l,qdrltírr L&ttti Pí6q:tp sctPg Caíf
ils
I I I
t98eÉte89s|
191 9t91 9191 el $l lgggr$SEt$Sl r 1 I I r rl Isssg0t0ctsl c E s s s sl ls o s 3 s s sl ls g s s s g sl ir lo g ii z 3 s z rsl lr z s s z e rsl lr z s s z g rsl lr e s s z e rsl
l8e
3 1
33 33 s7
9a
3
ea
3
3
3
ffiFFTffiffi+H+ffitrF H]ffi]: FF+Jffi FFFF++II
x
x
x x x x
F+Ï++tr
Aubprol
Ftóffi
Lq3'4/€
tuktq Poln
dd.
AotaWi
x x x
qp.cll
Attunib
x
Co/o,rrl l'6!,Ë/d
I
fuls,|,v Prfrrn ri Pisi to,A
nproJ, tdÊcdti s('tt9l) Daít9106
3
95S5e55 38983
3
E-NI
FI
a.el s
I
rol
-']
r^i l=l
*-*L
lo
t-t
Rooi
**-l
l=l lol
*
:1
-'l
e--l
l:
$o $o 8o
F] o
-l
o
o.,
È
-r :-i 1-l
3o 8o 3o 8o
[] I
i.l
l-t tNl t-l tol
N
t;l
E :t "l
'l g
ei e1
:nt É-;E]
FI
la-. -*
l'l tol
tt
lt600 16
l:l
;l
--
l;6o--.
l-l tsl t-l lsl
ft
ló ló
N
+
N
+
i
+
ia i8 tÍl
o\
CA
g\ @
ol o
xxxxx
N
+
'^ ràí i^
+
rl
N
.l
N
+
l"l
N
l:l i:l
fl
+
l8
l'l :l l-i tdl
I
I'I
Fl
+
l:]
È
€ +
o
+
+
+
=
6
g
+
+
3 + + +
(
+
N
I
+
+
d
o
.€
ts
l-l l-L t-l tól t-l l-l t-l t6l
l:l
fl
3 0g
IJ
i:l
.É
@
o
+ +
+
sÈ
* È $*** e Ë* Ë8 ëssËë EE
ë ÈË RË
ÈFEÈ
G.È
-È
t
H=È EEBË'sëÈ ÈË
sÈËËÈSËËSË5Ë
n
o
t-_l
i+ G
E
ËËËÈ
Ë] frsSSgËsEËË
Tabel 3.9 Jonkvrouw-Annapolder, Braun-Blanquetopnamen 1989-'1995
s, srl tr- r0 ,0 ,0-l tw 11 ,1 ,1-l F ,t-$ ,5-l F-r4-r4 ,4-l F 15 ,s ,sl F 8, 3 3 sl lz 2 2 zl ls 3 3 sl ls 3 3 sl lo 3 s sl lg s 3 el I ls londerer.(m)l lr z s sl lr z s sl lr z g sl lr z g sl lr z s sl lt e g sl lperiode
Fí;sp linu
lChae lChae lClad
mela
rupe
lctad sp lEnte sp lUtva sp
lCallrose lCeradesl
diap
lCera lCera nodu lChon lDasy lPoty
cris bait
stri
bowe
lHali
enig giga lCras
lCrepfom lLitt
titt
I I
I
mia
minu
lSyngacus
2
3
2
1
4
I
3
3
Leps squa
Hini reti Tene adsp
Aoratypi Coro insi
ldot chel
Miogryl Sphr hook
2
I
1
2
1
2 2
1
1
1
1
+
2
2
+
o
?
2
?
1
o
0
o
0
0
0
0
+
1
1
2
3
1
2
2 2
2
1
2
2
1
I
2
1
2
3
2
2
1
2
2 +
1
2
2
1
2
2 2 2
+ + +
2 2 2
3
1
2
1
+
1
1
I
+
1
+
+
+
+
,|
+ 1
1
1
+
3
3
3
+
+
?
1
1
2
+
+
+
2
2
2 2
2
2
2
2
3
+
+
1
1
+
?
+
3
2
2
1
+
1
+
1
1
2
1
+
0
3
1
?
1
2
1
t
1
I
Í
1
+
+
+
1
+
1
?
1
3
?
+
1
3
+
I 4
,|
4
1
T
1
+
4
2
1
+
1
+
Í 2 Í
2 1
,|
1
,|
4
'l
1
2
3
+ 4
4
2
2
3
3
?
?
+
+
+
+
?
1
1
1
2
2
2
+
?
+
0
o
I
,|
í +
I
Í
f
+ I
0 0
I
+
T
f
+
1
1
1
1
2
3
3
I
0 0
0
0
2
2
2
0
0
0 1
1 I
2
0
0
?
o
o
0
0
+
+
+
+
+
Í
+
f
1
1
1
I
* I
1
1
I I
2
í í 0
I
I
2
2
+
1
I
Í
,|
2
2
1
1
4
1
1
+
T
3
3
+
+ +
+
+
+
i
?
+
+
I
f
I
+
1
1
1
1
I
1
1
i
1
I
I
1
+
+
+
f
+
+
1
I I
0
I
+
+
+
f
I
t1218 15 €l F6 18 15 16-l tl-1e- 16 16-1 115-n
I I
;n-F| F-12-15-Tt f:g-13 15-Tíl
r-T-f-T-l rT-f-T_l t-T-r--n [ToT-]__l [-T-t-T-l r-r-r-T-l
f'#i"ffiffiffiffiffi [-r;T;T;t r-rr-;Tt ir--4.]=-] i_Lll_f t-T--ï- r-Ï-r-r_l x
Harm long Pold sp
3
I
I
Pros epip
I
1
Wíman-] pres lAthe lPlatfles
2
1
3
I
Fsoortenl
lGastacul
2
o
I
I
gunn
I
0
I
I
lPhol lPoma lPoma
1
I
lBotr
angu buba lGobinige
?
+
I
I
lConoseur
lAngu lEnop
T
+
?
+
I
I
scht lCion inte lMolg manh clav lStye
+
2
I
lPagu
flex harr
+
4
?
I
I
lPrau lRhit
1
I
iped lCnn aan lPataetes
3
4
I
I
bern
3
4
3
I
I
lPataadsp
2
I
lCarc
lcin
2
3
I
lMyti edut
maen
?
4
I
I
lFico
4
I
I
lSagatrog unda lSago
4
I
lCamp
lDiad cinc
2
I
pani luari lHall xena lAure auri anul
2
I I
x
Tabel 3. 1 0 Ritthem, Braun- Blanquetopnamen
|l-'---l F-orsrl lpeÍiode I l3 3 3l londergr.(m)l
_-l [Hee sp lutva
lr g
rsl
1
989-1 995
sss$s939 3333333
90s9090909090
3333333 12 3 5 7 915
12
94 94 94 94 94
3 5 7 912
333333 123579
94 94
95 9s
95
95 95 95
1
1
333 't 23
3333
95
I
lDiddich lAllti viil lcera d6t
I I I
lCennodu
I
lHwhvp p*u lPhyt lPoty tuco
I I I
lPotynga
I
lPoryunbi
I
lCtioceta lHatipani
I
I
I
lHailocut lMyamio lCampanul
I I
lDiadcinc
I
lHdhhate
se,ti
I
unda
I
lMett ls"gr
l9go
tc
0
0
1
1
1
2
2
I I
lMytiedut
lostrdut
lcarcnaq
iped
lcin lHonaganm
lHy6aran Vlwt íost
0
0
0
1
lvením Wcy aBp lNcy ^ytt paln lfurgn lsiceciti tp lgre,t
2
2
2
clav
lCatotyra
I
I
I
o
+
0
0
0
0
0
0
'l
0
0
o
o
0
0
o
o
'I
1
+
1
I
2
I
+
+
1
1
0
0
1
t
+
Ache
ehi
Anop peti Nymp rubl Copí hU
Bowegnc Sou Ktu Dend gos
1
1
1
+ 'l
t
I
1
1
1
1
I
1
í
I
I
o
o
0
1
1
2
2
1
0
0
0
0
0
f
f
1
I
1
1
I
1
0
o
+
+
1
+
o
0
0
0
Í
I
1
1
a
+
I
I
+
0
1
o
I + +
í í
1
1
1
1
f
I
3
3
+
+
1
1
5
+ +
+
+
+
1
1
o
o
1
1
+
+
0
0
o
0
+ 0
1
1
1
0
0
I
1
+
0
0
'l
+
+
1
'l
+
+
+
+
1
1
2
+
+
0
0
1
'l
+
+
+
0
0
0
0
0
1
1
+
1
1
l
| I
I
I I
3
I 1 I
+
I
+
3
2
2
2
2
+
+
+
+
+
+
2
+
+
+
+
+
+
'l
+ 1
1
í
1
+
+ +
1
+
+
'l
1
+
1
I
1
1
+
1
1
+ +
+
+ +
I
1
+
+
+
+
I I
-)
lA
1e lel 122 16 15 17 16 15
I
151
lE-to
16 16 16rel
Hffi
WE n B
x x
1e i8-l7il,
ÍË-E ,o ie 13-i3-1t 2l2l2l2l2
x
x x x x
mari Pisilong SEn mari
1
I
Obd didl
Phth
+
1
1
x
mam
+
a
+
Dyna pumi
Jass sp
+
I
'l
1
Scyp sp
JaSS
1
1
1
2
I
Leuc
Coío ache Coío insi Gamm aJid lass heKt
1
+
l5rato,nêe -l ÍrT-Tl
Ca$ line Caï nach
+
+
-_-]
Capr elli
1
I
I
rube
cinc
2
1
+
0
I
lrste
TWhyal
2
+
2
I
I
Thel
I
0 +
a
1
I
lÊter.pito
Haím impa Poly ctoa Poly noid
1
I
I
lPatsvail
vari Prcs epip
0
1
+
I
I
lttrcpube
cdlc
0
1
?
