Bijsluiter: informatie voor de gebruiker Cyclofosfamide Cadiasun 500 mg, poeder voor oplossing voor injectie Cyclofosfamide Cadiasun 1 g, poeder voor oplossing voor injectie Cyclofosfamide Cadiasun 2 g, poeder voor oplossing voor injectie Cyclofosfamide Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in voor u. Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig. Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige (zie rubriek 4). Inhoud van deze bijsluiter 1. Wat is Cyclofosfamide Cadiasun en waarvoor wordt dit middel gebruikt? 2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn? 3. Hoe gebruikt u dit middel? 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe bewaart u dit middel? 6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
1. WAT IS CYCLOFOSFAMIDE CADIASUN EN WAARVOOR WORDT DIT MIDDEL GEBRUIKT? Cyclofosfamide Cadiasun bevat de werkzame stof cyclofosfamide. Cyclofosfamide is een cytotoxisch geneesmiddel of een antikankergeneesmiddel. Het doodt de kankercellen en wordt soms 'chemotherapie' genoemd. Dit middel wordt alleen of in combinatie met andere anti-kankergeneesmiddelen of radiotherapie gebruikt om verschillende vormen van kanker te behandelen: bepaalde soorten kanker van de witte bloedcellen (acute lymfoblastaire leukemie, chronische lymfatische leukemie); verschillende soorten lymfomen die het immuunsysteem aantasten (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom en multipele myeloom); bij uitzaaiing van eierstokkanker, borstkanker, kleincellige longkanker en Ewing-sarcoom (een bepaalde vorm van botkanker) naar andere delen van het lichaam; rabdomyosarcoom (kwaadaardige (maligne) tumor van de spieren die aan de botten aangehecht zijn) bij kinderen een vorm van botkanker (osteosarcoom); als ondersteunende behandeling bij borstkanker en kleincellige longkanker; bij behandeling van gevorderde of uitgezaaide tumor van het centraal zenuwstelsel. Bovendien kan dit middel gebruikt worden bij de voorbereiding van beenmergtransplantatie bij: bepaalde soorten kanker van de witte bloedcellen (acute lymfoblastische leukemie, chronische myeloïde leukemie en acute myeloïde leukemie);
ernstige aplastische anemie als monotherapie of in combinatie met anti-thymocyten globuline; Af en toe kunnen artsen dit middel voorschrijven voor andere aandoeningen dan kanker: levensbedreigende auto-immuunziekten, ernstige progressieve vormen van lupus nefritis en Wegener-granulomatose. Vraag uw arts als u meer informatie over dit medicijn wilt.
2. WANNEER MAG U DIT MIDDEL NIET GEBRUIKEN OF MOET U ER EXTRA VOORZICHTIG MEE ZIJN? Wanneer mag u dit middel niet gebruiken? • Als u allergisch bent voor cyclofosfamide. Allergische reacties kunnen zijn: kortademigheid, piepende ademhaling, huiduitslag, jeuk of het opzwellen van gezicht en lippen; • Als u een verminderde werking van het beenmerg heeft waardoor er een tekort aan bloedcellen ontstaat (vooral als u vroeger chemotherapie of radiotherapie hebt gehad). Men zal uw bloed onderzoeken om te zien hoe goed uw beenmerg werkt; • Als u een infectie van de urinewegen hebt, die u kunt herkennen aan pijn bij het plassen (blaasontsteking); • Als u op het moment infecties heeft; • Als u eerder nier- of blaasproblemen heeft gehad als gevolg van vroegere chemotherapie of radiotherapie; • Als u een verstopping van de lagere urinewegen heeft waardoor u minder goed kunt plassen (obstructie van de urinewegen); • Als u borstvoeding geeft. Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel? Neem contact op met uw arts of apotheker voordat u dit middel gebruikt. • Als u radiotherapie of chemotherapie krijgt of recent heeft gekregen; • Als u suikerziekte (diabetes) heeft; • Als u een lever- of nierstoornis heeft. Aan de hand van een bloedonderzoek zal uw arts controleren hoe goed uw lever en nieren werken; • Als uw bijnieren zijn verwijderd; • Als u hartproblemen hebt of in de hartstreek bestraald bent geweest; • Als u een slechte algemene gezondheid heeft of zwak bent; • Als u op oudere leeftijd bent; • Als u minder dan 10 dagen geleden geopereerd bent. Wees extra voorzichtig met dit middel Cyclofosfamide heeft invloed op uw bloed en immuunsysteem. Bloedcellen worden in uw beenmerg aangemaakt. Er worden drie verschillende soorten bloedcellen aangemaakt: - rode bloedcellen, die de zuurstof in uw lichaam vervoeren - witte bloedcellen die infecties bestrijden en - bloedplaatjes die uw bloed helpen stollen. Na gebruik van dit middel kan het aantal en de samenstelling van die drie soorten bloedcellen afnemen. Dit is een onvermijdelijke bijwerking van dit middel. Het aantal bloedcellen bereikt zijn laagste peil 5 tot 10 dagen nadat u gestart bent met het gebruik van dit middel en blijft laag tot enkele dagen nadat de kuur beëindigd is. Bij de meeste mensen herstelt het aantal bloedcellen zich na 21 tot 28 dagen. Als u in het verleden vaak chemotherapie gehad heeft, kan het wat langer duren voor de toestand weer normaal wordt.
