SÏÖfeF-^ï*-
(
''o ^ Mi
VAN
BILLIJKER YEHDISLIHC ONZER
."Vt
t
BELASTINGEN, *• W li
op productieven grondslag, DOOR %?
W
I #
f Industrieel te Xevenbergen.
#
ZEVENBERGEN,
I f
C. L. H E U L . 1879.
f
Ë
?
VAN
BILLIJKER YEREEELIHG ONZER
BELASTINGEN, op productieven grondslag, DOOR
I n d u s t r i e e l fe
Zevenbergen.
ZEVEXBrjlOFA",
C. L. H E IJ L, IS79.
Xa een tijd van voorspoed op financieel gebied, was het te verwaeliten, dat er minder gunstige omstandigheden zouden aanbreken. Heeft de gunstige toestand, waarin de Nederlandsche financiën de laatste jaren verkeerden, tot zorgeloosheid verleid en ons welgemoed een oorlog doen beginnen, die, na den Indisehen spaarpot en meer te hebben verzwolgen, ons niet verder heeft gebracht en een lilijvende lastpost schijnt te zullen worden, als er geen middel op wordt gevonden , om er met schik een eind aan te maken; tegelijkertijd heeft men de gelegenheid laten voorbijgaan, om ons belastingstelsel, onder voorspoedige omstandigheden, toen het wat lijden kon, te verbeteren. Daarenboven heeft men nagelaten, om bij de uitgaven zooveel mogelijk zuinigheid in acht te nemen. De overschotten van vroeger zijn in tekorten verkeerd, die nog wel niet onrustbarend zijn, maar tot waakzaandieid aanmanen en in elk geval de aandacht moeten trekken van hen, die in de geldelijke aangelegenheden iets meer zien dan naakte cijfers zonder beteekenis. De zaak wordt ernstiger, nu dit keerpunt in onze financiën ?amenvalt met een tijd van kwijning van handel, nijverheid en landbouw, waarvan de oorzaken niet ver te zoeken zijn en die ongetwijleld voortvloeit uit overdreven concurrentie, overproductie en wat dies meer zij, welke op hare beurt voor een groot deel de gevolgen zijn van inmenging der regeeringen, zoo hier als in het buitenland, die, in verband met financieele behoefte, meencnde tevens den natuurlijken gang van zaken te kunnen verbeteren, eene wanverhouding hebben in het leven geroepen tusschen vraag en aanbod, waarvan consumenten en producenten, zoowel als zij die tusschen hen staan, per slot de dupen worden. En belastingen mogen wel tengevolge, maar niet ten koste van de welvaart bestaan,
4 De zaak is, dat de regeeringen zicli niet te veel met het onderlinge liandelsverkcer der individuen en natiën moeten bemoeien en zich dienen te onthouden van bijzondere maatregek^n, die daarop inwerken, zooals belastingen op fabrikaten en handelsartikelen doen. Bij gave toepassing werken zij rechtstreeks repressief; bij toepassing in protectioneclen geest gaat het voordeel verloren door opvoering der onderlinge mededinging, en de juiste middelweg is, bij de dagelijks wisselende oeconomische toestanden, niet te vinden of te bewaren. Een duidelijk bewijs daarvan levert de suikerkwestie. //Wat niet bestaan kan moet vallen" sprak een onzer afgevaardigden voor weinige maanden in de Tweede Kamer, en, op natuurlijke toestanden toegepast, zal tegen deze ijzeren wet wel geen Ijezwaar bestaan; maar in den zin waarin zij gebruikt werden, ten opzichte van de Ncderlandsche suiker-industrie, wier toestand zoo kunstig gecompliceerd is, als maar mogelijk is, klonken zij als l)ittere ironie. De raffinaderij, zooals men weet, indertijd door kunstmiddelen Imitensporig ontwikkeld, in haar biunenlandseli dcbouché, waar voldoende afzet van het prcduct op het kolossale cijfer der belasting afstuit, (*) belemmerd, door meer bevoorrechte buitenlandsohe concurrenten 1)1] uitvoer opzijgezet, elders door invoerrechten geweerd, kan dooreenige speling in de accijns-rekeniug niet worden