Bijlage Wiskunde vmbo IJking Referentiekader Rekenen versus Examenprogramma's
Victor Schmidt
April 2010
Verantwoording © 2010 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede
Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever deze uitgave geheel of gedeeltelijk te kopiëren dan wel op andere wijze te verveelvoudigen.
Auteurs: Victor Schmidt Eindredactie: Victor Schmidt
Informatie SLO Secretariaat O&A Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) 4840 666 Internet: www.slo.nl E-mail:
[email protected] b
AN: 7.5240.306
Inhoud
Referentieniveau 2F (inclusief 1F): vergelijking met examenprogramma vmbo BB .....................4 Subdomein Getallen.....................................................................................................................4 Subdomein Verhoudingen.......................................................................................................... 17 Subdomein Meten en Meetkunde ..............................................................................................25 Subdomein Verbanden .............................................................................................................. 34 Referentieniveau 2F (inclusief 1F): vergelijking met examenprogramma vmbo KB ................... 46 Subdomein Getallen................................................................................................................... 46 Subdomein Verhoudingen.......................................................................................................... 59 Subdomein Meten en Meetkunde ..............................................................................................67 Subdomein Verbanden .............................................................................................................. 76 Referentieniveau 2F (inclusief 1F): vergelijking met examenprogramma vmbo GT ................... 88 Subdomein Getallen................................................................................................................... 88 Subdomein Verhoudingen........................................................................................................ 101 Subdomein Meten en Meetkunde ............................................................................................ 109 Subdomein Verbanden ............................................................................................................118 Referentieniveau 2S (inclusief 1F en 1S): vergelijking met examenprogramma vmbo-GT ...... 130 Subdomein Getallen................................................................................................................. 130 Subdomein Verhoudingen........................................................................................................ 156 Subdomein Meten en Meetkunde ............................................................................................ 169 Subdomein Verbanden ............................................................................................................185 Analyse examenprogramma's Biologie vmbo-bb, -kb en –gt in relatie tot het referentiekader rekenen .................................................................................................................................... 203 Leerweg: Basisberoepsgericht ................................................................................................. 203 Leerweg: Kaderberoepsgericht ................................................................................................ 204 Leerweg: Gemengd en theoretisch .......................................................................................... 205 Analyse examenprogramma's Economie vmbo-bb, -kb en –gt op basis van het referentiekader rekenen .................................................................................................................................... 207 Leerweg: Basisberoepsgericht ................................................................................................. 207 Leerweg: Kaderberoepsgericht ................................................................................................ 208 Leerweg: Gemengd en theoretisch .......................................................................................... 209
Referentieniveau 2F (inclusief 1F): vergelijking met examenprogramma vmbo BB Bron:
Syllabus centraal examen Wiskunde vmbo-BB, KB en GT, september 2008 Examenprogramma Wiskunde vmbo-BB, KB en GL/TL, versie 2007
Subdomein Getallen WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1-fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben 5 is gelijk aan (evenveel als) 2 en 3 De relaties groter/kleiner dan
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen
0,45 is vijfenveertig honderdsten
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Breuknotatie met horizontale
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
streep,
3 4
Teller, noemer, breukstreep
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken, aftrekken Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
2 - fundament A Notatie, taal en
Paraat hebben
4
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Schrijfwijze negatieve getallen: -3˚C, -150 m
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Symbolen zoals < en > gebruiken
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Gebruik van wortelteken, 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken machten
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen, optellen en aftrekken
Voorkennis voor 5.2 Met een rekenmachine (...) machten en wortels berekenen of benaderen als eindige getallen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis
Functioneel gebruiken
Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken, decimale getallen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Getalbenamingen zoals driekwart, anderhalf, miljoen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals miljoen, miljard, (...) Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken Voorkennis 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
2 - fundament
5
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Functioneel gebruiken Getalnotaties met miljoen, miljard: er zijn 60 miljard euromunten geslagen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals miljoen, miljard, (...)
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskunde-taal gebruiken
Weten waarom Orde van grootte van getallen beredeneren
Voorkennis voor 5.3 Uitspraken doen over de orde van grootte (...) (van wat? VS)
2 - fundament A Notatie, taal en
Weten waarom
6
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Getallen relateren aan situaties; Ik loop ongeveer 4 km/u, Nederland heeft ongeveer 16 miljoen inwoners 3576 AP is een postcode Hectometerpaaltje 78,1 0,543 op bonnetje is gewicht 300 Mb vrij geheugen nodig
Onderdeel van het Centraal Examen 5.1 Bij het oplossen van problemen enkelvoudige (...) grootheden herkennen en gebruiken Voorkennis voor 5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Paraat hebben Tienstructuur Getallenrij
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen (...)
Getallenlijn met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen (...)
2 - fundament B Met elkaar in
Paraat hebben
7
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen verband brengen
Negatieve getallen plaatsen in getalsysteem
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen (...)
Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang 1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Functioneel gebruiken Vertalen van eenvoudige 3.2 Wiskundige informatie (...) gebruiken om een probleem situatie naar berekening op te lossen.
De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
Afronden van gehele getallen op ronde getallen
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
Globaal beredeneren van uitkomsten
5.3 Vooraf uitkomsten schatten van berekeningen en meetresultaten
Splitsen en samenstellen van getallen op basis van het tientallig stelsel 2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken
8
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Getallen met elkaar vergelijken, bijvoorbeeld met een getallenlijn: historische tijdlijn, 400 v. Chr-2000 na Chr. Situaties vertalen naar een bewerking: 350 blikjes nodig, ze zijn verpakt per 6
Onderdeel van het Centraal Examen 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen (...)
3.2 Wiskundige informatie (...) gebruiken om een probleem op te lossen.
Afronden op ‘mooie’ getallen: 4862 m3 gas is ongeveer 5000 m3
De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Weten waarom Structuur van het tientallig stelsel
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en
Weten waarom Binnen een situatie het resultaat van een
Onderdeel van het Schoolexamen
3.5 (....) en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen
9
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen getalrelaties Structuur en samenhang
Onderdeel van het Centraal Examen
berekening op juistheid controleren: Totaal betaald aan huur per jaar €43,683 klopt dat wel? 1 - fundament
C Gebruiken
Paraat hebben
Memoriseren, Uit het hoofd splitsen, automatiseren optellen en aftrekken Hoofdrekenen onder 100, ook met (noteren van eenvoudige decimale tussenresultate getallen: n toegestaan) 12 = 7 + 5 Hoofdbewerkin 67 – 3 0 gen (+, -, ×, :) 1 – 0,25 op papier 0,8 + 0,7 uitvoeren met gehele getallen Producten uit de tafels en decimale van vermenigvuldiging getallen (tot en met 10) uit het Bewerkingen hoofd kennen: met breuken 3×5 7×9 (+, -, ×, :) op papier uitvoeren Delingen uit de tafels Berekeningen (tot en met 10) uitvoeren om uitrekenen: problemen op 45 : 5 32 : 8
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
10
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen te lossen Rekenmachine op een verstandige manier inzetten
Uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met "nullen", ook met eenvoudige decimale getallen: 30 + 50 1200 – 800 65 × 10 3600 : 100 1000 × 2,5 0,25 × 100 Efficiënt rekenen (+, -, ×, :) gebruik makend van de eigenschappen van getallen en bewerkingen, met eenvoudige getallen
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
3.5 Efficiënt rekenen (...)
Optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen: 235 + 349 1268 – 385 € 2,50 + € 1,25
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Vermenigvuldigen van een getal met één cijfer met een getal met twee of drie cijfers:
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
11
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
7 × 165 = 5 uur werken voor € 5,75 per uur Vermenigvuldigen van een getal van twee cijfers met een getal van twee cijfers: 35 × 67 =
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Getallen met maximaal drie cijfers delen door een getal met maximaal 2 cijfers, al dan niet met een rest: 132 : 16 =
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze in betekenisvolle situaties op de getallenlijn plaatsen: 1 1 liter is minder dan 4 2
liter Omzetten van eenvoudige breuken in decimale getallen:
5.2 Met een rekenmachine breuken (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
1 1 = 0,5; 0,01 = 2 100
Optellen en aftrekken van veel voorkomende
5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken
12
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen een betekenisvolle situatie: 1 1 1 3 + ; + 8 8 2 4
In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal (deel van nemen):
5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
1 deel 3
van 150 euro 2 - fundament C Gebruiken Berekeningen uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Paraat hebben Negatieve getallen in berekeningen gebruiken: 3 – 5 = 3 + -5 = -5 + 3
5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen (...), optellen en aftrekken
Haakjes gebruiken
5.4 Hoofdbewerkingen in de afgesproken volgorde toepassen is voorkennis voor dit rekendoel
Met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
5.2 Met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
13
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament C Gebruiken
Functioneel gebruiken
Memoriseren, automatiseren Globaal (benaderend) rekenen (schatten) als Hoofdrekenen de context zich daartoe (notaties leent of als controle voor toegestaan) rekenen met de Hoofdbewerkin rekenmachine: gen (+, -, ×, :) Is tien euro genoeg? op papier € 2, 95 + € 3,98 + € 4,10 uitvoeren met 1589 – 203 is ongeveer gehele getallen 1600 – 200 en decimale getallen In contexten de “rest” (bij Bewerking met delen met rest) breuken (+, -, interpreteren of ×, :) op papier verwerken uitvoeren Berekeningen Verstandige keuze uitvoeren om maken tussen zelf problemen op uitrekenen of te lossen rekenmachine gebruiken (zowel kaal als in eenvoudige dagelijkse contexten zoals geld- en meetsituaties) Kritisch beoordelen van een uitkomst
Voorkennis voor 5.3 Vooraf uitkomsten schatten van berekeningen en meetresultaten
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
3.5 (...) cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen
14
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - fundament C Gebruiken Berekeningen uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Functioneel gebruiken
Van een uitkomst (een berekening vooraf kunnen schatten)
5.3 Vooraf uitkomsten kunnen schatten van berekeningen (...)
Resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
1 - fundament C Gebruiken Memoriseren, automatiseren Hoofdrekenen (noteren van tussenresultate n toegestaan) Hoofdbewerkin gen (+, -, ×, :) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen
Weten waarom Interpreteren van een uitkomst ‘met rest’ bij gebruik van een rekenmachine
15
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Bewerkingen met breuken (+, -, ×, :) op papier uitvoeren Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 2 - fundament C Gebruiken Berekeningen uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Weten waarom Bij berekeningen een passend rekenmodel of de rekenmachine kiezen
3.4 Bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen
Berekeningen en redeneringen verifiëren
3.8 Situaties waarin wiskundige (...) redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
16
Onderdeel van het Schoolexamen
Subdomein Verhoudingen WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben Een vijfde deel van alle Nederlanders korter schrijven als
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
1 5
‘ deel van ...’ 3,5 is 3 en
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
5 10
‘1 op de 4’ is 25% of ‘een kwart van’
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
Geheel is 100%
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben Een 'kwart van 260 leerlingen' kan worden geschreven als 260 1 260 of als 4 4
5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of (...)
Formele schrijfwijze 1 : 100 bij schaal herkennen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
1 op de 5 Nederlanders is
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als
Voorkennis voor 6.1 Ruimtelijke voorstellingen, al dan niet op schaal, weergeven, al dan niet met concreet materiaal Voorkennis voor 6.2 Lengten in vlakke en ruimtelijke figuren berekenen met behulp van schaal
17
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen hetzelfde als 'een vijfde deel van alle Nederlanders'
Onderdeel van het Centraal Examen
communicatiemiddel
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Functioneel gebruiken Notatie van breuken (horizontale breukstreep), decimale getallen (kommagetal) en procenten (%) herkennen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Taal van verhoudingen (per, op, van de)
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Verhoudingen herkennen in verschillende dagelijkse situaties (recepten, snelheid, vergroten/verkleinen, schaal enz.)
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...)
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Functioneel gebruiken Notatie van breuken, decimale getallen en procenten herkennen en gebruiken
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...) en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
1 - fundament
18
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Weten waarom
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Weten waarom
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Paraat hebben Eenvoudige relaties herkennen, bijvoorbeeld dat 50% nemen hetzelfde is als ‘de helft nemen’ of hetzelfde als ‘delen door 2’
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
2 - fundament
19
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Paraat hebben Eenvoudige stambreuken (
1 2
1 4
, ,
1 10
), decimale getallen (€
Omvat 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
0,50, € 0,25, € 0,10), percentages (50%, 25%, 10%) en verhoudingen (1 op de 2, 1 op de 4, 1 op de 10) in elkaar omzetten 1 - fundament
B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken Beschrijven van een deel van een geheel met een breuk
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk (...)
Breuken met noemer 2, 4, 10 omzetten in bijbehorende percentages
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in (...) een percentage
Eenvoudige verhoudingen in procenten omzetten, bijv. 40 op de 400
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in (...) een percentage
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband
Met een rekenmachine breuken en procenten berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
5.2 Met een rekenmachine breuken, procenten (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
20
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
brengen
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Weten waarom
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Weten waarom
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
1 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Paraat hebben Rekenen met eenvoudige percentages (10%, 50%, ...)
Voorkennis voor 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
21
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Paraat hebben Rekenen met samengestelde grootheden (km/u, m/s en dergelijke): Een auto rijdt 50 km/u. Welke afstand wordt in 2 seconden afgelegd?
5.1 Bij het oplossen van problemen (...) eenvoudig samengestelde grootheden herkennen en gebruiken, in elk geval grootheden die te maken hebben met (...) snelheid
Bepalen op welke (eenvoudige) schaal iets getekend is, als enkele maten gegeven zijn
Uitvoeren procentberekeningen: inkoopprijs € 75,-. Wat is de prijs inclusief btw?
Verhoudingen met elkaar vergelijken en daartoe een passend rekenmodel kiezen, bijvoorbeeld verhoudingstabel: welk sap bevat naar verhouding meer vitamine C?
6.1 Ruimtelijk voorstellingen, al dan niet op schaal, weergeven al dan niet met concreet materiaal is voorkennis voor dit rekendoel 6.2 Lengten in vlakke en ruimtelijke figuren berekenen met behulp van schaal is voorkennis voor dit rekendoel 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen 5.4 Verhoudingen vergelijken
1 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen
Functioneel gebruiken Eenvoudige verhoudingsproble-
5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
22
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
men (met mooie getallen) oplossen
Problemen oplossen waarin de relatie niet direct te leggen is: 6 pakken voor 18 euro, voor 5 pakken betaal je dan ...
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen
2 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Functioneel gebruiken 6.3 Bij (...) berekenen van (...) afstanden (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder het rekenen met vergrotingen en verkleiningen; alleen in het platte vlak (...)
Vergroting als toepassing van verhoudingen: Een foto wordt met een kopieermachine 50% vergroot. Hoe veranderen lengte en breedte van de foto? 1 - fundament
C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Weten waarom Eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken: 1 op de 3 kinderen gaat deze vakantie naar het buitenland. Is dat meer of minder dan de helft?
Voorkennis voor 5.4 Verhoudingen vergelijken
2 - fundament
23
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Onderdeel van het Centraal Examen
Weten waarom Waarom mag je soms percentages bij elkaar optellen bij berekeningen?
3.3 Zich bedienen van adequate (...) redeneerstrategieën
24
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
Subdomein Meten en Meetkunde WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur, geld (...) Voorkennis voor 5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Paraat hebben Uitspraak en notatie van (euro)bedragen tijd (analoog en digitaal) kalender, datum (23-112007) lengte- oppervlakte – en inhoudsmaten gewicht temperatuur Omtrek, oppervlakte en inhoud
Voorkennis voor 6.2 Schattingen en metingen doen van (...) lengten en oppervlakten van objecten in de ruimte Voorkennis voor 6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van ... (volgen enkele specifieke figuren) Voorkennis voor 6.2 Inhoud (...) berekenen
Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder (...) vierkant, rechthoek, (...) cirkel, kubus, (...) en bol
Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.)
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met behulp van richting of hoek (...)
2 - fundament A Notatie, taal en
Paraat hebben
25
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 ton is 1000 kg; 1 ton is € 100 000 Voorvoegsels van maten megabyte, gigabyte
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals (...) N.B. Giga- en mega- ontbreken in de lijst van voorvoegsels
Symbool voor rechte hoek, evenwijdig, loodrecht, haaks bouwtekening lezen, tuininrichting
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...) zoals (...), plattegronden, (...), bouwtekeningen (...)
Namen van vlakke figuren: vierkant, ruit, parallellogram, rechthoek, cirkel
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder parallellogram, vierkant, rechthoek, ruit, cirkel
Namen van ruimtelijke figuren: cilinder, piramide, bol; een schoorsteen heeft ongeveer de vorm van een cilinder
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder kubus, (...), piramide, cilinder (...) en bol 6.1 Uit de hierboven genoemde (...) beschrijvingen conclusies trekken over de bijbehorende objecten (...)
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Functioneel gebruiken Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.
5.3 Schalen aflezen
Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand)
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) tijd
Aantal standaard referentiematen gebruiken (‘een grote stap is ongeveer
5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
26
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, (...)
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter) Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf)
6.1 Situaties beschrijven met woorden Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met behulp van richting (...)
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Functioneel gebruiken Allerlei schalen (ook in beroepssituaties) aflezen en interpreteren: kilometerteller, weegschaal, duimstok
5.3 Schalen aflezen
Situaties beschrijven met woorden, door middel van meetkundige figuren, met coördinaten, via (wind)richting, hoeken en afstanden; routebeschrijving geven, locatie in magazijn opgeven, vorm gebouw beschrijven
6.1 Situaties beschrijven met woorden, door middel van figuren (...), met coördinaten (...) en met behulp van richting of hoek en aftstand
Eenvoudige werktekeningen interpreteren; montagetekening kast, plattegrond eigen huis
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...) zoals (...) bouwtekeningen. (...)
