Beweegkriebels Peuterdorp
Inhoudsopgave
Inleiding ......................................................................................................................................................... 3 Beweegtips voor peuters ........................................................................................................................... 4 Binnen bewegen met peuters .................................................................................................................. 5 Buiten bewegen met peuters ................................................................................................................. 10 Spelen met bierviltjes ................................................................................................................................ 12 Spelen met knijpers ................................................................................................................................... 13 Spelen met staptegels .............................................................................................................................. 16
2
Inleiding Bij jonge kinderen komt steeds meer overgewicht voor. In de voorschoolse periode wordt de basis gelegd voor de ontwikkeling van overgewicht. Daarom is het belangrijk om beweging aan te bieden aan de kinderen. Daarnaast is er ook kans op een bewegingsachterstand als jonge kinderen niet voldoende bewegen. Kinderen gaan steeds later lopen, bewegen houterig en vallen vaker. Bewegen heeft invloed op de gehele ontwikkeling van een peuter. De motorische-, verstandelijke-, taal- en sociaal-emotionele ontwikkeling. Een kind leert allerlei bewegingen en begrippen als voor, onder, boven etc. Bij een beweegspelletje hebben ze vaak ook contact met leeftijdsgenootjes. Hierdoor leren ze samen te spelen, problemen op te lossen en om te gaan met teleurstellingen. Overgewicht of een bewegingsachterstand kan er op latere leeftijd toe leiden dat ze niet mee mogen doen met spelletjes, omdat ze bijvoorbeeld niet snel genoeg zijn. Het is daarom belangrijk dat er aantrekkelijke beweegactiviteiten aangeboden worden op de speelzaal om overgewicht en een bewegingsachterstand voor zo ver mogelijk te voorkomen. Omdat we als peuterspeelzalen werken met kinderen in de leeftijdsgroep van 2 - 4 jaar kunnen wij een rol oppakken in het realiseren van die gedragsverandering t.o.v. A. Gezonde eetgewoontes B. De noodzaak om te bewegen A. Op de speelzalen moeten we in datgene wat we aanbieden te drinken en te eten een voorbeeld zijn. Richtlijnen daarbij zijn: Zo min mogelijk/geen snoep aanbieden. Advies aan ouders m.b.t. traktaties bij verjaardagen, afscheid etc. Het stimuleren van het drinken van water. Het eten van fruit met elkaar. B. Verder zullen we als speelzalen het belang van (buiten) spelen en bewegen moeten uitdragen naar ouders/verzorgers. Bewegen is een ingebed onderdeel binnen peuterwerk. Het vormt een belangrijk onderdeel van het programma Startblokken waarmee we op de speelzalen werken. De meeste speelzalen hebben een gym of bewegingshoek waar peuters kunnen glijden, klimmen, rollen, klauteren etc. Leidsters bieden in het programma diverse bewegingsspelletjes en liedjes aan. Buiten spelen is een vast onderdeel van het weekprogramma. Bewegen is dus erg belangrijk binnen een dagdeel peuterwerk. In dit document heel veel bewegingsspelletjes die al volop gedaan worden op de speelzaal maar ook een aantal nieuwe suggesties.
3
Beweegtips voor peuters
Als je een peuter iets uit wil leggen kan je het beter voordoen. Hier leert een peuter meer van dan dat je het uitlegt door te praten. Peuters leren bewegen door uitproberen, nadoen en herhalen. Herhaling is daarom belangrijk. Speel de spelletjes en zing de liedjes een paar keer achter elkaar. Peuters zullen je dan proberen na te doen. Peuters kunnen nog geen moeilijke bewegingen maken. Zorg er daarom voor dat de spelletjes makkelijk zijn. Maak gebruik van grote bewegingen die peuters door imitatie na kunnen doen. Peuters bewegen met hun hele lichaam. Laat ze daarom lopen, fietsen, rennen, dansen, springen, klimmen, klauteren, kruipen en stoeien. Allemaal bewegingen waarbij ze hun hele lichaam gebruiken. Leg verschillende losse materialen neer, zoals zachte ballen, pittenzakjes, lege frisdrankflessen, hoepels, doeken, knijpers. Peuters vinden het interessant om met nieuw materiaal te spelen en gaan dit vanzelf ontdekken. Speel met de kinderen mee. Hiermee daag je de peuters uit tot spelen en bewegen. Peuters vinden het leuk als je met ze meedoet. Probeer fantasiespelletjes te spelen. Peuters leven in een wereld van sprookjes, waardoor ze het spel sneller zullen begrijpen. Geef peuters elke dag de kans om actief te bewegen, liefst meerdere keren per dag. Peuters weten zelf goed wanneer ze moe zijn en kunnen niet teveel in actie zijn. Peuters gaan zelf geen dingen doen die ze nog niet kunnen. Geef peuters dus de ruimte om zelf zijn gang te gaan. Ben niet bang als een peuter op een muurtje wil klimmen, het klimrek in wil of zelf de trap van de glijbaan op wil. Met een uitdagende omgeving daag je peuters uit om te bewegen. Maak een ruimte met obstakels, zoals kussens, tunnels, of klautermogelijkheden.
