Bibliotheek Mysterie
Eerste druk, 2014 © 2014 Nicole van Oudheusden isbn: nur:
9789048432257 284
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (I) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (II) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Nicole van Oudheusden
Bibliotheek Mysterie
Het is vrijdagochtend. Linda, de medewerkster van de bibliotheek, doet zoals gewoonlijk de deur open. Als ze de bibliotheek in loopt, doet ze eerst de computer aan. In eerste instantie ziet ze niets ongewoons maar als ze dan de bibliotheek in kijkt, ziet ze het: alle boeken zijn weg. Verschikt springt ze op van haar bureaustoel. Er is echt geen enkel boek meer te bekennen, zelfs niet een stripboek. Linda kan het niet geloven. Is dit een droom of zijn echt alle boeken uit de bibliotheek gestolen? Ze denkt na. Wat heeft ze gisteravond gedaan? Ze heeft het alarm wel ingeschakeld, toch? Eens kijken, eerst deed ze gisteren de computer uit, nadat ze tot laat nog wat gegevens had ingevuld, toen legde ze de stapel kranten goed, want die lag er toch ietwat slordig bij en dat is niet goed voor de uitstraling van de bibliotheek, vindt Linda. Vervolgens heeft ze het licht uitgedaan en het alarm ingeschakeld. Ja, nu weet Linda het helemaal zeker, zij heeft het alarm ingeschakeld en is toen naar huis gegaan. Maar dan nog begrijpt Linda het niet. Waarom zijn alle boeken gestolen? Ze pakt een stoel. Ze kan niet beginnen, want er zijn geen boeken om te controleren. Het enige wat ze kan 5
doen is zitten, zitten en staren naar een lege zaal; een zaal van de bibliotheek zonder boeken. Jochem zet zijn fiets in het fietsenrek. Het is nu 10.00 uur. Mooi, dan heeft hij lekker veel tijd om nog naar wat leuke boeken te kijken. Maar als Jochem voor de deur van de bibliotheek staat, ziet hij dat er een papiertje hangt. WEGENS OMSTANDIGHEDEN GESLOTEN, leest Jochem hardop. Jochem is verbaasd. Is de medewerkster dan plots ziek geworden? Heeft ze geen vervanger kunnen vinden? Jochem draait zich om en loopt dan maar weer naar zijn fiets, maar dan blijft hij staan. De bibliotheek is wel open. Zou hij anders toch maar even gaan kijken? Misschien kan Jochem wel helpen, hij is vandaag tenslotte vrij en hij komt zo vaak in de bibliotheek dat hij nu wel weet hoe heel veel dingen werken. Jochem loopt naar binnen en ziet de medewerkster, Linda, op een stoel zitten, maar wat Linda in eerste instantie niet zag, ziet Jochem wel: er zijn geen boeken meer. ‘Linda, heb je alle boeken weggegeven?’ Jochem begint te lachen, hij vindt het weer een heel goede grap van zichzelf, maar Linda kan er niet om lachen en springt woest op van haar stoel. ‘Vind je dit soms leuk, Jochem, een bibliotheek zonder boeken?’ Jochem zet een paar stapjes achteruit. ’Sorry, het was maar een grapje, ik wist niet dat je boos zou worden.’ Dan bedaart Linda weer. ‘Sorry Jochem, er is vannacht ingebroken en alle boeken zijn gestolen.’ ‘Wat?’ Meer kan Jochem niet zeggen, zo verbaasd is hij. Heel even blijft het stil. 6
‘Heb je de politie al gebeld?’ Linda kijkt Jochem aan. ‘Nee, helemaal vergeten. Wat stom.’ Linda rent naar haar tas en zoekt haar mobiele telefoon. ‘Thuisgelaten.’ ‘Geen probleem, ik heb hem wel bij me. Hier.’ Jochem pakt zijn telefoon. Linda pakt het van Jochem aan en belt de politie. ‘Goedemorgen, politie algemeen, waar kan ik u mee helpen?’ ‘Goedemorgen, u spreekt met Linda van Straten. Ik bel vanwege een inbraak.’ ‘Een inbraak, mevrouw? Weet u dat heel erg zeker?’ ‘Pardon? Wat bedoelt u daarmee?’ ‘Nou mevrouw, wij krijgen veel meldingen van inbraak, en als wij dan agenten sturen, blijkt dat een valse melding.’ ‘Nou, dat zou best kunnen, maar hier is echt ingebroken. Alles is weg, en dat is nog een hele klus om dat hier te doen.’ ‘Waar is het gebeurd?’ ‘In de plaatselijke bibliotheek. Alle boeken zijn weg.’ Direct verandert de vrouw en ziet zij ook in dat het wel degelijk om een inbraak gaat. ‘Goed, ik stuur er een aantal agenten op af.’ ‘Dat is heel erg fijn. Heeft u het adres?’ ‘Ja, gewoon van de plaatselijke bibliotheek, toch?’ ‘Dat klopt.’ ‘Ik stuur er nu direct iemand heen, u ziet de agenten zo verschijnen.’ ‘Fijn, dank u wel.’ 7