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder .... (volgt een lijst van mogelijke meetinstrumenten)
Weten waarom Eigen referentiematen ontwikkelen, (‘in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels’)
27
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Onderdeel van het Centraal Examen
Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn Betekenis van voorvoegsels zoals ‘kubieke’
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Weten waarom
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten
Paraat hebben 1dm3 = 1 liter = 1000 ml
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) inhoud (...)
28
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Een 2D representatie van een 3D object zoals foto, plattegrond, landkaart (incl. legenda), patroontekening
Onderdeel van het Centraal Examen 6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...), zoals foto's, plattegronden, patroontekeningen, landkaarten (...). (...)
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Paraat hebben Structuur en samenhang, belangrijke maten uit het metriek stelsel
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, (...), geld
Interpreteren en bewerken van 2D representaties van 3D objecten en andersom (aanzichten, uitslagen, doorsneden, kijklijnen)
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren en bewerken,(...). Daarbij kan de kandidaat gebruik maken van kijklijnen, aanzichten, uitslagen doorsneden, (...).
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Functioneel gebruiken In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten km → m m → dm, cm, mm l → dl, cl, ml kg → g, mg
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, (...), geld
Tijd (maanden, weken, dagen in een jaar, uren, minuten, seconden)
5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) tijd
29
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen
Maten vergelijken en ordenen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen 6.2 (...) Metingen doen van (...) lengten (...) van objecten in de ruimte 6.2 Lengten in vlakke en ruimtelijke figuren berekenen met behulp van schaal 6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder liniaal, (...), passer, (...)
5.3 Gangbare maten (...) hanteren
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Functioneel gebruiken Aflezen van maten uit een (werk)tekening, plattegrond, werktekening eigen tuin
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren, zoals (...), plattegronden, (...), bouwtekeningen
Samenhang tussen omtrek, oppervlakte en inhoud (hoe verandert de inhoud van een doos als alleen de lengte gewijzigd wordt, als alle maten evenveel vergroot worden?) Tekenen van figuren en maken van (werk)tekeningen en daarbij passer, liniaal en geodriehoek gebruiken
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, gradenboog, rechthoekige driehoek, passer, (...)
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en
Weten waarom (Lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen:
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, (...), geld (...)
30
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1,65 m is 1 meter en 65 centimeter € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Weten waarom Uit voorstellingen en beschrijvingen conclusies trekken over objecten en hun plaats in de ruimte (hoe ziet een gebouw eruit?)
6.1 Uit de hierboven genoemde voorstellingen en beschrijvingen conclusies trekken over de bijbehorende objecten en hun plaats in de ruimte
Samenhang tussen straal r en diameter d van een cirkel (in sommige beroepen wordt vooral met diameter (doorsnede) gewerkt) 1 - fundament
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Paraat hebben Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden
5.3 Vooraf schattingen doen van (...) meetresultaten
6.2 Schattingen (...) doen van (...) lengten (...)
Oppervlakte benaderen via rooster
Voorkennis voor 6.2 Schattingen en metingen doen van (...) oppervlakten van objecten in de ruimte Voorkennis voor 6.2 Oppervlakte (...) berekenen van .... (volgt een lijst met figuren)
Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren
6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van (...) rechthoek en figuren die daaruit zijn samengesteld (...)
31
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met coördinaten; alleen in het platte vlak
2 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Paraat hebben Schattingen en metingen doen van hoeken, lengten en oppervlakten van objecten in de ruimte; een etage in een flatgebouw is ongeveer 3 m hoog
6.2 Schattingen en metingen doen van hoeken, lengten en oppervlakten van objecten in de ruimte
Oppervlakte en omtrek van enkele 2D figuren berekenen, eventueel met gegeven formule
6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van driehoek, rechthoek en figuren die daaruit samengesteld zijn, zoals een parallellogram 6.2 Omtrek en oppervlakte van een cirkel berekenen met behulp van gegeven woordformules
Een rond terras voor 4 personen moet minstens diameter 3 m hebben. (Is een terras van 9 m2 geschikt?)
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...) en gebruiken om problemen op te lossen
Inhoud berekenen
6.3 Inhoud van kubus en balk berekenen 6.3 Inhoud van ruimtelijke figuren berekenen met behulp van gegeven, simpele, woordformules
1 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Functioneel gebruiken Veel voorkomende maateenheden omrekenen
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur, geld (...)
32
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Liniaal en andere veelvoorkomen meetinstrumenten gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen 6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, (...), passer, (...)
2 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Functioneel gebruiken Juiste maat kiezen in gegeven context. Zand koop je per 'kuub' (m3). melk per liter 1 - fundament
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Weten waarom 2 - fundament
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Weten waarom Redeneren op basis van symmetrie (regelmatige patronen) randen, versieringen
6.3 Bij redeneren (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...), lijnsymmetrie, (...)
Eigenschappen van 2D figuren
6.3 Bij redeneren, tekenen en berekenen van hoeken, afstanden en patronen, gebruik maken van meetkundige (...) eigenschappen, in het bijzonder: evenwijdigheid, (...), eigenschappen van hoeken
33
Subdomein Verbanden WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Onderdeel van het Centraal Examen
Paraat hebben Informatie uit veel voorkomende tabellen aflezen zoals dienstregeling, lesrooster
4.2 Bij een gegeven tabel conclusies trekken over de bijbehorende situatie
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische
Paraat hebben Beschrijven van verloop van een grafiek met termen als stijgend, dalend, steeds herhalend, minimum,
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
4.3 Het verloop van een grafiek (...) beschrijven met de termen constant, stijgend of dalend 4.3 Aflezen welke minima en maxima er op
34
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
maximum
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
een gegeven interval zijn
Snijpunt (twee rechte lijnen, snijpunten met de assen)
4.3 Bij twee grafieken die elkaar snijden de coördinaten van dat snijpunt vaststellen en het snijpunt interpreteren
Negatieve en andere dan gehele coördinaten in een assenstelsel
Voorkennis voor 4.3 In een gegeven assenstelsel een grafiek tekenen van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
Op een kritische manier lezen en interpreteren van diverse soorten diagrammen en grafieken
3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
Informatie analyseren
Eventuele misleidende informatie herkennen, bijvoorbeeld door indeling assen, vorm van de grafiek, etc.
3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
Informatie analyseren
Betekenis van variabelen in een (woord)formule
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
4.4 In een gegeven situatie vaststellen welke variabelen met elkaar in verband staan
1 - fundament
35
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Voorkennis voor 3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
Voorkennis voor alle eindtermen van 4.3
Statistische representatievormen hanteren en conclusies trekken
Functioneel gebruiken Eenvoudige globale grafieken en diagrammen (beschrijving van een situatie) lezen en interpreteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
Eenvoudige legenda
Statistische representatievormen hanteren
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Functioneel gebruiken
36
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
grafieken 1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Weten waarom Uit beschrijving in woorden eenvoudig patroon herkennen
Problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische
Weten waarom
37
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.2 Een tabel maken van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
1 - fundament
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Paraat hebben Eenvoudige tabel gebruiken om informatie uit een situatiebeschrijving te ordenen
2 - fundament B Met elkaar in
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Paraat hebben
38
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Grafiek tekenen bij informatie of tabel
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.1 Lineair verband: In een gegeven assenstelsel een bijbehorende grafiek tekenen (...) 4.3 In een gegeven assenstelsel een grafiek tekenen tussen variabelen in een gegeven situatie
Regelmatigheden in een tabel beschrijven met woorden, grafieken en eenvoudige (woord)formules: Door elk winkelwagentje dat aan de rij wordt toegevoegd, wordt die rij 40 cm langer.
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.1 Lineair verband: Een bijbehorende tabel herkennen (...) 4.1 Lineair verband: In een gegeven situatie een woordformule opstellen Omvat 4.2 Regelmatigheden in een tabel vaststellen
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen,
Functioneel gebruiken Eenvoudige patronen (vanuit situatie) beschrijven in woorden, bijvoorbeeld: Vogels vliegen in V-vorm. “Er komen er steeds 2 bij.”
Problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
39
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - fundament
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Functioneel gebruiken Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten in een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie: De verkoop neemt steeds sneller toe.
4.3 Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten van een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie
1 - fundament B Met elkaar in
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
ordenen en weergeven Patronen beschrijven
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Weten waarom
40
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Informatie op veel verschillende manieren kan worden geordend en weergegeven
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen Statistische representatievormen hanteren
Omvat 3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Weten waarom Uit de vorm van een formule conclusies trekken over het verloop van de bijbehorende grafiek (alleen lineair en exponentieel): De grafiek die hoort bij lengte stok = 5 + 0,7 x lengte persoon (Nordic Walking) is een rechte lijn.
41
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
1 - fundament
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Paraat hebben Eenvoudig staafdiagram maken op basis van gegevens
Informatie weergeven
Voorkennis voor 3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
2 - fundament C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Paraat hebben In een (woord)formule een variabele vervangen door een getal en de waarde van de andere variabele berekenen.
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
Patronen beschrijven
C Gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
4.1 In een woordformule van een lineair verband een variabele vervangen door een getal en de waarde van de andere variabele berekenen 4.5 In een woordformule de invoervariabele vervangen door een getal en de waarde van
42
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
1 - fundament
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Functioneel gebruiken Kwantitatieve informatie uit tabellen en grafieken gebruiken om eenvoudige berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken, bijvoorbeeld: In welk jaar is het aantal auto’s verdubbeld t.o.v. het jaar daarvoor?
3.6 Op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
4.3 Coördinaten van punten van een grafiek aflezen, berekenen of benaderen is voorkennis van dit rekendoel 4.2 Grootste of kleinste waarde vaststellen in een tabel is voorkennis van dit rekendoel
3.2 Wiskundige informatie identificeren, beoordelen (...)
4.4 Bij een gegeven woordformule vaststellen of daarmee in een gegeven situatie het verband tussen de variabelen beschreven is 4.6 Bij twee verschillende voorstellingsvormen
2 - fundament C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van
Functioneel gebruiken Formules herkennen als vuistregel of als rekenvoorschrift en omgekeerd: Een mijl is
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
de uitvoervariabele berekenen
C Gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
43
... op basis van verwerkte informatie conclusies trekken
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen problemen Rekenvaardigheden gebruiken
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
... op basis van verwerkte informatie conclusies trekken
3.6 Op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
1 - fundament
C Gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
vaststellen of zij hetzelfde verband beschrijven
ongeveer anderhalve kilometer; aantal mijlen ≈ 1,5 x aantal km Kwantitatieve informatie uit tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken om berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken: vergelijkingen tussen producten maken op basis van informatie in tabellen.
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
Weten waarom
44
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 Lineaire verbanden kennen, herkennen en gebruiken 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met woordformules 4.5 Rekenen met woordformules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, woordformule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - fundament C Gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Weten waarom Overzicht van (evenredige) groei
45
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
Referentieniveau 2F (inclusief 1F): vergelijking met examenprogramma vmbo KB Bron:
Syllabus centraal examen Wiskunde vmbo-BB, KB en GT, september 2008 Examenprogramma Wiskunde vmbo-BB, KB en GL/TL, versie 2007
Subdomein Getallen WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1-fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben 5 is gelijk aan (evenveel als) 2 en 3 De relaties groter/kleiner dan
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen (...)
0,45 is vijfenveertig honderdsten
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Breuknotatie met horizontale
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
streep,
3 4
Teller, noemer, breukstreep
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken, eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
2 - fundament A Notatie, taal en
Paraat hebben
46
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Schrijfwijze negatieve getallen: -3˚C, -150 m
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Symbolen zoals < en > gebruiken
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Gebruik van wortelteken, 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken machten
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Voorkennis voor 5.2 Met een rekenmachine (...) machten en wortels berekenen of benaderen als eindige getallen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis
Functioneel gebruiken
Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken, decimale getallen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Getalbenamingen zoals driekwart, anderhalf, miljoen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals miljoen, miljard, (...) Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
2 - fundament
47
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Functioneel gebruiken Getalnotaties met miljoen, miljard: er zijn 60 miljard euromunten geslagen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals miljoen, miljard, (...)
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskunde-taal gebruiken
Weten waarom Orde van grootte van getallen beredeneren
Voorkennis voor 5.3 Uitspraken doen over de orde van grootte (...) (van wat? VS)
2 - fundament A Notatie, taal en
Weten waarom
48
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Getallen relateren aan situaties; Ik loop ongeveer 4 km/u, Nederland heeft ongeveer 16 miljoen inwoners 3576 AP is een postcode Hectometerpaaltje 78,1 0,543 op bonnetje is gewicht 300 Mb vrij geheugen nodig
Onderdeel van het Centraal Examen 5.1 Bij het oplossen van problemen enkelvoudige (...) grootheden herkennen en gebruiken Voorkennis voor 5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Paraat hebben Tienstructuur Getallenrij
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen (...)
Getallenlijn met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen (...)
2 - fundament B Met elkaar in
Paraat hebben
49
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen verband brengen
Negatieve getallen plaatsen in getalsysteem
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen (...)
Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang 1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Functioneel gebruiken Vertalen van eenvoudige 3.2 Wiskundige informatie (...) gebruiken om een probleem situatie naar berekening op te lossen.
De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
Afronden van gehele getallen op ronde getallen
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
Globaal beredeneren van uitkomsten
5.3 Vooraf uitkomsten schatten van berekeningen en meetresultaten
Splitsen en samenstellen van getallen op basis van het tientallig stelsel 2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken
50
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Getallen met elkaar vergelijken, bijvoorbeeld met een getallenlijn: historische tijdlijn, 400 v. Chr-2000 na Chr. Situaties vertalen naar een bewerking: 350 blikjes nodig, ze zijn verpakt per 6
Onderdeel van het Centraal Examen 5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen ordenen (...)
3.2 Wiskundige informatie (...) gebruiken om een probleem op te lossen.
Afronden op ‘mooie’ getallen: 4862 m3 gas is ongeveer 5000 m3
De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Weten waarom Structuur van het tientallig stelsel
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en
Weten waarom Binnen een situatie het resultaat van een
Onderdeel van het Schoolexamen
3.5 (....) en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen
51
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen getalrelaties Structuur en samenhang
Onderdeel van het Centraal Examen
berekening op juistheid controleren: Totaal betaald aan huur per jaar €43,683 klopt dat wel? 1 - fundament
C Gebruiken
Paraat hebben
Memoriseren, Uit het hoofd splitsen, automatiseren optellen en aftrekken Hoofdrekenen onder 100, ook met (noteren van eenvoudige decimale tussenresultate getallen: n toegestaan) 12 = 7 + 5 Hoofdbewerkin 67 – 3 0 gen (+, -, ×, :) 1 – 0,25 op papier 0,8 + 0,7 uitvoeren met gehele getallen Producten uit de tafels en decimale van vermenigvuldiging getallen (tot en met 10) uit het Bewerkingen hoofd kennen: met breuken 3×5 7×9 (+, -, ×, :) op papier uitvoeren Delingen uit de tafels Berekeningen (tot en met 10) uitvoeren om uitrekenen: problemen op 45 : 5 32 : 8
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
52
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen te lossen Rekenmachine op een verstandige manier inzetten
Uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met "nullen", ook met eenvoudige decimale getallen: 30 + 50 1200 – 800 65 × 10 3600 : 100 1000 × 2,5 0,25 × 100 Efficiënt rekenen (+, -, ×, :) gebruik makend van de eigenschappen van getallen en bewerkingen, met eenvoudige getallen
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
3.5 Efficiënt rekenen (...)
Optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen: 235 + 349 1268 – 385 € 2,50 + € 1,25
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Vermenigvuldigen van een getal met één cijfer met een getal met twee of drie cijfers:
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
53
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
7 × 165 = 5 uur werken voor € 5,75 per uur Vermenigvuldigen van een getal van twee cijfers met een getal van twee cijfers: 35 × 67 =
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Getallen met maximaal drie cijfers delen door een getal met maximaal 2 cijfers, al dan niet met een rest: 132 : 16 =
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze in betekenisvolle situaties op de getallenlijn plaatsen: 1 1 liter is minder dan 4 2
liter Omzetten van eenvoudige breuken in decimale getallen:
5.2 Met een rekenmachine breuken (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
1 1 = 0,5; 0,01 = 2 100
Optellen en aftrekken van veel voorkomende
5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; (...)
54
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen een betekenisvolle situatie: 1 1 1 3 + ; + 8 8 2 4
In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal (deel van nemen):
5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
1 deel 3
van 150 euro 2 - fundament C Gebruiken Berekeningen uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Paraat hebben Negatieve getallen in berekeningen gebruiken: 3 – 5 = 3 + -5 = -5 + 3
5.4 In betekenisvolle situaties negatieve getallen (...), optellen, aftrekken (...)
Haakjes gebruiken
5.4 Hoofdbewerkingen in de afgesproken volgorde toepassen is voorkennis voor dit rekendoel
Met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
5.2 Met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
55
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament C Gebruiken
Functioneel gebruiken
Memoriseren, automatiseren Globaal (benaderend) rekenen (schatten) als Hoofdrekenen de context zich daartoe (notaties leent of als controle voor toegestaan) rekenen met de Hoofdbewerkin rekenmachine: gen (+, -, ×, :) Is tien euro genoeg? op papier € 2, 95 + € 3,98 + € 4,10 uitvoeren met 1589 – 203 is ongeveer gehele getallen 1600 – 200 en decimale getallen In contexten de “rest” (bij Bewerking met delen met rest) breuken (+, -, interpreteren of ×, :) op papier verwerken uitvoeren Berekeningen Verstandige keuze uitvoeren om maken tussen zelf problemen op uitrekenen of te lossen rekenmachine gebruiken (zowel kaal als in eenvoudige dagelijkse contexten zoals geld- en meetsituaties) Kritisch beoordelen van een uitkomst
Voorkennis voor 5.3 Vooraf uitkomsten schatten van berekeningen en meetresultaten
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
3.5 (...) cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen
56
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - fundament C Gebruiken Berekeningen uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Functioneel gebruiken
Van een uitkomst (een berekening vooraf kunnen schatten)
5.3 Vooraf uitkomsten kunnen schatten van berekeningen (...)
Resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
1 - fundament C Gebruiken Memoriseren, automatiseren Hoofdrekenen (noteren van tussenresultate n toegestaan) Hoofdbewerkin gen (+, -, ×, :) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen
Weten waarom Interpreteren van een uitkomst ‘met rest’ bij gebruik van een rekenmachine
57
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Bewerkingen met breuken (+, -, ×, :) op papier uitvoeren Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 2 - fundament C Gebruiken Berekeningen uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Weten waarom Bij berekeningen een passend rekenmodel of de rekenmachine kiezen
3.4 Bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen
Berekeningen en redeneringen verifiëren
3.8 Situaties waarin wiskundige (...) redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
58
Onderdeel van het Schoolexamen
Subdomein Verhoudingen WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben Een vijfde deel van alle Nederlanders korter schrijven als
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
1 5
‘ deel van ...’ 3,5 is 3 en
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
5 10
‘1 op de 4’ is 25% of ‘een kwart van’
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
Geheel is 100%
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben Een 'kwart van 260 leerlingen' kan worden geschreven als 260 1 260 of als 4 4
5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of (...)