4
Binnen bewegen met peuters Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Raak de lichaamsdelen aan die je zingt. Op ‘puntje van je neus’ draai je tegelijkertijd een rondje. Variatie: als je het liedje één keer hebt gezongen, zing je het eerste woordje (hoofd) niet meer maar neurie je dat en raak je je hoofd aan. Elke keer als je het liedje opnieuw zingt, laat je weer een volgend lichaamsdeel weg. Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Oren, ogen, puntje van je neus Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Twee handjes op de tafel Een leuk spelletje om aan tafel te spelen. De tekst van het versje spreekt voor zich. Twee handjes op de tafel Twee handjes in de zij Twee handjes op de schoudertjes Op het hoofdje allebei Nu maken we twee vuistjes Zo stevig als het maar kan Daar gaan we nu mee trommelen Van je rommeldebommeldebom De duimpjes zijn de dikste De pinkjes zijn maar klein Nu moeten alle handjes Weer vlug op je ruggetje zijn Annemaria koekkoek Ga meerdere stappen van je groep vandaan staan. Jij staat met je rug naar de kinderen toe. Je zegt de woorden 'Annemaria koekkoek' in verschillende tempo’s. Heel snel of juist heel langzaam. Terwijl jij de woorden zegt en naar voren kijkt mogen de kinderen naar jou toe komen stappen. Als jij 'koekkoek' hebt gezegd dan kijk je snel om. Welk kind beweegt er nog? Ze moeten proberen om stil te staan voordat jij omkijkt. Wie kan het eerst de juf aantikken zonder dat jij hem/haar hebt zien bewegen? Variatie: laat een kind de rol van Annemaria koekkoek spelen. Jan huigen in de ton Houd de handen van de peuters vast. Je zingt het liedje en draait een rondje. Op ‘de ton die viel in duigen’ val je allebei op de grond. Jan huigen in de ton Met een hoepeltje erom Jan huigen, jan huigen En de ton die viel in duigen Moeder, hoe laat is het? Ga meerdere stappen uit elkaar staan. Jij staat met je gezicht naar de kinderen toe. Ze vragen 'moeder hoe laat is het?'. Jij antwoordt dan met een getal (uur) te noemen tussen de 5
1 en de 12, bijvoorbeeld: 'Het is 5 uur'. De kinderen mogen dan vijf stappen naar voren gaan. Dit speel je verschillende keren. Antwoord jij 'BEDTIJD' op de vraag dan mag jij de kinderen gaan vangen om naar bed te brengen. De bedoeling is dat de kinderen wegrennen voordat jij ze kunt pakken. Variatie: laat een kind de rol van moeder spelen. Moeder hoe laat is het? Het is …. uur Moeder hoe laat is het? Het is BEDTIJD Bingo Houd de handen vast. Zing het liedje en loop in het rond terwijl je zingt. 'B-I-N-G-O, B-I-N-G-O' zing je door de letters te noemen. Bij de derde 'B I N G O' stop je met rondlopen en stap je op de klank van elke letter één stap naar binnen (voren) en op de laatste BINGO! val je allemaal op de grond. We hebben een grote zwarte hond En Bingo is zijn naam We hebben een grote zwarte hond En Bingo is zijn naam B-I-N-G-O, B-I-N-G-O En Bingo is zijn naam B-I-N-G-O BINGO! Wie niet lopen wil Tijdens het zingen van het liedje lopen de kinderen twee aan twee hand in hand door de ruimte. Op 'sta stil' staat iedereen onmiddellijk helemaal stil. Wie staat er helemaal stil? Speel het spelletje meerdere keren. Variatie: speel met steeds verschillende tweetallen. Wie niet lopen wil Wie niet lopen wil Sta stil! Wie niet lopen wil Wie niet lopen wil Sta stil! Ora viva Op 'Ora' steek je een arm in de lucht. Op 'Viva' steek je de andere arm in de lucht. Daarna doe je de beweging die je zingt. Hier is dat klappen. Variatie: verander klappen in andere bewegingen. Bijvoorbeeld: stampen, springen, hurken, vliegen, hinken, zwaaien. Variatie: Laat de kinderen zelf ook een beweging verzinnen. Ora viva Even klappen, even klappen Ora viva Even klappen, jaja
6