I
lcancpagu
lLani
0
,|
+
1
1 1
I
irÉi tary lTubu lPona triq l^&twi laasgsa lctqfon llano ais lLifr,ifr.
Fsooíten
0
I
lrubu
lPott4t lPoma minu
1
5
lSatcupr
lstye
+ 'l
I
x
x x x x x
[-13--1113-13_111íTj]
Tabef 3. 1 1 Krui ningen, Brau n- Blanquetopname n
1
989 -1 995
8r-8rl tr-ro ,ol F-rí t,aar---l tr lseizoen I 13 3 3l ls s 3l ls 3 londersrens(m)l
lr
Porp umbi Camp anul
+
Diad cinc
+
s sl lr
+ +
+
3
1
+
+
1
2
í
f
hgatog Urti feli Congcodt
z sl lr
,1-l l$ ss ss-l tr-r4E F rsml 3l s 3l 13 3 3l 13 3 3l z sl ls lr z sl 11 2 sl 11 2 5l +
+
+
2
2
2
2
2
2
1
1
1
2
2
2
1
1
1
4
4
2
2
1
1
1
4
2
2
2
2
,|
1
Cras giga
3
+
Crep fom
0
0
0
0
0
+ 0
Myti edul
1
+
+
1
+
+
?
+
I
1
1
1
1
1
0
0
0
0
0
o
4
5
5
2
2
2
3
3
3
3
Carcmaen Cin iped
5
5
4
2
2
2
1
2
1
+
0
0
+ 0
3
3
1
Rhithan
Elxctus
,|
Elxpilo
o
AsÍ: rube
Molgmuh
FsooÍte" lDiat
+
__l
omee-l
Pros
epip
Lqi
squa
+
+
I
+
í
1
1
1
+
2
2
1
1
1
f 8 -í_?l
l-10 io-
tr-T--T-t xx
rf-n
1o-l
t8 B 8l
o
0
+
+
fe--7--V
f-r-f-l rrTt
1
Poly
don
'l
0 +
,|
,|
1
1
1
f7--7--7 fE 5 -V
[]-n r-T-n x
Nere vire
Meli palm
1
,"
Tabel 4, TWINSPAN analyses. Voor soortafkortingen zie bijlage 1. Links analyse van de wienone, rechts onder de wiezone (beh. bij Preekhilpolder). 1e, 2e en 3e scheidingsniveau respectievelijk: dubbele, enkele dikke en dunne lijn. ln groepen van twee jaar wordt een verder scheidingsniveau niet meer aangegeven. Vette lijnstukken duiden op indicatorsoorten. Voor omzetting van TWINSPAN codes naar Braun-Blanquet, zie Tabel 2 Tabel 4.1 Preekhilpolder, TWINSPAN analyse
5m
2m 95 94 89 Grif devo Macr rost Ecto carp
Myti edul Poly harv Lioc arcu Pter plum
Palaadq Hallxena
Halipani Gobinige Buou olum Myca micr Chon cris
Bryo sp Clio cela
Crep forn Carc maen Asci aspe Stye clav Ostr edul
Callrose Clad sp Ulva sp Prau flex Cirr iped
Litt litt Codifrag Cion inte Sarg muti Pala eleo
Halibowe
Anti
te
Botr schl Sago unda
Aste rube
;-412 22 33 13 -3 23 32 -3 12 56 33 33 22 32 21 23 22
9C
34 33 54 33 ::
12 32 2-
Cera nodu
Diad cinc Poly fuco
Hallocul
Lioc arcu
Halibowe Diad cinc Anti te Aste rube Pala eleo
32 212 31 124 -2 ó- 241 256 43 33 33 33 33 33 22 33 24 22 13 54 43 4- 443 323 2- 333 -3 -3 -2 43 42 -2 22 23 14 24 35 32 22 24 33 42 44 3- 12 23 34 43
?'
1-
94 95 91 9Í 89
93 91
33 -3 23 12 34 22 33 -3
Litt
titt
Cirr iped
Gobinige Clio cela
Crep forn
Asci aspe Cion inte Stye clav
Codifrag Hallocul
Bryo sp Myca micr Bugu plum Prau flex
Hallxena
Halipani Sarg muti Palaadsp Sago unda
Ostr edul Carc maen
Callrose
21 43 32 31-2
2
33 33 33 22 22 12 4-
361 32 33 33 31 3332322 -2
Cera nodu
Macr rost Botr schl Poly haru
Myti edul Grif devo
-1
9C
34 -1 33 43 22 132
22 24 22 33 33 42 42 31 43 333 -2 23-
-2 44 22 -4 2-3
i_
12432 33 33 34 32 23 33 12 33 323 -3 22 't2 3322 64 33 5233 13 22 22 35
Tabel 4.2 Dreischor, TWINSPAN analyse
2m
9m
94 95 89 93 90 91 Hallxena Apli glab Chon cris
Litt litt Lioc arcu Anti te Halipani Bryo sp Pala eleg Ulva sp Hali bowe Stye clav Ostr edul Cion inte Sago unda Cirr iped Callrose Sarg muti Crep forn
Gobinige Diad cinc Poma sp
Codi frgy Poly haru Prau flex Carc maen Codi frag
Bugu plum Asci aspe Clio cela Angu angu Poly fuco Metr seni Cera nodu Clad sp Aste rube Myti edul Grif devo Botr schl
11
42 32 -5 32 2 -2 -2 34 42 -2 2 65 5 33 -3 32 24 -2 43 22 -2 33 -2 43 23 2 32 32 4 33 73 33 33 23 23 22 -3 3 22 32 43 33 3 22 21 44 35 23 33 23 33 -3 33 -2 -3 3
-2
3 2
-z
-.
