Bestemmingsplan St. Nicolaashof - Gouwzee 14 juli 2011 Gemeente Edam-Volendam
Bijlagen 1. Nota van beantwoording “Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening” ( d.d. 4 maart 2011) 2. Verkennend bodemonderzoek (d.d. 18 december 2008) 3. Onderzoek wegverkeerslawaai & luchtkwaliteit (d.d. 18 april 2008) 4. Onderzoek industrielawaai (d.d.13 december 2010) 5. Notitie ‘Parkeren en verkeer St. Nicolaashof’ (d.d. 16 september 2010) 6. Prognose intensiteiten omgeving St. Nicolaashof’ (d.d. 31 maart 2011) 7. Quick scan flora en fauna (2010) 8. Archeologisch bureauonderzoek (d.d. 13 december 2010)
St. Nicolaashof-Gouwzee
Bijlagen
3
Inhoudsopgave Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
3 Nota van beantwoording "Overleg ex artikel 3.1.1 Bro" (d.d. 4 maart 2011) Verkennend bodemonderzoek (d.d. 18 december 2008) Onderzoek wegverkeerslawaai & luchtkwaliteit (d.d. 18 april 2008) Onderzoek industrielawaai (d.d. 13 december 2010) Notitie 'Parkeren en verkeer St. Nicolaashof' (d.d. 16 september 2010) Prognose intensiteiten omgeving St. Nicolaashof' (d.d. 31 maart 2011) Quick scan flora en fauna (2010) Archeologisch bureauonderzoek (d.d. 13 december 2010)
7 13 73 85 97 103 111 123
St. Nicolaashof-Gouwzee
4
St. Nicolaashof-Gouwzee
Bijlage 1 Nota van beantwoording "Overleg ex artikel 3.1.1 Bro" (d.d. 4 maart 2011)
7
St. Nicolaashof-Gouwzee
8
Nota van beantwoording “Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening” Bestemmingsplan “St. Nicolaashof - Gouwzee” d.d. 4 maart 2011 In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan “St. Nicolaashof - Gouwzee” op 14 januari 2011 aan de volgende instanties gezonden. 1. VROM-Inspectie, regio Noord-West; 2. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland directie Subsidies, Handhaving en Vergunningen; 3. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; 4. Gasunie; 5. Liander; 6. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland; 7. Regionale Brandweer. Vijf instanties, te weten: VROM-Inspectie, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de Gasunie en de regionale Brandweer hebben gereageerd in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro. De opmerkingen van de adressanten worden in het onderstaande, waar nodig voorzien van de reactie van de gemeente daarop, puntsgewijs behandeld. 1.
VROM-Inspectie
1.1
Opmerking Het voorontwerpbestemmingsplan St. Nicolaashof - Gouwzee geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. De VROM-Inspectie heeft wel het verzoek het geluidsonderzoek als bijlage op te nemen bij het ontwerpbestemmingsplan. Antwoord De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Bij het ontwerpbestemmingsplan zullen alle bij het bestemmingsplan behorende onderzoeken, waaronder het geluidsonderzoek, als bijlagen worden opgenomen.
2.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
2.1
Opmerking Bestemmingsplannen binnen ‘Bestaand Bebouwd Gebied’, zoals verwoord in de Provinciale structuurvisie en verordening, hoeven in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro niet meer naar Gedeputeerde Staten van Noord-Holland te worden gestuurd. Antwoord De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
3.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
3.1
Opmerking Voorafgaand aan het voorontwerpbestemmingsplan heeft een aantal malen overleg plaatsgevonden over de concrete inrichting van het plan. Hierin is gesproken over het 2 geldende compensatie-eisen. Wanneer de ontwikkeling leidt tot meer dan 800 m aan het extra verhard oppervlak dat versneld tot afvoer komt naar het oppervlaktewater dienen er compenserende maatregelen getroffen te worden. Bij de berekening van het oppervlakte behoren ook verhardingen die nu niet zijn afgekoppeld, maar in de nieuwe situatie wel direct zullen afwateren. Uit het laatste overleg is vanuit de gemeente Edam-Volendam nadrukkelijk 2. aangegeven dat de ontwikkeling wat betreft de verhardingstoename kleiner is dan 800 m In dat geval zullen compenserende maatregelen niet noodzakelijk zijn. Wat betreft het bestemmingsplan, waarin in principe alleen een bouwmogelijkheid wordt gecreëerd, kan het hoogheemraadschap vooralsnog akkoord gaan met de plannen.
pagina 1
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier geeft wel aan een overzicht wensen te ontvangen waaruit de toekomstige verhardingstoename blijkt. Mocht achteraf blijken dat de ontwikkelingen toch groter/ingrijpender zijn dan van tevoren is aangegeven, dan zal het hoogheemraadschap alsnog compenserende maatregelen opleggen in de watervergunning. Antwoord 2 De toekomstige verhardingstoename is kleiner dan 800 m . Een overzicht van de verhardingstoename zal aan het hoogheemraadschap worden verstekt. 3.2
Opmerking Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om, wanneer nodig, binnen het plan gebruikt te maken van infiltrerende (half)verhardingen voor wandelpaden en parkeerplaatsen. Hierdoor komt de verharding minder versneld op het oppervlaktewatersysteem. Tevens heeft dit infiltreren een zuiverende werking op de afstomende waterkwaliteit. Antwoord Het gestelde wordt voor kennisgeving aangenomen. De opmerking betreft een uitvoeringsaspect deze worden niet in bestemmingsplannen geregeld. Niettemin zal hiermee tijdens de uitvoering rekening worden gehouden.
3.3
Opmerking Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier geeft aan dat in de toelichting van het bestemmingsplan een verwijzing naar de ‘Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009’ wenselijk is. Een tekstvoorstel zal door het Hoogheemraadschap beschikbaar worden gesteld. Antwoord Het tekstvoorstel is ontvangen en in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.
4.
Gasunie
4.1
Opmerking Het voorontwerpbestemmingsplan St. Nicolaashof - Gouwzee is door de Gasunie getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het ministerie van Infrastructuur & Milieu voor onze aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting begin 2011 in werking zal treden middels de AMvB Buisleidingen. De circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984” zal dan komen te vervallen. Op grond van deze toetsing komt de Gasunie tot de conclusie dat het bestemmingsplangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. Antwoord De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
5.
Regionale Brandweer
5.1
Opmerking De regionale Brandweer Zaanstreek-Waterland concludeert dat het voorontwerpbestemmingsplan St. Nicolaashof - Gouwzee geen relevante risico’s ten aanzien van externe veiligheid met zich meebrengt. Aanvullend brandweeradvies is derhalve niet noodzakelijk. Antwoord De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
pagina 2
pagina 3
St. Nicolaashof-Gouwzee
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek (d.d. 18 december 008)
13
St. Nicolaashof-Gouwzee
14
St. Nicolaashof-Gouwzee
Bijlage 3 Onderzoek wegverkeerslawaai & luchtkwaliteit (d.d. 18 april 2008)
73
St. Nicolaashof-Gouwzee
74
Notitie
Nieuwegein, 18 april 2008
Kenmerk Project Locatie Betreft
: : : :
V070783aaA0.ka St. Nicolaashof Volendam Wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit
Inleiding In de hoek Zusterschoolstraat – Noordeinde – St. Gerardusstraat te Volendam is de uitbreiding van het woonzorgcentrum Sint Nicolaashof voorzien. Omdat deze nieuwbouw in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, wordt een verzoek tot toepassing van een bestemmingsplanwijziging bij de gemeente ingediend. In het kader van de bestemmingsplanwijziging dient onder meer een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd te worden. In opdracht van Zorgcirkel Waterland te Purmerend is een beoordeling van de akoestische situatie vanwege het wegverkeerslawaai ter plaatse van de nieuwbouw uitgevoerd. In deze notitie wordt verslag gedaan van het van toepassing zijn wettelijk kader en wordt ingegaan op de te verwachten akoestische situatie. Bij het onderzoek is de Julianaweg beschouwd. De wegverkeergegevens van deze weg zijn gespecificeerd in bijlage I. De nieuwbouw is ook binnen de zogenoemde geluidzone (zie bijlage II) van de Parallelweg gelegen. Door de aanwezigheid van de bestaande bebouwing tussen de nieuwbouw en de weg, de grote afstand hiertussen en het beperkte aantal vervoersbewegingen is de geluidbelasting vanwege de Parallelweg niet nader onderzocht. Vanwege voornoemde redenen zal de geluidbelasting vanwege de Parallelweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijden.
Wettelijk kader De geluidbelasting op de gevels van de nieuwbouw dient te voldoen aan de geluideisen ingevolge de Wet geluidhinder. Het van toepassing zijnde wettelijk kader bij de toetsing van de berekende geluidbelasting aan die eisen wordt in bijlage II beschreven. Ingeval de geluidbelasting op de gevels voldoet aan de geluideisen, is nieuwbouw in de zin van de Wet geluidhinder mogelijk. Bij een hogere geluidbelasting kunnen geluidwerende voorzieningen in de gevels noodzakelijk zijn. De eventueel benodigde voorzieningen dienen bij de bouwaanvraag te worden aangetoond. Hierbij moet voldaan worden aan de prestatieeisen volgens het Bouwbesluit. Deze eisen zijn ook in bijlage II gegeven. De concentraties luchtverontreinigende stoffen dienen te voldoen aan de grenswaarden overeenkomstig de Wet Milieubeheer, Titel 5.2. De vastgelegde grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan dat, in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu in zijn geheel, binnen een bepaalde termijn moet worden bereikt. De van toepassing zijnde eisen worden in bijlage II verduidelijkt. Rekenmethode De geluidbelasting is de geluidbelasting in Lden ter plaatse van de gevel over alle perioden van 07.00 – 19.00 uur, van 19.00 – 23.00 uur en van 23.00 – 07.00 uur (etmaalperiode). De geluidbelasting wordt bepaald op basis van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (ex art. 110d Wgh). In de onderhavige situatie is de geluidbelasting bepaald met behulp van Standaard Rekenmethode I. Resultaten en conclusie Geluidbelasting De toekomstige geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Julianaweg is bepaald voor de waarneemhoogten 5 en 11 m ten opzichte van plaatselijk maaiveld. In bijlage III zijn de berekeningen van de geluidbelasting gegeven. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 48 dB (bij toepassing van 5 dB aftrek ex art. 110g Wet geluidhinder) op de noordwestgevel. In verband met de zichthoekcorrectie mag voor de oost- en westgevel uitgegaan worden van een ca. 3 dB lagere geluidbelasting. Opgemerkt wordt dat bij de berekeningen geen rekening is gehouden met de geluidafschermende werking van de tussenliggende, bestaande bebouwing. Door deze afschermende werking zal de werkelijke geluidbelasting lager dan 48 dB zijn. Geconcludeerd wordt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden en er derhalve vanuit de Wet geluidhinder geen bezwaren tegen de nieuwbouw zijn vanwege het wegverkeerslawaai.
V070783aaA0.ka - 18 april 2008
2/8
Luchtkwaliteit De uitbreiding van het woonzorgcentrum Sint Nicolaashof zal enige toename van het aantal motorvoertuigbewegingen tot gevolg hebben. Echter, de toename zal niet hoger zijn dan de NIBM-grens van 1.300 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Hiermee is de planbijdrage ‘niet in betekende mate’ en is op grond van de Wet milieubeheer geen uitgebreid luchtkwaliteitonderzoek nodig.
Lichtveld Buis & Partners BV
mw. ing. K. Auée
Bijlagen: 3
V070783aaA0.ka - 18 april 2008
3/8
Bijlage I
Wegverkeergegevens
Wegverkeerintensiteiten De representatieve etmaalintensiteit van de Julianaweg voor het jaar 2006 is door de heer N.E. Carlsson van de gemeente Edam-Volendam opgegeven. Voor de prognose voor het jaar 2018 is de etmaalintensiteit geëxtrapoleerd op basis van een autonome groei van het wegverkeer van 2% per jaar. De etmaalintensiteit bedraagt 9.137 mvt/etmaal in het jaar 2018. De gehanteerde gemiddelde uurintensiteiten en de verdeling over de verschillende voertuigcategorieën zijn in tabel I.1 gespecificeerd. Tabel I.1 Dag-, avond- en nachtuurintensiteiten ten opzichte van de etmaalintensiteit en de verdelingen over de motorvoertuigcategorieën Periode Weg
Verdelingen [%] Dag
Avond
Nacht
Uurintensiteit
6,4
3,9
0,9
Lichte motorvoertuigen
97,0
97,0
97,0
Middelzware motorvoertuigen
2,0
2,0
2,0
Zware motorvoertuigen
1,0
1,0
1,0
Julianaweg
Maximumsnelheid en wegdek De maximumsnelheid op de Julianaweg bedraagt 50 km/u. Het wegdek bestaat uit dicht asfaltbeton (DAB).