Formele schrijfwijze 1 : 100 bij schaal herkennen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
1 op de 5 Nederlanders is
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als
Voorkennis voor 6.1 Ruimtelijke voorstellingen, al dan niet op schaal, weergeven, al dan niet met concreet materiaal Voorkennis voor 6.2 Lengten in vlakke en ruimtelijke figuren berekenen met behulp van schaal
59
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen hetzelfde als 'een vijfde deel van alle Nederlanders'
Onderdeel van het Centraal Examen
communicatiemiddel
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Functioneel gebruiken Notatie van breuken (horizontale breukstreep), decimale getallen (kommagetal) en procenten (%) herkennen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Taal van verhoudingen (per, op, van de)
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Verhoudingen herkennen in verschillende dagelijkse situaties (recepten, snelheid, vergroten/verkleinen, schaal enz.)
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...)
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Functioneel gebruiken Notatie van breuken, decimale getallen en procenten herkennen en gebruiken
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...) en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
1 - fundament
60
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Weten waarom
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Weten waarom
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Paraat hebben Eenvoudige relaties herkennen, bijvoorbeeld dat 50% nemen hetzelfde is als ‘de helft nemen’ of hetzelfde als ‘delen door 2’
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
2 - fundament
61
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Paraat hebben Eenvoudige stambreuken (
1 2
1 4
, ,
1 10
), decimale getallen (€
Omvat 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
0,50, € 0,25, € 0,10), percentages (50%, 25%, 10%) en verhoudingen (1 op de 2, 1 op de 4, 1 op de 10) in elkaar omzetten 1 - fundament
B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken Beschrijven van een deel van een geheel met een breuk
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk (...)
Breuken met noemer 2, 4, 10 omzetten in bijbehorende percentages
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in (...) een percentage
Eenvoudige verhoudingen in procenten omzetten, bijv. 40 op de 400
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in (...) een percentage
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband
Met een rekenmachine breuken en procenten berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
5.2 Met een rekenmachine breuken, procenten (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
62
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
brengen
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Weten waarom
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Weten waarom
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
1 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Paraat hebben Rekenen met eenvoudige percentages (10%, 50%, ...)
Voorkennis voor 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
63
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Paraat hebben Rekenen met samengestelde grootheden (km/u, m/s en dergelijke): Een auto rijdt 50 km/u. Welke afstand wordt in 2 seconden afgelegd?
5.1 Bij het oplossen van problemen (...) eenvoudig samengestelde grootheden herkennen en gebruiken, in elk geval grootheden die te maken hebben met (...) snelheid
Bepalen op welke (eenvoudige) schaal iets getekend is, als enkele maten gegeven zijn
Uitvoeren procentberekeningen: inkoopprijs € 75,-. Wat is de prijs inclusief btw?
Verhoudingen met elkaar vergelijken en daartoe een passend rekenmodel kiezen, bijvoorbeeld verhoudingstabel: welk sap bevat naar verhouding meer vitamine C?
6.1 Ruimtelijk voorstellingen, al dan niet op schaal, weergeven al dan niet met concreet materiaal is voorkennis voor dit rekendoel 6.2 Lengten in vlakke en ruimtelijke figuren berekenen met behulp van schaal is voorkennis voor dit rekendoel 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen 5.4 Verhoudingen vergelijken
1 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen
Functioneel gebruiken Eenvoudige verhoudingsproble-
5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
64
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
men (met mooie getallen) oplossen
Problemen oplossen waarin de relatie niet direct te leggen is: 6 pakken voor 18 euro, voor 5 pakken betaal je dan ...
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen
2 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Functioneel gebruiken 6.3 Bij (...) berekenen van (...) afstanden (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder het rekenen met vergrotingen en verkleiningen; alleen in het platte vlak (...)
Vergroting als toepassing van verhoudingen: Een foto wordt met een kopieermachine 50% vergroot. Hoe veranderen lengte en breedte van de foto? 1 - fundament
C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Weten waarom Eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken: 1 op de 3 kinderen gaat deze vakantie naar het buitenland. Is dat meer of minder dan de helft?
Voorkennis voor 5.4 Verhoudingen vergelijken
2 - fundament
65
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Onderdeel van het Centraal Examen
Weten waarom Waarom mag je soms percentages bij elkaar optellen bij berekeningen?
3.3 Zich bedienen van adequate (...) redeneerstrategieën
66
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
Subdomein Meten en Meetkunde WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur, geld (...) Voorkennis voor 5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Paraat hebben Uitspraak en notatie van (euro)bedragen tijd (analoog en digitaal) kalender, datum (23-112007) lengte- oppervlakte – en inhoudsmaten gewicht temperatuur Omtrek, oppervlakte en inhoud
Voorkennis voor 6.2 Schattingen en metingen doen van (...) lengten en oppervlakten van objecten in de ruimte Voorkennis voor 6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van ... (volgen enkele specifieke figuren) Voorkennis voor 6.2 Inhoud (...) berekenen
Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder (...) vierkant, rechthoek, (...) cirkel, kubus, (...) en bol
Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.)
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met behulp van richting of hoek (...)
2 - fundament A Notatie, taal en
Paraat hebben
67
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 ton is 1000 kg; 1 ton is € 100 000 Voorvoegsels van maten megabyte, gigabyte
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals (...) N.B. Giga- en mega- ontbreken in de lijst van voorvoegsels
Symbool voor rechte hoek, evenwijdig, loodrecht, haaks bouwtekening lezen, tuininrichting
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...) zoals (...), plattegronden, (...), bouwtekeningen (...)
Namen van vlakke figuren: vierkant, ruit, parallellogram, rechthoek, cirkel
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder parallellogram, vierkant, rechthoek, ruit, cirkel
Namen van ruimtelijke figuren: cilinder, piramide, bol; een schoorsteen heeft ongeveer de vorm van een cilinder
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder kubus, (...), piramide, cilinder (...) en bol 6.1 Uit de hierboven genoemde (...) beschrijvingen conclusies trekken over de bijbehorende objecten (...)
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Functioneel gebruiken Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.
5.3 Schalen aflezen
Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand)
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) tijd
Aantal standaard referentiematen gebruiken (‘een grote stap is ongeveer
5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
68
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, (...)
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter) Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf)
6.1 Situaties beschrijven met woorden Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met behulp van richting (...)
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Functioneel gebruiken Allerlei schalen (ook in beroepssituaties) aflezen en interpreteren: kilometerteller, weegschaal, duimstok
5.3 Schalen aflezen
Situaties beschrijven met woorden, door middel van meetkundige figuren, met coördinaten, via (wind)richting, hoeken en afstanden; routebeschrijving geven, locatie in magazijn opgeven, vorm gebouw beschrijven
6.1 Situaties beschrijven met woorden, door middel van figuren (...), met coördinaten (...) en met behulp van richting of hoek en aftstand
Eenvoudige werktekeningen interpreteren; montagetekening kast, plattegrond eigen huis
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...) zoals (...) bouwtekeningen. (...)
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder .... (volgt een lijst van mogelijke meetinstrumenten)
Weten waarom Eigen referentiematen ontwikkelen, (‘in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels’)
69
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Onderdeel van het Centraal Examen
Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn Betekenis van voorvoegsels zoals ‘kubieke’
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Weten waarom
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten
Paraat hebben 1dm3 = 1 liter = 1000 ml
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) inhoud (...)
70
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Een 2D representatie van een 3D object zoals foto, plattegrond, landkaart (incl. legenda), patroontekening
Onderdeel van het Centraal Examen 6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...), zoals foto's, plattegronden, patroontekeningen, landkaarten (...). (...)
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Paraat hebben Structuur en samenhang, belangrijke maten uit het metriek stelsel
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, (...), geld
Interpreteren en bewerken van 2D representaties van 3D objecten en andersom (aanzichten, uitslagen, doorsneden, kijklijnen)
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren en bewerken,(...). Daarbij kan de kandidaat gebruik maken van kijklijnen, aanzichten, uitslagen doorsneden, (...).
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Functioneel gebruiken In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten km → m m → dm, cm, mm l → dl, cl, ml kg → g, mg
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, (...), geld
Tijd (maanden, weken, dagen in een jaar, uren, minuten, seconden)
5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) tijd
71
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen
Maten vergelijken en ordenen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen 6.2 (...) Metingen doen van (...) lengten (...) van objecten in de ruimte 6.2 Lengten in vlakke en ruimtelijke figuren berekenen met behulp van schaal 6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder liniaal, (...), passer, (...)
5.3 Gangbare maten (...) hanteren
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Functioneel gebruiken Aflezen van maten uit een (werk)tekening, plattegrond, werktekening eigen tuin
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren, zoals (...), plattegronden, (...), bouwtekeningen
Samenhang tussen omtrek, oppervlakte en inhoud (hoe verandert de inhoud van een doos als alleen de lengte gewijzigd wordt, als alle maten evenveel vergroot worden?) Tekenen van figuren en maken van (werk)tekeningen en daarbij passer, liniaal en geodriehoek gebruiken
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, gradenboog, rechthoekige driehoek, passer, (...)
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en
Weten waarom (Lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen:
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, (...), geld (...)
72
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1,65 m is 1 meter en 65 centimeter € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Weten waarom Uit voorstellingen en beschrijvingen conclusies trekken over objecten en hun plaats in de ruimte (hoe ziet een gebouw eruit?)
6.1 Uit de hierboven genoemde voorstellingen en beschrijvingen conclusies trekken over de bijbehorende objecten en hun plaats in de ruimte
Samenhang tussen straal r en diameter d van een cirkel (in sommige beroepen wordt vooral met diameter (doorsnede) gewerkt) 1 - fundament
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Paraat hebben Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden
5.3 Vooraf schattingen doen van (...) meetresultaten
6.2 Schattingen (...) doen van (...) lengten (...)
Oppervlakte benaderen via rooster
Voorkennis voor 6.2 Schattingen en metingen doen van (...) oppervlakten van objecten in de ruimte Voorkennis voor 6.2 Oppervlakte (...) berekenen van .... (volgt een lijst met figuren)
Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren
6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van (...) rechthoek en figuren die daaruit zijn samengesteld (...)
73
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met coördinaten; zowel in het platte vlak als (...)
2 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Paraat hebben Schattingen en metingen doen van hoeken, lengten en oppervlakten van objecten in de ruimte; een etage in een flatgebouw is ongeveer 3 m hoog
6.2 Schattingen en metingen doen van hoeken, lengten, oppervlakten (...) van objecten in de ruimte
Oppervlakte en omtrek van enkele 2D figuren berekenen, eventueel met gegeven formule
6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van driehoek, rechthoek en figuren die daaruit samengesteld zijn, zoals een parallellogram 6.2 Omtrek en oppervlakte van een cirkel berekenen met behulp van gegeven (woord)formules
Een rond terras voor 4 personen moet minstens diameter 3 m hebben. (Is een terras van 9 m2 geschikt?)
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...) en gebruiken om problemen op te lossen
Inhoud berekenen
6.3 Inhoud van kubus en balk berekenen 6.3 Inhoud van prisma, kegel, piramide, bol en cilinder berekenen met behulp van gegeven (woord)formules
1 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Functioneel gebruiken Veel voorkomende maateenheden omrekenen
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur, geld (...)
74
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Liniaal en andere veelvoorkomen meetinstrumenten gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen 6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, (...), passer, (...)
2 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Functioneel gebruiken Juiste maat kiezen in gegeven context. Zand koop je per 'kuub' (m3). melk per liter 1 - fundament
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Weten waarom 2 - fundament
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Weten waarom Redeneren op basis van symmetrie (regelmatige patronen) randen, versieringen
6.3 Bij redeneren (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...), lijnsymmetrie, draaisymmetrie (...)
Eigenschappen van 2D figuren
6.3 Bij redeneren, tekenen en berekenen van hoeken, afstanden en patronen, gebruik maken van meetkundige (...) eigenschappen, in het bijzonder: evenwijdigheid, (...), eigenschappen van hoeken
75
Subdomein Verbanden WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Onderdeel van het Centraal Examen
Paraat hebben Informatie uit veel voorkomende tabellen aflezen zoals dienstregeling, lesrooster
4.2 Bij een gegeven tabel conclusies trekken over de bijbehorende situatie
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische
Paraat hebben Beschrijven van verloop van een grafiek met termen als stijgend, dalend, steeds herhalend, minimum,
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
4.3 Het verloop van een grafiek (...) beschrijven met de termen constant, stijgend of dalend of periodiek 4.3 Aflezen welke minima en maxima er op
76
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
maximum
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
een gegeven interval zijn
Snijpunt (twee rechte lijnen, snijpunten met de assen)
4.3 Bij twee grafieken die elkaar snijden de coördinaten van dat snijpunt aflezen, benaderen of berekenen en het snijpunt interpreteren
Negatieve en andere dan gehele coördinaten in een assenstelsel
Voorkennis voor 4.3 Een grafiek tekenen van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
Op een kritische manier lezen en interpreteren van diverse soorten diagrammen en grafieken
3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
Informatie analyseren
Eventuele misleidende informatie herkennen, bijvoorbeeld door indeling assen, vorm van de grafiek, etc.
3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
Informatie analyseren
Betekenis van variabelen in een (woord)formule
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
4.4 In een gegeven situatie vaststellen welke variabelen met elkaar in verband staan
1 - fundament
77
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Voorkennis voor 3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
Voorkennis voor alle eindtermen van 4.3
Statistische representatievormen hanteren en conclusies trekken
Functioneel gebruiken Eenvoudige globale grafieken en diagrammen (beschrijving van een situatie) lezen en interpreteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Eenvoudige legenda
Statistische representatievormen hanteren
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Functioneel gebruiken
78
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
grafieken 1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Weten waarom Uit beschrijving in woorden eenvoudig patroon herkennen
Problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische
Weten waarom
79
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.2 Een tabel maken van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
1 - fundament
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Paraat hebben Eenvoudige tabel gebruiken om informatie uit een situatiebeschrijving te ordenen
2 - fundament B Met elkaar in
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Paraat hebben
80
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Grafiek tekenen bij informatie of tabel
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.1 (In een gegeven assenstelsel) een bijbehorende grafiek tekenen (...) 4.3 Een grafiek tekenen van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
Regelmatigheden in een tabel beschrijven met woorden, grafieken en eenvoudige (woord)formules: Door elk winkelwagentje dat aan de rij wordt toegevoegd, wordt die rij 40 cm langer.
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.2 Regelmatigheden in een tabel vaststellen en beschrijven
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
N.B. Wijze van beschrijving wordt niet in het examenprogramma gespecificeerd
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven
Functioneel gebruiken Eenvoudige patronen (vanuit situatie) beschrijven in woorden, bijvoorbeeld: Vogels vliegen in V-vorm. “Er komen er steeds 2 bij.”
Problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
81
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
2 - fundament
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Functioneel gebruiken Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten in een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie: De verkoop neemt steeds sneller toe.
4.3 Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten van een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verschillende voorstellingsvormen
Weten waarom Informatie op veel verschillende manieren kan
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Patronen beschrijven
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Omvat 3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte
Statistische representatievormen hanteren
82
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
worden geordend en weergegeven
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Onderdeel van het Centraal Examen
representatie
Weten waarom Uit de vorm van een formule conclusies trekken over het verloop van de bijbehorende grafiek (alleen lineair en exponentieel): De grafiek die hoort bij lengte stok = 5 + 0,7 x lengte persoon (Nordic Walking) is een rechte lijn.
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
4.1 Bij een gegeven (woord)formule vaststellen of hiermee een lineair verband tussen de variabelen beschreven is N.B. Dit kan aan de hand van de vorm van de formule, maar bijvoorbeeld ook door eerst een tabel of grafiek van het verband te maken en op basis daarvan de lineairiteit van het verband te onderzoeken
1 - fundament
83
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Paraat hebben Eenvoudig staafdiagram maken op basis van gegevens
Informatie weergeven
Voorkennis voor 3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
Paraat hebben In een (woord)formule een variabele vervangen door een getal en de waarde van de andere variabele berekenen.