94 91 89 9( 95 93 Camp anul
Botr schl Hallocul Diad cinc Macr rost Ostr edul Cirr iped 2
-2
2
-2 121 22 -2 3
3
23 33 13 22 -3 -3 -4 3
33 64 34 44 33 -é
4
21 32 53 33 23 45 13
Cion inte Asci aspe Stye clav Crep forn Carc maen Bugu plum CIio cela Sago unda Gobi nige Myti edul Aste rube Aure auri Prau flex Metr seni Halibowe Myca micr Lioc arcu Pala elea
--;
23 22 -2 -3 -4 -2 33 13 24 33 22 23 -2 -3 33 -1
-2 2
22 -3 3
32 -3 44 43 52 45 32 33 23 35 33 13 22 -2 -4 ::
-2
2 z,
122 22 33 34 22 33 21 53 33 23 3
2
11 -3 -3 -2 24 24 22 2
Tabel4.3 Zijpe, TWINSPAN analyse
2m
7m
90 89 91 93 94 95 Sert cupr Camp anul Diad cinc Hali pani
Cera nodu
Hallocul Macr sp Canc pagu Poma sp Gobi nige Myca micr
Halibowe Ecto carp Anti viil Pter plum Metr seni Asci aspe Cion inte Clio cela
UIva sp
Bryo sp Aste rube Carc maen Cras giga Stye clav Saga trog
Ophifrag Sago unda Hypo hypo Myti edul
Litt litt Hall xena Bugu plum
Callrose Polv fuco Crep forn Svno acus Pagu bern Poly elon
Sarg muti Chon cris
22 -3 44 22 22 22 13 1-
23 3-2 22 23 -1 2 222 31 -3 32 -2 -2 -2 2 2- 34 -3 34 24 22 44 43 43 32 -3 33 -3 43 -2 44 32 32 33 22 66 47 34 33 43 43 55 15 33 424 2 24 22 23 31 24 -4 -3 23 33 1- :: 1::
Botr schl
-1
Gin iped Dict dich Lome clav
::
Pala eleg
Dide macu Poly haru Dipl list
Aoliolab
.-;
:; 2
21
l: :;
1-
-1
89 93 94 9C 95 91
12
Calo lyra
Metr seni Tubu indi Myti edul Hallxena Ophifrag Crep forn Camp anul
Maa sp Sago unda Diad cinc Carc maen Stye clav
2 1
2 2
5 3 3 3 2
?: -2 45 33 22 22
2
Cras oiaa
5
32 22 32 22 65
2
Halipani Halibowe Myca micr
2
2
Aste rube
-2 -2 -3 22 g2 22 22 54 24 23 43 23 22 33222
22 33 -1 -2 22 22 23 23 34 21 22 22 56 23 13 14
Clio cela Gobi nige
Cion inte Saga trog
Hallocul Poma sp Asci aspe Apliglab Dide macu
Lioc arcu Sert cupr Cin iped
Litt litt Canc pagu
Prau flex
5 2 3 2
2 3 3
2 3 2 1
3
22 22 33 -2 22 2
;; 114 -2 2
-2 1-
t:
3 2 2 2 2 5
141
3: 2-2 3 25 33 2 22 4 33 3 23 7 55 -3 322 33 2 33 4 35 3 32 2 22 2 -2 4 45 242-2 2 33 -2 11 33
Tabel 4.4 Schelphoek, TWINSPAN anatyse
2m
95 Halibowe Sago unda Lioc arcu Grif devo Pagu bern Cras giga Anti vill Polv fuco
Hallocul Homa gamm Camp anul Chon cris Aste rube Canc pagu Pter plum Poly ngra Macr rost Hypo hypo UIva sp Halipani Metr seni Saga trog Cera nodu Buau olum Bryo sp Tubu indi Poly denu Neco pube Carc maen
Ophi frag CIio cela
Myti edul Sarg muti Gobinige Hipp vari Diad cinc Grac verr Phor hioo Elec pilo Bice cili Cirr iped Tris lusc Clad rupe Ente sp Calo lyra Soha so
91
34 32 -2 -3 -2 44 34 23 23 11 43
7m
93 94 89 90 Calo lyra
3
Gobinige Angn palm Lioc hols Myti edul Tubu indi Elec pilo Phor hipp Homa gamm
131 13 44 21 33 -2 24 -3 2 -3 122 32 2 1-2 23 21 21 12 11 32 24 32 22 23 3 -2 2 2 24 42 22 34 42 42 2 22 13 43 33 45 33 24 44 23 32 33 33 3 42 5 13 2
;
-3 -4 -3 -3
3
-1
-2 22 22 45 3 3
31-
2
33 -2 -2 ..;
89 90 91 93 94 95
2
2
2
2
33 33 56 33 32
6 2 2
44 2
3
3
:,
-1
-2 24 32 -4 -3 34 22 33 23
CIio cela
Macr rost Bice cili Carc maen Bugu plum
Ophi frag Metr seni Diad cinc Saga trog Halipani Hallocul Hipp vari Cirr iped Halibowe Hale hale Camp anul
Aste rube Neco pube Cras giga Canc pagu Poma sp Pagu bern
3,3 21 22 -3 ;: 2 22 -1 -2 -2 -3 -2 21 -1 133 33
2
42 32 44 66 54 45 32 -3 13 2
1-
2
22 -2 32 2 33 -4 33 5 43 33 44 33 22 4 23 2 33 22 -3 -2
-3 2 11 32 -3 -2 22 -2 22 32 33 2 22 22 33 -2 23 11 25 46 -1 22 22 1-
tl
3
Tabel 4.5 Zuidbout, TWINSPAN analyse
7m
2m
95 93 94 91 89 90
94 93 89 91 9€ 90 Poly elon Gobinige Psam mili Pala sen Phol gunn Chon cris Homa gamm Lioc arcu Dict dich Ulva sp
Hallocul Metr seni Macr rost Halibowe Bugu plum Pter plum
22 ; 21 2
2 3
1
2
1
3 1
2 3 3
2 3 3
Sago unda
2 2 5 3
Anti vill
5
Asci aspe Poly ngra Pagu bern Bryo sp Pala eleg
Sara muti Diad cinc Aste rube Crep forn Hypo hypo Halipani Stye clav Poly fuco Ophi frao Cras giga Hale hale Bice cili Cirr iped Cera nodu Saga trog Carc maen
1
21 -1 2 3
32 21 2
-2 23 23 23 -2 2 2
-2 22 5 2 3
3 2 3 2 2 2 4 4
44 22 33 22 21 32 32 47
4
-4 1-
;: 2
-2
2 2 2
22 33 44 22 -4 2
3 2 5
-2 22 32 21 33 33 2 2
-3
65
1
Carc maen
3
2 2 2 3 5 3 1
3
2
Cion inte Myti edul Neco pube Apli glab
Litt lift
3
Camp anul Clio cela
2
Bice cili Diad cinc
2
-3 -2 33 33 ; 22 32 32 2 2 33 32 2 32 4 22 2 ; -2 1;-
Lioc arcu Hypo hypo Metr seni Homa gamm Asci aspe Neco pube Hallocul Myti edul Gobinige Bugu plum Camp anul Macr rost Sago unda Psam mili Cras oioa Aste rube Halipani Stye clav Halibowe Crep forn Clio cela Cion inte Mvca micr
4 3 4 3 2 3
3 2 3
4 3
Saga trog Ophifrag Apli glab Ostr edul Cin iped
33 22 22 2
31
1-
2
-1
3
3 2 2
-2 22 31 1- 22 22 -1 22 23 32 2 -3
2
2
2
1
:?
143 6 55 2 22 33 21 2 33 22 23 3 32 33 33 : 33 33 22 52 1
1
3 2
?
1
2
2 2 3 3
3
3
1
-2 3 43 46 22 32 33 22 32 -5
2 5 3 3 6
-1 ;
2
t:
4
2 2
Tabel 4.6 Gorishoek, TWINSPAN analyse
7m
2m 89 93 91 Gobinige Poly ngra Pagu bern Camp anul Apli glab Cion inte Cera nodu Enop buba Anti vill Halipani Tubu indi Asci aspe Codi frgy Brvo so Phyl pseu Ophi frag Codi frag Bice cili
Aste rube Ulva sp Fter plum Sarg muti Hypo hypo Poly fuco Diad cinc Saga trog Carc maen
Metr seni Dict dich Litt litt Cras giga Crep forn
Myti edul Stye clav Clio cela
Grac verr Macr rost Halibowe Pala elea Chon cris Poly elon
Lioc arcu Cin iped Callrose Choa dasv
9C
22 32 22 2 22 23 22 24 22 33 -3 -3 -1 2 24 42 -2 2 22 3 22 3 -2 4 25 5 2 -2 44 16 22 4 22 32 22 22 34 22 34 42 33 3 23 33 32 33 33 34 33 44 22 32 22 23 -2 --; -2 34 44 33 33 -2 32 23 42 -3 33 -2 3 -2 4 -2 2 13-
-3 -2 -_r-
3
:.
-2
95 93 91 94 89 90
94 95 Hallocul Camp anul Enop buba Poma sp Asci aspe Homa gamm Cirr iped Bugu plum
2
142 2 2
-2 32 33 22 23 22 32 33 22 4
-1 -2 44 33 23 33 33 22 33 -3 -2 32 2 2
33 22 23
2
1
3 3
33 22 22 11 34 22 2
-2 33 11
Halibowe Psam mili Lioc arcu Antí vill Pter plum Myca micr Elec pilo Sert cupr Macr rost
4
3
-3 24
Eude ramo
2
2
Metr seni Saga trog Stye clav
3
3 3
1
3
: 112 2
3
4
CIio cela
3
Crep forn Aste rube Bice cÍli Diad cinc Cras giga Cion inte Tubu indi Carc maen Jano cris Apli glab Gobinige Neco pube Ophi frag Halipani Pagu bern Pala eleo
3 2 2 3 3
2 2 ? 1
2
34 33 33 22 33 45 44 24 23 23 -1 22 2
2
21 : -3 11-
-2
2 2 2 2 2 1
2 2 2 3 2 2 3 3
-3 3 -3 4 23 3 33 3 33 2 22 3 23 3 45 3 34 2 33 2 22 2 22 124 ; 12 22 5 65 2 32 3
1
1
1 1
2 2
Tabel 4.7 Wemeldinge, TWINSPAN analyse
2m 89 91 93 Cion inte Enop buba Bice cili Neco pube
Psam mili Tis iusc
Grac ven
Phylpeu Hec ptlo
Halioani Codifrag Ecto carp Sert cupr Cera nodu Tubu indi
Myca micr Phol gunn
Oohifraa Bryo sp Hallocul Pagu bem Clio cela Stye clav Diad cinc Macr rost Hypo hypo Metr seni Pter plum
2 2 3 3 4 2 4 3 3 2 4 3 2
2 3 2 2 1
2 1
Halibowe Anti vill Saga trog Aste rube Poly
ngn
Ulva sp Poly fuco Crep forn Cras giga
4 2 3
4 4 3 2
Carc maen
Lift titt Grif devo Chon cris Homa gamm Myti edul
Cin iped Sago unda
Sarg muti Palaeleg Poly elon Choa dasy
Lioc arcu Dict dich
?