V070783aaA0.ka - 18 april 2008
4/8
Bijlage II
Wettelijk kader
Wet geluidhinder Geluidzones Conform de Wet geluidhinder (Wgh) dient voor nieuw te realiseren geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van een geluidbron een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Hierbij moet verslag gedaan worden van de geluidbelasting op de gevels van de nieuwbouw vanwege die geluidbron. Conform de Wet geluidhinder zijn wegen die uitgevoerd zijn als wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u niet gezoneerd. Geluidgevoelige objecten die langs een nietgezoneerde weg zijn gelegen, behoeven niet in een akoestisch onderzoek betrokken te worden. De Zusterschoolstraat, de St. Antoniusstraat, de St. Gerardusstraat, de St. Dominicusstraat / St. Nicolaashof en het Noordeinde zijn uitgevoerd als een 30 km/u-zone en worden gebruikt door bestemmingsverkeer. De voornoemde 30 km/u-wegen en de Parallelweg zijn akoestisch niet relevant. Voor de Julianaweg is een zonebreedte van 200 m (nieuwbouw in stedelijk gebied en weg met één of twee rijstroken) van toepassing. Geluidbelasting Voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde In de zin van de Wet geluidhinder is voor de nieuwbouw met betrekking tot de Julianaweg sprake van een nog niet geprojecteerd verzorgingstehuis in stedelijk gebied langs een bestaande weg. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels van de gebouwsoort bedraagt 48 dB. Op grond van art. 3 lid 2 Besluit geluidhinder (Bg) bedraagt de maximale ontheffingswaarde 53 dB. Voordat de berekende geluidbelasting wordt getoetst aan de wettelijke grenswaarden, mag de aftrek ex art. 110g Wgh worden toegepast. Door deze aftrek toe te passen wordt rekening gehouden met de verwachting dat de geluidemissie van motorvoertuigen in de toekomst gereduceerd zal worden. Voor wegen waar de representatief te achten snelheid voor de lichte motorvoertuigen lager dan 70 km/u is, bedraagt de aftrek 5 dB. Bij de bepaling van de eventueel benodigde geluidwerende voorzieningen in de gevel mag de aftrek ex art. 110g Wgh niet worden toegepast.
V070783aaA0.ka - 18 april 2008
5/8
Geluidbeperkende maatregelen en hogere waarde Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, kunnen B&W van de gemeente Edam-Volendam een zogenoemde hogere waarde voor de geluidbelasting op de gevel verlenen tot ten hoogste de maximale ontheffingswaarde. Een hogere waarde wordt niet zonder meer door B&W verleend. Daarbij dient aangetoond te worden dat geluidbeperkende maatregelen (bijvoorbeeld het aanbrengen van een geluidreducerend wegdek of het vergroten van de afstand van de wegen tot de nieuwbouw) onvoldoende doeltreffend zijn of dat deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten. Bouwbesluit Woonfunctie Conform art. 3.2 van het Bouwbesluit 2003 dient een gevel van een nieuw te bouwen woonfunctie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, een karakteristieke geluidwering te hebben die niet lager is dan het verschil tussen de geluidbelasting op die gevel en 33 dB. De minimaal vereiste karakteristieke geluidwering bedraagt 20 dB. Gezondheidszorgfunctie Verpleging Conform art. 3.2 van het Bouwbesluit 2003 dient een gevel van een onderzoeks- of behandelingsruimte van een nieuw te bouwen verpleeghuis die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, een karakteristieke geluidwering te hebben die niet kleiner is dan het verschil tussen de geluidbelasting op die gevel en 28 dB. De minimaal vereiste karakteristieke geluidwering bedraagt 20 dB. Een gevel van een verblijfsruimte anders dan een onderzoeks- of behandelingsruimte dient een karakteristieke geluidwering te hebben die niet kleiner is dan het verschil van de geluidbelasting op die gevel en 33 dB. De minimaal vereiste karakteristieke geluidwering bedraagt 20 dB. Verzorging Conform art. 3.2 van het Bouwbesluit 2003 dient een gevel van een nieuw te bouwen verzorgingstehuis die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, een karakteristieke geluidwering te hebben die niet kleiner is dan het verschil tussen de geluidbelasting op die gevel en 28 dB. De minimaal vereiste karakteristieke geluidwering bedraagt 20 dB.
V070783aaA0.ka - 18 april 2008
6/8
Wet milieubeheer Per 15 november jl. zijn diverse besluiten met betrekking tot luchtkwaliteit komen te vervallen. In de plaats daarvan is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer de titel ‘5.2 luchtkwaliteit’ toegevoegd. Hierin is het Besluit luchtkwaliteit 2005 overgenomen en aangevuld. Daarnaast zijn de volgende regelingen van kracht geworden: - het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’; - de ‘Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’; - de ‘Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007’; - de ‘Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007’. Conform art. 5.16 van de Wet milieubeheer is voor een plan dat niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit, geen uitgebreid luchtkwaliteitonderzoek nodig en kan zonder toetsing aan de luchtkwaliteiteisen doorgang vinden. Tot het verlenen van derogatie door de EU is een plan met een bijdrage aan de luchtkwaliteit van minder dan 1% van de grenswaarde voor de stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) gedefinieerd als NIBM. In de Regeling NIBM is vastgelegd welke plannen niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. In voorschrift 3B van voornoemde Regeling is vastgelegd dat een plan met ten hoogste 500 woningen en één ontsluitingsweg in ieder geval niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Verder is het DHV-rapport ‘Bepaling van IBM planomvang op basis van herziene uitgangspunten’, Ministerie van VROM (december 2006) van belang. In dit onderzoek is de NIBMgrens voor het aantal woningen bepaalt (zie nota van toelichting Regeling NIBM). Uit het voornoemde rapport volgt dat een plan met een verkeersaantrekkende werking van ten hoogste 1.300 motorvoertuigbewegingen per etmaal niet in betekende mate aan de luchtkwaliteit bijdraagt.
V070783aaA0.ka - 18 april 2008
7/8
Bijlage III
Berekeningen
V070783aaA0.ka - 18 april 2008
8/8
BOA SRM I, wegverkeer Lichtveld Buis & Partners BV
(c) dirActivity-software BV 2007 pg: 1 15-4-2008 12:06:24
project
070783aa, De Kom te Volendam
projectdatum opdrachtgever uitgevoerd door
15-4-2008 Zorgcirkel Waterland mw. ing. K. Auée
wegverkeer SRM I Julianaweg rekenmethode RMV 2002 objectfractie vlakken aan overzijde van de weg
20 %
hoogte waarneempunt Aftrek
reflectieterm
0.3 dB(A)
5m 5 dB Lp
Lden
52 dB
Lden (inc.aftrek)
47 dB
emissietermen voor rijlijn:
Julianaweg
voertuigtype
lichte motorvoertuigen middelzware motorvoertuigen zware motorvoertuigen
Lden,p
intensiteit Q [1/h]
snelheid v [km/h]
dag
avond
nacht
567.30 11.70 5.80
345.60 7.10 3.60
79.70 1.60 0.80
horizontale afstand waarneempunt-rijlijn hoogte weg bodemfactor (percentage niet-verharde bodem)
52.50 dB
dag avond 50 50 50
120.0 m 0.0 m 10.0 %
50 50 50
nacht
L,part
dag
avond
51.39
49.24
nacht 42.85 dB(A)
dag 51.39
avond 49.24
nacht 42.85 dB(A)
emissiegetal [dB(A)] dag avond
50 50 50
74.30 64.10 64.00
72.20 61.90 62.00
afstandsterm luchtdemping bodemdemping meteo-effect
m m
Cwegdek Cobstakel Ckruispunt Coptrek
Lm
Bm
65.80 55.50 55.40
dag aard wegdek niet-elementen verharding, fijne textuur afstand tot obstakel afstand tot kruising
wegdekcorrectie
nacht
avond
20.8 0.7 0.5 2.0 nacht
dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A)
BOA SRM I, wegverkeer Lichtveld Buis & Partners BV
(c) dirActivity-software BV 2007 pg: 1 15-4-2008 12:05:45
project
070783aa, De Kom te Volendam
projectdatum opdrachtgever uitgevoerd door
15-4-2008 Zorgcirkel Waterland mw. ing. K. Auée
wegverkeer SRM I Julianaweg rekenmethode RMV 2002 objectfractie vlakken aan overzijde van de weg
20 %
hoogte waarneempunt Aftrek
11 m 5 dB
reflectieterm
0.3 dB(A)
Lp Lden
53 dB
Lden (inc.aftrek)
48 dB
emissietermen voor rijlijn:
Julianaweg
voertuigtype
lichte motorvoertuigen middelzware motorvoertuigen zware motorvoertuigen
Lden,p
intensiteit Q [1/h]
snelheid v [km/h]
dag
avond
nacht
567.30 11.70 5.80
345.60 7.10 3.60
79.70 1.60 0.80
horizontale afstand waarneempunt-rijlijn hoogte weg bodemfactor (percentage niet-verharde bodem)
53.30 dB
dag avond 50 50 50
120.0 m 0.0 m 10.0 %
50 50 50
nacht
L,part
dag
avond
52.19
50.04
nacht 43.65 dB(A)
dag 52.19
avond 50.04
nacht 43.65 dB(A)
emissiegetal [dB(A)] dag avond
50 50 50
74.30 64.10 64.00
72.20 61.90 62.00
afstandsterm luchtdemping bodemdemping meteo-effect
m m
Cwegdek Cobstakel Ckruispunt Coptrek
Lm
Bm
65.80 55.50 55.40
dag aard wegdek niet-elementen verharding, fijne textuur afstand tot obstakel afstand tot kruising
wegdekcorrectie
nacht
avond
20.8 0.7 0.4 1.2 nacht
dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A)
St. Nicolaashof-Gouwzee
Bijlage 4 Onderzoek industrielawaai (d.d. 13 december 2010)
85
St. Nicolaashof-Gouwzee
86
Notitie
Datum: Ons kenmerk: Uw kenmerk:
13 december 2010 V070783abA1.ac -
Project: Locatie: Betreft:
St. Nicolaashof, toetsing IL Volendam Industrielawaai
Inleiding In de hoek Zusterschoolstraat – Noordeinde – St. Gerardusstraat te Volendam is de uitbreiding van het woonzorgcentrum Sint Nicolaashof voorzien. Omdat deze nieuwbouw in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, wordt een verzoek tot toepassing van een bestemmingsplanwijziging bij de gemeente ingediend. In het kader van de bestemmings¬planwijziging dient onder meer een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd te worden. In opdracht van Zorgcirkel Waterland te Purmerend is een beoordeling van de akoestische situatie vanwege het industrielawaai ter plaatse van de nieuwbouw uitgevoerd. In deze notitie wordt verslag gedaan van het van toepassing zijnde wettelijk kader en wordt ingegaan op de te verwachten akoestische situatie. Uitgangspunten Bij het onderzoek is de geluidbelasting vanwege het industrieterrein ten noorden van het bouwplan onderzocht. Daartoe is het akoestisch onderzoeksmodel van het industrieterrein door de gemeente ter beschikking gesteld. In dit model zijn de nieuw te bouwen woningen gemodelleerd. Tevens zijn van de bestaande woningen, voor zover deze een mogelijke afscherming bieden tegen het industrielawaai, de gebouwhoogtes ingevoerd. Aan de rest van het model zijn geen modificaties aangebracht. Bijlage I geeft de genoemde invoergegevens en rekenresultaten. Wettelijk kader Bijlage II beschrijft de van toepassing zijnde wetten. Hieruit blijkt dat voor het onderhavige bouwplan geen normen gesteld worden aan de toelaatbare geluidbelasting op de gevels van de woningen, wèl aan de karakteristieke geluidwering van de gevels. Rekenmethode De geluidbelasting wordt bepaald op basis van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (ex art. 110d Wgh). In de onderhavige situatie is de geluidbelasting bepaald met behulp van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999).
Kelvinbaan 40, 3439 MT Nieuwegein | Postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein | T (030) 231 13 77 F (030) 234 17 54 | E
[email protected] | Bank 3642.36.558 | KvK 30073990 | BTW NL007093159B01
Resultaten en conclusie De gecumuleerde geluidbelasting vanwege het industrieterrein is bepaald voor alle van toepassing zijnde verdiepingshoogten. In bijlage III zijn de berekende geluidbelastingen gegeven. Een grafische weergave d.m.v. geluidcontouren wordt gegeven in figuur III.1 van bijlage III. De gecumuleerde geluidbelasting van de nieuw te bouwen woningen bedraagt 36 tot 58 dB(A). Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden tot 8 dB(A). De belangrijkste bijdragen tot deze geluidbelastingen worden geleverd door twee bedrijven op het industrieterrein ten noorden van de nieuwbouwlocatie (AVI en Kivo). De gecumuleerde geluidbelasting van de tijdelijke woonvoorziening bedraagt 36 tot 57 dB(A). Hier wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden tot 7 dB(A). Ook hier leveren de bedrijven AVI en Kivo de belangrijkste bijdragen tot de geluidbelasting. Of de bouw van de woningen mogelijk is, hangt af van het geluidbeleid van de gemeente. In het kader van het Bouwbesluit zal de karakteristieke geluidwering van de gevels voldoende hoog moeten zijn om in de woningen een geluidbelasting van 35 dB(A) te waarborgen (bij tijdelijke huisvesting: 45 dB(A)).