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
2 - fundament C Gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
4.1 In een (woord)formule van een lineair verband een variabele vervangen door een getal en de waarde van de andere variabele berekenen 4.5 In een (woord)formule een variabele vervangen door een getal en de waarde van de andere variabele berekenen 4.6 Als bij een functioneel verband een uitgangsvariabele gegeven is, de bijbehorende ingangsvariabele (...) berekenen
84
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
3.6 Op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
4.3 Coördinaten van punten van een grafiek aflezen, berekenen of benaderen is voorkennis voor dit rekendoel 4.2 Grootste of kleinste waarde vaststellen in een tabel is voorkennis voor dit rekendoel
... op basis van verwerkte informatie conclusies trekken
3.2 Wiskundige informatie identificeren, beoordelen (...)
4.4 Bij een gegeven (woord)formule vaststellen of daarmee in een gegeven situatie het verband tussen de variabelen beschreven is 4.6 Bij twee verschillende voorstellingsvormen vaststellen of zij hetzelfde verband beschrijven 4.6 Een voorstellingsvorm vervangen door een
Functioneel gebruiken Kwantitatieve informatie uit tabellen en grafieken gebruiken om eenvoudige berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken, bijvoorbeeld: In welk jaar is het aantal auto’s verdubbeld t.o.v. het jaar daarvoor? 2 - fundament
C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Functioneel gebruiken Formules herkennen als vuistregel of als rekenvoorschrift en omgekeerd: Een mijl is ongeveer anderhalve kilometer; aantal mijlen ≈ 1,5 x
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - fundament C Gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
85
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen aantal km
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
3.6 Op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
4.2 Twee verbanden met behulp van de bijbehorende tabellen vergelijken (...)
1 - fundament
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden
Onderdeel van het Schoolexamen
andere voorstellingsvorm die hetzelfde verband beschrijft 4.6 Formuleringen bij de ene voorstellingsvorm vervangen door formuleringen bij een andere voorstellingsvorm
Kwantitatieve informatie uit tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken om berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken: vergelijkingen tussen producten maken op basis van informatie in tabellen.
C Gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Weten waarom
86
... op basis van verwerkte informatie conclusies trekken
Onderdeel van schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - fundament
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Weten waarom Overzicht van (evenredige) groei
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met (woord)formules 4.5 Rekenen met (woord)formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, (woord)formule of verwoording met elkaar in verband brengen
gebruiken
C Gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Kan aan bod komen onder 4.1, want daar is sprake van zowel lineaire, exponentiële als periodieke verbanden
87
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van schoolexamen
Referentieniveau 2F (inclusief 1F): vergelijking met examenprogramma vmbo GT Bron:
Syllabus centraal examen Wiskunde vmbo-BB, KB en GT, september 2008 Examenprogramma Wiskunde vmbo-BB, KB en GL/TL, versie 2007
Subdomein Getallen WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1-fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben 5 is gelijk aan (evenveel als) 2 en 3 De relaties groter/kleiner dan
Voorkennis voor 5.4 Negatieve getallen ordenen (...)
0,45 is vijfenveertig honderdsten
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Breuknotatie met horizontale
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
streep,
3 4
Teller, noemer, breukstreep
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen, aftrekken, eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen; Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
2 - fundament A Notatie, taal en
Paraat hebben
88
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Schrijfwijze negatieve getallen: -3˚C, -150 m
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Symbolen zoals < en > gebruiken
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Gebruik van wortelteken, 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken machten
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 5.4 Negatieve getallen ordenen, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Voorkennis voor 5.2 Met een rekenmachine (...) machten en wortels berekenen of benaderen als eindige getallen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis
Functioneel gebruiken
Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken, decimale getallen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
Getalbenamingen zoals driekwart, anderhalf, miljoen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals miljoen, miljard, (...) Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
2 - fundament
89
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Functioneel gebruiken Getalnotaties met miljoen, miljard: er zijn 60 miljard euromunten geslagen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals miljoen, miljard, (...)
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskunde-taal gebruiken
Weten waarom Orde van grootte van getallen beredeneren
Voorkennis voor 5.3 Uitspraken doen over de orde van grootte (...) (van wat? VS)
2 - fundament A Notatie, taal en
Weten waarom
90
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Getallen relateren aan situaties; Ik loop ongeveer 4 km/u, Nederland heeft ongeveer 16 miljoen inwoners 3576 AP is een postcode Hectometerpaaltje 78,1 0,543 op bonnetje is gewicht 300 Mb vrij geheugen nodig
Onderdeel van het Centraal Examen 5.1 Bij het oplossen van problemen enkelvoudige (...) grootheden herkennen en gebruiken Voorkennis voor 5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Paraat hebben Tienstructuur Getallenrij
Voorkennis voor 5.4 Negatieve getallen ordenen (...)
Getallenlijn met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen
Voorkennis voor 5.4 Negatieve getallen ordenen (...)
2 - fundament B Met elkaar in
Paraat hebben
91
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen verband brengen
Negatieve getallen plaatsen in getalsysteem
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Voorkennis voor 5.4 Negatieve getallen ordenen (...)
Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang 1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Functioneel gebruiken Vertalen van eenvoudige 3.2 Wiskundige informatie (...) gebruiken om een probleem situatie naar berekening op te lossen.
De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
Afronden van gehele getallen op ronde getallen
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
Globaal beredeneren van uitkomsten
5.3 Vooraf uitkomsten schatten van berekeningen en meetresultaten
Splitsen en samenstellen van getallen op basis van het tientallig stelsel 2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken
92
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Getallen met elkaar vergelijken, bijvoorbeeld met een getallenlijn: historische tijdlijn, 400 v. Chr-2000 na Chr. Situaties vertalen naar een bewerking: 350 blikjes nodig, ze zijn verpakt per 6
Onderdeel van het Centraal Examen 5.4 Negatieve getallen ordenen (...)
3.2 Wiskundige informatie (...) gebruiken om een probleem op te lossen.
Afronden op ‘mooie’ getallen: 4862 m3 gas is ongeveer 5000 m3
De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelaties Structuur en samenhang
Weten waarom Structuur van het tientallig stelsel
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en
Weten waarom Binnen een situatie het resultaat van een
Onderdeel van het Schoolexamen
3.5 (....) en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen
93
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen getalrelaties Structuur en samenhang
Onderdeel van het Centraal Examen
berekening op juistheid controleren: Totaal betaald aan huur per jaar €43,683 klopt dat wel? 1 - fundament
C Gebruiken
Paraat hebben
Memoriseren, Uit het hoofd splitsen, automatiseren optellen en aftrekken Hoofdrekenen onder 100, ook met (noteren van eenvoudige decimale tussenresultate getallen: n toegestaan) 12 = 7 + 5 Hoofdbewerkin 67 – 3 0 gen (+, -, ×, :) 1 – 0,25 op papier 0,8 + 0,7 uitvoeren met gehele getallen Producten uit de tafels en decimale van vermenigvuldiging getallen (tot en met 10) uit het Bewerkingen hoofd kennen: met breuken 3×5 7×9 (+, -, ×, :) op papier uitvoeren Delingen uit de tafels Berekeningen (tot en met 10) uitvoeren om uitrekenen: problemen op 45 : 5 32 : 8
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
94
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen te lossen Rekenmachine op een verstandige manier inzetten
Uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met "nullen", ook met eenvoudige decimale getallen: 30 + 50 1200 – 800 65 × 10 3600 : 100 1000 × 2,5 0,25 × 100 Efficiënt rekenen (+, -, ×, :) gebruik makend van de eigenschappen van getallen en bewerkingen, met eenvoudige getallen
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
3.5 Efficiënt rekenen (...)
Optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen: 235 + 349 1268 – 385 € 2,50 + € 1,25
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Vermenigvuldigen van een getal met één cijfer met een getal met twee of drie cijfers:
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
95
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
7 × 165 = 5 uur werken voor € 5,75 per uur Vermenigvuldigen van een getal van twee cijfers met een getal van twee cijfers: 35 × 67 =
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Getallen met maximaal drie cijfers delen door een getal met maximaal 2 cijfers, al dan niet met een rest: 132 : 16 =
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze in betekenisvolle situaties op de getallenlijn plaatsen: 1 1 liter is minder dan 4 2
liter Omzetten van eenvoudige breuken in decimale getallen:
5.2 Met een rekenmachine breuken (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
1 1 = 0,5; 0,01 = 2 100
Optellen en aftrekken van veel voorkomende
5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; (...)
96
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen een betekenisvolle situatie: 1 1 1 3 + ; + 8 8 2 4
In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal (deel van nemen):
5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal
1 deel 3
van 150 euro 2 - fundament C Gebruiken Berekeningen uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Paraat hebben Negatieve getallen in berekeningen gebruiken: 3 – 5 = 3 + -5 = -5 + 3
5.4 Negatieve getallen (...), optellen en aftrekken (...)
Haakjes gebruiken
5.4 Hoofdbewerkingen in de afgesproken volgorde toepassen is voorkennis voor dit rekendoel
Met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
5.2 Met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
97
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament C Gebruiken
Functioneel gebruiken
Memoriseren, automatiseren Globaal (benaderend) rekenen (schatten) als Hoofdrekenen de context zich daartoe (notaties leent of als controle voor toegestaan) rekenen met de Hoofdbewerkin rekenmachine: gen (+, -, ×, :) Is tien euro genoeg? op papier € 2, 95 + € 3,98 + € 4,10 uitvoeren met 1589 – 203 is ongeveer gehele getallen 1600 – 200 en decimale getallen In contexten de “rest” (bij Bewerking met delen met rest) breuken (+, -, interpreteren of ×, :) op papier verwerken uitvoeren Berekeningen Verstandige keuze uitvoeren om maken tussen zelf problemen op uitrekenen of te lossen rekenmachine gebruiken (zowel kaal als in eenvoudige dagelijkse contexten zoals geld- en meetsituaties) Kritisch beoordelen van een uitkomst
Voorkennis voor 5.3 Vooraf uitkomsten schatten van berekeningen en meetresultaten
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
3.5 (...) cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen
98
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - fundament C Gebruiken Berekeningen uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Functioneel gebruiken
Van een uitkomst (een berekening vooraf kunnen schatten)
5.3 Vooraf uitkomsten kunnen schatten van berekeningen (...)
Resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
1 - fundament C Gebruiken Memoriseren, automatiseren Hoofdrekenen (noteren van tussenresultate n toegestaan) Hoofdbewerkin gen (+, -, ×, :) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen
Weten waarom Interpreteren van een uitkomst ‘met rest’ bij gebruik van een rekenmachine
99
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Bewerkingen met breuken (+, -, ×, :) op papier uitvoeren Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 2 - fundament C Gebruiken Berekeningen uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Weten waarom Bij berekeningen een passend rekenmodel of de rekenmachine kiezen
3.4 Bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen
Berekeningen en redeneringen verifiëren
3.8 Situaties waarin wiskundige (...) redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
100
Onderdeel van het Schoolexamen
Subdomein Verhoudingen WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben Een vijfde deel van alle Nederlanders korter schrijven als
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
1 5
‘ deel van ...’ 3,5 is 3 en
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
5 10
‘1 op de 4’ is 25% of ‘een kwart van’
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
Geheel is 100%
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben Een 'kwart van 260 leerlingen' kan worden geschreven als 260 1 260 of als 4 4
5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of (...)
Formele schrijfwijze 1 : 100 bij schaal herkennen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
1 op de 5 Nederlanders is hetzelfde als 'een vijfde deel van alle Nederlanders'
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Ruimtelijke voorstellingen, al dan niet op schaal, weergeven, al dan niet met concreet materiaal
101
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Functioneel gebruiken Notatie van breuken (horizontale breukstreep), decimale getallen (kommagetal) en procenten (%) herkennen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Taal van verhoudingen (per, op, van de)
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Verhoudingen herkennen in verschillende dagelijkse situaties (recepten, snelheid, vergroten/verkleinen, schaal enz.)
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...)
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Functioneel gebruiken Notatie van breuken, decimale getallen en procenten herkennen en gebruiken
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...) en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
1 - fundament A Notatie, taal en
Weten waarom
102
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Weten waarom
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Paraat hebben Eenvoudige relaties herkennen, bijvoorbeeld dat 50% nemen hetzelfde is als ‘de helft nemen’ of hetzelfde als ‘delen door 2’
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
2 - fundament
103
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Paraat hebben Eenvoudige stambreuken (
1 2
1 4
, ,
1 10
), decimale getallen (€
Omvat 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
0,50, € 0,25, € 0,10), percentages (50%, 25%, 10%) en verhoudingen (1 op de 2, 1 op de 4, 1 op de 10) in elkaar omzetten 1 - fundament
B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken Beschrijven van een deel van een geheel met een breuk
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk (...)
Breuken met noemer 2, 4, 10 omzetten in bijbehorende percentages
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in (...) een percentage
Eenvoudige verhoudingen in procenten omzetten, bijv. 40 op de 400
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in (...) een percentage
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband
Met een rekenmachine breuken en procenten berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
5.2 Met een rekenmachine breuken, procenten (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
104
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
brengen
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Weten waarom
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Weten waarom
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
1 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Paraat hebben Rekenen met eenvoudige percentages (10%, 50%, ...)
Voorkennis voor 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
105
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Paraat hebben Rekenen met samengestelde grootheden (km/u, m/s en dergelijke): Een auto rijdt 50 km/u. Welke afstand wordt in 2 seconden afgelegd?
5.1 Bij het oplossen van problemen (...) eenvoudig samengestelde grootheden herkennen en gebruiken, in elk geval grootheden die te maken hebben met (...) snelheid
Bepalen op welke (eenvoudige) schaal iets getekend is, als enkele maten gegeven zijn
Uitvoeren procentberekeningen: inkoopprijs € 75,-. Wat is de prijs inclusief btw?
Verhoudingen met elkaar vergelijken en daartoe een passend rekenmodel kiezen, bijvoorbeeld verhoudingstabel: welk sap bevat naar verhouding meer vitamine C?
6.1 Ruimtelijk voorstellingen, al dan niet op schaal, weergeven al dan niet met concreet materiaal is voorkennis voor dit rekendoel 6.2 Lengten in vlakke en ruimtelijke figuren berekenen met behulp van schaal is voorkennis voor dit rekendoel 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen 5.4 Verhoudingen vergelijken
1 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen
Functioneel gebruiken Eenvoudige
5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
106
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
verhoudingsproblemen (met mooie getallen) oplossen
Problemen oplossen waarin de relatie niet direct te leggen is: 6 pakken voor 18 euro, voor 5 pakken betaal je dan ...
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen
2 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Functioneel gebruiken 6.3 Bij (...) berekenen van (...) afstanden (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder het rekenen met vergrotingen en verkleiningen; alleen in het platte vlak (...)
Vergroting als toepassing van verhoudingen: Een foto wordt met een kopieermachine 50% vergroot. Hoe veranderen lengte en breedte van de foto? 1 - fundament
C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Weten waarom Eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken: 1 op de 3 kinderen gaat deze vakantie naar het buitenland. Is dat meer of minder dan de helft?
Voorkennis voor 5.4 Verhoudingen vergelijken
2 - fundament
107
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Onderdeel van het Centraal Examen
Weten waarom Waarom mag je soms percentages bij elkaar optellen bij berekeningen?
3.3 Zich bedienen van Adequate (...) redeneerstrategieën
108
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
Onderdeel van het Centraal Examen
Subdomein Meten en Meetkunde WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur, geld (...) Voorkennis voor 5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Paraat hebben Uitspraak en notatie van (euro)bedragen tijd (analoog en digitaal) kalender, datum (23-112007) lengte- oppervlakte – en inhoudsmaten gewicht temperatuur Omtrek, oppervlakte en inhoud
Voorkennis voor 6.2 Schattingen en metingen doen van (...) lengten en oppervlakten van objecten in de ruimte Voorkennis voor 6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van ... (volgen enkele specifieke figuren) Voorkennis voor 6.2 Inhoud (...) berekenen
Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder (...) vierkant, rechthoek, (...) cirkel, kubus, (...) en bol
Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.)
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met behulp van richting of hoek (...)
2 - fundament A Notatie, taal en
Paraat hebben
109
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 ton is 1000 kg; 1 ton is € 100 000 Voorvoegsels van maten megabyte, gigabyte
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals (...) N.B. Giga- en mega- ontbreken in de lijst van voorvoegsels
Symbool voor rechte hoek, evenwijdig, loodrecht, haaks bouwtekening lezen, tuininrichting
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...) zoals (...), plattegronden, (...), bouwtekeningen (...)
Namen van vlakke figuren: vierkant, ruit, parallellogram, rechthoek, cirkel
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder parallellogram, vierkant, rechthoek, ruit, cirkel
Namen van ruimtelijke figuren: cilinder, piramide, bol; een schoorsteen heeft ongeveer de vorm van een cilinder
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder kubus, (...), piramide, cilinder (...) en bol 6.1 Uit de hierboven genoemde (...) beschrijvingen conclusies trekken over de bijbehorende objecten (...)
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Functioneel gebruiken Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.
5.3 Schalen aflezen
Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand)
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) tijd
Aantal standaard referentiematen gebruiken (‘een grote stap is ongeveer
5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
110
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, (...)
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter) Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf)
6.1 Situaties beschrijven met woorden Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met behulp van richting (...)
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Functioneel gebruiken Allerlei schalen (ook in beroepssituaties) aflezen en interpreteren: kilometerteller, weegschaal, duimstok
5.3 Schalen aflezen
Situaties beschrijven met woorden, door middel van meetkundige figuren, met coördinaten, via (wind)richting, hoeken en afstanden; routebeschrijving geven, locatie in magazijn opgeven, vorm gebouw beschrijven
6.1 Situaties beschrijven met woorden, door middel van figuren (...), met coördinaten (...) en met behulp van richting of hoek en aftstand
Eenvoudige werktekeningen interpreteren; montagetekening kast, plattegrond eigen huis
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...) zoals (...) bouwtekeningen. (...)
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder .... (volgt een lijst van mogelijke meetinstrumenten)
Weten waarom Eigen referentiematen ontwikkelen, (‘in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels’)
111
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Onderdeel van het Centraal Examen
Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn Betekenis van voorvoegsels zoals ‘kubieke’
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Weten waarom
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten
Paraat hebben 1dm3 = 1 liter = 1000 ml
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) inhoud (...)
112
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Een 2D representatie van een 3D object zoals foto, plattegrond, landkaart (incl. legenda), patroontekening
Onderdeel van het Centraal Examen 6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...), zoals foto's, plattegronden, patroontekeningen, landkaarten (...). (...)