Heb je wel gehoord van de zeven Maak een kring. Houd de handen vast. Je zingt het liedje en je loopt rond terwijl je zingt. Op 'en dat is 1' doe je een stap naar voren met 1 been. Hierna begin je het liedje opnieuw te zingen terwijl je rond loopt. Er komt telkens een nummer bij. Elk nummer heeft zijn eigen beweging. 1=been naar voren 2=andere been naar voren 3=op één knie gaan zitten 4=andere knie erbij 5=op één elleboog leunen 6=op andere elleboog leunen 7=helemaal in elkaar gedoken op de grond met je hoofd tussen je armen Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven Heb je wel gehoord van de zevensprong Hij zegt dat ik niet dansen kan Maar ik kan dansen als een edelman En dat is 1 Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven Heb je wel gehoord van de zevensprong Hij zegt dat ik niet dansen kan Maar ik kan dansen als een edelman En dat is 1, en dat is 2 Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven Heb je wel gehoord van de zevensprong Hij zegt dat ik niet dansen kan Maar ik kan dansen als een edelman En dat is 1, en dat is 2, en dat is 3 enzovoort enzovoort enzovoort En dat is 1, en dat is 2, en dat is 3, en dat is 4, en dat is 5, en dat is 6, en dat is zeven Ik stond laatst voor een poppenkraam Ga in twee rijen tegen over elkaar staan of in een kring. Zing samen het liedje. Bij 'o,o,o' schud je je hoofd. Bij 'zo,zo,zo' wijs je met je handen aan hoe groot de poppen zijn. Eerst laag, dan iets hoger en nog hoger. Op 'ze deden allemaal zo' bedenk je een beweging die de poppen maken. De kinderen doen jou na. Variatie: laat de kinderen een beweging bedenken. Mogelijke bewegingen: springen, hinkelen, zwaaien, hurken, rondje draaien, klappen. Ik stond laatst voor een poppenkraam O, O, O Daar zag ik zoveel poppen staan Zo, zo, zo De poppenkoopman ging op reis De poppen raakten van de wijs Ze deden allemaal zo (3 keer) TRIIIIINGG Neem een eierwekker of meerdere eierwekkers. Verstop de eierwekkers met een minuut ingesteld. Kunnen de kinderen de wekker vinden voordat deze af gaat?
7
Er zat een klein zigeunermeisje De peuter zit op de grond. Het liedje wordt gezongen en je loopt om de peuter heen. Bij ‘sta op’ staat de peuter op en droogt zijn traantjes af. Hij kiest een kind uit en samen dansen ze het liedje uit. Variatie: speel zelf ook eens het zigeunermeisje Er zat een klein zigeunermeisje Huilend op een steentje Huilend, huilend, helemaal alleen Sta op, meisje lief en droog je traantjes af En kies een kindje uit de kring Die met jou dansen mag La la la la la la la la la la la la In de maneschijn Ga tegenover de peuter staan. Samen zing je het liedje en beeld je de bewegingen uit. In de maneschijn= maak een grote ronde beweging met je handen Klom ik …= met je vingers klim je een trapje op En je raadt het niet= met je wijsvinger zwaai je heen en weer Zo doet een vogel= met beide armen vliegen En zo doet een vis= met beide handen op elkaar maak je een visbeweging Zo doet een duizendpoot…=met je ene hand de andere hand boenen En dat is 1= 1 vinger opsteken En dat is 2= 2 vingers opsteken En dat is dikke….= dikke buik nadoen En dat is recht= armen recht naar voren En dat is krom= armen buigen En dan draaien we….= met de armen om elkaar heen draaien In de maneschijn In de maneschijn Klom ik op een trapje naar het raamkozijn En je raadt het niet En je raadt het niet Zo doet een vogel En zo doet een vis Zo doet een duizendpoot die schoenenpoetser is En dat is 1 En dat is 2 En dat is dikke dikke dikke tante Kee En dat is recht En dat is krom En dan draaien we het wieltje nog eens om, rom bom Loop naar… Neem een voorwerp in je gedachten. Geef de kinderen de opdracht: loop zo snel mogelijk naar de bank, een stoeltje, een rugzakje etc. Lukt het de kinderen er eerder te zijn dan jij? Variatie: Neem ook eens een kleur
8
Zakdoekje leggen De peuters gaan in een kring zitten. De juf of een peuter loopt buiten om de kring heen. Hij heeft een zakdoekje in de hand. De kinderen in de kring zingen het liedje met hun ogen dicht zodat ze niet kunnen zien waar de zakdoeklegger is. Op een willekeurig moment legt de zakdoeklegger de zakdoek achter een kind dat in de kring zit. Aan het eind van het liedje doen de kinderen hun ogen open en kijken achter zich. Het kind waarbij de zakdoek ligt mag daarna buiten de kring lopen. Variatie: het kind bij wie de zakdoek ligt mag de zakdoeklegger proberen te tikken. Dit moet voordat de zakdoeklegger om de kring is gelopen en weer op zijn eigen plaats zit. Als de zakdoeklegger getikt is gaat hij nog een keer met de zakdoek lopen. Als de zakdoeklegger is gaan zitten, is het kind dat de zakdoek gekregen heeft de nieuwe zakdoeklegger. Zakdoekje leggen Niemand zeggen Ik heb de hele nacht gewaakt Twee paar schoenen heb