LBP|SIGHT BV
dhr. ir. A.H.M. Crone
V070783abA1.ac | 13 december 2010
2
Bijlage I
Invoergegevens
Nieuwbouwwoningen
Figuur I.1 Industrieterrein en locatie van de nieuw te bouwen woningen
V070783abA1.ac | 13 december 2010
3
Figuur I.2 Nieuwe woningen en waarneempunten
V070783abA1.ac | 13 december 2010
4
Invoergegevens Nieuwe gebouwen Id blok A blok B blok C1 blok C2 blok G blok PK21
Omschrijving Blok A Blok B Blok C1 Blok C2 Blok G blok PK21
X-1 372.6 394.8 351.7 341.2 447.1 452.2
Y-1 -128.2 -94.0 -102.1 -89.2 -127.5 -129.8
Maaiveld Hoogte Refl. 1k KoppelId1 KoppelOmschr1 0.0 12.0 0.8 --0.0 12.0 0.8 --0.0 12.0 0.8 --0.0 9.0 0.8 --0.0 12.0 0.8 blok PK21 blok PK21 0.0 9.3 0.8 blok G Blok G
KoppelId2 -------
KoppelOmschr2 -------
Cp 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB
Gebouwen met aangepaste hoogte Id 51 52 53 54 55 56
Omschrijving woningen Vissersstraat 100-114 woningen Gerardusstraat 30-37 woningen Gerardusstraat 38-45 woningen Kapelstraat 2-14 woningen Kapelstraat 1-13 woningen st. Dominicusstr.1-7
X-1 258.0 282.6 305.1 327.7 344.9 366.4
Y-1 -28.1 -41.2 -52.2 -61.8 -74.5 -88.9
Maaiveld Hoogte Refl. 1k KoppelId1 0.0 8.0 0.0 --0.0 8.0 0.0 --0.0 8.0 0.0 --0.0 8.0 0.0 --0.0 8.0 0.0 --0.0 8.0 0.0 ---
KoppelOmschr1
KoppelId2 -------
KoppelOmschr2 -------
Cp 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB
Waarneempunten Id W-A-1 W-A-2 W-A-3 W-B-1 W-B-2 W-B-3 W-C1-1 W-C1-2 W-C2-1 W-C2-2 W-C2-3 W-G-1 W-G-2 W-G-3 W-G-4 W-PK21-1 W-PK21-2 W-PK21-3 W-PK21-4 W-PK21-5 W-PK21-6 W-PK21-7
Omschrijving Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok C1 Wnp Blok C1 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21
X 376.4 392.4 367.1 399.3 415.1 388.4 359.2 340.7 361.4 345.2 336.5 456.8 467.6 441.7 436.1 430.4 435.2 443.0 452.2 455.2 431.1 438.5
Y -130.3 -139.9 -136.4 -96.6 -106.0 -103.5 -106.6 -119.0 -101.7 -91.6 -96.4 -132.1 -137.4 -139.1 -151.3 -111.1 -111.1 -114.9 -119.5 -123.4 -126.8 -130.4
Maaiveld Hoogte A 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 10.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5 0.0 1.5
Hoogte B Hoogte C ReflectieId ReflectieOmschr 4.5 7.5 blok A Blok A 4.5 7.5 blok A Blok A 4.5 7.5 blok A Blok A 4.5 7.5 blok B Blok B 4.5 7.5 blok B Blok B 4.5 7.5 blok B Blok B --blok C1 Blok C1 4.5 7.5 blok C1 Blok C1 4.5 7.5 blok C2 Blok C2 4.5 7.5 blok C2 Blok C2 4.5 7.5 blok C2 Blok C2 4.5 7.5 blok G Blok G 4.5 7.5 blok G Blok G 4.5 7.5 blok G Blok G 4.5 7.5 blok G Blok G 4.5 7.5 blok PK21 blok PK21 4.5 7.5 blok PK21 blok PK21 4.5 7.5 blok PK21 blok PK21 4.5 7.5 blok PK21 blok PK21 4.5 7.5 blok PK21 blok PK21 4.5 7.5 blok PK21 blok PK21 4.5 7.5 blok PK21 blok PK21
V070783abA1.ac | 13 december 2010
5
Bijlage II
Wettelijk kader
Het bouwplan ligt niet binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein, zodat de Wet geluidhinder niet van toepassing is. De Wet milieubeheer is evenmin van toepassing; deze geldt alleen voor bedrijven en stelt o.a. normen aan de toelaatbare geluidbelasting op de gevels van woningen en andere (geluid)gevoelige gebouwen. Het enig overblijvend wettelijk kader waarin de geluidbelasting getoetst moet worden, is de Wet ruimtelijke ordening. Dit is aan de orde omdat het bestemmingsplan moet worden gewijzigd. Deze wet bevat echter geen normen over de maximaal toelaatbare geluid¬belasting vanwege industrielawaai. Als aanvullende voorwaarde zullen in ieder geval eisen gesteld worden aan de geluidwering van de gevels van de woningen, zoals geregeld in het Bouwbesluit. In artikel 3.2, lid 1 is het volgende bepaald: "Een uitwendige scheidingsconstructie van een gebruiksfunctie die gevoelig is voor industrie-, weg- of railverkeerslawaai, die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering, die niet kleiner is dan het verschil tussen de volgens de Wet geluidhinder bepaalde geluidbelasting van die scheidingsconstructie en de grenswaarde voor het geluidniveau in het verblijfsgebied als aangegeven in tabel 3.1, met een minimum van 20 dB(A)." Uit deze bepaling blijkt dat de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie niet kleiner mag zijn dan het verschil tussen de maximaal toelaatbare geluidbelasting van de scheidingsconstructie en de grenswaarde voor het geluidniveau in het verblijfsgebied, te weten 35 dB(A), zoals aangegeven in de aansturingtabel 3.1. De karakteristieke geluidwering mag niet minder dan 20 dB(A) bedragen. Voor tijdelijke huisvesting gelden 10 dB minder strenge normen. In artikel 3.5 lid 1 van het Bouwbesluit is bepaald dat er bij de beoordeling van een tijdelijk bouwwerk van uitgegaan mag worden dat het in artikel 3.2 aangegeven geluidniveau 10 dB(A) hoger mag liggen. In artikel 3.2 lid 1 is uitsluitend iets bepaald omtrent de grenswaarde van het geluidniveau in het verblijfsgebied. In plaats van 35 dB(A) mag hiervoor 45 dB(A) gelezen worden. Na toepassing van de verlaging blijkt dat de karakteris¬tieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een te bouwen tijdelijk bouwwerk niet kleiner mag zijn dan het verschil tussen de maximaal toelaatbare geluid¬belasting van de scheidingsconstructie en de grenswaarde voor het geluidniveau in het verblijfsgebied, te weten 45 dB(A). De karakteristieke geluidwering mag in dat geval niet minder dan 10 dB(A) bedragen en zal in de praktijk niet meer van belang zijn.
V070783abA1.ac | 13 december 2010
6
Bijlage III
Berekeningen
Geluidbelasting op de gevels van de nieuwbouwwoningen (laatste kolom: overschrijding van de voorkeurs-etmaalwaarde) Identificatie W-A-1_A W-A-1_B W-A-1_C W-A-1_D W-A-2_A W-A-2_B W-A-2_C W-A-2_D W-A-3_A W-A-3_B W-A-3_C W-A-3_D W-B-1_A W-B-1_B W-B-1_C W-B-1_D W-B-2_A W-B-2_B W-B-2_C W-B-2_D W-B-3_A W-B-3_B W-B-3_C W-B-3_D W-C1-1_A W-C1-2_A W-C1-2_B W-C1-2_C W-C1-2_D W-C2-1_A W-C2-1_B W-C2-1_C W-C2-2_A W-C2-2_B W-C2-2_C W-C2-3_A W-C2-3_B W-C2-3_C W-G-1_A W-G-1_B W-G-1_C W-G-1_D W-G-2_A W-G-2_B W-G-2_C W-G-2_D W-G-3_A W-G-3_B W-G-3_C W-G-3_D W-G-4_A W-G-4_B W-G-4_C W-G-4_D
Omschrijving Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok A Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok B Wnp Blok C1 Wnp Blok C1 Wnp Blok C1 Wnp Blok C1 Wnp Blok C1 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok C2 Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G Wnp Blok G
Hoogte 1.5 4.5 7.5 10.5 1.5 4.5 7.5 10.5 1.5 4.5 7.5 10.5 1.5 4.5 7.5 10.5 1.5 4.5 7.5 10.5 1.5 4.5 7.5 10.5 10.5 1.5 4.5 7.5 10.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 10.5 1.5 4.5 7.5 10.5 1.5 4.5 7.5 10.5 1.5 4.5 7.5 10.5
Dag 36.3 39.1 42.7 45.2 32.1 33.9 37.1 40.8 40.9 44.5 46.7 47.7 44.4 47.3 49.5 50.6 44.8 47.6 49.4 50.3 43.4 46.6 49.1 50.1 49.7 34.8 37.3 42.1 48.1 40.7 44.2 49.1 40.8 44.0 48.6 40.8 43.3 48.0 42.2 44.8 46.3 49.2 44.4 47.0 48.4 49.5 30.6 33.3 38.5 48.0 33.2 35.7 41.0 47.3
Avond 33.3 36.3 38.9 41.7 29.1 30.8 33.4 38.3 39.6 43.4 45.1 45.9 43.5 46.5 48.0 48.7 43.7 46.5 47.7 48.3 42.5 45.7 47.4 48.2 47.3 31.0 33.6 39.2 45.2 39.0 42.5 46.8 38.9 42.0 46.0 38.6 41.1 45.0 39.0 41.7 43.4 46.6 41.4 44.2 45.5 46.4 27.5 30.4 36.3 45.8 29.8 33.1 39.3 45.2
Nacht 32.3 35.4 37.2 40.2 27.9 29.6 31.8 37.3 39.2 43.0 44.5 45.2 43.2 46.2 47.5 48.1 43.3 46.1 47.1 47.7 42.2 45.4 46.9 47.6 46.4 29.5 32.2 38.1 44.0 38.4 42.0 46.0 38.3 41.5 45.0 37.7 40.3 43.8 37.8 40.7 42.5 45.7 40.7 43.5 44.8 45.5 26.3 29.3 35.5 45.2 28.5 32.1 38.8 44.5
V070783abA1.ac | 13 december 2010
Etmaal 42.3 45.4 47.2 50.2 37.9 39.6 41.8 47.3 49.2 53.0 54.5 55.2 53.2 56.2 57.5 58.1 53.3 56.1 57.1 57.7 52.2 55.4 56.9 57.6 56.4 39.5 42.2 48.1 54.0 48.4 52.0 56.0 48.3 51.5 55.0 47.7 50.3 53.8 47.8 50.7 52.5 55.7 50.7 53.5 54.8 55.5 36.3 39.3 45.5 55.2 38.5 42.1 48.8 54.5
Li 53.7 55.9 63.6 65.9 49.7 50.8 53.9 57.1 54.0 55.8 60.4 63.8 55.1 57.2 64.8 67.5 57.0 59.6 64.9 66.6 54.0 56.2 64.8 67.2 66.9 53.3 56.9 59.6 66.2 54.5 57.2 65.7 54.6 56.9 65.8 55.4 57.6 65.9 53.6 54.9 56.6 65.7 58.9 61.4 64.3 65.6 47.3 48.8 53.3 64.2 50.1 51.6 55.4 63.4
Overschr. 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 5 5 3 6 8 8 3 6 7 8 2 5 7 8 6 0 0 0 4 0 2 6 0 2 5 0 0 4 0 1 3 6 1 4 5 6 0 0 0 5 0 0 0 5
7
Specificatie per brongroep op het hoogst belaste immissiepunt W-B-1_D Identificatie Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Totalen
Omschrijving AVI kivo Lw/m2 Klaas Puul Openbare Werken Snoek Kras zz2-Openbare Werken wegverkeer zz1-Klaas Puul-wegverkeer waterdam Mooyer Konings zz3-kivo-toekomst
Dag 45.1 44.8 46.3 35.1 35.0 24.7 29.8 30.2 19.4 23.4 14.2 6.6 -50.6
Avond 44.8 44.6 41.3 26.6 26.7 24.7 -22.5 16.7 -13.0 6.6 -48.7
Nacht 44.8 44.5 36.3 25.6 17.3 24.7 20.8 -13.6 -11.2 6.6 -48.1
Etmaal 54.8 54.5 46.3 35.6 35.0 34.7 30.8 30.2 23.6 23.4 21.2 16.6 -58.1
Li 48.7 50.6 49.3 47.1 66.4 28.6 40.8 59.3 51.4 29.7 17.8 20.2 41.8 67.5
Geluidbelasting op de gevels van de tijdelijke woningen (laatste kolom: overschrijding van de voorkeurs-etmaalwaarde) Identificatie W-PK21-1_A W-PK21-1_B W-PK21-1_C W-PK21-2_A W-PK21-2_B W-PK21-2_C W-PK21-3_A W-PK21-3_B W-PK21-3_C W-PK21-4_A W-PK21-4_B W-PK21-4_C W-PK21-5_A W-PK21-5_B W-PK21-5_C W-PK21-6_A W-PK21-6_B W-PK21-6_C W-PK21-7_A W-PK21-7_B W-PK21-7_C
Omschrijving Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21 Wnp Blok PK21
Hoogte 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5 1.5 4.5 7.5
Dag 44.8 47.6 49.3 45.0 47.8 49.3 44.9 47.7 49.2 44.9 47.8 49.1 37.9 40.1 41.2 30.9 32.3 34.4 30.5 31.5 33.8
Avond 43.2 46.2 47.5 43.2 46.2 47.4 42.9 45.9 47.1 42.7 45.7 46.8 33.3 35.3 36.7 28.0 29.5 31.7 27.2 28.3 30.8
Nacht 42.8 45.8 46.9 42.7 45.7 46.7 42.3 45.4 46.4 42.0 45.1 46.1 30.4 32.3 34.1 26.9 28.5 30.8 26.0 27.1 29.7
Etmaal 52.8 55.8 56.9 52.7 55.7 56.7 52.3 55.4 56.4 52.0 55.1 56.1 40.4 42.3 44.1 36.9 38.5 40.8 36.0 37.1 39.7
Li 58.8 60.9 64.5 59.0 60.9 64.4 59.1 60.9 64.1 59.1 61.7 65.1 48.5 49.3 50.2 47.9 48.4 50.6 47.8 48.3 50.3
Overschr. 3 6 7 3 6 7 2 5 6 2 5 6 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Specificatie per brongroep op het hoogst belaste punt tijdelijke woningen (punt W-PK21-1_C) Identificatie Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep Totalen
Omschrijving AVI kivo Lw/m2 Snoek Klaas Puul Openbare Werken zz2-Openbare Werken wegverkeer Kras waterdam zz1-Klaas Puul-wegverkeer Mooyer Konings zz3-kivo-toekomst
Dag 44.4 43.7 44.4 24.7 34.0 33.3 27.4 25.1 23.3 18.8 13.8 5.2 -49.3
Avond 43.7 43.6 39.4 24.7 25.5 24.1 19.7 --16.1 12.6 5.2 -47.5
Nacht 43.7 43.6 34.4 24.7 24.5 15.8 -16.1 -13.0 10.8 5.2 -46.9
V070783abA1.ac | 13 december 2010
Etmaal 53.7 53.6 44.4 34.7 34.5 33.3 27.4 26.1 23.3 23.0 20.8 15.2 -56.9
Li 51.3 49.1 48.1 28.7 46.4 62.6 57.0 36.1 29.7 51.3 17.6 19.2 41.9 64.5
8
Figuur III.1 Contouren van gelijke geluidbelasting op 5 m hoogte.