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Paraat hebben Structuur en samenhang, belangrijke maten uit het metriek stelsel
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, (...), geld
Interpreteren en bewerken van 2D representaties van 3D objecten en andersom (aanzichten, uitslagen, doorsneden, kijklijnen)
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren en bewerken,(...). Daarbij kan de kandidaat gebruik maken van kijklijnen, aanzichten, uitslagen doorsneden, (...).
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Functioneel gebruiken In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten km → m m → dm, cm, mm l → dl, cl, ml kg → g, mg
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, (...), geld
Tijd (maanden, weken, dagen in een jaar, uren, minuten, seconden)
5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) tijd
113
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen
Maten vergelijken en ordenen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen 6.2 (...) Metingen doen van (...) lengten (...) van objecten in de ruimte 6.2 Lengten in vlakke en ruimtelijke figuren berekenen met behulp van schaal 6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder liniaal, (...), passer, (...)
5.3 Gangbare maten (...) hanteren
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Functioneel gebruiken Aflezen van maten uit een (werk)tekening, plattegrond, werktekening eigen tuin
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren, zoals (...), plattegronden, (...), bouwtekeningen
Samenhang tussen omtrek, oppervlakte en inhoud (hoe verandert de inhoud van een doos als alleen de lengte gewijzigd wordt, als alle maten evenveel vergroot worden?) Tekenen van figuren en maken van (werk)tekeningen en daarbij passer, liniaal en geodriehoek gebruiken
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, gradenboog, rechthoekige driehoek, passer, (...)
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en
Weten waarom (Lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen:
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, (...), geld (...)
114
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1,65 m is 1 meter en 65 centimeter € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Weten waarom Uit voorstellingen en beschrijvingen conclusies trekken over objecten en hun plaats in de ruimte (hoe ziet een gebouw eruit?)
6.1 Uit de hierboven genoemde voorstellingen en beschrijvingen conclusies trekken over de bijbehorende objecten en hun plaats in de ruimte
Samenhang tussen straal r en diameter d van een cirkel (in sommige beroepen wordt vooral met diameter (doorsnede) gewerkt) 1 - fundament
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Paraat hebben Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden
5.3 Vooraf schattingen doen van (...) meetresultaten
6.2 Schattingen (...) doen van (...) lengten (...)
Oppervlakte benaderen via rooster
Voorkennis voor 6.2 Schattingen en metingen doen van (...) oppervlakten van objecten in de ruimte Voorkennis voor 6.2 Oppervlakte (...) berekenen van .... (volgt een lijst met figuren)
Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren
6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van (...) rechthoek en figuren die daaruit zijn samengesteld (...)
115
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met coördinaten; zowel in het platte vlak als (...)
2 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Paraat hebben Schattingen en metingen doen van hoeken, lengten en oppervlakten van objecten in de ruimte; een etage in een flatgebouw is ongeveer 3 m hoog
6.2 Schattingen en metingen doen van hoeken, lengten, oppervlakten (...) van objecten in de ruimte
Oppervlakte en omtrek van enkele 2D figuren berekenen, eventueel met gegeven formule
6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van driehoek, rechthoek en figuren die daaruit samengesteld zijn, zoals een parallellogram 6.2 Omtrek en oppervlakte van een cirkel berekenen met behulp van gegeven formules
Een rond terras voor 4 personen moet minstens diameter 3 m hebben. (Is een terras van 9 m2 geschikt?)
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...) en gebruiken om problemen op te lossen
Inhoud berekenen
6.3 Inhoud van kubus en balk berekenen 6.3 Inhoud van prisma, kegel, piramide, bol en cilinder berekenen met behulp van gegeven formules
1 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Functioneel gebruiken Veel voorkomende maateenheden omrekenen
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur, geld (...)
116
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
Liniaal en andere veelvoorkomen meetinstrumenten gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen 6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, (...), passer, (...)
2 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Functioneel gebruiken Juiste maat kiezen in gegeven context. Zand koop je per 'kuub' (m3). melk per liter 1 - fundament
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Weten waarom 2 - fundament
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Weten waarom Redeneren op basis van symmetrie (regelmatige patronen) randen, versieringen
6.3 Bij redeneren (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...), lijnsymmetrie, draaisymmetrie (...)
Eigenschappen van 2D figuren
6.3 Bij redeneren, tekenen en berekenen van hoeken, afstanden en patronen, gebruik maken van meetkundige (...) eigenschappen, in het bijzonder: evenwijdigheid, (...), eigenschappen van hoeken
117
Subdomein Verbanden WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Onderdeel van het Centraal Examen
Paraat hebben Informatie uit veel voorkomende tabellen aflezen zoals dienstregeling, lesrooster
4.2 Bij een gegeven tabel conclusies trekken over de bijbehorende situatie
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische
Paraat hebben Beschrijven van verloop van een grafiek met termen als stijgend, dalend, steeds herhalend, minimum,
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
4.3 Het verloop van een grafiek (...) beschrijven met de termen constant, stijgend of dalend of periodiek 4.3 Aflezen welke minima en maxima er op
118
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
maximum
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
een gegeven interval zijn
Snijpunt (twee rechte lijnen, snijpunten met de assen)
4.3 Bij twee grafieken die elkaar snijden de coördinaten van dat snijpunt aflezen, benaderen of berekenen en het snijpunt interpreteren
Negatieve en andere dan gehele coördinaten in een assenstelsel
Voorkennis voor 4.3 Een grafiek tekenen van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
Op een kritische manier lezen en interpreteren van diverse soorten diagrammen en grafieken
3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
Informatie analyseren
Eventuele misleidende informatie herkennen, bijvoorbeeld door indeling assen, vorm van de grafiek, etc.
3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
Informatie analyseren
Betekenis van variabelen in een formule
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
4.4 In een gegeven situatie vaststellen welke variabelen met elkaar in verband staan
1 - fundament
119
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Voorkennis voor 3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
Voorkennis voor alle eindtermen van 4.3
Statistische representatievormen hanteren en conclusies trekken
Functioneel gebruiken Eenvoudige globale grafieken en diagrammen (beschrijving van een situatie) lezen en interpreteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Eenvoudige legenda
Statistische representatievormen hanteren
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Functioneel gebruiken
120
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
grafieken 1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Weten waarom Uit beschrijving in woorden eenvoudig patroon herkennen
Problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
2 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische
Weten waarom
121
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.2 Een tabel maken van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
1 - fundament
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Paraat hebben Eenvoudige tabel gebruiken om informatie uit een situatiebeschrijving te ordenen
2 - fundament B Met elkaar in
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Paraat hebben
122
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Grafiek tekenen bij informatie of tabel
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.1 Een bijbehorende grafiek tekenen (...) 4.3 Een grafiek tekenen van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
Regelmatigheden in een tabel beschrijven met woorden, grafieken en eenvoudige formules: Door elk winkelwagentje dat aan de rij wordt toegevoegd, wordt die rij 40 cm langer.
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.2 Regelmatigheden in een tabel vaststellen en beschrijven
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
N.B. Wijze van beschrijving wordt niet in het examenprogramma gespecificeerd
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven
Functioneel gebruiken Eenvoudige patronen (vanuit situatie) beschrijven in woorden, bijvoorbeeld: Vogels vliegen in V-vorm. “Er komen er steeds 2 bij.”
Problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
123
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
2 - fundament
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Functioneel gebruiken Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten in een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie: De verkoop neemt steeds sneller toe.
4.3 Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten van een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verschillende voorstellingsvormen
Weten waarom Informatie op veel verschillende manieren kan
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Patronen beschrijven
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Omvat 3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte
Statistische representatievormen hanteren
124
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
worden geordend en weergegeven
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Onderdeel van het Centraal Examen
representatie
Weten waarom Uit de vorm van een formule conclusies trekken over het verloop van de bijbehorende grafiek (alleen lineair en exponentieel): De grafiek die hoort bij lengte stok = 5 + 0,7 x lengte persoon (Nordic Walking) is een rechte lijn.
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
2 - fundament B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
4.1 Een formule van de vorm y = ax + b herkennen 4.1 Een formule van de vorm y = b gt herkennen
1 - fundament
125
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Schoolexamen
Paraat hebben Eenvoudig staafdiagram maken op basis van gegevens
Informatie weergeven
Voorkennis voor 3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
Paraat hebben In een formule een variabele vervangen door een getal en de waarde van de andere variabele berekenen.
4.5 In een formule een variabele vervangen door een getal en de waarde van de andere variabele berekenen 4.6 Als bij een functioneel verband een uitgangsvariabele gegeven is, de bijbehorende ingangsvariabele (...) berekenen
1 - fundament C Gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
2 - fundament C Gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Functioneel gebruiken
126
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Kwantitatieve informatie uit tabellen en grafieken gebruiken om eenvoudige berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken, bijvoorbeeld: In welk jaar is het aantal auto’s verdubbeld t.o.v. het jaar daarvoor?
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
3.6 Op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
4.3 Coördinaten van punten van een grafiek aflezen, berekenen of benaderen is voorkennis voor dit rekendoel 4.2 Grootste of kleinste waarde vaststellen in een tabel is voorkennis voor dit rekendoel
... op basis van verwerkte informatie conclusies trekken
3.2 Wiskundige informatie identificeren, beoordelen (...)
4.4 Bij een gegeven formule vaststellen of daarmee in een gegeven situatie het verband tussen de variabelen beschreven is 4.6 Bij twee verschillende voorstellingsvormen vaststellen of zij hetzelfde verband beschrijven 4.6 Een voorstellingsvorm vervangen door een andere voorstellingsvorm die hetzelfde verband beschrijft 4.6 Formuleringen bij de ene voorstellingsvorm vervangen door formuleringen bij een andere voorstellingsvorm
Functioneel gebruiken Formules herkennen als vuistregel of als rekenvoorschrift en omgekeerd: Een mijl is ongeveer anderhalve kilometer; aantal mijlen ≈ 1,5 x aantal km
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
2 - fundament C Gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
127
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
Kwantitatieve informatie uit tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken om berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken: vergelijkingen tussen producten maken op basis van informatie in tabellen.
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
3.6 Op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
4.2 Twee verbanden met behulp van de bijbehorende tabellen vergelijken (...)
... op basis van verwerkte informatie conclusies trekken
1 - fundament
C Gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Weten waarom
2 - fundament
128
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Weten waarom Overzicht van (evenredige) groei
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Kan aan bod komen onder 4.1, want daar is sprake van zowel lineaire, exponentiële als periodieke verbanden
129
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
Referentieniveau 2S (inclusief 1F en 1S): vergelijking met examenprogramma vmbo-GT bron:
Syllabus centraal examen Wiskunde vmbo-BB, KB en GT, september 2008 Examenprogramma Wiskunde vmbo-BB, KB en GL/TL, versie 2007
Subdomein Getallen WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1-fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundet aal gebruiken
Paraat hebben 5 is gelijk aan (evenveel als) 2 en 3 De relaties groter/kleiner dan
Voorkennis voor 5.4 Negatieve getallen ordenen (...).
0,45 is vijfenveertig honderdsten
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken.
Breuknotatie met horizontale
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken.
streep,
3 4
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen, aftrekken, eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen. Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal.
130
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
Teller, noemer, breukstreep
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken.
1 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundet aal gebruiken
Paraat hebben Breuknotatie herkennen ook als ¾
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken.
2 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze
Paraat hebben Verschillende schrijfwijzen van getallen met elkaar vergelijken
Omvat 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken. 3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen.
131
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundet aal gebruiken 1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundet aal gebruiken
Functioneel gebruiken Uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken, decimale getallen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken.
Getalbenamingen zoals driekwart, anderhalf, miljoen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken.
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals miljoen, miljard, (...). Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen. Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken
132
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen vermenigvuldigen met een geheel getal.
1 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundet aal gebruiken
Functioneel gebruiken Gemengd getal
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal.
Relatie tussen breuk en decimaal getal
Voorkennis voor 5.2 Met een rekenmachine breuken (...) berekenen of benaderen als een geheel getal.
2 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze
Functioneel gebruiken Wetenschappelijk e notatie rekenmachine
5.2 V/1 Wetenschappelijke notatie kennen en gebruiken bij vermenigvuldigen met en delen door machten van tien.
133
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundet aal gebruiken
gebruiken
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen 5.4 Bij het berekenen of vermelden van resultaten gebruik maken van de wetenschappelijke notatie.
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundet aal gebruiken
Weten waarom Orde van grootte van getallen beredeneren
Voorkennis voor 5.3 Uitspraken doen over de orde van grootte (...) (van wat? VS).
134
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundet aal gebruiken
Weten waarom Verschil tussen cijfer en getal Belang van het getal 0
2 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis
Weten waarom
135
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
van getallen, symbolen en relaties Wiskundet aal gebruiken 1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelatie s Structuur en samenhan g
Paraat hebben Tienstructuur Getallenrij
Voorkennis voor 5.4 Negatieve getallen ordenen (...).
Getallenlijn met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen
Voorkennis voor 5.4 Negatieve getallen ordenen (...).
1 - streef B Met elkaar in verband brengen
Paraat hebben Getallenlijn, ook
Omvat 5.4 Negatieve getallen ordenen (...).
136
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
Getallen en getalrelatie s Structuur en samenhan g
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
met decimale getallen en breuken
2 - streef B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelatie s Structuur en samenhan g
Paraat hebben Soorten getallen, zoals priemgetallen, wortels als irrationale getallen, enzovoorts Uitbreiding naar reële getallen 1 - fundament
B Met elkaar in verband
Functioneel gebruiken
137
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
brengen Getallen en getalrelatie s Structuur en samenhan g
Vertalen van eenvoudige situatie naar berekening
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.2 Wiskundige informatie (...) gebruiken om een probleem op te lossen.
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen.
Afronden van gehele getallen op ronde getallen
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie.
Globaal beredeneren van uitkomsten
5.3 Vooraf uitkomsten schatten van berekeningen en meetresultaten.
Splitsen en samenstellen van getallen op basis van het tientallig stelsel 1 - streef B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelatie s Structuur en
Functioneel gebruiken Vertalen van complexe situatie naar berekening Decimaal getal afronden op
3.2 Wiskundige informatie (...) gebruiken om een probleem op te lossen.
De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen (mits de school invulling kan geven aan de kwalificatie "complex"). Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven
138
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
samenhan g
geheel getal Afronden binnen gegeven situatie: 77,6 dozen berekend dus 78 dozen kopen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
situatie. 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie.
2 - streef B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelatie s Structuur en samenhan g
Functioneel gebruiken Soorten getallen, zoals priemgetallen, wortels als irrationale getallen, enzovoorts
Omvat 5.2 Met een rekenmachine (...) wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen.
Uitbreiding naar reële getallen 1 - fundament
B Met elkaar
Weten waarom
139
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
Omvat 6.2 Omtrek en oppervlakte van een cirkel berekenen met behulp van gegeven formules (in het bijzonder het gebruik van het getal π, VS). Omvat 6.2 Inhoud van (...) kegel, (...) bol en cilinder berekenen met behulp van gegeven formules (in het bijzonder het gebruik van het getal π, VS).
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
in verband brengen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Structuur van het tientallig stelsel
Getallen en getalrelatie s Structuur en samenhan g 1 - streef B Met elkaar in verband brengen Getallen en getalrelatie s Structuur en samenhan g
Weten waarom Opbouw decimale positiestelsel Redeneren over breuken, bijvoorbeeld: is er een kleinste breuk?
2 - streef B Met elkaar
Weten waarom
140
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
in verband brengen Getallen en getalrelatie s Structuur en samenhan g
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Verband tussen breuken met getallen en met variabelen Decimale getallen als tiendelige breuken
1 - fundament C Gebruiken
Paraat hebben
Memoriser Uit het hoofd en, splitsen, optellen automatise en aftrekken ren onder 100, ook Hoofdreken met eenvoudige en (noteren decimale getallen: van 12 = 7 + 5 tussenresul 67 – 3 0 taten 1 – 0,25 toegestaan 0,8 + 0,7 ) Hoofdbewe Producten uit de rkingen (+, tafels van -, ×, :) op vermenigvuldiging
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen.
141
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal.
(tot en met 10) uit papier het hoofd kennen: uitvoeren met gehele 3×5 7×9 getallen en Delingen uit de decimale tafels (tot en met getallen 10) uitrekenen: Bewerking 45 : 5 32 : 8 en met breuken (+, -, ×, :) op papier Uit het hoofd uitvoeren optellen, Berekening aftrekken, en vermenigvuldigen uitvoeren en delen met om "nullen", ook met problemen eenvoudige op te decimale getallen: lossen 30 + 50 Rekenmac 1200 – 800 hine op 65 × 10 een 3600 : 100 verstandige 1000 × 2,5 manier 0,25 × 100 inzetten Efficiënt rekenen (+, -, ×, :) gebruik makend van de eigenschappen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen. Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen. Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal.
3.5 Efficiënt rekenen (...)
142
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
van getallen en bewerkingen, met eenvoudige getallen Optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen: 235 + 349 1268 – 385 € 2,50 + € 1,25
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
Vermenigvuldigen van een getal met één cijfer met een getal met twee of drie cijfers: 7 × 165 = 5 uur werken voor € 5,75 per uur
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
Vermenigvuldigen van een getal van twee cijfers met een getal van
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
143
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
twee cijfers: 35 × 67 = Getallen met maximaal drie cijfers delen door een getal met maximaal 2 cijfers, al dan niet met een rest: 132 : 16 =
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze in betekenisvolle situaties op de getallenlijn plaatsen: 1 liter is minder 4 1 dan liter 2
Omzetten van eenvoudige breuken in decimale getallen:
5.2 Met een rekenmachine breuken (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen.
144
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 = 0,5; 0,01 = 2 1 100
Optellen en aftrekken van veel voorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen een betekenisvolle situatie:
5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; (...).
1 1 1 3 + ; + 8 8 2 4
In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal (deel van nemen):
5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal.
1 deel 3
van 150 euro 1 - streef
145
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
C Gebruiken
Paraat hebben
Memoriser en, automatise ren Hoofdreken en (noteren van tussenresul taten toegestaan ) Hoofdbewe rkingen (+, -, ×, :) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen Bewerking en met breuken (+, -, ×, :) op papier uitvoeren
Standaardproced ures gebruiken ook met getallen boven de 1000 met complexere decimale getallen in complexere situaties
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
Delingen uit de tafels (tot en met 10) uit het hoofd kennen
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen. Voorkennis voor 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal.
Ook met complexere getallen en decimale getallen: 18 : 100 1,8 × 1000
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
Volgorde van bewerkingen
5.4 Hoofdbewerkingen in de afgesproken volgorde toepassen.
146
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
Berekening en uitvoeren om problemen op te lossen Rekenmac hine op een verstandige manier inzetten
Efficiënt rekenen ook met grotere getallen Delen met rest of (afgerond) decimaal getal: 122 : 5 =
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.5 Efficiënt rekenen (...).
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie.
Vergelijken ook via standaardprocedu res en met moeilijker breuken Omzetten ook met moeilijker breuken eventueel met rekenmachine
5.2 (Met een rekenmachine) breuken (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen.
Optellen en aftrekken ook via standaardprocedu res, met moeilijker breuken en gemengde
Omvat 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen. Omvat 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal.
147
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
getallen zoals 6 C Gebruiken Berekening en uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3 4
2 - streef Paraat hebben Rekenen met breuken
Omvat 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen. Omvat 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal.
1 - fundament C Gebruiken Memoriser en, automatis eren Hoofdreke nen (notaties toegestaa n)
Functioneel gebruiken Globaal (benaderend) rekenen (schatten) als de context zich daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine:
Voorkennis voor 5.3 Vooraf uitkomsten schatten van berekeningen en meetresultaten.
148
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
Hoofdbew erkingen (+, -, ×, :) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen Bewerking met breuken (+, -, ×, :) op papier uitvoeren Berekenin gen uitvoeren om problemen op te lossen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Is tien euro genoeg? € 2, 95 + € 3,98 + € 4,10 1589 – 203 is ongeveer 1600 – 200 In contexten de “rest” (bij delen met rest) interpreteren of verwerken
Voorkennis voor 5.1 Het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie.
Verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken (zowel kaal als in eenvoudige dagelijkse contexten zoals geld- en meetsituaties) Kritisch beoordelen van een uitkomst
3.5 (...) cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen.
149
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - streef C Gebruiken Memoriser en, automatis eren Hoofdreke nen (notaties toegestaa n) Hoofdbew erkingen (+, -, ×, :) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen Bewerking met breuken (+, -, ×, :) op papier
Functioneel gebruiken Standaardproced ures met inzicht gebruiken binnen situaties waarin gehele getallen, breuken en decimale getallen voorkomen
5.2 Met een rekenmachine optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Omvat 5.4 In betekenisvolle situaties gelijknamige breuken optellen en aftrekken; eenvoudige breuken vermenigvuldigen en delen. Omvat 5.4 In betekenisvolle situaties eenvoudige en samengestelde breuken vermenigvuldigen met een geheel getal.
150
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
uitvoeren Berekenin gen uitvoeren om problemen op te lossen
2 - streef C Gebruiken Berekening en uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Functioneel gebruiken Rekenen in de wetenschappelijk e notatie
5.2 V/1 Wetenschappelijke notatie kennen en gebruiken bij vermenigvuldigen met en delen door machten van 10.
1 - fundament C Gebruiken Memoriser en, automatise
Weten waarom Interpreteren van een uitkomst ‘met
151
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
ren Hoofdreken en (noteren van tussenresul taten toegestaan ) Hoofdbewe rkingen (+, -, ×, :) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen Bewerking en met breuken (+, -, ×, :) op papier uitvoeren Berekening en uitvoeren om problemen op te
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
rest’ bij gebruik van een rekenmachine
152
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
lossen Rekenmac hine op een verstandige manier inzetten 1 - streef C Gebruiken
Weten waarom
Memoriser Weten dat er en, procedures zijn automatise die altijd werken ren en waarom Hoofdreken en (noteren Decimale getallen van als toepassing tussenresul van (tiendelige) taten maatverfijning toegestaan ) Kennis over Hoofdbewe bewerkingen: rkingen (+, 3 + 5 = 5 + 3, -, ×, :) op maar 3 – 5 ≠ 5 – 3 papier uitvoeren met gehele
Voorkennis voor 5.3 Schalen aflezen.
153
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
getallen en decimale getallen Bewerking en met breuken (+, -, ×, :) op papier uitvoeren Berekening en uitvoeren om problemen op te lossen Rekenmac hine op een verstandige manier inzetten 2 - streef C Gebruiken
Weten waarom
Berekening
Eigenschappen van bewerkingen
154
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik Adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
en uitvoeren met gehele getallen, breuken en decimale getallen
Correctheid van rekenkundige redeneringen verifiëren
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.2 5.3 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Rekenmachine gebruiken Meten en schatten Basistechnieken gebruiken
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om een probleem op te lossen 3.4 bij berekeningen een passend rekenmodel kiezen 3.5 efficiënt rekenen en cijfermatige uitkomsten kritisch beoordelen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.8 Situaties waarin wiskundige (...) redeneringen (...) voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen.
155
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen en daarbij: de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken. conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
6.2 Schatten, meten en berekenen
Onderdeel van het Schoolexamen
Subdomein Verhoudingen WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Paraat hebben Een vijfde deel van alle Nederlanders korter schrijven als
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
1 5
‘ deel van ...’ 3,5 is 3 en
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
5 10
‘1 op de 4’ is 25% of ‘een kwart van’
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
Geheel is 100%
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, (...)
1 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties
Paraat hebben Schrijfwijze
5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of (...)
1 260 × 260 of 4 4
Formele schrijfwijze 1 : 100
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
156
Voorkennis voor 6.1 Ruimtelijke voorstellingen, al dan niet op
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen Wiskundetaal gebruiken
5.1 5.2 5.4
Onderdeel van het Centraal Examen
(‘staat tot’) herkennen en gebruiken
Verschillende schrijfwijzen (symbolen, woorden) met elkaar in verband brengen
Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Omvat 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken 3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
Paraat hebben
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van
Functioneel gebruiken Notatie van breuken (horizontale breukstreep), decimale getallen
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen schaal, weergeven, al dan niet met concreet materiaal Voorkennis voor 6.3 Bij (...) tekenen en berekenen van (...), afstanden en patronen, gebruik maken van meetkundige eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder rekenen met vergrotingen en verkleiningen, ook in ruimtelijke situaties
2 - streef A Notatie, taal en betekenis
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
157
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
(kommagetal) en procenten (%) herkennen Taal van verhoudingen (per, op, van de)
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Verhoudingen herkennen in verschillende dagelijkse situaties (recepten, snelheid, vergroten/verkleinen, schaal enz.)
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...)
1 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Functioneel gebruiken Schaal
6.1 Ruimtelijke voorstellingen, al dan niet op schaal, weergeven, al dan niet met concreet materiaal 6.3 Bij (...) tekenen en berekenen van (...), afstanden en patronen, gebruik maken van meetkundige eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder rekenen met vergrotingen en verkleiningen, ook in ruimtelijke situaties 2 - streef
A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van
Functioneel gebruiken Adequate (wiskunde)taal en 3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel notaties lezen en gebruiken. Ook de
158
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
5.1 5.2 5.4
Onderdeel van het Centraal Examen
notatie 3 : 5 voor 'drie van de vijf leerlingen'
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Weten waarom
1 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Weten waarom Relatieve vergelijking (term niet)
159
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
2 - streef A Notatie, taal en betekenis Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties Wiskundetaal gebruiken
Weten waarom Gebruik maken van de begrippen absoluut en relatief bij het rekenen met procenten
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Paraat hebben Eenvoudige relaties herkennen, bijvoorbeeld dat 50% nemen hetzelfde is als ‘de helft nemen’ of hetzelfde als ‘delen door 2’
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
1 - streef B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent,
Paraat hebben Procenten als decimale getallen (honderdsten)
Voorkennis voor 5.2 Met een rekenmachine (...) procenten (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
160
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Veel voorkomende omzettingen van percentages in breuken en omgekeerd
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
2 - streef B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Paraat hebben Breuken, decimale getallen, percentages en verhoudingen in elkaar omzetten
Omvat 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken Beschrijven van een deel van een geheel met een breuk
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk (...)
Breuken met noemer 2, 4, 10 omzetten in bijbehorende percentages
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in (...) een percentage
Eenvoudige verhoudingen in procenten omzetten, bijv. 40 op de
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in (...) een percentage
161
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
400
1 - streef B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken Breuken en procenten in elkaar omzetten
Voorkennis voor 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
Breuken benaderen als eindige decimale getallen
5.2 Met een rekenmachine breuken (....) benaderen als eindige decimale getallen
Verhoudingen en breuken met een rekenmachine omzetten in een (afgerond) kommagetal
5.2 Met een rekenmachine breuken, procenten (...) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
2 - streef B Met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Weten wat 'in verhouding hetzelfde' betekent en hiermee rekenen, bijvoorbeeld 'in dezelfde verhouding vergroten'
5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
162
6.3 Bij (...) tekenen en berekenen van (...), afstanden en patronen, gebruik maken van meetkundige eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder rekenen met vergrotingen en verkleiningen, ook in ruimtelijke situaties
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen
Weten waarom
Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
1 - streef B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
Weten waarom Relatie tussen breuken, verhoudingen en percentages
Omvat 5.4 Een verhouding omzetten in een breuk, decimaal getal of percentage
Breuken omzetten in een kommagetal, eindig of oneindig aantal decimalen
5.2 Met een rekenmachine breuken (....) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
2 - streef B Met elkaar in verband brengen Verhouding, procent,
Weten waarom Kennis van getalsystemen:
1 4
kan
163
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen breuk, decimaal getal, deling, ‘deel van’ met elkaar in verband brengen
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
wel als eindig decimaal getal geschreven worden en
1 3
niet
1 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Paraat hebben Rekenen met eenvoudige percentages (10%, 50%, ...)
Voorkennis voor 5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
1 - streef C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Paraat hebben Rekenen met percentages ook met moeilijker getallen en minder ‘mooie’ percentages (eventueel met de rekenmachine)
5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
2 - streef
164
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Paraat hebben Formele rekenregels hanteren
Voorkennis voor 5.2 V/1 Berekeningen met een groeifactor of – percentage uitvoeren
Bepalen op welke schaal iets getekend is
1 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Functioneel gebruiken Eenvoudige verhoudingsproblemen (met mooie getallen) oplossen
5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen
Problemen oplossen waarin de relatie niet direct te leggen is: 6 pakken voor 18 euro, voor 5 pakken betaal je dan ...
5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken N.B. Het gebruik van een verhoudingstabel is een (didactisch) hulpmiddel voor het oplossen van verhoudings- en procentproblemen
1 - streef C Gebruiken
Functioneel gebruiken
165
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Gebruik dat ‘geheel’ 100% is
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
Ontbrekende afmeting bepalen van een foto die vergroot wordt
6.3 Bij (...) tekenen en berekenen van (...), afstanden en patronen, gebruik maken van meetkundige eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder rekenen met vergrotingen en verkleiningen, ook in ruimtelijke situaties
Rekenen met eenvoudige schaal
6.3 Bij (...) tekenen en berekenen van (...), afstanden en patronen, gebruik maken van meetkundige eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder rekenen met vergrotingen en verkleiningen, ook in ruimtelijke situaties
2 - streef C Gebruiken
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Functioneel gebruiken Rekenen met percentages boven de 100 Vierde evenredige berekenen
5.4 Bij berekeningen een verhoudingstabel gebruiken
Verhoudingen toepassen bij het oplossen van problemen Berekeningen met een groeifactor / vermenigvuldigingsfactor of percentage uitvoeren bijvoorbeeld samengestelde interest en exponentiële groei: 19% erbij en
5.2 V/1 Berekeningen met een groeifactor of –percentage uitvoeren
166
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
25% eraf Verhoudingen in de meetkunde gebruiken
6.3 Bij redeneren, tekenen en berekenen van hoeken en afstanden en patronen gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...) gelijke verhoudingen.
1 - fundament C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Weten waarom Eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken: 1 op de 3 kinderen gaat deze vakantie naar het buitenland. Is dat meer of minder dan de helft?
Voorkennis voor 5.4 Verhoudingen vergelijken
1 - streef C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met
Weten waarom Vergroting als toepassing van verhoudingen
6.3 Bij het redeneren (...) gebruik maken van meetkundige eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder rekenen met vergrotingen en verkleiningen, ook in ruimtelijke situaties
167
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.3 zich bedienen van adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen procenten en verhoudingen
5.1 5.2 5.4
Handig rekenen in alledaagse situaties Een rekenmachine gebruiken Basistechnieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken Onderdeel van het Centraal Examen
Bij procenten mag je niet zomaar optellen en aftrekken (10% erbij 10% eraf) Betekenis van percentages boven de 100 Relatieve grootte: de helft van iets kan minder zijn dan een kwart van iets anders Verhoudingen in de meetkunde gebruiken
6.3 Bij (...) tekenen en berekenen van (...), afstanden en patronen, gebruik maken van meetkundige eigenschappen, in het bijzonder: (...) gelijke verhoudingen, waaronder rekenen met vergrotingen en verkleiningen, ook in ruimtelijke situaties
2 - streef C Gebruiken In de context van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Weten waarom (Wiskundig) redeneren in situaties waarin percentages of verhoudingen voorkomen
3.3 zich bedienen van adequate (...) redeneerstrategieën
168
Subdomein Meten en Meetkunde WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur, geld (...) Voorkennis voor 5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Paraat hebben Uitspraak en notatie van (euro)bedragen tijd (analoog en digitaal) kalender, datum (23-112007) lengte- oppervlakte – en inhoudsmaten gewicht temperatuur Omtrek, oppervlakte en inhoud
Voorkennis voor 6.2 Schattingen en metingen doen van (...) lengten en oppervlakten van objecten in de ruimte Voorkennis voor 6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van ... (volgen enkele specifieke figuren) Voorkennis voor 6.2 Inhoud (...) berekenen
Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven (...) door middel van figuren, waaronder (...) vierkant, rechthoek, (...) cirkel, kubus, (...) en bol
Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal
3.7 Adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met behulp van richting of hoek (...)
169
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - streef
Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Paraat hebben Are, hectare Ton (1000 kg) Betekenis van voorvoegsels zoals milli-, centi-, kilo-
5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals (...) milli-, centien kilo
(standaard) oppervlaktematen km2, m2, dm2, cm2
5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) oppervlakte (...)
(standaard) inhoudsmaten m3, dm3, cm3
5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) inhoud (...)
2 - streef A Notatie, taal en betekenis
Paraat hebben Voorvoegsels bij maten
Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
etc.)
A Notatie, taal en betekenis
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Omvat 5.1 Bij het rekenen en vermelden van resultaten gebruik maken van gangbare begrippen en voorvoegsels zoals (...) milli-, centi- en kilo
Gebruik van symbolen als , , //
170
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Parallel
6.1 Situaties beschrijven door middel van woorden
Namen van vlakke en ruimtelijke figuren
6.1 Situaties beschrijven door middel van vlakke figuren
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Functioneel gebruiken Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.
5.3 Schalen aflezen
Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand)
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) tijd
Aantal standaard referentiematen gebruiken (‘een grote stap is ongeveer een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter)
5.3 Gangbare maten en referentiematen hanteren
Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf)
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, (...)
6.1 Situaties beschrijven met woorden Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met behulp van richting
171
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen (...)
1 - streef A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Functioneel gebruiken Gegevens van meetinstrumenten interpreteren; 23,5 op een kilometerteller betekent..... Aanduidingen op windroos (N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW)
6.1 Vlakke tekeningen in ruimtelijke situaties interpreteren en bewerken, zoals (...) landkaarten, (...) 6.2 Situaties beschrijven met behulp van richting (...)
Alledaagse taal herkennen (‘een kuub zand’) Een hectare is ongeveer 2 voetbalvelden
6.3 Gangbare (...) referentiematen hanteren
2 - streef
172
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Functioneel gebruiken Lezen en interpreteren van tekeningen
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...), zoals ....
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Weten waarom Eigen referentiematen ontwikkelen, (‘in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels’) Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn Betekenis van voorvoegsels zoals ‘kubieke’
173
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
symbolen en relaties
1 - streef A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Weten waarom Oppervlakte- en inhoudsmaten relateren aan bijbehorende lengtematen Redeneren welke maat in welke context past Spiegelen in 2D en 3D
6.3 Bij redeneren (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...) lijnsymmetrie, draaisymmetrie, (...)
Redeneren over symmetrische figuren
6.3 Bij redeneren (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...) lijnsymmetrie, draaisymmetrie, (...)
Meetkundige patronen voortzetten (hoe weet je wat het volgende figuur uit de rij moet zijn)
6.3 Bij redeneren (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...) regelmatige patronen, (...)
2 - streef
174
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen A Notatie, taal en betekenis Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur Tijd en geld Meetinstrumenten Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Weten waarom Gegevens nodig voor het construeren van tekeningen
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...) en gebruiken om problemen op te lossen
Redeneren over gelijkvormige figuren
6.3 Bij redeneren (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...) gelijke verhoudingen, (...)
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Paraat hebben 1dm3 = 1 liter = 1000 ml
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) inhoud (...)
Een 2D representatie van een 3D object zoals foto, plattegrond, landkaart (incl. legenda), patroontekening
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren (...), zoals foto's, plattegronden, patroontekeningen, landkaarten (...). (...)
175
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - streef B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Paraat hebben 1 m3 = 1000 liter
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) inhoud (...)
1 km2 = 1000 000 m2 = 100 ha
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) oppervlakte (...)
2 - streef B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Paraat hebben Verschillende soorten symmetrie herkennen en gebruiken
6.3 Bij redeneren, tekenen en berekenen van hoeken en afstanden en patronen gebruik maken van meetkundige begrippen, (...) in het bijzonder lijnsymmetrie en draaisymmetrie, (...)
1 - fundament
176
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Functioneel gebruiken In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten km → m m → dm, cm, mm l → dl, cl, ml kg → g, mg
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, (...)
Tijd (maanden, weken, dagen in een jaar, uren, minuten, seconden)
5.1 Rekenen met gangbare maten voor (...) tijd
Maten vergelijken en ordenen
6.2 (...) Metingen doen van (...) lengten (...) van objecten in de ruimte 6.2 Lengten in vlakke en ruimtelijke figuren berekenen met behulp van schaal 6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder liniaal, (...), passer, (...) 5.3 Gangbare maten (...) hanteren
1 - streef
Meetinstrumenten gebruiken
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
Functioneel gebruiken Samenhang tussen (standaard)maten ook door
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, (...)
177
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Onderdeel van het Centraal Examen
5.1 Bij het oplossen van problemen (...) eenvoudig samengestelde grootheden herkennen en gebruiken
Kiezen van de juiste maateenheid bij een situatie of berekening 2 - streef B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Functioneel gebruiken Uitspraken doen over orde van grootte en nauwkeurigheid van meetresultaten
6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
terugrekenen, in complexere situaties en ook met decimale getallen ‘Is 1750 g meer of minder dan 1,7 kg?’ Samengestelde grootheden gebruiken en interpreteren, zoals km/u
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren
5.3 Uitspraken doen over de orde van grootte en de nauwkeurigheid (van meetresultaten, VS)
1 - fundament
178
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Weten waarom (Lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen: 1,65 m is 1 meter en 65 centimeter € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
Voorkennis voor 5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, (...), geld (...)
1 - streef B Met elkaar in verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
Weten waarom Decimale structuur van het metriek stelsel Structuur en samenhang metrieke stelsel Relatie tussen 3D ruimtelijke figuren en bijbehorende bouwplaten
6.1 Vlakke tekeningen van ruimtelijke situaties interpreteren en bewerken (...). Daarbij kan de kandidaat gebruik maken van (...) uitslagen (...)
2 - streef B Met elkaar in
Weten waarom
179
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen verband brengen Meetinstrumenten gebruiken Structuur en samenhang tussen maateenheden Verschillende representaties, 2D en 3D
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Structuur en samenhang metrieke stelsel (uitgebreid) Oppervlakte en inhoud van gelijkvormige figuren
Omvat 6.3 Bij redeneren (...) en berekenen van (...) afstanden (...) gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...) gelijke verhoudingen (...)
1 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Paraat hebben Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden
5.3 Vooraf schattingen doen van (...) meetresultaten
6.2 Schattingen (...) doen van (...) lengten (...)
Oppervlakte benaderen via rooster
Voorkennis voor 6.2 Schattingen en metingen doen van (...) oppervlakten van objecten in de ruimte Voorkennis voor 6.2 Oppervlakte (...) berekenen van .... (volgt een lijst met figuren)
Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren
6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van (...) rechthoek en figuren die daaruit zijn samengesteld (...)
Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster
Voorkennis voor 6.1 Situaties beschrijven met coördinaten; zowel in het platte vlak als (...)
180
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - streef C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Paraat hebben Omtrek en oppervlakte bepalen/berekenen van figuren (ook niet rechthoekige) via (globaal) rekenen
6.2 Oppervlakte en omtrek berekenen van ...
2 - streef C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Paraat hebben Grootte van hoeken en afstanden berekenen in 2D en 3D figuren
6.2 V/1 Grootte van hoeken en afstanden in 2- en 3-dimensionale figuren berekenen
Stelling van Pythagoras
6.3 Bij redeneren, tekenen en berekenen van hoeken en afstanden en patronen gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...) de stelling van Pythagoras
Goniometrische verhoudingen sin, cos en tan
6.3 Bij redeneren, tekenen en berekenen van hoeken en afstanden en patronen gebruik maken van meetkundige begrippen en eigenschappen, in het bijzonder (...) goniometrische verhoudingen sinus, cosinus en tangens
1 - fundament
181
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
Functioneel gebruiken Veel voorkomende maateenheden omrekenen
5.1 Rekenen met gangbare maten voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd, temperatuur, geld (...)
Liniaal en andere veelvoorkomen meetinstrumenten gebruiken
6.3 Gebruik maken van instrumenten en apparaten, in het bijzonder: liniaal, (...), passer, (...)
1 - streef C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Functioneel gebruiken Formules gebruiken bij berekenen van oppervlakte en inhoud van eenvoudige figuren
6.2 (...) Oppervlakte van een cirkel berekenen met behulp van gegeven formules 6.2 Inhoud van prisma, kegel, piramide, bol en cilinder berekenen met behulp van gegeven formules
2 - streef C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Functioneel gebruiken Kennis van figuren en hun eigenschappen gebruiken bij het oplossen van problemen
3.2 Wiskundige informatie identificeren (...) en gebruiken om problemen op te lossen
6.1 Uit de hierboven genoemde voorstellingen en beschrijvingen conclusies trekken over de bijbehorende objecten en hun plaats in de ruimte 6.3 Bij redeneren, tekenen en berekenen van hoeken en afstanden gebruik maken van meetkundige (...) eigenschappen, in het bijzonder evenwijdigheid, (...) regelmatige patronen,
182
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen eigenschappen van hoeken, (...)
1 - fundament C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Weten waarom 1 - streef
C Gebruiken Meten Rekenen in de meetkunde
Weten waarom Formules voor het berekenen van oppervlakte en inhoud verklaren Beredeneren welke vergrotingsfactor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen Verschillende omtrek mogelijk bij gelijkblijvende oppervlakte 2 - streef
C Gebruiken
Weten waarom
183
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen
WI/K/5 Rekenen, meten en schatten De kandidaat kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. 5.1 5.3
Handig rekenen in alledaagse situaties Meten en schatten
3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
Onderdeel van het Centraal Examen
Meten Rekenen in de meetkunde
WI/K/6 Meetkunde De kandidaat kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte en daarbij: redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen afmetingen meten, schatten en berekenen meetkundige begrippen en formules, instrumenten en apparaten hanteren 6.1 Voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren 6.2 Schatten, meten en berekenen 6.3 Redeneren en tekenen WI/V/1 Aanvullende eisen De kandidaat kan: op verschillende verbanden toegespitste technieken toepassen formules en verbanden op een meer formele manier hanteren complexe rekentechnieken verrichten met behulp van de rekenmachine complexe meetkundige technieken gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Regelmaat in meetkundige patronen herkennen en beschrijven
184
Onderdeel van het Centraal Examen
Subdomein Verbanden WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Paraat hebben Informatie uit veel voorkomende tabellen aflezen zoals dienstregeling, lesrooster
4.2 Bij een gegeven tabel conclusies trekken over de bijbehorende situatie
1 - streef A Notatie, taal en betekenis
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Paraat hebben Legenda
Statistische representatievormen (...) hanteren
185
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Assenstelsel
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Onderdeel van het Centraal Examen Voorkennis voor 4.3 Een grafiek tekenen van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
Paraat hebben Verschillende soorten 'groei' beschrijven met termen als constant, lineair, exponentieel, periodiek
3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
2 - streef A Notatie, taal en betekenis
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
4.3 Het verloop van een grafiek of interval beschrijven met de termen constant, stijgend, dalend of periodiek
Betekenis van snijpunten vanuit de formule
4.4 Bij twee functionele verbanden aangeven, eventueel in benadering, waar functiewaarden gelijk zijn en op welke intervallen de ene groter is dan de andere
Som- en verschilgrafiek
4.6 Bij twee functionele verbanden hun som en
186
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
4.1 Wortelverbanden herkennen en gebruiken 4.1 V/1 Eenvoudige machtsverbanden van de vorm y ax n waarbij n een positief en geheel getal is herkennen en gebruiken
1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Functioneel gebruiken Eenvoudige globale grafieken en diagrammen (beschrijving van een situatie) lezen en interpreteren
Voorkennis voor 3.8 Situaties waarin wiskundige presentaties (...) voorkomen kritisch beschouwen (...)
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
verschil beschrijven met een of meer voorstellingsvormen, mits dat in de gegeven situatie zinvol is Parabool
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Voorkennis voor alle eindtermen van 4.3
Eenvoudige legenda
Statistische representatievormen hanteren en conclusies trekken
Statistische representatievormen hanteren
187
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
4.2 Bij een gegeven tabel conclusies trekken over de bijbehorende situatie 4.2 Bij een gegeven tabel beschrijven of het globale verloop van het bijbehorende verband stijgt, daalt dan wel periodiek lijkt te zijn 4.2 Het globale verloop van een verband uit een bijbehorende tabel beschrijven
Kan deel uitmaken van: Op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Functioneel gebruiken Trend in gegevens onderkennen
Staafdiagram, cirkeldiagram
Statistische representatievormen hanteren
2 - streef A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - streef A Notatie, taal en betekenis
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Functioneel gebruiken Interpolatie (niet als term)
Omvat 4.2 Regelmatigheden in een tabel vaststellen en beschrijven
Extrapolatie (niet als term)
Omvat 4.2 Regelmatigheden in een tabel vaststellen en beschrijven
188
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken 1 - fundament A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
Weten waarom Uit beschrijving in woorden eenvoudig patroon herkennen
Problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
1 - streef
189
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen A Notatie, taal en betekenis Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen Veel voorkomende diagrammen en grafieken
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Weten waarom Grafiek in de betekenis van ‘grafische voorstelling’
Statistische representatievormen hanteren
Weten waarom Conclusies trekken op basis van de structuur van een grafiek of formule
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
2 - streef A Notatie, taal en betekenis
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
4.1 Een formule van de vorm ... herkennen (...) 4.3 Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten van een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie
190
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Centraal Examen
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
4.2 Een tabel maken van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie
1 - fundament
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Paraat hebben Eenvoudige tabel gebruiken om informatie uit een situatiebeschrijving te ordenen
1 - streef B Met elkaar in
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Veel voorkomende diagrammen en grafieken
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Paraat hebben
191
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Eenvoudige tabellen en diagrammen opstellen op basis van een beschrijving in woorden
4.2 Een tabel maken van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie 4.6 Formuleringen bij de ene voorstellingsvorm vervangen door formuleringen bij een andere voorstellingsvorm
Informatie weergeven
Globale grafiek tekenen op basis van een beschrijving in woorden, bijvoorbeeld: tijdafstand grafiek
4.6 Formuleringen bij de ene voorstellingsvorm vervangen door formuleringen bij een andere voorstellingsvorm
Eenvoudige patronen in rijen, getallen en figuren herkennen en voortzetten: 1 – 3 – 5 – 7 - ....... 100 – 93 – 86 – 79 – .....
4.2 Regelmatigheden in een tabel vaststellen en beschrijven
2 - streef
Verschillende
Paraat hebben Vaststellen hoe een verandering in de
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Stippatronen
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
4.6 Vaststellen in welk opzicht een verandering in één voorstellingsvorm invloed heeft op een
192
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
voorstellingsvorm (grafiek, tabel, formule, beschrijving) doorwerkt in de andere vorm(en)
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
andere
Een situatie beschrijven via een standaardverband (lineair, exponentieel)
4.1 Een lineair verband (...) herkennen 4.1 Een exponentieel verband (...) herkennen
Bij een eenvoudig lineair verband (beschrijving of grafiek) een formule opstellen
4.1 Een formule van de vorm y = ax + b (...) opstellen (...)
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en
Functioneel gebruiken Eenvoudige patronen (vanuit situatie) beschrijven in woorden, bijvoorbeeld: Vogels vliegen in V-vorm. “Er komen er steeds 2 bij.”
Problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen
193
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
1 - streef
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Functioneel gebruiken Conclusies trekken door gegevens uit verschillende informatiebronnen met elkaar in verband te brengen (alleen in eenvoudige gevallen)
Op basis van verwerkte informatie (...) conclusies trekken
2 - streef B Met elkaar in verband brengen
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
weergeven Patronen beschrijven
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Functioneel gebruiken
194
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Kennis van grafieken en (standaard)verbanden gebruiken om problemen op te lossen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
4.3 Een grafiek (...) analyseren. 4.3 Twee grafieken vergelijken en de verschillen interpreteren. 4.3 Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten van een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie. 4.3 Vaststellen hoe een verandering in de situatie doorwerkt in de grafiek, gewoonlijk in samenhang met tabel en/of formule.
Weten waarom Informatie op veel verschillende manieren kan worden geordend en weergegeven
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - fundament B Met elkaar in verband brengen
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Statistische representatievormen hanteren
Omvat 3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
195
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
1 - streef
Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
Weten waarom Keuze om informatie te ordenen door middel van tabel, grafiek, diagram
3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie.
2 - streef B Met elkaar in
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
weergeven Patronen beschrijven
B Met elkaar in verband brengen
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
Weten waarom
196
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen verband brengen Verschillende voorstellingsvormen met elkaar in verband brengen Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven Patronen beschrijven
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Verschillende formules hetzelfde verband kunnen beschrijven
4.5 Een formule vervangen door een gelijkwaardige formule.
Vorm van formule, tabel en grafiek bij enkele (standaard)verbanden met elkaar in verband brengen
4.1 Een formule van de vorm ... herkennen (...). 4.1 Een bijbehorende tabel herkennen, opstellen en interpreteren. 4.1 Een bijbehorende grafiek tekenen en interpreteren.
Onderdeel van het Schoolexamen
Paraat hebben Eenvoudig staafdiagram maken op basis van gegevens
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - fundament C Gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Informatie weergeven
Voorkennis voor 3.1 Relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie
197
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Omvat 4.2 Grootste of kleinste waarde vaststellen in een tabel. 4.2 Twee verbanden met behulp van de bijbehorende tabellen vergelijken en bepalen of benaderen waar de variabelen een gelijke waarde hebben. 4.3 Bij twee grafieken die elkaar snijden de coördinaten van dat snijpunt (...) berekenen (...).
Informatie analyseren met behulp van grafische voorstellingen.
Paraat hebben Berekeningen uitvoeren op basis van informatie uit tabellen, grafieken en diagrammen
2 - streef C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden
Paraat hebben Ook met complexer formules in standaardnotatie
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - streef C Gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
4.5 In een formule een variabele vervangen door een getal en de waarde van de andere variabele berekenen.
198
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
4.3 Coördinaten van punten van een grafiek aflezen, berekenen of benaderen is voorkennis voor dit rekendoel 4.2 Grootste of kleinste waarde vaststellen in een tabel is voorkennis voor dit rekendoel
... op basis van verwerkte informatie conclusies trekken
1 - fundament
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Functioneel gebruiken 3.6 Op basis van verwerkte informatie Kwantitatieve informatie uit tabellen en grafieken gebruiken verwachtingen uitspreken en conclusies trekken om eenvoudige berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken, bijvoorbeeld: In welk jaar is het aantal auto’s verdubbeld t.o.v. het jaar daarvoor? 1 - streef
C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken
Functioneel gebruiken Punten in een assenstelsel plaatsen en coördinaten aflezen (alleen positieve
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
gebruiken
C Gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Voorkennis voor 4.3 Een grafiek tekenen van het verband tussen variabelen in een gegeven situatie.
199
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
getallen)
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
4.3 Een grafiek tekenen (...); in het bijzonder hierbij (...) coördinaten van punten bepalen.
Globale grafieken vergelijken, bijvoorbeeld: wie is het eerst bij de finish?
4.3 Twee grafieken vergelijken en de verschillen interpreteren. 4.3 Bij twee grafieken die elkaar snijden (...) het snijpunt interpreteren.
2 - streef C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Functioneel gebruiken Kennis van grafieken en formules gebruiken om problemen op te lossen
Problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen.
3.2 Wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen.
1 - fundament C Gebruiken
Weten waarom
200
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
Onderdeel van het Centraal Examen
Onderdeel van het Schoolexamen
4.3 Uit het verloop, de vorm en de plaats van punten van een grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie.
Op basis van verwerkte informatie (...) conclusies trekken.
Weten waarom Op basis van een grafiek of diagram conclusies trekken over een situatie
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
1 - streef C Gebruiken
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
Op basis van een grafiek of diagram voorspellingen doen over een toekomstige situatie
Op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken (...).