Als het aantal bloedcellen daalt, kunt u vatbaarder zijn voor infecties. Vermijd direct contact met mensen die hoesten, een verkoudheid en andere infecties hebben. Uw arts zal u met het geschikte geneesmiddel behandelen als hij/zij denkt dat u een (groter risico op) infectie heeft. Uw arts zal controleren of er voldoende rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes zijn voor en tijdens uw behandeling met dit middel. Mogelijk wordt de hoeveelheid geneesmiddel die u krijgt verlaagd of wordt uw volgende dosis uitgesteld. • Dit middel kan de wondgenezing negatief beïnvloeden. Houd alle snijwonden schoon en droog en controleer of zij normaal genezen. • Het is belangrijk dat u ervoor zorgt dat uw tandvlees gezond blijft, want er kunnen zich zweertjes en infecties voordoen. Vraag uw arts hiernaar als u niet zeker bent. • Dit middel kan het slijmvlies van de blaas beschadigen waardoor er bloed in de urine en pijn bij het plassen kan voorkomen. Uw arts weet dat dat kan gebeuren en, indien nodig, zal hij of zij u Mesna voorschrijven, een geneesmiddel dat uw blaas moet beschermen. Mesna kan u worden toegediend als korte injectie, of gemengd worden in de infuusvloeistof bij uw Cyclofosfamide Cadiasun, of als tabletten. Meer informatie over Mesna vindt u in de patiëntenbijsluiter van Mesna injectie en Mesna tabletten. De meeste mensen die Cyclofosfamide Cadiasun krijgen in combinatie met Mesna, krijgen geen blaasproblemen, maar uw arts zal uw urine met behulp van meetsticks of onder de microscoop willen testen om te zien of er bloed aanwezig is Als u merkt dat er bloed in uw urine zit, moet u dat onmiddellijk aan uw arts melden. Mogelijk moet de arts stoppen met het toedienen van Cyclofosfamide Cadiasun. • Kankergeneesmiddelen en bestraling kunnen het risico dat u andere vormen van kanker ontwikkelt verhogen; dit kan een aantal jaar na stoppen van uw behandeling nog optreden. Cyclofosfamide Cadiasun kent een verhoogd risico van het veroorzaken van kanker van uw blaas. • Dit middel beschadiging van uw hart of hartritme veroorzaken. Dit neemt toe naarmate de doses Cyclofosfamide Cadiasun hoger zijn, als u bestraald wordt of als u andere chemotherapeutische middelen gebruikt of als u op oudere leefijd bent. Uw arts zal uw hart tijdens de behandeling nauwlettend controleren. • Dit middel kan longproblemen veroorzaken zoals ontsteking of littekenvorming in uw longen. Dit kan tot meer dan 6 maanden na uw behandeling optreden. Als u moeite krijgt met ademhalen vertel dat dan onmiddellijk uw arts. • Dit middel kan levensbedreigende effecten hebben op uw lever. Als u plotseling in gewicht toeneemt, leverpijn hebt en uw huid of uw oogwit wordt geel (geelzucht), vertel dit dan direct aan uw arts. • Dunner worden van het haar en kaalheid kunnen optreden. Uw haar groeit meestal weer terug hoewel het anders van textuur of kleur kan zijn. • Dit middel kan u misselijk maken of laten braken. Dit kan 24 uur duren na gebruik van dit middel. U moet wellicht medicijnen krijgen tegen de misselijkheid en het braken. Vraag uw arts hiernaar. Gebruikt u nog andere geneesmiddelen? Gebruikt u naast Cyclofosfamide Cadiasun nog andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts, apotheker of verpleegkundige. In het bijzonder moet u hen vertellen over de volgende geneesmiddelen of behandelingen aangezien het
kan zijn dat zij slecht werken met Cyclofosfamide Cadiasun: De volgende geneesmiddelen kunnen de werkzaamheid van Cyclofosfamide Cadiasun verminderen: • aprepitant (gebruikt als preventie van braken); • bupropion (een anti-depressivum (middel tegen depressie)); • thiotepa (ter behandeling van kanker); • ciprofloxacine, chlooramfenicol (gebruikt tegen bacteriële infecties); • fluconazol, itraconazol (gebruikt tegen schimmelinfecties); • Prasugrel (geneesmiddel om het bloed te verdunnen); • Nevirapin, Ritonavir (ter behandeling van HIV- infectie en AIDS); • sulfonamiden, zoals sulfadiazine, sulfasalazine, sulfamethoxazol, sulfapyridine (gebruikt tegen bacteriële infecties); • ondansetron (gebruikt als preventie van braken). De volgende geneesmiddelen kunnen de kans op bijwerkingen (toxiciteit (giftige werking)) van Cyclofosfamide Cadiasun verhogen: • allopurinol (ter behandeling van jicht); • azathioprine (om de werking van het afweersysteem te verminderen); • busulfan; • chloraal hydraat (gebruikt tegen slapeloosheid); • cimetidine (ter vermindering van maagzuur); • disulfiram (ter behandeling van alcoholisme); • glyceraldehyde (ter behandeling van wratten); • proteaseremmers (gebruikt tegen virussen); • geneesmiddelen die de leverenzymen verhogen, zoals: o rifampicine (ter behandeling van bacteriële infecties); o carbamazepine, fenobarbital, fenytoine (ter behandeling van epilepsie); o benzodiazepines (kalmerende middelen en slaapmedicatie); o sint-janskruid (een kruidentherapie voor lichte depressie); o corticosteroïden (ter behandeling van ontsteking); • geneesmiddelen die de toxische effecten op uw bloedcellen en immuniteit kunnen verhogen o ACE-remmers (ter behandeling van hoge bloeddruk); o natalizumab (behandeling van multipele sclerose); o paclitaxel (ter behandeling van kanker); o thiazide diuretica zoals hydrochloorthiazide of chloortalidon (gebruikt tegen hoge bloeddruk of het vasthouden van vocht); o zidovudine (gebruikt tegen virussen); • geneesmiddelen die het toxische effect op uw hart kunnen verhogen o anthracyclines zoals bleomycine, doxorubicine, epirubicine (ter behandeling van kanker); o cytarabine, pentostatine, trastuzumab (ter behandeling van kanker); o bestraling van uw hartregio; • geneesmiddelen die het toxische effect op uw longen kunnen verhogen o amiodarone (ter behandeling van onregelmatige hartslag); o G-CSF, GM-CSF hormonen (ter verhoging van het aantal witte bloedcellen na chemotherapie); • geneesmiddelen die het toxische effect op uw nieren kunnen verhogen o amfotericine B (ter behandeling van schimmelinfecties); o Indometacine (ter behandeling van pijn en ontsteking). Andere geneesmiddelen die dit middel kunnen beïnvloeden of beïnvloed kunnen worden door dit middel zijn onder meer: • etanercept (gebruikt tegen reumatoïde artritis);
• • • • • • • • • •
metronidazol (gebruikt tegen bacteriële of protozoïsche infecties); tamoxifen (ter behandeling van borstkanker); bupropion (bij het stoppen met roken); coumarines zoals warfarine (gebruikt om het bloed te verdunnen); cyclosporine (om de werking van het afweersysteem te verminderen); succinylcholine (een spierontspanner die gebruikt wordt tijdens medische procedures); digoxine, ß-acetyldigoxine (gebruikt bij bepaalde hartaandoeningen); vaccins; verapamil (gebruikt tegen hoge bloeddruk, angina pectoris of onregelmatige hartslag); sulfonylurea (behandeling van diabetes).
Waarop moet u letten met eten, drinken en alcohol? Alcohol kan de misselijkheid en het braken door cyclofosfamide versterken. U mag geen grapefruit of pompelmoes eten noch grapefruit- of pompelmoessap drinken tijdens het gebruik van cyclofosfamide. Deze vruchten kunnen de normale werking van uw geneesmiddel beïnvloeden en de werkzaamheid van cyclofosfamide veranderen. Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid U mag niet zwanger raken tijdens uw behandeling met cyclofosfamide. Het middel kan een miskraam of schade bij uw ongeboren kind veroorzaken. Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt. • Zowel mannen als vrouwen dienen tijdens de behandeling en gedurende ten minste 6 tot 12 maanden na het beëindigen van de behandeling, een zwangerschap te voorkomen. U moet een doeltreffend voorbehoedsmiddel gebruiken. Vraag uw arts om advies. • Cyclofosfamide kan uw vermogen om in de toekomst kinderen te krijgen verminderen. Spreek met uw arts over het invriezen van sperma of eitjes voor uw behandeling van start gaat. U mag geen borstvoeding geven tijdens uw behandeling met cyclofosfamide. Vraag uw arts om advies. Rijvaardigheid en het gebruik van machines Sommige bijwerkingen van de behandeling met dit middel kunnen invloed hebben op uw rijvaardigheid en het veilige gebruik van machines. Uw arts zal beslissen of u veilig kunt rijden of machines kan gebruiken. Wat moet u doen als u een andere arts raadpleegt of naar het ziekenhuis moet? Als u een andere arts raadpleegt of om een of andere reden naar het ziekenhuis moet, vertel deze arts dan welke geneesmiddelen u gebruikt. Neem geen andere geneesmiddelen tenzij uw arts op de hoogte is van het feit dat u Cyclofosfamide Cadiasun gebruikt.
3.
HOE GEBRUIKT U DIT MIDDEL? Dit middel wordt aan u toegediend door een arts of verpleegkundige. Cyclofosfamide wordt toegediend als injectie en wordt normaliter toegevoegd aan een grote zak vloeistof en vervolgens langzaam, rechtstreeks in uw ader geïnjecteerd (infuus). De ader kan zich in uw arm bevinden, de rug van uw hand of een grote ader onder uw sleutelbeen. Afhankelijk van uw dosis duurt het meestal een aantal minuten tot een uur om toegediend te worden. Cyclofosfamide wordt vaak gegeven in combinatie met andere anti-kankergeneesmiddelen of bestraling.
De aanbevolen dosis • Uw arts beslist hoeveel u van het geneesmiddel nodig heeft en wanneer het moet worden toegediend. • De hoeveelheid cyclofosfamide die u nodig heeft , hangt af van: – het soort ziekte dat u heeft; – hoe groot u bent (een combinatie van lengte en gewicht); – uw algehele gezondheidstoestand; – of u andere antikankergeneesmiddelen of radiotherapie krijgt. Aanbevolen wordt cyclofosfamide 's ochtends toegediend te krijgen. Voor, tijdens en na de toediening, is het van belang dat u voldoende vloeistoffen binnenkrijgt om potentiële bijwerkingen op de urinewegen te vermijden. Als u merkt dat cyclofosfamide te sterk of te zwak werkt, praat dan met uw arts of apotheker. Uw arts moet mogelijk de hoeveelheid geneesmiddel aanpassen en u nauwlettend controleren als u: • problemen heeft met uw lever of nieren. • op oudere leeftijd bent. Heeft u te veel van dit middel gekregen? Omdat cyclofosfamide onder toezicht van uw arts wordt gegeven, is het niet waarschijnlijk dat u teveel ontvangt. Als u echter bijwerkingen krijgt na de toediening van cyclofosfamide, vertel dat dan direct aan uw arts of ga naar de afdeling Spoedeisende Hulp van het dichtstbijzijnde ziekenhuis. U heeft mogelijk spoedeisende medische hulp nodig. Symptomen van een overdosis cyclofosfamide zijn onder meer de bijwerkingen in de rubriek 'Mogelijke bijwerkingen', maar zijn meestal ernstiger van aard. Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
4.
MOGELIJKE BIJWERKINGEN Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken. Bijwerkingen kunnen soms optreden na het beëindigen van de behandeling. De volgende bijwerkingen kunnen met dit middel optreden. Vertel het uw arts onmiddellijk, als u een van de volgende ernstige bijwerkingen opmerkt: • allergische reacties, met symptomen als kortademigheid, piepende ademhaling, verhoogde hartslag, verlaagde bloeddruk, uitslag, jeuk of zwelling van het gezicht en de lippen. Ernstige allergische reacties kunnen leiden tot ademhalingsproblemen of shock, met mogelijk dodelijke afloop (anafylactische shock, anafylactische/anafylactoïde reactie). • bloeduitstortingen zonder dat u ergens tegen aan hebt gestoten, of bloedend tandvlees. Dit kan een teken zijn dat de bloedplaatjeswaarden in uw bloed te laag worden. • een daling van het aantal witte bloedcellen. Uw arts zal dit tijdens uw behandeling controleren. Het veroorzaakt geen symptomen, maar u hebt een grotere kans op infecties. Als u denkt dat u een infectie heeft (koorts, het koud hebben en rillen, of het warm hebben en zweten, of tekenen van een infectie zoals hoesten, of een branderig gevoel bij het plassen), kan het zijn dat u antibiotica nodig heeft om de infectie te bestrijden omdat u minder bloedcellen heeft dan gewoonlijk. • er zeer bleek uitzien, lusteloos en moe zijn. Dat kan een teken zijn van te weinig rode bloedcellen (anemie). Doorgaans is er geen behandeling nodig, want uw lichaam zal de rode
bloedcellen uiteindelijk vervangen. Als u zeer anemisch bent, kan het zijn dat u een bloedtransfusie nodig heeft. • bloed in uw urine, pijn, of moeilijker kunnen plassen. • hevige pijn op de borst. • symptomen als zwakte, verlies van het gezichtsvermogen, verstoorde spraak, verlies van tastzin.
Andere mogelijke bijwerkingen zijn: Zeer vaak: komen voor bij meer dan 1 op de 10 patiënten Afname van de activiteit van uw beenmerg (myelosuppressie). Dit kan een daling van het aantal witte bloedcellen (die infecties bestrijden) in uw bloed tot gevolg hebben (leukopenie, neutropenie); Haaruitval (alopecia); Pijn en moeite met plassen (cystitis); Bloed in de urine (hematurie); Koorts. Vaak: komen voor bij minder dan 1 op de 10 patiënten Verhoogd risico en ernst van bacteriële, schimmel-, virus-, protozoaire of parasitaire infecties door de werking van cyclofosfamide op uw immuunsysteem; Opnieuw actief worden van infecties die u eerder had (latente infecties); Daling van witte bloedcellen kan gepaard gaan met koorts (febriele neutropenie); Zweren in de wand van uw spijsverteringskanaal (mucosale ulceratie); Door ontsteking van de blaaswand veroorzaakte pijn, bloeding, bloed in de urine, verminderde urinestroom (hemorragische cystitis); Het gebruik bij jonge patiënten kan bepaalde stoornissen van vruchtbaarheid veroorzaken; Koude rillingen; Algeheel onwel of ongemakkelijk voelen (malaise); Zwakte (asthenie). Soms: komen voor bij minder dan 1 op de 100 patiënten Ernstige infectie die zich door het bloed verspreidt waardoor een gevaarlijke daling van de bloeddruk kan optreden met mogelijk dodelijke afloop (sepsis, shock); Daling van het aantal bloedplaatjes - die uw bloed helpen stollen (trombocytopenie); Daling van het aantal rode bloedcellen (die zuurstof door uw lichaam vervoeren) (anemie). Dit kan gepaard gaan met een daling van hun vermogen om zuurstof op te nemen (verlaagde hemoglobine); Verlies van eetlust; Een stoornis van de zenuwen waardoor zwakte, tintelen of verdoofd gevoel ontstaat (perifere neuropathie). Dit kan in meer dan 1 set zenuwen optreden (polyneuropathie); Pijn in uw zenuwen, wat kan aanvoelen als een pijnlijk of brandend gevoel (neuralgie); Doofheid of gehoorstoornis; Snelle hartslag (tachycardie); Ziekte van de hartspier (cardiomyopathie); Ontsteking van de weefsels in of rond uw hart (myocarditis); Organizing pneumonia; Overdreven immuunrespons (overgevoeligheid); Hartfalen.
Zelden: komen voor bij minder dan 1 op de 1.000 patiënten Bloedkanker (leukemie); Kanker van het beenmerg (myelodysplastisch syndroom); Secundaire tumoren in verscheiden delen van uw lichaam, vaak in de regio van de blaas, urine en nierbekken; Uitdroging; Wazig zien; Ventriculaire aritmie (stoornis in het hartritme); Supraventriculaire aritmie; Bloedingen; Hepatitis; Ontsteking van de huid waardoor uitslag, jeuk, zweren, bloed druppeltjes en verlittekening ontstaan (dermatitis); Afwezigheid van menstruatie (amenorroe); Pijn op de borst; Toevallen (convulsies); Gestoorde leverfunctie. Zeer zelden: komen voor bij minder dan 1 op de 10.000 patiënten Veranderingen in uw stofwisseling door de afbraak van de stervende kankercellen (tumorlysissyndroom); Vorming van kleine bloedstolsels in uw bloedvaten waardoor de normale bloeddoorstroming in uw lichaam verstoord raakt ( gedissemineerde intravasculaire coagulatie); Hemolytisch uremisch syndroom - een toestand die abnormale afbraak van de rode bloedcellen, daling van het aantal bloedplaatjes in het bloed en nierfalen veroorzaakt; Verhoogde afgifte van antidiuretisch hormoon uit de hypofyse. Hierdoor veroorzaken de nieren de lage natriumspiegels in uw bloed (hyponatriëmie) en vochtretentie; Zwelling van de hersenen door teveel water in uw bloed (waterintoxicatie). Verschijnselen hiervan zijn hoofdpijn, veranderingen van persoonlijkheid of gedrag, verwardheid, sufheid; Lage natriumspiegels waardoor vermoeidheid en verwardheid, spiertrekkingen, toevallen en coma ontstaan; Misselijkheid of braken (overgeven); Ontsteking van uw ingewanden of darmen waardoor bloedingen kunnen ontstaan (hemorragische colitis); Maagongemak of ernstige maag- en rugpijn, dit kan worden veroorzaakt door ontsteking van de alvleesklier (acute pancreatitis); Obstipatie of diarree; Ontsteking van de binnenkant van uw mond, met zweren (stomatitis); Verwardheid; Tintelen of doofgevoel in handen of voeten (paresthesie); Veranderingen van smaak (dysgeusie) of verlies van smaak (hypogeusie); Verminderd gezichtsvermogen; Ontsteking van het oog (conjunctivitis); Hartaanval (myocardinfarct); Onregelmatige hartslag (fibrillatie); Lage of hoge bloeddruk (hypotensie, hypertensie); Pijn op de borst (angina pectoris); Littekenvorming van de longen waardoor kortademigheid ontstaat (pulmonaire fibrose); Adult Respiratory Distress Syndrome (vorm van longfalen); Vocht in en rond de longen (pulmonair oedeem); Ademhalingsproblemen (bronchospasmen);
Kortademigheid (dyspnoe); Daling van de zuurstofwaarden in uw lichaam (hypoxie); Hoesten; Verstopte neus; Vergrote lever (hepatomegalie); Geel worden van het oogwit van de ogen of de huid (geelzucht); Blokkering van de kleine aderen in uw lever (veno-occlusieve leverziekte) waardoor gewichtstoename, vergrote lever, pijn en geelzucht; Verstoorde aanmaak van gal door de lever waardoor jeuk, geelzucht, bleke ontlasting ontstaan; een opbouw van vocht in de buik waardoor zwelling van de buik en kortademigheid ontstaan (ascites); Levensbedreigende aandoeningen waardoor uitslag, zweren, zere keel, koorts, conjunctivitis, vervellen van huidlagen ontstaan (toxische epidermale necrose, Stevens-Johnson syndroom); Veranderingen van de kleur van uw vingernagels en huid; Abnormale spierafbraak wat kan leiden tot nierproblemen (rabdomyolyse); Levensbedreigende afname van het vermogen van uw nieren om giffen en afbraakproducten uit het bloed adequaat te verwijderen (nierfalen); Veranderingen van de weefsels in uw nieren waardoor deze niet goed kunnen werken (renale tubulaire necrose); Cel- en weefseldood (necrose), zweervorming of littekenvorming (fibrose) van de blaas; Creatinine- of ureumwaarden verhoogd; Levensbedreigend falen van meerdere organen; Griepachtige symptomen zoals hoofdpijn, gewrichts- en spierpijn, zwakte, vermoeidheid; Injectieplaatsreacties zoals zwelling, roodheid, pijn, ontsteking, weefselbeschadiging, weefseldood, stolselvorming; Gewichtstoename; Duizeligheid; Zwelling rond de ogen (oogoedeem); Bloedstolsel waardoor pijn, zwelling of roodheid ontstaan (trombo-embolie); Erytheem in bestraalde gebied; Jeuk (pruritis); Spasmen; Suburethrale bloeding; Zwelling (oedeem) van de blaaswand.
Niet bekend: frequentie kan op grond van de beschikbare gegevens niet geschat worden Kanker van het lymfestelsel (Non-Hodgkin-lymfoom); Nierkanker (niercelkanker) en schildklierkanker; Agranulocytose; Lymfopenie; Hoge bloedsuikerwaarden waardoor dorst, vermoeidheid en prikkelbaarheid (hyperglykemie); Lage bloedsuikerwaarden waardoor verwardheid en transpireren ontstaan (hypoglykemie); Cecitis; Bloedingen in uw maag of ingewanden (gastrointestinale bloeding) Ontsteking waardoor buikpijn ontstaat; Zwelling van de klieren in uw hals (parotisontsteking); Effecten op de hersenen (encefalopathie), symptomen hiervan zijn problemen met denken of concentratie, verlaagde alertheid, veranderingen van de persoonlijkheid, vermoeidheid, toevallen, spiertrekkingen en trillen; Syndroom dat men reversibele posterieure leukoencefalopathie noemt, waardoor zwelling van
de hersenen, hoofdpijn, verwardheid, toevallen en verlies van gezichtsvermogen ontstaan; Effecten op het ruggenmerg (myelopathie), waardoor een verdoofd gevoel, zwakte en tintelen in de handen, verlies van motorische vaardigheden ontstaan; Trillen (tremor); Veranderingen in uw tastzin (dysesthesie) of verlies van gevoel (hypesthesie); Veranderingen in uw reukvermogen (parosmie); Verhoogde traanvorming (lacrimatie); Oorsuizen (tinnitus); Veranderingen in uw hartritme (aritmie) wat opgemerkt kan worden (hartkloppingen); Snellere hartslag die levensbedreigend kan zijn (ventriculaire tachycardie); Langzame hartslag (bradycardie); Afname van het vermogen van uw hart om voldoende bloed door uw lichaam te pompen, dit kan levensbedreigend zijn (cardiogene shock, hartfalen of hartstilstand); Ontsteking van de weefsels in of rond uw hart (pericarditis); Vocht in het zakje rond uw hart (pericardiale effusie). Verhoogde druk door dit vocht kan het hart verhinderen zich goed te vullen (harttamponade); Afwijkende ECG (hartfilmpje, QT verlengd); Bloedstolsel in de longen waardoor pijn in de borst en kortademigheid ontstaan (longembolie); Bloedstolsel, meestal in een been, waardoor zwelling of roodheid ontstaan (veneuze trombose); Ontsteking van de bloedvaten (vasculitis); Verminderde bloedtoevoer naar uw handen en voeten (perifere ischemie). Hierdoor ontstaat pijn, zwakte, verdoofd gevoel, zweren, veranderingen in huidkleur of temperatuur; Roodheid van de huid (blozen) wat gepaard kan gaan met een warm gevoel of transpireren (opvlieger); Bloedstolsel in de longen waardoor pijn in de borst en kortademigheid ontstaan (pulmonaire veno-occlusieve ziekte); Aandoeningen die ontsteking van de longen kunnen veroorzaken, waardoor kortademigheid, hoesten en verhoogde temperatuur of littekenvorming van de longen ontstaan (pneumonitis, obliteratieve bronchiolitis, allergische alveolitis); Pleurale effusie; Niezen en loopneus (rinorroe); Orofaryngeale pijn; Opbouw van toxines in het lichaam door leverfalen (hepatotoxiciteit). Dit kan een effect hebben op de hersenen waardoor verwardheid, verlaagd bewustzijn of comaontstaan (hepatische encefalopathie); Leverfalen (leverfunctiestoornissen); Verhoogde spiegels van bepaalde eiwitten die door de lever worden geproduceerd, leverenzymen; Zwelling, verdoofd gevoel, rode bultjes en vervellen van de huid op de handen en voeten (palmair-plantair erythrodysesthesiesyndroom); Donkerrode verheven, jeukende uitslag (urticaria); Jeukende, rode uitslag mogelijk ontwikkelend naar zweren (erythema multiforme); Roodheid van de huid; Overmatige transpiratie (hyperhidrose); Zwelling van het gezicht; Ernstige ziekte waardoor de huid en het bindweefsel in uw inwendige organen dikker wordt (sclerodermie); Spierpijn (myalgie) of gewrichtspijn (artralgie) Beschadiging van de nieren door toxines in het bloed (toxische nefropathie);
Glucose in de urine (nefrogene diabetes insipidus); Ontsteking van de urethra waardoor pijn en bloeding ontstaan (ureteritis); Afname van de grootte van de blaas (blaascontractuur); Veranderingen van de cellen in de wand van uw blaas; Vroegtijdige bevalling; Onvruchtbaarheid. Spermaproductie bij de man en eiproductie bij de vrouw kunnen verminderd zijn of stoppen. In sommige gevallen kan dit permanent zijn; Verminderde frequentie van de menstruatie (oligomenorroe); Kleiner worden van de testikel (testiculaire atrofie); Groeiachterstand, misvorming of dood van een foetus in de baarmoeder; Carcinogenisch effect in nageslacht; Toxische effecten op de foetus; Pijn achterin uw keel; Spierkrampen; krampen; Donkere urine (cholestase); Kwaadaardige tumoren (sarcomen); Nierbekkenkanker; Anemische toestand door deficiëntie van hemoglobine in de rode bloedcellen (hypochromie).
Het melden van bijwerkingen Krijgt u last van bijwerkingen neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb (website: www.lareb.nl). Door bijwerkingen te melden kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
5.
HOE BEWAART U DIT MIDDEL? Buiten het zicht en bereik van kinderen houden. Gebruik dit middel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum. Bewaren beneden 25°C. Na reconstitutie voor intraveneus gebruik Chemische en fysische in-use stabiliteit werd aangetoond voor 24 uur bij 2°C - 8°C. Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product direct na reconstitutie worden gebruikt, tenzij de reconstitutie plaatsvond onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden. Indien niet onmiddellijk gebruikt, zijn de in-use opslagtijden en omstandigheden voor het gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zijn meestal niet langer dan 24 uur bij 2°C tot 8°C. Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
6.
INHOUD VAN DE VERPAKKING EN OVERIGE INFORMATIE
Welke stoffen zitten er in dit middel? De werkzame stof in dit middel is cyclofosfamide. 1 injectieflacon van 500 mg bevat 534.5 mg cyclofosfamide monohydraat, overeenkomend met 500 mg cyclofosfamide. 1 injectieflacon van 1 g bevat 1.069,0 mg cyclofosfamide monohydraat, overeenkomend met 1 g cyclofosfamide. 1 injectieflacon van 2 g bevat 2.138,0 mg cyclofosfamide monohydraat, overeenkomend met 2 g cyclofosfamide. Na reconstitutie voor intraveneus gebruik, bevat de oplossing voor toediening 20 mg cyclofosfamide per ml. Er zijn geen andere stoffen in dit middel. Hoe ziet Cyclofosfamide Cadiasun eruit en hoeveel zit er in een verpakking? Cyclofosfamide Cadiasun is een wit kristallijn poeder. 500 mg in een 50 ml type I transparant glazen flacon, verzegeld met een serumstopper, en beveiligd met een flip-off zegel met een rode polypropyleen plastic knop. 1 g in een 100 ml type I transparant glazen flacon, verzegeld met een serumstopper, en beveiligd met een flip-off zegel met een zeegroene polypropyleen plastic knop. 2 g in een 100 ml type I transparant glazen flacon, verzegeld met een serumstopper, en beveiligd met een flip-off zegel met een bruin gele polypropyleen plastic knop. Het is verkrijgbaar in een verpakking van een enkele flacon. Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant Houder van de vergunning voor het in de handel brengen: Cadiasun Pharma GmbH Lendersweg 27, 47877 Willich Duitsland Fabrikant: Pharmadox Healthcare Ltd. KW20A Kordin Industrial Park, Paola, PLA 3000 Malta In het register ingeschreven onder: RVG 113722 Cyclofosfamide Cadasiun 500 mg, poeder voor oplossing voor injectie RVG 113723 Cyclofosfamide Cadasiun 1 g, poeder voor oplossing voor injectie RVG 113724 Cyclofosfamide Cadasiun 2 g, poeder voor oplossing voor injectie Dit geneesmiddel is geregistreerd in de lidstaten van de EER onder de volgende namen: Nederland
Oostenrijk
Cyclofosfamide Cadiasun 500 mg, poeder voor oplossing voor injectie Cyclofosfamide Cadiasun 1 g, poeder voor oplossing voor injectie Cyclofosfamide Cadiasun 2 g, poeder voor oplossing voor injectie Cyclophosphamid Cadiasun 500 mg pulver zur Herstellung einer Injektionslösung Cyclophosphamid Cadiasun 1 g pulver zur Herstellung einer Injektionslösung Cyclophosphamid Cadiasun 2 g pulver zur Herstellung einer Injektionslösung
Duitsland
Cyclophosphamid Cadiasun 500 mg pulver zur Herstellung einer Injektionslösung Cyclophosphamid Cadiasun 1 g pulver zur Herstellung einer Injektionslösung Cyclophosphamid Cadiasun 2 g pulver zur Herstellung einer Injektionslösung
Deze bijsluiter is voor het laatst gewijzigd in oktober 2014 --------------------------------------------------------------------------------------------------------De volgende informatie is alleen bestemd voor artsen of andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg: Raadpleeg de Samenvatting van de Productkenmerken voor meer informatie Dosering en wijze van toediening Cyclofosfamide mag enkel worden toegediend door clinici die eraring hebben in het toepassen van chemotherapie bij kanker. Cyclofosfamide mag enkel worden toegediend waar er uitrusting voorhanden is voor de regelmatige opvolging van klinische, biochemische en hematologische parameters voor, tijdens en na de toediening en onder de supervisie van een gespecialiseerde oncologieafdeling. Dosering De dosering moet op individuele basis worden bepaald. De doseringen en de duur van de behandeling en/of de behandelingsintervallen zijn afhankelijk van de therapeutische indicatie en het schema van een combinatietherapie, van de algemene gezondheidstoestand en het functioneren van de organen van de patiënt en van de resultaten van de laboratoriummonitoring (in het bijzonder de monitoring van de bloedcellen). In combinatie met andere cytostatica met een gelijkaardige toxiciteit kan een verlaging van de dosering of het verlengen van de behandelingsvrije intervallen noodzakelijk zijn. Er wordt aangenomen dat het gebruik van hematopoëse-stimulerende agentia (kolonie stimulerende factoren en erytropoëse-stimulerende agentia) het risico op myelo-onderdrukkende complicaties kan verlagen en/of de toediening van de beoogde dosering makkelijker kan maken. Voor, tijdens of onmiddellijk na de toediening moeten voldoende hoeveelheden vloeistof ingenomen of via een infuus toegediend worden om de afscheiding van urine te bevorderen en zo het risico op toxiciteit in de urinewegen te verlagen. Daarom moet cyclofosfamide s-ochtends worden toegediend (zie rubriek 4.4.). Om de kans op bijwerkingen die snelheidsafhankelijk zijn (bijv. gezichtszwelling, hoofdpijn, neusverstopping, brandend gevoel op de schedel) te verminderen, moet cyclofosfamide zeer langzaam worden geïnjecteerd of geïnfundeerd. De activering van cyclofosfamide vereist een hepatisch metabolisme; daarom wordt de voorkeur gegeven aan intraveneuze toedieningen. Onderstaande doseringen kunnen worden beschouwd als algemene instructies: Hematologische en solide tumoren Dagelijkse therapie: 3 tot 6 mg / kg lichaamsgewicht (= 120 tot 240 mg/m2 lichaamsoppervlak), iv dosis. Intervaltherapie:
10 tot 15 mg / kg lichaamsgewicht (= 400 tot 600 mg/m2 lichaamsoppervlak), iv dosis met intervallen van 2 tot 5 dagen. Hoge dosis intervaltherapie: 20 tot 40 mg / kg lichaamsgewicht (= 800 tot 1.600 mg/m2 lichaamsoppervlak), iv dosis met intervallen van 21 tot 5 dagen. Als voorbereiding op beenmergtransplantatie Acute lymfatische leukemie, chronische myeloïde leukemie en acute myeloïde leukemie: I.V. dosis van 60 mg / kg lichaamsgewicht gedurende 2 dagen in combinatie met radiotherapie of busulfan. Ernstige aplastische anemie: 50 mg / kg lichaamsgewicht gedurende 4 dagen. Wanneer het busulfan-cyclofosfamide (Bu /Cy) schema wordt gebruikt, dient de eerste dosis cyclofosfamide ten minste 24 uur na de laatste dosis busulfan te worden gegeven (zie rubriek 4.4 en 4.5). Auto-immuunziekten Per maand 500-1000 mg/m2 lichaamsoppervlak. Rabdomyosarcoom bij kinderen Cyclofosfamide wordt gebruikt in een ander combinatietherapieprotocol afhankelijk van het ziektestadium en het histologische type. Een typische dosering voor patiënten met groep III (resterende tumor na chirurgie) en groep IV (gemetastaseerde tumor) is 10 mg/kg iv cyclofosfamide gedurende drie achtereenvolgende dagen met meerdere herhalingen in combinatie met vincristine en actinomycine D. Patiënten met een leverinsufficiëntie Een ernstige leveraandoening kan worden geassocieerd met een gereduceerde werking van cyclofosfamide. Dit kan een negatieve impact hebben op de effectiviteit van de behandeling met cyclofosfamide en moet in overweging worden genomen bij het selecteren van de dosis en de interpretatie van de respons op de geselecteerde dosis. Bij ernstige leverinsufficiëntie moet de dosering worden verminderd. Een dosisvermindering van 25 % wordt aanbevolen bij een serumbilirubinegehalte van 3,1-5 mg/100 ml (= 0,053-0,086 mmol/l). Patiënten met nierinsufficiëntie Bij patiënten met een nieraandoening, vooral bij patiënten met een ernstige nieraandoening, kan een verlaagde nieruitscheiding resulteren in verhoogde plasmaniveaus van cyclofosfamide en zijn metabolieten. Dit kan leiden tot een verhoogde toxiciteit en moet mee in overweging worden genomen bij het bepalen van de dosis voor deze patiënten (zie rubriek 4.4). Cyclofosfamide en zijn metabolieten zijn dialyseerbaar, hoewel er verschillen zijn in klaring afhankelijk van het gebruikte dialysesysteem. Bij patiënten die dialyse nodig hebben, dient een consequent interval tussen de toediening van cyclofosfamide en dialyse te worden gehanteerd (zie rubriek 4.4). Wanneer de glomerulaire filtratiesnelheid < 10 ml/min is, wordt een dosisverlaging van 50% geadviseerd.