V070783abA1.ac | 13 december 2010
9
St. Nicolaashof-Gouwzee
Bijlage 5 Notitie 'Parkeren en verkeer St. Nicolaashof' (d.d. 16 september 2010)
97
St. Nicolaashof-Gouwzee
98
St. Nicolaashof-Gouwzee
Bijlage 6 Prognose intensiteiten omgeving St. Nicolaashof' (d.d. 31 maart 2011)
103
St. Nicolaashof-Gouwzee
104
Deventer
Den Haag
Snipperlingsdijk 4
Verheeskade 197
Eindhoven Flight Forum 92-94
7417 BJ Deventer
2521 DD Den Haag
5657 DC Eindhoven
F +31 (0)570 666 888
Leeuwarden
Amsterdam
Postbus 161
F. HaverSchmidtwei 2
De Ruyterkade 143
7400 AD Deventer
8914 BC Leeuwarden
1011 AC Amsterdam
T +31 (0)570 666 222
Gemeente Edam - Volendam
Prognose intensiteiten omgeving Sint Nicolaashof
Datum Kenmerk Eerste versie
31 maart 2011 EVD037/Adr/0204 8 maart 2011
1
Inleiding
Roeleveld-Sikkes Architect heeft een ontwerp gemaakt voor de verbouwing van het verzorgingshuis St. Nicolaashof in Volendam. Daarbij is ook een voorstel gedaan voor de herinrichting van de openbare ruimte in de omgeving. Ook is een voorstel gemaakt voor een herinrichting van het parkeerterrein ten noorden van het St. Nicolaashof in combinatie met het realiseren van een tijdelijke huisvesting van het verzorgingshuis. Bij de voorbereiding van de besluitvorming over het plan is vanuit de bevolking negatief gereageerd op het voornemen om de Sint Nicolaasstraat ter verbinden met de Sint Dominicusstraat en de Sint Antoniusstraat door te trekken zodat deze aansluit op de Zusterschoolstraat. De gemeente Edam - Volendam heeft Goudappel Coffeng BV gevraagd een prognose op te stellen van de autoverkeersintensiteiten in de volgende situaties/varianten: 1. de huidige situatie; 2. de situatie volgens het bouwplan, inclusief aanpassingen openbare ruimte; 3. de situatie waarbij wel het bouwplan wordt gerealiseerd met de straten aan weerszijden niet worden verbonden. Dit onderzoek richt zich op het bepalen van de orde grootte van de verkeersintensiteiten. Gezien het beperkte detailniveau en de (naar verwachting) beperkte hoeveelheden autoverkeer, is geen gebruikgemaakt van het verkeersmodel.
www.goudappel.nl
[email protected]
2
Bepaling autoverkeersintensiteiten
Bij de prognose van de verkeersintensiteiten zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.
2.1
Programma
Blok A, B, C:
bestaand: wordt:
Blok G: Blok 0:
bestaand bestaand
2.2
95 intramurale plaatsen 98 intramurale plaatsen HOED 4 behandelkamers 60 plaatsen 28 appartementen, lichte zorg
Ontsluiting
Huidig ■ Aan de Sint Nicolaashof worden in de huidige situatie 13 pp ontsloten. Ook is hier de voorrijlus voor het centrale en westelijke gebouw. ■ Aan de Sint Antoniusstraat worden 13 woningen ontsloten. Er zijn 19 parkeerplaatsen. ■ Aan de Sint Dominicusstraat 7 woningen. Er wordt langs de rijbaan geparkeerd. Dit biedt ruimte aan circa 7 auto’s. ■ Het verlengde van de Zusterschoolstraat kent 9 parkeerplaatsen. De bevoorrading van het centrale deel van het verpleeghuis vindt via deze zijde plaats. Ook is er de voorrijlus voor het oostelijke gebouw. Plan openbare ruimte ■ aan de Sint Nicolaashof worden in het plan 11 parkeerplaatsen ontsloten; ■ aan de Sint Dominicusstraat gaat het om 16 parkeerplaatsen; ■ aan de Sint Antoniusstraat zijn er 23 parkeerplaatsen; ■ aan de verlengde Zusterschoolstraat zijn 35 parkeerplaatsen; ■ voorrijden kan via de Sint Nicolaashof - Sint Dominicusstraat; ■ voorrijden kan via de de Sint Antoniusstraat - verlengde Zusterschoolstraat. ■ bevoorrading kan via de verlengde Zusterschoolstraat Plan openbare ruimte, geen verbindingen ■ parkeren idem; ■ voorrijden kan via de Sint Nicolaashof; ■ voorrijden en bevoorrading via de verlengde Zusterschoolstraat.
Prognose intensiteiten omgeving Sint Nicolaashof
2
2.3
Kengetallen verkeersgeneratie
In de systematiek van de kengetallen voor woningen en voorzieningen is geen apart kengetal opgenomen voor zorgwoningen. Wel zijn seniorenwoningen apart opgenomen. Deze categorie loopt echter uiteen van zorgplaatsen in een verpleeghuis tot en met luxe appartementen voor 50-plussers. We zijn in dit onderzoek uitgegaan van een kental van 1,8 ritten per seniorenwoning: ■ kental huurwoning senioren 2,6 ritten voor centrum dorps (relatief hoog); ■ 0,8 aftrek voor relatief kleine woningen (geen luxe appartementen). We zijn in dit onderzoek uitgegaan van een kental van 5,0 ritten per overige woning: ■ kental huurwoning overig 5,8 ritten voor centrum dorps (relatief hoog); ■ 0,8 aftrek voor relatief kleine woningen. In de kentallen is rekening gehouden met bezoek, bevoorrading etc. Voor de HOED is uitgegaan van 24 ritten per behandelkamer. Voor bezoekersplekken wordt gerekend met 12 ritten per parkeerplaats (TNO, 2006) De parkeernorm is 2,0 parkeerplaatsen per behandelkamer. Er is gerekend met een prognose op basis van het aantal woningen en het aantal parkeerplaatsen. Het is immers niet altijd mogelijk om de auto direct bij de woning te plaatsen. Voor het aantal ritten per parkeerplaats is gerekend met 6,3 rit per parkeerplaats, zodat het totaal van de ritten overeen komt met het totaal aantal ritten op basis van het aantal woningen. In praktijk kan de intensiteit in het gebied: a. hoger uitvallen door zoekverkeer b. lager uitvallen doordat mensen buiten het gebied parkeren We zijn ervan uitgegaan dat deze twee elkaar min of meer in evenwicht houden.
2.4
Routekeuze
Het gebied is dusdanig gelegen dat er geen sprake is van doorgaand verkeer. Alle auto’s hebben een herkomst of bestemming in het gebied. Er is een aantal routes beschikbaar om het gebied te bereiken. De meest voor de handliggende aanrijroute is de Julianaweg, vanuit het zuiden. De volgende routes zijn geselecteerd: ■ Kielstraat – Roerstraat – Conijnstraat – St. Vincentiusweg; ■ Julianaweg – Zusterschoolstraat.
Prognose intensiteiten omgeving Sint Nicolaashof
3
In de huidige situatie en de situatie zonder doorsteek (variant 2) is: ■ de route via de Kielstraat het snelste naar Sint Nicolaashof en Sint Antoniusstraat; ■ de route via de Zusterschoolstraat het snelste naar de Sint Dominicusstraat en de parkeerplaatsen aan het einde van de Zusterschoolstraat. In de situatie met een doorsteek aan weerszijden van het Sint Nicolaashof (variant 1) is er weinig verschil in reistijd tussen de noordelijke en zuidelijke route. Het is niet met zekerheid te zeggen welke route bestuurders zullen kiezen. Te verwachten is dat beide routes worden gebruikt. Voor een bepaling van de ordegrootte van de intensiteiten in de straten zijn twee situaties doorgerekend: A 70% via de noordzijde, 30% via de zuidzijde B 70 % via de zuidzijde , 30% via de noordzijde
2.5
Prognose autoverkeersintensiteiten
In tabel 2.1 is de prognose weergegeven op basis van het aantal woningen per gebied. De maximumvariant 1 hoort bij de situatie met 70% langs die zijde, de minimumvariant 1 bij 30%.
Dominicus
variant 0
variant 1-min
variant 1-max
variant 2
huidig
toekomst
toekomst
toekomst
35
81
189
35
Nicolaas
221
81
189
235
Antonius
65
78
183
65
Zusterschool
108
78
183
196
Tabel 2.1: Auto-intensiteiten per etmaal op basis van woningen
In tabel 2.2 is de prognose weergegeven op basis van het aantal parkeerplaatsen per gebied. variant 0
variant 1-min
variant 1-max
variant 2
huidig
toekomst
toekomst
toekomst
Dominicus
44
51
119
101
Nicolaas
82
51
119
69
Antonius
120
110
256
145
Zusterschool
57
110
256
221
Tabel 2.2: Auto-intensiteiten per etmaal op basis van parkeerplaatsen
Prognose intensiteiten omgeving Sint Nicolaashof
4
3
Conclusie en aanbeveling
Door de ontwikkelingen in het gebied wordt het, ongeacht de keuze voor de autoverkeerscirculatie relatief veel drukker in de Dominicusstraat en de Antoniusstraat, als gevolg van de verschuiving van het parkeeraanbod. In de variant met een knip ter hoogte van het centrale plein (variant 2) blijft de intensiteit wel iets meer beperkt, dan in de variant waarbij verkeer langs het zorgcentrum mogelijk is (variant 1) In alle gevallen gaat het echter om zeer beperkte autoverkeersintensiteiten tot maximaal circa 235 mvt/etmaal. Dit zijn intensiteiten die passen bij een rustige woonstraat. De (absolute) omvang van de autoverkeersintensiteit en daarmee de veiligheid en leefbaarheid in de straten kan geen reden zijn om een knip aan te brengen in het gebied. Tevens is het voor de logica en samenhang in het gebied en de uitwisseling van parkeercapaciteit wenselijk de gebieden te verbinden. Het is evenwel ook mogelijk om in de verbindingen St. Nicolaashof – St. Dominicusstraat en/of Zusterschoolstraat – St. Antoniusstraat een knip aan te brengen. De intensiteiten zijn immers dusdanig beperkt, dat het eventuele effect van deze knips op andere straat zeer beperkt is. Er dienen bij een keuze van een knip wel voorzieningen te worden aangebracht voor onbeperkte doorgang voor nood- en hulpdiensten.
Prognose intensiteiten omgeving Sint Nicolaashof
5
St. Nicolaashof-Gouwzee
Bijlage 7 Quick scan flora en fauna (2010)
111
St. Nicolaashof-Gouwzee
112
Sint Nicolaashof te Volendam Toetsing in het kader van de Flora- en faunawet
R. de Beer
2010
Opdrachtgever Stichting de Zorgcirkel
Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau
Hazenkoog 35-A 1822 BS Alkmaar
Bovendijk 35-G 2295 RV Kwintsheul
www.vandergoesengroot.nl
G&G-advies 2010
Sint Nicolaashof te Volendam
Inhoudsopgave 1 Inleiding...................................................................................................................... 3 1.1 1.2
Aanleiding en doel van het onderzoek...................................................................................................... 3 Het plangebied............................................................................................................................................ 3
2 Methode ...................................................................................................................... 3 3 Resultaten................................................................................................................... 4 3.1 3.2
Beschrijving aanwezige biotopen.............................................................................................................. 4 Beschermde soorten ................................................................................................................................... 4 3.2.1 Flora.....................................................................................................................................................4 3.2.2 Vissen...................................................................................................................................................4 3.2.3 Amfibieën ............................................................................................................................................4 3.2.4 Vogels...................................................................................................................................................4 3.2.5 Zoogdieren...........................................................................................................................................5 3.2.6 Overige fauna......................................................................................................................................5
4 Flora- en faunawet..................................................................................................... 6 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Zorgplicht ................................................................................................................................................... 6 Verbodsbepalingen .................................................................................................................................... 6 Vrijstellingen .............................................................................................................................................. 6 Ontheffingsmogelijkheid ........................................................................................................................... 6 Procedure.................................................................................................................................................... 7
5 Conclusies en aanbevelingen .................................................................................... 8 6 Literatuur................................................................................................................... 9
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2010
2
Sint Nicolaashof te Volendam
1
de oostkant kijkt zorgcentrum ‘Gouwzee’ uit over het uitgestrekte Markermeer. In de plannen wordt het oudere gedeelte van de bebouwing en een gedeelte van de oostelijke vleugel gesloopt en vervangen voor nieuwere, meer kleinschalige, bebouwing (zie inzet in Figuur 1).