2 - streef
201
Onderdeel van het Schoolexamen
WI/K/3 Leervaardigheden in het vak wiskunde De kandidaat structuren en verbanden opsporen in voor hem herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen en daarbij: wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen 3.1 relevante gegevens uit een gegeven situatie weergeven in een geschikte representatie 3.2 wiskundige informatie identificeren, beoordelen en gebruiken om problemen op te lossen 3.6 op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken 3.7 adequate (wiskunde)taal gebruiken als communicatiemiddel 3.8 situaties waarin wiskundige presentaties, redeneringen of berekeningen voorkomen kritisch beschouwen en beoordelen Onderdeel van het Centraal Examen C Gebruiken Tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken bij het oplossen van problemen Rekenvaardigheden gebruiken
WI/K/4 Algebraïsche verbanden De kandidaat kan problemen oplossen waarin verbanden een rol spelen, en daarbij:
tabellen, grafieken en formules hanteren bij verschillende typen verbanden geschikte wiskundige modellen gebruiken
WI/K/7 Informatieverwerking, statistiek De kandidaat kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij
WI/K/8 Geïntegreerde wiskundige activiteiten De kandidaat kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij:
statistische representatievormen (...) hanteren op basis van verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken
de hierboven genoemde vaardigheden geïntegreerd gebruiken conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie
4.1 De volgende verbanden kennen, herkennen en gebruiken: ... 4.2 Tabellen maken, aflezen, vergelijken en interpreteren 4.3 Grafieken tekenen, aflezen, interpreteren en vergelijken 4.4 Werken met formules 4.5 Rekenen met formules 4.6 In een gegeven situatie de voorstellingsvorm tabel, grafiek, formule of verwoording met elkaar in verband brengen
Onderdeel van het Centraal Examen
Weten waarom Grafieken en hun kenmerken als onderdeel van verdere studie
202
Onderdeel van het Schoolexamen
Onderdeel van het Schoolexamen
Analyse examenprogramma's Biologie vmbo-bb, -kb en –gt in relatie tot het referentiekader rekenen Leerweg: Basisberoepsgericht
Exameneenheid BI/K/3
Eindterm 2
4
5 9
12
Examenprogramma Examendoel Informatie uit biologisch bronnenmateriaal verwerven, selecteren, verwerken en bewerken: schema's, diagrammen, tabellen Basisrekenvaardigheden binnen biologie toepassen: schatten en afronden, efficiënt rekenen, verhoudingstabellen gebruiken
Vereiste rekenvaardigheden Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken Globaal (benaderend) rekenen als de context zich daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine Schatten van een uitkomst Afronden van gehele getallen op ronde getallen Afronden op 'mooie' getallen Resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
Referentiekader Mogelijke rekenvaardigheden
Domein Verbanden
Niveau 2F
Getallen
1F
Getallen Getallen Getallen Getallen
2F 1F 2F 2F
Efficiënt rekenen Verhoudingsberekeningen
Getallen Verhoudingen
1F 1F/2F
Verhoudingen vergelijken
Verhoudingen Meten & Meetkunde
2F 1F/2F
Uit het verloop. de vorm en de plaats van punten in de grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie Kwantitatieve informatie uit tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken om berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken Verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken
Verbanden
2F
Verbanden
2F
Getallen
1F
Bij berekeningen een passend rekenmodel of de rekenmachine kiezen
Getallen
2F
Rekenen met grootheden en eenheden: eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven Eenvoudige opdrachten en eenvoudig onderzoek (...) voorbereiden, uitvoeren en de resultaten vastleggen en evalueren: (...) conclusies trekken op grond van verzamelde gegevens
Eenheden omrekenen
ICT hulpmiddelen gebruiken om te rekenen
203
Leerweg: Kaderberoepsgericht
Exameneenheid BI/K/3
Eindterm 2
4
Examenprogramma Examendoel Informatie uit biologisch bronnenmateriaal verwerven, selecteren, verwerken en bewerken: schema's, diagrammen, tabellen Basisrekenvaardigheden binnen biologie toepassen: schatten en afronden, efficiënt rekenen, decimale getallen, verhoudingstabellen gebruiken, eenvoudige breuken en percentages
Vereiste rekenvaardigheden Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken Globaal (benaderend) rekenen als de context zich daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine Schatten van een uitkomst Afronden van gehele getallen op ronde getallen Afronden op 'mooie' getallen Resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie Efficiënt rekenen Uitspraak en schrijfwijze van breuken en decimale getallen
Referentiekader Mogelijke rekenvaardigheden
Domein Verbanden
Niveau 2F
Getallen
1F
Getallen Getallen Getallen Getallen
2F 1F 2F 2F
Getallen Getallen
1F 1F
Getallen
1F
Rekenen met decimale getallen Verhoudingsberekeningen Verhoudingen vergelijken Optellen en aftrekken van veel voorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken
Getallen Verhoudingen Verhoudingen Getallen
1F 1F/2F 2F 1F
In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal Notatie van percentages herkennen Procentberekeningen
Getallen
1F
Verhoudingen Verhoudingen
1F 1F/2F
Verhoudingen
2F
Meten & Meetkunde
1F/2F
Uit het verloop. de vorm en de plaats van punten in de grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie Kwantitatieve informatie uit tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken om berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken Verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken Bij berekeningen een passend rekenmodel of de rekenmachine kiezen Met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
Verbanden
2F
Verbanden
2F
Getallen
1F
Getallen
2F
Getallen
2F
Optellen/aftrekken
Getallen
1F
Getallenlijn met gehele en eenvoudige decimale getallen
5 9
12
BI/K/9
3
Stambreuken in percentages en decimale getallen en omgekeerd kunnen omzetten Eenheden omrekenen
Rekenen met grootheden en eenheden: eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven Eenvoudige opdrachten en eenvoudig onderzoek (...) voorbereiden, uitvoeren en de resultaten vastleggen en evalueren: (...) conclusies trekken op grond van verzamelde gegevens
ICT hulpmiddelen gebruiken om te rekenen
Evenwicht tussen opname en gebruik van voedingsstoffen, verbruik en verlies van stoffen bij een constante lichaamsmassa
204
Leerweg: Gemengd en theoretisch
Exameneenheid BI/K/3
Eindterm 2
4
Examenprogramma Examendoel Informatie uit biologisch bronnenmateriaal verwerven, selecteren, verwerken en bewerken: schema's, diagrammen, tabellen Basisrekenvaardigheden binnen biologie toepassen: schatten en afronden, efficiënt rekenen, decimale getallen, verhoudingstabellen gebruiken, eenvoudige breuken en percentages
Vereiste rekenvaardigheden Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken Globaal (benaderend) rekenen als de context zich daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine Schatten van een uitkomst Afronden van gehele getallen op ronde getallen Afronden op 'mooie' getallen Resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie Efficiënt rekenen Uitspraak en schrijfwijze van breuken en decimale getallen
Referentiekader Mogelijke rekenvaardigheden
Domein Verbanden
Niveau 2F
Getallen
1F
Getallen Getallen Getallen Getallen
2F 1F 2F 2F
Getallen Getallen
1F 1F
Getallen
1F/1S
Getallen Getallen Getallen Verhoudingen Verhoudingen Getallen
1S 1F 1S 1F/2F 2F 1F
Getallen
1F
Andere bewerkingen met breuken
Getallen Verhoudingen Verhoudingen
1S 1F 1F/2F
Stambreuken in percentages en decimale getallen en omgekeerd kunnen omzetten Eenheden omrekenen
Verhoudingen
2F
Meten & Meetkunde
1F/2F
Verbanden
2F
Verbanden
2F
Getallen
1F
Getallen
2F
Getallen
2F
Getallen
1F
Getallenlijn met gehele en (eenvoudige) decimale getallen Opbouw decimale positiestelsel Rekenen met decimale getallen Decimaal getal afronden op geheel getal Verhoudingsberekeningen Verhoudingen vergelijken Optellen en aftrekken van veel voorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal Notatie van percentages herkennen Procentberekeningen
5 9
12
BI/K/9
3
Rekenen met grootheden en eenheden: eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven Eenvoudige opdrachten en eenvoudig onderzoek (...) voorbereiden, uitvoeren en de resultaten vastleggen en evalueren: (...) conclusies trekken op grond van verzamelde gegevens
Uit het verloop. de vorm en de plaats van punten in de grafiek conclusies trekken over de bijbehorende situatie Kwantitatieve informatie uit tabellen, diagrammen en grafieken gebruiken om berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken Verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken Bij berekeningen een passend rekenmodel of de rekenmachine kiezen Met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen Optellen/aftrekken
ICT hulpmiddelen gebruiken om te rekenen
Evenwicht tussen opname en gebruik van voedingsstoffen, verbruik en verlies van stoffen bij een constante
205
lichaamsmassa BI/K/13
4
Berekening van een kans op een bepaalde eigenschap (bij kruising met één eigenschap en met twee generaties)
Vermenigvuldigen van twee breuken Redeneren in situaties waarin percentages of verhoudingen voorkomen
206
Getallen
1S
Verhoudingen
2S
Analyse examenprogramma's Economie vmbo-bb, -kb en –gt op basis van het referentiekader rekenen Leerweg: Basisberoepsgericht
Exameneenheid EC/K/3 EC/K/4A
Eindterm 1 2 3 4 5 6 6 7 8
Examenprogramma Examendoel Een kosten- en een batenanalyse maken De eigen positie als consument vergelijken met die van anderen Een vergelijkend warenonderzoek gebruiken Omgaan met bankrekening, rood staan en tegoed, berekenen saldomutaties De hoogte van de rente is afhankelijk van rentepercentage, looptijd, hoogte van het gespaarde of geleende bedrag Aan de hand van een budgetplan beredeneren of een bepaalde aankoop mogelijk is Een vergelijken warenonderzoek lezen De gevolgen voor het budget van een koopbeslissing bepalen Herleiden van gegeven huishoudopgaven per week/maand/twee maanden/kwartaal tot uitgaven per jaar en omgekeerd Berekening van de kilometerprijs van een vervoermiddel Inzicht in vreemd geld, spaarvormen en leningsvormen
EC/K/4B
8 5
EC/K/5A
1
Berekeningen maken met begrippen als afzet, omzet, verkoopprijs, brutowinst, nettowinst
1
BTW-berekeningen uitvoeren exclusief BTW ↔ inclusief BTW Arbeidsproductiviteit
2 5 EC/K/7
1 3b
Vereiste rekenvaardigheden
Referentiekader Mogelijke rekenvaardigheden Het snijpunt van twee grafieken aflezen en interpreteren Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken
Domein Verbanden Verbanden
Niveau 2F 2F
Verbanden
2F
Getallen
2F
Verbanden
2F
Getallen
1F
Verbanden
2F
Optellen/aftrekken
Getallen
1F
Functioneel gebruiken van tijd
Meten & Meetkunde
1F
Getallen Verhoudingen Verhoudingen Getallen Verhoudingen Verhoudingen
1F 2F 2F 1F 2F 2F/2S
Rekenen met samengestelde grootheden
Verhoudingen
2F
Verhoudingsberekeningen
Verhoudingen
1F
Rekenen met samengestelde grootheden
Verhoudingen
2F
Verhoudingen vergelijken
Verhoudingen
2F
Rekenen met grote getallen
Getallen
2F/2S
Optellen/aftrekken van negatieve getallen Betekenis van variabelen in een (woord)formule Formules herkennen als vuistregel Optellen/aftrekken Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken
Delen Rekenen met samengestelde grootheden Procentberekeningen Optellen/aftrekken Procentberekeningen Procentberekeningen
Effecten van arbeidstijdverkorting en bedrijfstijdverlenging op werkloosheid Invloed van wisselkoersen op binnenlands prijspeil en export en import Welvaartsverschillen tussen rijke en arme landen beschrijven aan de hand van onder andere het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking
207
Leerweg: Kaderberoepsgericht
Exameneenheid EC/K/3
Eindterm 1 3
EC/K/4A
2 3 4 5 6
7 8
EC/K/4B
5
EC/K/5A
1
2 5 EC/K/7
1 3b
Examenprogramma Examendoel Een kosten- en een batenanalyse maken
Vereiste rekenvaardigheden
Domein Verbanden
Niveau 2F
Verbanden
2F
Verbanden
1F
Verbanden
2F
Verbanden
2F
Getallen
2F
Verbanden
2F
Getallen
1F
Verbanden
2F
Optellen/aftrekken
Getallen
1F
Functioneel gebruiken van tijd
Meten & Meetkunde
1F
In een formule variabelen van een waarde voorzien en doorrekenen
Verbanden
2F
Getallen Verhoudingen Verhoudingen Getallen Verhoudingen Verhoudingen
1F 2F 2F 1F 2F 2F/2S
Rekenen met samengestelde grootheden
Verhoudingen
2F
Verhoudingsberekeningen
Verhoudingen
1F
Rekenen met samengestelde grootheden
Verhoudingen
2F
Delen Rekenen met grote getallen Verhoudingen vergelijken
Getallen Getallen Verhoudingen
1F 2F/2S 2F
Rekenen met grote getallen
Getallen
2F/2S
Een eenvoudig onderzoek verrichten
Eenvoudig staafdiagram maken op basis van gegevens Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken
De eigen positie als consument vergelijken met die van anderen Een vergelijkend warenonderzoek gebruiken Omgaan met bankrekening, rood staan en tegoed, berekenen saldomutaties De hoogte van de rente is afhankelijk van rentepercentage, looptijd, hoogte van het gespaarde of geleende bedrag Aan de hand van een budgetplan beredeneren of een bepaalde aankoop mogelijk is Een vergelijken warenonderzoek lezen De gevolgen voor het budget van een koopbeslissing bepalen Herleiden van gegeven huishoudopgaven per week/maand/twee maanden/kwartaal tot uitgaven per jaar en omgekeerd Berekening van een reservering per maand conform een formule
Optellen/aftrekken van negatieve getallen Betekenis van variabelen in een (woord)formule Formules herkennen als vuistregel Optellen/aftrekken Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken
Berekening van de kilometerprijs van een vervoermiddel Inzicht in vreemd geld, spaarvormen en leningsvormen
Delen
Berekeningen maken met begrippen als afzet, omzet, verkoopprijs, brutowinst, nettowinst
Optellen/aftrekken Procentberekeningen Procentberekeningen
BTW-berekeningen uitvoeren exclusief BTW ↔ inclusief BTW Arbeidsproductiviteit
Referentiekader Mogelijke rekenvaardigheden Het snijpunt van twee grafieken aflezen en interpreteren Grafiek tekenen bij informatie of tabel
Rekenen met samengestelde grootheden Procentberekeningen
Effecten van arbeidstijdverkorting en bedrijfstijdverlenging op werkloosheid Invloed van wisselkoersen op binnenlands prijspeil en export en import De ruilvoet in internationale marktverhoudingen Welvaartsverschillen tussen rijke en arme landen beschrijven aan de hand van onder andere het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking
208
Leerweg: Gemengd en theoretisch
Exameneenheid EC/K/3
Eindterm 1 3
EC/K/4A
2 3 4 5 6
7 8
EC/K/4B
5
EC/K/5A
1
2 5 EC/K/6
1
EC/K/7
1 3b
EC/V/1
1
Examenprogramma Examendoel Een kosten- en een batenanalyse maken
Vereiste rekenvaardigheden
Domein Verbanden
Niveau 2F
Verbanden
2F
Verbanden
1F
Verbanden
2F
Verbanden
2F
Getallen
2F
Verbanden
2F
Getallen
1F
Verbanden
2F
Optellen/aftrekken
Getallen
1F
Functioneel gebruiken van tijd
Meten & Meetkunde
1F
In een formule variabelen van een waarde voorzien en doorrekenen Delen
Verbanden
2F
Getallen Verhoudingen Verhoudingen Getallen Verhoudingen Verhoudingen
1F 2F 2F 1F 2F 2F/2S
Rekenen met samengestelde grootheden
Verhoudingen
2F
Verhoudingsberekeningen
Verhoudingen
1F
Redeneren in situaties waar verhoudingen in voorkomen Rekenen met samengestelde grootheden
Verhoudingen
2S
Verhoudingen
2F
Delen Rekenen met grote getallen Verhoudingen vergelijken
Getallen Getallen Verhoudingen
1F 2F/2S 2F
Rekenen met grote getallen
Getallen
2F/2S
In een formule een variabele door een expressie kunnen vervangen Snijpuntsberekening
Verbanden
2S
Verbanden Verbanden
2S 3F
Een eenvoudig onderzoek verrichten
Eenvoudig staafdiagram maken op basis van gegevens Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken
De eigen positie als consument vergelijken met die van anderen Een vergelijkend warenonderzoek gebruiken Omgaan met bankrekening, rood staan en tegoed, berekenen saldomutaties De hoogte van de rente is afhankelijk van rentepercentage, looptijd, hoogte van het gespaarde of geleende bedrag Aan de hand van een budgetplan beredeneren of een bepaalde aankoop mogelijk is Een vergelijken warenonderzoek lezen De gevolgen voor het budget van een koopbeslissing bepalen Herleiden van gegeven huishoudopgaven per week/maand/twee maanden/kwartaal tot uitgaven per jaar en omgekeerd Berekening van een reservering per maand conform een formule Berekening van de kilometerprijs van een vervoermiddel Inzicht in vreemd geld, spaarvormen en leningsvormen Berekeningen maken met begrippen als afzet, omzet, verkoopprijs, brutowinst, nettowinst BTW-berekeningen uitvoeren exclusief BTW ↔ inclusief BTW Arbeidsproductiviteit
Optellen/aftrekken van negatieve getallen Betekenis van variabelen in een (woord)formule Formules herkennen als vuistregel Optellen/aftrekken Op een kritische manier lezen en interpreteren van verschillende soorten diagrammen en grafieken
Rekenen met samengestelde grootheden Procentberekeningen Optellen/aftrekken Procentberekeningen Procentberekeningen
Effecten van arbeidstijdverkorting en bedrijfstijdverlenging op werkloosheid Begrijpen welk effect overheidsmaatregelen hebben op de verhouding actieven en niet-actieven Invloed van wisselkoersen op binnenlands prijspeil en export en import De ruilvoet in internationale marktverhoudingen Welvaartsverschillen tussen rijke en arme landen beschrijven aan de hand van onder andere het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking (Cijfermatig) inzicht in prijsverhogende effect op producten bij accijnsheffing Met behulp van tabellen de hoogte van de motorrijtuigenbelasting bepalen
Referentiekader Mogelijke rekenvaardigheden Het snijpunt van twee grafieken aflezen en interpreteren Grafiek tekenen bij informatie of tabel
Numerieke gegevens uit gecompliceerde tabellen aflezen
209
2
5 6
De basisprincipes van de aanslag, het tarief en de heffing van de onroerende zaakbelasting
Verhoudingsberekeningen
Verhoudingen
2F
Te betalen loon- en inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen berekenen Fictieve rendementsheffing bepalen ten behoeve van belastingheffing op inkomsten uit vermogen Inflatie/deflatie meten met behulp van consumentenprijsindex Reële inkomensverandering in % = nominale inkomensverandering in % - inflatie in %
Formules herkennen als rekenvoorschrift en omgekeerd Berekeningen met vermenigvuldigingsfactor uitvoeren Berekeningen met een groeifactor uitvoeren Redeneren in situaties waarin percentages voorkomen: feitelijk is de formule Reële inkomensverandering in % = nominale inkomensverandering in % : inflatiefactor
Verbanden
2F
Verhoudingen
2S
Verhoudingen
2S
Verhoudingen
2S
210