Ouderen Bij oudere patiënten moet bij het controleren van de toxiciteitniveaus en de noodzaak van het aanpassen van doseringen rekening gehouden worden met de hogere frequentie van een verminderd functioneren van lever, nieren, hart of andere organen en met de daarmee gepaard gaande ziektes of behandelingen met andere geneesmiddelen in deze bevolkingsgroep. Pediatrische patiënten Cyclofosfamide is aan kinderen toegediend. Het veiligheidsprofiel van cyclofosfamide is gelijk aan dat van de volwassen populatie. Dosismodificatie vanwege myelosuppressie:
Leuko’s (per μl) > 4000 2500 - 4000 < 2500
Bloedplaatjes (per μl) > 100 000 50 000 – 100 000 < 50 000
Percentage standaard dosis 100% 50% Dosis overslaan tot normalisatie
In combinatietherapie dienen verdere dosisverlagingen mogelijk te worden overwogen. Wijze van toediening Cyclofosfamide is inert totdat het door enzymen in de lever wordt geactiveerd. Zoals met alle cytotoxica wordt echter aangeraden dat reconstitutie door daarvoor opgeleid personeel wordt uitgevoerd, in een daartoe aangewezen ruimte. Personeel dat de bereiding verricht moet beschermende handschoenen dragen. Men moet uiterst zorgvuldig te werk gaan en vermijden dat er materiaal in de ogen spat. Het materiaal mag niet worden verwerkt door vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven. Intraveneuze toediening Cyclofosfamide en zijn metabolieten zijn dialyseerbaar, hoewel er verschillen zijn in klaring afhankelijk van het gebruikte dialysesysteem. Bij patiënten die dialyse nodig hebben, dient een consequent interval tussen de toediening van cyclofosfamide en dialyse te worden gehanteerd (zie rubriek 4.4). Intraveneuze toediening gebeurt bij voorkeur via een infuus, meestal direct in de slang van een snellopend i.v. infuus met de patiënt in rugligging. Men moet er voor zorgen dat er geen extravasatie plaatsvindt, mocht dit echter toch optreden dan zijn geen speciale maatregelen nodig. De duur van de infusie (van 30 minuten tot 2 uur) moet ook aangepast zijn aan het volume en het type dragervloeistof dat moet worden geïnfundeerd. Indien direct geïnjecteerd, dient cyclofosfamide voor parenterale toediening gereconstitueerd te worden met fysiologisch zout (0,9% natriumchloride), zie rubriek 6.6. De pH van de waterige oplossing ligt tussen de 4 en 6 met een osmolaliteit van ongeveer 352. Cyclofosfamide, gereconstitueerd in water, is hypotoon en mag niet direct worden geïnjecteerd. Voor infusie moet cyclofosfamide gereconstitueerd worden door toevoegen van steriel water of fysiologisch zout (25 ml voor een 500 mg flacon, 50 ml voor een 1 g flacon en 100 ml voor een 2g flacon) en worden toegevoegd aan een Ringer-oplossing, 0,9% zout- of 5% glucose-oplossing. Voorafgaand aan parenterale toediening moet de substantie volledig zijn opgelost.
Parenterale geneesmiddelen moeten visueel worden geïnspecteerd op deeltjes en verkleuring voordat ze worden toegediend, voor zover de oplossing en de verpakking dat toelaten. Overdosis Ernstige gevolgen van overdosering zijn onder andere manifestaties van dosisafhankelijke gevallen van toxiciteit zoals myelosuppressie, urinevergiftiging, cardiotoxiciteit (met inbegrip van hartfalen), veno-occlusieve hepatische ziekte en stomatitis (zie rubriek 4.4). Patiënten die een overdosis hebben gekregen, moeten nauw worden gevolgd en gecontroleerd op de ontwikkeling van gevallen van toxiciteit en van hematotoxiciteit in het bijzonder. Er is geen specifiek antidotum voor cyclofosfamide bekend. Cyclofosfamide en zijn metabolieten zijn dialyseerbaar. Daarom is een snelle hemodialyse aangewezen bij de behandeling van ernstige vroegtijdige overdosis, met name bij patiënten met nierfunctiestoornissen. Overdosering moet worden behandeld met ondersteunende maatregelen, inclusief een gepaste behandeling volgens de meest recente medische inzichten van eventueel hiermee gepaard gaande infecties, myelosuppressie of een andere toxiciteit. Cystitis-profylaxe met mesna kan helpen bij het voorkomen of beperken van effecten van urinevergiftiging bij een overdosering van cyclofosfamide. Hoe bewaart u dit middel? Niet bewaren boven 25°C. Na reconstitutie voor intraveneus gebruik Chemische en fysische in-use stabiliteit werd aangetoond voor 24 uur bij 2°C -8°C. Vanuit microbiologisch oogpunt moet het product direct na reconstitutie worden gebruikt, tenzij de reconstitutie plaatsvond onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden. Indien niet onmiddellijk gebruikt, zijn de in-use opslagtijden en omstandigheden voor het gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zijn meestal niet langer dan 24 uur bij 2°C tot 8°C. Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en hanteren Voor intravenueze toediening Directe injectie: Vóór toediening moet de inhoud van een 500 mg flacon opgelost worden in 25 ml fysiologisch zout (9% w/v natriumchloride) door de zoutoplossing in de flacon te brengen en stevig te schudden totdat het poeder volledig opgelost is. Vóór toediening moet de inhoud van een 500 mg flacon opgelost worden in 50 ml fysiologisch zout (9% w/v/ natriumchloride) door de zoutoplossing in de flacon te brengen en stevig te schudden totdat het poeder volledig opgelost is. Vóór toediening moet de inhoud van een 500 mg flacon opgelost worden in 100 ml fysiologisch zout (9% w/v/ natriumchloride) door de zoutoplossing in de flacon te brengen en stevig te schudden totdat het poeder volledig opgelost is.
Na reconstitutie ontstaat een heldere oplossing met een pH tussen 4 en 6 en een osmolaliteit van ongeveer 352. De infuusvloeistof is compatibel met de volgende infuusoplossingen: natriumchlorideoplossing, glucose-oplossing, natriumchloride- en glucose-oplossingen, natriumchloride en kaliumchloride- oplossing en kaliumchloride en glucose-oplossing. Infusie: Voor infusie moet cyclofosfamide gereconstitueerd worden door toevoegen van steriel water of fysiologisch zout (25 ml voor 500 mg flacon, 50 ml voor 1 g flacon en 100 ml voor een 2g flacon) en worden toegevoegd aan een Ringer-oplossing, 0,9% zout- of 5% glucose-oplossing. Algemene aanwijzingen Indien de flacons boven de aanbevolen temperatuur worden bewaard kan dit afbraak van het werkzame bestanddeel veroorzaken, met een geel gesmolten uiterlijk van de inhoud van de flacon. Flacons die gesmolten materiaal bevatten dienen niet te worden gebruikt. Cyclofosfamide is een cytotoxisch middel. De verwerking en bereiding van cyclofosfamide dient immer in overeenstemming met de actuele richtlijnen over veilige verwerking van cytotoxica te geschieden. Het materiaal mag niet worden verwerkt door vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven. Adequate zorgvuldigheid en voorzorgen dienen te worden betracht bij de verwijdering van lege flacons en artikelen (spuiten, naalden enz.) die bij de reconstitutie en toediening gebruikt zijn.