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel van het onderzoek
Er bestaan plannen het zorgcentrum Sint Nicolaashof in Volendam te herontwikkelen. De huidige bebouwing voldoet voor een gedeelte niet meer aan de huidige gebruikseisen en zal moeten worden gesloopt. Het één en ander zal worden vastgelegd in een bestemmingsplan. Het naastgelegen zorgcentrum ‘Gouwzee’ blijft gehandhaafd en zal in dit bestemmingsplan conserverend worden opgenomen. In opdracht van Stichting ‘de Zorgcirkel’ heeft Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes en Groot in het kader van de Flora- en faunawet een quick scan uitgevoerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde flora en fauna op het terrein van zowel Sint Nicolaashof als de Gouwzee.
2
Methode
Het plangebied is op 26 oktober 2010 bezocht om enerzijds de aanwezige en aangrenzende biotopen te beschrijven en anderzijds eventuele incidentele waarnemingen te doen van beschermde flora en fauna (voor zover waarneembaar). Op basis van de aangetroffen biotopen is per soortgroep een inschatting gemaakt van het mogelijk voorkomen van in ieder geval die beschermde soorten waarvoor, indien aanwezig, ontheffing moet worden aangevraagd bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling.
Het onderzoek heeft bestaan uit een veldbezoek.
1.2
Het plangebied
In Figuur 1 is de ligging van het onderzoeksgebied aangegeven. Het plangebied ligt aan derand van de oude kom van Volendam en grenst aan het bedrijventerrein ‘Julianaweg’. Het plangebied is vrijwel geheel omgeven door dichte bebouwing. Aan
N Noordeinde
Sint Nicolaashof
‘Gouwzee’
Markermeer N
Te slopen
Volendam
Figuur 1. Ligging van het plangebied met in de inzet aangegeven het te slopen deel van de bebouwing (rood).
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2010
3
Sint Nicolaashof te Volendam
3 3.1
3.2
Resultaten Beschrijving aanwezige biotopen
Sint Nicolaashof Het Sint Nicolaashof bestaat uit een langgerekt Uvormig gebouw met enkele verdiepingen. De bebouwing heeft een nieuwer gedeelte dat vastgebouwd is aan een ouder deel. Het gebouw wordt omgeven door verhardingen en goed onderhouden korte gazons met enkele jonge aanplantbomen en perkjes met lage heesters en tuinplanten. Het oudere gedeelte van de bebouwing heeft een dak met dakpannen die soms licht scheef liggen of beschadigd zijn. In dit gedeelte zijn vermoedelijk spouwgaten aanwezig. De nieuwere bebouwing heeft platte daken en is gedeeltelijk beplaat. In dit deel van de bebouwing zijn gaten aanwezig, ook in de blinde muren. Deze geven vermoedelijk toegang tot een spouwholte tussen de muren. Gouwzee Dit gebouw is grotendeels beplaat zonder opvallende spleten of (spouw)gaten. Het gebouw heeft een pannendak met zeer nauw sluitende dakpannen, ook zonder spleten of gaten. Naast het gebouw ligt bestrating en een tuin met hogere struiken.
3.2.1
Beschermde soorten Flora
In het plangebied werd geen beschermde flora waargenomen. Deze wordt ook niet verwacht.
3.2.2
Vissen
In het plangebied is geen water aanwezig, er kunnen dus geen vissen voorkomen. Direct naast het plangebied naast ‘de Gouwzee’ bevindt zich een kleine sloot. Hier zullen geen activiteiten plaatsvinden.
3.2.3
Amfibieën
In het plangebied is geen voortplantingswater aanwezig voor amfibieën. Het gebied levert ook geen geschikt landbiotoop.
3.2.4
Vogels
In het oudere gedeelte van de bebouwing van het Sint Nicolaashof werden Huismussen en een Kauw in de dakgoten en op het dak gezien (zie foto). In deze bebouwing kan ook Gierzwaluw broeden. In de hogere begroeiing van de tuin van de Gouwzee zou een algemene struweelvogel als de Merel kunnen vestigen.
Huismus in de dakgoot van het Sint Nicolaashof.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2010
4
Sint Nicolaashof te Volendam
Vogels vallen onder het zwaardere beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Men dient activiteiten waarbij nesten verstoord kunnen worden buiten het broedseizoen plaats te doen vinden, dus niet van 15 maart tot 15 juli. Verblijfplaatsen van Gierzwaluw en Huismus zijn jaarrond beschermd. Bij de uitvoering van een project waarbij dergelijke verblijfplaatsen vernield of verstoord kunnen worden, dient door verzachtende en/of compenserende maatregelen voorkomen te worden dat schade voor deze vogels optreedt. Deze verzachtende maatregelen kunnen bijvoorbeeld het aanbrengen van zogenaamde ‘huismussenvide’s’ en/of gierzwaluwstenen betreffen in naastgelegen bebouwing die gehandhaafd blijft. Ook in de nieuwbouw zouden alternatieve vestigingsplaatsen kunnen worden aangeboden.
3.2.5
Zoogdieren
Het plangebied is vrijwel ongeschikt voor grondgebonden kleine zoogdieren omdat nauwelijks dekking en voedsel aanwezig is. In de gehele bebouwing van Sint Nicolaashof zouden in de spouw of onder dakpannen vleermuizen kunnen verblijven. Met name de blinde muren met gaten zijn geschikt. In de Gouwzee is geen potentie voor vleermuisverblijf. Als vleermuizen in het plangebied verblijven en als de ingreep negatieve gevolgen heeft voor deze dieren, dan zouden verzachtende maatregelen moeten worden genomen zoals het plaatsen van vleermuiskasten in- of op bebouwing die blijft gehandhaafd.
3.2.6
Overige fauna
Het onderzoeksgebied is niet geschikt voor andere beschermde diersoorten, in verband met het ontbreken van geschikt biotoop.
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2010
5
Sint Nicolaashof te Volendam
4 4.1
Zorgplicht
Een belangrijke bepaling van de Flora- en faunawet is de zorgplicht in artikel 2. Hierin staat “dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.”
4.2
of de directe omgeving daarvan, maar die over voldoende flexibiliteit beschikken om als een broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen, zijn niet jaarrond beschermd. Van deze soorten zijn de verblijfplaatsen alleen dan beschermd als ‘zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen’ (categorie 5).
Flora- en faunawet
Verbodsbepalingen
De Flora- en faunawet bepaalt dat het verboden is planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (art. 8). Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen, dan wel opzettelijk te verontrusten (artt. 9 en 10). Verder is het verboden van beschermde diersoorten nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen of te verstoren (art. 11) en dit geldt ook voor eieren (art. 12). Vogelnesten die buiten het broedseizoen in gebruik zijn vallen onder de definitie van vaste rust- of verblijfplaatsen en zijn daarom jaarrond beschermd. Eind augustus 2009 heeft Dienst Regelingen van het ministerie van LNV een ‘uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet’ op de website gepubliceerd (www.hetlnvloket.nl) Hierin komt uitgebreid de status van jaarrond beschermde vogels aan de orde: ♣ Verschillende soorten vogels die jaarrond van hun nest gebruik maken of zeer honkvaste vogels die voor hun broedplaats afhankelijk zijn van bebouwing of bepaald biotoop of die niet of nauwelijks in staat zijn zelf een nieuw nest te maken worden onderverdeeld in categorie 1 t/m 4 en zijn jaarrond beschermd. Voor het verstoren of vernielen van dergelijke nesten is een ontheffing nodig die wordt getoetst volgens dezelfde criteria als ‘Tabel 3’- soorten (zie §4.5). ♣ Vogels die weliswaar honkvast zijn en vaak terugkeren naar de plaats waar zij eerder ook broedden
Van der Goes en Groot
4.3
Vrijstellingen
Bij Algemene Maatregel van Bestuur is de Mol vrijgesteld van de verboden van de artikelen 9 t/m 11 en daarnaast zijn Bosmuis, Veldmuis en Huisspitsmuis vrijgesteld in of op gebouwen of daarbij behorende erven1. In een ministeriële regeling zijn vervolgens nog andere algemene soorten aangewezen die alleen vrijgesteld zijn van de verboden van de artikelen 8 t/m 12, indien het gaat om werkzaamheden in het kader van natuurbeheer, van bestendig beheer of onderhoud, van bestendig gebruik of van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting2. Voor deze soorten hoeft dan geen ontheffing te worden aangevraagd, maar de zorgplicht blijft onverminderd gelden. Dit wordt het “lichte beschermingsregime” genoemd, geldend voor de z.g. “tabel 1”-soorten. Broedvogels vallen hier niet onder.
4.4
Ontheffingsmogelijkheid
De realisatie van activiteiten, zoals het aanleggen van woningbouw- of bedrijventerreinen, heeft veelal beschadiging of de vernieling tot gevolg van de voortplanting- en rustplaatsen van de in het gebied voorkomende beschermde soorten. In bepaalde gevallen moet dan ontheffing volgens artikel 75 van de Floraen faunawet3 aangevraagd worden. Als er andere beschermde soorten voorkomen dan de soorten die zijn vrijgesteld van de verboden (zie §4.3), kan de voorgenomen (bouw)activiteit alleen worden gerealiseerd als een ontheffing is verleend. De vraag of de ontheffing kan worden verleend zal worden beoordeeld door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op basis van de twee andere beschermingsregimes4: ♣ Zwaar beschermingsregime, geldend voor soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor apart aangewezen soorten in een vernieuwde “bijlage 1” 1
Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, Staatsblad 2000, 525, art. 16e 2 Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, Staatscourant 2 februari 2005, nr. 23 3 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, Staatsblad 2000, 525 4 wijziging in Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten in Staatsblad 2004, 501, vnl. artt. 16b en 16c
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2010
6
Sint Nicolaashof te Volendam
van het Besluit vrijstellingen beschermde dier- en plantensoorten. Zij vormen samen de “tabel 3”soorten. Ook vogels en vleermuizen vallen hieronder. ♣ Minder zwaar beschermingsregime, geldend voor de overige beschermde soorten (“tabel 2”), maar niet de eerdergenoemde algemene soorten (“tabel 1”). Indien men in het bezit is van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode hoeft bij werkzaamheden in het kader van natuurbeheer, van bestendig beheer of onderhoud en van bestendig gebruik voor de tabel 2-soorten en ook voor vogels geen ontheffing aangevraagd te worden.
Voor de eerdergenoemde “tabel 3-soorten” dient wegens een uitgebreide toets ook te worden vermeld: ♣ onderbouwing van de keuze voor de geplande locatie van de voorgenomen activiteit en onderzoek naar alternatieve locaties; ♣ de onderbouwing van het maatschappelijk belang van de voorgenomen activiteit; ♣ een toelichting op de afweging van de voorgenomen activiteit. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan het criterium “doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort” en de mate waarop de functionaliteit van een vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats/groeiplaats aangetast wordt.
Voor tabel 3 soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als afdoende maatregelen genomen kunnen worden om “de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen”, dit ter beoordeling van het Min. van LNV. Als dergelijke maatregelen niet kunnen worden genomen, kan voor soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn alleen ontheffing worden verkregen als een wettelijk belang uit de Vogel- of Habitatrichtlijn in het geding is. Voor overige tabel 3-soorten kan ontheffing verkregen worden als ontheffing is aangevraagd op grond van een wettelijk belang uit het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
4.5
Procedure
Bij ruimtelijke ingrepen dient beoordeeld te worden in welke mate er sprake is van negatieve effecten van de voorgenomen werkzaamheden op aanwezige soorten. Dit hangt af van de fysieke uitvoering daarvan en de periode waarin dit wordt ondernomen. Zijn er negatieve effecten op soorten van het zware of minder zware beschermingsregime, dan dient een “Aanvraag ontheffing, ingevolge Flora- en faunawet artikel 75, vierde lid of vijfde lid onderdeel c” te worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Deze aanvraag dient onder andere vergezeld te gaan van: ♣ het desbetreffende projectplan; ♣ een actuele inventarisatie naar het voorkomen van beschermde dier- en plantensoorten in het plangebied; ♣ een beschrijving van de te verwachten schade voor de in de aanvraag vermelde soorten; ♣ een beschrijving hoe de schade aan de beschermde soorten tot een minimum kan worden beperkt; ♣ een beschrijving van voorgenomen verzachtende en/of compenserende maatregelen indien schade onvermijdelijk is;
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2010
7
Sint Nicolaashof te Volendam
5
Conclusies en aanbevelingen
♣ Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten vogels en (kleine) zoogdieren. ♣ In het plangebied kunnen broedvogels voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot en met half juli. ♣ In het te slopen deel van de bebouwing bevinden zich jaarrond beschermde verblijfplaatsen van Huismus en mogelijk Gierzwaluw. Vervolgonderzoek onderzoek naar de (hoeveelheid) in gebruik zijnde verblijfplaatsen van deze vogelsoort(en) is derhalve noodzakelijk. Vervolgens dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend, waarin passende verzachtende en compenserende maatregelen worden beschreven. ♣ In het te slopen deel van de bebouwing kunnen vleermuissoorten voorkomen. Er wordt een vervolgonderzoek aanbevolen naar de aanwezigheid van vleermuizen, vooral gericht op de te slopen bebouwing van het Sint Nicolaashof. Deze inventarisatie kan gedeeltelijk samenvallen naar die van de Huismus en Gierzwaluw. Als er vleermuizen aanwezig zijn, dan dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend, waarin passende verzachtende en compenserende maatregelen worden beschreven. ♣ Op grond van de bevindingen in deze quick scan is vervolgonderzoek naar beschermde soorten noodzakelijk. ♣ Als na het uitvoeren van de noodzakelijke ecologische vervolgonderzoeken vóór aanvang van de sloop de juiste verzachtende en/of compenserende maatregelen genomen worden, kan het negatieve effect op gevonden natuurwaarden worden geminimaliseerd of teniet gedaan. Op grond hiervan wordt verwacht dat door dienst regelingen van LNV ontheffing wordt verleend of dat een ontheffingsaanvraag zal worden afgewezen omdat schade niet optreedt.