2 2 2 4 2
42 22 22 12 1322 23 23 32 32 44 223 -2 -2 -2 14 45 322 33 33 54 33 54 22 34 22 43 33 3234 34 33 45 22 -2 332 -23 :-.
7m 9C
94 95
95 91 94 93 89 90 Enop buba Canc pagu
Homa gamm
2 3
Camp anul Cin iped
2 3 3
-1
4
Lioc arcu
Gobinige Cion inte
Macr rost Hallocul Crep forn
4
Clio cela Bice cili
Halibowe
3 2
Cras giga
Carc maen 6
4 3 3 3
2 5 3
4 2 3 2 3 4 3 3 3
2 3 3 3 2 2
3 1
-2 2
2222-3 -2 23 22 23 -2 23 -2 323 22 22 42 33 33 44 22 2-2 33 -2 -2 24 244 322 23 22 22
Pala eleg
Halipni Pagu &m Ostr edul
Aste rube Diad cinc Stye clav Neco pube
Metr seni Buou olum Myca micr Tubu indi Ophí frag Sasa trog
-2 221 22 23224 23 23 33 33 22 32 54 22 -2 -3 -2 2
22 45 33 21 22 23
22-1 3-
-2 -1 222 232 21 22 23 23 33 33 22 -3 56 22 22 33
?_ 23 34 23 -2 2 2
-2 -2 22 2-
213 23 33 33 -3 -2 23 2222123 55 33 -3 13 -4
333 55 23
Tabel 4.8 Vrouwenpolder, TWINSPAN analyse
2m 89 93 91 Molg manh Botr schl Camp anul Clad sp Cera nodu Cirr iped Diad cinc Carc maen Chae linu Myti edul
Ulva sp Gobinige Rhit harr Fico enig Chon cris Callrose Prau flex Dasv bail Poma sp Cono seur Bryo sp Cera diap
Callcorv
42 42 : 33 34 3 43 5 42 2 23 2 32 7 34 5 65 35 4
;
3 3 4
::
7 m ('89:10
9C
4 3 3
5
3
-3
3
4
-2
--;
-2 2
5 3 3
4 5 3 3 3
:
;
94 95
23 22 22 42 54 42 23 21 2
-z
24 33 : 33 22 22 33 43 32 3
m)
91 93 89 9C 94 95
Aure auri Botr schl Molg manh Rhit han Myti edul Cirr iped Camp anul Diad cinc Carc maen
Gobiniqe Fico enig Callrose Prau flex Poma sp
34 24
2 4 4
3
3
64 34 33 42 22 23
6 6 3
2 2 3 3
3 3 4 3
4 4 3 3 3 2 5 2
33 42 22 32 22 32 24 3
33 22
Tabel 4.9 Jonkvrouw Annapolder, TWINSPAN analyse
2m
5m
89 90 91 93 94 95 Rhit harr Camp anul
Hallxenà Molg manh Halipani Botr schl Clad sp Cera nodu
Litt litt Diad cinc Chon cris Fico enia Carc maen Cirr iped
Gobinige Prau flex Chae linu Pala eleo
Callrose Myti edul Cras giga Cono seur Dasv bail
23 334 42 33 34 -5 33 -4 34 33 12 23 54 33 -3 62
33
4 4 2
2 2
2
2
4 6
5 2
;. 2
22
5
4
4
2 4
2 5 3 3
:
2
4
3
3
6 3
:
-2 22 34 22 33 62
4 2
-4 54 25 32 -4
2 3
4
3 3 3
2 2 4
2 3 3
Camo anul
5 2
2
Fico enig Cirr iped
2 4
3 5
:
3 2 3
Pala eleg Cono seur
4
3 3
95 93 94 91 90 89 Poma sp Crep forn Clad sp Dasy bail Cras giga
Callrose Myti edul
Gobinige Stye clav Botr schl Diad cinc Carc maen Molo manh Hallxena Halibowe Rhit harr Halipani Aure auri
3 2 2
6
3
2 2
3 2
-2 -3 -2
2
33
2
-4 2 63 33 34 24 2 22 34 45 23 33 -3 4 52 43 34 45 22 42 22 -5 34 45
3
4
3 2
4
32 33
Tabel 4.10 Ritthem, TWINSPAN analyse
2m('89:3m) 94 93 90
8S
Neco pube
23
Ostr edul Myca micr Sago unda AIcy myti Tubu lary Canc pagu Angn palm Bugu sp Bice cili Camp anul Hallocul Diad cinc Metr seni Carc maen Crep forn Cirr iped Halipani Macr rost Saga trog Aste rube Tubu indi Elec pilo Sert cupr Cras giga Cera nodu Hypo hypo Myti edul Phyl pseu Poly fuco
3
;
;
3
:
3
2
-3
2 2 4 3 3
2 2 3 4
2 3
:
91 95
2
23 25 ; 32 2 24 4 3
43 24 44 23 33 43 3
33 3
3
2
2
13 22 3
3 3
4 5 2 3 4 2 2 2
4 ?
3 4
:
7 m ('89: 15 m)
2
2 3
4 4
22 33 24 -2 -3 2 3
32 13 3
-3 43 33 22 43 42
91 Myca micr Myti edul Metr seni Neco pube Canc pagu Bice cili Tubu indi Carc maen Hallocul Diad cinc Cin iped Buou so
Macr rost Elec pilo Angn palm Cras giga Sert cupr Halipani Ostr edul Aste rube Camp anul Creo forn
94 89 90 93 95
-3 ; -2 4 25 1 1
2
34 34 22 33 54 34 22 22 l -2
2
3 2 3 4
..,.
2
: 3 2 3
-2 -2 22 23 -3
3
4 3 3
4 3 2 3 4
13 -2 3
4
3
33
2
3
3 2 4
33 22 42 -2 32 33 3
23 22 33
Tabel 4.11 Kruiningen, TWINSPAN analyse
2m 95 94 90 Crep fom Elec crus Cirr ioed Camp anul Molg manh Carc maen
Aste rube Diad cinc Urti íeli Clars giga Mvti dul
89
33 -3 -4 55 77
91 93 4
-2 -3 3 33 42 32 3 33 3 3
44 34 34 2 36 23 22 24
100
-l
90
Halichondria panicea
I
80 70
s o,
:o =
]J o dt
60 50
40
Ít-
30
fl ilfl
20
flÍ
10
t-Et
0
l-H
'79'80'81'82'93'94'95'96'97'gg'gg'90'91'93'94,95
'79'80'81'82'83'84'85'86'87'gg'gg'90'91'93'94'95
'79'80'81'82'83'94'95'96'97'gg'gg'90'91'93'94'95
'79'80'81'82'83'84'85,86'g7,gg'gg'90'91'93'94'95
'79'80'81'82,93'94'95'96'97'gg'gg'90'91'93'94'95
'79'80'81'82'83'84'85'96'97'gg'gg'90,91'93'94'95 jaar
100
90
80
s o) J = o
70 60 50
E
o 40
dt
30 20 10
0
100
90
80
s o, l= <
70 60 50
o E 40 o
Í)
30
20 10
0 iaar
I
G.L.W. -1
tot-2m
m G.L.W. -5tot-7m
I
c.L.W. -9rot-15m
Figuur 2a. Zijpe. Bedekking van 1979 tot en met 1995 van een zestal soorten op drie dieptes in de periode oktober-november
100
90 80
s J = o
70 60 50
o 40
d)
30 20 10 0
'79'80'81'82'83'94'95,96'97'gg'gg'90'91'93'94'95
'79'80'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'91'93'94'95
'79'80'8 1'82'83'84'85'86'87'88,89'90'91,93'94'95
'79'80'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'91'93'94'95
'79'80'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'91'93'94'95
'79'90'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'91'93'94'95
100
90 80 70
s c -!z
60 50
-:<
o (D
gl
40 30 20 10 0
100
90 80 70
s o)
.o=
60 50
o 40
(D
30 20 10
0
iaar
iaar
I
c.L.w. -1 rot
-2m
ffi c.L.w. -5 ror -7m
I
c.L.w.
-9 tot -15m
Figuur 2b. Schelphoek. Bedekking van 1979 tol en met 1995 van een zestal soorten op drie dieptes de periode oktober-november
100 90 80
s o, .:í = o
70 60 50
o 40
m
30 20 10
0
'79'80'9'1'82'83'84'85'86'87'98'gg'90'91'93'94'95
'79'80'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'9 1'93,94'95
'79'80'81'82'83'84'85'86'87'98'gg'90'91,93'94'95
'79'80'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'91'93'94'95
100
90 80 70
Èoo o, g50 *q40 g
ÍD
30 20 10
0
100
fffOpniotntx íragitisl
90 80
H
70
s o, J=
o
(D
ÍIl
til
60
il
50 40
il
30
IE
It
20
t-tfl
10
nl
fE
0
'79'80'8 1'82',83'84'85,86'87'88'89'90'91'93'94'95
iaar
I
G.L.W. -1 tot
-2m
ffi
G.L.W. -5 tot
'79'80'81'82'83'84'85'86'87'88'89'90'9 1'93'94'95 jaar
-7m
I
G.L.W. -9 tot -15m
Figuur 2c. Zuidbout. Bedekking van 1979 tot en met 1995 van een zestal soorten op drie dieptes in de periode oktober- novem ber
Bijlage 1. AlÍabetische soortenlijst Biomon Delta Vm 1995
AÍkorting
Wetenschappelijkenaam
abie echi gfau papi diap myti Amph figu
abietina echinata Aeolidiella glauca Aalidia papillosa Alcyonidium diaphanum Alcyonidium mytili
Abie Ache Aell Aeof Alcy Alcy
Nederlandse naam
Abietinaria
Zeedennetje
Achelia
zeespin
Amphitrite (Neoamphitrite) Amphipholis
figulus
squanata palmata anguilla petiolatus
Ampp squa Angn pafm Anguinella Angu angu Anguilla Anop Anoplodadylus Antithamnionella spirographidis .Anti Anti A. villosum. & A. f Anti Antithamnionellaternifolia AnU Antithamnion
f
c
c c
c c c
f f
c
ternifolia
villosum typica Aphi minu Aphia minuta Apli $ab Aplidium glabrum Aren maÍi Arenicola marina Asci aspe Ascidiella aspersa Aste rube Aíerias rubens Atha nite Athanas nitescens Athe pres Atherina presbyter Aure auri Aurelia aurita Auto prof Autolytus prolifer Auto sp Autolytus sp Bice cifi Bicellariella ciliata Botr schf Botryllus schlosseri Bowe grac Bowerbankia gracilis 8ryo sp Bryopsis sp. Bucc unda Buccinum undafum Bugu plum Bugula plumosa Call cory Callithamnion crymbosum Cail rose Callithamnion roseum Call tetr Callithamnion tetagonum Calo fyra Callionymus lyra Camp anul Campanulariidae Canc pagu Cancer pagurus Capr elli Caprellidae Capr line Caprella linearis Capr mach Caprella macho Carc maen Carcinus maenas Cera cimb Ceramium cimbricum Cera ded Cenmium deslongchampsil Cera diap Ceramium diaphanum Cera nodu Ceramium nodulosum Chae linu Chaetomorpha linum Chae mefa Chaetomorpha melagonium Chef fabr Chelon labrosus Choa dasy Chondria dasyphylla Chon cris Chondrus crispus Chor filu Chorda filum Cion inte Ciona intestinalis .Cir iped Cinipedia Clad rupe Cladophora rupestris Clad sp Cladophora sp. Clio cela Cliona celata Cfup hare Clupea harengus Cfyt hemi Clytia hemispaerica Codi frag Codium fragile Codi frgy Codium fragile (iile vorm) Cong coch Congeria cochleata Cono seur Conopeum seurati Copi fabr Copidognathus fabricii
f
c
peti spir te tem vill Aora typi
Aora
naakblak Vlokkige zeeslak mosdiertje zeevinger
Synoniem/venndering
Al cyon id i um gel ati nosum
borstelworm sed. slangster Slangecelpoliep Paling / Aat zeespin
roodwier roodwier roodwier roodwier vlokreeft
Antithannion
A. tenuissimum
Glasgrondel kol. zakpijp
Wadpier Ruwe zakpijp Gewone zeester gamaal Koornaarvis Oorkwal-scyphistomae borstelworm en. borstelworm en. mosdiertje Sterretje mosdieÉje Vedenvier
B.
plumon & B. hypnoidu
Wulk Hoomcelpoliep
roodwier Boompjeswier
roodwier Pitvis
hydroidpoliepen Noordzeekrab spookkreeftjes Wandelend geraamte
(Obelia dichotoma & O. sp.)
Machospookkreeft Strandkrab
roodwier Hollands hoomtjeswier
roodwier Rood hoomtjeswier
C. rubrum
Kluwenwier Borstelwier Diklipharder
Mugil chelo
roodwier lers mos Vetenrvier
Doozichtige zakpijp Zeepokken
Robwier / takwier groenwier Boorspons
Haring
hydroidpoliep Viltwier Viltwier (ijle vorm)
Phial idium hemisphaericum
Brakwatermossel
modiertje Halacaride mijt
Biilage 1-1
Biilage 1. Alfabetische soortenlijst Biomon Delta Vm 1995
Afkorting
c c c c z c t c t
c
c c c t c v c
c c c c c
Wetenschappelijke
naam
acherusicum insiduosum sertonae Coryne sarsii Crangon qangon Crasgiga Crassostreagiga Crep Íom Crepidula fornicata Cryp pall Cryptosula pallasiana Cyan ophy Cyanophyceae Dasy bail Dasya baillouviana Dend gros Dendrodoagrossularia Denn Íron Dendronofus frondosus Diad cinc Diadumene cincta Diat omee Bacillariophyceae Dice labr Dicentrarchus labrax Dict dich Dictyota dichotoma Dide macu Didemnum maculosum Dipf list Diplosoma listerianum Dumo cont Dumontia contorla Dyna pumi Dynamena pumila Ecto carp Ectocarpaceae (sp.) Efec crus Electra crustulenta Efec pifo Electra pilosa Efys viri Elysia viridis Enop buba Enophrys bubalis Ente sp Enteromorpha End aequ Entelurus aequoreus Erio sine Eriocheir sinensis Eude ramo Eudendrium ramosum Eumi sang Eumida sanguinea Fico enig Ficopomatus enigmaticus Ffab affi Flabelligera affinis Fucu sen Fucus serrafus Fucu vesi Fucus vesiculosus Gadu morh Gadus morhua Gamm arid Gammaridea Gamm koke kokers Gammaridea Gamm sp Ganmarus sp. Gast aqrf Gasterosteus aculeafus Gobi nige Gobius niger Goni cast Goniodoris castanea Grac ven Gracilaria vetrucosa Grif devo Griffithsia devoniensis Hafe hale Halecium halecinum Hali bowe Halichondria bowerbanki Hafi pani Halichondria panicea Haff ocul Halidona oculata Haff xena Haliclona xena Harm imbr Harmothoe imbriata Harm impa Harmothoe impar Harm long Harmothoe longisetis Harm lunu Harmothoe lunulata Hemi lamo Hemimysis lamornae Hifd rubr Hildenbrandia rubra Hini reti Hinia reticulata Hipp vari Hippolyte varians Homa gamm Homarus gammarus Hyas aran Hyas araneus Hyas coar Hyas coarctatus Hydr echi Hydractiniaechinata Hyme perf Hymeniacidon perlevis Coro Coro Coro Cory Cran
Hypo
ache
insi sext sars cran
hypo
chel fnac phal
ldot
Corophium Corophium Corophium
Hypoglossum ldotea lnachus
hypoglossoides
chelipes phalangium
Nederlandse
naam
Synoniem/verandering
slijkgamaal slijkgamaal slijkgamaal
hydrcÍdpoliep Gewone gamaal Japanse oester
Muiltje / Slipper modiertje
blauwwieren
Cyanobacteria
roodwier Zeebes Boompjesslak
Golfurekeranemoon diatomeeën
Zeebaars
Morone/ Roccus
Gaffelwier kol. zakpijp kol. zakpÍjp
roodwier
D. incrassata
Figuuzaagies/Klein tandhoomkoraal Ectocarpus-achtigen
Palingbrood Harige vliescelpoliep naaktslak Groene
zeedonderpad
Taurulus
/
Cotfus
Darmwier Addeaeenaald Chinese wolhandkró Haarpijpje
borstelworm en.
Trompetka.lkkokerworm
Mercierella enigmatica
borstelworm sed. Gezaagde zee-eik Blaaswier Kabeljauw
vlokreeften
Amphipoda
vlokreeftkoken vlokreeft Driedoomige stekelbaan Zwarte gondel naaktslak
Knoopwier of Dundraad roodwier Haringgraat Sliertige broodspons Broodspons Geweispons
spons
H. urcalus
zeerups
zeerups
Polynoidae
zeerups zeeruos aasgamaal
roodwier Gevlochten Veranderlijke steurgamaal Europese zeekreeft Gewone spinkrab Rode spinkrab / Diepwatercpinkrab
fuikhoorn
Nassarius reticulatus
Ruwe zeerasp spons
Tongwier
H. woodwardii
pissebed
Gladde sponspootkró
Biilage 1-2
Bijlage 1. Alfabetische soortenlijst Biomon Delta Um 1995
Aftorting
Wetensdrappelijke
naam
Jano cris Janolus cristatus c Jass herd lusa herdmanii c Jass marm Jassa marmorata c Jasssp Jasnsp. c Kefe cin Kefersbinia cirrata Kirc pinn Kirchenpaueria pinnata Laet diff Laethesia difformis Lami sacc Laminaria saccharina z Lani conc Lanice conchilega/kokers c Lepi cine Lepidochitona cinereus c Leps squa Lepidonofus squamatus c Leuc vari Leucosolenia variabilis
z
lima Lioc arcu Lima
depu Lioc hofs Litt litt
Lioc
Lome
dav
parv rost Macr sp
depurator
Littorina littorea Lomentaria
clavellosa
Suikenrrier
Schelpkokeruorm kevealak
Witte buisjesspons 5char
pube
vire Nuce lapi
Nere
Nymp
rubr
mont
fasc phof gunn Phor hipp c Phth mari Phyf pseu Peta
PeU Phof
Phym
leno
hirt c Pisi long c Plan dume z Plat fles z Pleu plat Pilu
Pofd Pofd Poff
cifi sp
Necorapuber Nereis virens
Nucella lapillus Nymphon rubrum
Onáidoris
bilamellata
Ophiothrix fragilis OphiuraExturata Ostea edulis Pagurus bernhardus
Palaemon adspersus Palaemon elegans Palaemon senatus Palaemonetes Pandalus montagui Petalonia Petricola Pholis Phoronis Phthisica marina
varians
fascia pholadiformis gunnellus hippocrepia
Phyllophorapseudoceranoides Phymatolithon
lenormandii
Pilumnus hiftellus Pisidia longicornis Platynereis
dumerilii Platichthys flesus Pleuronectes platessa Polydora ciliata. Polydora sp.
polf Polladtius pollachius oida Polynoidae denu Polysiphonia denudata Pofy efon Polysiphonia elongab Poly fuco Polysiphonia fucoides Pofy harv Polysiphonia haneyi Poly ngra Polysiphonia nigra Pofystri Polysiphoniastricta
Poln Poly
L. botryoides
zwemkrab
Gewimperde Blauwpootzwemkró
Macropipus/Portunus
Gewone zwemkrab Alikruik / Kreukel roodwier Kleine hooiwagenkrab hooiwagenkrabben Hooiwagenkrab
Macropipus/Portunus
Zeeanjelier
Neco
Lepidopleurus asellus
zeerups
vlokreeft Ziger
Pand
c
Amphipoda/ J. falcata
borstelworm en. hydroidpoliep bruinwier
Microdeutopus
bila frag z text Ostr edul Pagu bem Pafa adsp Pafa eleg Pala sen Pafs vari
c c
marme*reefie
Metridium senile
Onch Ophi Ophu
c
Antiopella cristata
Mefi
gryllotalpa Mofg manh Molgula manhattensis Myca micr Mycale micracanthoxea Myox scor Myoxocephalus scorpius Myti edul Mytilus edulis
c
Blauwtipje marmerkreeftie marmerkreeftje
Metr
pafm seni c Micrgryf
c
5ynoniem/verandering
Macropodia para Macropodia rostrata Macropodia sp. Melita palmata
Macr Macr
c
Limanda limanda Lioa.rcinus arcuatus Liocarcinus Lioa.rcinus holsatus
Nededandse naam
vlokreeft
M. contareni
spons
Gewone zeedonderpad Mossel Liocarc. / Maaop i pus/ Portu nus
Fluwelen zwemkrab Zager Purpenlak zeespin Rosse sterslak
/
Rose
Thais
sterslak
Brokkelster Gewone slangster (Platte) Oester Heremietkreeft Roodsprietgamaal Gewone steurgarnaal Gezaagde steurgamaal Brakwater steurgamaal Ringspdetgamaal bruinwier
Lamellidoris
Eupagurus
Boormossel Botervis
Hoefijzenrorm Tednglijdertie roodwier kalkkorstwier Ruig krabbetje Porseleinkrabbetje borstelworm en.
Lithothamnion Porcellana
Bot Schol
Boonvorm borstelworm sed. Pollak
Gadus
zeerups
roodwier Groot buiswier Donker buiswier Paars buiswier Rood buiswier Fijn buiswier
P. nigrercens P. violacea P. urceolata
Bijlage 1-3
Bijlage 1. Alfabetische soortenlijst Biomon Delta Um
Afkofting
Wetenschappelijkenaam
Nederlandse naam
Synoniem/verandering
Poma micr Poma minu
Pomatoschisfus microps Pom atosch istus m i n utus
Brakwatergrondel Dikkopje Gevlekte grondel grondels
Qobius Gobius Gobius
Poma pict
Pomatoschistus pictus
Poma sp Pomc triq
Pomatoschistus sp. Pomatoceros triqueter Porphyra umbilicalis Praunus flexuosus
Porp umbi Prau flex Pros epip Psam mili Pter plum
Driekantige kalkkoken'rorm Puroenvier Flexibele aasgarnaal
Prosu berites epi phytum
soons
Gewone zeeappel roodwier Michelin-mannetje
Rhit harr Sabe pavo
Psammechinus miliaris Pterothamnion plumula Pycnogonum littorale Raniceps raninus Rh ithropanopeus h arrisi i Sabella pavonina
Zuideaeekrabbetje Waaierkokerworm/ Pauwestaartworm
Saga trog
Sagadia troglodytes
Slibanemoon
Sago unda Sarg muti
Sagaftiogeton undatus Sargassum muticum
Weduweroos Japans bessenwier
Pycn
litt
Rani rani
c
Schi line Scru scru
c
sryp sp
Sch izomavel la I i nearis Scrupocel I ari a squ posa Sqpha sp.
Sgrt lome Sert cupr Smit reti
Sqtosiphon lomentaria Seftularia cuprcssina Snittoidea reticulata
Spha sp
Sphacelaria sp. Sphaeroma hookeri Stenelais boa Stenothoe marina
Sphr hook Stel boa Sten mari
c c
i995
Stye dav Syll grac Syng acus
Syng rost c Tene adsp c Tere nava Thor cran Tris lusc
Tubu indi Tubu lary Typo hyal Ulva sp
Urti feli Vene sene Ver stro Zoar vivi Zost mari
Mysidacea
Antithamnion
Vorskwó S.
penicillus
Adinothoe anguicoma
mosdiertje mosdiertie Zakspons
bruinwier
Zecypres
/
Zeemos
mosdiertje
bruinwier pissebed zeerups
vlokreeÍt Knotszakpijp / Japanse zakpijp borstelworm en. Grote zeenaald
Styela dava Syllis gncilis
Syngnathus acus Syngnafus rostellatus Tenellia adspersa Teredo navalis Thoralus cranchii Trisopterus Iuscus Tubularia indivisa Tubularia larynx Typosyllis hyalina Ulva sp.
Kleine zeenaald
naakblak paalworm gamaal Steenbolk Penneschaft
Gorgelpijp borstelworm en. Zeesla
Ufticina felina
Zeedahlia
Veneru pi s senegal ensis Verruca stroemia
Tapijbchelp Ribpok
Zoarces viviparus Zostera marina
Groot zeegras
Puitaal
Legenda:
de volgende soorten zijn niet opgenomen in de TWINSPAN bewerkingen vrijzwemmende vissoort/niet aan hardsu bstraat gebonden zandsoort cryptische soort
z
c
t
niet I
samengevoegd tot geslachbniveau
t.
b.v. TWt NSPAN
Bijlage 1-4
Eijlage 2. Taxonomische sooÉenlijst Biomon Delta Um 1995
AÍkorting Cyan
ophy
Nederlandse naam
Synoniem/verandering
Cyanophyceae Cyanophyceae
Elauwwieren blauwwieren
Cyanobacteria
Chlorophyta
Groenwieren Vederwier Kluwenwier Borstelwier Robwier / takwier
Chae linu
Bryopsis sp. Chaetomorpha Iinum
Chae mela
Ch
Bryo sp
lcua
rupe
lClad sp Codi írag
CodiÍrgy Ente sp
Ulva sp
t
Wetenschappelijkenaam
Diat
omee
fifu dich Ecto carp Fucu sen Fucu vesi Laet diff Lami sacc
Chor Dict
Petafasc
muti Sqft fome Spha sp Sarg
Anti spir Anti tem Anti vill
aeto m o rph a m e I ago n i u m
Cladophora rupestris Cladophora sp. Codium fragle Codium fragile (ijle vorm) Enteromorpha Ulva sp.
goenwier Viltwier Viltwier (ijle vorm)
Bacillariophyceae
diatomeeën
Phaeophyceae Chorda filum
Vetenrier
Dictyob dichotoma
Gaffelwier
Ectocarpaceae (sp.)
Ectocarpus-achtigen
Fucus serratus Fucus vesiculosus
Gezaagde zee-eik Blaaswier
Laethesia difformis
bruinwier Suikenrier bruinwier
Laminaria saccharina
Petaloniafascia Sargassum muticum Sqtosiphon lomentaria
Japans bessenwier
bruinwier bruinwier
Sphacelaria sp.
Rhodophyceae Antitham n ionel I a spi rograph i di s Antitham ni onel I a tern ifol i a
Call tetr Cera cimb Cera ded Cera diap
Cenmium diaphanum
Call rose
Cera nodu Chon cris
Cenm i um desl ongch am
Choa dasy
Ceramium nodulosum Chondrus aispus Chondria dasyphylla
Dasy bail
Dasya baillouviana
Dumo cont
Dumontia contorta
Grac ven
Gracilaria verrucosa
Grif devo Hild rubr Hypo hypo Lome clav
G ri ff ith si a d evo n i en si s Hildenbrandia rubra
Phyl pseu Phym leno Poly denu Poly elon Poly fuco Poly harv Poly ngra Poly stri Porp umbi Pter plum
Darmwier Zeesla
Bruinwieren
Antithamnion villosum A. villosum. & A. ternifolia Cal I ithamnion crymbosum Callithamnion rcseum Ca I I i th am n i o n tetrago n u m Cenmium cimbricum
Anti te Call cory
psi i
Hy poglossum hy poglossoi des Lomentaria clavellon P hy I I o p ho P hym
ra pseu d oce r an o i d es
ato I i tho n I en o rm an d i i
Polysiphonia denudata Polysiphonia elongata Polysiphonia fucoides Polysiphonia harveyi Polysiphonia nigra Polysiphonia stricta Porphyra umbilicalis Pterothamnion plumula
B. plumosa & B. hypnoides
Roodwiercn roodwier roodwier roodwier roodwier roodwier Boompjeswier roodwier roodwier Hollands hoorntjeswier roodwier Rood hoorntjeswier
Antithamnion A. tenuissimum
C.
rubrum
lers mos
roodwier roodwier roodwier Knoopwier of Dundraad roodwier roodwier Tongwier roodwier roodwier kalkkorstwier roodwier Groot buiswier Donker buiswier Paars buiswier Rood buiswier Fijn buiswier Purperwier roodwier
D. incrasata
H. woodwardii
Lithothamnion
P. nigrexens P. violacea P.
urceolah
Antithamnion
Bijlage 2-1
Bijlage 2. Taxonomisóe sooÍtenlijst Biomon Delta Um 1995
AÍkorting
z
Zost
mari
Clio cela Hali bowe Hali pani Hall ocul Hall xena Hyme ped Leuc vari
c c
Myca micr Pros epip
sryp sp
AtÍe
óie
Aure auri Camp anul c Clyt hemi c Cory san Diad cinc Dyna pumi Eude ramo Hale hale
Hydr echi Kirc pinn
Metr seni
9gatrog 9go unda
z c c c c c c c c c z c c c c c c c c c
Wetensdrappelijkenaam
Nederlandse naam
Angiospemae
Bedelctsadigen
Zostera marina
Groot zeegras
Porifera
5ponzen Boorspons Sliertige broodspons Broodspons Geweispons
Cliona celata H al i dton d ri a
bowerbanki
Halichondria panicea Haliclona oculah Haliclona xena Hymeniacidon perlevis Leucosoleni a vari abi I is Mycale micnanthoxea
spons
L.
sPons
M. contareni
Prosuberites epiphyfum
Spons
Zakspons
Cnidaria
Neteldieren
Abietinaria abietina
Zeedennetje
Aurelia auríta Campanulariidae Clytia hemispaerica Coryne sarsii Diadumene cinda Dynamena pumila Eudendrium nmosum Halecium halecinum Hydractinia echinata Ki rchen paueri a pi nnab. Metidium senile Sagaftia troglodyta Sagartiogeton undatus
Oorkwal-scyphistomae hydroidpoliepen
hydroidpoliep hydrcÍdpoliep
Haringgraat Ruwe zeerasp
hydroidpoliep Zeeanjelier Slibanemoon
Weduweroos Zeecypres/ Zer;mor
Tubularia indivisa Tubularia larynx
Gorgelpijp
Urti feli
Ufticinafelina
Zeedahlia
Polychaeta Amph figu Aren maÍi Auto prol
Am ph itrite
Areniola marina Autolytus prolifer
Auto sp
Autolytus sp
Eumi sang
Eumida sanguinea F i copomatus eni grnaticus Flabelligera affinis Harmothoe imbricata Harmothoe impar Itarmothoe longisetis Harmothoe lunulata Kefersteinia cinah
Borstelwotmen borstelworm sed. Wadpier borstelworm en. borstelworm en. borstelworm en. Trompetkalkkokenrorm borstelworm sed.
Harm Harm Harm Harm
imbr impa long lunu
Kefe cin Lani conc
Lan i ce conch i I ega/ ko ke rc
(Obelia dichotoma & O. sp.) Phialid ium hemisphaericum
Golfbreker:anemoon Fi guuaaagjes/ Klein tandhoomkoraal Haarpijpje
Sertularia cuprasina
Flóaffi
botryoide
Witte buisjesspons
Sert cupr Tubu indi Tubu lary
Fico enig
H. urceolus
sPons
Scypha sp.
(Naam phitrite) f i gu I us
Synoniem/verandedng
Actinothoe anguicoma
Penneschaft Tealia
Mercierella enigmatia
zeerup5
zeerups
Polynoidae
zeeruos
zeerups
borstelworm en. Schelpkokenrorm
Lepidonotus squamafus Nereis virens Platynereis dumerilii Polydora ciliata.
zeerup5
Pold sp Poln oida
Polydon sp.
borstelworm sed.
Polynoidae
zeerups
Pomc triq
Pomatoceros triqueter
Driekantige kalkkokenarorm
Sabe pavo
Sabella pavonina
Waaie*okeruorm/Pauwestaartworm 5. peni ci I I us
Stel boa
Stenelais boa
zeeruP6
Syll grac
Syllis gracilis Typosyllis hyalina
borstelworm en. borstelworm err.
Leps squa Nere vire Plan dume Pold cili
Typo hyal
Zager
borstelworm en. Boonryorm
Billage2-2
Bijlage 2. Taxonomische soortenlijst Biomon Delta Vm 1995
AÍkoting
glau Aeof papi
Aeff
Bucc
unda
Congcoch
giga fom Denn fron Efys viri Goni cast Hini reti Jano cris Cras Crep
c
c
Lepicine
litt edul Nuce hpi Onch bila Ostr eduf Petr phof Utt Myti
c c c c
Wetensdrappelijkenaam
Nederlandse naam
Mollusca
Weekdieren
Aeolidiella glauca
naalÍslak Vlokkige zeeslak Wulk
Aalidia papillon Buccinum undafum Congeriacochleata
Japanse oester
Crepidula fornicata Dendronofus frondosus
Muiltje
Elysia viridis
naakblak naakblak
Lepidochitonacinereus Littorina litlorea Mytilus edulis Nucella lapillus Onchidoris bilamellata
Venesene
Ostrea edulis Petricola pholadiformis Tenelliaadspersa Teredo navalis Venerupissenegalensis
Teneadsp Tere
nava
Brakwatermossel
Crassostrea gigas
Goniodoris castanea Hinia reticulata Janolus cristafus
/ Slipper Boompjesslak
Gevlochten fuikhoom Blauwtipje keverslak Alikruik / Kreukel Mossel Rosse sterslak
/
Rose
KreeÍtachtigen
vlokreeft
Atha nite
Athanas nitescens Cancer pagurus
c
Canc pagu Capr elli
gamaal Noordzeekrab spookkreefties Wandelend geraamte
Cin iped
Cinipedh
Coro ache Coro insi Coro sext
Corophium acherusicum Corophium insiduosum Corophium sextonae Cran cran Crangon crangon Erio sine Eriocheir sinensis c Gamm arid Gammaridea Gamm koke kokers Gammaridea c Gamm sp Ganmarus sp. Hemi lamo Hemimysis lantornae Hipp vari Hippolyte varians Homagamm Homarus gammarus Hyas aran Hyas araneus Hyas coar Hyas coardatus ldot chel ldotea chelipes
c c c z
t
c
Inac phal
lnachus phalangium
Jass sp
Jassa sp.
Jass herd
Jassa
Jass
marm
Lioc arcu Lioc depu Lioc hols
parv Itvtacr rost
lMacr lMacÍ sp c Meli palm c
Micrgryl
herdmanii
Jusa marmorata Liocarcinus arcuatus Liocarcinus depurator Lioarcinus holsatus Macropodia pala Macropodia rostrata Macropodia sp. Melita palmah Microdeutopus gryl I otal pa
Thais Lamellidoris
naakElak paalworm Tapijtschelp
Crustacea
Capr mach Carc maen
stenlak
Boormossel
Aoratypia
Caprellidae Caprella linearis Caprella macho Carcinus maenas
Lepidopleurus asellus
(Platte) Oester
Aon typi
Capr line
Nasarius reticulatus Antiopella crisbh
Purperslak
c c
c c
Synoniem/verandering
Machospookkreeft Strandkrab Zeepokken slijkgarnaal slijkgarnaal slijkgarnaal Gewone gamaal Chinese wolhandkrab
vlokreeften
Amphipoda
vlokreeftkokers
vlokreeft aasgamaal Veranderlijke steurgamaal Europese zeekreeft Gewone spinkrab Rode spinkró / Diepwatercpinkrab pissebed
Gladde sponspootkró marmerkreeftie marmerkreeftje
marme*reeftje Gewimperde zwemkrab Blauwpootzwemkrab Gewone zwemkrab Kleine hooiwagenkrab hooiwagenkrabben
Amphipoda/.1. falcata
Macropipus/Portunus Macropipus/Portunus
Hooiwagenkrab vlokreeft vlokreeft
Neco pube
Necora puber
Fluwelen zwemkrab
Li ocarc. / Macrop i p u s / Portu n us
Pagu bem
Pagurus bernhardus Palaemon adspersus
Heremietkreeft
Eupagurus
Pala adsp Pala eleg Pala sen Pals vari
Palaemon elegans Palaemon serrafus Palaemonetes varians
Roodsprietgamaal Gewone steurgamaal Gezaagde steurgamaal Brakwater steu r gar naal Bijlage 2-3
Bijlage 2. Taxonomische soortenlijst Biomon Delta Um Í995
Afkorting Pand
mont
mari Pilu hirt Pisi long Prau flex Rhit han Sphr hook Sten mari Phth
Thorcran Ven
stro
c c c c
Anoppeti Acheechi Nymp rubr
c
Copi fabr
Pycn
Phor
fitt
hipp
Alcy diap Alcy mytr Angn palm Bice cili
Bowe grac Bugu pum Cono seur Cryp pall
Wetensóappelijkenaam Pandalus montagui Phthisica marina Pilumnus hiftellus Pisidia longicornis Praunus flexuosus Rhithropanopeus hanisii Sphaeroma hookeri Stenothoe marina
Zeespinnen zeespin
Acheliaechinak
zeespin zeespin
Michelin-mannetje
AcaÍi
Mijten en Teken
Copi dognath us fabri ci i
Halacaride mijt
Phoronida Phoronis hippoaepia
Hoefijzenrorm
Eryozoa
Mosdiertjes
Alqonidium diaphanum Alqonidium mytili
mosdiertje zeevinger
Anguinella palmata Bicellariella ciliah
Slangecelpoliep
Bowerbankia gracilis Bugula plumosa
Conopeum seurati
c
Smit reti
Smittoidea reticulata
Sch izomave I I a I i nearis II
ari a scru pos a
Edrinodermata Amphipholis squamata Asterias rubens
Qphiothrix fragilis Ophiura textunta Psammechinus miliaris
Ascidiacea
Apliglab
Aplidium glabrum
Asci aspe
Ascidiella aspesa Botryllus rchlosseri Ciona intestinalis
Stye dav
pissebed
vlokreeft
Pycnogonida
Scru poce
Dend gros Dide macu Dipl list Molg manh
Porcellana Mysidacea
Zuidezeekrabbege
Anoplodactyluspetiolatus
Sctti line Scru scnr
Cion inte
Flexibele aasgarnaal
Ritspok
c
schl
Ruig krabbege Porseleinkrabbetje
gamaal
Cryptosula pallasiana Electra cruslulenta Electra pilosa
Bot
Ringsprietgamaal
Verruca stroemia
Nymphon rubrum Pycnogonum littorale
Synoniem/verandedng
Íeringlijdertje
Thoraluscranchii
Elec crus Elec pilo
Ampp qua Aste rube Ophi frag Ophu text Psam mili
Nederlandse naam
Dendrodoa grossularia Didemnum maculosum Diplosoma Iisterianum Molgula manhattensis Styela clava
Al cyo n i d i u m ge I ati n osu m
modiertje modiertje Hoomcelpoliep mosdiertje
modiertje Palingbrood Harige vliescelpoliep mosdiertje mosdiertje mosdiertje
Stekelhuidigen slangster Gewone zeester Brokkelster Gewone slangster Gewone zeeappel
Zakpijpen kol. zakpijp Ruwe zakpijp Stenetje
Doozichtige zakpijp Zeebes
kol. zakpijp kol. zakpijp Z$ker Knotszakpijp
/
Japanse zakpijp
Bijlage 2-4
Bijlage 2. Taxonomisóe soortenlijst Biomon Delta Vm 1995
Afkorting Angu
angu
minu pres Cafo lyra Chel fór Cfup hare Dice fabr
Aphi Athe
Enop Enfl
buba
aequ
Gadu
morh
acuf Gobi nige Lima lima
Gast
Myox
scor
z
Nederlandse naarn
Teleostomi
Beenvissen Paling / Aal
Anguilla anguilla Aphia minuta Atherina prebyter Callionymus lyra Chelon labrosus Clupea harengus Dicentrarchus labrax Enophrys bubalis Entelurus aequoreus Gadus morhua Gasterosteus aculeafus Gobius niger Limanda limanda Myoxocephalus sarpius Pholis gunnellus Platichthys flesus
gunn fles Pfeu pfat Pleuronxtes platasa polf Pollaóius pollachius ,Poff Poma micr Pomatosdtistus mioops Phof
z
Wetensóappeliikenaam
Pfat
f
f f
Poma
minu
pict sp Rani rani
Poma
lPoma
Syngaors
rost Tris fusc Zoarvivi Syng
Pomatoschistus minufus
Pomatosdristus pictus Pomatosdrisfus sp. Raniceps raninus Syngnathusacus Syngnatus rostellatus Trisopterus luxus Zoarcesviviparus
Glasgrondel Koornaarvis PiMs Diklipharder Haring Zeebaan Groene zeedonderpad Addezeenaald Kabeljauw Driedoomige stekelbaan Zwarte grondel
Synoniem/verandering
Mugil chelo
Morone/ Rorcus Taurulus
/
Cottus
Schar
Gewone zeedonderpad Botervis
Bot Schol Pollak
Brakwatergrondel Dikkopje Gevlekte grondel grondels
Gadus
Gobius Gobius Gobius
Vonkwó Grote zeenaald Kleine zeenaald
Steenbolk Puitaal
Legenda: de volgende soorten zijn niet opgenomen in de TWINSPAN bewerkingen
vriizwemmende vissoorVniet aan hardsubstraat gebonden zandsoort cryptische soort
niet
+
I
samengevoegd tot geslachtsniveau t. b.v. TWI NSPAN
Biilage
2-5