behouden. De inlandsche suikerproductie, op zichzelf nog niet zoo hoog als het verbruik, ziet haar hoofdproduct gedeprecieerd door gelijksoortige suiker, die, tengevolge van de eenzijdige opvoering van de standmousters, tegen veel lager rechten wordt ingevoerd, waardoor de inlandsche in het land slechts verkoopliaar is, als toevallig geen buitenlandhche is te krijgen; terwijl de naproducleu, door te hooge Ijelasting-evenredigheid steeds slechts in het buitenland verkoopbaar zijn en de administratie der belastingen, door te lage keuring, zelfs nog den uitvoer bemoeielijkt. Zoo wordt eene overigens levensvatbare industrie door de belasting ten gronde gericht, daar tegen al deze nadeden eene kleine ruimte in de belastingrekening niet op.weegt. ( ) l-y vcr-elijlung van de suikprronsumptie in Nerlerland mei die van omigscndc landen, ^^ aar de belasting verandeiing ondo.ging, komt men lot de toncluMO, dal, bij onlstenlcnis van den accijns het vrrbruik zou verdrie- of Mervoudigen, zooals ik indernjd elders aanloonde. Ook de groote vooruit-ané ^an de opbrengst ^an dien accijns _ het beeld van het verbruik - lengévol^e van de da ing der naluurlijke .vaarde van het arükel in de Jaa.ste jaren, \"fst daarop.
5 Van de andere accijnsen is de werking niet veel beter, zelfs in spijt van zoogenaamde protectie van daaraan onderworpen artikelen door invoerrechten, al zijn de al)normaliteiten waartoe zij aanleiding geven, tengevolge van den minderen specifieken omvang der getroiïen ondernemingen , niet zoo algemeen bekend. Men denke ecliter aan de belastingvrije eigen zeep-ialmkatie door particulieren, aan de zont- en gedistilleerd-smokkelarijen, vervalsclite kwaliteit van sterke dranken en buitensporige winst op het debiet, ook van de onvervalschte, gedwongen verkoop van vee in het l)uitenland, door minder bedrag van de vracht, dan de accijns bedraagt, wijn versnijding enz. Xa de aangehaalde voorbeelden, details te treden.
zal het overbodig zijn,
in verdere
Wat de accijnsen voor de industrie zijn, zijn de invoerrechten v'oor den handel, schoon in veel mindere mate, wegens hun geringer bedrag. Al is het tarief van invoerrechten in Nederland niet hoog^ toch kan het geen twijfel lijden, of zij zijn eenige belemmering voor'onzen handel, vooral ook bij de veranderde oeconomische en geografische omstandigheden, en voor zijne geregelde ontwikkeling moet°de geringste tegenstand vermeden worden. Even goed als oorlogstoestanden brengen belastingmaatregelen verwarring in de zaken en de gevolgen dringen veel dieper door! dan men oppervlakkig zou meenen. Zij die in de praktijk zijn en een onbevangen blik hebben, weten dit nog beter dan de theoristen, of zijn er althans meer van doordrongen. Het is een onderdeel van de vrijzinnige politiek om het in dien geest optevatten, zoodat het overbodig is dit nader toetelichten. Jammer dat deze opvatting bij velen slechts tot woorden beperkt blijft. Voor de industrie behoeven accijnsen en invoerrechten niet beliouden te blijven, want eenige bescherming wordt met veel belemmering, vooral indirecte, lietaald; zoodat de opheffing zeer wenschelijk is." De handel ondervindt ook slechts nadeel van beiden. En ter wille van de verbruikers, die door rechten en accijnsen zeer ongelijk worden gedrukt, vooral de minder bemiddelde, zooals straks zal Ijlijken, is de afschaffiug mede noodig. Waarom zouden wij dus op den vroeger met zoo gunstig gevolg ingeslagen vrijzinnigen ^veg blijven staan, vooral nu de kwijiiing i"i de zaken als het ware aan vooruitgang herinnert.