♣ Om uitsluitsel te verkrijgen omtrent het voorkomen van Huismus, Gierzwaluw en vleermuizen wordt een inventarisatie van de bebouwing van Sint Nicolaashof aanbevolen. Deze inventarisatie kan gecombineerd worden uitgevoerd. De optimale periode voor dergelijk onderzoek is april- juni. Natuurbeschermingswet 1998 Vanwege de ingesloten ligging van de te slopen bebouwing, afgeschermd van en gelegen buiten het Natura 2000- gebied ‘Markermeer en IJmeer’ en de aard van de werkzaamheden, wordt in het geheel geen negatieve externe werking van de ingreep verwacht op dit Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Er hoeft daarom geen aparte beoordeling te worden opgesteld voor de NB- wet 1998.
Zorgplicht Voor alle beschermde soorten (alle regimes) geldt de zorgplicht (zie §4.1). Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen hanteren: ♣ Verstorende werkzaamheden (zoals het kappen van bomen en struiken of het slopen van gebouwen) dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden om verstoring van broedvogels te voorkomen. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot en met half juli;
Van der Goes en Groot
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2010
8
Sint Nicolaashof te Volendam
6
Literatuur
BROEKHUIZEN, S., B. HOEKSTRA, V. VAN LAAR, C. SMEENK & J.B.M. THISSEN (RED.), 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. 3e herziene druk. KNNV Uitgeverij, Utrecht. CREEMERS, R.C.M., & J.C.W. VAN DELFT (RAVON, RED.), 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland - Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. KNNV Uitgeverij, Utrecht. JANSSEN, J.A.M., J.H.J SCHAMINÉE, 2004. Europese Natuur in Nederland, Soorten van de habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht. KAPTEYN, K., 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Provincie Noord-Holland, Noordhollandse Zoogdierstudiegroep, Het Noordhollands Landschap, Haarlem. LIMPENS, H., K. MOSTERT & W. BONGERS (RED.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen: onderzoek naar verspreiding en ecologie. Utrecht. MEIJDEN, R. VAN DER, 2005. Heukels’ Flora van Nederland. 23e druk. Wolters–Noordhoff, Groningen. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR LIBELLENSTUDIE 2002. De Nederlandse Libellen (Odonata). – Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. NIE, H.W. DE & G. VAN OMMERING, 1998. Bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport nr. 33, IKC Natuurbeheer, Wageningen. NIE, H.W. DE, 1997. Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen. 2e herziene druk. Media Publishing Int. bv, Doetinchem. NÖLLERT, A, C. NÖLLERT, 2001. Amfibieëngids van Europa. TIRION Uitgevers bv, Baarn. PETERS, T.M.J., C. VAN ACHTERBERG, W.R.B. HEITMAN, W.F. KLEIN, V. LEFEBER, A.J. VAN LOON, A.A. MABELIS, H. NIEUWENHUIJSEN, M. REEMER, J. DE ROND, J. SMIT, H.H.W. VELTHUIS, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata) – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, KNNV Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. RUITENBEEK, W., C. SCHARRINGA & P.J. ZOMERDIJK, 1990. Broedvogels van Noord-Holland. Provincie Noord-Holland, Haarlem. SDU UITGEVERS, 2002-2007. Flora- en faunawet, bewerkt en toegelicht door M.A. Huber, mr. drs. D. van der Meijden, J.A.M. van Spaandonk & mr.
Van der Goes en Groot
A.S. Vreugdenhil. Koninklijke Vermande, Den Haag. SOVON VOGELONDERZOEK NEDERLAND, 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. – Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. STUMPEL, TON, STRIJBOSCH, HENK. 2006. Veldgids Amfibieën en reptielen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. TWISK, P., A. VAN DIEPENBEEK & J.P. BEKKER, 2009. Veldgids Europese zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
ecologisch onderzoeks- en adviesbureau 2010
9
St. Nicolaashof-Gouwzee
Bijlage 8 Archeologisch bureauonderzoek (d.d. 13 december 2010)
123
St. Nicolaashof-Gouwzee
124
Sint Nicolaashof – Gouwzee te Volendam, gemeente EdamVolendam Een Bureauonderzoek
N. de Jonge J.A.G. van Rooij
2
Colofon ADC Rapport 2533 Sint Nicolaashof – Gouwzee te Volendam, gemeente Edam-Volendam Een Bureauonderzoek Auteurs: N. de Jonge en J.A.G. van Rooij In opdracht van: Stichting De Zorgcirkel © ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 13 december 2010 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Autorisatie: J. Huizer ISBN 978-94-6064-524-2 ADC ArcheoProjecten Tel 033-299 81 81 Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Fax 033-299 81 80 Email
[email protected]
3
Inhoudsopgave Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Samenvatting 1 Inleiding 2 Doelstelling en vraagstelling 3 Methodiek bureauonderzoek 4 Resultaten bureauonderzoek 4.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik 4.2 Beschrijving huidig gebruik 4.3 Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen 4.4 Beschrijving van bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en aardwetenschappelijke waarden 4.5 Gespecificeerde verwachting (LS05) 5 Conclusies 6 Aanbeveling Literatuur Geraadpleegde websites Lijst van afbeeldingen en tabellen
4 5 7 7 7 8 8 8 8 9 12 13 13 14 14 14
4
Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Provincie: Gemeente: Plaats: Toponiem: Kadastrale gegevens: Kaartblad: Oppervlakte plangebied Coördinaten: Bevoegde overheid: Deskundige namens de bevoegde overheid: ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): ADC-projectcode: Periode van uitvoering: Beheer en plaats documentatie:
Noord-Holland Edam-Volendam Volendam Sint Nicolaashof - Gouwzee Edam, sectie D, nr. 11822, 04966, 11823, 11824, 13446, 13446, 13443, 13424, 12836, 12837 19 H (19 Oost) ca. 18.000 m2 134.017-501.257 / 134.082-501.222 / 133.960-501.080 / 133.932-501.227 Gemeente Edam-Volendam mw. E. Oostendorp 43540 4121196 Oktober 2010 ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort
5
Samenvatting In opdracht van Stichting De Zorgcirkel heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Sint Nicolaashof - Gouwzee in Volendam (gemeente Edam-Volendam). In het plangebied zal de herontwikkeling van het zorgcentrum Sint Nicolaashof plaatsvinden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een nieuw bestemmingsplan t.b.v. het project en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. e
e
Op basis van de Bonnekaarten uit de 19 eeuw tot begin 20 eeuw kunnen ter hoogte van zorgcentrum St. Nicolaashof oude funderingsresten van een korenmolen worden verwacht. De kans op het aantreffen van intacte funderingsresten wordt echter zeer klein geacht als gevolg van de ligging van de huidige funderingen in de bodem. In het overige deel van het plangebied kunnen archeologische resten worden verwacht uit de Late Middeleeuwen op of in de top van het veenpakket. Vanaf ca. 400 cm –mv op of in de top van de, onder het veenpakket voorkomende, getijdeafzettingen kunnen archeologische resten worden verwacht uit het Meso- en Neolithicum (tot ca. 2800 v. Chr.). Uit boringen van het milieuhygiënisch onderzoek blijkt dat ter hoogte van de diepe boringen de bovengrond tot ca. 120 cm – mv is opgehoogd en/of geroerd en in het overige deel van het plangebied tot minimaal 50 cm –mv. De nieuwbouw van het zorgcentrum zal weinig tot geen ongeroerde grond verstoren aangezien de afmetingen van de nieuwbouw grotendeels binnen de afmetingen van de huidige bebouwing vallen. In het overige deel van het plangebied zullen alleen parkeerplaatsen worden aangelegd waarbij de bovengrond niet dieper dan 50 cm –mv wordt geroerd. Als gevolg van de huidige bebouwing en het stratenpatroon zijn de resten uit de Late Middeleeuwen zeer waarschijnlijk matig tot slecht bewaard gebleven. Eventueel aanwezige archeologische resten op of in de top van de onder het veenpakket voorkomende getijdeafzettingen zullen met de huidige planontwikkeling niet worden verstoord. ADC ArcheoProjecten adviseert om bij de aanleg van de parkeerplaatsen niet dieper te ontgraven dan 50 cm -mv en bij de nieuwbouw van het zorgcomplex, buiten de dimensies van de huidige ligging van de fundering (horizontaal en verticaal), niet dieper te ontgraven dan 120 cm –mv. Indien niet aan deze voorwaarde kan worden voldaan, dan wordt geadviseerd een Inventariserend Veldonderzoek uit te (laten) voeren door middel van een verkennend booronderzoek. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
6
Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode
Tijd in jaren
Nieuwe tijd
1500 - heden
Middeleeuwen: Middeleeuwen:
450 – 1500 na Chr.
Late Middeleeuwen
1050 - 1500 na Chr.
Vroege Middeleeuwen
450 - 1050 na Chr.
Romeinse tijd: tijd:
12 voor Chr. – 450 na Chr.
Laat-Romeinse tijd
270 - 450 na Chr.
Midden-Romeinse tijd
70 - 270 na Chr.
Vroeg-Romeinse tijd
12 voor Chr. - 70 na Chr.
IJzertijd: IJzertijd:
800 – 12 voor Chr.
Late IJzertijd
250 - 12 voor Chr.
Midden-IJzertijd
500 - 250 voor Chr.
Vroege IJzertijd
800 - 500 voor Chr.
Bronstijd: Bronstijd:
2000 - 800 voor Chr.
Late Bronstijd
1100 - 800 voor Chr.
Midden-Bronstijd
1800 - 1100 voor Chr.
Vroege Bronstijd Neolithicum (Jonge Steentijd): Steentijd):
2000 - 1800 voor Chr. 5300 – 2000 voor Chr.
Laat-Neolithicum
2850 - 2000 voor Chr.
Midden-Neolithicum
4200 - 2850 voor Chr.
Vroeg-Neolithicum Mesolithicum (Midden(Midden-Steentijd): Steentijd):
5300 - 4200 voor Chr. 8800 – 4900 voor Chr.
Laat-Mesolithicum
6450 - 4900 voor Chr.
Midden-Mesolithicum
7100 - 6450 voor Chr.
Vroeg-Mesolithicum Paleolithicum (Oude Steentijd): Steentijd):
8800 - 7100 voor Chr. tot 8800 voor Chr.
Laat-Paleolithicum
35.000 - 8800 voor Chr.
Midden-Paleolithicum
300.000 – 35.000 voor Chr.
Vroeg-Paleolithicum
tot 300.000 voor Chr.
Bron: Archeologisch Basis Register 1992
7
1
Inleiding In opdracht van Stichting De Zorgcirkel heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Sint Nicolaashof - Gouwzee in Volendam (gemeente Edam-Volendam). In het plangebied zal de herontwikkeling van het zorgcentrum Sint Nicolaashof plaatsvinden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een nieuw bestemmingsplan t.b.v. het project en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 25 en 26 oktober 2010 door: N. de Jonge (fysisch geograaf), J.A.G. van Rooij (prospector) en J. Huizer (senior prospector).
2
Doelstelling en vraagstelling Het doel van bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting. De volgende onderzoeksvragen zijn opgesteld: - Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Indien er archeologische waarden aanwezig zijn: - In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? - Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Indien de archeologische waarden niet kunnen worden behouden: - Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit?
3
Methodiek bureauonderzoek Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek. Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen: 1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik; 2. Aanmelden onderzoek bij Archis; 3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid; 4. Beschrijven huidig gebruik; 5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen; 6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond; 7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden; 8. Opstellen gespecificeerde verwachting; 9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek; 10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens; 11. Aanleveren digitale gegevens bij e-Depot. De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart. De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.
8
4
Resultaten bureauonderzoek 4.1
Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik
Het plangebied ligt rond het Sint Nicolaashof in Volendam, gemeente Edam-Volendam en heeft een oppervlakte van ca. 1,8 ha. De exacte locatie is weergegeven in afbeeldingen 1 en 2. Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 1000 m rondom het plangebied. In het plangebied is de herontwikkeling van het zorgcentrum St. Nicolaashof gepland. Voor de herontwikkeling is door Roeleveld-Sikkes Architects een ontwerp gemaakt. Het ontwerp gaat uit van de gedeeltelijke vervanging van het huidige zorgcentrum door tien zorgeenheden, 2 bestaande uit zes kamers per eenheid, en circa 35 appartementen. Ongeveer 2142 m van het huidige 1 zorgcentrum zal worden gesloopt, waarna vervolgens nieuwbouw zal plaatsvinden. Bij de nieuwbouw zal 2 geen onderkeldering plaatsvinden. Het omliggende gebied zal voornamelijk worden ingericht met nieuwe parkeerplaatsen en groenvoorzieningen. De consequentie van de voorgenomen ingreep is dat mogelijk eventuele archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.