‘Geen probleem, bedankt voor het bellen en een fijne dag.’ ‘U ook, tot ziens.’ Linda verbreekt het telefoongesprek en geeft de mobiel aan Jochem. ‘Bedankt. Ze geloofde het niet eens.’ ‘Niet?’ ‘Nou Jochem, dan moeten we maar wachten op de politie.’ ‘Ja, er zit niets anders op.’ ‘Je mag ook naar huis gaan, Jochem.’ ‘Nee, ik wacht wel even, hoor, dat is geen probleem.’ ‘Ik loop nog een rondje door het gebouw, wacht jij even op de politie?’ ‘Ja, dat is goed.’ Jochem blijft in de centrale hal wachten, maar gaat ook kijken bij de kasten waar alle boeken stonden. Er is er werkelijk geen eentje meer te bekennen. Net als Jochem weer terug wil lopen, ziet hij wat op de grond liggen. Hij bukt om het te pakken en dan ziet hij dat het een boekenlegger is. Jochem bekijkt de boekenlegger eens goed. Het komt hem bekend voor, maar hij weet niet zo snel waarvandaan. Hij stopt de boekenlegger weg en loopt weer terug. Het duurt niet heel lang voordat de politie arriveert. Twee agenten komen binnen. ‘Goedemorgen, agent Boeiman. We zien het probleem al.’ Linda komt net aanlopen en stelt zich ook voor. ‘Het probleem is duidelijk te zien. Tenminste, dat lijkt wel zo.’ 8
‘Helemaal, mevrouw.’ Een aantal agenten gaat alvast wat rondkijken, wellicht dat ze iets kunnen vinden wat hun onderzoek makkelijker maakt en waardoor de dader sneller wordt gevonden. Dat is beter voor hen en de bibliotheek kan weer verder draaien.’ ‘Ja, dat begrijp ik.’ ‘Mag ik u misschien wat vragen stellen die ons onderzoek betreffen?’ De agent pakt zijn notitieblokje erbij. Linda aarzelt geen moment. ‘Natuurlijk, meneer.’ Jochem drukt de boekenlegger diep in zijn broekzak. ’Linda, ik ga ervandoor.’ ‘Dat is goed, Jochem, bedankt voor je hulp.’ ‘Geen probleem.’ Hij loopt de bibliotheek uit, pakt zijn fiets en rijdt weg. Jochem zoekt naar informatie over de boekenlegger. Hij kijkt overal, zelfs bij de uitgeverij van de boekenlegger heeft hij al geïnformeerd, maar die konden hem ook al niets vertellen. ‘Jochem, kom nou toch eens van die computer af.’ Zijn moeder staat in zijn kamer. Hij draait zich om. ‘Mam, hou nou toch eens op joh, met dat stomme gezeur van je. Heb je er soms last van?’ ‘Jochem, ik wil dat je die computer meteen uit doet. Ga naar buiten toe, zoek je vrienden eens op, maar doe die computer uit.’ Morrend sluit Jochem zijn computer af, loopt naar beneden en trekt zijn jas aan. Hij neemt nog niet eens de moeite om zijn vader gedag te zeggen. 9
Jochem kijkt nog eens goed naar de boekenlegger en beseft dan dat zijn vader hem misschien wel kan helpen, die zit tenslotte in het werk met boeken. Hij loopt weer naar binnen. ‘Hallo, Jochem, ik dacht dat je naar buiten ging?’ ‘Pap, je moet me helpen.’ ‘Waarmee?’ ‘Hiermee.’ Jochem laat zijn vader de boekenlegger zien. Zijn vader pakt de boekenlegger aan. ‘Jochem, wat wil je weten?’ ‘Pap, jij werkt bij een uitgeverij. Wat kun jij mij precies vertellen over deze boekenlegger?’ ‘Hoe kom je eraan, Jochem?’ ‘Ik heb hem gevonden in de bibliotheek. Hoezo?’ Zijn vader begint te lachen en Jochem begrijpt hem niet. ‘Wat valt er nou weer te lachen?’ ‘Jochem, die boekenleggers hebben wij daar neergelegd. Wij hadden afgelopen twee maanden een actie, om uitgeverijen te promoten. Als je een andere boekenlegger wilt hebben, kan ik daar wel aan komen voor je.’ Jochem kijkt zijn vader aan. ‘Dus het is een promotieactie geweest?’ ‘Precies. Wil je de boekenlegger nog hebben of mag deze weg?’ ‘Nee, ik hou hem nog even. Bedankt pap, je hebt me wel geholpen.’ ‘Geen probleem, hoor Jochem, dat doe ik toch graag voor mijn zoon.’ Hij aait Jochem over zijn hoofd. ‘Pap, ik ga ervandoor, ik heb nog een aantal dingen te doen.’ ‘Goed hoor, jongen.’ 10