6 Andersgezinden, zoo hier te lande als elders, mogen verbetering in den toestand der zaken in verhoogde invoerrechten, beschermende rechten, differentieele spoorwegtarieven en wat niet al zoeken: de remedie zal erger dan de kwaal blijken. Toch mag men bij dat alles niet lijdelijk toezien, want, als de algemeene welvaart vermindert, zal dientengevolge ook langzamerhand de opbrengst der belastingen moeten achteruit gaan, en om, als dat ongelukkig het geval werd, maar weer eene nieuwe belasting er bij te nemen, in plaats van de draagkracht der belastingschuldigen te versterken, daarbij kan nieu zich niet neerleggen. Piovendien maakt de steeds grooter wordende geldelijke behoefte van den Staat het noodig, dat de belastingen meer op gezonde grondslagen komen te rusten, die hunne duurzame productiviteit verzekeren. Door eerst aan zoo iets te willen beginnen, als werkelijk de belastingen gaan verminderen, zou verbetering hoe langer hoe moeilijker maken. Er is dus alle aaulciding om de welvaart van ons land zoo veel mogelijk te bevorderen door indirecte middelen of, beter gezegd, door terugkeer of bereiking van den natuurlijken toestand, welke boven alle kunstmiddelen de voorkeur verdient. Maar daarvoor moet de arbeid en het verkeer vrijgemaakt worden, moeten accijnsen eu iuvoerrechten, mutatie- en obligatierechten vervallen en tegelijkertijd een gezonde grondslag voor het Ijclastingwezeu worden aangenomen, dat meer naar billijkheid dient te worden verdeeld. Ofschoon wij, zooals ik reeds zeide, in onbezorgdheid een gunstigen tijd voor belastinghervorming hebben laten voorbijgaan, is het beter half gekeerd dan geheel gedwaald: welvaart gaat makkelijker verloren dan zij verkregen wordt; doch als de tegenwoordige crisis aanleiding gaf, om ons belastingstelsel langs rationeelen weg te herzien, in dier voege, dat daarmede de welvaart van ons land beter verzekerd werd dan tot hiertoe het geval is, zou zij schoone vruchten dragen. Men zal misschien vragen of men dan zoo maar ruim vijftig millioen sjaars kan wegwerpen en of er niet telkens aan belastingverbetering iets wordt gedaan. Wat de eerste vraag betreft, wil ik trachten aan te toonen, hoe dit kan en op het stuk van veibetering van het l)elastingwezeu zal, zoolang daaraan geen leidende gedachte tot grondslag ligt en daarbij geen lo-
7 gisch stelsel op den voorgrond treedt, wegneining der
lioofdgebreken
wel eene onmogelijkheid blijken. Als ik eene poging ga aanwenden om verbetering aantewijzen, is het natuurlijk mijne bedoeling niet, mijne middelen als onfeilbaar aantebevelen; als de kwestie zoo makkelijk optelossen was, zou zij sedert lang niet meer bestaan; maar hoop ik, dat zij aanleiding zullen geven aan anderen, om ook daarover hunne gedachten te laten gaan. Op die wijze is misschien een goed geheel te verkrijgen en dan zou ik mij gelukkig achten, met mijne zwakke krachten daaraan te hebben medegewerkt. Ik ga van het standpunt uit, dat ieder burger naar zijn vermogen aan de algemeene lasten moet bijdragen en moet dus beginnen met dat draagvermogen in het algemeen vasttestellen, dat ik naar de waarde der eigendommen en van den arbeid ga berekenen. Vooraf moet ik opmerken, dat mijne cijfers geen officieel karakter hebben of kunnen hebben, omdat daartoe geen volledige statistieken ten dienste staan. Daardoor laat ik mij echter niet afschrikken, want zonder bepaalde uitgangspunten is er veel minder van te maken. Ofschoon ik mijne raming naar mijn beste vermogen maak, is het mij meer om het stelsel dan om de cijfers zelf te doen, die nader kunnen worden onderzocht, en is het dus voldoende, als de cijfers maar niet al te veel van de werkelijkheid afwijken. Voor de vaste goederen kunnen de huurwaarde der gebouwen en de aard en uitgestrektheid der landerijen tot leiddraad dienen en stel ik de gezamenlijke waarde daarvan, na aftrek van schulden, op vier en een half milliard gulden. Wat het roerend kapitaal buiten handels- en indu^trieele zaken: effecten, vorderingen, kontanten en andere roerende goederen betreft, ga ik gedeeltelijk mede met de raming van den Minister ^an Financien voor de effectenbelasting, en kom ik, de schulden herleid, op vier milliard. Voor het netto-kapitaal dat in de zaken steekt neem ik drie milliard aan. De jaarlijksche verdiensten als vruchten van den arbeid schat ik als volgt: Handels- en industriecle winsten honderd vijftig miJlLOcn gulden, correspondeerende met een kapitaal van drie milliard.