4.2
Beschrijving huidig gebruik
Het plangebied is momenteel bebouwd met het zorgcentrum St. Nicolaashof en Gouwzee. In het oosten van het plangebied bevindt zich de zorglocatie Gouwzee dat bestaat uit één bouwkundig complex met de voorgevel aan de straat Noordeinde. Ten westen hiervan, in de noordelijke punt van het plangebied bevindt zich een plantsoen met groenvoorziening, bestrating en parkeerplaatsen. Ten westen van de Sint Anthoniusstraat staat één bouwkundig complex; het zorgcentrum Sint Nicolaashof. Van de huidige bebouwing heeft de meest westelijke bouweenheid (blauwe kleur in afb. 3) een 2 oppervlakte van 472 m en een kruipruimte van 1,1 m –mv, de middelste bouweenheid (groene kleur in 2 afb. 3) heeft een oppervlakte van 219 m met een kelder tot 2,8 m –mv, de zuidoostelijk gelegen 2 bouweenheid (gele kleur in afb. 3) heeft een oppervlakte van 1355 m en een kruipruimte van 1,3 m –mv.
4.3
Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen
De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Bron Atlas de Bruxelles uit 15733 Kaart van Bleau uit 16454 Atlas de Bruxelles uit 16705 Kadastrale minuut uit 1811-18326 Topografische kaart uit 1839-18597
Bonnekaart uit 1877, 1892, 1894, 1899, 1900, 19078 (afb. 4) Topografische kaart uit 19499 Topografische kaart uit 1961, 1971, 1983, 199410 1
Historische situatie Volendam is afgebeeld als het dorpje Follendam en ligt direct ten westen van de Zuijder Zee en ten oosten van een meer genaamd de Purmer Vollendam is een gehucht gelegen aan een monding van een getijdegeul het huidige Volendam is niet afgebeeld op de kaart, Edam is afgebeeld als dorpskern, ter hoogte van Volendam ligt een geul plangebied in gebruik als weiland met noord-zuid georiënteerde sloten (nrs. 154, 155 en 156) plangebied in gebruik als weiland, ten zuiden van het plangebied is een zone omringd met brede sloten dat in gebruik is als weiland ,genaamd Volendammer Meerpolder plangebied is grotendeels in gebruik als weiland; in het midden van het plangebied is een korenmolen (KM) gelegen, ca. 150 m ten zuidwesten van het plangebied ligt de Volendammer Meerpolder langs de ringdijk raakt het plangebied bebouwd, het oostelijke deel is nog in gebruik als weiland plangebied is bebouwd, het huidige stratenpatroon is ontwikkeld, op de kaart van 1971 is de woonwijk Munnikeveld ontwikkeld
Voorontwerp bestemmingsplan St. Nicolaashof – Gouwzee, Gemeente Edam-Volendam, Toelichting, 8 oktober 2010 Schriftelijke mededeling van dhr. E. Brummelhaus van Roeleveld-Sikkes Architects op 27-10-10. 3 Sgrooten 1573. 4 Blaeu 1645. 5 Visscher 1670. 6 http://www.watwaswaar.nl 7 Wolters Noordhoff Atlasproducties 1990. 8 Bureau Militaire verkenningen 1877, 1892, 1894, 1899, 1900, 1907. 9 Topografische Dienst Nederland 1949. 10 Topografische Dienst Nederland 1961, 1971, 1983, 1994. 2
9
Ontginning van het veengebied ten noorden van Edam gebeurde vanaf de Middeleeuwen. Het gebied ter e 11 hoogte van het plangebied is pas in het begin van de 14 eeuw ontgonnen. Van de plaatsnaam Volendam wordt voor het eerst melding gemaakt in 1573 als Follendam, in 1639 als 12 Vollendam en in 1745 als Voolendam. De plaatsnaam is genoemd naar de in 1357 aangelegde dam waarmee de Voor-Ye van de zee werd afgesloten. De naam stamt waarschijnlijk af van het Zaanse woord vold, de verleden tijd van vollen dat ‘vullen, dichtgooien, dempen’ betekent. Volendam is gesticht op de plek waar het veenstroompje de E of IJe in de Zuiderzee uitmondt. e Halverwege de 14 eeuw wordt deze monding afgedamd. Op deze wijze ontstond een binnenmeer, het 13 Volendammer Meer. Dit meer is ingepolderd in 1633. Zo ontstond de Volendammer Meerpolder. Het e e plangebied is tot halverwege de 19 eeuw in gebruik als weiland. In de tweede helft van de 19 eeuw tot e e het begin van de 20 eeuw staat er in het plangebied een korenmolen (afb. 4). Halverwege de 20 eeuw raakt het plangebied bebouwd en wordt het huidige stratenpatroon ontwikkeld en is de korenmolen niet meer aanwezig. 14
In het plangebied is in 2008 een verkennend milieuhygiënisch bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat de uit zand bestaande bovengrond licht verontreinigd is met verschillende geanalyseerde parameters zoals, kwik, zink, lood, minerale oliën en PAK’s. De ondergrond, bestaande uit zand en klei, is licht verontreinigd met kwik, lood, koper, cadmium en minerale oliën. Bij een particulier gronddepot is asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en naftaleen. De onderzoeksresultaten vormen geen belemmering voor het verkrijgen van een bouwvergunning aangezien de verontreinigingen vermoedelijk gerelateerd zijn aan de ligging van het plangebied in het 15 oude woongebied Volendam. Uit de diepe boringen in het milieuonderzoek is te herleiden dat tot een diepte van 100 tot 150 cm –mv 16 de bovengrond bestaat uit zand met puinresten en brokken klei. Hieruit is te concluderen dat ter plaatse van deze diepe boringen de grond recentelijk is geroerd’ en/of opgehoogd, waarschijnlijk ten behoeve van de bouw van het huidige zorgcomplex .
4.4
Beschrijving van bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en aardwetenschappelijke waarden
De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied: Bron Geologie17
Geomorfologie19 Bodemkunde20 Oude bodemkaart uit 195421
Paleogeografische kaarten van Noord-Holland22 (afb. 5)
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)23
11
Boschma-Aarnoutse 2003. Berkel & Samplonius 2007. Reh, et al. 2005. 14 Van der Heiden 2008. 15 Van der Heiden 2008. 16 Van der Heiden 2008. 17 De Mulder & Blokzijl 1985. 18 De Mulder, et al. 2003. 19 Kleinsman, et al. 1979. 20 Wagenaar 1987. 21 Stichting voor Bodemkartering 1954. 22 Mulder & Bosch 1982. 23 http://www.ahn.nl/viewer 12 13
I nformatie Afzettingen van Duindkerke III op Hollandveen op afzettingen van Calais (A0.3) huidige nomenclatuur: Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren, IJe Laag, op Formatie van Nieuwkoop op Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer18 bebouwd, rondom bebouwde kom ontgonnen veenvlakte al dan niet bedekt met klei en/of zand (1M46) bebouwd, rondom de bebouwde kom van Volendam voornamelijk waardveengronden (kVc-II) venige klei tot humeuze klei of lichte venige zodelaag op tamelijk compacte potklei; de veenondergrond bestaat uit ‘waterlandveen’: oligotroof veenmosveen met dunne lagen mesotroof berken-, zegge-, of gagelveen en met eutroof bosveen en eutroof rietveen >5000 BP: door het plangebied loopt een hoofdgetijdegeul (tijdens Calais III), in onderzoeksgebied is onder invloed van een continue marine sedimentatie 5000-4500 BP: continue mariene sedimentatie, ontstaan Zeegat van Bergen 4500-4300 BP: Zeegat van Bergen meer noordelijke loop, einde minerale sedimentatie, begin veenvorming 4300-3000 BP: grootschalige veenvorming maaiveldhoogte op ca. 0,5 tot 0,7 m - NAP
10
Nederland heeft tijdens de huidige geologische periode van het Kwartair meerdere ijstijden gekend. Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, dat duurde van circa 120.000 tot 11.000 jaar geleden, heersten 24 er in Nederland periglaciale condities en stond de zeespiegel 120 m lager dan tegenwoordig. 25 Afzettingen uit deze periode bevinden zich in het onderzoeksgebied op 13 tot 20 m –NAP. Ongeveer 11.000 jaar geleden ging de laatste ijstijd over in de relatief warme periode waarin we ons nu bevinden, het Holoceen. Deze temperatuurstijging had tot gevolg dat de ijskappen uit het Weichselien begonnen af te smelten en de zeespiegel sterk begon te stijgen. Ook de vegetatie veranderde van een 26 open, koudeminnende vegetatie naar een gesloten berkenbos. De ten westen van het onderzoeksgebied gelegen Hollandse kustlijn begon gestalte te krijgen met de vorming van strandwallen. Hierbij ontstond omstreeks 4000 jaar geleden een gesloten kustlijn. Dit gebeurde onder invloed van de grote aanvoer van sediment door golfwerking en zeestromingen. Dit proces heeft geresulteerd in een serie strandwallen die parallel aan de huidige kustlijn georiënteerd zijn waarbij de ouderdom van oost naar west afneemt. De kustlijn bleef op enkele plaatsen doorbroken waardoor zeewater kon binnendringen en zich een getijdengebied kon vormen. Het onderzoeksgebied ligt in een voormalig getijdengebied dat onder invloed stond van het Zeegat van Bergen. Ongeveer 3800 jaar v. Chr. liep er een hoofdgetijdegeul ter hoogte van Edam-Volendam en het onderzoeksgebied (afb. 5). De getijdeafzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Wormer van de Formatie van 27 Naaldwijk. Ze bestaan uit zeer fijne tot matig fijne zanden en zandige tot matig siltige klei. Hierbij zijn de zandige afzettingen afgezet in getijdegeulen en op zandplaten en zijn de kleiige afzettingen afgezet op de rond de hoogwaterlijn liggende slikken en schorren. Omstreeks 2800 jaar v. Chr. komt er een einde aan de mariene sedimentatie en begint in het onderzoeksgebied grootschalige veenvorming. Het veen wordt gerekend tot het Hollandveen Laagpakket 28 (onderdeel van de Formatie van Nieuwkoop) en bestaat uit mineraalarm bruin tot zwart veen. Oorspronkelijk bestond het veenpakket uit laagveen, dat in een voedselrijke omgeving werd gevormd (eutroof rietveen). Naarmate het veenpakket dikker werd, werd de invloed van het voedselrijke grondwater kleiner en die van het neerslagwater groter, waardoor mesotroof zeggeveen of oligotroof veenmosveen gevormd werd. De vorming van het veenpakket ging buiten het bereik van de zee lang door, waarbij het veenoppervlak zo hoog kwam te liggen dat grote veenmosveengebieden ontstonden. Deze situatie duurde tot na het begin van de jaartelling. In sommige delen van Nederland zijn op het Hollandveen Laagpakket archeologische vindplaatsen uit perioden vanaf de IJzertijd gevonden, maar in de omgeving van het plangebied zijn geen archeologische resten bekend ouder dan de Late Middeleeuwen. Vanaf de Late Middeleeuwen werd het veen door de mens in cultuur genomen, waarbij sloten aangelegd werden haaks op de veenstroompjes om het veen te ontwateren. Door de hiermee gepaard gaande oxidatie trad bodemdaling op, waardoor het gebied erg vatbaar werd voor overstromingen vanuit de Zuiderzee en erosie van het veen. Als gevolg van deze overstromingen werd een dun kleidek afgezet genaamd de IJe Laag. Deze IJe Laag wordt gerekend tot het Laagpakket van Walcheren, onderdeel van de Formatie van Naaldwijk. Deze laag bestaat uit klei, zwak tot uiterst siltig, soms met dunne 29 zandlaagjes. Het merendeel van de afzettingen is in de 12e - 14e eeuw gevormd. 30
Ca. 250 m ten noorden van het plangebied is een boring uitgevoerd door TNO-NITG. In deze boring is het veenpakket afgedekt door een kleipakket met een zwak humeuze bijmenging van 40 cm. Het veenpakket heeft een dikte van 3,6 m. Op 4,0 m –mv bevindt zich een matig humeus kleidek met een matig siltige bijmenging en op 4,2 m bevindt zich zand met een uiterst siltige bijmenging. Dit niveau kan worden gerekend tot het Laagpakket van Wormer. Op of in de top van het Laagpakket van Wormer bevindt zich mogelijk een archeologisch niveau uit het Meso- en Neolithicum (vóór 2800 v. Chr.). Volgens de bodemkaart komen rondom de bebouwde kom van Volendam voornamelijk 31 waardveengronden in de ondergrond voor. Dit zijn veengronden waarop een zavel- of kleidek is afgezet 32 dat dunner is dan 40 cm. De klei bij deze gronden is meestal zwaar en kalkloos. De waardveengronden vormen de overgang van de veengronden naar de vaaggronden.
24
Dit is een term die betrekking heeft op het klimaat en de kenmerkende processen en verschijnselen die aanwezig zijn in een aan landijs grenzend gebied. 25 Wagenaar, et al. 1987. 26 Berendsen 2004. p. 217 27 De Mulder et al. 2003, 316 28 De Mulder et al. 2003, 350 29 Westerhoff, et al. 1987. 30 DINO-boringen B19H0860 31 Wagenaar 1987. 32 Bakker & Schelling 1989.