ik afgemaakt Eén van stof en één van leer Hier leg ik mijn zakdoekje neer Draadje lopen Neem een bolletje wol. Leg dit uitgerold door de ruimte. Laat de peuter aan het begin staan. De peuter moet nu het weggetje volgen zonder er van af te vallen. Variatie: laat de peuter niet kijken waar jij de draad neerlegt. Leg aan het eind een verassing neer. Variatie: laat de peuter een weggetje maken dat jij moet volgen. Draad volgen Neem een bolletje wol. De peuter houdt zijn ogen dicht. Span de draag overal onder-, overen achterlangs. Laat de peuter bij het begin van de draad beginnen en laat hem zo de weg zoeken naar het einde van de draad. Hij mag de draad niet loslaten. Over water lopen Neem een aantal kranten. Maak door de kamer een weg van ijsschotsen of eilandjes. De peuter moet proberen de weg te volgen zonder ‘in het water te vallen’. Variatie: laat de peuter niet kijken waar je de ijsschotsen neerlegt. Leg aan het eind een verrassing neer. Variatie: neem twee kranten. De peuter moet van de ene kant van de kamer naar de andere kant proberen te komen door steeds op een krant te staan en de volgende achter zich te pakken en voor zich neer te leggen. Hij stapt dan op de eerste en zo verder. Haalt hij de overkant zonder in het water te komen? Doe dit eerst even voor. Variatie: laat je peuter een weg maken die jij moet volgen.
9
Buiten bewegen met peuters Buiten hebben de kinderen de ruimte om te rennen en hun energie kwijt te kunnen. Buitenlucht is gezond. Ga daarom zoveel mogelijk naar buiten ook bij slechter weer. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die veel buiten spelen minder vaak ziek zijn. Buiten kun je veel spelletjes en bewegingsactiviteiten doen met de kinderen. Denk bijvoorbeeld eens aan: Tweetallen In tweetallen gaan de kinderen bewegingen doen. Nummer 1 doet dingen voor die nummer 2 eerst na moet doen. Hierna draaien de rollen om en doet nummer 2 bewegingen en moet nummer 1 dit nadoen. Na een tijdje wordt er contact gezocht met een ander tweetal. Nu heb je een groepje van vier. De voorste doet voor hoe er bewogen moet worden. De groepjes noemen we een treintje. Elk treintje heeft een locomotief (de voorste) die bepaalt hoe er wordt bewogen. Na een tijdje krijgt de trein een andere locomotief. Er komt dus een ander kind voorop te staan en de locomotief gaat naar achteren. Het viertal zoekt een ander viertal. Zo wordt de trein dus steeds langer. Nu heeft de trein al acht mensen. Ook hier doet de locomotief weer alles voor. Zo kun je doorgaan tot je 1 of 2 grote treinen krijgt. Staartjesroof (3-4 jarigen) Iedereen krijgt een lintje. Dat stoppen de kinderen achter in hun broek. Het lintje wordt dan net een staartje. Er zijn twee tikkers. Die proberen de staartjes van de andere kinderen te stelen. Is je staartje gestolen dan kun je een nieuwe halen bij de juf. De tikkers proberen zoveel mogelijk staartjes te stelen. Variatie: iedereen heeft een staartje, maar nu mag iedereen staartjes stelen. Er zijn dus geen aparte tikkers meer, iedereen is tikker. De kinderen moeten proberen zoveel mogelijk staartjes te stelen. Annemaria koekkoek Ga meerdere stappen van je groep vandaan staan. Jij staat met je rug naar de kinderen toe. Je zegt de woorden 'Annemaria koekkoek' in verschillende tempo’s. Heel snel of juist heel langzaam. Terwijl jij de woorden zegt en naar voren kijkt mogen de kinderen naar jou toe komen stappen. Als jij 'koekkoek' hebt gezegd dan kijk je snel om. Welk kind beweegt er nog? Ze moeten proberen om stil te staan voordat jij omkijkt. Wie kan het eerst de juf aantikken zonder dat jij hem/haar hebt zien bewegen? Variatie: laat een kind de rol van Annemaria koekkoek spelen. Moeder, hoe laat is het? Ga meerdere stappen uit elkaar staan. Jij staat met je gezicht naar de kinderen toe. Ze vragen 'moeder hoe laat is het?'. Jij antwoordt dan met een getal (uur) te noemen tussen de 1 en de 12, bijvoorbeeld: 'Het is 5 uur'. De kinderen mogen dan vijf stappen naar voren gaan. Dit speel je verschillende keren. Antwoord jij 'BEDTIJD' op de vraag dan mag jij de kinderen gaan vangen om naar bed te brengen. De bedoeling is dat de kinderen wegrennen voordat jij ze kunt pakken. Variatie: laat een kind de rol van moeder spelen.
10
Moeder hoe laat is het? Het is …. uur Moeder hoe laat is het? Het is BEDTIJD Spelen met ballonnen Laat de kinderen vrij spelen met een ballon. Kijk welke kinderen leuke bewegingen doen en daag andere kinderen uit dat na te doen. Probeer met de kinderen een ballon zo lang mogelijk hoog te houden. Hoeveel keer kunnen ze hem aantikken voordat de ballon op de grond valt? Flessenspel (tweetallen) Geef twee kinderen een lege frisdrankfles en vul deze met water. Laat de kinderen tegenover elkaar gaan staan (neem een kleine afstand bij peuters). De kinderen moeten nu proberen met de bal de fels van de ander om te gooien. Als de fles omvalt moet eerst de bal gepakt worden voordat de fles rechtop gezet mag worden. Wie zijn fles is het eerste leeg?
11
Spelen met bierviltjes Bierviltjes zijn gemakkelijk te verkrijgen; ga naar een kroeg en vraag eens een stapel bierviltjes. Als je aangeeft dat het voor activiteiten met kinderen is krijg je meestal de bierviltjes zo mee. Met de bierviltjes kunnen verschillende activiteiten gedaan worden. Je kunt ermee rollen, gooien, stapelen, bouwen, schuiven, rondlopen en weggetjes mee leggen. Er wordt gespeeld met bierviltjes met aan de ene kant tekst en de andere kant blanco. Een goede mogelijkheid is om de bierviltjes te verven met de kinderen. Dit is een leuke knutselactiviteit en je kunt de bierviltjes meteen weer gebruiken voor je spel. Spelactiviteiten Kennismaking Leg alle bierviltjes in de ruimte of laat kinderen er zelf een ‘rommeltje’ van maken. Gegarandeerd plezier! Laat de kinderen zelf ontdekken wat er met de bierviltjes kan. Gaan ze ermee stapelen? Gaan ze rollen? Gaan ze ermee rondlopen? Speel in op de activiteiten die je ziet. Let op gevaarlijke situaties bij hard gooien door de oudere kinderen. Draaien maar! Alle bierviltjes liggen op de grond. Maak twee groepen. Groep 1 moet de bierviltjes met de tekst omhoog leggen en groep 2 moet de bierviltjes met de blanco kant omhoog leggen. Na een minuut stop je en tel je van welke groep er de meeste viltjes liggen. Lopen op… Laat de kinderen over de viltjes heen lopen. Ze mogen alleen op het witte lopen of alleen over de tekstkant. Als je de bierviltjes hebt geverfd kun je de kinderen ook de opdracht geven om alleen over bepaalde kleuren te lopen. Twister Laat de kinderen rondlopen. Ze mogen niet op de bierviltjes komen. Als de juf ‘ja’ zegt, gaan de kinderen met één voet op een bierviltje staan. Breid dit uit met twee voeten en twee handen. Als je gebruik maakt van geverfde bierviltjes kun je het spel ‘twister’ spelen met de kinderen. Viltjesdans Zet de muziek aan en laat de kinderen rondlopen door de ruimte. Als de muziek stopt moeten de kinderen met allebei de voeten op een bierviltje staan. Weggetje Geef de kinderen ieder een stapel bierviltjes (of in groepjes). Hiermee kunnen ze een weggetje leggen op de grond. Laat het neergelegde weggetje door andere kinderen volgen. Gooien De kinderen gaan achter een lijn staan. Aan de overkant is ook een lijn. De kinderen moeten porberen de bierviltjes één voor één achter de achterlijn te gooien. Variaties hierop zijn: gooien in verschillende hoepels, gooien in een doos. Hierbij kun je verschillende afstanden maken zodat er moeilijke en makkelijke doelen bij zitten. Opruimen Maak ook van het opruimen een spel. De opdracht kan zijn: als ik ‘ja’ zeg ga je zo snel mogelijk de bierviltjes oppakken. Als de bierviltjes op zijn, zet je de stapels naast elkaar en kijk je wie er de hoogste stapel heeft. Om het win element eruit te halen laat je de kinderen de bierviltjes in het midden van de zaal opstapelen, hoe hoog kan de toren worden?
12
Spelen met knijpers Knijpers zijn kleurrijk en vrolijk materiaal waardoor kinderen uitgedaagd worden om er mee te ontdekken en spelen. De activiteiten zijn geschikt voor verschillende leeftijden. Zelfs de allerkleinsten zullen geboeid zijn door de knijpers. Door creatief te zijn en naar kinderen te kijken zul je zien dat er heel veel verschillende (beweeg)spelletjes te verzinnen zijn met knijpers. Knijpers zijn goedkoop waardoor je een grote hoeveelheid aanschaft voor weinig geld. Veel knijpers bij elkaar is een vrolijk en lekker chaotisch gezicht en er is voor ieder kind genoeg materiaal. Van het opruimen kan je een leuk spelletje maken. Gaan de knijpers kapot dan kun je de twee plastic kanten hergebruiken om mee te knutselen. Aandachtpunten Laat de kinderen zoveel mogelijk zelf spelen en bewegen. Wachten op elkaar en in een rijtje staan is voor peuters nog erg moeilijk. Pas als je en spel vaker hebt gespeeld kun je beginnen met in rijtjes staan. De jongste kinderen kunnen nog moeite hebben met de knijpers ergens op te knijpen, maar zullen na enige oefening dit snel doorkrijgen. Door de kleuren van de knijpers kun je inspelen op het (her)kennen van de verschillende kleuren. Dit werkt zelfs voor de jongste kinderen als ze nog geen kleuren kunnen benoemen, maar wel de verschillende kleuren zien. Spelactiviteiten Het beginspel Om de kinderen kennis te laten maken met het nieuwe materiaal wasknijpers is het leuk en leerzaam om de kinderen in een vrij spel te laten ontdekken wat ze met de knijpers kunnen doen. Hierdoor krijgen ze de kans om te exploreren en het materiaal te leren kennen. Als je meteen met spelletjes begint zullen de kinderen nog te veel gefascineerd zijn door het nieuwe materiaal en moeite hebben om te luisteren. Gooi de hele bak met knijpers door de ruimte. Alleen het maken van ‘rommel’ vinden de kinderen al geweldig. Laat hierna de kinderen met de knijpers doen wat ze willen. Ze zullen erin gaan liggen, zwemmen, doorheen schaatsen, de knijpers ergens opknijpen of iets gaan bouwen. Stimuleer de kinderen door ze op de spelletjes van anderen te wijzen en eventueel zelf ideetjes aan te reiken. Gooien en smijten Twee kinderen mogen de hele bak met knijpers leeggooien in de ruimte. Zorg dat de andere kinderen op veilige afstand zitten. Als de bak leeg is gaan we de bak door middel van het spelen van een spel weer vullen. Het spel kun je op verschillende manieren met alle kinderen spelen.
Eerst alle blauwe knijpers oprapen, daarna alle rode etc. Verschillende kinderen verschillende kleuren op laten rapen. Kunnen we heel snel alle rode knijpers in de bak doen? Hoe snel kunnen we de blauwe knijpers verzamelen? Wie is er sneller met oprapen van de knijpers, de groepsleiding (rood en geel) of de kinderen (blauw en groen)? Laat de kinderen van een afstand de knijpers in de bak proberen te gooien. Zet hiervoor pionnen om de hak heen zodat de kinderen afstand houden bij het gooien en elkaar niet kunnen raken. Maak 3 groepen. Elke groep krijgt een kleur. Zodra de groepsleider een teken geeft moet elke groep zijn eigen kleur zo snel mogelijk in de grote bak doen. Verdeel de knijpers in 2 of 3 vakken. Probeer nu met je groep de knijpers in jou vak zo snel mogelijk op te ruimen. 13
Speels indelen van groepjes Als je in vaste groepjes wilt spelen kun je groepjes maken door middel van het uitdelen van verschillende kleuren knijpers. Ieder kind krijgt een knijper die ze op hun kleding mogen vastknijpen. Zoek nu de andere kinderen met dezelfde kleur knijper, die horen bij elkaar. De knijper estafette Zet aan de ene kant van de ruimte vier bakken neer met de kleuren van de knijpers. Heb je geen bakken in de goede kleur, geef dan aan welke kleur de bak heeft door er knijpers van één kleur op te knijpen. Zo kunnen de kinderen zien welke kleur in welke bak hoort. Leg aan de andere kant van de ruimte de hele hoop met knijpers op de grond. Vraag de kinderen de knijpers één voor één naar de overkant te brengen en in de goede bak te doen. Ook de jongste peuters kunnen hieraan meedoen ook al kunnen ze de kleuren nog niet benoemen, ze kunnen het wel zien. Variatie: laat de kinderen de knijpers in een pion doen die open is van boven. Zet op elke pion een knijper die de kleur die erin moet aangeeft. Je maakt het spannend door te kijken of alle knijpers goed zijn weggebracht door de pion op te tillen. Kleren versieren Leg verschillende hoopjes met knijpers in de ruimte. Vraag de kinderen om bij elk hoopje een knijper te pakken en op hun eigen kleren vast te maken. Doe dit eerst bij jezelf voor. Laat de kinderen doorgaan totdat ze mooi versierd zijn met de knijpers. Waar maken ze de knijpers vast? Welke kleuren pakken ze? Laat alle kinderen bij de bak komen, nu mogen ze de knijpers weer terug in de bak doen door eerst alle blauwe knijpers van zich af te halen, daarna de rode etc. Variatie: de oudere kinderen kunnen ook elkaar versieren. Laat de kinderen bij elkaar de knijpers eraf halen en in de bak doen. Zoek de goede kleur Deel de knijpers één voor één uit aan de kinderen. Elk kind krijgt één knijper per keer. Elke keer krijgen ze een andere kleur. De knijpers moeten in de ruimte ergens worden opgeknepen dat dezelfde kleur heeft als de knijper. Bijvoorbeeld een rode knijper op een rode jas. Daarna gaan de kinderen de knijpers ophalen op kleur. Bijvoorbeeld ‘haal allemaal eens een rode knijper op’. Als elk kind een knijper gevonden heeft zijn alle knijpers opgehaald. Variatie: deel meerdere knijpers uit. Maak het spannend bij het verzamelen door de kinderen goed te laten zoeken of er nog ergens een knijper is. ‘Wie ziet er nog een knijper?’. Verstop de knijper Geef een peuter twee rode knijpers en een andere peuter doet zijn ogen dicht. Vraag de peuter met de knijpers deze te verstoppen in de ruimte. Twee andere kinderen hebben twee blauwe knijpers en weer twee andere kinderen hebben twee gele knijpers. Zo weet elk kind welke knijpers hij moet zoeken. Variatie: laat twee kinderen knijpers vertoppen voor de groep, voor elk kind één. De was ophangen Hang aan de ene kant van de ruimte een touw op de hoogte van de kinderen op. Naast het touw staat een mand met poppenkleertjes. Aan de nadere kant van de ruimte ligt een hoop knijpers. Vraag de kinderen de kleertjes op te hangen op de waslijn. Ze mogen maar twee knijpers van de hoop meenemen. Laat alle kleertjes op de lijn hangen.
14
Even rust Laat de kinderen bij een hoopje knijpers zitten. Ze kunnen nu van alles gaan bouwen met de knijpers. Variatie: probeer een hele grote slang te maken. Hoe lang kan de slang worden die we maken? Kunnen we die samen optillen? Knutselen met knijpers Maak van een hoepel eens een mooie zon door knijpers op de hoepel te knijpen. Als de knijpers kapot gaan kun je de plastic kanten bewaren om mee te knutselen. Hier kun je mooie figuren mee maken door ze op een vel papier te plakken. Versier het lint Geef vier kinderen een gekleurd lint om; rood, blauw, geel en groen. De kinderen lopen door de ruimte en mogen niet stil staan. De rest van de kinderen mogen steeds een knijper uit de hoop pakken en deze op het lintje van een kind vastmaken. Op elk lintje moet de goede kleur komen. Een gele knijper moet op een geel lintje. Waar is het kind met het gele lint? Hebben alle lintjes aan het eind van het spel de goede kleuren erop? Variatie: hang de lintjes ergens op in de ruimte. Variatie: geef elk kind een eigen lintje, zodat ze hun eigen lintje kunnen versieren met de goede kleur.
15
Spelen met staptegels Bij de Ikea zijn gekleurde, ronde, zachte platen verkrijgbaar. Deze staptegels kunnen heel goed worden gebruikt om lekker mee te spelen. Spelactiviteiten Hang staptegeltje hand, lig staptegeltje lig Hang de staptegels aan de muur of hang ze aan een touw. Gebruik allemaal verschillende kleuren. Geef de kinderen allemaal een balletje en laat ze op 1 meter afstand van de staptegels gaan staan. De begeleider noemt de kleur van de staptegel die de kinderen moeten proberen te raken met de bal. Als de kinderen de kleuren nog niet kennen kan de begeleider de staptegel aanwijzen. Lukt het niet om de bal tegen de staptegel te gooien dan sluit je gewoon weer achteraan in de rij en dan kom je vanzelf weer aan de beurt. Variatie: je kunt ook de staptegels op de grond leggen en ze dan laten proberen om met het balletje de staptegel te raken. Bedacht door Suzanne Hudepol, Klas W1F ROC van Twente Het grote kietelbeestenbos! Van de staptegels wordt een slingerpad door de ruimte gemaakt. Van de ene kant van de ruimte naar de andere kant. Dit moet het pad door het kietelbeestenbos voorstellen. De bedoeling is dat de kinderen over het pad naar de andere kant van de ruimte proberen te komen, maar ze moeten wel op de staptegels blijven lopen, want zodra ze ernaast stappen mogen ze niet meer op de staptegels, maar moeten ze helemaal terug naar het begin van het slingerpad. Er zijn ook nog twee kietelbeesten (twee kinderen uit de groep), die degene die van het pas af zijn gegaan kunnen ‘pakken’ (kietelen of tikken). Als de kinderen de overkant hebben bereikt zijn ze het bos veilig uit. Het leukste is als er telkens twee nieuwe kietelbeesten zijn of als het slingerpad veranderd wordt. Bedacht door Jessica Turenhout, Klas W1A ROC van Twente Zwarte pieten spel Met de staptegels worden er verschillende paden neergelegd door allerlei verschillende kleuren staptegels op de grond te leggen. Aan één kant van de ruimte liggen allemaal cadeautjes op de grond verspreid, aan de andere kant liggen grote zakken. De Sint heeft hulp nodig bij het wegbrengen van de cadeautjes, want hij is zijn pieten kwijt geraakt. De Sint heeft een aantal hardwerkende hulppieten nodig. Het is de bedoeling dat de kinderen de cadeautjes netjes naar de overkant brengen zonder de grond te raken en deze in de zakken stoppen. De kinderen kunnen met deze opdracht hun pietendiploma halen. Bedacht door Kars Bosman, Klas B2E ROC van Twente Tegelspel Leg alle staptegels op de grond en zorg ervoor dat dezelfde kleuren niet naast elkaar komen te liggen. Elk kind gaat op een tegel staan. Je gaat nu een liedje zingen dat de kinderen moeten uitbeelden en na het liedje gaan de kinderen naar de volgende tegel. Beertje, beertje, draai eens rond Beertje, beertje, tik de grond Beertje, beertje, was je handen Beertje, beertje, poets je tanden 16
Beertje, beertje, kleed je aan Beertje, beertje, ga op een andere tegel staan Bedacht door Anouk Veenhuizen, Klas W1C ROC van Twente Poesje miauwt Laat de kinderen de hand van een vriendje vasthouden en een grote kring maken. Als ze goed staan laten ze hun handen los zodat er een mooie kring is gevormd. Leg de staptegels midden in de kring samen met een peuter. Laat ze zo staan dat er al iemand is die een voorbeeld kan geven. De staptegels hebben allemaal een andere kleur. Zing het liedje en klap erbij zodat degene die in de kring staat weet wanneer die naar de volgende staptegel moet. Dat leer je ze door een voorbeeld te geven. Poesje miauw KLAP Kom eens gauw KLAP Ik heb lekker melk voor jou KLAP En voor mij KLAP Rijst erbij KLAP Oh wat heerlijk smullen wij KLAP Het kind springt nu naar de laatste staptegel. Nu is er een ander kind aan de beurt om in de kring te staan. Variatie: je kunt ook met alle kinderen tegelijk spelen. De kinderen moeten dan goed kijken waar er nog vrije staptegels zijn. Bedacht door Sharon Leiwakabessy, klas W1H ROC van Twente Kikkersprong Leg in de lengte van de ruimte een aantal staptegels in een rij. De kinderen moeten nu over staptegels naar de overkant zien te komen. Dit kan natuurlijk niet gewoon lopend. Laat de kinderen zelf de gekste sprongen of ideeën bedenken om naar de overkant te komen. Als iemand van een tegel afvalt moet diegene weer vooraan beginnen. Als het te makkelijk is kun je de kinderen weer een nieuwe variant laten verzinnen die wat moeilijker is. Bedacht door Joeri Eerdman, Klas W1G ROC van Twente
17
18