/
8 Rijks-bezoldig-ingen (uit de begrootingen) en andere vaste beloouingen te znmen op lioiiderd millioeu of, gekapitaliseerd, twee milliard. Loonen, met handenarbeid verdiend, op twee lionderd niillioen, gelijkgesteld met een kapitaal van vier milliard. Alzüo : Kapitaal. Vast goed Effeeten enz Bed rijf kapitaal
In millioenen. 4500 4000 3000
Te zamen. . . 11500 Arbeidsverdienstcn. Handels- en indiistrieele winst. 3000 ) bezoldigingen 2000 I '^^^" ]landenarbeidsloon
4000 9000
In verband met de toepassing maar naar hoofdsommen.
Totaal 20500 reken ik niet naar de inkomsten
•\Vie betere cij 'ers onder zijn Ijei'eik heeft nog nauwkeuriger maken. Aan gulden laat ik uoodig
kan de volgende rekening
het llijk wordt tegenwoordig ruim een en negentig miilioen belasting betaald. De gemeentelijke en provinciale belastinsen voorloopig buiten rekening. Voor een duidelijk overzicht is het de kwestie zoo eenvoudig mogelijk te stellen.
Als nu de belastingen in verhouding van boven aangenomen draagkracht moesten worden verdeeld, komt hiervan ten laste van : het onroerend kapitaal de effeeten enz.
20 173/
miilioen. ^^
het bedrijf kapitaal ISV^ „ de handels winst enz. 137„ ,, de va'^t bezoldigden %Tj „ den handenarbeid lys/ ,^ "Wil men echter aannemen, dat de vruchten van den arbeid, als met zoo veel meer moeite en inspanning verkregen en minder zeker, dan die van het kapitaal, - en ik zou daartoe overhellen - wat minder,' bij voorbeeld in evenredigheid voor twee derden, die van den handen-
9 arbeid slechts voor een derde moeten worden belast, dan wordt de verdeeling als volgt: op onroerend kapitaal 25'/3 millioen. „ effecten enz. 221/3 „ // bedrijf kapitaal lö^'g „ H handelswinst enz. IIV4 " // vaste bezoldigingen 7'/^ „ // arbeidsloonen Y'/g „ Ofschoon het niet juist is uitteraaken, hoe de druk der bestaande belastingen is verdeeld, kan men aannemen, dat ten laste van het onroerend kapitaal komen de grondbelasting, een belangrijk deel der indirecte belastingen en een niet zeer groot gedeelte van de personeele belasting, accijnsen en invoerrechten. Wat de drie laatstgenoemde belastingen l)etreft, moet men in aanmerking nemen, dat het meerendeel der inwoners geheel of grootcndeeh van den arbeid leeft, tegenover een kleiner deel renteniers of zij die nevens hunne verdiensten nog kapitaal bezitten. Voor rekening van het rotrende kapitaal zijn dan te brengen, wat nnnder dan de rest van de indirecte belastingen en mede een niet zeer belangrijk deel van personeel, accijnsen en invoerrechten. Ten laste van hen die zaken doen komt dan de patentbelasting en, te zamen met de vast bezoldigden, de rest van de personeele en indirecte belastingen en een deel van de invoerrechten en accijnsen. Eindelijk treft een aanzienlijk gedeelte van de accijnsen en rechten op den invoer den handenarbeid. liet bedrag van de waarborgbelasting op goud en zilver is van te weinig beteekenis voor eene speciale toewijzing en over allen verdeeld. In verband met mijne vorige ramingen zou ik dus aannemen, in millioenen : = E\cnredigc 1 ,
UilTercnnce'e ' 'l'esen\NOoi(lig ,
,
betdald
veuJoding.
veideol.ng.
„,„,,i„en.
Onroerend kapitaal Effecten, enz Bedrijf kapitaal
20 ] 73/^ 131/^
257 221/, Igy/^
23 9 7
Handels-en industricele winst. Vaste bezoldigingen Handenarbeid
13'/, 8^/ 17s/
11'/ 71/ 71/
^K 9 gs
10 en zou uit deze globale berekening volgen, dat voornamelijk het roerend kapitaal niet voldoende bijdraagt en vooral de handenarbeid te zwaar is belast. Verbetering zou alzoo hoofdzakelijk moeten gezocht worden in meerdere belasting van het roerende kapitaal en ontheffing van den werkman, gepaard aan vrijmaking van nijverheid en handel in den ruimsten zin, waarmede de algemeene welvaart en daarmede de draagkracht voor de belastingen indirect worden versterkt. Sedert het billijkheidsgevoel bij de leden onzer wetgevende maoht over het eigenbelang begint te zegevieren, zooals uit de aanneming der wet op de successie in de rechte lijn is gebleken, kan men met vrucht op verbetering in genoemden zin aandringen en is er uitzicht, langs minnelijken weg datgene te verkrijgen, wat in vroeger tijd slechts door geweld zou te verwerven zijn geweest. De Minister van financiën is, in het algemeen genomen, op den goeden weg met de voorgestelde eff'ectenbelasting en belasting op de goederen in de doode hand, ofschoon het partieele van zijne poging is te betreuren, en het niet blijken van eene bedoeling, om, nevens aauTulling, in de eerste plaats te verbeteren, moet worden afgekeurd, daar hierop zijne ontwerpen zouden kunnen afstuiten. Om de verandering niet grooter te maken dan noodig is, kan van het bi staande beliouden blijven wat eenigzius bruikbaar is, en kunnen de wijzigingen zich zooveel mogelijk daarbij aansluiten. Om te geraken tot eene billijke verdeeling in den geest van het hierboven besprokene, valt vooraf nog optemerken, dat men omtrent de grond1)elasting verschillende opvattingen kan zijn toegedaan, zooals bij de algemeene beraadslaging in de Tweede Kamer over de wet tot herziening van den aanslag der ongeliouwde eigendommen weder is gebleken. De meest praktische en billijkste weg zal wel zijn, haar voortaan als eene gewone belasting te beschouwen en met andere l^elastingen gelijk te stellen, zooals hier voor is gedaan en het meest met het voorop gestelde beginsel strookt. Ik kies dus het laatste. Zonder de bestaande grondbelasting en de rechten van overgang op vast goed zouden de onroerende goederen echter eene correspondeercnde meerdere waarde hebben. Voor de nieuwe algemeene verdeeling der lasten dienen wij dus de waarde der vaste goederen ruim een half milliard hooger te stellen.
11 In plaats van de genoemde 91 millioen heeft de Minister van financiën 3 millioen meer noodig; zoodat op 94 millioen moet worden gerekend, waarvan, de arbeid a ^/^, en '/s belastende, komt voor rekening van het kapitaal 67.7 en van den arbeid onderscheidenlijk 18.8 en 7.5 millioen. Om alles niet te veel op dezelfde belastingen te concentreeren, konden blijven bestaan : de successie- en overgangsrechten, - hoewel wegens hun onregelmatig drukken niet geheel in mijn stelsel passende - althans voorloopig; met de opcenten 9.2 millioen. verder de zegelrechten, die bij verbetering wat meer konden geven 2.76 „ aan vaste registratierechten wellicht 1.38 „ en de waarborgbelasting als van weinig l)eteekenis . 0.36 // te zamen . 13.7 die ik maar in mindering van het kapitaal stel.
n
Wel is waar komt van de drie laatstgenoemde een deel ten laste van den arbeid, maar dit reken ik evenredig aan het deel van natenoemen personeele belasting, dat ten laste van het ka, itaal zou komen. Nog is onder het vermelde bedrag voor successie- en overgangsrechten een deel dat alleen op effecten drukt. Een en ander in aanmerking nemende, zou van de resteerende 54 millioen ten laste van het onroerend kapitaal komen circa 23, en vau het roerende ongeveer 31 millioen. Volgens deze berekening zou, buiten de genoemde belastingen, moeten bijdragen : het onroerende kapitaal het roerende „ de arbeid iu zaken en l)etrekkingen de handenarbeid
dus
23 millioen. 31 „ 19 „ 7V2 //
Oui het eerste cijfer te vinden zou de bestaande grondl)elasting opnieuw dienen te worden geregeld en herzien. Men is daarmede begonnen op ecne wijze welke mij onpraktisch voorkomt. P e herziening toch moet eenige millioenen kosten in een tijd van geldgebrek. liet is waar, dat de vroegere regeling naar de huurwaarde is gemaakt en ook de gebouwde eigendommen zoo zijn geschat, maar het
n systeem zelf is niet billijk, omdat met de schulden die op de goederen rusten geen rekening wordt geliouden. Eeter was het, de eigenaren zelf de schatting te laten doen en controle te houden op te lage schattinowelke, vooral bij eene algemeene aangii'te, niet moeielijk is, en verder de waarde te belasten na aftrek van schulden. Dit zou veel kosten uithalen en een juistere verdeeling geven, daar nu de eigenaar van bezwaarde goederen in evenredigheid te hoog wordt getroffen. De gewone opvatting bij niet niet de details onzer wetgeving bekenden, die ik meermalen opmerkte, is zelfs, dat bezwaarde eigendommen eigenlijk niet aan de eigenaren toebehooren en er is, praktisch gezien, veel waars in. Vreest men voor misbruik bij eigen aangifte, mij dunkt dat dat gevaar meer denkbeeldig is. Het is eeue fiscale vrees. Ieder vreest zoo iets van een ander; maar op stuk van zaken is er, bij billijke toepassing van belastingen, geen aandrang tot ontduiking. Voor te hooge schatting, zooals bij de gebouwde eigendommen nogal is voorgekomen, zou daarentegen ook geen gevaar zijn. Zulk een grond-kapitaal-belasting zou dan op circa é^'/j %„ van de netto-waarde komen. I^ij berekening naar de opbrengst of huurwaarde zou de aftrekking van schidd eenige moeilijkheid geven. Eene belasting naar het kapitaal heeft, over het algemeen genomen, ook dit voor op eene inkomstenbelasting, dat men omtrent de waarde van kapitaal vrij wel zekerheid kan hebben; terwijl menigeen niet juist weet wat zijn inkomen is, en onder jaarlijksche inkomsten dikwijls kapitaaklelging is begrepen. Wat is anders de reden, dat percentsgewijs de revenuen van effecten enz. zoo uiteenloopeu? Immers de meerdere of mindere zekerheid van het daarin belegde kapitaal. iMen kan aannemen, dat de algemeene opinie het liest de verhouding van kapitaal tot rente taxeert en dat dus alle rente van eigendommen, hoe uiteenloopend ook, reëel vrijwel gelijk is, en de kapitaalwaarde, niet de rente, de verhouding aangeeft. Bij eene inkomstenlielasting worden de eifectenhouders dus in verhouding zwaarder gedrukt dan de anderen en het is in hun belang, het niet aftrekken der schulden daargelaten, dat de Minister eene effecten-kapitaaj-belasting heeft voorgesteld. Daarom zou ik ook de roerende waarden naar het kapitaal willen belasten, en daarop, als mijne schatting als juist kon gelden, bijna ^Vs 7oo heffen, volgeus eigen aangifte.
13 Tot controle zou de aangifte gespecificeerd moeten worden en althans de eerste maal en van tijd tot tijd beëedigd, met bevoegdheid der belasting-administratie, om bij twijfel steeds den eed te vorderen en overtreding overigens door alle middelen te constateeren. De aangifte zou geheim kunnen blijven, waartegen, met eene kleine wijziging der kieswet, geen bezwaar zou bestaan, als men denkt hoe stipt thans het geheim der registratie wordt bewaard. Wilde men andere maatregelen tot verzekering, dan zou men moeten vervallen in gelijksoortige als waarop onze accijnswetten steunen, doch die zeker voor het publiek geen goedkeuring zouden vinden : reden te meer tot intrekking van wetten die zulke middelen bezigen. Ik herhaal het, bij eene loyale toepassing zal de ontduiking niet zoo groot zijn, als men wel eens Ijelieft te zeggen. AVaar de fiscus het er zelf vaak op toelegt om, gesteund door eenzijdige wetsbepalingen, er zoo mogelijk meer van te halen dan blijkbaar de bedoeling is, heeft het mij wel eens verwonderd, dat er niet meer gefraudeerd wordt. De aard van ons volk is eerlijk, a fortiori bij reciprociteit. De vruchten van den arbeid, de handenarbeid niet medegerekend, zijn gevoeglijk te treffen door eene verteeringsbelasting, in den trant van onze personeele belasting, met de noodige verbeteringen, welke circa 19 millioen zou moeten opbrengen. Vooral nu door de vele concurrentie matige winsten regel zijn geworden, zou dit minder bezw-aar zijn. Als men dus aanneemt, dat in de eerste plaats de verdiensten worden verteerd, terwijl zij die overleggen, gewoonlijk tevens kapitalist zijn, en dat, tegenover het deel dat de vruchten van kapitaal daarvan zouden krijgen, deze, zooals wij hier voor hebben gezien, op andere wijze wat te veel zouden betalen, zal dit geschikt kunnen en wordt daarmede, in verband met de genoemde kapitaal!)elastingen, die ook meer naar f e i t e n zouden worden geheven, de moeilijkheid van belasting naar het inkomen, dat geheel volgens de persoonlijke a p p r e c i a t i e van den belastingschuldige of anderen zou moeten worden bepaald, vermeden. Toch komt bij mijn stelsel ten slotte nog eene inkomstenbelasting te pas. Men meent gewoonlijk, dat de handenarbeid slechts door indirecte belastingen is te trefl:en, en ik voor mij zou juist dat soort van inkomsten het meest geschikt voor eene directe belasting achten, doch alleen
14 de heffing middellijk doeu plaats liebl)en, zoo gemakkelijk is.
te meer omdat de controle
Als eenvoudig aan de werkgevers de verplicliting werd opgelegd om een zeker percent van het werkloon te korten, in casu ])ijvoorl)eeld 4 % en dit maandelijks, met een gespecificeerd staatje van de betaalde loonen en de namen der personen aan wie is betaald, aan den ontvanger aftedragen, was elke verdere formaliteit overbodig en misbruik was minder te vreezen, daar het eene vervolging wegens verduistering van gelden zou ten gevolge hebben, die gemakkelijk te constateeren zou zijn. De moeite voor de betrokken werkgevers zou gering zijn, in vergelijking van den last, die nu door accijnsen en invoerrechten wordt berokkend. Wat de werklieden betreft, zij zouden zeker geen bezwaar er tegen heljben, als het gepaard ging met prijsvermindering van verschillende levensbehoeften en vrijmaking van arbeid en verkeer, dat meerdere vraag naar weikkrachten zou uitlokken. Als men denkt dat de arbeiders zich nu niet bewust zijn dat zij veel behisting, te veel betalen, herinner ik slechts aan de paniek, die juist onder hen heerschte, toen de Minister Van der Heim met zijn tabaksbelasting voor den dag kwam, omdat zij zeer goed begrepen, dat die voornamelijk ten hunnen laste zou komen. De arbeider heeft even veel gezond verstand en dikwijls meer berekening dan anderen, al ontbreekt het hem gewoonlijk aan den vorm, om zich te uiten. Wie den accijns op het gedistilleerd zou willen behouden als repressief middel tegen drankgebruik, zou ik tegenwerpen, dat de ondervinding heeft geleerd, dat de belasting daarop niet van invloed is. Ook het nuttig gebruik, tot beperking van eene al te snelle stofwisseling bij lichamelijken arbeid, wordt tevens door de belasting getroffen, en dit neemt bepaald het grootste gedeelte tot zich ; terwijl het misbruik, een gevolg van verveling of verdriet, bij gebreke van werk voor den geest, slechts kan worden geweerd door meer ontwikkeling. Vroeger eeuwen was het een zeer gewone zaak, dat ook de voorname burgers en edelen zich bedronken en thans, bij meerdere beschaving, mag zoo iets zeker eene hooge zeldzaamheid heeten. Dat zelfde zal de beschaving ook bij den werkman doen, als liij er meer deelachtig aan wordt. In elk geval heeft deze zaak met de belasting niets gemeen. Zoodoende is met de accijnsen en invoerrechten en de evenredige registratierechten afgerekend. Ware het in werkelijkheid maar zoo !
15 Mag er volgens bovenstaande verdeeling al iets aan de belasting ontsnappen, het zal toch nooit veel zijn en voorzoover de belasting in een enkel bizonder geval niet evenredig mag treffen, zou het zeker al veel gewonnen zijn als dit in h e t a l g e m e e n maar gebeurde. Op het stuk van belastingen zijn velen conservatief, omdat men te veel specialiseert, terwijl alleen eene algemeenc beschouwing een juist inzicht kan geven. Belastingen zijn uit den aard slecht, maar onmisbaar. Elke verbetering zal natuurlijk hun minder aangenaam zijn, die nu van den verkeerden toestand profiteeren en misschien meenen daaruit het recht te putten, dat bij voortduring te blijven doen. Dat zien wij alweer bij de effecten-belasting, enz. Zelfs al was het bijvoorbeeld waar, wat daartegen wordt beweerd, dat de effecten-handel, wanneer 'de effectenhouders belast worden, zou worden verlegd naar het buitenland, dan zou dit toch nog geen argument wezen, om een privilegie voor een deel der inwoners, dat in strijd is met de Groiulwet, in stand te houden, daar het door geen exceptioneele indirecte benadeeling, zooals bij de accijusen, wordt geneutraliseerd wanneer de schalden kunnen worden afgetrokken, waarin te voorzien is. Als het een accijns van honderd percent was, zooals wij er hebben, dan was het wat anders. Om tot definitieve vaststelling en toepassing van znlk eene ingrijpende her\'orming, als door mij wordt voorgestaan, te geraken, zou het eenigzins gewaagd zijn, zonder vaste gegevens voor het nieuwe, het oude weg te doen. Voor grond- en personeele belasting bestaan eenige punten van uitgang. Daarentegen zou voor eene belasting op het roerende kapitaal en op het arbeidsloon een voorafgaande proef kunnen worden genomen. De effecten-belasting, als zij doorgaat, uitgebreid tot vorderingen, contanten, koopmansgoederen enz., altijd na aftrek van schulden, zou omtrent de draagkracht van het eerste licht verspreiden. Ecu klein p e r c n t aantoonen.
van de loonen zou den omvang van de laatsten
De gemiddelde handels- eu industriëele winst ware uit het in zaken stekende kapitaal af te leiden. Daartegenover konden al dadelijk die 0]) zout en zeep, wegvallen.
een paar accijusen,
bijvooi'l)eeld
16 Verder is periodieke herzieuiug, bijvoorbeeld om de tien jaar, altijd Avenschelijk. Op al deze belastingen zonden de gemeenten en provincies opcenten knnnen lieffen. A^oor verdere behoefte kan het aandeel dat aan de gemeenten thans van de personeele belasting wordt nitgekeerd, weder aan het Rijk worden getrokken, dat zich met der tijd zelf met de aanstelling en kosten van het lager-onderwijzend personeel zal dienen te belasten. Doch genoeg. Terwijl het eene gewoonte begint te worden om wel over de onbillijkheid van ons belastingstelsel te klagen, maar op stuk van zaken de kwestie slechts gedeeltelijk te behandelen en liefst alle voorstellen tot verbetering zoo scherp mogelijk te critiseeren en tegen te werken, wat natuurlijk zeer aan nuttige veranderingen afbreuk doet, daar men door het volmaakte te willen ook het betere uitsluit, heb ik mijn taak eonigzins anders opgevat en de kwestie en bloc geëntameerd ; en zoo geef ik mijne denkbeelden aan de overweging van anderen over, in de hoop, dat de vrucht van hetgeen ik in en buiten mijn werkkring van de praktijk der belastingen mocht opmerken, lan eenig nut moge zijn. ZEVEXBEKGEX,
20 Maart 1879.