11
Met behulp van gegevens uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is een gedetailleerde 33 hoogtekaart gemaakt. Hierop is af te lezen dat het plangebied rond de 0,5 tot 0,7 m beneden NAP ligt. Op het AHN is vanuit het noordwesten een laagte te vervolgen die onder de bebouwde kom doorloopt. Dit is het voormalig Volendammermeer dat is ingepolderd in 1633 tot de Volendammer Meerpolder. In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld: Bron Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) (afb. 5) Cultuurhistorische waardenkaart provincie NoordHolland34 Archeologische Monumenten Kaart (AMK) waarnemingen ARCHISII (Archeologisch Informatie Systeem) vondstmeldingen ARCHISII onderzoeksmeldingen ARCHISII KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH)35
Omschrijving lage indicatieve archeologische waarde oostelijke deel van het plangebied dorpskern van archeologische waarde en Zuiderzeedijk van grote historische waarde AMK-terreinen 14648, 14681, 14636 405954 en 49927 geen 42013, 17263, 9592 en 7647 geen
Het onderzoeksgebied beslaat een straal van ongeveer 1000 m rondom het plangebied. Volgens de IKAW geldt er voor het plangebied een lage archeologische waarde (afb. 6). Deze waarde hangt waarschijnlijk samen met de ligging van het plangebied in een ontgonnen veenvlakte Volgens de CHW (Cultuurhistorische waardenkaart) van Noord-Holland ligt het oostelijke deel van het plangebied in een dorpskern van archeologische waarde. Direct ten oosten van het plangebied ligt de Zuiderzeedijk van grote archeologische waarde. Het oostelijke deel van het plangebied ligt binnen de begrenzing van een AMK-terrein van hoge archeologische waarde. Het betreft de historische dorpskern van Volendam waarvan de ligging is 36 bepaald op grond van een kaart uit 1849 – 1859 (schaal 1:25.000). Binnen deze kern kan het bodemarchief een veelheid aan historische informatie bevatten over de ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van de kern. Ca. 70 m ten noordoosten van het plangebied ligt een AMK-terrein van archeologische waarde. Het betreft de Zuidpolderzeedijk. Ca. 650 m ten zuidwesten van het plangebied ligt eveneens een terrein van archeologische waarde. Dit betreft de IJsselmeerdijk. Beide terreinen leveren een bijdrage aan de kennis van de bewonings- en ontginningsgeschiedenis van het gebied. Ca. 120 m ten oosten van het plangebied is een bureauonderzoek uitgevoerd aan de Julianaweg / 37 Kielstraat. Op grond van de ligging van dit plangebied in het voormalig Volendammermeer, het agrarisch grondgebruik na de inpoldering van het meer en de verwachte afwezigheid van eventuele molenplaatsen is het plangebied vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen. Ca. 350 m ten zuiden van het plangebied is een bureauonderzoek en een proefsleuvenonderzoek 38 uitgevoerd voor de locatie Oude Draaipad 8-10 te Volendam. Op basis van het bureauonderzoek werden bewoningssporen van na 1570 verwacht zoals de resten van een smederij en ophogingslagen 39 van de eeuwenlange bewoning in het historisch centrum van Volendam. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn veel van de verwachte waarden niet vastgesteld. Er zijn alleen resten van een e 40 zuidoost-noordwest georiënteerde sloot aangetroffen die in de 19 eeuw gedempt is. Op basis hiervan is het plangebied vrijgegeven. Ca. 480 m ten zuiden van het plangebied is een archeologisch booronderzoek uitgevoerd aan de 41 Havenstraat 1a-b. Tijdens het booronderzoek zijn twee ophogingspakketten aangetroffen met vondstmateriaal uit de periode 1590 tot 1800 (Nieuwe tijd). De archeologische resten bestaan uit een mogelijk grondspoor en onder andere vier aardewerkfragmenten (Majolica), fragmenten glas en een
33
http://www.ahn.nl/ http://chw.noord-holland.nl/ 35 http://www.kich.nl 36 ARCHIS monumentnr. 14648 37 Holl 2010. ARCHIS onderzoeksmeldingsnr. 42013 38 ARCHIS onderzoeksmeldingsnr. 17263 en 9592 39 Alders & Van den Berg 2004. 40 Van den Berg 2006; ARCHIS waarnemingsnr. 405954 41 ARCHIS onderzoeksmeldingsnr. 7647 34
12
42
pijpenkop. Op basis hiervan werd een vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een opgraving indien meer dan 10 % van het bodemarchief zou worden verstoord.
4.5
Gespecificeerde verwachting (LS05)
In het midden van het plangebied, ter hoogte van de te slopen bebouwing of net ten westen daarvan, kunnen funderingsresten worden verwacht van een korenmolen. Deze molen is afgebeeld op kaarten uit e e de tweede helft van de 19 eeuw tot het begin van de 20 eeuw. Op basis van de verstoring van de reeds aanwezige kruipruimten van de huidige bebouwing en op basis van een aantal diepe boringen uit een milieuonderzoek wordt aangenomen dat de kans op intacte funderingsresten zeer klein is. e
De ontginning van het veen in het plangebied begon in de 14 eeuw. Eventuele resten uit de Late Middeleeuwen worden verwacht op of in de top van het veenpakket. Dit niveau werd op basis van de bodemkaart verwacht binnen 40 cm –mv. Het gaat hierbij om resten van boerderijen, evenals aardewerk, botmateriaal e.d. Als gevolg van de huidige bebouwing en stratenpatroon is dit niveau mogelijk recentelijk omgewerkt en matig tot slecht bewaard gebleven. Boringen uit het milieuhygiënisch bodemonderzoek bevestigen dat het niveau niet aangetroffen wordt ondieper dan 130 cm –mv. Eventuele resten uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen verwacht worden in veraarde laagjes in het veenpakket. De kans hierop is echter klein, aangezien geen vondsten uit deze perioden bekend zijn uit de omgeving van het plangebied en omdat het plangebied waarschijnlijk te drassig was voor bewoning. Op of in de top van de getijdeafzettingen kunnen archeologische resten verwacht worden uit het Mesoen Neolithicum (tot ca. 2800 v. Chr.). Dit niveau wordt verwacht op een diepte van ca. 400 cm –mv. Het gaat hierbij vooral om aardewerk- en vuursteenfragmenten. Vanwege de ligging onder het grondwaterniveau en de afdekking door een veenpakket, zullen eventuele resten uit deze periode goed geconserveerd zijn. Op grond van boorgegevens van het milieuhygiënisch bodemonderzoek kan aangenomen worden dat zich in het plangebied een ophogingslaag bevindt met puinresten van minimaal 50 cm dik en maximaal 220 cm dik.
42
ARCHIS waarnemingsnr. 49927
13
5
Conclusies De in de Inleiding gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord: Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan? e e Op basis van de Bonnekaarten uit de 19 eeuw tot begin 20 eeuw kunnen ter hoogte van zorgcentrum St. Nicolaashof oude funderingsresten van een korenmolen worden verwacht. De kans op het aantreffen van intacte funderingsresten wordt echter zeer klein geacht als gevolg van de ligging van de huidige funderingen in de bodem. In het overige deel van het plangebied kunnen archeologische resten worden verwacht uit de Late Middeleeuwen op of in de top van het veenpakket. Op of in de top van de, onder het veenpakket voorkomende, getijdeafzettingen kunnen archeologische resten worden verwacht uit het Meso- en Neolithicum (tot ca. 2800 v. Chr.). In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? Uit boringen van het milieuhygiënisch onderzoek blijkt dat ter hoogte van de diepe boringen de bovengrond tot ca. 120 cm –mv is opgehoogd en/of geroerd en in het overige deel van het plangebied tot minimaal 50 cm –mv. De nieuwbouw van het zorgcentrum zal weinig tot geen ongeroerde grond verstoren aangezien de afmetingen van de nieuwbouw grotendeels binnen de afmetingen van de huidige bebouwing vallen. In het overige deel van het plangebied zullen alleen parkeerplaatsen worden aangelegd waarbij de bovengrond niet dieper dan 50 cm –mv wordt geroerd. Als gevolg van de huidige bebouwing en het stratenpatroon zijn de resten uit de Late Middeleeuwen zeer waarschijnlijk matig tot slecht bewaard gebleven of geheel verdwenen. Eventueel aanwezige archeologische resten op of in de top van de onder het veenpakket voorkomende getijdeafzettingen zullen met de huidige planontwikkeling niet worden verstoord. Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Bij de nieuwbouw dient de bodem, buiten de dimensies van de huidige ligging van de funderingen (horizontaal en verticaal), niet dieper te worden ontgraven dan 120 cm –mv. Het aanbrengen van heipalen is mogelijk indien een palenplan wordt toegepast waarbij niet meer dan 5 % van het oppervlak in de ondergrond wordt verstoord. Bij de aanleg van de parkeerplaatsen dient de bovengrond niet dieper dan 50 cm –mv te worden ontgraven. Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Het advies is het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen indien de bodem bij de geplande nieuwbouw, buiten de dimensies van de huidige ligging van de fundering (horizontaal en verticaal), niet dieper wordt ontgraven dan maximaal 120 cm -mv. Bij de aanleg van de parkeerplaatsen dient de bodem niet dieper te worden ontgraven dan 50 cm –mv. Indien hier niet aan kan worden voldaan dient in het plangebied een verkennend archeologisch booronderzoek plaats te vinden.
6
Aanbeveling ADC ArcheoProjecten adviseert om bij de aanleg van de parkeerplaatsen niet dieper te ontgraven dan 50 cm -mv en bij de nieuwbouw van het zorgcomplex, buiten de dimensies van de huidige ligging van de fundering (horizontaal en verticaal), niet dieper te ontgraven dan 120 cm –mv. Indien niet aan deze voorwaarde kan worden voldaan, dan wordt geadviseerd een Inventariserend Veldonderzoek uit te (laten) voeren door middel van een verkennend booronderzoek. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
14
Literatuur Alders, G.P. G.P . & F.G. van den Berg, Berg 2004: Bureauonderzoek naar de archeologische waarde van de locatie Oude Draaipad 8-10 te Volendam, Gemeente Edam-Volendam, Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland, Wormer e Bakker, H. de & J. Schelling, Schelling 1989: Systeem voor bodemclassificatie. 2 gewijzigde druk. Wageningen. Berendsen, H.J.A., H.J.A. 2004: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Tweede herziene druk. Assen (Fysische geografie van Nederland). Berkel, G. van & K. Samplonius Samplonius, onius 2007: Nederlandse plaatsnamen, herkomst en historie. Utrecht. Blaeu, J.W., J.W. 1645: Theatrum Orbis Terrarum Sive Atlas Novus. BoschmaBoschma- Aarnoutse, C., C. 2003: Tot verbeteringe van de neeringe deser Stede: Edam en de Zeevang in de late Middeleeuwen en de 16de eeuw. Amsterdam. Bureau Militaire verkenningen, verkenningen 1877, 1892, 1894, 1899, 1900, 1907: Bonnekaart, Marken, Blad 313, schaal 1:25.000. Holl, J., J. 2010: Julianaweg / Kielstraat te Volendam, gemeente Edam-Volendam. Een Bureauonderzoek. Amersfoort (ADC Rapport 2416). Kleinsman, W. B., G. W. de Lange & J. A. M. ten Cate, Cate 1979: Geomorfologische kaart van Nederland: schaal 1:50.000: 19 Alkmaar - 20 Lelystad (gedeeltelijk). Stichting voor Bodemkartering [etc.], Wageningen [etc.]. Mulder, E.F.J. de & J.H.A. Bosch, Bosch 1982: Holocene stratigraphy, radiocarbon datings and paleogeography of central and northern North-Holland (The Netherlands). Mededelingen Rijks Geologische Dienst 36 (3), 111-160. Mulder, E.F.J. de & J. Blokzijl, Blokzijl 1985: Geologische Kaart van Nederland: schaal 1:50.000: Blad 19 Oost Alkmaar. Europeesch Cartografisch Instituut, Rijswijk. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhof & Th.E. Wong (red.), 2003: De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten (Geologie van Nederland deel 7). Reh, W., C. Steenbergen & D. Aten, Aten 2005: Zee van land, de droogmakerij als atlas van de Hollandse landschapsarchitectuur. Wormer. Sgrooten, C., C. 1573: Atlas de Bruxelles., Topografische Dienst Nederland, Nederland 1949: Topografische Kaart van Nederland, schaal 1:50.000. Topografische Topografische Dienst Nederland, Nederland 1961, 1971, 1983, 1994: Topografische Kaart van Nederland, schaal 1:50.000. Visscher, N., N. 1670: Germania Inferior, sive XVII Provinciarum geographicae generales ut et particulares tabulae, Kaartboeck van de XVII Nederlandtsche Provincien. Amsterdam. Wagenaar, K., K. 1987: Bodemkaart van Nederland: schaal 1:50.000: Blad 19 Oost Alkmaar. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Wagenaar, K., C. van Wallenburg, G. G. L. Steur, W. Heijink, H. de Bakker, O. H. Boersma & C. Hamming, Hamming 1987: Bodemkaart van Nederland schaal 1: 50.000: toelichting bij de kaartbladen 19 oost Alkmaar en 20 west Lelystad (Noordhollands gedeelte). Stiboka, Wageningen. Westerhoff, W.E., E.F.J. de Mulder & W. de Gans, Gans 1987: Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1: 50 000, Blad Alkmaar West en Alkmaar Oost (19 W en 19O). Haarlem.
Geraadpleegde websites http://archis2.archis.nl http://www.ahn.nl/viewer http://www.kich.nl http://chw.noord-holland.nl/ http://www.watwaswaar.nl
Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Locatie van de te slopen bebouwing en te realiseren nieuwbouw in het plangebied Afb. 4 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1877 Afb. 5 Uitsnede van de paleogeografische kaart van Noord-Holland van ca. 38oo v. Chr. Afb. 6 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.
15
Afb. 1 Locatie van het plangebied
16
Afb. 2 Detailkaart van het plangebied
17
Afb. 3 Locatie van de te slopen bebouwing met de huidige verstoringsdiepte in het plangebied
18
Afb. 4 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1877
19
Afb. 5 Uitsnede van de paleogeografische kaart van Noord-Holland van ca. 3800 v. Chr.
20
Afb. 6 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen